Keizers in nieuwtestamentische tijd [1: Augustus]
Brenger van vrede Het Nieuwe Testament is ontstaan in het Romeinse Rijk. Dit rijk wordt geregeerd door keizers met een haast onbeperkte macht. Wie zijn deze mannen en waar werkt hun beleid en invloed door in het Nieuwe Testament? Deze week deel 1: keizer Augustus.
A
Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderdendam.
ugustus wordt in 63 v.Chr. in Rome geboren als Gaius Octavius. Via zijn moeder is Octavius verwant aan de befaamde generaal Julius Caesar. Deze oudoom toont al vroeg belangstelling voor zijn begaafde neef en zou een grote rol voor hem gaan spelen. Als Octavius achttien jaar is, neemt Julius Caesar hem onder zijn hoede en neemt hem mee op zijn veldtochten. Later adopteert Julius Caesar hem als zoon en wijst hem aan als zijn opvolger. Octavius krijgt dan, naar Romeins gebruik, de naam van zijn adoptievader en gaat Gaius Julius Caesar Octavianus heten. Uit de bloedige burgeroorlog die het Romeinse Rijk in die jaren teistert, komt Julius Caesar als overwinnaar tevoorschijn. Hij vindt dat het Romeinse Rijk – dat eeuwenlang een republiek is geweest – nu een koning nodig heeft. In de senaat stuit dit op grote weerstand. Een aantal senatoren beraamt een samenzwering tegen Julias Caesar en doodt hem. Opnieuw breekt er een burgeroorlog uit. Nu gaat de strijd tussen Marcus Antonius, die, samen met Cleopatra, in het oosten van het rijk aan de macht is, en Octavianus, die in het westen de macht heeft. In een zeeslag weet Octavianus in 31 v.Chr. Antonius te verslaan. Nu is hij de machtigste man in Rome. Caesar De jaren daarna hervormt Octavia-
12
de waarheidsvriend
nus geleidelijk aan het hele Romeinse staatbestel. Indachtig hoe het met Julius Caesar is afgelopen, is hij ervoor beducht om niet de senaat tegen zich te krijgen. Op een geniale manier weet hij uiterlijk de macht bij de senaat en andere republikeinse instellingen te laten, maar achter die republikeinse façade zelf tot alleenheerser uit te groeien. In 27 v.Chr. verleent de senaat hem de eretitel Augustus, de verhevene (en noemt als eerbetoon, net zoals zij dat voor Julius Caesar – juli – gedaan heeft, een van de maanden van het jaar naar hem). De republiek heeft feitelijk opgehouden te bestaan, het keizerrijk is geboren. Caesar Augustus zal meer dan veertig jaar over het Romeinse Rijk regeren, langer dan alle andere keizers na hem. Zijn familienaam Caesar zal de titel worden waarmee de andere caesars, oftewel keizers, zich noemen. Bondgenoot Als Augustus aan de macht komt is Herodes de Grote koning over Judea (Mat.2:1-18). Hij is een vazalvorst van Rome, die, in ruil voor loyaliteit en afdracht van belasting, met een zekere zelfstandigheid over zijn gebied mag regeren. Het ziet er aanvankelijk naar uit dat Augustus Herodes zou laten doden, want in de burgeroorlog tegen Marcus Antonius staat Herodes aan diens kant. Toch spaart Augustus Herodes’ leven en laat hem zijn koningschap behouden. Augustus ziet in Herodes een sterke leider die hij door deze gratie aan zich kan binden. Het is voor Augustus van belang dat in Palestina, een grensprovincie van het Romeinse Rijk waar voortdurend gevaar en onrust dreigt, een sterke bondgenoot aan de macht is. Augustus blijft Herodes in het vervolg
steunen en voegt steeds meer gebieden aan zijn koninkrijk toe. Herodes doet van zijn kant alles om zijn beschermheer gunstig te stemmen. Hij laat gezinsleden naar Rome gaan om daar als onderpand aan het hof van Augustus op te groeien. Ter ere van Augustus stelt hij spelen in waarvoor hij in Jeruzalem een theater en amfitheater laat bouwen. Hij herbouwt Samaria en hernoemt deze stad Sebaste, de Griekse vertaling van Augustus, en laat er een tempel ter ere van Augustus bouwen. Aan de kust bouwt hij een prachtige nieuwe stad met een grote kunstmatige haven, die hij ter ere van zijn vriend Caesar Augustus Caesarea noemt. Inschrijving Na de dood van Herodes in 4 v.Chr. besluit Augustus om Palestina onder diens zonen te verdelen. De oudste zoon Archelaüs, die aan Augustus’ hof in Rome is opgegroeid, wordt viervorst over het grootste gedeelte: Judea, Idumea en Samaria (Mat.2:22). Zijn broer Herodes Antipas wordt viervorst over Galilea en Perea (Luk.3:1) en Filippus viervorst over de gebieden ten noorden en oosten van Galilea (Luk.3:1). Augustus heeft twijfels of Archelaüs wel een geschikte opvolger is en geeft hem dan ook niet de koningstitel. Zijn wantrouwen blijkt terecht, want Archelaüs ontpopt zich als een wrede tiran die een waar schikbewind voert. Om die reden durven Jozef en Maria met Jezus na hun terugkomst uit Egypte niet naar Judea te gaan (Mat.2:22v). Verschillende oproeren breken uit, waaronder de grote opstand onder leiding van Judas de Galileeër (Hand.5:37). Een delegatie uit Jeruzalem bezoekt Augustus in Rome en vraagt hem Archelaüs af te zetten. De Joodse geschied-
3 juni 2010
schrijver Flavius Josephus, een tijdgenoot van de evangelisten, vertelt dat de delegatie tegen Augustus zegt dat zij liever door Rome geregeerd wil worden dan door Archelaüs. Augustus besluit dan inderdaad om Archelaüs af te zetten en Judea onder direct gezag van de keizer te stellen. Een Romeinse stadhouder (prefect) zou voortaan namens de keizer het bewind over Judea voeren. Aan Quirinius, de gouverneur van Syrië, heeft Augustus al eerder de opdracht gegeven om een census in Palestina te houden: een registratie van de inwoners en hun bezittingen ten dienste van de belastingheffing. Dit is de bekende inschrijving uit Lukas 2, waardoor Jozef en Maria op reis moeten naar Bethlehem. Door de census van deze Romeinse keizer wordt de Heere Jezus geboren in Bethlehem, zoals voorzegd door de profeet Micha. Zo is ook keizer Augustus, zonder dat hij dat ooit geweten heeft, een middel in Gods hand, waarmee God Zijn heilsplan uitvoert. Voorrechten Keizer Augustus schenkt de Joden verschillende voorrechten, zowel de Joden in Palestina als de Joden in andere delen van het Romeinse Rijk – zo’n tweederde van de Joden woont in de diaspora. Augustus geeft hen de vrijheid om volgens hun eigen godsdienst te leven, om niet op de sabbat in de rechtbank te hoeven verschijnen, om niet mee te hoeven doen aan de dienst aan de goden van de Romeinse staat en om zelf belasting (‘hoofdgeld’) te mogen innen voor de tempel in Jeruzalem (vgl. Mat.17:24). Dat de Joden zulke grote privileges genieten, gaat al terug op de tijd van Julius Caesar. Toen deze tijdens een oorlog in Egypte in het nauw was geraakt, schoten Joodse legers onder leiding van Antipater (de vader van Herodes) hem te hulp en bevrijdde hem. Als beloning schonk hij de Joden grote gunstbewijzen en voorrechten. Ook werden Joden gerespecteerd vanwege de hoge ouderdom van hun godsdienst. Keizer Augustus zet deze traditie van welwillend-
de waarheidsvriend
heid tegenover de Joden voort en ook hij verleent hen privileges. Vredebrenger Augustus presenteert zichzelf als de brenger van vrede. In Rome werd de Ara Pacis, het altaar van de Vrede van Augustus, gebouwd als teken dat de tijd van oorlog nu voorbij was en de tijd van vrede was aangebroken. Inderdaad komt er met Augustus een einde aan een lange reeks van burgeroorlogen. Zijn regering brengt een periode van vrede en stabiliteit, waarin veilig kan worden gereisd en waarin de economie en de kunsten bloeien. Op allerlei manieren verkondigt Augustus nu dat met hem een nieuwe tijd is aangebroken. Op openbare gebouwen en op munten laat hij zich als vredebrenger afbeelden. Schrijvers als Vergilius, Horatius en Livius dragen dezelfde boodschap uit, ‘Augustus brengt ons vrede.’ Ook na zijn dood in 14 na Chr. wordt nog lange tijd ge-
sproken over de Pax Augusta, de vrede die Augustus bracht. Het is tegen deze achtergrond dat de evangelist Lukas de Heere Jezus beschrijft als de ware vredebrenger. Met Zijn komst begint de nieuwe tijd, een koninkrijk dat ‘geen einde zal hebben’ (1:33). Hij zal ‘onze voeten richten op de weg van vrede’ (1:79). Ieder die Hem aanneemt, ontvangt vrede (2:14). Overal waar Jezus’ discipelen het evangelie verkondigen, brengen zij vrede (10:5). Jezus brengt niet alleen vrede op aarde, maar ook vrede in de hemel (19:38), want er is pas echt vrede waneer er vrede komt met God. Inderdaad breekt ten tijde van Augustus een nieuwe tijd aan. Dat ligt echter niet aan deze keizer maar aan het Kind dat tijdens zijn regering geboren wordt. De Pax Augusta is slechts zeer beperkt en van korte duur, de Pax Christi gaat alle verstand te boven en duurt tot in eeuwigheid.
