Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING referentienr. datum gewijzigd contact
: M-VVKSO-1996-016 : 1996-04-30 :— : Dienst secretaris-generaal VVKSO,
[email protected], 02 507 06 42
Auteursrechterlijke verplichtingen van een onderwijsinstelling In deze mededeling stellen we de nieuwe auteurswet 1 en softwarewet 2 voor. Weliswaar zijn enkele belangrijke uitvoeringsbesluiten nog steeds niet verschenen, maar we achten het niet opportuun nog langer te wachten met een toelichting bij deze wetgeving. We beperken ons daarbij strikt tot de aspecten die voor de scholen van belang kunnen zijn. De nieuwe auteurswet is van groot belang voor de scholen. Alhoewel het toepassingsgebied zeer breed is, trekt vooral de nieuwe regelgeving inzake het kopiëren voor didactisch gebruik de aandacht. Vroeger was het de scholen verboden om het even welke kopie te maken van een auteursrechtelijk beschermd werk, nu is het kopiëren onder bepaalde voorwaarden toegelaten, maar dient de school daarvoor een vergoeding te betalen. We willen er vooraf op wijzen dat voor de school de naleving van deze wetgeving zich niet alleen vanuit juridisch standpunt opdringt, maar ook vanuit de opvoedende functie van de school. Met het oog op haar voorbeeldfunctie moet de school een open en correct beleid hanteren inzake het al dan niet kopiëren van teksten, boeken, cassettes, computerprogramma's e.d. en een correcte attitudevorming bij de leerlingen nastreven. Achtereenvolgens behandelen we de volgende punten: • • • • • • •
Toepassingsgebied van de auteurswet. Basisprincipe van de rechtsbescherming van werken. Werken van letterkunde. Werken van beeldende kunst. Geluidswerken en audiovisuele werken. Overige bepalingen. Computerprogramma's.
1
Toepassingsgebied van de auteurswet
De auteurswet is van toepassing op werken van letterkunde of kunst. Hieronder worden verstaan alle oorspronkelijke scheppingen, onder meer op het gebied van letterkunde, wetenschappen en kunst, ongeacht de wijze of de vorm van uitdrukking. Essentieel voor de rechtsbescherming is het feit dat het om een oorspronkelijke uitdrukking van een geestesbedrijvigheid gaat. Het werk moet het karakter hebben van een individuele schepping en als dusdanig het stempel van de persoonlijkheid van de maker dragen. 1
Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (Belgisch Staatsblad 27 juli 1994). Errata in Belgisch Staatsblad 5 november 1994 en 22 november 1994. Wet van 3 april 1995 houdende aanpassing van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (Belgisch Staatsblad 29 april 1995).
2
Wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (Belgisch Staatsblad 27 juli 1994).
2
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
Enkele voorbeelden (deze opsomming is niet exhaustief): •
werken van letterkunde: – – – –
•
boeken, brochures, cursussen, syllabi, woordenboeken en andere geschriften; lessen, voordrachten, redevoeringen, preken of andere mondelinge uitingen van de gedachte; toneelwerken; ...
werken van kunst: – – – – – – – – –
choreografische werken en pantomimes; werken van teken-, schilder-, bouw-, beeldhouw-, graveer- en lithografeerkunst; fotografische werken; werken van toegepaste kunsten; modecreaties; illustraties en aardrijkskundige kaarten; tekeningen, schetsen en plastische werken met betrekking tot de aardrijkskunde, de bouwkunde of de wetenschappen; karikaturen, cartoons; ...
•
audiovisuele werken:
•
muziekwerken: – muzikale composities met of zonder woorden, partituren, libretto's; – ...
De rechtsbescherming van computerprogramma's wordt in een afzonderlijke wet geregeld (zie hoofdstuk 7). In deze mededeling verwijzen we met de term werk naar elk werk van letterkunde, wetenschap of kunst. De wet heeft o.m. ook betrekking op (de werken van) buitenlandse auteurs, kunstenaars en producenten, op werken en prestaties die tot stand zijn gebracht vóór de inwerkingtreding ervan en die op dat ogenblik niet tot het openbaar domein behoorden, ... Voor meer details verwijzen we echter naar de gespecialiseerde literatuur.
2
Basisprincipes van de rechtsbescherming van werken
2.1
Het begrip auteursrecht
In beginsel is uitsluitend de auteur van een werk de houder van het auteursrecht. De auteur is steeds een fysische persoon. Het auteursrecht omvat: •
morele rechten: namelijk het recht tot bekendmaking van het werk, het recht op vaderschap (naamsvermelding) en het recht op eerbied voor het werk. De morele rechten zijn niet overdraagbaar; ze blijven dus steeds verbonden met de auteur en gaan over op zijn erfgenamen.
•
vermogensrechten: namelijk het exclusieve reproductierecht (niet alleen het recht het werk te reproduceren, maar ook het te verspreiden, te vertalen, aan te passen, te verhuren, uit te lenen, te ondertitelen, ...) en het exclusieve recht het werk aan het publiek mee te delen. Ook scholen vallen in dit opzicht onder de noemer 'publiek'. Het is daarbij irrelevant of de mededeling al dan niet gratis plaatsvindt en of dit al dan niet op een openbare plaats gebeurt.
De auteur kan zijn vermogensrechten geheel of gedeeltelijk overdragen, bijvoorbeeld aan een boekenuitgever, een platenmaatschappij, een filmproducent, ... Meestal gaat dit gepaard met een auteursrechtelijke vergoeding.
3
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
De school mag derhalve geen enkele van de genoemde handelingen stellen, ook niet voor individueel of didactisch gebruik, tenzij ze de uitdrukkelijke toestemming heeft van de houder van de vermogensrechten (bijvoorbeeld de auteur of de uitgever) of tenzij de wet dit uitdrukkelijk toelaat. De beschermingsduur van het auteursrecht loopt vanaf de creatie van het werk tot zeventig jaar na het overlijden van de auteur.
