Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling Welzijn en Gezondheid Koning Albert II–laan 35, bus 31, 1030 BRUSSEL Tel. 02 553 33 79 – Fax 02 553 34 35 E-mail:
[email protected]
Auditverslag Universitair Ziekenhuis Brussel November 2008
Inhoud Inhoud.....................................................................................................................................2 1 Inleiding................................................................................................................................3 2 Identificatie van de instelling...............................................................................................5 3 Algemeen beleid....................................................................................................................6 4 Medisch beleid.....................................................................................................................14 5 Verpleegkundig beleid........................................................................................................17 6 Kwaliteitsbeleid...................................................................................................................23 7 Audit van de verpleegafdelingen, diensten, functies en zorgprogramma’s ..................................................................................................................................................27 8 Legionellabeheersing..........................................................................................................79 9 Infectieziektebeheersing ....................................................................................................81
Auditverslag UZ Brussel, E 143
2
1 Inleiding In het auditverslag bespreken we eerst het algemeen beleid dat betrekking heeft op de globale werking van het ziekenhuis. Daarna behandelen we achtereenvolgens het medisch en verpleegkundig beleid en het kwaliteitsbeleid. Vervolgens bespreken we de resultaten van de specifieke audit van de hospitalisatiedienst. Tenslotte worden de infectieziektepreventie en de medisch milieukundige aspecten besproken. Een voorlopige versie van het auditverslag wordt voorgesteld en afgegeven op de laatste dag van de audit.
1.1. Toepassingsgebieden 1. Kwaliteit van zorg • toetsing van de federale erkenningsnormen; • evaluatie van het kwaliteitsbeleid i.f.v. het kwaliteitsdecreet. 2. Infectieziektepreventie en medisch milieukundige aspecten: deze vaststellingen worden gedaan door het Toezicht Volksgezondheid.
1.2. Definities In het auditverslag wordt gebruik gemaakt van 5 soorten vaststellingen: Algemene vaststellingen Deze elementen scoren niet negatief en niet positief. Ze worden beschouwd als nuttige achtergrondinformatie. Sterke punten Dit zijn punten die de auditoren als een meerwaarde voor het ziekenhuis beschouwen. Het minimaal voldoen aan de normen wordt niet als een meerwaarde aanzien. Aanbevelingen De aanbevelingen zijn niet dwingend en niet gebonden aan normering. Het zijn de adviezen die de auditoren wensen mee te geven ter verbetering van de kwaliteit van zorg. Non-conformiteiten Dit zijn de elementen die volgens het team niet conform de norm zijn. Hiervoor baseren de auditoren zich op de wetgeving. Gezien het agentschap Zorg en Gezondheid bevoegd is voor deze regelgeving en de interpretatie ervan dienen deze non-conformiteiten te worden gelezen Auditverslag UZ Brussel, E 143
3
als een "voorstel van non-conformiteit". Het agentschap Zorg en Gezondheid kan deze kwalificatie wijzigen. Tekortkomingen Dit zijn net als de non-conformiteiten aspecten waarvoor het ziekenhuis onvoldoende scoort, maar de auditoren baseren zich hiervoor niet op erkenningsnormen. Gezien het agentschap Zorg en Gezondheid bevoegd is voor deze regelgeving en de interpretatie ervan dienen ook deze tekortkomingen te worden gelezen als een "voorstel van tekortkoming". Het agentschap Zorg en Gezondheid kan deze kwalificatie wijzigen. Het agentschap Zorg en Gezondheid zal op basis van deze informatie de definitieve kwalificatie van de vaststellingen alsook, met betrekking tot sommige non-conformiteiten, de uiterlijke termijnen bepalen tegen wanneer de instelling gevolg moet gegeven hebben aan de opmerkingen. Indien er geen termijn aan gekoppeld werd, dient de non-conformiteit weggewerkt te worden tegen de volgende audit. Non-conformiteiten en tekortkomingen zullen steeds het voorwerp uitmaken van een opvolging.
1.3. Auditdata De audit vond plaats op volgende data: 6 november 2008 13 november 2008 18 november 2008 21 november 2008 25 november 2008
Audit Audit Audit Opmaak verslag Presentatie verslag
1.4. Samenstelling van het auditteam Michaëla Daelemans Koenraad Fierens Veerle Meeus Tania Vandommele Nele Van Cauteren Tom Wylin Emmanuel Robesyn Koen Schoeters
Auditverslag UZ Brussel, E 143
Hoofdauditor inspectie Auditor inspectie Auditor inspectie Auditor inspectie Auditor inspectie Auditor inspectie Auditor toezicht volksgezondheid Auditor toezicht volksgezondheid
4
2 Identificatie van de instelling Naam Adres Gemeente Telefoon e-mail web Erkenningsnummer
Universitair Ziekenhuis Brussel Laarbeeklaan 101 1090 Jette Tel 02 477 41 11
[email protected] www.uzbrussel.be 143
Inrichtende macht Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 1050 Elsene Voorzitter van de Raad van Bestuur Dhr. W. Soetens
Directie Gedelegeerd bestuurder (algemeen directeur) Algemeen beheerder (financieel directeur) Hoofdgeneesheer / medisch directeur Medisch directeur Directeur verpleegkundig departement Directeur logistieke diensten Directeur human resources & interne communicatie
Auditverslag UZ Brussel, E 143
Prof. Dr. M. Noppen Dhr. J. Beeckmans Dr. J. Schots Dr. L. Steenssens Dhr. M. Segers Dhr. R. Van de Velde Dhr. R. Vandenbussche
5
3 Algemeen beleid Algemene vaststellingen •
Het Universitair Ziekenhuis Brussel is het enige unicommunautair Nederlandstalig ziekenhuis in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Naast een derdelijnsfunctie als universitair ziekenhuis, heeft het ziekenhuis ook een belangrijke locoregionale rol, als tweedelijnsziekenhuis voor Brussel, de Rand en centraal Vlaanderen. Het Universitair Ziekenhuis Brussel telt 709 erkende bedden:
• C 268
CD 66
D 203
G 29
E 57
NIC 16
M 40
A 30
Totaal 709
Hiervan zijn 586 bedden aangewezen als universitaire bedden, waarvan 36 voor intensieve zorgen: · C D E NIC M 261 203 57 15 14 •
Op 1 december 2008 zal een kinderpsychiatrische dienst opgestart worden met 15 Ken 5 k-bedden. Half 2009 plant men een revalidatie-afdeling op te starten.
•
Recent heeft het UZ Brussel in Dilbeek een polikliniek geopend. Er zijn nog plannen om eventueel een tweede polikliniek op te starten in de rand rond Brussel.
•
De voorbije vijf jaar werd een vernieuwingsoperatie doorgevoerd op het managementniveau van het ziekenhuis. Een eerste aanzet tot modernisering werd in 2003 gegeven, op basis van de adviezen van een extern consulting bureau. Deze aanbevelingen werden de voorbije jaren gradueel uitgevoerd. In 2006 werd een nieuw gedelegeerd bestuurder aangesteld en werd het directiecomité opgericht. In 2007 werden missie, visie en waarden neergeschreven en werden deze vertaald in een beleidsplan met strategische opties. In de organisatie zijn een aantal diensten geclusterd, in de toekomst wil men dit concept verder ontwikkelen voor andere zorgtrajecten. Recent werd een intern auditcomité opgericht ter opvolging van de interne processen.
•
De bestuursdelegatie van de Raad van Bestuur van de VUB aan de Raad van Bestuur van het UZ Brussel (RUZ) werd uitgeschreven en is sinds 1/1/08 van kracht. De RUZ telt 15 gewone leden, de rector en de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel, 3 leden aangeduid door de Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel, 3 leden van de faculteit geneeskunde en farmacie, 5 artsen aangeduid door de medische raad en 2 leden niet-artsen aangeduid door de ondernemingsraad, en 4 gecoöpteerde leden. Daarnaast wonen 5 leden met raadgevende stem de RUZ bij, meer bepaald de gedelegeerd bestuurder, de algemeen beheerder, de voorzitter van de medische raad, de administratief directeur van de Vrije Universiteit Brussel en de regeringscommissaris.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
6
•
Het UZ Brussel is van mening dat absolute topreferente zorg niet langer op alle medische domeinen en subdomeinen kan worden aangeboden om redenen van haalbaarheid op vlak van mensen, middelen en infrastructuur. Men opteert daarom voor een speerpuntbeleid: op een aantal domeinen wenst het UZ Brussel bijzonder te excelleren op (inter)nationaal niveau, wat zich vertaalt in een aangepast organisatorisch model (clusterorganisatie), en in een geografisch-architecturale concentratie van topactiviteiten (excellentiecentra). De criteria voor deze speerpuntdomeinen werden vastgelegd. In 2008 zijn er 6 expertisedomeinen en men beoogt in de toekomst een groei van het aantal domeinen. Ongeacht het speerpuntbeleid streeft men naar een brede kwaliteit voor alle diensten.
•
Het ziekenhuisgebouw is 30 jaar oud en is toe aan een globale herorganisatie en vernieuwing. In 2007 werd een zorgstrategisch plan opgesteld waarin men voorziet in een totale renovatie met verbouwingen en uitbreidingen. De voorbije jaren waren er meerdere ingrepen op het vlak van infrastructuur. Men bouwde een nieuwe parking, een nieuwe dienst kinder- en jeugdpsychiatrie en het Louis Thielemans-paviljoen dat het labo huisvest. Een groot aantal verpleegeenheden werd gerenoveerd.
•
Naast de samenwerkingsverbanden met tal van Vlaamse ziekenhuizen, waaronder AZ Jan Portaels in Vilvoorde, het Aalsters Stedelijk Ziekenhuis en het UZ Gent, zijn er ook verschillende samenwerkingsakkoorden met de Brusselse ziekenhuizen. Recent heeft het UZ Brussel tijdens de reddingsoperatie na het faillissement van het Hôpital Français in Sint-Agatha-Berchem een minderheidsparticipatie verkregen in de uitbating van dit Brussels ziekenhuis.
Sterke punten •
Er is een grote participatie van artsen in het bestuur van het ziekenhuis. Het directiecomité telt drie artsen, de gedelegeerd bestuurder, de hoofdgeneesheer en de medisch directeur. Er zijn verder 5 artsen, aangeduid door de medische raad, lid van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Het voorbije jaar kregen ook de verpleegkundigen een grotere stem in het bestuur van het ziekenhuis. Hiertoe werd de RIVOK opgericht, de Raad Interdepartementeel Verpleegkundig Overleg van Kaderpersoneel. De voorzitter van de RIVOK is lid met raadgevende stem in de Raad van Bestuur van het ziekenhuis.
•
Patiëntveiligheid wordt hoog in het vaandel gevoerd. Tal van initiatieven werden opgestart: o Aan de patiënt wordt specifieke informatie aangeboden onder de vorm van een patiëntveiligheidskaart, die 7 tips bevat over hoe men zelf kan bijdragen tot een veiliger zorg, o Verschillende verbeterprojecten rond veiligheid werden uitgewerkt. Zo is er een “Early Warning System” ingevoerd waarbij patiënten op de afdelingen gescreend worden op het risico op hartritmestoornissen, zodat preventief kan opgetreden worden. Op het symposium tijdens de week van de patiëntveiligheid werd een presentatie gegeven van het EWS, o Er werd een ziekenhuisbreed suïcidepreventieprotocol uitgeschreven,
Auditverslag UZ Brussel, E 143
7
o Op analoge wijze is er een slikscreeningsprotocol in voege waarbij de kans op een slikpneumonie wordt ingeschat, o Verder is er een systeem om ongeplande extubaties te vermijden, o Ook het beleid rond de opvang van CVA-patiënten, acute coronaire syndromen en community acquired pneumonia werd gestroomlijnd en wordt aan de hand van verschillende indicatoren opgevolgd, o Op de NICU heeft men reeds jaren het Alarissysteem ter preventie van medicatiefouten. Het gaat hier om een software voor het controleren/sturen van infuus- en spuitpompen, o In het verleden werden al heel wat indicatoren opgevolgd (decubitus, valincidenten, suïcide, complicaties, agressie, onrustwekkende verdwijningen, nosocomiale infecties, …). In de toekomst zullen deze registraties samengebracht worden in één VIKA database, o In het kader van sensibiliseren van medewerkers, werd er tijdens de week van de patiëntveiligheid een wedstrijd georganiseerd voor de beste poster i.v.m. patiëntveiligheid. De winnaar krijgt 1000 Euro. •
In het kader van een preventiebeleid werd in december 2007 VIKA opgestart. VIKA staat voor: o vragen (aanvraagformulier online en een FAQ bestand), o incidenten (tot op heden enkel valincidenten; in de toekomst ook agressie, decubitus, medicatiefouten, bloedtransfusie), o klachten (van medewerkers via een online formulier, vb. een gevraagde herstelling die op zich laat wachten) o aanbevelingen (voor het opstellen / aanpassen van procedures). Het VIKA systeem houdt, naast een registratie, ook een leer- en verbeterplatform in. Alle in VIKA gerapporteerde incidenten worden geanalyseerd: o een beheerder per subgroep (vb. valincidenten) stuurt het dossier door naar een dossierbehandelaar. Deze medewerkers (artsen, apothekers, verpleegkundigen, …) bezitten expertise in het domein waarvoor ze als behandelaar optreden. Een dossier kan achtereenvolgens bij verschillende behandelaars terecht komen wanneer een multidisciplinaire aanpak gewenst is. Elke behandelaar heeft toegang tot het uitgebreide aangifteformulier en het elektronisch patiëntendossier, maar contacten met de betrokkenen verlopen via de beheerder. o Na afhandeling wordt het dossier gecontroleerd op correctheid en volledigheid. o Pas na de validatie kan het opnieuw bij de beheerder terechtkomen, die instaat voor de feedback aan de melder. o In de loop van het proces is er een tijdsklok ingesteld, verschillend per deelgebied, waarbij de beheerder automatisch verwittigd wordt wanneer een analyse te lang op zich laat wachten. o Per domein werden projectgroepen opgericht die instaan voor de globale analyse per domein. Hun taak is om advies uit te brengen naar het VIKA comité, dat op zijn beurt de link vormt met de stuurgroep kwaliteit en patiëntveiligheid, waar de adviezen besproken worden. (momenteel is dit enkel gebeurd voor valincidenten).
•
Er zijn verschillende initiatieven om patiënten te betrekken bij de zorg. o Er werd een patiëntenkaart ontwikkeld met 7 tips voor patiënten waarmee ze zelf kunnen bijdragen aan een veilige zorg.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
8
o Er zijn in het ziekenhuis tolken, doventolken en cultureel bemiddelaars, de patiënt kan zelf cultureel bemiddelaars contacteren. De website is aangepast voor slechtzienden. o In het ziekenhuis is een voordrachtenreeks ‘Dokter, mag ik u wat vragen?’. Deze voordrachten behandelen laatste medische ontwikkelingen, en zijn voor iedereen toegankelijk. o Alle bedden kunnen bediend worden door de patiënt zelf. •
Er wordt in het ziekenhuis veel aandacht gegeven aan ethische reflecties. De Commissie Medische Ethiek (CME) beschikt over een wetenschappelijk medewerker die tijdens de kantooruren steeds beschikbaar is, bv voor dringende vragen. Voor het uitdiepen van ethische vragen wordt door de Commissie Medische Ethiek beroep gedaan op een groep experten, de reflectiegroep biomedische ethiek. Deze Reflectiegroep Biomedische Ethiek behandelt op vraag van de Commissie Medische Ethiek ethische kwesties en formuleert een voorstel tot advies. Een aantal diensten hebben daarnaast ook eigen overlegstructuren waar ethische kwesties worden besproken, bv in het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde. Op het vernieuwde intranet is een specifieke ruimte voorzien voor de standpunten die door de Commissie Medische Ethiek ingenomen worden.
•
Er bestaat in het ziekenhuis een zeer goede procedure voor therapeutische restricties, ‘Advanced Care Planning’, of ACP-procedure genoemd. De toepassing van deze ACPcode wil vooral vermijden o dat “basic” en “advanced life support” onthouden worden aan patiënten bij wie de prognose als (relatief) gunstig wordt ingeschat of nog onvoldoende beoordeeld kan worden o dat aan patiënten met een slechte prognose zorgen verstrekt worden die geen wezenlijke bijdrage aan de kwaliteit van het resterende leven inhouden o dat de wil van de patiënt genegeerd wordt. Volgens deze procedure is de ACP-code het resultaat van mondeling overleg tussen iedereen die betrokken is bij het individueel medisch dossier. Het gaat hierbij om de patiënt, de vertrouwenspersoon aangeduid door de patiënt, de familieleden van de patiënt, het ziekenhuisteam en de verwijzende arts. Bij dit overleg is de visie en de wens van de patiënt doorslaggevend. Verder stelt de procedure dat de arts die de patiënt naar de ziekenhuisdienst verwijst, moet betrokken worden bij het formuleren van een ACP-code. Deze arts dient ook steeds ingelicht te worden wanneer in het ziekenhuis een verandering van ACP-code wordt voorgesteld. Er zijn 3 niveaus in de codering: niveau A of ‘Alles doen’, niveau B of ‘Basiszorg’ en niveau C of ‘Comfortzorg’.
•
De dienst ICT speelt in het ziekenhuis een belangrijke rol door de ontwikkeling van eigen informatica-toepassingen in huis. Zo gebruikt men in het ziekenhuis een zelfontwikkeld elektronisch medisch dossier (EMD), en is men op het moment bezig met de uitrol van het elektronisch verpleegkundig dossier (EVD). Er wordt gestreefd naar papierloze diensten in de toekomst.
•
De laatste jaren is er, naast de gewone communicatiekanalen in het ziekenhuis, aandacht voor een aantal extra initiatieven qua communicatie: - de aantrekkelijke website, - UZegt, de maandelijkse nieuwsbrief voor medewerkers,
Auditverslag UZ Brussel, E 143
9
- mUZe, een medisch magazine, - een elektronische nieuwsbrief voor een breed publiek, ·- Voor het eerst werd in 2007 een jaarverslag voor externe communicatie uitgegeven. - het project ‘gesmeerd’, een interactieve communicatietraining voor personeel. • o o o o
Er wordt een sterk personeelsbeleid gevoerd: Het ziekenhuis kreeg hiervoor het label ‘Top Employer 2009’. Er is een actief diversiteitsbeleid bij de recrutering van personeel, Er zijn veel faciliteiten inzake work-life balans, Bij alle medewerkers die het UZ Brussel verlaten, wordt er door de dienst HRM systematisch een gestructureerd exitinterview afgenomen. De resultaten hiervan worden teruggekoppeld naar de diensthoofden en talrijke verbeteracties werden opgezet. Alle verpleegkundigen hebben daarnaast een gesprek met de directeur verpleging, de artsen met de medisch directeurs.
Non-conformiteiten •
Het chirurgisch dagziekenhuis voor volwassenen is geen afzonderlijke architectonische en organisatorische entiteit. Dagpatiënten worden opgenomen op de verpleegafdeling EH19, een gemengde one day-short stay heelkundige eenheid.
•
Er wordt in het ziekenhuis nog steeds glutaaraldehyde in open systemen gebruikt (op de consultaties). Hierbij zijn er geen beschermingsmaatregelen of afzuigsystemen voorzien. Bovendien is het personeel hiervoor niet specifiek opgeleid.
Tekortkomingen •
Het zorgendossier is versnipperd en onoverzichtelijk. Naast het EMD en het papieren of elektronisch verpleegdossier, hebben andere disciplines vaak nog eigen nota’s. Zo noteren de kinesisten en sociaal verpleegkundigen bv in een eigen map en nemen zij geen nota in het patiëntendossier. De verpleegkundigen hebben niet steeds zicht/toegang op het volledige dossier van kinesitherapie en de sociaal verpleegkundige. Bovendien is in het patiëntendossier geen overzicht van het behandelingsplan of revalidatieschema terug te vinden, evenmin is terug te vinden welke behandeling effectief gegeven is. Ook de spelbegeleiding en pedagogisch medewerkers van het kinderziekenhuis nemen nota in eigen kaften en schrijven hun waarnemingen niet steeds in het patiëntendossier. Bovendien schrijven zorgverleners die om advies gevraagd worden, dit advies niet systematisch neer in het patiëntendossier, maar communiceren dit vaak enkel mondeling. Voorbeelden hiervan zijn adviezen van psychologen, diëtisten, het advies van het palliatief support team. Ook verslagen van multidisciplinaire teamvergaderingen worden niet steeds neergeschreven in het patiëntendossier.
•
Terwijl een aantal diensten zeer innovatief zijn op het vlak van patiëntgeoriënteerde zorg (‘patient-centred care’), hebben sommige afdelingen nog geen aanvang genomen om deze visie in de praktijk toe te passen (‘hospital focused care’). Nochtans is het centraal stellen van de patiënt één van de pijlers van de visie en van de waarden waar men als ziekenhuis
Auditverslag UZ Brussel, E 143
10
voor staat. •
De VIKA registratie is nog beperkt (enkel valincidenten) en niet ziekenhuisbreed geïmplementeerd (niet alle diensten en/of departementen melden incidenten). o Deze registratie dient jaarlijks te resulteren in een rapport met sensibiliseringscampagnes en verbeteracties. o Verder is het nuttig de gegevens van de klachtenregistratie samen te beoordelen met deze van de VIKA-registratie. o Momenteel heeft men geen objectieve gegevens over het aantal meldingen dat per beroepsgroep binnenkomen. Het grootste deel van de meldingen gebeurt door verpleegkundigen. Volgens de procedure stelt men dat patiëntveiligheid een gemeenschappelijke opdracht is van alle medewerkers. Om gericht te kunnen sensibiliseren en vorming in te richten, is het aangewezen om een duidelijke opvolging te doen van het aantal meldingen per zorgverlenersgroep / per afdeling. Het opvolgen van het aantal anonieme meldingen kan ook een indicator zijn voor de cultuur binnen het ziekenhuis. Naast VIKA bestaan er op afzonderlijke diensten specifieke kwaliteitsbewakingssystemen (spoed) en registratiesystemen voor incidenten (NICU, OK). Er is geen link tussen de verschillende systemen en leerervaringen worden beperkt tot de plaats van de registratie. Men dient na te gaan op welke manier men de verbeterpunten die voortkomen uit de analyses en die ziekenhuisbreed hun nut kunnen hebben, kan aanwenden op een breder niveau. Alle patiëntveiligheidsinitiatieven zijn nog niet ten volle geïmplementeerd binnen het volledige ziekenhuis en nog te weinig gekend op de werkvloer.
•
Hoewel er een zeer goede procedure voor therapeutische restricties is uitgeschreven, wordt dit vooruitstrevende beleid in de praktijk niet waargemaakt. Bij nazicht van 5 patiëntendossiers met een therapeutische restrictie bleek nergens sprake van een overleg, of van de wens van de patiënt, noch van communicatie met de verwijzende arts. De code bevat vaak zelfs geen datum of motivatie. Verder bestaan er meerdere systemen om de ACP-code te noteren. De code kan genoteerd worden in het EMD, ofwel op een blauw formulier neergeschreven worden in het papieren medisch dossier. Zelfs op één zelfde verpleegafdeling wordt hierover geen uniform systeem gehanteerd. Hoewel men gebruik maakt van een code A, wordt de ACP-code volgens de procedure niet steeds ingevuld.