D.M. Heikoop
3 juni 2010
Caesar Augustus leeft van 63 v.Chr. tot 14 na Chr. Deze eerste keizer van het Romeinse Rijk brengt vrede en stabiliteit. Joden ontvangen van hem voorrechten.
Volgende week: Tiberius.
13
Keizers in nieuwtestamentische tijd [2: Tiberius]
Steeds in de verte aanwezig Tiberius volgt Augustus op als de tweede keizer van het Romeinse Rijk. Hij regeert ten tijde van het openbare optreden van Jezus, Zijn kruisdood, opstanding en hemelvaart en de uitstorting van de Heilige Geest.
A
Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderden dam.
l zal geen van de heilsfeiten Tiberius ooit ter ore zijn gekomen, toch speelt hij er wel een rol in. De Heere Jezus is immers ter dood veroordeeld door de door hem aangestelde en op zijn gezag handelende stadhouder Pontius Pilatus. Tiberius wordt in 42 v.Chr. geboren als Tiberius Claudius Nero. Als hij vier jaar is scheidt zijn moeder Livia van zijn vader en hertrouwt met de latere keizer Augustus. Zo komt de jonge Tiberius ineens in de machtigste kringen van Rome. Tiberius blijkt militair talent te hebben en maakt snel carrière in het leger. Met Augustus trekt hij mee naar het Oosten en later voert hij bevel over de legers bij de Rijn en de Donau, waar hij onder andere na de opstand van Arminius in het Teutoburgerwoud de Rijn opnieuw herovert en als noordgrens van het Romeinse Rijk herstelt. Pas later in beeld Augustus wil Tiberius aanvankelijk niet als opvolger hebben. Hij komt pas in beeld als andere potentiële opvolgers overleden zijn. Het gerucht gaat dat zijn moeder Livia achter de dood van deze concurrenten zit, om zo haar eigen zoon op de troon te krijgen. Op haar aandringen adopteert Augustus ten slotte Tiberius als zoon en wijst hij hem aan als opvolger. Zo wordt Tiberius na de dood van Augustus in 14 na Chr. de nieuwe keizer.
16
de waarheidsvriend
Door zijn gebrek aan sociale vaardigheden wordt zijn verhouding met de senaat steeds slechter. Ook de wandaden van Sejanus, de rechterhand van Tiberius aan wie hij veel regeringstaken overlaat, dragen hieraan bij. Na een aantal jaren vanuit Rome te hebben geregeerd, trekt hij zich terug in zijn paleis op het eiland Capri, in de golf van Napels. Daarvandaan regeert hij nog tien jaar, tot aan zijn dood in 37 na Chr. Joden verbannen Tiberius staat minder tolerant tegenover niet-Romeinse godsdiensten dan Augustus. Hij ziet dan ook met lede ogen aan hoe in die tijd steeds meer Romeinen met het jodendom sympathiseren en velen, ook uit de Romeinse elite, proseliet worden. Een incident waarbij Joden een Romeinse vrouw zouden hebben bedrogen wordt door Tiberius aangegrepen om alle Joden in 19 na Chr. uit Rome te verbannen. Een paar jaar later geeft hij toestemming om weer terug te keren. Herodes Antipas In Palestina treft Tiberius een dubbele structuur aan, die hij tijdens zijn regering zo gelaten heeft: het zuiden, Judea, staat onder direct gezag van Rome, het noorden en oosten worden geregeerd door vazalvorsten. Herodes Antipas, een zoon van Herodes de Grote, regeert over Galilea en Perea en zijn broer Filippus over de gebieden ten noorden daarvan. Tiberius steunt Herodes Antipas. Hij moet hem al gekend hebben vanaf de tijd dat deze Herodes aan het hof van Augustus in Rome opgroeit, en Josephus vertelt dat hun band tot aan hun dood toe hecht zou blijven. Als Herodes een nieuwe hoofdstad van Galilea laat
bouwen, noemt hij die ter ere van zijn beschermheer Tiberias (Joh.6:23) en het meer van Galilea wordt zo de Zee van Tiberias (Joh.6:1,21:1). Zelfs steunt Tiberius Herodes als deze een groot schandaal veroorzaakt door de scheiding van zijn vrouw en voorgenomen huwelijk met Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus (Luk.3:19). Dit huwelijk gaat in tegen de Joodse wet (Lev.18:16) en roept grote weerzin op. Als Johannes de Doper deze relatie publiekelijk afkeurt, laat Herodes hem gevangen zetten en later op verzoek van Herodias onthoofden (Mark.6:17v). Mogelijk verwijst ook de Heere Jezus naar deze verhouding in Zijn waarschuwing tegen echtscheiding (Mat.19:1v). De affaire leidt zelfs tot een oorlog. Herodes’ eerste vrouw gaat woedend terug naar haar vader, koning Aretas van Nabatea (vgl. 2Kor.11: 32). Hij trekt met een leger op tegen Herodes om wraak te nemen en verslaat hem. Dan zendt Tiberius echter Herodes een leger waarmee hij Aretas verslaat. Herodes ontmoet Jezus tijdens Zijn proces nog (Luk.23:6v). Hij is erg benieuwd naar Hem maar als Hij geen wonderen voor hem doet, zendt hij Hem teleurgesteld terug naar Pilatus. Zolang Tiberius regeert staat Herodes sterk, maar als Tiberius is overleden wordt zijn positie wankel. Door Tiberius’ opvolger Caligula wordt hij, na aanklachten van tegenstanders, afgezet en verbannen. Geef de keizer… In de evangeliën is Tiberius voortdurend op de achtergrond aanwezig. Lukas dateert het optreden van Johannes de Doper, de doop van Jezus en daarmee het begin van
10 juni 2010
Jezus’ openbare optreden aan de hand van de regeringsjaren van keizer Tiberius (Luk.3:1). Iedereen in die tijd kent de keizer en weet zelfs hoe hij eruit ziet. Tiberius gebruikt namelijk, net als Julius Ceasar en Augustus voor hem, munten als massacommunicatiemiddel. Door munten laten de keizers hun portret en ook propaganda boodschappen verspreiden. In Jeruzalem ligt dit gevoelig, omdat de wet van Mozes afbeeldingen verbiedt (Ex.20:4). Om die reden laat Tiberius in Jeruzalem geen beelden van zichzelf op openbare gebouwen plaatsen, wat in de rest van het Romeinse Rijk gebeurt. Wel circuleren ook hier munten met zijn portret erop. Over een dergelijke munt en over de vraag wie het hoogste gezag heeft, gaat het bekende gesprek van Jezus met enkele farizeeën. Om Jezus met een strikvraag klem te zetten vragen zij Hem: ‘Moeten we de keizer belasting betalen?’ (Mark.12:13v) Bij een ontkennend antwoord kunnen zij Jezus bij de Romeinse overheid aanklagen als oproerstoker en bij een bevestigend antwoord kunnen zij Jezus bij de Joden aanklagen als collaborateur van de Romeinse bezetter. De Heere Jezus vraagt hen echter: ‘Breng Mij een penning (denarius). Wiens beeltenis staat erop?’ (Dat van Tiberius). ‘Geef dan de keizer dat des keizers is en Gode dat Gods is.’ Pontius Pilatus Tiberius zendt in 26 na Chr. Pontius Pilatus als stadhouder naar Judea. Josephus en Philo vertellen dat hij weinig rekening houdt met de gevoelens van de Joden en dat het daardoor tot verschillende botsingen komt. Kort na zijn aankomst in Judea brengt hij ’s nachts Romeinse legerstandaards Jeruzalem binnen met daarop afbeeldingen van de keizer. Een groep Joden eist dat die afbeeldingen van Tiberius uit de heilige stad worden weggehaald. Pilatus dreigt hun hoofden eraf te laten slaan. Tot zijn verbazing bieden de Joden hun nek aan, maar weigeren ze hun eis in te trekken. Pilatus laat dan toch maar de standaards uit Jeruzalem verwijderen.
de waarheidsvriend
Als Pilatus in Jeruzalem schilden laat plaatsen waarop Tiberius als ‘zoon van de goddelijke Augustus’ geëerd wordt, komt er opnieuw protest. Weer weigert hij deze weg te halen. Tiberius geeft echter zelf, als hij de klacht van de Joden hierover ontvangt, Pilatus bevel om ze te verwijderen. Een andere keer neemt Pilatus geld uit de tempelkas (vgl. Mat. 27:6) om daar een aquaduct van te bouwen. Het daarop volgende protest wordt door Pilatus bloedig neergeslagen. Misschien is dit het harde optreden waarnaar verwezen wordt in de vraag aan Jezus over het ‘bloed dat Pilatus met hun offers vermengd had’ (Luk.13:1), al blijft het onzeker op welk bloedvergieten hier geduid wordt. Jezus’ veroordeling Omdat Judea direct onder het gezag van de keizer valt, kan Jezus alleen ter dood worden veroordeeld door de Romeinse stadhouder. De Joodse Hoge Raad heeft die bevoegdheid niet (Joh.18:31). Om die reden wordt Jezus met politieke argumenten bij Pilatus aangeklaagd. ‘Hij verleidt het volk, verbiedt de keizer belasting te betalen en zegt van Zichzelf dat Hij de Koning der Joden is.’ (Luk. 23:2).