2.2
Het begrip dwanglicentie
In een aantal gevallen kan de auteur bepaalde vormen van exploitatie van zijn werk niet verbieden, bijvoorbeeld de openbare uitlening van werken met een educatief of cultureel doel (zie punt 3.3#). De auteur is verplicht dergelijke exploitatie van zijn werk te aanvaarden. Men spreekt van een dwanglicentie. De toepassingsvoorwaarden van de dwanglicenties verschillen naar gelang van het geval. Een aantal gevallen zal hierna worden toegelicht. Toch moet worden beklemtoond dat de auteur deze exploitatiedaden weliswaar niet kan verbieden, maar dat hij wel degelijk het recht op een vergoeding behoudt.
2.3
Overdracht van vermogensrechten
Indien een leerling, een leraar of een ander personeelslid een werk tot stand brengt, komen zowel de morele rechten als de vermogensrechten op dit werk toe aan de betrokken auteur en niet aan de school, ook niet indien de realisatie van het werk deel uitmaakt van de normale taak op school. Indien de school aanspraak wil maken op de vermogensrechten, dient ze de overdracht ervan vooraf uitdrukkelijk in een geschreven contract vast te leggen. •
Bij de overdracht van de vermogensrechten door een niet-personeelslid, bijvoorbeeld een leerling, dient voor elke exploitatiewijze de vergoeding voor de auteur, de reikwijdte en de duur van de overdracht uitdrukkelijk te worden bepaald. Van exploitatiewijzen die niet uitdrukkelijk vermeld zijn, wordt verondersteld dat geen overdracht plaatsvindt. De overdracht van rechten betreffende nog onbekende exploitatievormen is nietig. De rechten op toekomstige werken kunnen slechts voor een beperkte tijd en voor een bepaald genre worden overgedragen. De school is verplicht het werk te exploiteren overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken. Zolang de leerlingen minderjarig zijn, zijn hun ouders houder van de vermogensrechten.
•
De overdracht van de vermogensrechten door een personeelslid mag uitsluitend betrekking hebben op creaties die binnen het toepassingsgebied van de arbeidsovereenkomst of het statuut vallen. De school is evenwel niet verplicht het werk te exploiteren en hoeft evenmin de reikwijdte of de duur van de overdracht of een vergoeding voor de auteur vast te leggen. Indien de overdracht echter betrekking heeft op exploitatievormen die onbekend zijn op de datum van de arbeidsovereenkomst of het statuut, dan moet dit uitdrukkelijk bedongen zijn en moet deze overdracht een aandeel in de door die exploitatie gemaakte winst inhouden.
2.4
Het begrip naburige rechten
In een aantal gevallen vereist de totstandkoming of de exploitatie van een werk niet alleen de bijdrage van een auteur, maar ook van een uitvoerend kunstenaar (bijvoorbeeld een zanger of een toneelspeler), een producent (bijvoorbeeld van platen, cd's, videobanden of films) of van een omroeporganisatie (bijvoorbeeld voor radio- of TVuitzendingen), ... Deze natuurlijke personen of rechtspersonen zijn houders van de zogenaamde naburige rechten. De naburige rechten bestaan op onafhankelijke wijze naast het auteursrecht. Zoals bij het auteursrecht worden ook bij naburige rechten morele rechten (in hoofde van de uitvoerende kunstenaars) en vermogensrechten onderscheiden, kunnen de vermogensrechten geheel of gedeeltelijk overgedragen worden en gaan ze over bij erfopvolging. Waar toepasselijk mag de school derhalve geen enkele handeling stellen die toekomt aan de houder van de naburige rechten, ook niet voor individueel of didactisch gebruik, tenzij ze de uitdrukkelijke toestemming heeft van de houder van de naburige rechten of tenzij de wet dit uitdrukkelijk toelaat.
4
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
De beschermingsduur van de naburige rechten bedraagt vijftig jaar na de (eerste) uitvoering, de (eerste) vastlegging of de (eerste) uitzending van het werk.
3
Werken van letterkunde
3.1
Omschrijving
Onder werken van letterkunde wordt verstaan de geschriften van welke aard ook, alsmede lessen, voordrachten, redevoeringen, preken of andere mondelinge uitingen van de gedachte. Deze werken genieten de bescherming van het auteursrecht. Dat geldt echter niet voor redevoeringen uitgesproken in vergaderingen van vertegenwoordigende lichamen, in openbare terechtzittingen van rechtscolleges of in politieke bijeenkomsten: deze mogen vrij worden gereproduceerd (maar niet afzonderlijk worden uitgegeven). Op officiële akten van de overheid bestaat zelfs in het geheel geen auteursrecht. Op werken van letterkunde is meestal uitsluitend het auteursrecht van toepassing. Uitgevers van werken van letterkunde kunnen geen aanspraak maken op naburige rechten, wel op auteursrechten in de mate dat de auteur deze aan een uitgever overgedragen heeft. Het recht om een letterkundig werk ten gehore te brengen wordt mede geregeld volgens de bepalingen betreffende geluidswerken (zie hoofdstuk 5); dit impliceert het bestaan van naburige rechten, meer bepaald in hoofde van de uitvoerende kunstenaar.
3.2
Kopiëren voor didactisch gebruik
3.2.1
Reproductie voor didactisch gebruik
Indien de reproductie uitsluitend bestemd is voor didactisch gebruik, kan de auteur zich niet verzetten • •
tegen de gedeeltelijke of integrale reproductie van artikelen (doch niet van boeken) tegen de reproductie van korte fragmenten uit werken (bijvoorbeeld boeken)
voor zover ze op een grafische of soortgelijke drager zijn vastgelegd en voor zover de reproductie geen afbreuk doet aan de uitgave van het oorspronkelijke werk. Artikelen mogen dus geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd voor didactisch gebruik, van boeken mag men slechts korte fragmenten kopiëren. Het gebruikte reproductieprocédé heeft geen belang (bijvoorbeeld fotokopie, computerscanning, microfilm, ...). Bovendien zal bij het reproduceren een vergoeding voor de auteursrechten betaald moeten worden.