•
Het fixatiebeleid is uitgeschreven in een procedure. Bij controle van patiëntendossiers op de verpleegafdelingen bleek dit beleid in de praktijk niet toegepast te worden. In het patiëntdossier van gefixeerde patiënten vindt men geen nota’s omtrent observatie, overleg en evaluatie terug.
•
Tijdens gesprekken op verschillende verpleegafdelingen bleken de hoofdverpleegkundigen niet op de hoogte van het ziekenhuisbreed suïcidepreventieplan.
•
De beveiliging van het elektronisch dossier lijkt niet helemaal sluitend te zijn. Het elektronisch verpleegkundig dossier sluit zichzelf niet automatisch af waardoor een scherm langere tijd kan openstaan zonder toezicht, waardoor anderen niet-traceerbare
Auditverslag UZ Brussel, E 143
11
notities kunnen invoeren. Afmelden vereist drie handelingen. •
Patiënten worden niet geïnformeerd over hun recht op inzage in het patiëntendossier, en het recht op afschrift van het dossier.
•
De capaciteit van de dienst intensieve zorgen is te klein in verhouding tot het aantal kritieke patiënten in het ziekenhuis. Men dient dringend te evalueren of het aantal IZ-bedden, het medische kader en de infrastructuur nog tegemoet komt aan de actuele noden van dit universitaire ziekenhuis. Deze opmerking werd reeds 5 jaar geleden in het auditverslag geformuleerd.
•
Er is een probleem inzake scheiding van patiëntenstromen. Gehospitaliseerde patiënten worden tijdens transport per bed voortdurend geconfronteerd met bezoekers en poliklinische patiënten. Verpleegafdelingen liggen in elkaars verlengde, waardoor alle bezoek en transport passeert via de voorliggende verpleegafdeling.
•
Het algemeen organogram is helder omtrent de hiërarchische aansturing voor verpleegkundigen en artsen. Voor het paramedisch personeel is het organogram echter weinig transparant. De aansturing van paramedici gebeurt via verschillende kanalen en op verschillende niveaus voor de verschillende paramedische disciplines. Zo vallen de kinesisten onder de hiërarchische verantwoordelijkheid van de dienstverantwoordelijke Fysiotherapie en Revalidatie. De diëtisten vallen onder de hiërarchische verantwoordelijkheid van het hoofd facilitaire diensten. De psychologen vallen onder de hiërarchische verantwoordelijkheid van het diensthoofd psychologie. Terwijl de overige paramedici onder de hiërarchische verantwoordelijkheid vallen van het medisch diensthoofd van de dienst waarbinnen zij hun activiteit uitoefenen. Minimaal dient het organogram de hiërarchische weg inzake communicatie top-down en bottom- up duidelijk te worden weergegeven.
Aanbevelingen •
We bevelen aan om bij de keuze van nieuwe leden voor de Raad van Bestuur de voorkeur te geven aan personen met expertise in ziekenhuismanagement, dit om de professionalisering verder door te voeren op het niveau van de Raad van Bestuur.
•
De opstelling en uitwerking van jaarverslagen en beleidsplannen per dienst, functie en zorgprogramma, die multidisciplinair worden geëvalueerd, staat voor tal van diensten nog in zijn kinderschoenen. De huidige medische activiteitsverslagen bevatten geen nuttige activiteitsgegevens m.b.t. zorg of gegevens die een beeld kunnen geven van de kwaliteit van zorg, maar zijn vooral een opsomming van de stafleden en van hun gevolgde/georganiseerde vorming en publicaties. Nu beschikken al heel wat diensten en disciplines (orthopedie, pneumologie, spoed, intensieve zorgen, centrum voor reproductieve geneeskunde, cardiologie, neurologie, pediatrie, radiologie en medische beeldvorming, heelkunde en anesthesiologie) over een medisch beleidsplan, maar het is niet steeds duidelijk in welke mate het verpleegkundig en paramedisch departement aan de totstandkoming participeerden. We bevelen aan dat alle diensten en afdelingen een geïntegreerd medisch-verpleegkundig jaarverslag en beleidsplan zouden opstellen. Deze momenten van kritische terugblik,
Auditverslag UZ Brussel, E 143
12
waarin zowel positieve als negatieve opmerkingen aan bod kunnen komen, kunnen de basis vormen voor een verder beleid van permanente verbetering. •
Hoewel men centraal in het ziekenhuis over een massa aan indicatoren beschikt (bv de cel beleidsinformatie) die wel op overlegvergaderingen teruggekoppeld worden, wordt hiervan weinig gebruik gemaakt op dienstniveau of op de werkvloer. We bevelen aan om centraal beschikbare registratiegegevens gebruiksvriendelijk en op maat terug te koppelen met de nodige duiding. Zo kunnen ze de basis vormen voor aansturing van diensten en verbeterprojecten.
•
Aanbeveling om de algemene onthaalbrochure te vertalen in het Frans en Engels, naar analogie met de website van het ziekenhuis, en tal van dienstspecifieke infobrochures. In registraties van het ziekenhuis telt men 30% Franstalige patiënten, bij navraag op de afdelingen zou het zelfs om de helft van de patiënten gaan.
•
We bevelen aan om patiënten (pro)actiever te informeren over de financiële aspecten van een ziekenhuisopname. Patiënten hebben volgens de wet op de patiëntenrechten immers het recht vooraf ingelicht te zijn over de kosten en tarieven van de toegediende zorg. Op dit moment worden patiënten bij opname via de opnameverklaring ingelicht. Meer informatie zou o.a. nuttig zijn over de prijs van rooming-in, over de voorschotten die bij ontslag worden gevraagd, de schatting van kostprijs van courante ingrepen, … Het centrum voor reproductieve geneeskunde heeft een folder ontwikkeld met zeer duidelijke informatie over de financiële aspecten van de verschillende behandelingen. Deze informatie zou als voorbeeld kunnen dienen voor andere diensten.
•
We bevelen aan om na te gaan in welke mate de analyse van elk VIKA-incident haalbaar blijft nadat de registratie uitgebreid wordt met andere meldingen. Ook de werkbelasting voor de dossiersbehandelaars dient geëvalueerd te worden aangezien zij hiervoor momenteel niet vrijgesteld zijn van andere taken .
Auditverslag UZ Brussel, E 143
13
4 Medisch beleid Algemene vaststellingen •
De huidige hoofdgeneesheer is voltijds in dienst sedert 1 juli 2004. Een deel van de taken van de hoofdgeneesheer zijn gedelegeerd naar de functie “medisch directeur”. Momenteel zijn er twee medische directeurs, waarbij de hoofdgeneesheer een van deze twee functies invult. De hoofdgeneesheer beschikt over administratieve ondersteuning en de medische directeurs kunnen beschikken over exploitatieverantwoordelijken met betrekking tot de bedrijfseconomische exploitatie en de voorbereiding van specifieke dossiers.
•
Er zijn 555 artsen verbonden aan het ziekenhuis (443,3 VTE) waarvan 161 artsenspecialisten-in-opleiding (ASO’s).
•
Er is een nieuwe algemene regeling sinds 1/1/06. Een nieuw medisch reglement en een nieuwe financiële regeling werden 1,5 jaar geleden uitgeschreven en zouden binnenkort goedgekeurd worden.
•
De voorbije jaren werden een tiental nieuwe medische diensthoofden aangesteld. Diensthoofden worden niet meer voor onbepaalde duur benoemd, maar krijgen een contract voor 5 jaar op basis van een businessplan. Na 5 jaar gebeurt een evaluatie op basis van een assessment.
•
De hoofdgeneesheer wordt soms uitgenodigd op de Raad van Bestuur van het UZ Brussel (R.U.Z.) en de medische raad. De medische raad vaardigt 5 van de 15 stemgerechtigde leden af naar de R.U.Z.
•
Begin 2008 werd een financiële overlegcommissie opgericht, met leden van de medische raad en de Raad van Bestuur.
Sterke punten •
Het Universitair ziekenhuis Brussel biedt topreferente en topklinische zorg aan. Voor sommige aspecten fungeert de instelling niet alleen als derde, maar zelfs als vierde lijnscentrum. In de toekomst wil men de focus nog sterker leggen op een aantal expertisedomeinen (centrum voor reproductieve geneeskunde, centrum voor hart- en vaatziekten, diabetescentrum, oncologisch centrum, centrum voor medische beeldvorming en kinderziekenhuis), en hierin zowel nationaal als internationaal meer erkenning te verwerven.
•
De medische raad is sterk betrokken bij het (kwaliteits)beleid in het ziekenhuis. Naast de participatie aan de raad van bestuur zetelt er ook een delegatie van de medische raad in de stuurgroep kwaliteit en patiëntveiligheid.
•
Men heeft een aanvang genomen met performantie gericht management. Er is een systeem met incentives opgestart voor de medische diensten op basis van performantiecriteria. Afhankelijk van een score m.b.t. administratieve performantie, medische kwaliteit en
Auditverslag UZ Brussel, E 143
14
kwaliteitssystemen, krijgen diensten al of niet meer werkingsgelden en/of meer personeel. •
Er bestaat een goede overlegstructuur met de huisartsen uit de omgeving: - Er werd een charter voor een goede relatie tussen huisartsen en de ziekenhuisdiensten uitgeschreven; - er is een maandelijks gestructureerd overleg inzake diabetes met Medirand vzw, dat alle huisartsenkringen in de Vlaamse rand rond Brussel overkoepelt; - er is een actieve deelname aan de vzw Zorgnet; - er bestaat een samenwerkingsprotocol met verschillende huisartsenkringen inzake preoperatieve onderzoeken; - er loopt een project waarbij Brusselse huisartsen toegang hebben tot het elektronisch dossier van hun opgenomen patiënten en elektronisch onderzoeken kunnen aanvragen. - De medische raad heeft een commissie ‘relaties met huisartsen’ en een geneesheerombudsman die bemiddelt bij problemen in de relatie met huisartsen en externe specialisten.
•
Recent werd de regeling rechtsverhouding artsen-specialisten-in-opleiding uitgeschreven.
•
Via het aanvraagsysteem voor wetenschappelijke verlofdagen heeft de hoofdgeneesheer zicht op de permanente vorming van alle ziekenhuisartsen.
Non-conformiteiten •
Medicatie wordt elektronisch voorgeschreven. Hierop werd geen beveiliging geïnstalleerd, zodat zowel artsen als verpleegkundigen medicatie langs deze weg kunnen voorschrijven. De artsen ondertekenen wel bij ontslag van de patiënt een verzamelblad van alle voorgeschreven medicatie. Het geschatte percentage voorgeschreven door arts ten opzichte van het geschatte percentage voorgeschreven door verpleegkundigen verschilt sterk van afdeling tot afdeling en gaat tot 50% voorgeschreven door verpleegkundigen. Medicatie dient te allen tijde voorgeschreven en gevalideerd te worden door een arts. Het is belangrijk het gebruikte systeem binnen het ziekenhuis hierop aan te passen.
•
Verpleegkundigen stellen B2-handelingen zonder medisch order. Zo werd vastgesteld dat narcotische medicatie werd toegediend door verpleegkundigen op basis van een mondeling medisch order, dat achteraf niet werd neergeschreven in het dossier.
•
Thuismedicatie wordt door de huisarts voorgeschreven, door de patiënt meegebracht, en soms op de kamer bewaard en valt dan onder verantwoordelijkheid van de patiënt. Het bewaren van de medicatie op de kamer en inname zonder toezicht van het verpleegkundige personeel dient vermeden te worden. Indien dit toch wordt toegepast, dient de behandelende geneesheer hiervoor een medisch order in het patiëntendossier te noteren, zoals nochtans voorzien is in de procedure. De verpleegkundigen kunnen dan niet aansprakelijk gesteld worden voor het eventueel foutief toedienen van geneesmiddelen.
•
De interne liaison geriatrie is onvoldoende ontwikkeld. Men schrijft dit toe aan de relatief beperkte omvang van de dienst (waardoor men beschikt over een beperkt aantal geriaters). De beperkte omvang van de dienst ligt echter aan de basis van het feit dat heel
Auditverslag UZ Brussel, E 143
15
wat geriatrische patiënten op de afdelingen interne en chirurgie terechtkomen, wat de noodzaak aan een interne liaison des te groter maakt. Een plurisdisciplinaire benadering en de opstart van revalidatie vanaf de eerste dag van opname bepaalt in sterke mate de kans op terugkeer naar huis voor geriatrische patiënten. Een opname van een geriatrische patiënt op een niet-geriatrische afdeling houdt een verhoogd risico in inzake morbiditeit en mortaliteit. Verdere uitwerking van de interne liaisonwerking met screening van alle 75-plussers is dan ook nodig.
Tekortkomingen •
Niet op alle hospitalisatie afdelingen zijn er afspraken in verband met zaalrondes. Gemaakte afspraken worden niet steeds gerespecteerd. Op sommige afdelingen toeren artsen op allerhande momenten van de dag, soms zelfs tot 20u. Soms toeren dokters in afwezigheid van verpleegkundigen, soms enkel met ASO’s. De verpleegkundigen worden dan mondeling op de hoogte gebracht van eventuele therapiewijzigingen. Dergelijke werkwijze houdt risico’s in op fouten. Goede afspraken omtrent zaalrondes die haalbaar zijn voor alle partijen, zouden de verpleegkundigen kunnen toelaten om de zorg voor de patiënt optimaler te plannen.
•
Eens goedgekeurd dient het medisch reglement verder per dienst te worden uitgewerkt door de geneesheren-diensthoofden, hierin kunnen bv. afspraken vermeld worden inzake zaalrondes en interprofessioneel overleg. In het maken van dergelijke afspraken is een gestructureerd overleg onontbeerlijk en dient een zekere souplesse, flexibiliteit en discipline aan de dag te worden gelegd door de artsen.
Aanbevelingen •
Ondanks de interesse bij veel artsen en alle inspanningen (zeer vroege en late bijscholingsmomenten, lunch and learn sessies, accreditering …) blijkt het zeer moeilijk om artsen te bereiken voor het volgen van ziekenhuisbrede bijscholingen. We bevelen aan om binnen de stuurgroep VTO ook voor artsen streefdoelen inzake vorming te bepalen en dit door de medische diensthoofden te laten opvolgen. Verder lijkt het ons aangewezen om de opvang van medische studenten en assistenten in opleiding gestructureerd te laten verlopen (zoals vb. gepland is voor de informatica opleidingen voor de nieuwe ASO’s ) en de mogelijkheden van E-learning verder te onderzoeken.
•
We bevelen aan om te onderzoeken hoe men een bredere groep van artsen kan bereiken voor een opleiding inzake omgaan met klachten en communicatie. Uit het jaarverslag van de ombudsdienst blijkt dat heel wat klachten waarbij artsen betrokken zijn te maken hebben met bejegening en dat de medewerking van artsen bij het bemiddelingsproces niet steeds optimaal is.
•
Advies om de plannen om medische audits te organiseren, uit te voeren.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
16
5 Verpleegkundig beleid Algemene vaststellingen •
In januari 2007 werd de structuur van het verpleegkundig departement gewijzigd om enerzijds te blijven voldoen aan de behoeften van het departement en anderzijds beter aan te sluiten bij het algemeen ziekenhuisorganogram (vb. verpleegkundige diensthoofden parallel met medische directeurs). Er zijn twee verpleegkundig diensthoofden aangesteld (één per departement); deze worden aangestuurd door de verpleegkundig directeur. De diensthoofden sturen de hoofdverpleegkundigen aan. Om de inhoudelijke aspecten (o.a. verpleegdossier, werklastestimatie, opvang nieuwe medewerkers, VG-MZG, projecten, …) van de verpleegkunde beter te kunnen ontwikkelen werd de Cel Professionalisering opgestart.
•
De paramedici vallen niet onder de verantwoordelijkheid van het verpleegkundig departement.
Sterke punten •
In het verpleegkundig departement van het UZ Brussel is men sterk bezig met ‘taakuitzuivering’ (functiedifferentiatie en functiewaardering) om aan de uitdaging “blijvende hoogstaande kwalitatieve en veilige zorg verlenen in combinatie met een gunstige arbeidssituatie voor de zorgverleners” te kunnen blijven voldoen. Men kiest er bewust voor om in de toekomst verpleegkundigen enkel in de zorg in te schakelen. Op een groot aantal diensten worden verpleegkundigen reeds ondersteund door een afdelingssecretariaat, logistieke assistenten en brancardiers (24u/24u en 7 dagen op 7) die o.a. instaan voor administratieve taken, het maaltijdgebeuren, het patiëntenvervoer, het materiaalbeheer, enz. Ook de keuze voor het zorgmodel teamverpleging met een gestructureerd zorgteam, waarbij men als streefdoel de totaalzorg via patiëntentoewijzing vooropstelt, kadert in deze zienswijze. Verder is men bezig om de functies referentieverpleegkundige en verpleegkundig specialist te herdefiniëren, om naast de mogelijkheid voor verpleegkundigen om een hiërarchische ladder te beklimmen, ook een klinische carrière aan te bieden. Tevens denkt men aan de invoering van senior-verpleegkundigen en nurse practitionars. De invulling van het concept functiedifferentiatie gebeurt omwille van organisatorische aanpassingen en financiële beperkingen geleidelijk aan.
•
De functie-inhoud van hoofdverpleegkundigen evolueert naar een managementopdracht. Zij worden hiervoor ondersteund door het aanbod van interne opleiding (situationeel leiderschap), een intern bijscholingsprogramma over specifieke topics zoals financiering, motivatie (6 maal anderhalf uur in 2008) en een opleiding “voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken”, waarvan er een nieuwe opleiding is gepland voor 2009. Er is terugkoppeling van talrijke centraal bewaakte kwaliteitsparameters (bv. correcte invulling verpleegdossier, verbruik handalcohol, terugkoppeling van klachten via ombudsdienst, prevalentie decubitus).
Auditverslag UZ Brussel, E 143
17
Occasioneel worden verbruiksgegevens en activiteitscijfers teruggekoppeld. Dit zal meer gestructureerd en geïntegreerd verlopen na de invoering van het nieuwe datawarehouse en ERP (= Enterprise Resource Planning) dat gepland wordt in het voorjaar van 2009. •
Het papieren verpleegkundig patiëntendossier werd vernieuwd en gestandaardiseerd. Dit komt de herkenbaarheid, de registratie (bv MVG is geïntegreerd), communicatie, efficiëntie en continuïteit ten goede. Door de projectgroep verpleegkundig dossier is overgegaan tot het ontwikkelen van een eigen elektronisch verpleegkundig dossier. Hierbij zijn reeds alle randvoorwaarden voor uitbreiding (o.a. link met medicatie, labo, medisch dossier, …) aanwezig en kan de anamnese en het nursing volgblad (parameters en vochtbilan) op een aantal diensten reeds elektronisch worden ingevoerd. In het voorjaar van 2009 wil men overgaan tot de elektronische zorgplanning en zorgregistratie. Vier keer per jaar wordt een audit gedaan van de verpleegkundige dossiers waarbij per afdeling 30 dossiers worden gecontroleerd op o.a. planning, correcte registratie, verantwoording van acties. Hoofdverpleegkundigen krijgen hiervan een terugkoppeling met verbeterpunten.
•
People management is een belangrijk werkveld binnen het ziekenhuis, met aandacht voor de schaarste aan verpleegkundigen, actieve werving en personeelsretentie. o Om in te spelen op de verdeling en efficiënte inzet van de schaarse middelen werden maatregelen genomen door het verpleegkundig departement. Bijvoorbeeld gebruik van WEST (werklastestimatie) om personeel te verschuiven tussen de diensten en de inzet van de mobiele equipe mee te bepalen, sluiting van een afdeling tijdens het weekend of de eindejaarsperiode, invoeren van het verzuimbeleid; o Er is aandacht voor de “oudere medewerker”:medewerkers ouder dan 55 jaar kunnen muteren naar een dienst zonder nachtprestaties of/en kunnen deels vrijgesteld worden voor overdracht van kennis en vaardigheden aan jongere collega’s zodat hun competentie niet verloren gaat; o Mutaties worden gestimuleerd (”de juiste persoon op de juiste plaats”): men biedt de mogelijkheid om tijdelijk in te stappen in de mobiele equipe in voorbereiding op een mutatie naar een andere dienst. Interne medewerkers krijgen voorrang bij een vacature op polikliniek; o Vijf adjunct hoofdverpleegkundigen werden aangesteld om hoofdverpleegkundigen tijdelijk vrij te stellen voor ondersteuning van de cel professionalisering; o Het retentiebeleid werd uitgewerkt met aandacht voor taakuitzuivering, vervolmakingsmogelijkheden, aandacht voor ergonomie, aandacht voor balans werk-privé, mogelijkheden tot mutatie, incentives.
•
Men heeft een omvangrijk beleid uitgewerkt naar recrutering van nieuwe verpleegkundigen. o Op korte termijn zorgt men voor persoonlijke binding van studenten met werkterrein, trajectstages cardio, pneumo, gastro en onco voor derdejaarsstudenten; o Op middellange termijn wil men recruteren door het organiseren van vb. jobbeurzen, inzetten van jobstudenten en weekendstudenten, samenwerking met meerdere scholen voor verpleegkunde; o In de lange termijn visie werkt men mee aan een campagne om het beroep van verpleegkunde aantrekkelijker te maken. Hiervoor werd een H-team opgericht in samenwerking met andere Brusselse ziekenhuizen om leerlingen al op
Auditverslag UZ Brussel, E 143
18
jongere leeftijd kennis te laten maken met het beroep. Het UZ Brussel heeft hierin een vertegenwoordiging van 5 medewerkers. o Verder werd het introductiebeleid vernieuwd, zowel voor studenten als voor nieuwe verpleegkundigen. Hierin kadert het mentorcoachproject welke een synergisch effect wil creëren tussen de opvang van studenten en de introductie van nieuwe medewerkers. De opleiding van mentoren gebeurt in samenwerking met hogescholen. o Jaarlijks worden ontmoetingsdagen georganiseerd door verpleegkundigen van de diensten geneeskunde, heelkunde en geriatrie in samenwerking met het departement verpleegkunde. •
Begeleiding van nieuwe medewerkers verloopt gestructureerd en wordt gestuurd vanuit de werkgroep “opvang en introductie van nieuwe medewerkers”. Algemeen is er een tweedaags inscholingsprogramma voorzien en zijn er maandelijks opleidingsdagen die het eerste jaar verplicht moeten gevolgd worden. Nieuwe medewerkers worden geëvalueerd na 3, 6 en 12 maanden.