Pilatus ondervraagt Jezus maar merkt al gauw dat Hij geen bedreiging voor de Romeinse overheid vormt en geen misdaden heeft gepleegd. Als de aanklagers echter dreigen een klacht bij Tiberius tegen hem in te dienen (Joh.19:12), bezwijkt hij voor hun druk. Dat zo’n klacht inderdaad gevaarlijk is blijkt uit het feit dat Pilatus een paar jaar later, in 37 na Chr., op grond van een klacht tegen hem uit zijn ambt is gezet. Bang om zijn positie kwijt te raken, veroordeelt Pilatus Jezus ter dood. In de Vroege Kerk (Justinus, Tertullianus en Eusebius) gaat het gerucht dat Pilatus aan Tiberius een verslag van deze kruisdood heeft gezonden, maar het is niet zeker of dat inderdaad gebeurd is. Dit dieptepunt van de Romeinse rechtstraditie, waar Pilatus, de stadhouder van keizer Tiberius, Jezus, die door hemzelf onschuldig was verklaard, ter dood veroordeelt, is tegelijk het hoogtepunt van Gods heilsplan. Doordat Jezus geleden heeft als rechtvaardige voor onrechtvaardigen (1Petr.3:18), kan Zijn veroordeling ons vrijspreken. Voor wie in Jezus Christus zijn, is er nu geen veroordeling meer (Rom.8:1).
D.M. Heikoop
10 juni 2010
Tiberius (42 v.Chr.37 na Chr.) is de tweede keizer van het Romeinse Rijk. Hij speelt een rol in de heilsfeiten.
Volgende week: Caligula.
17
Keizers in nieuwtestamentische tijd [3: Caligula]
Reïncarnatie van Jupiter Caligula wordt in 12 na Chr. geboren als zoon van de gevierde Romeinse generaal Germanicus. Zijn vader neemt zijn zoon Gaius – zijn eigenlijke naam – als klein kind al mee op veldtochten. De soldaten geven hem de bijnaam ‘caligula’, soldatenlaars.
A
ls verschillende van Tiberius’ familieleden door vergiftiging of andere hofintriges als mogelijke erfgenaam zijn afgevallen, wijst de keizer zijn achterneef Caligula aan en zo wordt deze na Tiberius’ dood in 37 de derde keizer van het Romeinse rijk. Josephus vertelt dat de eerste zes maanden van zijn regering Ds. D.M. Heikoop is goed gaan, maar dat hij daarna hervormd predikant te door een geestelijke ziekte labiel Bedum en Onderdenen onberekenbaar wordt. dam. De door Tiberius vol achtergelaten staatskas maakt Caligula in korte tijd op aan exorbitante gladiatorenspelen en losbandige feesten. Om aan geld te komen verhoogt hij de belastingen en beschuldigt hij rijke Romeinen van hoogverraad om hun bezit te confisqueren. Caligula gaat zichzelf beDe derde keizer van het Romeinse Rijk, Caligula schouwen als (12-41), is een onberekenbaar man met bizar de reïncarnatie optreden. van de Romeinse god Jupiter en verlangt door iedereen te worden vereerd. Volgende week: Claudius. Zijn minachting voor de senaat wil
de waarheidsvriend
hij duidelijk maken door zijn lievelingspaard op de functie van consul te benoemen. Zijn bizarre optreden, de drukkende belastingen en het gevoel van onveiligheid dat zijn willekeurige beleid oproept, leiden tot verschillende samenzweringen tegen hem. Nieuwe Herodes Caligula is tijdens een gezamenlijk verblijf aan het hof van Tiberius bevriend geraakt met Herodes Agrippa I (Hand.12), een kleinzoon van Herodes de Grote. Wanneer Caligula aan de macht komt schenkt hij hem het vorstendom van Filippus in noord Palestina (Luk.3:1) en bovendien de koningstitel. Herodes Antipas, die over Galilea en Perea regeert (Luk.3:1, 23:7v), wil dan ook een koningstitel en reist naar Rome om zijn verzoek aan Caligula voor te leggen. Herodes Antipas valt na beschuldigingen van tegenstanders echter bij Caligula uit de gratie. Caligula zet hem af, verbant hem en schenkt zijn gebieden aan Herodes Agrippa I. Zo is er nu opnieuw een koning Herodes die over een groot gedeelte van Palestina regeert. Conflicten met Joden Tijdens Caligula’s regering vinden verschillende conflicten met Joden plaats. In Alexandrië, de stad waar buiten Palestina de meeste Joden wonen, breken anti-Joodse rellen uit. De Joden worden gedwongen om in een getto te wonen. Een gezantschap onder leiding van de filosoof Philo reist naar Rome toe om bij Caligula de Joodse belangen te verdedigen, maar vindt weinig gehoor. Caligula is dan wel bevriend met Herodes Agrippa I, maar hij heeft geen enkele respect voor de Joodse godsdienst. Hij beveelt zelfs dat in
de tempel van Jeruzalem een beeld van hem moet worden geplaatst. Joden binnen en buiten Palestina komen in opstand tegen dit blasfemische bevel. Voordat deze opdracht zou worden uitgevoerd wordt Caligula echter in 41, na een regering van slechts vier jaar, door tegenstanders gedood. Zijn beeld is nooit in de tempel geplaatst maar deze affaire heeft wel veel kwaad bloed gezet onder Joden en is een van de factoren die zouden leiden tot de Joodse Opstand. Verspreiding evangelie Tijdens de regering van Tiberius (14-37 na Chr.) en Caligula (37-41) vindt vanuit Jeruzalem de eerste verspreiding van het evangelie plaats (Hand.1-11). Hoewel deze keizers daar niets mee hebben, dragen ze wonderlijk genoeg in zekere zin toch hieraan bij. Het Romeinse Rijk kent een wegennet, met wegen van zo’n hoge kwaliteit als er tot de twintigste eeuw niet meer zou zijn. De keizers zorgen voor aanleg, onderhoud en beveiliging van deze wegen en ook voor beveiliging van de zeeroutes. Zo kan er in de dagen relatief veilig en snel gereisd worden, wat in de Oudheid meer uitzondering dan regel is (hoewel ook dan reizen vaak nog zwaar is, vgl. 2Kor.11:2526). In de Vroege Kerk zien christenen hier een bijzondere beschikking van God in. Juist op het moment dat de blijde boodschap van Jezus Christus verspreid zal gaan worden, zijn er omstandigheden waardoor dit in hoog tempo kan. Zo gaan tijdens de regering van keizer Caligula de apostelen op pad om ‘het evangelie te preken aan alle steden’ (Hand.8:40). Het Woord van God ‘wies en vermenigvuldigde’ (Hand.12:24).
D.M. Heikoop
17 juni 2010
17
Keizers in nieuwtestamentische tijd [4: Claudius]
Vlucht van Aquila en Priscilla In de tijd dat Paulus begint om het evangelie aan alle volken bekend te maken, is Claudius keizer. Van 41 tot en met 54 na Christus regeert hij over alle volken in het Romeinse Rijk.
D Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderdendam.
Claudius (10 v.Chr.54 na Chr.) is de vierde keizer van het oude Rome.