3.2.2
Vergoeding bij het kopiëren voor didactisch gebruik
Bij het kopiëren voor eigen gebruik van werken die op grafische of soortgelijke wijze vastgelegd zijn hebben de auteur en de uitgever recht op een vergoeding, ook wanneer het kopiëren gebeurt voor didactisch gebruik. Hierop zijn geen vrijstellingen van toepassing. De vergoeding wordt verrekend op twee manieren: •
In de eerste plaats wordt de vergoeding verrekend op de apparaten waarmee de kopies gemaakt kunnen worden. In de praktijk betaalt de fabrikant de vergoeding aan een beheersvennootschap (zie punt 6.1) en rekent deze bij de verkoop door aan de school.
•
Bovendien is de school een vergoeding verschuldigd in functie van het aantal kopieën dat gemaakt wordt van auteursrechtelijk beschermde werken. De overheid kan deze vergoeding aanpassen naar gelang van de betrokken sector. VSKO en Verbonden trachten van de overheid te bekomen dat voor onderwijs bijzondere voorwaarden zouden gelden.
5
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
Diverse modaliteiten van deze regeling moeten echter nog bij uitvoeringsbesluit vastgelegd worden: het bedrag van de vergoedingen, de regels voor de inning en de verdeling van de vergoedingen en voor de controle op de vergoedingen, het tijdstip waarop de vergoedingen verschuldigd zijn. De vergoedingen worden via een beheersvennootschap (zie punt 6.1) in gelijke mate toegewezen aan de auteurs en aan de uitgevers. Een representatieve vennootschap (Reprobel) zal de inning en de verdeling voor haar rekening nemen. Momenteel echter is het uitvoeringsbesluit dat de modaliteiten inzake het reproductierecht regelt nog niet genomen. Zolang dit besluit niet verschenen is, is de auteur nog steeds exclusief houder van het reproductierecht en mag de school geen enkele kopie maken zonder zijn expliciete toestemming.
3.3
Openbare uitlening
De auteur kan de uitlening van werken van letterkunde niet verbieden wanneer die uitlening geschiedt met een educatief of cultureel doel door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht. In geval van openbare uitlening van werken van letterkunde of partituren van muziekwerken behoudt de auteur zijn recht op een vergoeding, te innen door een representatieve vennootschap (zie punt 6.1) en te verdelen tussen de auteurs. Terzake moeten een aantal modaliteiten nog geregeld worden bij uitvoeringsbesluit. Bovendien kunnen sommige categorieën van instellingen die door de overheid erkend of opgericht zijn, vrijstelling of vaststelling van een forfaitair bedrag bekomen. Alhoewel geargumenteerd kan worden dat ontleningen in het kader van de bibliotheek van een lagere of een secundaire school geen openbare uitleningen zijn, is dit principe momenteel nog niet formeel vastgelegd. De algemene verwachting is dat het uitvoeringsbesluit dit principe zal bevestigen. VSKO en Verbonden hebben alleszins een aanvraag in die zin ingediend.
3.4
Enkele bijzondere bepalingen m.b.t. werken van letterkunde
3.4.1
Korte aanhalingen ten behoeve van onderwijs
Korte aanhalingen ten behoeve van onderwijs maken geen inbreuk op het auteursrecht, voor zover dit geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel dit wettigt. De aanhalingen moeten steeds de bron en de naam van de auteur vermelden. Nergens is vastgelegd hoe lang een korte aanhaling mag zijn. Volgens de jurisprudentie ontwikkeld onder de oude auteurswet (1886) mochten korte werken, in casus gedichten, ook in hun geheel geciteerd worden; onder de nieuwe wet bestaat hierover nog geen duidelijkheid. Wel kan men aannemen dat een strikte interpretatie gehanteerd zal worden, vermits de toestemming van de auteur vereist is voor het gebruik van een uittreksel voor een bloemlezing (zie punt 3.4.2). Een 'korte aanhaling' zal dus korter zijn dan een 'uittreksel'. Hier moet tevens worden gewezen op het feit dat ook cartoons auteursrechtelijk beschermd zijn. De school moet zich ervoor hoeden cartoons lichtvaardig te gebruiken als opfleuring bij teksten. De rechthebbenden zien scherp toe op elk misbruik van hun werk.
3.4.2
Bloemlezingen
Voor het samenstellen van een bloemlezing bestemd voor het onderwijs is de toestemming vereist van de auteurs van de uittreksels die in de bloemlezing samengebracht worden. Na het overlijden van de auteur is de toestemming van de rechthebbenden niet meer vereist; zij behouden wel het recht op een billijke vergoeding. Alhoewel de term 'bloemlezing' zeer specifiek is, geldt deze verplichting voor alle soorten werken waarin uittreksels ten behoeve van het onderwijs opgenomen worden. De uittreksels mogen niet te lang zijn, alhoewel nergens vastgelegd is hoever deze omschrijving reikt.
6
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
3.4.3
Karikatuur, parodie, pastiche
De auteur kan zich niet verzetten tegen een karikatuur, een parodie of een pastiche, gemaakt door een ander auteur die daarbij rekening houdt met de eerlijke gebruiken.
3.4.4
Verslag over actuele gebeurtenissen
De auteur kan zich evenmin verzetten tegen de reproductie en mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van korte fragmenten uit werken in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht. Deze uitzondering kan bijvoorbeeld van toepassing zijn op sommige artikels in het schoolblad, voor zover de noodwendigheden van de berichtgeving over de actualiteit gelden. Indien het verslag betrekking heeft op het werk zelf, moeten de naam van de auteur en de titel van het werk worden vermeld.