•
Sinds 2005 hanteert men een meetinstrument voor de zorgzwaarte t.o.v. personeelsinzet nl. WEST. Dagelijks wordt aan de hospitalisatieafdelingen (C, D, E en G) gevraagd om een werklastinschatting van de verblijvende patiënten te scoren. De hoofdverpleegkundige van de mobiele equipe analyseert in overleg met het verpleegkundig diensthoofd, de ingevoerde gegevens in de computer en kent op basis van de scores en bijkomende info uit gesprekken de mobiele equipe toe. Diensten die geen gebruik kunnen maken van dit instrument, moeten telefonisch iemand van de mobiele equipe aanvragen.
•
Sinds 2003 is er door een werkgroep ‘omgaan met agressie’ een praktisch handboekje ‘omgaan met en aanpak van agressie’ en een agressieprotocol uitgewerkt. Men is gestart met de registratie van agressie en de opstart van een agressiemeldpunt. Tevens werden handige agressiesteekkaarten ontwikkeld.
•
Naast het verpleegkundig jaarverslag is er een actieplan verpleegkunde 2008-20092010 waarbij men van het concept ‘Magnet Hospitals’ als beleidslijn vertrekt om het verpleegkundig beleid uit te bouwen en verder te evolueren.
•
Men beschikt over een draaiboek dat gebruikt wordt bij de verhuis van een afdeling. Elk item (vb. aansluitingen) waarmee men moet rekening houden komt hierin aan bod, tevens is er aandacht voor controle.
•
In december 2007 werd het adviesorgaan RIVOK ( Raad Interdepartementeel Verpleegkundig Overleg van Kaderpersoneel) opgestart. In deze raad, die maandelijks vergadert, zetelen (8) hoofdverpleegkundigen uit de twee departementen, de verpleegkundig directeur en de twee verpleegkundige diensthoofden. Deze raad werkt beleidsondersteunend naar het verpleegkundig departement (vb. discussie i.v.m. stopzetting aanwerving zorgkundigen, successie van hoofdverpleegkundigen, personeelstekorten) als naar het algemeen beleid. (vb. problematiek rooklocaties)
•
In 2007 werd er bij elke hoofdverpleegkundige en leidinggevende gepeild naar behoeften, knelpunten en verwachtingen inzake vorming. Hierbij werden per afdeling een aantal verpleegkundigen betrokken (representatief voor de equipe). Daarnaast werd er een
Auditverslag UZ Brussel, E 143
19
inventaris opgemaakt van de expertise die in het ziekenhuis aanwezig is. Op basis van deze twee componenten werd er een vernieuwd vormingsbeleid “vormingen voor en door verpleegkundigen” ontwikkeld. o Verpleegkundigen kunnen in samenspraak met de cel vorming initiatief nemen om vormingen te organiseren. o Interne vormingen worden aan de hand van een jaarplanning weergegeven in een “vormingsboekje”. Een aantal vormingen zijn vanaf 2008 als vaste items opgenomen (omgaan met agressie, CRP …). o Inschrijvingen gebeuren online via het intranet. o Verpleegkundigen dienen 15 uur vorming per jaar te volgen, zorgkundigen 8 uur per jaar. De helft hiervan moeten interne bijscholingen zijn. o Alle vernieuwde procedures waaraan men verhoogde aandacht wil schenken, worden opgenomen in het aanbod (vb. fixatie, VIKA …) o Externe bijscholingen worden aangemoedigd met het oog op kwalitatief hoog geschoold personeel. In 2007 werden verschillende brugopleidingen en vervolgopleidingen gevolgd (zorgmanagement, diabeteseducatie, palliatieve zorg, spoed en intensieve zorgen, perfusionist …) o In het kader van opleiding wordt aan alle verpleegkundigen de kans geboden om (maximaal 3) autopsies bij te wonen.
Non-conformiteiten •
Verpleegkundigen in opleiding worden (tijdens vakanties en weekends) in het ziekenhuis aangesteld als verzorgende, wat betekent dat zij steeds onder supervisie moeten werken. Uit gesprekken blijkt dat zij op sommige afdelingen verpleegkundige taken krijgen toegewezen (bv bloed prikken, poortcatheter aanprikken op EH 34) en op andere afdelingen worden ingezet om aan de minimumbestaffing te kunnen voldoen en dan de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de patiënt. (bv. op VE 54 bloedafname, bloeddruk nemen)
•
Vrijwilligers worden ingeschakeld voor het onthaal van patiënten en op de dienst oncologie. De vrijwilligers staan op de dienst oncologie ook mee in voor de zorg (helpen eten geven). Dit staat bv vermeld in de functie-inhoud van de vrijwilliger. Vrijwilligers mogen geen zorgtaken uitvoeren aangezien dit verpleegtechnische handelingen zijn. Zij kunnen enkel taken krijgen ter bevordering van de levenskwaliteit (wandelen, lezen, …).
•
Volgens de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers moet door het ziekenhuis aan de vrijwilliger een organisatienota ter informatie (verzekeringscontract, contactpersoon, geheimhoudplicht, juridisch statuut van de organisatie, …) worden overgemaakt. Het ziekenhuis beschikt niet over een organisatienota. Het algemeen organogram dient aangevuld te worden met de coördinator - vrijwilligers.
•
Er wordt niet op alle afdelingen aan zorgplanning gedaan. Zorgplanning is een belangrijk gegeven in de continuïteit van zorgverlening. Het is aangewezen om de zorg per dag, op de kamer en in overleg met de patiënt te plannen. Dit maakt het mogelijk om zelfzorg en betrokkenheid in het eigen genezingsproces te stimuleren. Afspraken tussen patiënt en zorgverlener, gebaseerd op verpleegkundige observaties, worden in het
Auditverslag UZ Brussel, E 143
20
patiëntendossier weergegeven in de vorm van geplande zorg voor de dag nadien. Dit is de basis waarop de (collega) verpleegkundige zich zal baseren om, daags nadien, deze afspraken na te komen.
Tekortkomingen •
Men heeft onvoldoende objectief zicht op de ervaringen en arbeidsbeleving van het personeel. Tijdens gesprekken werd meermaals de hoge werkdruk en gevoel van waardering als knelpunt aangekaart.
•
Begeleiding van herintreders en medewerkers die muteren, verloopt nog niet gestructureerd. Zij worden enkel gekoppeld aan een meter/peter.
Aanbevelingen •
Advies om op elke afdeling jaarlijks met alle medewerkers een functioneringsgesprek te houden.
•
Aanbeveling om het patiëntenvervoer te registreren waardoor relevante data (over tijdstippen en aantal) bekomen worden.
•
Er wordt geadviseerd om op alle afdelingen afdelingsvergaderingen te houden en de frequentie te bewaken. Het vastleggen van besproken punten d.m.v. formele verslaggeving is aangewezen, wil men nadien gemaakte afspraken kunnen staven.
•
Aanbeveling om de communicatie naar de werkvloer te evalueren.
•
In het kader van de managementsopdracht waartoe de functie van hoofdverpleegkundige evolueert is het aan te bevelen om ook hoofdverpleegkundigen te laten proeven van kwaliteitsmeting, -rapportering en opvolging. (vb. opleiding over PDCA-cyclus) Het invoeren van een sterkte-zwakte analyse op de verpleegafdelingen, samen met het opstellen van een multidisciplinair jaarverslag en beleidsplan kan de kwaliteit van de verpleegkundige zorg ten goede komen.
•
Een aantal afdelingen kunnen voor vervangingen slechts beperkt beroep doen op de personeelsleden van de mobiele equipe, omdat het werk vrij specifiek is. Advies om na te gaan of het niet mogelijk zou zijn om bepaalde mensen van de mobiele equipe specifiek op te leiden voor deze diensten (M, IZ, OK, spoed).
•
Niettegenstaande men een minimum aantal uren vorming per jaar vooropstelt, zijn er momenteel geen richtlijnen inzake personeelsleden die dit quotum niet halen. Vormingen worden door verpleegkundigen individueel bijgehouden op een vormingskaart, die op het einde van het jaar moet binnen geleverd worden bij directie verpleging. Het is niet duidelijk wie zal instaan voor het opvolgen van deze resultaten. Men wenst dit te integreren in functioneringsgesprekken, maar deze zijn door de directie niet opgelegd en gaan niet op elke afdeling systematisch door. Op afdelingsniveau plant men om vanuit het middenkader vorming te bespreken met de hoofdverpleegkundige op basis van een interne
Auditverslag UZ Brussel, E 143
21
benchmarking. •
Aanbeveling om registratiegegevens omtrent vorming toegankelijk te maken of regelmatiger terug te koppelen naar hoofdverpleegkundigen. Sommige hoofdverpleegkundigen houden nu, naast de centrale registratie ook nog een eigen overzicht bij van de gevolgde vorming van hun personeelsequipe.
•
Uit gesprek blijkt dat er binnen de groep van logistieke medewerkers en brancardiers minder een cultuur van permanente bijscholingen aanwezig is. Vandaar de aanbeveling tot het structureel inbedden van aangepaste intern georganiseerde vormingen in plaats van “in functie van noodzaak”, en verder algemene vormingen zoveel mogelijk open te stellen voor deze doelgroep.
•
We bevelen aan om het ziekenhuisbrede inscholingsbeleid in modules op te stellen. Hierdoor kan het flexibeler of meer op maat gebruikt worden voor herintreders of medewerkers die muteren naar een andere dienst.
•
Het is aangewezen om naast een ziekenhuisbreed inscholingsprogramma ook op het niveau van alle afdelingen en diensten een inscholingsprogramma volgens een stappenplan uit te werken.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
22
6 Kwaliteitsbeleid Algemene vaststellingen •
Het kwaliteitsbeleid krijgt binnen het ziekenhuis structuur door de kwaliteitscoördinator in functie vanaf 2003 en de stuurgroep kwaliteit en patiëntveiligheid, met vertegenwoordiging van directie. De laboratoria en de facilitaire diensten hebben tevens hun eigen kwaliteitscoördinatoren en kwaliteitsorganisatie/structuur.
•
Er werd gekozen voor volgende verbeterprojecten: De klinische performantie: o Acuut myocard infarct o Community acquired pneumonia o Cerebro-vasculair accident o Early Warning score De operationele performantie: o Bloedtransfusie o Werkestimatiesysteem Evaluatie door de gebruikers: o Continue tevredenheidsbevraging van gehospitaliseerde patiënten op C en D o Tevredenheidsonderzoek over de informatieverstrekking op C en D Evaluatie door de medewerkers o Evaluatie a.h.v. gestructureerde exitinterviews
Sterke punten •
Het gehele kwaliteitsbeleid van het ziekenhuis ademt een gemotiveerde en enthousiasmerende sfeer uit. Hierbij worden innoverende projecten en een innoverende aanpak van verbeteracties niet geschuwd. Het kwaliteitsbeleid is zowel top-down als bottom-up georganiseerd, waarbij ook de artsen volop gestimuleerd worden tot deelname.
•
Het kwaliteitshandboek is omvattend, gedetailleerd en heel grondig opgemaakt, waarbij zowel het medische luik als de operationele kant van het ziekenhuisgebeuren uitgebreid worden toegelicht en beschreven. Het kwaliteitshandboek gaat in zijn beschrijving ook ruimer dan de regelgeving voorschrijft, een aantal projecten rond patiëntveiligheid worden tevens opgenomen in het handboek.
•
Er werd een zeer degelijke, grondige en kritische analyse opgemaakt van de klinische performantie. Niettegenstaande een aantal kritische bemerkingen omtrent de feedback van de Vlaamse klinische indicatoren, werden na analyse, verdere onderzoeken en benchmarking verschillende verbetertrajecten opgestart, gekoppeld aan deze feedback.
•
Het ziekenhuis streeft naar een sterke beheersing en meting van kwaliteitsindicatoren. Kritische reflecties en het zoveel mogelijk inbouwen van kwaliteitsindicatoren in de
Auditverslag UZ Brussel, E 143
23
respectievelijke kwaliteitsprocessen/projecten/trajecten zijn eigen aan deze werkwijze. •
Artsen zijn de drijvende kracht bij tal van verbeterprojecten. Binnen het ziekenhuis is er blijvend aandacht om de gehele groep van artsen zoveel mogelijk te stimuleren tot het volledige kwaliteitsgebeuren binnen het ziekenhuis en binnen hun diensten.
•
Verschillende diensten zijn geaccrediteerd, geattesteerd of streven dit na.
•
Recentelijk werd een regeling goedgekeurd inzake "incentivering van de medische diensten”. Zowel de administratieve performantie als de medische kwaliteit en de kwaliteitssystemen van de medische diensten worden gescreend aan de hand van vaststaande performantiecriteria. De incentives van deze goed scorende diensten kunnen bestaan uit meer werkingsgelden en/of meer personeel.
Tekortkomingen •
De evaluatie door de gebruikers is beperkt tot de groep gehospitaliseerde patiënten op de hospitalisatiediensten C en D. De bevragingen binnen deze geselecteerde groep geven slechts een fractie weer van de verwachtingen, noden en waarden binnen de gehele groep van gebruikers van het ziekenhuis. Het is belangrijk een systeem uit te werken waarbij een zo volledig en getrouw mogelijke weergave kan bekomen worden van deze gehele gebruikersgroep. Hierdoor kan het beleid van het ziekenhuis optimaal de patiënt centraal stellen.
•
Er werden binnen de zelfevaluatie van de gebruikers nog geen verbeterdoelstellingen geselecteerd. Binnen dit gehele proces is het van belang de timing te bewaken, er moet aangetoond worden dat de vooropgestelde en uiteindelijke geselecteerde doelstellingen binnen een tijdspanne van 5 jaar behaald zullen worden (eind 2009).
•
De evaluatie door de medewerkers is beperkt tot de groep van vrijwillige en onvrijwillige uitstroom van medewerkers. Het systeem van exitbevragingen is niet representatief voor de verwachtingen, noden en waarden binnen deze gevarieerde groep van medewerkers van het ziekenhuis. Het is belangrijk een systeem uit te werken waarbij een zo volledig en getrouw mogelijke weergave kan bekomen worden van deze gehele medewerkersgroep.
•
De gegevensverzameling, waarop de gemotiveerde keuze voor de operationele performantie is gebaseerd, werd opgemaakt door het ziekenhuis. Deze gegevensverzameling en bijbehorende analyse werd echter niet opgenomen in het kwaliteitshandboek.
•
Bij de bespreking van het kwaliteitsysteem, de rol van de coördinator en de stuurgroep kwam meermaals naar boven dat de overkoepelende kijk op kwaliteit over de verschillende departementen heen nog verbeterd kan worden. De oprichting van de kwaliteitscel (voorzien in het organogram maar nog niet operationeel) zou deze rol op zich kunnen nemen en ziekenhuisbreed de overkoepeling kunnen verwezenlijken evenals de ondersteuning, coördinatie en opvolging.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
24
•
Momenteel is er geen globaal overzicht van alle kwaliteitsprojecten binnen het ziekenhuis. Het is mogelijk dat de kwaliteitscoördinator niet van alle kwaliteitsprojecten op de hoogte is. Een inventaris van alle initiatieven met een korte beschrijving van de inhoud, het stappenplan en de verantwoordelijken zou de kwaliteitscoördinator kunnen helpen in zijn rol naar ondersteuning, advisering en coördinering van de verschillende kwaliteitsprojecten. Een dergelijk overzicht kan tevens bewaken dat gelijkaardige projecten los van elkaar opgestart worden en dat bij de uitwerking ervan dubbel en onnodig werk verricht wordt. Het is belangrijk goede ideeën ziekenhuisbreed te kunnen uitdragen. Tevens is het belangrijk dat deze lijst ook zo breed mogelijk wordt gecommuniceerd naar alle medewerkers binnen het ziekenhuis (i.f.v. bewaking, als voorbeeldfunctie, …).
•
Bij bevraging in het ziekenhuis werd meermaals vastgesteld dat niet alle medewerkers op de hoogte waren van ziekenhuisbrede verbeterprojecten. Ook de implementatie van zowel het EMD (benutten van alle mogelijkheden, volledigheid van dossier) als de toepassing van verschillende richtlijnen (ACP-code, …) kan verbeterd worden. Er is nu enkel voorzien in een kennisgevingslijst (paraferen van de personeelsleden ter kennisname van de nieuwe en/of gewijzigde procedure), welke opgevolgd wordt door de hoofdverpleegkundigen. De effectieve opvolging en controle van het naleven van deze procedures is nog niet formeel uitgewerkt. Het is belangrijk om ook voor deze opvolging een duidelijk controlesysteem uit te werken.
•
De procedure inzake de bekendmaking van het evaluatierapport is opgemaakt en opgenomen in het kwaliteitshandboek. De procedure voorziet in het opvragen van het evaluatierapport bij de directie, de medische raad en de kwaliteitscoördinator. Tijdens het gesprek werd ook de mogelijkheid geopperd om het evaluatierapport bv. ook opvraagbaar te maken via de onthaalbalie. Deze bijkomende maatregel wordt aanbevolen wegens de laagdrempeligheid tot bekendmaking van het evaluatierapport. Deze maatregel dient wel nog opgenomen te worden in het handboek.
Aanbevelingen •
De stuurgroep kwaliteit en patiëntveiligheid komt een viertal keer per jaar formeel samen. Deze samenkomsten worden verslagen. Hiernaast zijn er nog heel wat informele contacten tussen de leden onderling en tussen de kwaliteitscoördinator en de hoofdgeneesheer in het bijzonder, welke niet verslagen worden. Deze informele overlegstructuur bevordert enerzijds de snelheid inzake het nemen van beslissingen. Anderzijds houdt dergelijke overlegstructuur ook een aantal risico’s in naar opvolging/verantwoordelijkheden van deze beslissingen. Het is belangrijk te bewaken dat er steeds een geschreven neerslag terug te vinden is van belangrijke informele overlegmomenten waarbij beslissingen genomen worden.
•
We bevelen aan om voor de gebruikers en de medewerkers de subgroepen te definiëren en hun verwachtingen, noden, behoeften en waarden te inventariseren. Deze werkwijze laat toe gemotiveerde keuzes te maken in de verbetermogelijkheden.
•
Ondanks het goed uitgewerkte verpleegkundig procedureboek, dat eenvoudig te hanteren is, werd er nog niet overgegaan tot evaluatie van de procedures en richtlijnen op
Auditverslag UZ Brussel, E 143
25
de werkvloer. •
Er werd in het kwaliteitshandboek een moederprocedure opgenomen. Deze procedure beschrijft de wijze waarop documenten aangaande handelingen, procedures en richtlijnen worden beheerd. Volgende rubrieken worden hierbij besproken: de verantwoordelijkheden, ontwerpen, ontwikkelen, wijzigen, verspreiden, updaten, beschikbaar stellen, archiveren … Deze moederprocedure is geldig voor het verpleegkundig departement. Een aantal verschillen in gebruik binnen dit departement zijn gekend (facilitaire diensten, dienst diëtiek, de laboratoria) en gaan van ‘vereenvoudigde’ vormen tot ‘gelijkaardige’ vormen. Het medisch departement beschikt niet over een consensusdocument voor het hele departement aangaande de wijze waarop documenten worden beheerd. We bevelen aan na te gaan in hoeverre de moederprocedure binnen het verpleegkundig departement niet kan overgenomen worden en/of als basis dienen voor een moederprocedure binnen het medische departement. Vaste regels aangaande het beheer van procedures en richtlijnen kunnen bijdragen tot het beperken van de risico’s aangaande verantwoordelijkheden, opmaken, wijzigen, valideren, ….
•
Momenteel is de vraag naar ondersteuning en het inroepen van de hulp van de kwaliteitscoördinator organisch gegroeid binnen het ziekenhuis (m.a.w. niet verplichtend). Meer en meer wordt beroep gedaan op de know-how van de kwaliteitscoördinator. Door deze werkwijze worden nieuwe projecten ook niet altijd centraal gemeld. Het is belangrijk een systeem uit te werken, welke het evenwicht kan behouden tussen het niet verplichtende karakter enerzijds en anderzijds een soort van melding, welke het overzicht ten goede komt.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
26
7 Audit van de verpleegafdelingen, diensten, functies en zorgprogramma’s 7.1 Algemeen Algemene vaststellingen •
Verpleegkundigen werken op sommige verpleegafdelingen in diensten van 12 uur.
•
Volgende verpleegafdelingen werden bezocht: EH 63, 62, 52, 54, 44, 33, 34.
Sterke punten •
Op de verpleegafdelingen gebeurt het volledige medicatieproces geautomatiseerd.
•
Men werkt op afdeling EH 52 met 1 overkoepelende hoofdverpleegkundige (personeelsaangelegenheden en managementsfunctie) en 2 zaalverantwoordelijken (directe patiëntenzorg).
•
De gerenoveerde verpleegafdelingen zijn erg geslaagd. Op het einde van de gang van EH 52 bevindt zich een polyvalente ruimte, welke gebruikt wordt voor kine en ontspanning.
•
Het decubitusrisico wordt bepaald via een gestandaardiseerde score (Bradenschaal). Indien nodig kan dan een aangepaste matras besteld worden.
Non-conformiteiten •
Medicatie wordt elektronisch voorgeschreven. Hierop werd geen beveiliging geïnstalleerd, zodat zowel artsen als verpleegkundigen medicatie langs deze weg kunnen voorschrijven. De artsen ondertekenen wel bij ontslag van de patiënt een verzamelblad van alle voorgeschreven medicatie. Het geschatte percentage voorgeschreven door arts ten opzichte van het geschatte percentage voorgeschreven door verpleegkundigen verschilt sterk van afdeling tot afdeling en gaat tot 50% voorgeschreven door verpleegkundigen. Medicatie dient te allen tijde voorgeschreven en gevalideerd te worden door een arts. Het is belangrijk het gebruikte systeem binnen het ziekenhuis hierop aan te passen.
•
Sommige afdelingen beschikken op het einde van de gang over een vergaderzaaltje/TVzaal met terrasje. Dit terras (in de winter ook wel eens in de zaal) wordt door patiënten van verschillende afdelingen gebruikt als rookruimte.
•
Er is niet op alle afdelingen een bezoekerstoilet. Bij de renovatie van afdelingen werd een toilet voor bezoekers voorzien.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
27
•
Op verschillende plaatsen staan zuurstofflessen los opgesteld. Uit veiligheidsoverwegingen is dit niet aanvaardbaar.
Tekortkomingen •
Niet op alle hospitalisatie afdelingen zijn er afspraken in verband met zaalrondes. Gemaakte afspraken worden niet steeds gerespecteerd. Op sommige afdelingen toeren artsen op allerhande momenten van de dag, soms zelfs tot 20u. Soms toeren dokters in afwezigheid van verpleegkundigen, soms enkel met ASO’s. Deze worden dan mondeling op de hoogte gebracht van eventuele therapiewijzigingen. Dergelijke werkwijze houdt risico’s in op fouten. Goede afspraken omtrent zaalrondes die haalbaar zijn voor alle partijen, zouden de verpleegkundigen kunnen toelaten om de zorg voor de patiënt optimaler te plannen.