Volgende week: Nero.
e manier waarop Claudius keizer wordt is opmerkelijk. De soldaten die keizer Caligula in zijn paleis hebben gedood, treffen achter een gordijn zijn oom Claudius aan en besluiten hem tot nieuwe keizer uit te roepen. Daarvoor is echter de goedkeuring van de senaat nodig. Koning Herodes Agrippa I (Hand.12), die samen met Claudius in Rome is opgegroeid en sindsdien met hem bevriend, is op dat moment in Rome. Hij spoedt zich naar de senaat om daar het kandidatuurschap van Claudius te bepleiten. Mede door zijn inspanning wordt Claudius de nieuwe keizer van het Romeinse Rijk. Ondanks zijn fysieke handicaps – hij heeft motorische storingen, loopt moeilijk en stottert – toont Claudius zich een krachtdadig regeerder. Hij reorganiseert het overheidsapparaat, bouwt de nieuwe havenstad Ostia om de graantoevoer naar Rome te garanderen en weet als grootste wapenfeit Brittannië te veroveren. Daarnaast vindt hij nog tijd voor zijn vele wetenschappelijke werk. Hij leert Etruskisch, subsidieert bibliotheken en literair onderzoek, en voegt drie letters aan het Latijnse alfabet toe. Herodes Agrippa I en II Claudius beloont Herodes Agrippa I voor zijn hulp om keizer te worden door de gebieden Judea en Samaria aan zijn koninkrijk toe te voegen. Zo krijgt het koninkrijk van Herodes Agrippa I dezelfde
de waarheidsvriend
omvang als dat van zijn grootvader Herodes de Grote. In een grootse ceremonie op het Forum in Rome wordt Herodes Agrippa’s nieuwe status bekrachtigd. Terug in Palestina probeert hij de steun van het volk te winnen. Hij leeft nauwgezet volgens de farizese wetten en doet ijverig mee aan de bestrijding van de nieuwe christelijke leer. Een hongersnood (Hand.11:28) grijpt hij aan om christenen als zondebok aan te wijzen en te vervolgen. Hij laat Jacobus doden en Petrus gevangen zetten (Hand.12:1-4). Het evangelie stoppen kan hij echter niet. Petrus wordt door God bevrijd en gaat verder met verkondigen (Hand.12:5v). Herodes wordt steeds hoogmoediger. Wanneer hij zich op een feest ter ere van Claudius als een god laat toejuichen, wordt hij door een engel van God gedood (Hand.12:21-23). Zijn zoon Herodes Agrippa II is op dat moment in Rome, waar hij aan het hof van Claudius opgroeit. Als hij oud genoeg is schenkt Claudius hem de koningstitel en een aantal gebieden in Palestina. Deze Herodes Agrippa II en zijn zus Bernice horen later van Paulus het evangelie (Hand.25-26), maar helaas komt hij niet tot het aannemen ervan (Hand.26:28). Toleranter Claudius neemt tegenover de Joden een tolerantere houding aan dan zijn voorganger. In 41 vaardigt hij een edict uit waarin hij de Joden in het hele rijk toestemming geeft om volgens hun eigen godsdienst te leven, op voorwaarde dat zij niet de religieuze gevoelens van andere volken minachten. Zolang de Joden zich niet met andere volken en godsdiensten bemoeien worden zij getolereerd. De Jood Paulus begint echter men-
sen uit alle volken op te roepen om ‘zich te bekeren van de afgoden tot de levende God’ (1Thess.1:9). Deze zending onder heidenen is in strijd met Claudius’ godsdienstpolitiek en leidt dan ook tot conflicten. In 49 verbant Claudius de Joden zelfs uit Rome (Hand.18:2). Claudius’ biograaf Suetonius vertelt dat de aanleiding hiertoe onrust rond ene chrestos (Christus) was. Onder de bannelingen bevinden zich ook de Joodse christenen Aquila en Priscilla, die uitwijken naar Korinthe, waar zij Paulus ontmoeten, die net als zij tentenmaker is en bij hen intrekt (Hand.18:1-4). Later, vermoedelijk na de dood van Claudius, zijn zij weer naar Rome teruggekeerd, want Paulus brengt hen in zijn brief aan de gemeente daar zijn groeten over (Rom.16:3). Evangelie? Of Claudius zelf het evangelie gehoord heeft, is niet bekend. Het is mogelijk want verschillende mensen in zijn omgeving hebben het gehoord. Sergius Paulus, de gouverneur van Cyprus, heeft van de apostel Paulus over Christus gehoord en is tot geloof gekomen (Hand.13:6-12). Een gouverneur komt uit de senatorenstand, dus bij zijn terugkeer in Rome is er in ieder geval één christen in de senaat. Ook Felix, een naaste adviseur van Claudius, die door hem tot stadhouder van Judea is benoemd (en die later Paulus zou verhoren), is goed op de hoogte van het christelijk geloof (Hand.24:22). Een christelijke levensstijl heeft Claudius in ieder geval zeker niet: drie keer scheidt hij om vier keer te trouwen. Zijn vierde vrouw Agrippina zal hem uiteindelijk vergiftigen om haar zoon Nero op de troon te krijgen.
D.M. Heikoop
24 juni 2010
19
Keizers in nieuwtestamentische tijd [5: Nero]
Het begin is goed ‘Wrede keizer, vier letters.’ Zo kennen we Nero uit kruiswoordraadsels. De slechte naam dankt hij aan zijn vervolging van christenen en andere wandaden. Nero’s naam is nu bijna synoniem voor dictatuur en wreedheid. Zijn regering geeft hier dan ook alle aanleiding toe.
N
Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderdendam.
ero komt op zestienjarige leeftijd al op de troon. Dat heeft hij vooral aan zijn moeder Agrippina te danken. Zij is hertrouwd met keizer Claudius en weet hem zover te krijgen dat hij Nero als zoon en erfgenaam adopteert. Zo wordt Nero na Claudius’ dood in 54 de nieuwe keizer van Rome. In schil contrast met hoe het later zou gaan, zijn de eerste jaren van Nero’s keizerschap goede jaren. De jonge Nero wordt bijgestaan door zijn moeder en door zijn leermeester de filosoof Seneca (de broer van Gallio, landvoogd van Achaje, Hand.18:12). Onder hun invloed regeert Nero met wijsheid en mildheid. Hij onderhoudt goede contacten met de Senaat en verbetert de rechtspraak. Tijdgenoten spreken zelfs van een gouden tijd. Nero wijdt zich naast zijn staatszaken vol overgave aan muziek, dicht- en schilderkunst. Hij is zeer geboeid door de Griekse beschaving en stimuleert allerlei vormen van Griekse cultuur. Bij het volk weet hij door vrijgevigheid en door het organiseren van spelen grote populariteit te verwerven. Achterdochtig Na een paar jaar begint Nero zich echter aan zijn adviseurs te onttrekken en komt geleidelijk aan een achterdochtige en wrede aard boven. Zijn oude adviseurs stoot
16
de waarheidsvriend
hij een voor een van zich af; hij laat Seneca verbannen en zijn eigen moeder zelfs doden. Nieuwe adviseurs stimuleren en versterken Nero’s slechte eigenschappen nog eens, waardoor hij zich steeds meer als een tiran gaat gedragen en de weerstand tegen zijn bewind groeit. Paulus Tijdens de regering van Nero (5468 na Chr.) trekt Paulus door het Romeinse Rijk om zijn zendingswerk te verrichten. In deze jaren vinden zijn derde zendingsreis, zijn collectereis naar Jeruzalem en zijn reis naar Rome plaats. Veel brieven van hem – Romeinen, 1 en 2 Korinthe, Efeze, Filippenzen, Kolossenzen, 1 en 2 Timoteüs, Titus en Filemon – zijn vermoedelijk in deze periode geschreven. Het is opmerkelijk om te bedenken dat Paulus’ verhandeling over hoe christenen zich tegenover de overheid dienen te gedragen, Romeinen 13, geschreven is ten tijde van deze keizer, vermoedelijk tijdens diens eerste, goede periode. Paulus heeft keizer Nero misschien nog persoonlijk ontmoet. Jezus had Paulus verkozen om Zijn Naam ook ‘aan koningen te brengen’ (Hand.9:15). Het boek Handelingen vertelt hoe dat gebeurt. Als Paulus door Joden wordt aangeklaagd, maakt hij gebruik van zijn recht als Romeins staatsburger om zich op de keizer te beroepen (25:11). Stadhouder Festus zendt hem dan ook naar Rome toe om daar door Nero te worden
berecht (25:25). Wanneer het schip waarop hij zich bevindt door een storm op zee bijna vergaat, verschijnt er een engel van God aan Paulus die hem vertelt dat hij deze reis zal overleven ‘omdat hij voor de keizer moet staan’ (27:24). Hoewel wij daar verder geen berichten over hebben, wijst deze profetie er mogelijk op dat Paulus ook inderdaad voor keizer Nero zal zijn verschenen om hem Christus’ Naam te verkondigen. Christenvervolging In 64 wordt Rome getroffen door een grote brand. Negen dagen lang woedt het vuur en slechts vier van de veertien stadswijken blijven de vlammenzee bespaard. Nero begint na afloop direct daadkrachtig met het verwijderen van puinhopen en weer opbouwen van de stad. Spoedig blijkt echter wat hij van plan was. Een groot deel van het vrijgekomen centrum wil hij gebruiken om voor zichzelf een reusachtig paleis, het Domus Aurea, met daar omheen een enorm park aan te leggen. Geruchten komen nu op gang dat Nero hiertoe zelf de brand gesticht heeft. Nero wijst echter een andere groep als schuldigen aan: de christenen. Zij zijn verdacht omdat zij niet meedoen met het brengen van offers aan de goden om hen weer gunstig te stemmen. Werden christenen tot dan toe doorgaans als een groepering binnen het jodendom beschouwd, Nero maakt nu onderscheid tussen Joden en christenen. Wellicht heeft Nero’s minnares en later echtge-