3.4.5
Publiek examen
De auteur kan zich niet verzetten tegen de kosteloze uitvoering van een werk tijdens een publiek examen, wanneer het doel van de uitvoering niet het werk zelf is, maar het beoordelen van de uitvoerder(s) van het werk met het oog op het verlenen van een kwalificatiegetuigschrift, diploma of titel binnen een erkende onderwijsvorm. De publieke uitvoering tijdens een wedstrijd valt dus buiten het bestek van deze uitzondering.
4
Werken van beeldende kunst
Oorspronkelijke werken van beeldende kunst (foto's, schilderijen, beeldhouwwerken, ...) genieten auteursrechtelijke bescherming. De auteur kan zich echter niet verzetten tegen: •
de gedeeltelijke of integrale reproductie van werken van beeldende kunst, wanneer die reproductie uitsluitend bestemd is voor didactisch gebruik, en geen afbreuk doet aan de uitgave van het oorspronkelijke werk;
•
een karikatuur, een parodie of een pastiche, gemaakt door een ander auteur die daarbij rekening houdt met de eerlijke gebruiken.
•
de reproductie en mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van fragmenten of van integrale werken van beeldende kunst in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht. Deze uitzondering kan bijvoorbeeld van toepassing zijn voor het schoolblad, voor zover de noodwendigheden van de berichtgeving over de actualiteit gelden. De naam van de auteur en de titel van het werk moeten worden vermeld.
In het bijzonder geldt dat de school geen leerlingenfoto's mag maken, publiceren of reproduceren zonder de toestemming van de geportretteerde. Deze foto's kunnen bezwaarlijk worden gezien als oorspronkelijke (fotografische) scheppingen van de maker. Ze komen dus niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Tegen de gangbare praktijk om per klas fotokopies van de leerlingenfoto's te maken ten behoeve van de leraren is er dus geen bezwaar.
5
Geluidswerken en audiovisuele werken
5.1
Omschrijving
Op geluidswerken en audiovisuele werken kunnen zowel auteursrechten als naburige rechten (in hoofde van de uitvoerende kunstenaar, de producent of de omroeporganisatie) van toepassing zijn. In sommige gevallen geniet de school een vrijstelling van naburige rechten en van auteursrechten, in sommige gevallen alleen van naburige rechten.
7
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
5.2
Enkele bijzondere bepalingen m.b.t. geluidswerken en audiovisuele werken
5.2.1
Korte aanhalingen ten behoeve van onderwijs
Korte aanhalingen ten behoeve van onderwijs maken geen inbreuk op het auteursrecht of op de naburige rechten, voor zover dit geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel dit wettigt. De aanhalingen moeten steeds de bron en de naam van de auteur vermelden. Ook hier is niet vastgelegd hoe lang een korte aanhaling mag zijn.
5.2.2
Kosteloze privé-uitvoering in het kader van schoolactiviteiten
De privé-uitvoering van een auteursrechtelijk beschermd werk in het kader van schoolactiviteiten vereist de voorafgaande toestemming van de auteur, zelfs indien de uitvoering kosteloos is. De houders van de naburige rechten daarentegen kunnen zich niet verzetten tegen een kosteloze privé-uitvoering in het kader van schoolactiviteiten. De school dient zowel de auteursrechten als de naburige rechten te vergoeden.
5.2.3
Publiek examen
Noch de auteur, noch de houders van de naburige rechten kunnen zich verzetten tegen de kosteloze uitvoering van een werk tijdens een publiek examen, wanneer het doel van de uitvoering niet het werk zelf is, maar het beoordelen van de uitvoerder(s) van het werk met het oog op het verlenen van een kwalificatiegetuigschrift, diploma of titel binnen een erkende onderwijsvorm. De publieke uitvoering tijdens een wedstrijd valt dus buiten het bestek van deze uitzondering.
5.2.4
Karikatuur, parodie, pastiche
Noch de auteur, noch de houders van de naburige rechten kunnen zich verzetten tegen een karikatuur, een parodie of een pastiche, gemaakt door een ander auteur die daarbij rekening houdt met de eerlijke gebruiken.
5.2.5
Verslag over actuele gebeurtenissen
Noch de auteur, noch de houders van de naburige rechten kunnen zich verzetten tegen de reproductie en de mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van korte fragmenten uit werken in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht. Indien het verslag betrekking heeft op het werk zelf, moeten de naam van de auteur en de titel van het werk worden vermeld.
5.2.6
Uitvoering op een openbare plaats
De uitvoerende kunstenaar en de producent kunnen zich niet verzetten tegen de mededeling van het werk op een openbare plaats, op voorwaarde dat die prestatie niet voor een voorstelling wordt gebruikt en van het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd om die prestatie te kunnen bijwonen. De toestemming van de auteur blijft echter wel degelijk vereist. De achtergrondmuziek bij een opendeurdag, een schoolfeest, een sportmanifestatie, een inzamelactie e.d. en de wachtmuziek aan de telefoon vallen onder deze bepalingen. Zowel de auteur als de uitvoerende kunstenaar en de producent behouden hun recht op een vergoeding. De organisator moet deze vergoeding betalen aan een vennootschap voor het beheer van de rechten (zie punt 6.1). De modaliteiten terzake zijn echter nog niet vastgelegd door de bevoegde commissie en nog niet bekrachtigd bij koninklijk besluit.
8
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
5.2.7
Uitzendingen van omroeporganisaties
Voor de reproductie van uitzendingen van een omroeporganisatie en voor de mededeling van haar uitzendingen op een voor het publiek toegankelijke plaats tegen betaling van toegangsgeld is de schriftelijke toestemming van de omroeporganisatie vereist. De toestemming van de omroeporganisatie is echter niet vereist voor een korte aanhaling ten behoeve van het onderwijs, indien dit geschiedt overeenkomstig de eerlijke gebruiken en het beoogde doel zulks wettigt. De toestemming van de omroeporganisatie is evenmin vereist indien het gaat om een kosteloze privé-uitvoering in het kader van schoolactiviteiten.