•
Het elektronisch dossier voorziet in de mogelijkheid om voorgeschreven medicatie, die niet werd toegediend, te argumenteren. Die mogelijkheid wordt niet toegepast in de elektronische dossiers. Deze elektronische argumentatiemogelijkheid is ook onvoldoende gekend op de afdelingen. Het is belangrijk dat steeds kan achterhaald worden waarom bepaalde medicatie niet wordt toegediend op het daarvoor voorziene tijdstip.
•
Op datum van bezoek was de reanimatiekar op verschillende afdelingen (44, M en verloskwartier, NICU) niet verzegeld. Het is belangrijk na ieder gebruik de reanimatiekar te vervolledigen en opnieuw te verzegelen, zodat men te allen tijde op een volledig conforme reanimatiekar kan vertrouwen.
•
Het zorgendossier is versnipperd en onoverzichtelijk. Naast het EMD en het papieren of elektronisch verpleegdossier, hebben andere disciplines vaak nog eigen nota’s. Zo noteren de kinesisten en sociaal verpleegkundigen bv. in een eigen map en nemen zij geen nota in het patiëntendossier. De verpleegkundigen hebben niet steeds zicht/toegang op het volledige dossier van kine en de sociaal verpleegkundige. Ook de spelbegeleiding en pedagogisch medewerkers van het kinderziekenhuis nemen nota in eigen kaften en schrijven hun waarnemingen niet steeds in het patiëntendossier. Bovendien schrijven zorgverleners die om advies gevraagd worden, dit advies niet systematisch neer in het patiëntendossier, maar communiceren dit vaak enkel mondeling. Voorbeelden hiervan zijn adviezen van psychologen, diëtisten, het advies van het palliatief support team. Ook verslagen van multidisciplinaire teamvergaderingen worden vaak niet neergeschreven in het patiëntendossier.
•
Het elektronische anamneseblad wordt niet altijd even zorgvuldig ingevuld. Zo werd bv de GRP-code niet ingevuld. Ook de thuismedicatie werd niet vermeldt, terwijl deze op de medicatiefiche wel werd ingevuld.
•
In een individueel verpleegdossier werd onzorgvuldig omgesprongen met het overschrijven van de ACP-codes. Er werd vastgesteld dat tot 2 maal toe de code fout werd overgeschreven.
•
Een aantal ziekenhuisbrede procedures of kwaliteitsprojecten zijn onvoldoende gekend en geïmplementeerd op de verpleegafdelingen.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
28
o Hoewel er een zeer goede procedure voor therapeutische restricties is uitgeschreven, wordt dit beleid niet weerspiegeld in de praktijk. Bij nazicht van 5 patiëntendossiers met een therapeutische restrictie bleek nergens sprake van een overleg, of van de wens van de patiënt, noch van communicatie met de verwijzende arts. De code bevat vaak zelfs geen datum of motivatie. Verder bestaan er meerdere systemen om de ACP-code te noteren. De code kan genoteerd worden in het EMD, ofwel op een blauw formulier neergeschreven worden in het papieren medisch dossier. Zelfs op één zelfde verpleegafdeling wordt hierover geen uniform systeem gehanteerd. o Men bleek op verschillende van de bezochte afdelingen geen kennis te hebben over VIKA. o Tijdens gesprekken op de verschillende verpleegafdelingen bleken de hoofdverpleegkundigen niet op de hoogte van het ziekenhuisbreed suïcidepreventieplan . •
In de gang aan de deur van de patiëntenkamers bevinden zich bakjes waar de verpleegdossiers worden ingelegd. Deze werkwijze zorgt voor het snel terugvinden van het dossier bij de verzorging van de verschillende patiënten. Aangezien zo de dossiers voor iedereen gemakkelijk toegankelijk en inkijkbaar zijn, is het belangrijk deze werkwijze kritisch in vraag te stellen zodat te allen tijde de privacy van de patiënt gewaarborgd kan worden. (VE 52) Bovendien blijkt uit gesprek dat dit op sommige afdelingen een rem kan zijn om bepaalde observaties neer te schrijven in het dossier wegens inkijk door bezoekers. (M)
•
Volgende risico’s op fouten in de medicatiedistributie werden vastgesteld: o het opstellen van medicatievoorschriften door verpleegkundigen. die bovendien zelfs niet altijd worden gecontroleerd en/of gesuperviseerd door artsen. (tot 50% van de voorschriften wordt opgemaakt door de verpleegkundigen. De verzamelvoorschriften bij ontslag van de patiënt worden wel steeds getekend door de artsen). o Narcotische medicatie wordt soms aan patiënten toegediend zonder een schriftelijk medisch order van de arts, op basis van mondelinge orders, o Voorschriften voor cytostatica worden opgemaakt door arts-specialisten-inopleiding, soms zelfs eerstejaars. o Het overschrijven van medicatie-opdrachten door verpleegkundigen in het verpleegkundig dossier (NICU), o Op sommige afdelingen is er onvoldoende toezicht door artsen op de medicatieschema’s die gebruikt worden bij de bedeling. o Er is geen sluitende controle op de thuismedicatie. Thuismedicatie staat onvolledig neergeschreven in het dossier (posologie, frequentie) Patiënten nemen zonder toezicht zelf thuismedicatie in (EH 52, 44). o Bij nazicht van een aantal elektronisch medicatieschema’s bleek dat de reden waarom de medicatie niet werd gegeven, niet was ingevuld. o Versneden blisters en medicatie uit verpakking werden gevonden, identificatie en vervaldata is zo onmogelijk. o De temperatuur van de koelkasten waarin men medicatie bewaart, wordt centraal geregistreerd door de technische dienst. De procedure bij afwijkende temperaturen die beschrijft wat er met de medicatie dient te gebeuren is op de afdelingen niet gekend.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
29
o Bij controle van de afdelingsvoorraad werd er vervallen medicatie teruggevonden (glucagon® vervallen 2/2008 en levorenine® vervallen 4/2008). o Ondanks het ontbreken van richtlijnen inzake houdbaarheid, heeft men op de afdeling de afspraak dat flacons heparine na opening en gebruik verwijderd worden. In de koelkast werden echter 2 flacons heparine Leo® teruggevonden waarvan er eentje open was vanaf 29/09/2008 en een tweede geen datum van openen vermeldde. o Bij de dagelijkse toediening van medicatie wordt er geen reden vermeld waarom de patiënt medicatie niet genomen heeft. o Er bestaat geen sluitend systeem van stockcontrole voor de narcotische analgetica. Op het moment van de audit strookte de stock niet met de vooropgestelde voorraad. Bv 44 ampullen Dipidolor® versus 20 ampullen op afdeling EH 54, op EH 52 Dipidolor® (10mg/2ml) slechts 2 voorradig in plaats van de voorziene 10. Voor morfine (10mg/1ml) waren er 21 aanwezig in plaats van de voorziene 20. Op EH 44 werden ook tekorten en surplus vastgesteld evenals een geneesmiddel (MS Contin®) dat normaal niet voorradig is op deze afdeling. o Er is geen stockcontrole van de narcotische medicatie die bewaard wordt op naam van de patiënt. o Medicatietoediening behoort niet steeds tot de taken van patiëntentoewijzing. •
De verpleegafdelingen kennen een aantal architectonische tekortkomingen: o De hoogte van de spiegels in de badkamers zijn niet aangepast aan rolstoelgebruikers. (bv EH 44, 62) o Verpleegafdelingen bevinden zich in het verlengde van elkaar. Hierdoor is de toegang enkel mogelijk via de centrale gang van een andere afdeling. Dit kan leiden tot problemen inzake privacy, lawaaihinder door passerende bezoekers en patiëntentransport. o De sanitaire cellen zijn niet steeds aangepast aan de doelgroep. De douches op EH 33 hebben een opstap en zijn niet rolstoeltoegankelijk.
Aanbevelingen •
Door het gebruik van overdrachtformulieren/papieren bestaat het risico dat deze informatie niet altijd even consequent overgenomen wordt in het patiëntendossier. Men zou tot een werking moeten komen waar de zorgplanning gebeurt aan het bed van de patiënt en direct zijn weerslag vindt in het patiëntendossier.
•
Teneinde patiënten voldoende te informeren en om de betrokkenheid bij het genezingsproces te verhogen, raden wij aan meer informatiebrochures te ontwikkelen. Naast afdelingsspecifieke onthaalbrochures, kunnen ook pathologiegebonden brochures en brochures voor de meest frequente onderzoeken multidisciplinair ontworpen worden. We bevelen aan deze brochures multidisciplinair te ontwikkelen.
•
Aanbeveling om bij verbouwing te voorzien in een bureau voor de hoofdverpleegkundigen. Op deze manier kunnen vertrouwelijke documenten veilig
Auditverslag UZ Brussel, E 143
30
opgeborgen worden.
7.1.1 EH 63 Algemene vaststellingen •
De fraai gerenoveerde (2007) verpleegeenheid EH63 telt 29 C-bedden verdeeld over 9 eenpersoonskamers en 10 tweepersoonskamers. Patiënten met een vasculaire of cardiale heelkundige behandeling worden op deze afdeling opgenomen. De bezetting voor 2007 bedroeg 69,1%.
•
Men kan tot 16 telemetrielijnen volgen. Sommige van deze patiënten liggen op de buurafdeling EH64 (cardiologie).
Sterke punten •
De GRP-screening van patiënten boven de 75 verloopt zeer consequent.
•
Men beschikt over aangename, moderne en volledig ingerichte kamers.
•
Dagelijks is er sociaal overleg tussen sociale dienst, verpleegkundige en secretariaat. Enkele keren per week kunnen zich andere paramedici aansluiten zoals kinesist, diëtist, ergotherapeut, psycholoog.
Tekortkomingen •
Op de dag van de audit werd in een schuif van de medicatiekar een losse nietidentificeerbare tablet aangetroffen.
•
Er bestaat geen afdelingsspecifiek inscholingsprogramma.
•
Heel wat materieel bevindt zich op de zustereenheid EH64 en dient met hen gedeeld te worden. Gezien de aard van de opgenomen pathologie zou het wenselijk zijn dat elke eenheid over zijn eigen sets voor urgenties kan beschikken.
Aanbeveling •
Artsen toeren alleen met assistenten. Voor en na de zaalronde wordt wel gebrieft. Aanbeveling om deze regeling te herbekijken en zich af te vragen of een dagelijkse multidisciplinaire zaalronde geen meerwaarde zou kunnen zijn.
7.1.2 EH 62 Algemene vaststellingen Auditverslag UZ Brussel, E 143
31
•
Verpleegeenheid 62 telt 29 D-bedden en werd in de zomer van 2008 na renovatie opnieuw in gebruik genomen. Er zijn 9 éénpersoonskamer, waarvan 2 kamers met een sas, en 20 tweepersoonskamers.
•
8 artsen en 3 ASO’s hospitaliseren patiënten op de afdeling. Het gaat voornamelijk om diabetes patiënten
•
De afdeling is voorzien van een systeem tegen wegloopgedrag.
•
Op het moment van de audit is er geen hoofdverpleegkundige aangesteld. Op 1 januari 2009 zal er een nieuwe hoofdverpleegkundige starten.
Sterke punten •
De afdeling beschikt over een goed uitgewerkte introductiemap voor de nieuwe medewerkers en studenten.
•
De zorg voor diabetespatiënten met een voorziene opname is sterk gestructureerd. Er is bv een uitgewerkt educatieprogramma (medicatie, beweging, voeding, …). Dit wordt gegeven door diabetes educatoren (verpleegkundigen met bijkomende opleiding diabetes).
•
Aan de afdeling is een psychologe werkzaam die gespecialiseerd is in diabetespatiënten.
•
Dagelijks is er een multidisciplinaire patiëntenbespreking waarop artsen en ASO’s, kinesisten, sociaal verpleegkundigen en de vervangend hoofdverpleegkundige aanwezig zijn.
Non-conformiteiten •
Men heeft geen zicht op de adviezen en opvolgingen van patiënten waarbij de geriatrische interne liaison (GRP>3) langs kwam.
•
Er is geen referentieverpleegkundige geriatrie.
Tekortkoming •
De afdeling beschikt niet over een onderzoekslokaal dat als verbandkamer kan dienst doen. De educatie van patiënten gaat door in het oorspronkelijke bureau van de hoofdverpleegkundige, dat vrij klein is en niet voorzien van daglicht. Het bureau van de hoofdverpleegkundige bevindt zich in het lokaal van de artsen.
7.1.3 EH 54
Auditverslag UZ Brussel, E 143
32
Algemene vaststelling •
Verpleegeenheid 54 neurochirurgie telt 29 bedden. Naast neurochirurgiepatiënten, worden hier ook NKO- en stomatologiepatiënten opgenomen.
Sterke punten •
De opvolging en screening van geriatrische patiënten verloopt optimaal.
•
Op deze verpleegafdeling zijn er duidelijke afspraken met de artsen omtrent zaalrondes. Zo gebeuren de zaalrondes elke dag op hetzelfde tijdstip en is er per discipline één van de artsen die alle patiënten ziet. Kinesist en sociaal verpleegkundige nemen deel aan deze zaalronde.
•
Wekelijks is er een multidisciplinaire patiëntenbespreking waarop de arts, hoofdverpleegkundige, kinesist, psycholoog en sociale dienst aanwezig is.
•
Er wordt veel aandacht besteedt aan vorming. Zo kregen alle personeelsleden vorming i.v.m.”omgaan met agressie” en worden regelmatig pathologiegebonden vormingen georganiseerd (frontaal gedrag, hypofyse, neurotrauma, …).
•
Men heeft aandacht voor de psychologische begeleiding van de patiënt en zijn familie. Zo is er een psycholoog (van de Harvey Kushing foundation i.v.m. hersentumoren) actief op de afdelingen om patiënten te begeleiden.
Non-conformiteit •
Toegediende zorgen worden niet steeds afgetekend. Alhoewel de procedure voorschrijft dat de insteekplaats van een centrale catheter dagelijks moet nagekeken worden en om de 3 dagen moet vervangen worden, en dit ook in de zorgplanning zo is opgenomen, was dit bij controle van een patiëntendossier niet afgetekend. De patiënt had reeds 8 dagen een centrale catheter. Enkel op dag 3 was er volgens het dossier toezicht geweest op de insteekplaats en volgens het dossier was het verband nog niet ververst. In praktijk bleek het verband dagelijks ververst te zijn volgens de hoofdverpleegkundige.
Tekortkoming •
Deze afdeling maakt een verouderde indruk. Men kan niet voldoen aan de huidige gangbare behoeften inzake comfort. Zo zijn de sanitaire cellen klein en is er maar één bad voor de afdeling. De gemeenschappelijke badkamer is verouderd en wordt gebruikt als bergruimte. De douche is niet rolstoeltoegankelijk. Er is geen toilet voor bezoekers aanwezig.
Aanbevelingen
Auditverslag UZ Brussel, E 143
33
•
Gezien de grote zorgzwaarte van bepaalde pathologie en het feit dat men bijna dagelijks beroep doet op de mobiele equipe / jobstudenten om aan de minimumbestaffing te voldoen, verdient het aanbeveling om de werklast van deze afdeling nauwlettend op te volgen en het aantal personeelsleden in evenwicht te houden met de zorgzwaarte.
•
Het jaarverslag van de dienst is door de arts opgemaakt en niet gekend door de hoofdverpleegkundige. We bevelen aan om een geïntegreerd jaarverslag/beleidsplan (medisch – paramedisch -verpleegkundig) op te maken en dit op afdelingsniveau daadwerkelijk te gebruiken als werkinstrument.
7.1.4 EH 33 Algemene vaststellingen •
Verpleegeenheid 33 telt 29 bedden voor neurologie, waarvan er 6 gebruikt worden als stroke unit.
•
Sinds 1 september 2008 zijn een nieuw medisch diensthoofd en een nieuwe neuroloog-stroke-specialist op de afdeling aangesteld. De stroke unit, die onder hun bevoegdheid valt, is opgestart in oktober 2008.
•
Bij beide shiften van 12 u is er één verpleegkundige verantwoordelijk voor de stroke unit. Dit houdt in dat men ’s nachts een bestaffing van 2 verpleegkundigen op de afdeling voorziet. Overdag wordt er een extra verpleegkundige flexibel ingezet om, in functie van de werklast, hulp te bieden bij de hygiënische zorgen op de stroke unit.
Sterke punten •
Het personeel van de afdeling kreeg in voorbereiding op de start van de stroke unit heel wat bijscholingen (CVA, hypothermie, cardio-monitoring …) en workshops. De opstart gebeurde gefaseerd waarbij er slechts 2 patiënten werden opgenomen, wat bedside teaching maximaal mogelijk maakte. De hoofdverpleegkundige heeft een opleiding tot neuro-verpleegkundige gevolgd.
•
Er is, binnen de bestaande structuur, aandacht besteed aan de kwaliteit en veiligheid van zorg, in combinatie met voldoende privacy en comfort voor de patiënten. Zo is gekozen voor maximaal toezicht via camerabewaking in identiek ingerichte, afsluitbare kamers die dicht bij de verpleegpost gesitueerd zijn. Monitors kunnen ingesteld worden volgens profielen (infarkt, bloeding, trombolyse). Centrale monitoring is voorzien in de verpleegpost en een tweede monitor zal in de toekomst opgesteld worden in de vergaderruimte. In één bed is 24-uurs EEG-monitoring mogelijk. In de toekomst zullen ook de andere bedden hiermee uitgerust worden, waarna het mogelijk zal zijn om drie patiënten tegelijkertijd te monitoren. Men beschikt over een bladderscan waardoor sondage tot een minimum kan beperkt worden.
•
Er is een gestructureerde werking binnen de dienst:
Auditverslag UZ Brussel, E 143
34
o Per doelgroep heeft men schema’s ontwikkeld waarin duidelijk staat uitgeschreven welke parameters wanneer dienen opgevolgd te worden, gekoppeld aan staande orders wanneer bepaalde waarden overschreden worden. o Alle patiënten worden bij opname gescreend op slikstoornissen. Hiervoor is er multidisciplinair een protocol (met flowchart) uitgewerkt dat ondersteund wordt door een videofilmpje (materiaal, houding, voedingsschema, risicofactoren ….). Men plant om dit op intranet beschikbaar te stellen voor de andere diensten en vormingen zijn opgenomen in de vormingsbrochure van het ziekenhuis. o Recent werd ook voor houding en transfers bij de patiënt met CVA een soortgelijk protocol ontwikkeld. •
Er is dagelijks een multidisciplinaire patiëntenbespreking (artsen, hoofdverpleegkundige, kine, ergo, sociaal verpleegkundige).
Tekortkoming •
Recent is men gestart om een opnamebeleid te ontwikkelen. Hiervoor was er reeds overleg met de directie (beddenmanagement) en de dienst spoedgevallen. Aansluitend wordt best een procedure voorzien i.v.m. te nemen maatregelen bij overbezetting van de stroke unit. Deze dient te vermelden welke stappen moeten worden gezet en welke personen moeten worden verwittigd. Indien de maatregelen voorzien in het afkondigen van een “opnamestop” en “doorverwijzing” zijn de criteria en de bevoegde personen duidelijk vastgelegd. Het opnamebeleid dient gecommuniceerd te worden, zowel intern als naar externe verwijzers.
Aanbevelingen •
De stroke-unit bestaat uit vier kamers van de afdeling VE33 en vormt geen aanwijsbare entiteit, wat verwarrend kan zijn voor de patiënten en familie. We bevelen aan om, bij verhuis een duidelijker onderscheid te maken tussen de stroke-unit en de afdeling neurologie. Het voorzien van een spreekkamer voor de familie is wenselijk.
•
Advies om binnen de verpleegkundige equipe functiedifferentiatie uit te werken inzake het werken op de stroke-unit. We bevelen aan om alle personeelsleden die worden toegewezen aan de stroke unit een voortgezette opleiding te laten volgen inzake neurologische zorg.
•
We bevelen aan het volledige zorgtraject van de patiënt per subgroep verder uit te schrijven, en na te gaan welke rol de verschillende disciplines op ieder moment kunnen spelen, met o.a. aandacht voor aan de psychosociale begeleiding van patiënt en familie. Dit kan de basis vormen om het traject (spoed, stroke unit, revalidatie-eenheid) in een eenvormige procedure te gieten, en/of om een aantal indicatoren te selecteren die bruikbare informatie opleveren over de kwaliteit van de geleverde zorg of de outcome van de patiënt.
7.1.5 EH 34 Auditverslag UZ Brussel, E 143
35
Algemene vaststellingen •
•
De verpleegafdeling EH 34, oncologie, telt 29 bedden, waarvan 1 bunkerkamer voor radio-joodtoediening. Er zijn 9 éénpersoonskamers. Alle patiëntenkamers beschikken over een badkamer met douche. Wekelijks is er een patiëntenbespreking tussen de ASO’s en de verpleegkundigen.
Sterk punt •
De hoofdverpleegkundige werkte via de beroepsvereniging voor verpleegkundigen radiotherapie en oncologie mee aan het ontwikkelen van de CD-rom veilig werken met cytostatica. Deze CD-rom werd specifiek aangepast voor het UZ Brussel, deze vormingsmodule is ook via intranet te raadplegen. Daarnaast werd een specifiek formularium voor chemotherapie ontwikkeld, dit bevat de alle basisinformatie en wordt gebruikt zowel door verpleegkundigen als ASO’s.
Tekortkomingen •
De oncologie-afdeling beschikt over onvoldoende bedden in verhouding tot het aantal oncologische patiënten dat in het ziekenhuis gehospitaliseerd wordt. Oncologische patiënten komen daardoor ook op andere verpleegafdelingen terecht, verspreid over het ziekenhuis. Op het moment van de audit waren een 5-tal oncologische patiënten opgenomen op andere afdelingen. Deze patiënten worden getransfereerd wanneer er plaats vrijkomt op de oncologische afdeling. Patiënten die chemotherapie dienen te krijgen verblijven steeds op de oncologische afdeling.
•
De steriele eenheid heeft te kampen met plaatstekort. Patiënten in aplasie die in isolatie moeten verblijven worden wegens plaatstekort regelmatig op de oncologische verpleegafdeling voor (relatieve) isolatie opgenomen. Op deze adeling kan niet hetzelfde niveau van kwaliteit van zorg geboden worden voor deze patiënten.