Nero wijst christenen aan als zondebok
1 juli 2010
note Poppea Sabina daar een rol in gespeeld. Josephus vertelt dat zij een ‘godvrezende’ was, een vrouw van heidense (niet-Joodse) afkomst, die zich aangetrokken voelde tot de Joodse godsdienst en misschien ook proseliet was geworden. Zij zal als aanhanger van het Joodse geloof het onderscheid tussen het Joodse en christelijke geloof hebben gezien. De christenen in Rome worden nu door Nero als zondebok aangewezen. Voor het eerst in de geschiedenis vindt er een systematische christenvervolging plaats. Vele christenen worden opgespoord en op gruwelijke wijze gedood. Sommigen worden net als hun Heere gekruisigd (vgl. Jezus’ waarschuwing in Matth.20:23). Anderen worden als levende fakkels gebruikt bij de verlichting van spelen in het circus op de Vaticaanse heuvel. Petrus Een oude traditie vertelt dat ook Petrus bij deze vervolging om het leven is gekomen. Hij is inderdaad in Rome werkzaam en schrijft hier vandaan zijn brieven (vgl. 1Petr.5:13). De kerkhistoricus Eusebius vertelt dat hij met zijn hoofd naar beneden wordt gekruisigd, omdat hij zichzelf niet waardig achtte op dezelfde wijze als Jezus gekruisigd te worden. Hij zou op de Vaticaanse heuvel begraven zijn, op de plek waar nu de St. Pieter staat. Ook Paulus is vermoedelijk in deze christenvervolging gedood. Hij was bereid om ‘voor de Naam van de Heere Jezus Christus te sterven’ (Hand.21:13). Zijn graf wordt aangewezen buiten de oude stad, op de plaats waar nu de St. Paulus buiten de muren staat. Joodse opstand Judea was na de dood van koning Herodes Agrippa I (Hand.12) door Nero’s vader Claudius weer onder direct bestuur van Rome geplaatst. Nero continueert dit beleid en stelt stadhouders over Judea aan. Hij is echter zo argwanend dat politieke rivalen te veel macht zullen krijgen, dat hij geen
de waarheidsvriend
ervaren bestuurders uit de politieke elite tot stadhouder durft te benoemen maar alleen minder ervaren mensen uit onbelangrijke families. In Judea werkt dit benoemingsbeleid desastreus uit. Eerst steunt Nero Antonius Felix (Hand.24), die nog door Claudius benoemd is (stadhouder van 5260). Josephus noemt hem wreed en moorddadig. Daarna benoemt Nero Porcius Festus (Hand.25) die wel een goede indruk maakt (ca. 60-62). Na zijn dood benoemt Nero Albinus tot stadhouder van Judea (ca. 62-64). Hij maakt zich volgens Josephus schuldig aan iedere denkbare misdaad. Door zijn wanbeleid wordt de al lange tijd smeulende weerstand tegen de Romeinse bezetter sterk aangewakkerd. De laatste stadhouder die Nero benoemt, Gessius Floris (64-66), drijft die weerstand nog verder op. In 66 steelt hij een groot bedrag uit de tempelkas van Jeruzalem, wat voor een aantal Joden de aanleiding wordt om in opstand te komen. Zeloten nemen de tempel van Jeruzalem in en staken de dagelijkse offers voor de keizer. Anderen nemen de bergvesting Masada in en slachten de Romeinse soldaten daar af. De gouverneur van Syrië, Cestius Gallus, trekt met een leger naar Jeruzalem toe om de orde te herstellen maar wordt door de opstandelingen verslagen. Nu zendt Nero generaal Vespasianus, de latere keizer, met een groot leger naar Judea om de opstand neer te slaan. De verschrikkelijke strijd, die verschillende keren door Jezus is voorzegd (Luk.13:34-35, 19:4344, 21:20-24), is nu begonnen. Door deze opstand zullen talloze slachtoffers vallen, zal de tempel verwoest worden en zullen Joden en christenen nog verder uit elkaar raken. Laatste jaren De laatste jaren van Nero’s regering zijn donkere jaren. Door zijn tirannieke beleid heeft hij de Senaat volledig van zich vervreemd en ook verschillende generaals
komen nu tegen hem in opstand. In 68 wordt zowel Galba als Vitellius door hun legers als keizer uitgeroepen. Voor het eerst sinds een eeuw is er weer burgeroorlog in het Romeinse Rijk. De Senaat kiest Galba’s kant en roept Nero uit tot staatsvijand. Nero vlucht Rome uit en verbergt zich in een villa buiten de stad. Wanneer soldaten het huis doorzoeken, pleegt hij, op dertigjarige leeftijd, zelfmoord. Zo sterft een van de eerste machthebbers die zijn macht gebruikt om christenen te bestrijden. Sommige uitleggers vermoeden dat Nero de ‘zoon des verderfs’ is over wie in 2 Thessalonicenzen 2 gesproken wordt: de ‘tegenstander die zich verheft tegen God’, een ‘werktuig van de satan’. Een antichrist was hij zeker. Hij heeft apostelen en duizenden volgelingen van Jezus om het leven gebracht. Toch kon deze brute tegenstand het evangelie van Jezus Christus niet stoppen. Integendeel, mede door het getuigenis van deze martelaren groeit de kerk en gaat het evangelie verder de wereld in.
D.M. Heikoop
1 juli 2010
Keizer Nero (37-68) ontwikkelt zich tot een tiran, die het onder andere op christenen gemunt heeft.
Volgende week: Vespasianus.
17
Keizers in nieuwtestamentische tijd [6: Vespasianus]
Man die Judea verovert Titus Flavius Vespasianus wordt in 9 na Christus geboren in een klein dorpje in Italië. Zijn vader is belastinginspecteur. Vespasianus’ loopbaan illustreert hoe iemand uit een onaanzienlijk geslacht tot de hoogste functies in Rome kan opklimmen.
H
Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderdendam.
Volgende keer: Titus.
16
ij maakt carrière in het leger. Ook keizer Nero ziet zijn talent en benoemt hem in verschillende hoge functies. Hij raakt echter bij Nero in diskrediet als hij bij een van Nero’s zangvoordrachten in slaap valt. Desondanks zendt Nero hem in 67 als generaal naar Judea toe om de daar uitgebroken opstand neer te slaan. Door zijn grote strijdmacht en strategisch inzicht lukt het Vespasianus om nog datzelfde jaar Galilea onder controle te krijgen en het jaar daarna het grootste deel van Judea, met uitzondering van Jeruzalem. Wanneer Nero in juni 68 alle steun verliest en zelfmoord pleegt, staakt Vespasianus zijn opmars naar Jeruzalem om orders van de nieuwe keizer af te wachten. Vierkeizerjaar Nero’s dood is het begin van een burgeroorlog waarin verschillende generaals om de macht strijden. In één jaar tijd volgen vier keizers elkaar op. Eerst wordt Galba keizer, maar na zeven maanden vermoorden tegenstanders hem. Vervolgens wordt Otho tot keizer uitgeroepen, maar Vitellius verslaat hem drie maanden later. De Senaat benoemt dan Vitellius tot keizer, maar nu heeft ook Vespasianus het plan opgevat om de macht te grijpen. Hij wordt gesteund door de gouverneur van Egypte, de Jood Tiberius Alexander – een neef van Philo. Tiberius
de waarheidsvriend
Alexander roept in juli 69 Vespasianus uit tot keizer. Naast het leger in Egypte, sluiten ook de legers in Syrië en de Donauprovincies zich bij Vespasianus aan. Zijn bondgenoot Antonius Primus verslaat in Italië het leger van Vitellius en neemt Rome in. In december 69 benoemt de Senaat Vespasianus tot keizer van het Romeinse Rijk. Hersteld vertrouwen Vespasianus staat nu voor de zware taak om de orde in het rijk te herstellen. Omdat in het chaotische vierkeizerjaar een sterke centrale macht ontbrak, zijn overal langs de grenzen van het rijk opstanden uitgebroken. Vespasianus weet alle opstanden neer te slaan en orde en rust terug te brengen. Hij herstelt de discipline in het leger en weet door streng toezicht op bestuurders en ambtenaren geleidelijk aan ook het vertrouwen in de overheid te herstellen. In de Senaat heeft Vespasianus het vanwege zijn geringe afkomst niet gemakkelijk, maar door de leden met respect te behandelen verwerft hij voldoende steun. Om de financiën weer op orde te krijgen, stelt hij verschillende nieuwe belastingen in. Een belasting op de openbare toiletten in Rome leidt tot veel spot, waarop hij reageert met de gevleugelde woorden pecunia non olet, geld stinkt niet. Flavius Josephus Aan het begin van de Joodse opstand is Jozef ben Mattathias generaal van het Joodse leger in Galilea. Hij wordt echter gevangen genomen door soldaten van Vespasianus en besluit naar de kant van de Romeinen over te lopen. Wanneer hij voor Vespasianus wordt geleid, voorspelt hij hem dat hij eens keizer zal worden. De profetie van Bileam over de ‘ster die opgaat uit Jakob, de scepter die oprijst uit Israël’ (Num.