5.3
Kopiëren voor eigen gebruik
Bij het kopiëren voor eigen gebruik van geluidswerken en audiovisuele werken (bijvoorbeeld in het kader van schoolactiviteiten) hebben de auteur, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van de cassettes, cd's, videobanden e.d. recht op een vergoeding. Ook hier wordt de vergoeding verrekend op twee manieren, namelijk bij de aankoop van: •
de dragers (onbespeelde geluidscassettes en videobanden);
•
de apparaten waarmee de kopies gemaakt kunnen worden (cassetterecorders, videorecorders).
Deze regeling is wettelijk in voege vanaf 1 augustus 1995 3 . De vergoedingen worden in gelijke mate toegewezen aan de auteurs, de uitvoerders en de producenten; eventueel kan de overheid een gedeelte ervan aanwenden ter aanmoediging van de schepping van werken. Erkende onderwijsinstellingen die geluidsmateriaal en audiovisueel materiaal gebruiken voor didactische of wetenschappelijke doeleinden, kunnen deze vergoeding terugbetaald krijgen voor de apparaten en voor de dragers die bestemd zijn om dit geluids- en audiovisueel materiaal te bewaren en ter plaatse beluisterd of bekeken te worden. Daartoe moet men een afschrift van de facturen van de betrokken apparaten en dragers bezorgen aan de beheersvennootschap. Deze dient de vergoeding terug te betalen zonder inhouding van de beheerskosten. Praktische modaliteiten zullen in een nieuw uitvoeringsbesluit worden geregeld; waarschijnlijk zullen de facturen tot een minimum bedrag gebundeld moeten worden. Zolang dit besluit niet verschenen is, kan de school geen aanspraak maken op deze terugbetaling.
5.4
Openbare uitlening
Noch de auteur, noch de uitvoerder of de producent kunnen de openbare uitlening van geluidswerken of audiovisuele werken verbieden wanneer die uitlening geschiedt met een educatief of cultureel doel door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht. De openbare uitlening kan pas plaatsvinden zes maanden na de eerste verspreiding van het werk onder het publiek. Alle betrokkenen (auteur, uitvoerder, producent) behouden hun recht op een vergoeding, te innen door een representatieve vennootschap (zie punt 6.1) en te verdelen tussen de auteurs. Een aantal modaliteiten moet nog geregeld worden bij uitvoeringsbesluit (zie punt 3.3).
3
Koninklijk besluit van 23 juni 1995 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en audiovisuele werken (Belgisch Staatsblad 11 juli 1995).
9
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
6
Overige bepalingen
6.1
Beheersvennootschappen
Vennootschappen voor het beheer van de rechten innen en verdelen de rechten voor rekening van verschillende rechthebbenden. Alleen vennootschappen die beschikken over een geldige vergunning 4 van de bevoegde minister, mogen hun activiteiten uitoefenen in België. De school doet er goed aan te informeren naar de vergunning indien een vennootschap haar benadert met het oog op de inning van bepaalde auteursrechten. Het aantal beheersvennootschappen dat over een dergelijke machtiging beschikt, neemt voortdurend toe 5 . Voor de scholen is de Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers (SABAM) ongetwijfeld de belangrijkste. Bovendien worden representatieve beheersvennootschappen belast met de inning en de verdeling van de vergoedingen voor het kopiëren voor eigen gebruik. Voor de scholen zijn Reprobel (grafische werken, zie punt 3.2 ) en Auvibel (geluids- en audiovisuele werken, zie punt 5.3) van belang; beide vennootschappen zijn of worden eerlang erkend 6 .
6.2
Controle
De vennootschappen mogen in rechte optreden met het oog op de verdediging van de rechten die zij krachtens de statuten beheren. Het bewijs van een opvoering, uitvoering, reproductie of enige andere exploitatie of het bewijs van een onjuiste verklaring over opgevoerde, uitgevoerde of gereproduceerde werken of over de ontvangsten kan o.m. worden geleverd door de vaststellingen van een door de beheersvennootschappen aangestelde, erkende en beëdigde persoon. Dergelijke controles of vaststellingen behoren niet tot de bevoegdheid van de onderwijsinspectie 7 .
6.3
Strafbepalingen
Inbreuken op het auteursrecht en op de naburige rechten worden o.m. bestraft met geldboetes van 100 tot 100 000 BEF (× 200, dus potentieel 20 miljoen BEF). Naast het strafrechtelijke kunnen er ook burgerrechtelijke vorderingen ingesteld worden, zoals het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde titularis van het auteursrecht.
6.4
Inwerkingtreding
De meeste bepalingen van de wet treden in werking op 1 augustus 1994. Tegelijkertijd wordt de oude auteurswet van 22 maart 1886 opgeheven. Sommige bepalingen m.b.t. de beheersvennootschappen treden in werking op 1 juli 1995.
4
Koninklijk besluit van 6 april 1995 betreffende de vergunning voor de vennootschappen voor het beheer van de rechten bedoeld in artikel 65 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (Belgisch Statblad 29 april 1995).
5
Ministeriële besluiten van 1 september 1995, 10 november 1995, 6 december 1995, 22 december 1995 en 10 januari 1996 houdende machtiging van beheersvennootschappen van rechten om hun werkzaamheden op het nationale grondgebied uit te oefenen (Belgisch Staatsblad 7 oktober 1995, 6 januari 1996, 9 januari 1996 en 16 februari 1996).
6
Koninklijk besluit van 2 oktober 1995 tot het belasten van een vennootschap met de inning en de verdeling van de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik (Belgisch Staatsblad 17 oktober 1995).
