Auteur Federale Overheidsdienst Financiën minfin.fgov.be Onderwerp Circulaire nr. Ci.RH.241/567.657 (AOIF 7/2008). BEROEPSINKOMEN. Anciënniteitspremie. Bezoldiging. Sociaal voordeel. Vrijgesteld inkomen. BEROEPSKOSTEN. Bezoldiging. Niet-aftrekbare kosten. PERSONENBELASTING. Beroepsinkomen. Anciënniteitspremies Datum 12 maart 2008
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
Circulaire nr. Ci.RH.241/567.657 (AOIF 7/2008) dd. 12.03.2008 BEROEPSINKOMEN Anciënniteitspremie Bezoldiging Sociaal voordeel Vrijgesteld inkomen BEROEPSKOSTEN Bezoldiging Niet-aftrekbare kosten PERSONENBELASTING Beroepsinkomen Anciënniteitspremies. Aan alle ambtenaren. 1. Met het oog op het instellen van een parallellisme bij de toepassing van de sociale en de fiscale wetgeving inzake anciënniteitspremies, gelden de volgende richtlijnen. A) KWALIFICATIE BIJ DE RSZ 2. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) aanvaardt dat een anciënniteitspremie, die aan de hiernavermelde voorwaarden beantwoordt en die wordt toegekend in speciën, in de vorm van een geschenk of in de vorm van betaalbons, vrij van sociale zekerheidsbijdragen kan worden verleend. 3. De anciënniteitspremie mag tijdens de loopbaan van de werknemer bij een werkgever maximaal twee maal worden toegekend, waarbij één maal ten vroegste tijdens het kalenderjaar waarin hij 25 jaar in dienst is en de anciënniteitspremie niet meer bedraagt dan één maal het brutobedrag van de maandwedde en een tweede maal ten vroegste tijdens het kalenderjaar waarin hij 35 jaar in dienst is en de premie niet meer bedraagt dan twee maal het bruto bedrag van de maandwedde. 4. Indien die voorwaarden niet worden vervuld, zijn er bijdragen verschuldigd op de volledige premie. B) FISCALE KWALIFICATIE 5. Met het oog op het instellen van een parallellisme bij de toepassing van de sociale en de fiscale wetgeving inzake anciënniteitspremies, wordt de richtlijn van de RSZ fiscaal als volgt toegepast.
6. De anciënniteitspremie wordt krachtens art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92 bij de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld : • •
•
de premie wordt maximum twee maal tijdens de loopbaan van een werknemer bij een werkgever toegekend; de eerste maal wordt de premie toegekend naar aanleiding van en ten vroegste in het kalenderjaar waarin de werknemer 25 jaar in dienst is bij die werkgever en bedraagt zij maximum één keer het brutobedrag van de maandwedde (vóór aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen); de tweede maal wordt de premie toegekend naar aanleiding van en ten vroegste in het kalenderjaar waarin de werknemer 35 jaar in dienst is bij die werkgever en bedraagt zij maximum twee keer het brutobedrag van de maandwedde (vóór aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen).
7. Krachtens de uitdrukkelijke bepalingen van art. 53, 14°, WIB 92, zijn sociale voordelen die zijn toegekend aan werknemers, gewezen werknemers of hun rechtverkrijgenden en die ten name van de verkrijgers zijn vrijgesteld overeenkomstig voormeld artikel 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92, geen aftrekbare beroepskosten. Bijgevolg is de anciënniteitspremie die onder voormelde voorwaarden krachtens art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92 is vrijgesteld, bij de werkgever niet aftrekbaar als beroepskost. 8. Wanneer de voorwaarden voor de vrijstelling als sociaal voordeel niet zijn vervuld, wordt de volledige anciënniteitspremie bij de werknemer als een belastbaar voordeel in de zin van art. 31, tweede lid, 1° of 2°, WIB 92 aangemerkt. In dat geval vormt deze premie bij de werkgever een aftrekbare beroepskost in de zin van art. 52, 3°, WIB 92, voor zover het bedrag van het voordeel overeenkomstig art. 57, 2°, WIB 92 op de passende individuele fiche wordt opgenomen. Notie anciënniteitspremie 9. Een premie die naar aanleiding van de pensionering of de sluiting van de onderneming wordt toegekend en die eveneens op basis van het aantal dienstjaren bij de werkgever zou worden vastgesteld, wordt niet als een anciënniteitspremie aangemerkt. Dergelijke premie wordt immers niet toegekend naar aanleiding van 25 of 35 jaar dienst bij dezelfde werkgever, maar wel naar aanleiding van de pensionering of de sluiting van de onderneming. Zo zal bijvoorbeeld de sluitingspremie als een belastbare bezoldiging in de zin van art. 31, tweede lid, 3°, WIB 92,