•
Op deze oncologische afdeling wordt palliatieve zorg nog te eng als terminale zorg gezien. Verder wordt de nood van patiënten aan psychosociaal support erg onderschat. Op het moment van de audit was er geen enkele oncologische patiënt van de afdeling waarvoor beroep werd gedaan op een psycholoog. Uit onderzoek van het support team in het ziekenhuis blijkt nochtans dat gemiddeld 35% van de kankerpatiënten duidelijke tekenen vertonen van zware ontreddering (combinatie van pijn, verdriet, angst en andere emotionele en cognitieve factoren). Verder blijkt uit dit onderzoek dat zorgverleners deze ontreddering niet of onvoldoende onderkennen, omdat hun diensten onderbemand en overbezet zijn, en omdat de patiënten er doorgaans niet mee te koop lopen. Het onderschatten van die ontreddering kan nochtans ernstige gevolgen hebben, zoals het minder goed volgen van de therapie, een verminderde tevredenheid over de medische verzorging, een verlengd ziekenhuisverblijf, een verminderde levenskwaliteit en zelfs een verkleining van de overlevingskansen.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
36
Aanbevelingen •
Voorschriften voor cytostatica worden opgemaakt door arts-specialisten-in-opleiding, soms zelfs eerstejaars (officieel wel op naam van de supervisor). Het elektronisch cytostaticumvoorschrift beschikt niet over ingebouwde controles op fouten. De controle van doseringen gebeurt door de apotheker, en door de hoofdverpleegkundige en zijn adjunct. Gezien de risico’s bij doseringsfouten van cytostatica erg groot kunnen zijn, bevelen we aan om een risico-analyse te maken van het traject van voorschrijven van cytostatica.
•
Deze verpleegafdeling beschikt niet over een eigen infobrochure voor patiënten. Ook het aantal specifieke infobrochures i.v.m. oncologie is erg beperkt.
7.2 Materniteit-MIC-verloskwartier Algemene vaststellingen •
De materniteit bestaat uit één afdeling op de tweede verdieping en is erkend voor 40 M- bedden, waarvan 10 MIC- bedden. De kamers voor MIC –patiënten (zonder babyuitrusting) bevinden zich aan één kant van de gang. Op deze afdeling bevindt zich ook het verloskundig dagziekenhuis (4 zetels), waar op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdagvoormiddag voornamelijk de ambulante opvolging van hoogrisicozwangerschappen gebeurt.
•
Het huiselijk aangeklede verloskwartier ligt aanpalend aan de materniteit en beschikt over 6 arbeids-verloskamers waarvan er één voorzien is met een relaxatiebad. De andere arbeids-verloskamers beschikken over een eenvoudig ligbad. Hiernaast zijn er ook twee sectiozalen in het verloskwartier. Na een sectio verblijven de moeders in de recovery van het centraal operatiekwartier dat zich onmiddellijk naast het verloskwartier bevindt.
•
In 2003 werden de materniteit en het verloskwartier verbouwd. Elke ruime kamer heeft aangename verlichting en beschikt over een eigen douche. Bevallen moeders kunnen voor koffie en water terecht in de gemeenschappelijke keuken, een daglokaal is er niet. Rooming-in wordt enkel toegestaan op de kamers van de MIC.
•
Er zijn twee equipes vroedvrouwen; er is één equipe vroedvrouwen voor het verloskwartier en één equipe voor de materniteit, MIC en het verloskundig dagziekenhuis.
•
De dienst heeft naast het medisch diensthoofd, 5 resident gynaecologen (allen met MIC-ervaring) en beschikt ook over geneesheer- assistenten in opleiding. Hier maakt men gebruik van de termen senior (gynaecoloog of ASO’s minstens 3de jaar) en junior (ASO 1ste of 2de jaar). De medische permanentie voor de departementen gynaecologie, verloskunde en fertiliteit wordt waargenomen door 2 inslapende geneesheer- assistenten gynaecologieverloskunde in opleiding (één senior en één junior), met een telefonische achterwacht door de residenten.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
37
•
Twee naburige Brusselse ziekenhuizen sloten recent, waardoor de verloskundige activiteit een onverwachte stijging kende. In 2007 waren er 2050 geboortes, in 2008 heeft men er op het moment van de audit 1891, wat neer komt op een gemiddelde stijging van 10,7%. De gemiddelde ligdagduur is 4 dagen. Ook het aantal dagopnames voor het verloskundig dagziekenhuis kent een enorme stijging. (2004: 913 en in 2007: 1330)
•
Men gebruikt kant- en klare melkvoeding en wegwerpflesjes.
•
Meer dan de helft van de opgenomen patiënten zijn Franstalig.
•
Er is een klinisch pad: normale vaginale bevalling.
•
Omdat men er van uit gaat dat er geen ‘zieke’ patiënten op de M-afdeling worden opgenomen wordt medicatie niet op voorhand klaargezet en maakt men geen gebruik van medicatiekarren.
Sterke punten •
De laatste jaren ging er veel aandacht naar het actualiseren van het borstvoedingsbeleid en de vorming hieromtrent (24u/vroedvrouw). Men beschikt over referentieverpleegkundigen borstvoeding en lactatiedeskundigen. Er zijn 3 werkgroepen borstvoeding (Materniteit, Verloskwartier en Neonatologie). Dit resulteerde in het gebruik van een borstvoedingsoverdrachtlijst in het verpleegdossier, waarbij dagelijks verschillende items gecheckt worden. Er is een prenatale infoavond rond borstvoeding, en er zijn bortsvoedingsconsultaties door een pediater. Men ontwierp een borstvoedingsboekje om een éénduidige overgang te bekomen indien een baby verhuist van neonatologie naar materniteit. Verder denkt men er aan om wegens de talrijke aanwezigheid van anderstaligen door middel van beelden via het TV-kanaal informatie te geven over borstvoeding. Er werd een checklist i.v.m. borstvoedinginformatie opgesteld in het Frans en het Engels. Het borstvoedingspercentage bij ontslag bedroeg in 2007 80%.
•
Het verloskwartier beschikt over een centraal monitoring-systeem. Hierdoor kunnen in alle verloskamers, de verpleegpost, de verdeelkeuken en het verloskundig dagziekenhuis alle monitorgegevens van de verschillende moeders opgevolgd worden.
•
Het Universitair Ziekenhuis Brussel is één van de weinige ziekenhuizen in België waar stuitligging niet automatisch een indicatie vormt voor sectio.
•
In het verpleegkundig dossier voor pas bevallen moeders heeft men checklist ingebouwd i.v.m. educatie over de baby en de moeder, naast een invulformulier voor de ouders i.v.m. gegevens over de baby om de ouders bij de verzorging te betrekken.
Non-conformiteiten •
Er is een personeelstekort voor M en MIC. De MIC-afdeling van het UZ Brussel beschikt niet over een eigen specifieke staf
Auditverslag UZ Brussel, E 143
38
vroedvrouwen, er is één equipe van vroedvrouwen en verpleegkundigen voor M en MIC samen, in totaal 25,4 VTE. Volgens de normering moet men voor 10 erkende MICbedden voorzien in 15 VTE vroedvrouwen. Voor 30 M-bedden aan een bezetting van 82,5% dient men te beschikken over 13,6 VTE verpleegkundigen en vroedvrouwen voor de verzorging van de moeders. In totaal is dit voor MIC en M samen 28,6 VTE, waarvan minstens 21 VTE vroedvrouwen. Er is een personeelstekort qua verpleegkundigen/vroedvrouwen van 3,2 VTE. Daarnaast is er een bijkomend personeeltekort van 2,8 VTE verzorgenden. Hierbij komt nog de stijgende activiteiten (o.a. door sluiting naburige ziekenhuizen), de aanwezigheid van een verloskundig dagziekenhuis, de talrijke anderstalige patiënten (tijdsintensief), verplichte vorming i.v.m. behoud van beroepstitel, stijgende AV-dagen, en talrijke overuren (530) wat aangeeft dat men de werklast verder dient te objectiveren, te evalueren en na te gaan welke ondersteuning er noodzakelijk is. •
Wegens overbezetting op de kraamafdeling worden (enkele dagen per maand) moeders met hun baby op andere afdelingen opgenomen. Dit kan gaan tot opnames op 5 verschillende diensten. De verzorging van deze moeders en baby’s gebeurt door de verpleegkundigen van de afdeling waar ze worden opgenomen. Deze verpleegkundigen zijn geen vroedvrouwen en zijn hiervoor bijgevolg niet opgeleid. Tevens zijn er geen afspraken i.v.m. hygiëne (comité voor ziekenhuishygiëne) hieromtrent.
•
Het bewaren van medicatie (Dafalgan®, Valtrandruppels®) op de kamer en inname zonder toezicht van het verpleegkundig personeel, dient vermeden te worden. Indien dit toch wordt toegepast, dient de behandelende geneesheer hiervoor een medisch order in het patiëntendossier te noteren, waardoor verpleegkundigen niet aansprakelijk gesteld worden voor foutief toedienen van geneesmiddelen.
•
De bespreking van de perinatale sterfte met de perifere gynaecologen van de doorverwijzende ziekenhuizen gebeurt slechts aan het einde van elk jaar. Volgens de normering dient dit tenminste tweemaal per jaar te zijn. Advies om hiervan een verslag op te maken.
Tekortkomingen •
Voor het verloskwartier bepalen de normen dat er 16 vroedvrouwen per 6 verloskamers voorzien moeten worden om 24 uur op 24 de vereiste permanentie te waarborgen. Momenteel beschikt men met 16,3 VTE vroedvrouwen normatief over voldoende personeel. Op het moment van de audit staan er echter 688 overuren genoteerd voor de dienst en moeten er jaarlijks 6 AV-dagen worden toegekend. Voortgaand op de werklast en de verschillende extra taken: o aanwezigheid van 2 sectiozalen waar naast sectio’s, ook talrijke chirurgische ingrepen (bv curettage, cerclage, …) doorgaan, o stijging van het aantal bevallingen, o stijging van het aantal ambulante raadplegingen op verloskwartier, o verplichte bijscholingen en opleiding i.v.m. behoud van BBT, o infoavonden voor toekomstige ouders, o administratieve taken,
Auditverslag UZ Brussel, E 143
39
o patiëntenvervoer. kan men stellen dat er een relatief personeelstekort is. Verder kan men op het verloskwartier geen beroep doen op de mobiele equipe. Men dient de werklast verder te evalueren en na te gaan welke ondersteuning mogelijk is. •
Er gebeuren tal van ambulante consultaties op de kraamafdeling (prenatale infosessies) en in het verloskundig dagziekenhuis waardoor men een onvoldoende rustige omgeving voor de kraamafdeling kan waarborgen.
•
Het reanimatiemateriaal van het verloskwartier en van de materniteit is niet afgesloten. Hierdoor is men niet op elke moment zeker dat al het nodige materiaal aanwezig is. Tevens beschikt men niet over een procedure dat voorziet in wie het reanimatiemateriaal nakijkt en wanneer.
•
Voor de controle van de temperatuur van de koelkast met medicatie in het verloskwartier maakt men gebruik van een lijst waarop de temperatuur en de datum van controle wordt afgetekend. De laatste controle dateerde van januari 2008.
•
Voor het nazicht van de inhoud en de controle van de vervaldatum van de medicatie van het verloskwartier en de materniteit beschikt men niet over een procedure die bepaalt wie de medicatie controleert en wat de frequentie van het nazicht is.
•
De verpleegdossiers van de materniteit en MIC bevinden zich op de gang naast de deur van de patiëntenkamer. Uit gesprek blijkt dat dit een rem kan zijn om bepaalde observaties neer te schrijven wegens inkijk door bezoekers.
•
Naast de gegevens van SPE, is er geen medisch jaarverslag of beleidsplan.
Aanbevelingen •
Aanbeveling om het borstvoedingsbeleid door alle medewerkers, gynaecologen en pediaters te laten ondertekenen.
•
Aanbeveling om multidisciplinaire teamvergaderingen met patiëntenbesprekingen in te voeren.
•
Advies om verder klinische paden te ontwikkelen bv voor bevallen d.m.v. een sectio.
•
Het verdient aanbeveling om de gegevens, aangereikt door het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie, niet alleen met de medische staf, maar ook met de vroedvrouwen kritisch te bespreken waarbij mogelijke werk- en aandachtspunten voor beide personeelsgroepen kunnen worden uitgelicht. Tevens aanbeveling om hiervan een verslag op te maken.
•
Aanbeveling om een tevredenheidsmeting bij de medewerkers uit te voeren en eventuele verbeteracties hieraan te koppelen.
Melkkeuken Auditverslag UZ Brussel, E 143
40
Algemene vaststellingen •
De melkkeuken is gelegen naast de centrale keuken. Naast de bereiding van de flesvoedingen en fruitpappen, gebeurt er ook de distributie van de sondevoedingen. De flesjes worden vrijwel onmiddellijk naar de betrokken afdelingen getransporteerd.
•
Een diëtist draagt de verantwoordelijkheid voor de melkkeuken. Er zijn 2,25 VTE medewerkers.
•
Men maakt gebruik van wegwerpflesjes.
Tekortkomingen •
De melkkeuken is niet afgesloten en is zo toegankelijk voor onbevoegden.
•
De kranen aan de wasbakken moeten met de hand bediend worden.
•
Men beschikt niet over een inscholingsplan voor nieuwe personeelsleden en jobstudenten (zomervakantie).
•
De vorming (HACCP, persoonlijke hygiëne, procedures) van de personeelsleden is beperkt. Men kan niet aangeven hoeveel vorming zij het voorbije jaar hebben gekregen. In 2007 volgden sommige personeelsleden volgens de beschikbare gegevens een half uur vorming.
7.3 Neonatale eenheid: NICU-N* Algemene vaststellingen •
•
De functie N* en de NIC-dienst zijn architectonisch één geïntegreerde dienst. N* bestaat uit een afzonderlijke zaal met 8 bedden (maximaal 10). De NICU telt 16 bedden, opgesteld in twee zones. Verder beschikt de dienst over een operatietafel, twee isolatieboxen, en twee ouder-kindkamers. In 2002 werd de neonatale eenheid grondig gerenoveerd.
•
Er is één personeelsequipe voor N* en NIC. Naast de hoofdverpleegkundige zijn er 3 adjunct-hoofdverpleegkundigen. Dagelijks worden verpleegkundigen toegewezen aan N* of NICU, afhankelijk van de bezettingsgraad. Verpleegkundigen werken in shifts van 12 uur. De personeelsequipe bestaat naast de hoofdverpleegkundige en 3 adjuncten (4VTE) uit: 11,4 VTE vroedvrouwen, 24,35 pediatrisch verpleegkundigen, 3,5 VTE gegradueerde ziekenhuisverpleegkundigen, 1VTE kinesist, 1,8 VTE secretaresse en 1,8 VTE logistieker.
•
De medische equipe bestaat uit 4 VTE neonatologen, en een arts-specialist-inopleiding (junior).
Auditverslag UZ Brussel, E 143
41
De neonatologen staan niet enkel in voor N* en NICU, maar ook voor de materniteit en het verloskwartier, en het transport van baby’s.
Sterke punten •
De neonatale eenheid is al jaren actief inzake kwaliteitsverbetering en is innovatief op tal van vlakken in haar organisatie. De beleidsvisie is uitgeschreven, er is een beleidsplan met SWOT en projectvoorstellen opgesteld, en procedures zijn in een procedureboek beschreven. Er is verder een checklist ontworpen voor ontslag van kinderen.
•
Kindvriendelijkheid en ouderparticipatie zijn op deze eenheid de basisprincipes voor de organisatie van de zorg. o Ouders worden niet enkel aangemoedigd om deel te nemen aan de zorg voor hun kind, maar zijn ook dag en nacht welkom. Hiertoe zijn voor ouders enerzijds erg comfortabele kangoeroe-stoelen voorzien, en kunnen ze gratis overnachten op de eenheid. o Via ICU (‘I see you’) kunnen ouders/familie de baby ook van op afstand volgen, via internet. Elke plaats voor een baby is hiertoe uitgerust met een camera, en ouders kiezen een paswoord om toegang te krijgen tot de site. Via dit project wil men de ouder-kind binding optimaal ondersteunen, ook tijdens de scheiding door een opname (bv voor vaders tijdens het werk). o Niet enkel ouders zijn steeds welkom op de eenheid, dit geldt evenzeer voor broers en zussen. Ouders kunnen zelfs andere belangrijke vertrouwenspersonen uitnodigen voor een bezoekje. Tijdens de week wordt ’s namiddags verder de mogelijkheid tot opvang geboden van broers en zussen door een kinderverzorgster. o Er is veel aandacht voor comfortzorg voor de kinderen, zoals beperking van geluids- en lichtprikkels. Er hangt in de zaal een geluidsmeter, en couveuses worden overdag afgedekt. o Er zijn tal van informatiebrochures voor ouders (ontslag, rooming-in, maagsonde, drainage hydrocephalie). De algemene onthaalbrochure van de eenheid is beschikbaar in 6 talen (Nederlands, Frans, Engels, Duits, Arabisch en Turks). o Oudergesprekken gebeuren steeds samen door arts en de verpleegkundige die instaat voor de zorg. o Er gebeurt een telefonische bevraging bij alle ouders van kinderen die naar huis worden ontslagen.
•
De eenheid is één van de voorlopers in het ziekenhuis inzake patiëntveiligheid. o Sinds 2004 is er een registratie van FONA/VIKA. De registratie gebeurt elektronisch en indien gewenst anoniem. In dit meldingsysteem is het mogelijk om incidenten, bijna-incidenten en klachten te registreren, verdeeld over een achttal domeinen. De VIKA-werkgroep binnen de NICU zorgt op regelmatige basis (3 à 4x/jaar) voor interne feedback en bespreking van de geanalyseerde gegevens met de bedoeling te sensibiliseren en processen bij te sturen. In de loop der jaren werden op basis hiervan heel wat verbeteringen doorgevoerd in de organisatie van de zorg.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
42
o Naar aanleiding van een ernstig incident in het verleden werd het Alaris-systeem op de dienst geïntroduceerd ter preventie van medicatiefouten. Het gaat hier om een software voor het controleren/sturen van infuus- en spuitpompen (de software checkt automatisch de individuele toedieningsinstellingen van de pompen op basis van een database met de belangrijke parameters en toedieningsprotocols van alle aan neonaten toe te dienen medicatie, de database zelf werd uitgewerkt en opgebouwd door de artsen en verpleegkundigen van de NICU in samenwerking met de apotheek). o In de procedures m.b.t. het voorbereiden, de toediening en registratie van de medicatie zijn mechanismen ingebouwd ter preventie van medicatiefouten (waaronder ondermeer een controle van het distributieproces door afzonderlijke zorgverstrekkers). o De 24-uurspermanentie is ook vanuit het oogpunt patiëntveiligheid georganiseerd. Overdag zijn 8 verpleegkundigen aanwezig, ’s nachts en in het weekend minstens 7. Verder is er tijdens de weekends een wachtdienst met een oproepbare verpleegkundige voor opvang van afwezigheden door ziekte. Voor de medische permanentie staat een senior assistent (minstens derdejaars met reeds NIC-opleiding) in. Deze ASO slaapt in op de eenheid en is verantwoordelijk voor de continuïteit van zorgen voor de stabiele patiënten van de NICU. Er zijn daarnaast duidelijke afspraken dat de neonatologen die van oproepbare permanentie zijn steeds komen bij problemen, voor nieuwe opnames, voor bevallingen van risicozwangerschappen, meerlingen en prematuren, en bij sectio’s.
•
Er is erg veel aandacht voor handhygiëne. Zo is de toegang tot de afdeling voor personeelsleden niet mogelijk zonder ontsmetting van de handen (sensor aan de toegangsdeur meet het gebruikte volume alcogel). Aangezien men ervan uitgaat dat het infectierisico voor de neonati zich binnen het ziekenhuismilieu bevindt, wordt aan ouders niet gevraagd om een overschort of mondmasker te dragen.
Tekortkomingen •
Hoewel men strikt genomen normatief qua medische bestaffing (norm stelt 3,2 VTE voor 16 NIC-bedden) voldoet, zijn er anderzijds toch argumenten voor een té nipte bestaffing. De neonatologen staan niet enkel in voor N* en NICU, maar ook voor de materniteit en het verloskwartier, en het transport van baby’s. Daarnaast moet men rekening houden met de tijd die gaat naar onderwijsopdrachten en wetenschappelijk activiteiten, en de afwezigheden door verlof/ziekte/bijscholing.
•
De zorgequipe van de neonatale eenheid beschikt op het moment van de audit niet over een psycholoog. Men kan op vraag beroep doen op een psycholoog van het ziekenhuis. In het verleden was er 0,2 VTE psycholoog beschikbaar. Gezien deze eenheid dagdagelijks met zeer ernstige pathologie en zware verwerkingsproblemen wordt geconfronteerd, is er nood aan een structureel uitgebouwde psychosociale begeleiding door psychologen voor de ouders. Ook intervisie van de personeelsequipe lijkt geen overbodige luxe. Er zou op de begroting voor 2009 een halftijds psycholoog voorzien zijn voor de
Auditverslag UZ Brussel, E 143
43
neonatale eenheid. •
In de zorgdossiers worden niet steeds nota’s neergeschreven van de oudergesprekken.
•
Elke discipline neemt nota in zijn eigen patiëntendossier: artsen, verpleegkundigen en kinesitherapeuten. Door deze versnippering wordt het overzicht van de patiëntengegevens bemoeilijkt. Een geïntegreerd multidisciplinair dossier zou de afstemming van de zorg en communicatie kunnen faciliteren.
•
Artsen schrijven de medicatieopdrachten neer in het papieren medisch dossier. Verpleegkundigen schrijven dit over in het medicatieschema van het verpleegkundig dossier. Het overschrijven van medicatie houdt een risico in op fouten. Dit medicatieschema wordt dan gecontroleerd door de artsen. Op een kritieke dienst wordt van artsen verwacht dat zij de medicatieschema’s opstellen.
•
N* en NICU bestaan elk uit open ruimtes waar alle bedjes gezamenlijk staan opgesteld. Deze architectuur heeft beperkingen inzake privacy die men kan bieden aan ouders.
Aanbevelingen •
Naast de dagelijkse multidisciplinaire briefings, gebeuren er ad hoc multidisciplinaire teamvergaderingen indien problemen zich voordoen. Aanbeveling om multidisciplinaire teamvergaderingen op een meer systematische en gestructureerde manier te organiseren.
•
De neonatale eenheid heeft geen specifieke stek op de website van het ziekenhuis. We bevelen aan om ook dit communicatiekanaal te gebruiken, naar ouders en verwijzers, om de visie en het beleid van de eenheid breder bekend te maken.
•
We bevelen aan om de gegevens van de ouderbevragingen te verwerken, en deze gegevens te gebruiken voor evaluatie en bijsturing.
7.4 Zorgprogramma voor kinderen Algemene vaststellingen •
Het UZ Brussel heeft reeds jaren een afzonderlijk kinderziekenhuis, dat ook architectonisch een entiteit vormt. Het kinderziekenhuis telt twee verpleegafdelingen, K1 met 25 bedden voor kinderen tussen 0 en 4 jaar, en K2 met 26 bedden voor kinderen tussen 5 en 16 jaar. Daarnaast is er een slaapeenheid K5 met 8 bedden. In het kinderziekenhuis bevindt zich verder een kinderdagziekenhuis, hier worden ook kinderen opgevangen voor ambulante zorgen. De pediatrische spoedafdeling is aanpalend aan het kinderziekenhuis, en valt organisatorisch onder de dienst spoedgevallen. De pediatrische intensieve zorgen sluit architectonisch aan bij de dienst intensieve zorgen
Auditverslag UZ Brussel, E 143
44
voor volwassenen, en valt er ook organisatorisch onder. De medische organisatie gebeurt binnen de dienst kindergeneeskunde Begin december wordt een nieuwe afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie geopend, aansluitend aan het kinderziekenhuis. •
De medische permanentie voor het zorgprogramma voor kinderen wordt door twee inslapende artsen ingevuld. Minimaal zijn deze artsen qua opleidingsniveau een junior assistent (lagere jaars) en een senior assistent (minstens derdejaars met NIC-bekwaming). Sommige nachten zijn het twee senior assistenten, en 1 op 4 nachten bestaat de permanentie uit een junior assistent en een specialist pediatrie. Daarnaast is er een oproepbare permanentie van een pediater. De taakverdeling bestaat er in dat de junior assistent verantwoordelijk is voor K1, K2 en de pediatrische spoedgevallen. De senior assistent is verantwoordelijk voor de pediatrische IZ en de NIC.