24:17) slaat volgens Jozef op Vespasianus. Hij zal heerser over de wereld worden en hij komt uit Judea wanneer hij keizer wordt. Vespasianus verleent Jozef gratie. Wanneer zijn voorspelling later uitkomt, nodigt hij hem uit om bij hem in zijn paleis in Rome te komen wonen. Jozef ben Mattathias ontvangt als vrijgelatene van Flavius Vespasianus zijn familienaam en gaat nu heten Flavius Josephus. Hij schrijft De Joodse oorlog over de Joodse opstand van 66-70, De Geschiedenis van de Joden, van de schepping tot aan zijn eigen tijd, Mijn leven, een autobiografie waarin hij zijn overstap naar de Romeinen verdedigt en Tegen Apion, een verdediging van het Joodse volk. Omdat hij als tijdgenoot over Palestina in de eerste eeuw schrijft, zijn deze geschriften van zeer grote waarde voor de bestudering van het Nieuwe Testament.
Vespasianus (9-79) presenteert zichzelf vooral als de keizer die Judea heeft veroverd.
Wanneer Vespasianus uit Judea vertrekt om keizer te worden, laat hij zijn zoon Titus daar achter om de herovering af te maken. In augustus 70 neemt hij Jeruzalem in en wordt de tempel verwoest. De hei-
8 juli 2010
column lige voorwerpen uit de tempel, zoals het tempelgerei, de zevenarmige kandelaar, de tafel voor de toonbroden (vgl. Ex. 25) worden als trofeeën naar Rome gebracht. Josephus heeft deze triomftocht bijgewoond en beschreven. Colosseum Vespasianus buit op allerlei manieren zijn overwinning op de Joden uit om zijn eigen status te verhogen. In de traditie van voorgangers als Augustus, die Egypte, en Claudius, die Brittannië heeft veroverd, presenteert hij zichzelf als de keizer die Judea heeft veroverd. Vespasianus laat in enorme oplagen munten slaan met aan de ene zijde zijn portret en aan de andere zijde de trotse tekst en afbeelding Judea capta, Judea is veroverd. Het Joodse privilege om belasting te mogen innen voor de tempel van Jeruzalem schaft hij af. In plaats daarvan stelt hij een speciale belasting voor Joden in waarvan de opbrengst wordt gebruikt om de tempel van Jupiter in Rome te herbouwen. De buit die de inname van Jeruzalem, en vooral de tempel, heeft opgeleverd, gebruikt hij om een enorm amfitheater te laten bouwen, het Colosseum. Dit grootste amfitheater ooit gebouwd moet, ook na de dood van Vespasianus in 79, een blijvend getuigenis zijn van de Flavische keizers en hun roemrijke overwinning op de Joden. Geen aardse koning In de periode dat Vespasianus de Joodse opstand neerslaat, schrijft Markus zijn evangelie (eind jaren 60 of begin 70). Door de Joodse opstand worden christenen, door velen nog beschouwd als een stroming binnen het jodendom, door veel Romeinen argwanend bekeken. Zijn christenen/Joden niet die groep die in opstand is gekomen tegen Rome? Het is tegen deze achtergrond dat Markus zijn lezers niet alleen de blijde boodschap van Jezus Christus wil vertellen, maar hen ook duidelijk wil maken dat Christus en Zijn volgelingen geen staatsgevaarlijke opstandelingen zijn. Markus benadrukt dat Jezus niet een Messias in politieke, nationalistische zin is. Hij is een lijdende Messias, die vanaf het kruis regeert. Jezus strijdt niet tegen de Romeinen maar tegen demonen. Als Jezus een legioen bestrijdt, dan is dat het legioen demonen waardoor de bezetene van Gerasa bezeten wordt, en niet een Romeins legioen (5:10). Hij is werkzaam in Galilea om daar geheel Israël te verzamelen, niet alleen Juda en Benjamin maar alle twaalf stammen (3:14, 6:43). En Jezus is niet alleen op Israël gericht, maar ook op andere volken. Hij reist uitvoerig rond in de Griekse en Romeinse steden buiten Galilea in Dekapolis (5:1, 5:20, 7:31), in Caesarea Filippi (8:27) en in de Foenicische steden Tyrus (7:24, vgl. 3:8) en Sidon (7:31, vgl. 3:8). Voor al die volken is Hij gekomen. Jezus en Zijn volgelingen zijn niet gericht tegen Rome en christenen moeten dan ook niet meedoen met de Joodse opstand (13:14). Jezus zei immers dat men de Romeinse keizer moet geven wat hem toekomt, en aan God wat God toekomt (12:17). Jezus is, zoals de Romeinse hoofdman ontdekt, de Zoon van God (15:39). Hij is niet de koning van een aards koninkrijk, maar van het eeuwige Koninkrijk van God.
D.M. Heikoop
de waarheidsvriend
Taaie weerstand
D
e acceptatie van homoseksuelen in Nederland blijft zorgelijk, zegt het Sociaal Cultureel Planbureau. Homoseksualiteit stuit bij orthodoxe protestanten zelfs op ‘taaie weerstand’. Dat blijkt daaruit ‘dat zij homoseksuele leraren afwijzen’. Wat daarvan te zeggen? Eenvoudig dit: het is volkomen misplaatst, de orthodoxe protestanten in gebreke te stellen. Zij zijn zichzelf altijd gelijk gebleven. Zij willen gehoorzaam zijn aan de wet Gods. Dat willen ze ook hun kinderen leren. Daarom hebben ze christelijke scholen gesticht, waar les wordt gegeven door christelijke leraren. Dat is vele jaren geleden zo begonnen, en het gaat nog altijd door.
Dr. A.Th. van Deursen uit Katwijk aan Zee is emeritus hoogleraar nieuwe geschiedenis.
De orthodox protestantse scholen zijn niet veranderd. De overheid is veranderd. Die wil zelf niet meer gehoorzaam zijn aan de wet Gods en vindt dat wij dat ook niet meer moeten doen. Ze kan dat echter niet zomaar van christelijke scholen verlangen, want er bestaat vrijheid van godsdienst. Dus verzint ze iets anders. Ze zegt dat christelijke scholen verplicht zijn leraren aan te nemen die niet naar de wet van God willen leven. Als scholen dat weigeren, noemt de overheid dat ‘discriminatie’.
Niet elke leraar kan op christelijke school werken
Dat is volstrekt onredelijk. Discriminatie is verschil maken waar dat niet te pas komt. Het is geen discriminatie, als een christelijke school alleen christelijke leraren benoemt. Alleen christelijke leraren kunnen de christelijke opvoeding geven die de school nastreeft. Daarom is het zo onredelijk, te beweren dat elke leraar aan een christelijke school kan werken, als hij de grondslag maar respecteert. Dan staan straks Femke Halsema en Alexander Pechtold voor de klas in een reformatorische school. Ze kunnen de lessen wel niet beginnen met gebed en bijbellezing, maar ze respecteren de grondslag, en dat moet genoeg zijn. Beschuldig christenen dan maar van taaie weerstand. Je wilt hen dwingen leraren voor de klas te zetten die het tegendeel doen van wat de school beoogt. Als christenen dat weigeren, beschuldig je hen van discriminatie. Zeg dan gewoon waar het op staat: zorgelijk is het enkele feit dat er nog christenen bestaan. Laat de overheid dan voorschrijven wat christenen moeten geloven. De PvdA heeft al het goede voorbeeld gegeven in de kathedraal van ’s-Hertogenbosch.
A.Th. van Deursen
8 juli 2010
17
Keizers in nieuwtestamentische tijd [7: Titus]
Triomfator van Jeruzalem Titus is de veldheer die Jeruzalem veroverd en de tempel verwoest heeft. Een gebeurtenis met enorme gevolgen. In het jodendom zou voortaan niet meer de offerdienst maar de Thora centraal staan, en christenen en Joden zouden door dit drama verder uit elkaar raken.
T Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderdendam.