7
Decreet van 17 juni 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten (Belgisch Staatsblad 31 augustus 1991, zoals gewijzigd), Art. 5, §1 (Officieuze Codificatie van de Onderwijswetgeving en –reglementering, “blauwe mappen”, D. II, T. IV, blz. 90-118).
10
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
De bepalingen waarvan de modaliteiten nog geregeld moeten worden via een uitvoeringsbesluit, treden meestal pas in werking op de dag dat het overeenkomstige uitvoeringsbesluit in werking treedt. Zolang dat niet gebeurd is, is de auteurswet van 1886 voor die gevallen van toepassing
7
Computerprogramma’s
Omwille van de specifieke problematiek wordt de rechtsbescherming van computerprogramma's geregeld in een afzonderlijke wet 8 . Deze wettelijke bepalingen worden bovendien aangevuld door een licentieovereenkomst die bij het softwarepakket gevoegd is. We lichten de belangrijkste bepalingen van de wet en van de licentieovereenkomsten bondig toe.
7.1
Algemene wettelijke beschikkingen
7.1.1
Auteursrechtelijke bescherming
Computerprogramma's ontlenen hun auteursrechtelijke bescherming aan het feit dat ze gelijkgesteld worden met werken van letterkunde. Voor een computerprogramma gelden dus dezelfde bepalingen als voor werken van letterkunde wat het kopiëren, reproduceren, verspreiden, vertalen, verhuren, uitlenen e.d. betreft. Voor een goed begrip dient gesteld te worden dat onder computerprogramma of software niet de verpakking, de gegevensdrager (diskettes) of de handleiding verstaan wordt, maar wel het computerprogramma als dusdanig, dit is een verzameling opdrachten en instructies die rechtstreeks of onrechtstreeks.
7.1.2
Enkel gebruiksrecht, geen eigendom
De koper van een softwarepakket wordt geen eigenaar, doch enkel rechtmatig gebruiker van de software. Volgens de wet blijft de software immers het eigendom van de softwareleverancier. De wet machtigt de rechtmatige gebruiker de noodzakelijke gebruikshandelingen te stellen zoals het programma in het werkgeheugen van een pc laden, het op de harde schijf van een pc installeren, het programma starten en in beeld brengen.
7.1.3
Niet verhuren, uitlenen, leasen,…
De rechtmatige gebruiker verwerft niet het recht het computerprogramma of kopieën ervan te verspreiden, zelfs niet te verhuren of uit te lenen. Het is derhalve niet toegestaan aan leerlingen kopieën te verkopen of mee te geven van programma's die op school in gebruik zijn, tenzij de school daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft.
7.1.4
Back-ups
De wet geeft de rechtmatige gebruiker uitdrukkelijk de toestemming een reservekopie te maken van het computerprogramma. Deze beschikking is van dwingende aard; de softwareproducent kan er niet via een afzonderlijke overeenkomst van afwijken. De veiligheidskopie moet echter noodzakelijk zijn om het programma te kunnen gebruiken. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de leverancier zelf de veiligheidskopie levert of dat andere omstandigheden het maken van een veiligheidskopie overbodig maken. Bovendien mag men niet meer dan één veiligheidskopie maken en mag deze kopie niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
8
Wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (Belgisch Staatsblad 27 juli 1994).
11
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
7.1.5
Overdracht van vermogensrechten
Indien een leraar of een ander personeelslid van de school een computerprogramma tot stand brengt als deel van zijn normale taak op school, komen de morele rechten op dit werk toe aan de betrokken auteur. In tegenstelling tot de regeling voor werken van letterkunde (zie punt 2.3) komen de vermogensrechten in principe toe aan de school, tenzij dit uitdrukkelijk anders bedongen is. De school hoeft dus geen bijzondere maatregelen te treffen om vrij te beschikken over software die door personeelsleden ontwikkeld is. Deze regeling geldt echter alleen voor werknemers. Indien de school wil beschikken over de software die leerlingen tijdens hun schoolse activiteiten ontwikkelen, dient ze dit vooraf contractueel vast te leggen. Voor de modaliteiten van dergelijke contracten verwijzen we naar punt 2.3.
7.2
Aanvullende modaliteiten van sommige licentieovereenkomsten
De licentieovereenkomsten van de softwareproducenten vormen een aanvulling van de wettelijke auteursrechtelijke bescherming. Sommige wettelijke beschikkingen zijn echter van dwingende aard (bijvoorbeeld het recht een veiligheidskopie te maken), en kunnen niet door een overeenkomst gewijzigd worden. In de praktijk wordt de koper meestal geacht de licentieovereenkomst te aanvaarden op het ogenblik dat hij de transparante folie verscheurt die om de diskset aangebracht is ('shrink-wrap licence'). De wettelijkheid van een dergelijke 'overeenkomst' wordt door sommige auteurs in twijfel getrokken. Het bestaan van een wettelijke overeenkomst kan echter niet meer in twijfel getrokken worden indien de koper de registratiekaart die bij het softwarepakket gevoegd is, invult en terugstuurt naar de softwareleverancier (wat overigens sterk aan te bevelen is). De huidige licentieovereenkomsten verschillen sterk van de ene softwareproducent tot de andere. We behandelen enkel de belangrijkste gemeenschappelijke bepalingen.
7.2.1
Wanneer is software ‘in gebruik’?
De omschrijving van het begrip ‘in gebruik’ komt er meestal op neer dat software in gebruik is als hij • •
tijdelijk in het werkgeheugen van een pc geladen is en/of permanent op de harde schijf geïnstalleerd is.
Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat als in een klas WordPerfect geïnstalleerd is op de harde schijf van 12 pc's, en op een bepaald ogenblik op slechts 8 pc's WordPerfect effectief in gebruik is, er op dat ogenblik toch 12 licenties in gebruik zijn. Dit aantal ligt dus vast, ongeacht het aantal effectieve gebruikers. In de context van een servergestuurd netwerk kan de situatie anders zijn. Veronderstel bijvoorbeeld dat in een klas 12 pc's als netwerkstation aangesloten zijn op een dertiende pc die als server dient, en dat WordPerfect enkel op de harde schijf van de server geïnstalleerd is. Indien WordPerfect dan vanop 8 pc's gestart wordt, zijn er slechts 8 exemplaren in gebruik. Met andere woorden: men telt het aantal licenties dat gelijktijdig in gebruik is, het maakt niet uit op welke pc's binnen het netwerk dit gebeurt. Dit principe van concurrent gebruik biedt interessante mogelijkheden, o.m. voor scholen met meer dan één computerklas aangesloten op dezelfde server. Zij kunnen immers afhankelijk van de noodwendigheden hetzelfde pakket nu eens in de ene klas, dan weer in de andere opstarten. Het aantal licenties dat aangekocht moet worden, wordt bepaald door het maximum aantal gelijktijdige en effectieve gebruikers. Op dit principe van concurrent gebruik geldt één belangrijke uitzondering, namelijk de programma's van Microsoft. De licentieovereenkomsten van Microsoft sluiten het concurrent gebruik uit. Voor elke pc of werkstation waarop het pakket gebruikt wordt, moet een licentie gekocht worden. Indien de school bijvoorbeeld MS Word op 12 verschillende pc's binnen een netwerk wil gebruiken, maar nooit meer dan 8 exemplaren gelijktijdig effectief in gebruik heeft, zal ze toch 12 licenties moeten aankopen. Deze uitzondering is van kracht voor alle Microsoftprogramma's die in de gewone handel gekocht zijn vanaf 1 juli 1995. Aangezien het contract tussen Microsoft en het VVKSO pas op 1 januari 1996 vernieuwd is, geldt deze uitzondering pas vanaf die datum voor programma's die door de scholen via het
12
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
VVKSO gekocht zijn. Het spreekt vanzelf dat we deze eenzijdige wijziging van de licentievoorwaarden sterk betreuren, aangezien ze de mogelijkheden van de scholen sterk inperkt en een interessante meerwaarde van een netwerk tenietdoet. Voor Windows 95 geldt bovendien een bijzondere regeling. Dit pakket mag uitsluitend worden gebruikt op de pc waarop het voor de eerste maal geïnstalleerd is. Het is dus niet toegestaan een licentie van Windows 95 van de ene pc te verwijderen en op een andere pc te installeren.
7.2.2
Suites
De zogenaamde suites, de bundels van kantoortoepassingen die als één geheel verkocht worden (PerfectOffice, MS Office, SmartSuite) mag men meestal niet in de afzonderlijke componenten opsplitsten. Met andere woorden, men mag niet de tekstverwerker en de database op computer A installeren en het rekenblad op computer B.
7.2.3
Klas- en schoollicenties
Een klaslicentie heeft normaal betrekking op alle pc's die zich in hetzelfde klaslokaal bevinden. Het is uitgesloten een klaslicentie te spreiden over meerdere lokalen. Een schoollicentie heeft normaal betrekking op alle pc's die zich in dezelfde school bevinden. De omschrijving van het begrip school is rekbaar, maar meestal wordt hieronder verstaan ofwel de school met inbegrip van al haar vestigingsplaatsen die onder eenzelfde directeur ressorteren, ofwel alle scholen (desgevallend onder verschillende directeurs) die dezelfde infrastructuur op hetzelfde adres gebruiken. Het aantal pc's waarop de software gebruikt mag worden is in dit geval dus veranderlijk. 'Klaslicentie' en 'schoollicentie' zijn geen algemeen verspreide begrippen; ze worden door het VVKSO gehanteerd in het kader van contracten met bepaalde softwareleveranciers.
7.2.4
Thuisgebruik door leraren
De licentieovereenkomsten van het VVKSO-project Collectieve softwarelicenties staan toe dat zoveel leraren de software thuis installeren als de school licenties aangekocht heeft, op voorwaarde dat beide licenties niet gelijktijdig gebruikt worden. Beide installaties gelden samen als één enkel pakket in gebruik. Deze formule biedt de betrokken leraren de gelegenheid volkomen legaal 's avonds, tijdens de weekends of tijdens schoolvakanties met behulp van de schoolsoftware hun lessen voor te bereiden of zich zelf de software eigen te maken. De school dient een lijst beschikbaar te houden van de leraren (naam en adres) die van deze formule gebruik maken. Thuisgebruik door leerlingen is door deze formule vanzelfsprekend niet gedekt. Deze formule geldt niet voor de besturingssystemen van de firma Microsoft: MS-DOS, Windows, Windows for Workgroups, Windows 95, Windows NT Workstation, ... Deze formule geldt ook niet voor pakketten die elektronische communicatie mogelijk maken tussen de pc thuis en de pc op school: in dat geval moet de gebruiker op beide contactpunten met een verschillende versie werken.
7.2.5
Overdracht van software
In het kader van de collectieve softwarelicenties mag de school softwarelicenties overdragen, indien de noodzaak zich daartoe voordoet, bijvoorbeeld omwille van een fusie of van het afbouwen van een studierichting. De school moet dit op voorhand aanvragen aan het VVKSO, omdat het VVKSO instaat voor de registratie van de softwarelicenties. Indien de school bij de aankoop van de software van educatieve voorwaarden gebruik gemaakt heeft, mag de software uitsluitend naar een andere educatieve instelling worden overgedragen. In geen geval mag de school software die onder educatieve voorwaarden verworven is, overdragen aan een bedrijf.