Sterke punten •
Het beleid inzake kindvriendelijkheid is zeer sterk uitgewerkt: o Alle kinderen worden in het kinderziekenhuis opgenomen (uitgezonderd de steriele eenheid haematologie); o Kinderen worden verzorgd door zorgverleners met specifieke pediatrische expertise; o Rooming-in is steeds mogelijk; o Er is voor chronische patiënten een aanbod voor dagtherapie aan huis; o Tijdens een opname wordt zoveel mogelijk een normale dagindeling nagestreefd, waarbij kinderen overdag bv naar het klaslokaal gaan. Voor onderzoeken worden de kinderen daar opgehaald; o De kindvriendelijke aankleding met kunst, o De verpleegafdelingen K1 en K2 beschikken elk over een terras, toegankelijk via de eetzaal; o Er is een aparte recreatie-afdeling met een ruime bestaffing. Naast een klaslokaal, zijn er twee speelruimtes, één voor de allerkleinsten, en één voor grotere kinderen; o Het kinderziekenhuis stelt laptops ter beschikking en gratis draadloos internet.
•
Het dagziekenhuis doet een telefonische bevraging van ouders van kinderen na chirurgische ingrepen. Gedurende één week/maand worden ouders opgebeld voor een gestandaardiseerde bevraging naar complicaties.
•
Er is veel informatie, zowel voor ouders, als op maat van kinderen. Het kinderziekenhuis heeft een eigen website. Er is binnen het kinderziekenhuis een onthaal/doe-boekje ‘Erik gaat naar het ziekenhuis’, met een luik voor kinderen en één voor ouders. Daarnaast zijn er tal van andere infofolders. Er zijn meerdere patiëntenfolders voorhanden voor na een ingreep. Voorbeeld hiervan zijn de 3 folders i.v.m. postoperatieve pijnstilling: bij laagrisico, middelmatig risico, en hoogrisico op pijn.
•
De verpleegafdeling K2 is door uitrol van een volledig elektronisch patiëntendossier een voorloper in het ziekenhuis, en al ver in de evolutie naar een ‘papierloze dienst’.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
45
De ontslagbrief wordt tijdens de opname binnen het elektronisch dossier automatisch en gradueel gegenereerd.
Non-conformiteiten •
Op de slaapeenheid worden niet enkel kinderen opgenomen, maar ook volwassenen. Hoewel architectonisch één afdeling, is de slaapafdeling functioneel onderverdeeld in twee gedeelten, K5 voor kinderen, en K4 voor volwassenen, met elk een eigen personeelequipe.
•
In de onthaalruimte van het operatiekwartier beschikt men over een plaats voor kinderen die door een gordijn kan afgescheiden worden van de andere wachtposities. Auditieve scheiding van volwassen patiënten is bijgevolg niet mogelijk.
•
Ouders kunnen niet bij hun kind blijven tot bij inductie.
•
In de ontwaakruimte van het OK zijn 4 posities voor kinderen voorbehouden. Kindvriendelijke aanpassingen zoals decoratie ontbreken. Er kan geen volledige auditieve en visuele afscheiding tussen de kinderen en de volwassen patiënten gerealiseerd worden. De privacy kan niet gewaarborgd worden vermits er met partiële gordijntjes gewerkt wordt die bovendien ook vaak blijven openstaan. De begeleidende ouder heeft zo zicht op het wel en wee van de overige patiënten. De posities zijn erg krap bemeten zodat er precies een stoel naast een kinderbed kan staan. Als grotere kinderen in een gewoon bed op de kinderpositie geplaatst worden, staat deze volledig vol zodat een ouder er niet naast kan plaatsnemen. Ook voor apparatuur of handelingen bv. in geval van urgenties is de voorziene ruimte te beperkt. Grotere kinderen worden soms ook op volwassen low care posities gelegd. Ook hier kunnen ze niet vergezeld worden van een ouder.
Tekortkomingen •
Hoewel op verschillende manieren (o.a. op de website en in het protocol kindvriendelijkheid) aan ouders wordt gecommuniceerd dat de mogelijkheid bestaat om gratis te overnachten bij hun kind, worden voor rooming-in toch kosten aangerekend. Verder is de financiële informatie over de kostprijs van rooming-in niet erg duidelijk, ook binnen het ziekenhuis. De prijs voor een overnachting van ouders varieert naargelang de infobron tussen 10 en 29 Euro, voor de 3 maaltijden worden prijzen vernoemd die variëren tussen 17 en 25 Euro (twee versies van opnameverklaring + info van het kinderziekenhuis).
•
Hoewel rooming-in steeds mogelijk is, zijn niet alle kamers hierop voorzien. Voorbeelden hiervan zijn de vierpersoonskamers op K2, en de babyboxen van K1. Op deze kamers is de situatie weinig comfortabel in het geval van rooming-in.
•
Door de beperkte ruimte op sommige kamers kan men onvoldoende de privacy waarborgen. Voorbeelden hiervan zijn de meerpersoonskamers van het dagziekenhuis en de verpleegafdeling K2, waar posities van elkaar gescheiden zijn door gordijnen.
•
Er is verder een gebrek aan bergruimte (her en der verspreid staan slaapzetels en rolstoelen). In het dagziekenhuis beschikt men slechts over één toilet voor kinderen en ouders, voor een Auditverslag UZ Brussel, E 143
46
capaciteit van 20 kinderen. Eén van de babyboxen op K1 beschikt niet over daglicht.
Aanbevelingen •
We bevelen aan om de visie en het beleid inzake kindvriendelijkheid te bundelen en nog actiever te communiceren naar ouders en kinderen, en verwijzers, bv. via de website.
•
Advies om naar analogie van de onthaalbrochures voor nieuwe medewerkers en studenten die binnen het verpleegkundig departement werden ontwikkeld, ook geschreven informatie te voorzien voor ASO’s.
7.5 Zorgprogramma voor geriatrie Algemene vaststellingen •
De dienst geriatrie bestaat binnen het UZ Brussel uit één zorgeenheid EH 61 met 29 acute geriatriebedden. 78% van de patiënten wordt rechtstreeks (via spoed) opgenomen, bedbezetting is 100%; gemiddelde ligduur van 15.9 dagen. De gemiddelde leeftijd van patiënten is 83 jaar.
•
Er is een samenwerkingsakkoord met het ziekenhuis Scheutbos waar men beschikt over 91 bedden subacute geriatrie en 29 bedden Sp-psychogeriatrie.
•
Gemiddeld worden permanent 120 patiënten boven de 75 jaar op andere diensten dan de geriatrie gehospitaliseerd. De interne liaison geriatrie is opgestart en loopt momenteel op 12 diensten. Op de andere afdelingen is de interne liaison beschikbaar op vraag. o Het GRP screeningsinstrument is een onderdeel van de elektronische anamnese, waarbij de interne liaison automatisch via een mail verwittigd wordt wanneer een patiënt een score heeft van meer dan 2. o De interne liaisonverpleegkundigen gaan elke dag langs op deze diensten om patiënten uitgebreid te screenen. Eventueel worden er bijkomende evaluaties / onderzoeken door andere disciplines (kine, ergo, logo, psycholoog …) aangevraagd. o De behandelende arts moet geen toestemming geven voor het bijvragen van de interne liaison geriatrie. o Tweemaal per week worden patiënten multidisciplinair besproken. o Referentieverpleegkundigen zijn op alle afdelingen geselecteerd op basis van interesse en expertise. o Het bureau van de interne liaison is geïntegreerd op het geriatrisch dagziekenhuis
•
Het dagziekenhuis geriatrie bevindt zich op niveau -1 en bestaat uit een ruime dagzaal met 10 zetels, twee gesprek- en therapielokalen, een ergozaal en een verpleegpost. Er zijn uitgewerkte programma’s voor diagnosestelling (21 programma’s) en therapie. In 2007 zag men 1438 patiënten.
•
De externe liaison wordt georganiseerd door de sociaal verpleegkundige die vast verbonden is aan de geriatrieafdeling.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
47
•
Geriatrische consultaties gebeuren eveneens op niveau -1 en bieden een raadpleging “preventie van ouderdomsziekten” aan en een SPRINT-programma (samenwerking met fitnesscentra voor medisch begeleide programma’s voor 65-plussers)
Sterke punten •
De renovatie van de verblijfseenheid is geslaagd op het niveau van de patiëntenkamers. De sanitaire cellen beschikken alle over een inloopdouche.
•
Het advies van de interne liaison wordt rechtstreeks naar de huisarts van de patiënt verstuurd.
•
Op de afdeling loopt een project van klinische farmacie. I.s.m. de geriater worden thuismedicatie en de wijzigingen in het medicatieschema geëvalueerd. De dagelijkse patiëntenbesprekingen worden steeds bijgewoond door de klinische apotheker.
•
Paramedici maken deel uit van het multidisciplinaire team en worden door de geriater en de hoofdverpleegkundige samen aangestuurd. Behandelingen kunnen opgestart worden op vraag van de arts, maar ook op aanraden van de paramedicus zelf wanneer hij / zij dit nodig acht. Beslissingen worden genomen op het multidisciplinair overleg.
•
De dienst kent een goed ontslagmanagement. De ontslagmanager start van bij de opname aan de voorbereiding van het ontslag. Het ontslagformulier bevat alle elementen voor de zorgcontinuïteit (ontslagbrief, kine-ergo-logoplan, medicatieblad, …) Indien nodig wordt een zorgoverleg georganiseerd met de betrokken thuiszorg, familie en de huisarts. Wanneer het aangewezen is, kan de ergotherapeute ook vooraf een thuisbezoek organiseren.
Non-conformiteiten •
Het fixatiebeleid werd nog niet geïmplementeerd op de dienst geriatrie. Bij nazicht van een dossier bleek een patiënt al 8 dagen gefixeerd te zijn. Er was niets terug te vinden van overleg met de familie, evaluatie van de maatregel of verhoogd toezicht.
•
Het psychologische klimaat op de afdeling is niet optimaal georganiseerd. Men slaagt er onvoldoende in om patiënten te stimuleren tot het dragen van dagkledij en het gezamenlijk eten (naar schatting 15 %). De sociale activatie en het aanbod van socioculturele activiteiten is te beperkt. Men vindt in de brochure van de afdeling geen enkel specifieke aspect van het geriatrisch zorgconcept (dagkledij, gezamenlijke maaltijden, socio-culturele activiteiten, …) terug en is de communicatie aan patiënt en familie hierover onvoldoende.
•
Het geriatrisch zorgconcept is uitgeschreven, maar nog niet ziekenhuisbreed bekendgemaakt. De werking van de interne liaison dient zo snel mogelijk uitgebreid te worden naar alle betrokken afdelingen en functies.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
48
Tekortkoming •
Er is binnen het dagziekenhuis geen uitgeschreven programma aanbod voor revalidatie. In het verleden zijn de pogingen om dit aanbod te lanceren gestrand omdat patiënten zich niet zelfstandig konden verplaatsen. Men beschikt vanuit het ziekenhuis niet over een transportmogelijkheid om mensen van thuis naar het dagziekenhuis te brengen.
Aanbevelingen •
Advies om de onthaalbrochure voor de patiënten te herbekijken. Hierdoor kunnen een aantal specifieke aspecten van het geriatrisch zorgconcept (dagkledij, gezamenlijke maaltijden, socio-culturele activiteiten, …) gecommuniceerd worden aan patiënt en familie.
•
In het kader van opvolging en sensibilisering verdient het aanbeveling om te registreren op welke diensten de interne liaison geraadpleegd wordt en in welke mate de adviezen opgevolgd worden.
•
We bevelen aan om ook voor de interne liaison een eigen folder multidisciplinair te ontwerpen en mee te geven aan elke patiënt die gescreend wordt.
•
Advies om de ambities om ook bij ambulante patiënten op spoedgevallen een screening en een advies van de interne liaison mogelijk te maken, waar te maken.
•
Aanbeveling om blijvend aandacht te hebben voor de privacy: bv. patiënten volgen kine en ergo in de therapiezaal die tegelijkertijd ook dienst doet als dagzaal.
7.6 Palliatieve functie Algemene vaststellingen •
Het (palliatief) support team staat niet enkel in voor palliatieve zorg, maar tevens voor psychosociaal support van oncologische patiënten. Er wordt vanuit een bewuste visie geen onderscheid gemaakt tussen patiënten die terminaal zijn en niet-terminale patiënten. Dit is één van de redenen waarom men de bredere naam ‘support team’ verkiest.
•
Het support team bestaat uit een halftijds arts, een halftijds verpleegkundige en 1,5 VTE psychologen. Het support team is volgens het organogram onderdeel van het oncologische centrum.
•
In 2007 waren er 450 begeleidingen door het support team (in 2007 waren er 954 overlijdens in het ziekenhuis). 20% van de begeleidingen gebeurde bij niet-oncologische patiënten. Het support team werd bij 19 euthanasievragen betrokken.
•
Het support team definieert zijn rol als adviserend naar het behandelend team. Het team volgt de patiënt mee op zolang de specifieke supportvraag bestaat.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
49
Op uitdrukkelijke vraag van het behandelend team kan het support team ook de zorg overnemen. Deze vraag wordt vooral aan de palliatief arts gesteld omtrent pijnbeleid. Daarnaast wil men ook opvang voor zorgverleners zelf aanbieden. •
Sinds 2007 bestaat de ‘signaalfunctie supportieve zorg’. Hiertoe werden op elke verpleegafdeling en op de ambulante diensten van het oncologisch centrum contactpersonen als aanspreekpunt aangeduid. Deze contactpersonen zijn zowel artsen als verpleegkundigen.
Sterke punten •
In het oncologisch handboek zijn de richtlijnen palliatieve en supportieve zorg uitgeschreven. Daarnaast bevat het oncologisch handboek ook de toelichting en praktische richtlijnen omtrent euthanasie. Deze teksten werden opgesteld door de reflectiegroep voor biomedische ethiek, en werden goedgekeurd door de commissie medische ethiek, de directie en de medische raad.
•
Palliatieve en supportieve zorg wordt als een transmuraal zorgtraject georganiseerd. Naast het (palliatief) support team in het UZ Brussel, wordt ook een palliatief/supportief dagcentrum TOPAZ in Wemmel uitgebaat, is er een multidisciplinaire raadpleging ‘symptoom- en pijncontrole’ in het oncologische centrum van het ziekenhuis, en wordt ook OMEGA, de palliatieve thuisbegeleidingsequipe van het Netwerk Palliatieve Zorg, door hetzelfde team aangestuurd. Voor deze brede waaier van palliatief en supportieve zorg is een voltijds palliatieve arts aangesteld.
•
De klinische activiteiten worden wetenschappelijk geruggensteund door deelname aan de onderzoeksgroep, de ‘End of Life Research Group’ van de VUB. Door het palliatief team werd de ‘distress barometer’ ontwikkeld, een korte vragenlijst die op eenvoudige wijze peilt naar gevoelens bij oncologische patiënten en die door patiënten voor de consultatie wordt ingevuld en wordt voorgelegd aan de arts.
•
Binnen de opleiding tot arts aan de VUB is er een leeronderdeel palliatieve en supportieve zorgen.
Tekortkomingen •
Er is een onderbestaffing van het support team. Normatief dient de bestaffing voor de palliatieve functie uit 2,1 VTE te bestaan. Aangezien het support team over 2,5 VTE beschikt, betekent dit slechts een specifieke bestaffing van 0,4 VTE voor de psychosociale support van oncologische patiënten. Aangezien het ziekenhuis zich profileert met oncologische zorg, de grootte van het oncologisch centrum, en het feit dat men op de website stelt dat elke kankerpatiënt die behandeld wordt in het oncologisch centrum beroep zou moeten kunnen doen op een onco-psycholoog indien hij dit wenst, is dit onvoldoende. Voor 2009 worden 2 extra VTE psychologen voorzien om deze leemte op te vullen. Er is verder geen vervanging voorzien bij afwezigheid van de arts. Dit wordt ingevuld op basis van goodwill van collega’s.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
50
•
Adviezen van het support team worden mondeling meegedeeld aan het behandelend team. Er worden door het support team niet systematisch gegevens genoteerd in het patiëntendossier. Ook van de multidisciplinaire patiëntenbesprekingen wordt geen verslag neergeschreven in het patiëntendossier.
•
Er zijn in het ziekenhuis geen specifieke zorgprocedures of staande orders uitgewerkt betreffende palliatieve of supportieve zorgen.
•
Er gebeurt geen registratie en evaluatie van de palliatieve zorg in het ziekenhuis. Het support team beschikt ook niet over een jaarverslag. Een administratieve ondersteuning van het support team zou deze taak kunnen faciliteren.
•
Niet alle diensten/ zorgverleners staan open voor een supportieve zorgcultuur. Zij blijven palliatieve zorg eng interpreteren als terminale zorg. Op die manier hebben nog niet alle patiënten toegang tot palliatieve zorg indien ze er nood aan hebben.
Aanbevelingen •
We bevelen aan om het support team specifiek te vermelden in het organogram.
•
We bevelen aan om een specifieke vorming palliatieve zorg op maat voor de artsen van het ziekenhuis te organiseren.
7.7 Chirurgisch dagziekenhuis Algemene vaststellingen •
Vanaf juli 2007 werd de chirurgische daghospitalisatie voor volwassenen ondergebracht op verpleegeenheid EH19 op de eerste verdieping van het hoofdgebouw. Het dagziekenhuis beschikt niet over eigen operatiezalen. Patiënten worden met de lift naar de tweede verdieping gebracht voor de ingrepen die in het centrale OK plaatsvinden.
•
Deze gemengde one day / short stay eenheid sluit enkel in het weekend en blijft ’s nachts tijdens de week open.
•
Het dagziekenhuis telt 29 bedden verdeeld over negen eenpersoonskamers en tien tweepersoonskamers.
•
Kinderen worden niet opgenomen op EH19. Een apart pediatrisch dagziekenhuis bevindt zich in het kinderziekenhuis.
•
In 2007 waren er 5670 daghospitalisaties voor chirurgische ingrepen volwassenen en pediatrie samen. Het aantal behandelingen neemt elk jaar toe. Een specifiek activiteitcijfer voor EH19 was niet ter beschikking. De gemiddelde dagelijkse bedbezetting op EH19 voor 2007 bedroeg 41,7% tot 100% afhankelijk van de bron.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
51
•
Het patiënttraject voor de planning ligt vast. De chirurg verwijst de patiënt naar de consultatie anesthesie voor de vooropname. De preoperatieve onderzoeken verlopen dan volgens vastgelegde richtlijnen al dan niet via de huisarts. De opnameplanning van patiënten gebeurt centraal via OK Er werd een informatiebrochure ontwikkeld over anesthesie en over vele courante ingrepen.
•
In het zorgstrategische plan wordt een nieuwbouw voorzien van een aparte eenheid chirurgisch dagziekenhuis.
•
Gedurende de openingsuren beschikt het dagziekenhuis over een administratief personeelslid.
Sterke punten •
De renovatie is erg geslaagd. De kamers zijn aangenaam, ergonomisch en luxueus ingericht.
•
Patiënten worden na de ingreep systematisch telefonisch bevraagd met behulp van een gestandaardiseerde vragenlijst.
•
Voor opgenomen 16-18 jarigen kan rooming-in voorzien worden tegen hotelkost.
•
Er bestaat een degelijke opnamebrochure voor de patiënten.
•
Alle verpleegkundige procedures i.v.m. ingrepen het chirurgische dagziekenhuis zijn (op papier) beschikbaar op de dienst.
Non-conformiteiten •
Het chirurgisch dagziekenhuis is geen architectonische entiteit. Dagpatiënten worden opgenomen op de verpleegafdeling EH19, een gemengde one day-short stay heelkundige eenheid. Regelmatig worden ook gewone te hospitaliseren patiënten tijdelijk opgenomen in het dagziekenhuis, wegens plaatsgebrek op de verpleegafdelingen. Dit geldt zeker voor interne geneeskunde (5 à 10 opnames per week) waarbij de short stay buffert voor de klassieke afdelingen die vol liggen. Op het moment van de audit was hier zelfs een bevallen moeder met baby opgenomen wegens overbezetting van de kraamafdeling. Bovendien hospitaliseren sommige artsen ook dagpatiënten op hun “eigen” hospitalisatieafdeling.
•
De afstemming operatieprogramma en opnamebeleid (centraal) is niet optimaal waardoor de wachttijden kunnen oplopen en onvoorziene overnachtingen voorkomen. Door gebrek aan gesystematiseerde registratie is het moeilijk om de omvang van dit probleem te objectiveren.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
52
Tekortkomingen •
Er lijken geen schriftelijke afspraken te bestaan rond het tijdstip dat de artsen hun patiënten postoperatief bezoeken. Dergelijke afspraken worden best opgenomen in het reglement van inwendige orde of een medisch reglement op dienstniveau.
•
Niet alle artsen doen in functie van het ontslag meerdere controleronden per dag. De wachttijden kunnen zo oplopen. Vele patiënten (15%) worden ontslagen buiten de voorziene openingsuren van het dagziekenhuis. Door de moeilijke interpretatie van relevante parameters (bv. interferentie van de short stay) is de omvang van dit probleem niet duidelijk.
•
Er is onvoldoende gestructureerd overleg tussen het dagziekenhuis en het operatiekwartier. Participatie aan een goed functionerende gebruikersraad zou hieraan kunnen verhelpen. De planning/voorrang van dagpatiënten in het totale OK-programma en de beschikbare bedcapaciteit van het dagziekenhuis zouden hier aan bod moeten kunnen komen. Schriftelijke organisatorische afspraken met de operatieafdeling en de frequentie van onderling overleg worden best opgenomen in het RIO.
•
Het huidige personeelsbestand bestaat uit 17 verpleegkundigen (12,85 VTE) waarvan 13 gegradueerden en 2 personen die bezig zijn met de overgang van A2 naar A1verpleegkundige. Volgens de norm moeten er op basis van het aantal chirurgische ingrepen 7 VTE gegradueerde verpleegkundigen zijn. Gezien het bijkomende aantal nietchirurgische patiënten en vooral de aanwezigheid van de short stay (nachtshift tijdens de week) is deze personeelsbestaffing ontoereikend. Er bestaat bijgevolg een structureel personeelstekort.