itus Flavius Vespasianus wordt in 39 in Rome geboren als oudste zoon van generaal – en later keizer – Vespasianus. Hij treedt in de voetsporen van zijn vader door net als hij carrière te maken in het leger. Al op jonge leeftijd voert Titus het bevel over legioenen aan de Rijn en in Brittannië. Als Nero na het uitbreken van de Joodse opstand Vespasianus naar Palestina zendt, gaat Titus als officier met hem mee. Titus wint verschillende veldslagen, onder andere die bij Jotapata waar hij het leger van Josephus verslaat. Als Vespasianus in de burgeroorlog van 68 probeert om keizer te worden, helpt Titus hem door bondgenoten te werven en diplomatieke contacten te onderhouden. Verwoesting tempel Wanneer Vespasianus Judea verlaat om keizer te worden, wordt Titus de nieuwe opperbevelhebber in Palestina. Hem komt de taak toe om de herovering te voltooien en de opstand definitief neer te slaan. Nog één stad moet heroverd worden: Jeruzalem. Titus trekt met zijn legioenen op om de heilige stad in te nemen. Nu vindt de belegering plaats die al door de Heere Jezus was voorzegd (Mark.13:14v). In het evangelie naar Lukas wordt dit uitgebreid beschreven. ‘Want er zullen dagen over u komen dat uw vijanden een wal rondom u zullen
16
de waarheidsvriend
opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen. En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten.’ (19:43v) ‘Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is.’ (21:20) Vijf maanden lang weet de bevolking van Jeruzalem stand te houden, maar in augustus 70 nemen de soldaten van Titus de stad in. Jose phus vertelt dat Titus de tempel wil sparen maar dat soldaten haar in brand steken. Misschien vertelt Josephus dit om Titus, die later zijn vriend en beschermheer is geworden, te ontlasten, want een andere bron vertelt dat Titus juist bevel geeft om de tempel te vernielen. Hoe het ook zij, de tempel wordt verwoest. Dit gebeurt op de tiende dag van de Joodse maand Ab, dezelfde dag als waarop de eerste tempel door Nebukadnezar is verwoest (Jer.52:12). Nog steeds herdenken Joden over heel de wereld op die dag de tweevoudige verwoesting van de tempel en lezen dan het boek Klaagliederen. Het enige dat van de tweede tempel van Jeruzalem overblijft is de westelijke muur van de omheining van het tempelplateau, de Klaagmuur. Hier komen Joden sindsdien samen om te treuren over het verlies van de tempel en om hun noden en verlangens voor God te brengen. Consul en keizer Een groep Joodse opstandelingen weet zich na de val van Jeruzalem nog paar jaar te handhaven in de burcht Masada, een rotsplateau bij de Dode Zee. Titus stuurt Silva daarnaar toe, die dit laatste bolwerk van verzet inneemt. De herovering van Palestina is nu voltooid. Titus keert al eerder met de oorlogsbuit
terug naar Rome. Samen met zijn vader Vespasianus, die nu keizer is, houdt hij in 71 een grootse triomftocht om hun overwinning op de Joden te vieren. In Rome wordt gevreesd dat Titus nu zal proberen om Vespasianus van de troon te stoten. Titus blijft zijn vader echter loyaal. Hij wordt geen keizer maar consul, het op een na hoogste ambt in het Romeinse Rijk. Jarenlang regeert hij zo als mederegent naast zijn vader. Titus knapt daarbij het vuile werk op door verschillende tegenstanders van hun regering uit de weg te ruimen. Als Vespasianus in 79 sterft, volgt Titus hem op als keizer. Velen vrezen dat met hem een tweede Nero aan de macht komt, maar Titus stelt zich als keizer gematigd op. Hij laat geen senatoren meer terechtstellen en is royaal met het uitdelen van gunsten. Titus en Bernice Titus leert tijdens zijn verblijf in Palestina koning Herodes Agrippa II en zijn zus Bernice (Hand.25) kennen. Zij waren aanwezig bij het verhoor van Paulus door stadhouder Festus, waarbij
Titus (39-81) is de zevende keizer van het Romeinse Rijk. Hij verovert Jeruzalem en verwoest de tempel.
22 juli 2010
Paulus ook aan hen het evangelie van Jezus Christus verkondigde (Hand.26). Tijdens de Joodse opstand bemiddelen Agrippa en Bernice tussen Vespasianus en Titus en de Joden. Zij trachten de Joodse opstandelingen te overreden hun verzet op te geven, maar slagen daar slechts tijdelijk in. Wanneer Vespasianus probeert om keizer te worden, besluiten de schatrijke Agrippa en Bernice om hem financieel te ondersteunen. Titus is onder de indruk van de schoonheid van Bernice en krijgt een relatie met haar. In Rome heerst echter een groot wantrouwen tegenover Oosterse vorstinnen en Titus’ relatie met de Joodse prinses Bernice wordt dan ook met argusogen bekeken. Aanvankelijk durft Titus haar niet mee te nemen naar Rome, maar later nodigt hij haar toch uit. Het ziet ernaar uit dat zij Titus’ nieuwe vrouw gaat worden en zij wordt dan ook spottend ‘de nieuwe Cleopatra’ genoemd. Wanneer Titus in 79 keizer wordt, realiseert hij zich dat zijn relatie met Bernice politieke risico’s met zich meebrengt. Hij verbreekt de relatie en verbant Bernice zelfs uit Rome. Er zijn aanwijzingen dat zij twee jaar later alsnog naar Rome komt en Titus in het geheim blijft ontmoeten. Het is niet bekend hoe het verder is gegaan tussen hen en hoe het met haar is afgelopen. Weldoener Titus krijgt tijdens zijn keizerschap met verschillende rampen te maken. In 79 vindt de uitbarsting van de Vesuvius plaats waardoor Pompeii en Herculaneum onder lava bedolven worden. Kort daarna vindt er een epidemie plaats die aan veel inwoners van het rijk het leven kost. In 80 wordt Rome opnieuw getroffen door een brand die een enorme verwoesting veroorzaakt. Titus biedt bij al deze gelegenheden de slachtoffers royaal hulp. Tijdens zijn regering wordt ook het door zijn vader begonnen Colosseum voltooid. Ook daarbij toont hij zich een grote weldoener. Bij de inwijding van het Colosseum biedt hij spelen aan zoals nog nooit is vertoond. Honderd dagen lang zijn er
de waarheidsvriend
Nog altijd staat in Rome de zogenaamde Titusboog. Hij is versierd met afbeeldingen van de triomftocht die keizer Titus na zijn overwinning op de Joden hield.
gladiatorengevechten met alle mogelijke dieren uit Afrika en in een kunstmatige zee in de arena worden zelfs hele zeeslagen nagespeeld. De extravagante spelen en de royale schenkingen die Titus doet verhogen zijn populariteit bij het volk. Titusboog In 81 overlijdt Titus onverwacht aan een ziekte. Hij is 42 jaar geworden, waarvan hij acht jaar als consul en slechts twee jaar als keizer geregeerd heeft. Zijn broer Domitianus volgt hem op. Deze laat ter nagedachtenis aan Titus op het Forum in Rome de Titusboog bouwen. Deze triomfboog, die daar nog altijd staat, is versierd met afbeeldingen van de triomftocht die hij na zijn overwinning op de Joden hield. Aan de ene zijde zien we Titus staan in zijn door vier paarden getrokken zegekar, terwijl Victoria, de godin van de overwinning, een lauwerkrans op zijn hoofd plaatst. Aan de andere kant zien we Romeinse soldaten die trots voorwerpen uit de tempel van Jeruzalem meevoeren: de gouden, zevenarmige kandelaar, de gouden tafel der toonbroden en zilveren trompetten. Zo wilde Titus herinnerd worden: als de triomfator van Jeruzalem. Keizerlijk onthaal De triomfantelijke intocht van Titus en Vespasianus in Rome heeft ook in het Nieuwe Testament nog een
weerklank gekregen. Lukas tekent in Handelingen de weg die het evangelie neemt van Jeruzalem tot aan het einde der aarde. Aan het slot vertelt Lukas hoe Paulus met het evangelie Rome binnenkomt. Hij beschrijft deze binnenkomst op dezelfde manier als die waarop keizers triomfantelijk de stad binnenkomen. Eerst is er de uittocht van inwoners. Zij komen de keizer op afstand tegemoet, waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te groter het eerbetoon. Daarna vindt de verwelkoming plaats, en tot slot de dankzegging voor de goede aankomst. Deze vaste onderdelen van een keizerlijke intocht vinden we allemaal in de beschrijving van Paulus’ binnenkomst terug. ‘Alzo gingen wij naar Rome. De broeders, die van onze aangelegenheden gehoord hadden, kwamen ons tot Forum Appii en Tres Taberna (ver buiten Rome) tegemoet en toen Paulus hen zag, dankte hij God en greep moed. Toen wij te Rome binnengekomen waren…’ (Hand.28:14b-16a) Lukas beschrijft de binnenkomst van de geboeide Paulus in Rome als een keizerlijke intocht. In de stad van waaruit de keizer de wereld regeert, wordt nu het evangelie van Gods Koninkrijk keizerlijk onthaald. Lukas verkondigt zo impliciet de boodschap: van nu af zal niet meer de keizer maar het evangelie van Jezus Christus over de aarde regeren.
D.M. Heikoop
22 juli 2010
Volgende keer: Domitianus (slot).
17
Keizers in nieuwtestamentische tijd [8, slot: Domitianus]
Heer en god Onder keizer Domitianus vindt opnieuw christenvervolging plaats. Een van de slachtoffers hiervan is Johannes, die verbannen wordt naar Patmos. Daar ontvangt en schrijft hij zijn Openbaring, waarmee vervolgde christenen van toen en alle tijden getroost en bemoedigd worden.