(opzeggingsvergoeding), worden aangemerkt omdat op het ogenblik van de sluiting van de onderneming de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Notie werkgever 10. Voor de bepaling van het aantal jaren dienst bij dezelfde werkgever voor de toekenning van de anciënniteitspremies worden, in het kader van het streven naar het parallellisme tussen de RSZ en de fiscaliteit, dezelfde regels gehanteerd als bij de RSZ. Dit betekent dat de anciënniteitsvoorwaarde voor wat de toekenning van de anciënniteitspremies betreft, in principe wordt beoordeeld in hoofde van dezelfde werkgever (natuurlijke of rechtspersoon). Het zijn normaliter de dienstjaren bij dezelfde werkgever die in het kader van de toekenning van een anciënniteitspremie worden geteld. Voor het bepalen van de anciënniteit van de werknemer ter zake mag echter rekening worden gehouden met de dienstjaren die de werknemer verrichtte bij werkgevers die deel uitmaken van dezelfde groep of dezelfde technische bedrijfseenheid (vb. de dienstjaren bij een eenmanszaak tellen mee voor het bepalen van de anciënniteit van de werknemer in de BVBA die de eenmanszaak voortzet). Voor de invulling van de notie "dezelfde groep" of "dezelfde technische bedrijfseenheid" moet, gelet op het hiervoor vermelde parallellisme, worden uitgegaan van de parameters die de RSZ ter zake hanteert. Uit inlichtingen ingewonnen bij de RSZ blijkt dat zij voor beide begrippen geen wettelijk vastgestelde definities gebruiken maar zich eerder baseren op een aantal criteria. Deze criteria zijn : 1. het betreft in de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van de vennootschappen bedoelde verbonden of geassocieerde vennootschappen (1); 2. er is sprake van eenzelfde technische bedrijfseenheid als in de verschillende juridische entiteiten die mekaar opvolgen (of die naast mekaar bestaan) gemeenschappelijke personen werkzaam zijn (bv. als werkgever, zaakvoerder, werknemer, …). Daarbij speelt het geen rol of die personen in deze entiteiten dezelfde hoedanigheid hebben; 3. de plaats : wanneer de gebouwen waar de activiteiten worden uitgeoefend in mekaars nabijheid liggen, kan dit een aanwijzing zijn dat het eenzelfde technische bedrijfseenheid betreft; op zich is het niet op dezelfde plaats gesitueerd zijn geen determinerend element om te besluiten tot twee onderscheiden technische bedrijfseenheden;
4. de activiteiten : de activiteiten zijn identiek, gelijkaardig of aanvullend; 5. het bedrijfsmateriaal : het materiaal is geheel of gedeeltelijk hetzelfde. [(1) De RSZ meent dat de in die artikelen opgesomde criteria te beperkend zijn en toetst de notie "dezelfde groep" daarom nog aan de andere hierna vermelde criteria.] De voornoemde criteria worden in hun samenhang beoordeeld, maar moeten niet noodzakelijk samen vervuld zijn om te besluiten tot het bestaan van eenzelfde technische bedrijfseenheid. In de gevallen waar bij de overgang van ondernemingen de rechten van werknemers worden behouden bij wijziging van werkgever (toepassing CAO 32 bis), kan de vrijstelling bij die werknemers (mits naleving van alle voorwaarden) en de niet-aftrekbaarheid als beroepskost bij de werkgever, slechts worden toegepast wanneer de werkgever over een uitdrukkelijk akkoord van de RSZ beschikt, waarin wordt bevestigd dat de toegekende anciënniteitspremies door de RSZ niet als loon worden beschouwd. Notie brutobedrag maandwedde 11. Voor de bepaling van het bedrag van de anciënniteitspremie wordt het brutobedrag van de maandwedde vóór aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen op het ogenblik van de toekenning van de anciënniteitspremie in aanmerking genomen. Voorbeelden Voorbeeld 1 12. Een werknemer is op 1 juni 1983 bij een werkgever in dienst getreden. In augustus 2008 kent de werkgever naar aanleiding van 25 jaar dienst van de werknemer een anciënniteitspremie toe gelijk aan het brutobedrag van de maandwedde van augustus 2008. In dit geval kan de anciënniteitspremie bij de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt aangezien de premie is toegekend naar aanleiding van 25 jaar dienst van de werknemer bij de werkgever en dit in het jaar waarin hij 25 jaar in dienst is bij dezelfde werkgever. Dit sociaal voordeel is een niet-aftrekbare beroepskost in hoofde van de werkgever. Voorbeeld 2 13. Een werknemer is op 1 juni 1983 bij een werkgever in dienst getreden. In augustus 2009 kent zijn werkgever naar aanleiding van 25 jaar dienst van de werknemer bij de werkgever een anciënniteitspremie toe gelijk aan het brutobedrag van de maandwedde van augustus 2009.
Er werd niet eerder een anciënniteitspremie toegekend. In dit geval kan de anciënniteitspremie bij de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt, zelfs al is de premie toegekend naar aanleiding van 25 jaar dienst van de werknemer bij de werkgever in het jaar waarin hij 26 jaar in dienst is bij dezelfde werkgever. Dit sociaal voordeel is een niet-aftrekbare beroepskost in hoofde van de werkgever. Voorbeeld 3 14. Een werknemer is op 1 juni 1983 bij een werkgever in dienst getreden. In augustus 2009 kent zijn werkgever zonder specifieke reden een premie toe gelijk aan het brutobedrag van de maandwedde van augustus 2009. In dit geval moet de premie als een belastbaar voordeel van alle aard worden aangemerkt aangezien de premie niet specifiek is toegekend naar aanleiding van 25 jaar anciënniteit of dienst bij dezelfde werkgever en alle voorwaarden voor de vrijstelling als sociaal voordeel dus niet zijn vervuld. C) INWERKINGTREDING 15. Deze nieuwe onderrichtingen betreffende de anciënniteitspremies zijn van toepassing op de anciënniteitspremies die vanaf 1 januari 2006 zijn betaald of toegekend. Voor de administrateur Kleine en Middelgrote Ondernemingen : De Directeur, S. QUINTENS