Aanbevelingen •
Het kwaliteitsbewakingprogramma is onvoldoende ontwikkeld voor EH19. Er wordt bv. niet geregistreerd in hoeveel % van de gevallen de preoperatieve onderzoeken tijdig beschikbaar zijn, hoeveel ongeplande opnames per discipline er zijn, of de opnamecriteria gerespecteerd worden, of de huisartsen allemaal een ontslagbrief ontvangen. In het algemeen dient voldoende aandacht besteed te worden aan een coherente en relevante aanpak van het kwaliteitsbeleid voor de functie daghospitaal. De tevredenheid van de medewerkers kan actief onderzocht worden. We bevelen verder aan om ook klinische paden te ontwikkelen.
•
Het chirurgische dagziekenhuis beschikt niet over een geïntegreerd jaarverslag. Het jaarverslag dient activiteitgegevens en hun analyse te bevatten en kan gestoffeerd worden met bijkomende relevante onderwerpen. Indicatoren die een beeld kunnen geven van de kwaliteit van de werking kunnen daar deel van uitmaken, zoals registratie van de wachttijden. Uit zulk jaarverslag kan men dan verbeterpunten halen om ze te integreren in een afdelingsspecifiek beleidsplan voor het volgende jaar.
•
Men werkt aan een elektronisch planningsprogramma voor OK dat gelinkt kan worden aan het dagziekenhuis. Gezien het huidige gebrek aan bruikbare registraties (opnamewachttijden tot voorbereiding en tot ingreep-ontslag) bevelen we aan een hieraan aangepast efficiënt planningssysteem te overwegen. Idealiter zou het traject van de patiënt
Auditverslag UZ Brussel, E 143
53
moeten kunnen gevolgd worden tot aan zijn ontslag uit het dagziekenhuis. We bevelen ook aan om met de chirurgen te bekijken of het aantal laattijdige ontslagen buiten de openingsuren van de dienst (ongeveer 15%) en het aantal onvoorziene overnachtingen kan verminderen. De gespreide opname van patiënten kan verbeterd worden, afhankelijk van het uur en de aard van de ingreep. Het lijkt aangewezen dat de vele geneesheerspecialisten hierbij actief participeren. •
We bevelen aan om het bestaande “Draaiboek Chirurgisch Dagziekenhuis” te actualiseren met het oog op het aanmaken van een elektronische versie voor het intranet. Zo zullen het RIO, het huishoudelijk reglement en de procedures makkelijk consulteerbaar zijn voor de belanghebbenden.
•
We bevelen aan om nog meer ingreepspecifieke informatiebrochures voor de patiënten te ontwikkelen.
•
Momenteel zijn de gebruikte documenten voor patiëntenzorg verschillend per arts. Sommigen gebruiken bv het EMD, terwijl anderen nog een papieren versie van een medisch dossier hanteren. Dit laatste systeem garandeert niet steeds een vlotte beschikbaarheid van de gegevens igv urgenties via spoedgevallen in het weekend. We bevelen aan dat alle artsen gestandaardiseerde formulieren zouden gebruiken.
7.8 Gespecialiseerde spoedgevallenzorg Algemene vaststellingen •
In 2007 waren er 56.258 patiënten op spoed en 2583 MUG-oproepen. Dit komt neer op een 150-tal patiënten per dag. 13741 patiënten werden gehospitaliseerd.
•
De dienst spoedgevallen staat in voor de bestaffing van de MUG. Men beschikt over twee identiek uitgeruste wagens. Volgens de afspraken met de 100 centrales (Brussel, Leuven en Brabant) is men steeds beschikbaar voor een 1° MUG oproep en kan een tweede wagen uitrukken wanneer de werkbelasting en de bestaffing op de spoedgevallendienst het toelaat.
•
Interhospitaaltransport werd uitbesteed aan een externe ambulancedienst, die ook voor de bestaffing van de ziekenwagen zorgt. Voor transport van NIC- en pediatrische IZ patiënten wordt de medische en verpleegkundige begeleiding verzorgd door personeel van die diensten zelf.
•
De interne MUG (5151) voor UZ Brussel en de medische campus VUB vertrekt vanuit de spoedgevallen. Bij een reanimatie op de campus meldt de tweede MUG wagen zich af bij de 100 centrale en gaat ter plaatse.
•
Naast het onthaal en de 2 triageboxen, is de spoedgevallendienst onderverdeeld in zorgstraten, die over aparte, aansluitende wachtzalen beschikken: o short care of fast track o urgent care, o critical care of “MASH” bestaat uit 2 boxen voor de opvang van kritieke patiënten,
Auditverslag UZ Brussel, E 143
54
o holding care of het transithospitaal omvat 8 bedden voor tijdelijke hospitalisaties met aparte verpleegpost en 2 isolatiekamers, aangeduid als “de blauwe kamers”, o pediatric care heeft een aangepaste wachtzaal, 5 boxen specifiek ingericht voor kinderen en 2 plaatsen voor de opvang van kritieke pediatrische patiënten. •
Initieel wordt de patiënt die zich aanbiedt op spoed, na de triage (enkel tussen 10-22u), eerst gezien door een arts stagair en later door een urgentiearts of een GSO die de permanentie op spoed waarneemt. In tweede instantie, kunnen geneesheer-specialisten in consult gevraagd worden.
•
De medische bestaffing bestaat uit spoedartsen en artsen-specialisten-in-opleiding (urgentiegeneeskunde of basisdisciplines). Voor de permanentie van de MUG functie is dit minstens een derdejaars assistent met BAG attest. Voor de permanentie op spoed (vb. pediatrie) worden ook lagerejaars assistenten (juniors) ingezet, maar steeds onder supervisie van een meerderejaars (senior). Alle patiënten worden voor ontslag of opname besproken met de senior. Tijdens weekdagen is er van 9 tot 22u steeds een staflid aanwezig. Van 10 tot 22u (op weekend- en feestdagen van 9 tot 17u) staat deze samen met een verpleegkundige in voor de triage van de patiënten.
•
Men heeft zeer recent geïnvesteerd in technologische vernieuwing. In de toekomst worden medisch en verpleegkundig dossier volledig elektronisch geïntegreerd en parameters zullen via continue monitoring automatisch worden ingelezen. De monitors moeten nog geleverd worden en de implementatie van het elektronisch dossier is gepland in 2009.
Sterke punten •
Gegevens vanuit de prehospitaalfase (EKG 12 afleidingen, parameters, ...) kunnen rechtstreeks doorgestuurd worden naar de spoedgevallendienst of het cathlab.
•
Bij een oproep voor een pediatrische MUG, gaat er naast de urgentiearts, ook een ASO pediatrie (minimum 3de jaars) mee.
•
Op basis van de registratie van de opnames in de isolatiekamer / fixaties en collocaties werden verbeteracties opgestart. Bv de nieuwe procedures, verbouwingswerken, samenwerking met gerecht, … .
•
Binnen de dienst spoedgevallen zijn er twee radiologiezalen geïntegreerd. Personeel van de dienst medische beeldvorming komt er courante onderzoeken uitvoeren. In de toekomst zal men ook beschikken over een CT scan. Dit zorgt enerzijds voor meer comfort bij de patiënt, en ontlast anderzijds het personeel van logistieke taken. Bovendien wordt de patiëntenstroom op de dienst medische beeldvorming minder verstoord door spoedgevallen.
•
De huisartsen krijgen een verslag van elke patiënt die zich op spoed kwam aanbieden.
•
Er is geopteerd voor een volwaardige bestaffing van de dienst spoedgevallen. Dit is een meerwaarde naar kwaliteit van zorg toe.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
55
o o
o o o
De artsen die vast verbonden zijn aan de spoed beschikken nagenoeg allemaal over een bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde. De verpleegkundige bestaffing wordt geëvalueerd en bijgestuurd. Het voorbije jaar werd een uitbreiding van de verpleegkundig equipe met 2.5 VTE doorgevoerd, waardoor men ook tijdens de nacht een permanentie van 5 verpleegkundigen kan verwezenlijken. Talrijke verpleegkundigen (43 van de 51) binnen de functie zijn in het bezit zijn van een bijzondere beroepstitel intensieve zorg en spoedgevallenzorg. Logistieke medewerkers doen vroege en late diensten. Er is een uitgebreide ploeg administratie aanwezig ter ondersteuning van de dienst.
•
Er gaat veel aandacht naar permanente vorming. Vormingen die intern georganiseerd worden zijn multidisciplinair (artsen, verpleegkundigen, administratie) opgevat. De medische briefing na een wachtdienst wordt benut als leermoment.
•
Er is werk gemaakt van interne en externe communicatie: er werden Nederlandstalige en Franstalige infofolders voor patiënten opgemaakt; er is een specifieke infobrochure voor studenten en een uitgebreid inscholingsdocument voor nieuwe medewerkers. De dienst heeft een sterk uitgewerkt medisch beleidsplan en een “mission statement”.
•
Er is een agressieprotocol ontwikkeld en verpleegkundigen hebben een opleiding “omgaan met agressie” gevolgd. Elk incident wordt geregistreerd en opgevolgd. Men heeft ook oog voor de veiligheid van het personeel (toegangscontrole, camerabewaking, stil alarm …).
•
De dienst kan 24/24u beroep doen op slachtofferhulp. Binnen de equipe spoedgevallen werden 10 mensen opgeleid hiervoor en zij worden ingeschakeld in een wachtdienst (met wachtvergoeding).
•
Sinds 1987 bestaat er een programma “kwaliteitsbewaking”. Dit bestaat ondermeer uit o Drie opeenvolgende volledigheidscontroles van het dossier en tarificatieblad. o Een dagelijkse debriefing waaraan de wachtarts, de verantwoordelijke arts van de spoedgevallen en een arts van heelkunde, interne geneeskunde en een pediater deelnemen. Alle dossiers van patiënten die zich op spoed aanboden, worden overlopen. Indien nodig worden patiënten teruggeroepen naar de spoedgevallendienst om de behandeling aan te passen (vb. gemiste fractuur) of wordt de huisarts of de instelling waar de patiënt verblijft, gecontacteerd. In 20072008 werden zo 95 patiënten teruggeroepen, 53 huisartsen en 21 instellingen gecontacteerd. o Alle patiënten met aspecifieke hoofdpijn, thoracale en abdominale pijn en ook de patiënten die op eigen initiatief de spoedgevallendienst verlaten, worden na ontslag opnieuw gecontacteerd door de Q-insurance nurse.
Non-conformiteiten •
Medische orders zijn niet steeds volledig en geautoriseerd door de arts en maken geen deel uit van het verpleegkundig dossier. Zo stond er in een (medisch) dossier vb. bij behandeling medicatie zonder dosis, wijze en frequentie van toediening. Het
Auditverslag UZ Brussel, E 143
56
verpleegkundig dossier toonde medicatie door de verpleegkundige geschreven en gegeven en niet gevalideerd door de arts. •
De sterilisatietechnieken die op spoed doorgaan, gebeuren niet op “onberispelijke wijze” en bieden onvoldoende garantie op een steriel eindprodukt. o Instrumentarium dat machinaal gereinigd kan worden, wordt steeds handmatig gereinigd. Materiaal dat manueel gereinigd wordt, is niet thermisch ontsmet en moet steeds beschouwd worden als potentieel risicohoudend bij het verder behandelen; o Bij de reiniging worden onvoldoende beschermingsmaatregelen genomen voor het personeel (enkel handschoenen, geen veiligheidsbril, overschort …); o De autoclaaf is opgesteld in vuile berging, waar ook bedpannen, ontsmettingsproducten en ander materiaal gestapeld staat. Er is geen enkele scheiding tussen vuile en reine zone; o Door het gebrek aan instrumenten wordt indien nodig gesteriliseerd op een verkort programma), waardoor de steriliteit niet gewaarborgd is; o Er kon geen validatie van het toestel voorgelegd worden; o De reiniging en sterilisatie gebeurt door hulpverpleegkundigen die hiervoor geen enkele opleiding genoten hebben; o Er zijn onvoldoende toezicht en richtlijnen vanuit de apotheek.
Tekortkomingen •
Momenteel is het patiëntendossier erg versnipperd. Het medisch dossier van de patiënt die zich in een box bevindt, ligt ter hoogte van de balie. Resultaten van onderzoeken zijn elektronisch beschikbaar. Het verpleegkundige dossier blijft bij de patiënt in de box, maar bevat geen medische orders.
•
Voor de patiënten die verblijven in de holding care is centrale monitoring voorzien, maar deze is niet optimaal opgesteld. Centraal wordt dit opgevolgd op de onthaalbalie door de onthaalverpleegkundige die tevens een heel scala aan taken heeft (onthaal patiënten, hulp bij triage patiënten, telefoons 100 centrale en interne MUG alarmen). Bovendien is de monitor opgesteld achter haar/zijn rug. Verpleegkundigen die instaan voor de zorg van de patiënten (die in afzonderlijke kamers liggen) zijn aangewezen op auditieve alarmen wanneer ze zich niet in de kamer bevinden.
•
De spoedgevallen doet vaak dienst als buffer. o Op de voorlopige hospitalisatie wachten patiënten enkele uren alvorens in het beddenhuis opgenomen te worden. Oorzaak hiervan zijn doorstromingsproblemen naar de interne verpleegafdelingen en intensieve zorgen. Hierover is geen gedetailleerd cijfermateriaal voorhanden. Naast het feit dat dit een erg patiëntonvriendelijke organisatie is, houdt ze bovendien ernstige risico’s in m.b.t. patiëntveiligheid. Op drukke momenten op spoed moeten deze patiënten het immers langere tijd zonder veel verpleegkundig toezicht stellen.(1 verpleegkundige voor 8 bedden) Een dienst spoedgevallen kan niet instaan voor gehospitaliseerde patiënten die een verhoogd toezicht behoeven. De bedden op de eenheid voor spoedgevallenzorg dienen voorbehouden te worden voor tijdelijke hospitalisatie met het oog op observatie.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
57
o Kritieke patiënten die beademd worden kunnen niet opgevangen worden op de voorlopige hospitalisatie. Deze verblijven, in afwachting van een bed op IZ, in de ruimte voor critical care. Het gaat hier niet louter om patiënten die via spoed binnenkomen, maar eveneens over beademde patiënten na een reanimatie op de verpleegafdeling. Men dient de doorstromingsproblemen duidelijker in kaart te brengen om geschikte oplossingen naar voren te kunnen brengen. •
De dienst geeft een verouderde en verwaarloosde indruk en voldoet niet aan de huidige normen van hygiëne en comfort. Volgende infrastructurele tekorten zijn vastgesteld: o Op verschillende plaatsen ( o.a. in de urgent care en de critical care) vertonen de muren defecten (kalk zit los, tegels ontbreken, handgrepen zijn onderbroken ….) o In de critical care is er naast de 2 zalen, van een vroegere berging, een derde ruimte voor de opvang van patiënten geïmproviseerd. Deze is te klein, donker, vertoont veel schade aan de wanden die afgekleefd zijn met doeken en is ongeschikt om patiënten op te vangen. Op het moment van de audit was er een patiënt aanwezig. o Er is geen ruimte voor de decontaminatie van slachtoffers van chemische ongevallen. Men gebruikt hiervoor een spoelbrancard, waarbij spoelvocht moet opgevangen worden in containers. Ook voor reguliere brandwonden is er geen douche aanwezig. o De triage boxen zijn gelegen naast de wachtzaal en zijn voor- en achteraan enkel afgescheiden door een gordijn waardoor auditief de privacy onvoldoende kan gegarandeerd worden. o Er is een tekort aan bergruimte. Brancards en materiaal (vb. mobiele monitors) staan in de gang en blokkeren een vlotte doorgang. o Er is bij de stockage onvoldoende scheiding tussen vuile en proper materiaal. Zo worden ontsmettingsproducten opgeslagen in de vuile berging ter hoogte van de critical care. o De toiletten voor de patiënten in de boxen van de “urgent care” zorgstraat beschikken niet over een oproepsysteem.
Aanbevelingen •
We bevelen aan om een gestructureerd overlegplatform (systematisch, periodiek) tussen spoed enerzijds en de specialisten van het ziekenhuis anderzijds te organiseren, teneinde duidelijke, uniforme afspraken te kunnen maken en deze nauwgezet te kunnen opvolgen.
•
In het attest “ontslag tegen medisch advies” kan een verwijzing opgenomen worden naar de schriftelijke informatie die de patiënt ontvangen heeft.
•
We bevelen aan om een klok zichtbaar in de isolatiekamer op te hangen.
•
We bevelen aan om het jaarverslag en het beleidsplan verder uit te bouwen. Het jaarverslag zou kunnen aangevuld worden met meer gegevens die een beeld kunnen geven van de kwaliteit van zorg, zoals wachttijden, doorverwijzingen, opname intensieve zorgen, % ongeplande terugkeer naar de spoeddienst, % doorverwijzingen, aantal activiteiten en tijdsinvestering bij gehospitaliseerden, aantal en duur van de isolaties, resultaten uit lopende kwaliteitsprojecten, medewerkers- patiëntentevredenheid… Aangepaste software zou dit kunnen ondersteunen.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
58
•
De dienst spoedgevallen heeft al wat heel wat werk gemaakt van de structurering van processen. We bevelen aan om ook bij de uitbreiding van de triage een analyse te doen van de efficiëntie en om na te gaan in welke mate bepaalde urgentiegraden kunnen gekoppeld worden aan staande orders voor de verpleegkundigen.
•
Normatief beschikt men met 48,90 VTE verpleegkundigen over voldoende personeel. Voortgaand op de werklast (aantal patiënten op jaarbasis, geen beroep kunnen doen op de mobiele equipe, 424 overuren op het moment van de audit ) en de verschillende extra taken (verbandwissels, controleconsultaties oftalmologie patiënten, de interne urgenties op de campus VUB…) is het aangeraden om de werklast periodiek te blijven evalueren in functie van bestaffing en ondersteuning en na te gaan welke aanpassingen noodzakelijk zijn.
•
Men hanteert voor de zorgstraten zowel de vroegere als de nieuwe benaming (mondeling, in procedures ….). Het door elkaar gebruiken van deze verschillende terminologie kan verwarrend zijn, vooral voor nieuwe medewerkers. We bevelen aan om minstens in de formele documenten zoals bv procedures een uniforme benaming te hanteren.
7.9 Operatiekwartier Algemene vaststellingen •
Het UZ Brussel beschikt over vier operatiekwartieren. Er is een Centraal OK (COK) met 14 zalen, waarvan er 13 effectief ingezet worden, en 21 posities voor recovery (PACU). De veertiende zaal doet dienst als stockruimte. Een paar tientallen meters verder bevindt zich het obstetrische OK met 2 zalen. Daarnaast bestaat er nog 1 aparte operatiezaal voor oftalmologie, terwijl het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) over 4 eigen zalen kan beschikken. Tijdens de audit werd enkel het COK geïnspecteerd.
•
De recovery beschikt over dertien posities “low-care” met infrastructuur voor de monitoring van de vitale functies. Daarnaast zijn er ook vier high-care bedden waarin patiënten tot 24u kunnen verblijven. Er worden tevens vier posities voorbehouden voor kinderen.
•
Het COK werd ongeveer 30 jaar geleden gebouwd. Fundamenteel onderging de architectuur sindsdien geen belangrijke wijzigingen. De infrastructuur en aankleding werd wel in de mate van het mogelijke aangepast en gemoderniseerd. De laatste renovatie dateert van 2007 en betrof enkel de zalen 1 en 2.
•
Er zijn plannen om een nieuw OK te bouwen, met aparte zalen voor de one day patiënten, cfr. zorgstrategisch plan.
•
De audit gaat door op een moment van herstructurering van de OK-werking. Tot oktober 2008 bestond er een OK-bureau dat instond voor de organisatie en de planning van de activiteiten op OK. Dit OK-bureau mandateerde een OK-manager die voor de dagelijke operationele werking verantwoordelijk is en voor de operatieprogrammatie.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
59
Tijdens het inspectiebezoek bleken zowel de OK-manager als de hoofdverpleegkundige van COK ontslagnemend te zijn. Sinds november 2008 neemt het nieuwe medische diensthoofd de coördinatie van de activiteiten en de operatieplanning waar. De functies van het OK-bureau zijn nu overgenomen door de OK-gebruikersraad. •
17% van de ingrepen is ongepland. Men wijt dit hoge aantal aan de drukke spoedgevallendienst.
•
De personeelsequipe van het operatiekwartier bestaat uit 51 verpleegkundigen incl. hoofdverpleegkundige en verantwoordelijken (samen 46,65 VTE) opgesplitst in verschillende gesubspecialiseerde clusters. Daarnaast beschikt het operatiekwartier over verscheidene logistiekers en administratieve ondersteuning (secretariaat). De hoofdverpleegkundige wordt bijgestaan door een dispatcher (1 VTE), een materiaalverantwoordelijke (0,9 VTE) en een verantwoordelijke vorming en kwaliteit (0,5 VTE). De PACU beschikt over een eigen verpleegkundige bezetting en hoofdverpleegkundige.
Sterke punten •
Er bestaat een degelijk inscholingsbeleid met een stappenplan en begeleiding van een navigator-verpleegkundige. Er zijn maandelijkse evaluaties voorzien.
•
Op dinsdag tijdens het academiejaar start het operatieprogramma later omdat dan systematisch tijd voorbehouden wordt voor vorming voor alle disciplines.
•
Er werd geïnvesteerd in de installatie van beeldschermen en ICT applicaties in de operatiezalen.
•
Men kiest ervoor het voltallige verpleegkundige personeel de opleiding “stralingsprotectie” te laten volgen. Hoewel dit niet een strikte norm is kan dit vanuit het kwalitatieve oogpunt zeker gewaardeerd worden.
Non-conformiteiten •
Er zijn geen gescheiden circulatiestromen. Binnenbrengen van patiënten, bezoekers en materieel, alsook het naar buiten rijden van de geopereerde patiënten gebeurt door dezelfde toegangsdeur.
•
Het OK maakt een overvolle indruk. Er is een gebrek aan bergruimte. Apparatuur staat onder meer gestockeerd in de voorbereidingsruimten van de operatiezalen en in de vuile en de reine gangen. Steriel materiaal wordt o.a. op rekken in de gang gestockeerd en in een ruimte waar ook ander materiaal (infuuspompen, kartonnen dozen, koelkast, …) staat. Beide plaatsen zijn niet afgesloten en garanderen geen veilige stockage van de steriele sets. Leenmateriaal wordt opgeslagen en uitgewisseld in de herenkleedkamer.