13
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
Bij de overdracht dient het volledige softwarepakket overgedragen te worden: oorspronkelijke versie plus eventuele upgrades, diskettes, handleidingen en andere documentatie. De software moet van de harde schijven verwijderd worden, eventuele back-ups moeten vernietigd of overgedragen worden.
7.2.6
Gevolgschade
Alle softwareproducenten leveren hun software op 'as is'-basis, dit wil zeggen dat de gebruiker de software aanvaardt zoals deze geleverd wordt, met inbegrip van eventuele (verborgen) gebreken. De gebruiker kan dus eventuele schade (winstderving, bedrijfsonderbreking, verlies van bedrijfsinformatie of ander geldelijk verlies) niet verhalen op de softwareleverancier, ook niet indien de bugs aanwijsbaar en reproduceerbaar zijn.
7.3
Controle
7.3.1
BSA
Om een effectieve controle op het softwaregebruik mogelijk te maken hebben een aantal leveranciers zich verenigd in de Business Software Alliance (BSA). Voor secundaire scholen zijn de belangrijkste van deze leveranciers momenteel Adobe Systems, AutoDesk, Lotus Development, Microsoft, Novell en Symantec/Central Point Software Group. BSA is geen vennootschap voor het beheer van rechten in de betekenis die de wet op het auteursrecht eraan geeft (zie punt 6.1). In het kader van haar preventieve werking opende de BSA o.m. een hotline, namelijk (0800)13 933, waar gratis informatie over legaal softwaregebruik bekomen kan worden. Eveneens via deze lijn kunnen tipgevers onwettelijke softwarepraktijken rapporteren. BSA onderneemt o.m. acties tegen illegale softwareverkoop en tegen eindgebruikers. Bij de softwareverkopers worden vooral postorderbedrijven, bbs-en en bepaalde dealerpraktijken zoals hard disk loading geviseerd; dit betekent dat de dealer aan de eindgebruiker pc's levert met 'gratis' software op de harde schijf. Indien de school pc's koopt waarop software voorkomt waarvoor geen licentie betaald is, kan ze daarvoor aansprakelijk gesteld worden. Acties tegen eindgebruikers zijn van preventieve aard, maar ook van repressieve aard. In dit laatste eerder uitzonderlijke geval kan BSA onaangekondigd in een school binnenvallen mits ze over de toelating van een beslagrechter beschikt. De school dient zich te vergewissen van de formele wettelijkheid van de betekende beschikking en heeft het recht zich tijdens de opmaak van het beschrijvend beslag te laten bijstaan door een raadsman. In aanwezigheid van een gerechtsdeurwaarder en van vertegenwoordigers van de titularis van het auteursrecht onderzoekt een expert alle aanwezige pc's en stelt een beschrijvend beslag inzake namaak op. De titularis van het auteursrecht kan op basis hiervan de eindgebruiker dagvaarden in schadevergoeding.
7.3.2
Audit tools
Met behulp van een audit tool kan de school zelf precies vaststellen welke softwarepakketten op haar pc's aanwezig zijn. Commerciële audit tools kunnen duur zijn, maar BSA werkt momenteel aan een audit tool die tegen kostprijs beschikbaar zou worden gesteld.
14
1996-04-30-M-VVKSO-1996-016
7.3.3
Onderwijsinspectie
De onderwijsinspectie is bevoegd na te gaan of op school software aanwezig is die geschikt en toereikend is om het vooropgestelde leerplan te realiseren en of deze in overeenstemming is met de taalwetgeving 9 . Het behoort echter niet tot haar bevoegdheid na te gaan op welke wijze deze software verworven is of gebruikt wordt (bijvoorbeeld al dan niet in overeenstemming met de licentieovereenkomst en met de wet op de rechtsbescherming van computerprogramma's).
7.4
Verantwoordelijkheid en mogelijke sancties
7.4.1
Materiële en strafrechtelijke aansprakelijkheid
In de praktijk is op school de informaticacoördinator of een informaticaleraar verantwoordelijk voor het beheer van de computerklas en voor het installeren en up-to-date houden van de software op de pc's. Hieruit volgt echter niet automatisch dat hij ook strafrechtelijk aansprakelijk is bij eventuele overtredingen. Over de aansprakelijkheid bij illegaal softwaregebruik is in België nog geen jurisprudentie ontwikkeld. Uit rechtszaken waarin op analoge wijze de aansprakelijkheid van uitvoerend en leidinggevend personeel in de bedrijfswereld ter discussie stond, bijvoorbeeld inzake een milieuovertreding, een vervalste boekhouding, het respecteren van wettelijke rij- en rusttijden e.d. is gebleken dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid in de praktijk steeds gelegd werd bij de persoon die de bevoegdheid had in te grijpen of de opdracht gegeven had de overtreding te begaan. Op analoge wijze zou dit bijvoorbeeld betekenen dat een informaticacoördinator die de opdracht krijgt een computerklas te beheren maar daartoe niet de financiële middelen krijgt, niet aansprakelijk gesteld zou worden. In de rechtspraktijk wordt het afwentelen van de verantwoordelijkheid van de bedrijfsleiding op een werknemer via een arbeids- of een andere overeenkomst evenmin aanvaard.
7.4.2
Mogelijke sancties
De strafrechtelijke sancties gaan van 100 BEF tot 100 000 BEF (× 200, dus potentieel 20 miljoen BEF), plus verbeurdverklaring van de materiële dragers waarmee de overtreding is gepleegd, en indien de overtreding bij herhaling plaatsvindt, 3 maand tot 2 jaar gevangenisstraf. Burgerrechtelijk kan de overtreder veroordeeld worden tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde titularis van het auteursrecht.
9
Decreet van 17 juni 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten (Belgisch Staatsblad 31 augustus 1991, zoals gewijzigd), Art. 5, §1 (Officieuze Codificatie van de Onderwijswetgeving en –reglementering, “blauwe mappen”, D. II, T. IV, blz. 90-118).