T Ds. D.M. Heikoop is hervormd predikant te Bedum en Onderdendam.
itus Flavius Domitianus wordt in 51 geboren als tweede en jongste zoon van generaal, en later keizer, Vespasianus. Al gauw blijkt dat hij zowel begaafd als eerzuchtig is. Hij heeft de ambitie om te heersen, maar wordt na de troonsbestijging van zijn vader teruggedrongen achter zijn oudere broer Titus. Het in de schaduw moeten leven van zijn broer maakt Domitianus jaloers en verbitterd. Wanneer Titus in 81 onverwachts overlijdt, kan Domitianus alsnog keizer worden. Het gerucht gaat dat hij zijn broer heeft laten vergiftigen, maar waarschijnlijk is Titus aan een natuurlijke dood gestorven. Niettemin is dit gerucht wel tekenend voor het imago dat Domitianus dan al heeft. Bij de Senaat, vooral bij senator en geschiedschrijver Tacitus, is hij niet geliefd. Beleid De eerste jaren van zijn regering zijn, net als indertijd bij Nero, goede jaren. Evenals zijn vader en broer zorgt Domitianus voor een goede rechtspraak en ziet hij streng toe op magistraten en ambtenaren. Door een degelijk financieel beleid raakt de schatkist weer goed gevuld. Hiermee ontplooit hij grote bouwactiviteiten. In Rome verrijst de nieuwe Jupitertempel op het Capitool, de Titusboog op het
16
de waarheidsvriend
Forum, zijn paleis op de Palatijn, en een extra verdieping op het Colosseum. In het buitenland is Domitianus vooral aan de noordgrens actief. Hij voert verschillende veldslagen langs de Donau en de Rijn, waarbij hij nieuw gebied in Germanië verovert, het huidige Baden-Wurttemberg. Ook zendt hij een expeditie uit van schepen die om Schotland heen varen, waardoor de eilandvorm van Brittannië wordt vastgesteld en er contacten worden gelegd met Ierland. Domitianus zet zich in om de traditionele Romeinse godsdienst te stimuleren en treedt hard op tegen mensen die zich daaraan onttrekken. Geleidelijk aan krijgt zijn beleid steeds meer tirannieke trekken. Hij laat de Senaat links liggen en trekt zich terug in zijn paleis, waar hij zich omringd met boksers, narren en dwergen. Zijn regering ontaart uiteindelijk in een schikbewind waarin talloze Romeinen zonder proces gedood worden. Dat in het bijzonder christenen hiervan slachtoffers worden, hangt samen met twee dingen: Domitianus’ belastingpolitiek en de keizercultus. Fiscus Judaicus Na de Joodse opstand had keizer Vespasianus als strafmaatregel een speciale belasting voor Joden ingesteld: de fiscus judaicus. Het vroegere Joodse privilege om belasting te mogen innen voor de tempel in Jeruzalem, had hij na de verwoesting hiervan omgedraaid tot de verplichting om hetzelfde bedrag te moeten afdragen voor de tempel van Jupiter in Rome. Domitianus scherpt het innen van deze belasting aan. Ambtenaren van de Romeinse overheid gaan op onderzoek uit wie Jood en dus belastingplichtig is. Christenen
worden hierbij ook als Joden aangemerkt en aangeslagen, maar protesteren hiertegen en benadrukken het verschil tussen christenen en Joden. Joodse christenen worden nu gezien als belastingontduikers en worden hard aangepakt. Van niet-Joodse christenen komt nu aan het licht dat zij de voorvaderlijke goden hebben opgegeven ten gunste van de ene God van de Joden. Zij worden aangeklaagd als atheïsten omdat zij de dienst aan de Romeinse goden verzaken en kunnen daarvoor zelfs de doodstraf krijgen. Wat begon als een belastingmaatregel ontaardt in een klopjacht op Joden en christenen. In rechtbanken worden bij verdachten de geslachtsdelen geïnspecteerd om vast te stellen of iemand Jood (besneden) is of niet. Mogelijk verwijst Hebreeën 10:32-34 naar een dergelijk vernederend onderzoek. Deze verdrukking leidt ook tot toenemende spanning tussen Joden en christenen, waarbij christenen steeds vaker uit de synagogen worden verbannen (vgl. Jezus’ waarschuwing in Joh.16:2, en ook Openb.2:9 en 3:9). Keizercultus Een andere reden waarom christenen het in deze periode zwaar te verduren hebben, ligt in de door Domitianus gestimuleerde keizercultus. In het Romeinse Rijk worden keizers steeds meer als goden gezien en vereerd. Vooral in het oosten van het rijk, waar koningen al eeuwenlang als goddelijk werden beschouwd, neemt de keizercultus grote vormen aan. De eerste keizers gingen hier doorgaans terughoudend mee om. Zij gaven toestemming om hen te vereren, maar eisten dit niet. Domitianus verlangt echter van al zijn onderdanen als god te worden vereerd. Op
5 augustus 2010
munten laat hij zich als een god afbeelden. In de steden laat hij beelden van zichzelf plaatsen en eist aanbidding daarvan. Hij wil aangesproken worden als Dominus et Deus, heer en god. Christenen erkennen alleen Jezus Christus als hun Heere en God (vgl. Joh.20:28) en weigeren dan ook om hieraan mee te doen. Domitianus laat hen daarop vervolgen en sommigen moeten hun trouw aan de Heere Jezus met de dood bekopen. Zelfs familieleden van de keizer treft dit lot. Domitianus veroordeelt zijn neef Flavius Clemens vanwege zijn christelijk geloof ter dood en verbant zijn vrouw Flavia Domitilla. Johannes Een ander slachtoffer van Domitianus’ christenvervolging is Johannes, de schrijver van het boek Openbaring. Hij reist rond in de steden van Asia (de westkust van het huidige Turkije) om aan de gemeenten daar het Evangelie te prediken. De gouverneur van Asia verbant hem echter naar Patmos, een eilandje ten zuidwesten van Efeze. Victorinus, een schrijver uit de Vroege Kerk, vertelt dat Johannes daar in een mijn te werk wordt gesteld. Op Patmos openbaart de opgestane en verheerlijkte Heere Jezus visioenen aan hem (Openb.1:9). Met deze visioenen worden de verdrukte en vervolgde christenen getroost en bemoedigd. Of deze Johannes op Patmos dezelfde is als de apostel Johannes, de zoon van Zebedeüs die het evangelie en de brieven geschreven heeft, is niet helemaal duidelijk. Openbaring Hoewel sommige uitleggers van mening zijn dat het boek Openbaring geschreven is ten tijde van Nero, vermoeden de meesten dat dit boek geschreven is ten tijde van de christenvervolging onder Domitianus. De laatste opvatting is onder meer gebaseerd op een uitlating van Irenëus, een schrijver uit de tweede eeuw, die vertelt dat Johannes zijn openbaringen ten tijde van Domitianus’ regering ontvangen heeft. Bovendien lijkt de christenvervolging onder Nero zich tot Rome te hebben beperkt, terwijl
de waarheidsvriend
Na de dood van de Domitianus (51-96) wordt uitgesproken dat de herinnering aan deze tirannieke keizer vernietigd moet worden.
het boek Openbaring de christenvervolging in Asia op het oog heeft. Daar liggen de zeven gemeenten tot wie Johannes zijn brieven richt (2:1-3:22). In dit gebied is de keizercultus vanouds sterk en dientengevolge is ook de vervolging van hen die daar niet aan meedoen hier heftig. Over die verdrukking horen we het hele boek Openbaring door. De keizer die christenen vervolgt wordt aangeduid als het ‘beest’ (13:1v), dat regeert vanuit de zeven bergen (17:9-10). Dit is een verwijzing naar de stad Rome dat in de oudheid bekend stond als de ‘Stad op Zeven Heuvels’. Het beest lastert God door zichzelf god te noemen (13:5v) en het voert oorlog tegen de gelovigen (13:7). Het verlangt dat het aanbeden wordt (13:8v) en laat beelden van zichzelf oprichten (13:14). De troost die dit visioen geeft is dat de macht van het beest begrensd is (13:5). Straks zal hij, met al zijn handlangers, in een poel van vuur geworpen worden (19:20). Keizer Domitianus kan vanaf zijn troon in Rome veel kwaad en onheil uitrichten, maar de toekomst is aan Hem die op de troon in de hemel zit (20:11). Hij komst straks weer om te oordelen de levenden en de doden. En aan Zijn rijk zal geen einde komen.
Damnatio memoriae Domitianus’ tirannieke beleid roept steeds meer weerstand op. In 96 wordt hij, op 44-jarige leeftijd, door samenzweerders in zijn eigen paleis vermoord. De Senaat spreekt na zijn dood de damnatio memoriae, de verdoemenis van zijn herinnering, over hem uit. Dit houdt in dat alles wat aan hem herinnert vernietigd moet worden. Uit alle archieven worden de documenten die op hem betrekking hebben weggehaald en verbrand, zijn standbeelden worden verwoest en zijn naam uit inscripties op openbare gebouwen verwijderd. Zo komt een einde aan het leven van deze keizer en aan de christenvervolging die onder hem plaatsvond. De profetie uit Openbaring dat het beest gegrepen en verdelgd zal worden (19:20) gaat daarmee al deels in vervulling. De volle vervulling van deze profetieën staat nog uit. Straks komt Christus terug om alle moordenaars, afgodendienaars en leugenaars te straffen en uit te bannen (Openb.21:8). Maar wie in de aardse strijd tot het einde toe volhardt, die zal het nieuwe Jeruzalem mogen binnengaan (21:9v). Daar is geen nacht meer en daar is geen licht van zon of maan meer nodig, want daar schijnt het licht van het Lam (21:23).
D.M. Heikoop
5 augustus 2010
17