•
Voor een identieke ingreep beschikt men bij sommige disciplines per chirurg over andere sets en procedures. In een ziekenhuis moet de medische activiteit zo georganiseerd worden dat ze in optimale voorwaarden kan geschieden. Dit houdt ondermeer in dat de
Auditverslag UZ Brussel, E 143
60
nodige onderlinge afspraken gemaakt worden om zorgprocessen zoveel mogelijk te uniformiseren met het oog op een zo laag mogelijk risico op fouten bij de verzorging. Dit weliswaar met respect voor de diagnostische en therapeutische vrijheid van de arts, waarbij de arts omwille van patiëntgebonden redenen in individuele gevallen van de gemaakte afspraken kan afwijken. De huidige werkwijze, met verschillende procedures en/of instrumenten voor eenzelfde soort ingreep, houdt risico’s in naar patiëntveiligheid. •
Er is slechts één hoofdverpleegkundige op COK. Per schijf van 12 verpleegkundigen dient een hoofdverpleegkundige voorzien te worden.
•
De dienst beschikt niet over een sluitend systeem voor het stockbeheer van de narcotische analgetica. Voor de operatiezalen beschikken de anesthesisten wel over hun eigen medicatiekoffertje, maar de code van het cijferslot van de medicatiekast (op recovery) die verdovende middelen bevat is door alle verpleegkundigen van de PACU gekend. Ook de equipe van de ziekenhuispijntoer komt zich in deze kast bevoorraden.
•
Het patiëntenvervoer gebeurt niet steeds onder toezicht van een verpleegkundige.
•
• •
In de onthaalruimte beschikt men over een plaats voor kinderen die door een gordijn kan afgescheiden worden van de andere wachtposities. Auditieve scheiding van volwassen patiënten is bijgevolg niet mogelijk. Er hangt een TV met tekenfilmpjes en een ouder kan hier bij het kind blijven. Ouders kunnen niet bij hun kind blijven tot bij inductie. In de ontwaakruimte zijn er 4 posities voor kinderen voorbehouden. Kindvriendelijke aanpassingen zoals decoratie ontbreken. Er kan geen volledige auditieve en visuele afscheiding tussen de kinderen en de volwassen patiënten gerealiseerd worden. De privacy kan niet gewaarborgd worden vermits er met partiële gordijntjes gewerkt wordt die bovendien ook vaak blijven openstaan. De begeleidende ouder heeft ook zicht op het wel en wee van de overige patiënten. De posities zijn erg krap bemeten zodat er precies een stoel naast een kinderbed kan staan. Als grotere kinderen in een gewoon bed op de kinderpositie geplaatst worden, staat deze volledig vol zodat een ouder er niet naast kan plaatsnemen. Ook voor apparatuur of handelingen bv. in geval van urgenties is de voorziene ruimte te beperkt. Grotere kinderen worden soms ook op volwassen low care posities gelegd. Hier kunnen ze niet vergezeld worden van een ouder.
Tekortkomingen •
Men hanteert een exclusief afdelingsspecifieke FONA-procedure. De gegevens en de behandeling van de incidenten blijven meestal intern, en worden niet gekoppeld aan VIKA.
•
Er is een aparte onthaalruimte in de reine gang. De patiënten worden niet verbed in deze zone maar worden met hun bed tot aan de operatietafel gereden. Hierover bestaat wel een advies van het comité voor ziekenhuishygiëne doch dit is niet opgenomen in het RIO. In de ontvangstruimte is er geen permanent (verpleegkundig) toezicht op de patiënten. De (gepremediceerde) patiënt beschikt er niet over een oproepsysteem.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
61
•
Momenteel bestaat er een beknopt reglement van inwendige orde, opgesteld door het OK-bureau op 18/04/2008. Het is niet duidelijk welke instanties dit reglement hebben goedgekeurd (directiecomité, medische raad, comité voor ziekenhuishygiëne, …?) Los daarvan circuleert er een apart huishoudelijk reglement “versie 2008” van het COK dat echter geen auteur of validatie vermeldt. In een derde document wordt een overeenkomst tussen de daghospitalisaties en het centrale OK beschreven, doch dit document was niet gekend op EH19 (chirurgisch daghospitaal volwassenen). In het RIO (reglement van inwendige orde), dat best ook de bepalingen van het huishoudelijke reglement kan bevatten, zijn duidelijke afspraken tussen OK management, chirurgen en algemene directie opgenomen met betrekking tot de dagelijkse werking en de planning van het operatieschema. Daarnaast worden best ook de afspraken met alle andere actoren waarmee men samenwerkt, hierin vermeld. Bijzondere aandacht moet o.a. besteed worden aan: o De modaliteiten voor personen- en goederenverkeer in het operatiekwartier o De maatregelen die moeten worden getroffen om te beletten dat het vuil of niet steriel materiaal in aanraking zou komen met rein of steriel materiaal o De samenstelling en werking van de OK-commissie (bureau, gebruikersraad) o Het beschikken over de resultaten en de te volgen procedure i.g.v. afwijkende waarden van pre-operatieve onderzoeken o Afspraken met het daghospitaal o Afspraken met betrekking tot ingrepen bij patiënten met allergieën o Beschikbaarheid van recovery en intensieve bedden o De reinigingstechnieken van het operatiekwartier o De maatregelen die moeten worden getroffen i.g.v. besmetting van een lokaal van het operatiekwartier o Afspraken met de centrale sterilisatie o Afspraken met betrekking tot ingrepen bij kinderen o Procedure i.g.v. overbezetting in het OK of recovery (eventueel afkondigen van operatiestop)
•
Het huidige systeem voor planning laat ‘overboeking’ toe, ondanks het feit dat er gebruik gemaakt wordt van slots. Regelmatig loopt het operatieprogramma uit t.o.v. de planning. Er wordt ook onvoldoende rekening gehouden met de capaciteit van de dagziekenhuizen. Het verfijnen van het systeem en het ‘blokkeren’ van vaste operatietijden kan een belangrijke meerwaarde betekenen en zou voor de OK-manager heel wat minder puzzelen en onderhandelen betekenen. We bevelen aan over te schakelen op een volautomatisch planningssysteem voor het operatiekwartier met koppeling naar CSA en een link naar de afdelingen zodat deze steeds zicht zouden kunnen houden op de stand van het traject van hun patiënten. Ter vervanging van de lange bewerkbare papieren schema’s kan men dan meteen een groot beeldscherm voorzien in de dispatching waarop de planning en het verloop van de patiënten kan gevolgd worden.
•
De toegangscontrole tot OK is niet sluitend. De toegangsdeur naar het COK, die wel een waarschuwing bevat dat onbevoegden niet binnen mogen, kon op de dag van de audit vlot geopend worden zodat het OK zonder controle kon betreden worden.
•
In de onreine gang van het OK werden twee onbeveiligde en ogenschijnlijk lukraak geplaatste gasflessen aangetroffen die respectievelijk zuurstof en lachgas bevatten.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
62
•
Men gebruikt geen sluitend systeem ter preventie van verkeerde kant operaties.
•
In principe wordt permanent één zaal vrij- en klaar gehouden voor urgenties. Door chronisch personeelstekort kan deze zaal echter quasi nooit hiervoor ingezet worden. Indien een urgente ingreep zich aandient moet men ad hoc noodmaatregelen aanwenden die afhangen van de pathologie, van het aanwezige personeel en van het lopende operatieprogramma.
•
Een belangrijk deel van de personeelsleden hebben het voorbije jaar onvoldoende bijscholing gevolgd volgens de centrale gegevens. Het aantal uren bijscholing per individueel personeelslid kon niet precies bepaald worden door de hoofdverpleegkundige. In principe dienen alle verpleegkundigen jaarlijks minstens 8u bijscholing gevolgd te hebben. Hier wordt hoofdzakelijk interne vorming georganiseerd. Hoewel aangegeven wordt dat er faciliteiten kunnen gegeven worden voor iedereen die relevante bijscholing wil volgen, vinden we hier concreet weinig sporen terug van effectief gevolgde opleidingen. Dit kan samenhangen met het grote aantal overuren (circa 2500) die maar moeizaam kunnen gerecupereerd worden.
•
Naast het belangrijke aantal overuren en de behoefte aan vorming bemoeilijkt ook een aanzienlijk aantal ADV-dagen de organisatie van de inzet van personeel in OK. De bestaffing na de middag (“late shift”) lijkt bv. erg moeizaam ingevuld te geraken. Men kan wel beschikken over voldoende chirurgen en anesthesisten, maar het aantal inzetbare verpleegkundigen na 15u30 is beperkt.
•
In het licht van de drie voorgaande opmerkingen, bevelen we aan de bestaffing in functie van de werklast dringend te herevalueren. Des te meer omdat uit de activiteitencijfers blijkt dat het aantal ingrepen met ongeveer 3% per jaar stijgt en zo de druk op een intensievere benutting van de zalen later na de middag toeneemt.
•
Patiënten worden na hun keizersnede met hun bed, maar zonder hun baby, van het obstetrische OK naar de PACU van het COK gereden voor postoperatieve observatie. De echtgenoot kan de vrouw hierbij vergezellen en heeft dan ook zicht op een deel van de andere patiënten op recovery.
•
Op recovery bestaat geen mogelijkheid tot isolatie. Een patiënt met een septisch risico moet hierdoor direct na de ingreep naar IZ gevoerd worden. De high care bedden op recovery worden regelmatig gebruikt als buffer voor IZ bij geplande zware ingrepen.
•
In de PACU-COK is rechtstreeks toezicht op de patiënten in de recovery alleen mogelijk ten koste van de privacy. De ruimte is zo opgevat dat toezicht alleen mogelijk is bij doorlopen en als alle gordijnen opengelaten worden. Vanuit de centrale verpleegpost zijn niet alle posities observeerbaar.
•
De operatiezalen zijn te klein, waardoor ze bij bepaalde ingrepen overvol staan. Ook de toegangen zijn smal. De voorbereidingsruimtes worden gebruikt voor de opslag van materiaal en apparatuur. In zalen 1 en 2 wordt enkel rollend materieel gebruikt dat voor het schoonmaken kan verwijderd worden, maar in de andere zalen bevinden zich historische doorgeefkasten waarvan verschillende deuren aan de buitenzijde verwijderd werden omdat ze niet afsluiten omwille van niet passende materiaalmanden.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
63
•
De kleedkamers zijn eerder beperkt in oppervlakte. Er zijn te weinig kastjes voorhanden om kleren en kostbare voorwerpen in op te bergen.
•
Sterilisatie is een technische vaardigheid die steeds meer een specifieke deskundigheid en ervaring vereist. In dat opzicht is het normaal om te evolueren naar een systeem waarbij alle sterilisatieactiviteiten door de CSA uitgevoerd worden of onder hun hoede vallen. We adviseren om de betreffende activiteiten binnen OK (bv. snelsterilisatie, reiniging specifieke instrumenten) expliciet te herevalueren tijdens het overleg OK-CSA.
Aanbevelingen •
Een (multidisciplinair samengesteld) jaarverslag dat een kritische kijk geeft op de verwezenlijkingen van het afgelopen jaar maar eveneens een start kan zijn van de nieuwe doelstellingen voor het komende jaar, kan het kwaliteits- en vormingsbeleid helpen structureren. Daarin worden best ook de resultaten van registraties, die een beeld geven van de kwaliteit van zorg, opgenomen (infectieziekten, wachttijden, ongeplande heringrepen…).
•
We bevelen aan om de continuïteit van patiëntveilige zorg extra onder de aandacht te brengen. Wij adviseren om in multidisciplinair overleg tussen verpleegkundigen, artsen en logistiek assistenten na te gaan hoe het hele traject van vertrek op de afdeling tot terugkeer uitgewerkt kan worden (inclusief anesthesiegebeuren, patiëntencontact tijdens het vervoer, overdrachten).
•
We raden aan de apotheek meer te betrekken bij het stockbeheer van het medische materiaal en medicatie in het operatiekwartier (controle vervaldata, stockage, controle narcotica).
•
We bevelen aan om bij de aanpassingen van infrastructuur in het kader van het zorgprogramma voor kinderen oog te hebben voor het gehele traject dat kinderen volgen. We adviseren om een afsluitbare reservekar met materiaal specifiek voor kinderen te voorzien, zodat men op elke moment zeker is dat alle nodige materiaal aanwezig is.
•
We bevelen aan om een aparte omkleedruimte voor bezoekers zoals vertegenwoordigers, studenten, ouders, huisartsen te voorzien. Voor deze personen, extern aan de dienst, kan men ook geschreven instructies in verschillende talen opmaken.
•
Aanbeveling om meer dienstspecifieke informatiebrochures te ontwikkelen.
7.10 Intensieve zorgen Algemene vaststellingen •
De functie voor Intensieve Zorgen (IZ) bevindt zich op de eerste verdieping, onder het centrale OK. Het architecturale concept dateert van ongeveer dertig jaar geleden. De laatste renovatie vond plaats in 2004.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
64
•
De functie telt 36 erkende bedden. Deze zijn opgesteld in zes groepen (eenheden) van 6 bedden: 4 eenheden voor volwassen IZ, 1 eenheid voor pediatrische IZ en 1 “steriele” eenheid voor hematologie op de verpleegeenheid haematologie. Tijdens de audit werd enkel het centrale IZ-gedeelte voor volwassenen bezocht.
•
Elke eenheid van zes bedden is volgens dezelfde architectuur opgevat: Er zitten twee boxen aan de raamkant, waarvan één met sas, en de overige 4 posities zijn zijdelings gescheiden door wanden en aan het voeteinde door een gordijn. In het midden staat de werkpost voor verpleegkundigen en artsen opgesteld. Tussen de boxen staat een vergadertafel met stoelen voor overleg en besprekingen.
•
Elke eenheid van zes bedden heeft zijn eigen verpleegkundige bestaffing (minstens 14 VTE/eenheid) en hoofdverpleegkundige. Het medische kader staat in voor alle eenheden. Naast het medische diensthoofd zijn er nog 12 andere artsen werkzaam. Men heeft ook administratieve ondersteuning en 2,5 VTE toegewezen kinesisten. Op de pediatrische IZ werken zes pediatrische verpleegkundigen.
•
De medische permanenties worden verzekerd door 4de en 5de jaars ASO’s interne geneeskunde die reeds stage intensieve deden. Er is steeds minstens een staflid telefonisch oproepbaar.
•
Een nieuwbouw voor de kritieke diensten, met inbegrip van IZ, is opgenomen in het zorgstrategische plan van het UZ Brussel.
. Sterke punten •
Er wordt tweemaal daags, ook in het weekend, multidisciplinair getoerd. Minstens vijf artsen, waarvan 1 senior staflid, bezoeken gezamenlijk alle patiënten. Men doet een zaalronde ’s morgens en op het einde van de namiddag.
•
Er bestaat een duidelijke en praktische diensteigen informatiebrochure voor patiënten en familieleden in het Nederlands en in het Frans. Men besteedt veel aandacht aan overlijden, autopsie en het situeren van orgaandonorschap en transplantatie.
•
Men werkt preventief ten aanzien van doorligwonden. Er is een “decubitus”referentieverpleegkundige, alle bedden worden uitgerust met diensteigen alternating matrassen. Er is tevens aandacht voor de vroegtijdige detectie van malnutritie.
•
Op deze afdeling werkt men met Electronisch Medisch Dossier (EMD) en een Elektronisch Verpleegkundig Dossier (EVD). Beide zijn praktisch, gebruiksvriendelijk en volledig, maar ze zijn onderling niet gelinkt. Aan elke positie staat een werkstation zodat men bedside de dossiers kan openen, bv. tijdens een zaalronde. Alle medische orders worden door de artsen in het EMD genoteerd. Het EMD wordt gebruikt als leidraad voor zowel de medische als de verpleegkundige briefing bij wacht of shiftwissel.
•
Elke patiënt wordt meerdere keren per week multidisciplinair (artsen, verpleegkundigen, kine) besproken. De neerslag hiervan bevindt zich in het patiëntdossier (EMD).
Auditverslag UZ Brussel, E 143
65
•
Men doet bijzondere moeite om de communicatie met de verwijzende artsen snel en correct te laten verlopen. Deze worden trouwens ook, indien van toepassing, uitgenodigd op de zaalronde
•
Op de IZ wordt een hoge professionaliteit van alle medewerkers nagestreefd: o Hoewel normatief slechts de helft van de verpleegkundigen moet beschikken over de Bijzondere Beroepstitel (BBT), heeft hier nagenoeg iedereen deze kwalificatie. o Er werken enkel gegradueerde verpleegkundigen. o Voor verschillende onderwerpen (decubitus, hygiëne, rug, materiaal, MUG, diabetes, …) beschikt men over referentieverpleegkundigen. o Er is heel wat klinisch-wetenschappelijke activiteit en vele publicaties in internationale vakliteratuur. o De artsen verenigen competenties uit verschillende specialismen (interne geneeskunde, cardiologie, anesthesie, pediatrie). De stafleden werken zeer nauw interdisciplinair samen. o Binnen het team is er een zekere functiedifferentiatie. De verpleegkundigen krijgen voortdurend bijscholing over relevante onderwerpen en nieuwe inzichten of technieken. Nieuwe personeelsleden worden voor de duur van hun inscholing toegewezen aan een ervaren mentor en volgen een programma dat complementair is aan het algemene inscholingsprogramma van het ziekenhuis. o Binnen het pediatrische team zitten instructeurs van European Pediatric Life Support. o Men ontwikkelt momenteel een vaardigheidslab, reeds functioneel voor artsen, en binnenkort ook voor verpleegkundigen.
Non-conformiteiten •
De pediatrische IZ voldoet niet aan de normen van het zorgprogramma voor kinderen. - Zo worden kinderen soms opgenomen in de IZ-bedden voor volwassenen. Volwassen patiënten komen soms ook terecht op de pediatrische IZ. - Ouders kunnen ’s nachts niet bij hun kind verblijven.
•
Geen enkele verpleegkundige van de steriele eenheid beschikt over een bijzondere beroepstitel in de intensieve zorgen. Hierdoor kan men niet garanderen dat er continu een verpleegkundige met een BBT op de eenheid aanwezig is. Verder voldoet de personeelsbestaffing op deze afdeling ’s nachts niet aan de normen. Er is slechts 1 verpleegkundige tijdens de nachtdiensten. Op een verpleegafdeling waar 6 intensieve bedden staan opgesteld dient men een minimumbestaffing te voorzien van 3 verpleegkundigen.
Tekortkomingen •
De capaciteit van het aantal intensieve bedden is te klein in verhouding met het aantal kritieke patiënten in het ziekenhuis. o Op piekmomenten is er geen plaats op IZ voor alle kritieke patiënten, en worden kritieke patiënten elders ondergebracht.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
66
o De steriele eenheid heeft te kampen met plaatstekort. Patiënten in aplasie die in isolatie moeten verblijven worden wegens plaatstekort regelmatig op de oncologische verpleegafdeling voor (relatieve) isolatie opgenomen. o We stellen vast dat de high-care bedden op PACU soms als buffer dienen voor de dienst IZ. o Ook de MASH-bedden van spoed worden soms als buffer gebruikt voor kritieke patiënten. o Het ziekenhuis ontplooit een aantal speerpuntactiviteiten, onder andere binnen OK, waarbij nieuwe technieken geïntroduceerd worden waarvan de risico’s niet steeds helemaal duidelijk zijn. Men dient dringend te evalueren of het aantal IZ-bedden, het medische kader en de infrastructuur nog tegemoet komt aan de actuele noden van dit universitaire ziekenhuis. Deze opmerking werd reeds 5 jaar geleden in het auditverslag geformuleerd. •
Er zijn een aantal architecturale tekortkomingen: o Sommige posities zijn zeer klein bemeten en het gebrek aan ruimte bemoeilijkt het vlot werken. Er kan bv. geen dialysetoestel geplaatst worden en de steriliteit van materiaal op een bijzettafel kan onvoldoende gegarandeerd worden; o Op de eenheid pediatrische IZ kunnen ouders niet dag en nacht bij hun kind verblijven wegens plaatsgebrek. Ouders die de nacht in het ziekenhuis wensen te blijven krijgen een kamer toegewezen op K1; o Vele posities (4/eenheid) krijgen geen direct daglicht; o Er is geen permanent visueel toezicht mogelijk op alle posities; o 4 posities per eenheid zijn slechts afschermbaar door een gordijn, wat onvoldoende de privacy van de patiënten kan garanderen; o Er is een tekort aan bergruimte: verschillende items staan opgeslagen op plaatsen met een andere functie zoals de gang of het personeelslokaal; o De personeelslokalen zijn klein of afwezig (verpleegkundig, medisch bureau, overdrachttafel, ontspanningsruimte personeel). o Patiëntenbesprekingen gebeuren middenin de open ruimte, op amper een meter van de boxen. Ook hier stelt zich een probleem van privacy en beroepsgeheim. o Er is geen aparte gespreksruimte voor familieleden; o De wachtzaal is slechts een uitstulping van de gang met enkele zetels. Op deze plaats bevindt zich ook het station van de buizenpost. Hier kan men niet rustig zitten en privacy is onbestaande; o De toegangsdeuren zijn enkel manueel te bedienen en vertonen duidelijke tekens van slijtage.
•
Er zijn geen objectieve opnamecriteria geëxpliciteerd en uitgeschreven (onderscheid kritieke en niet-kritieke patiënten).
•
Alhoewel ook paramedici en sociale dienst activiteiten ontplooien bij de patiënt is er van hun behandeling, evolutie en observatie niet veel terug te vinden binnen het patiëntendossier. Idealiter evolueert men naar een multidisciplinair dossier, zodat men op de eenheid steeds beschikt over alle noodzakelijke informatie, ondermeer om de familie te woord te staan.
•
De dienst beschikt over onvoldoende psychologische ondersteuning zowel voor patiënten en hun naasten als voor het personeel (debriefing). Er is ook geen
Auditverslag UZ Brussel, E 143
67
referentieverpleegkundige palliatieve zorg. •
Er bestaat geen uitgeschreven procedure voor te nemen maatregelen bij overbezetting van de dienst Intensieve Zorgen. Deze procedure dient minstens te vermelden welke stappen moeten worden gezet en welke personen moeten worden verwittigd. Indien de maatregelen voorzien in het afkondigen van een “opnamestop” moeten de criteria en de bevoegde personen duidelijk vastgelegd worden.
Aanbevelingen •
Het huidige jaarverslag 2007 is een opsomming van tabellen, grafieken en cijfers zonder bijgevoegde analyse of duiding. Daarnaast bestaat er een activiteitenverslag 2007 wat de dagelijkse werking beschrijft en wat kan gezien worden als een huishoudelijk reglement. Een (multidisciplinair samengesteld) jaarverslag dat een kritische kijk geeft op de verwezenlijkingen van het afgelopen jaar maar eveneens een start kan zijn van de nieuwe doelstellingen voor het komende jaar kan het kwaliteitsbeleid helpen structureren. Hierin worden best ook de resultaten van registraties die een beeld geven van de kwaliteit van zorg opgenomen (infectieziekten, decubitus, sterfte na verblijf op intensieve zorgen, ongeplande heropnames…). Daarnaast stelt men best een reglement van inwendige orde (RIO) op dat de bepalingen van het huishoudelijke reglement kan bevatten en dat wordt goedgekeurd door de Medische Raad, de Directie en het comité voor ziekenhuishygiëne.
•
Advies om de bestaande functiedifferentiatie binnen de verpleegkundige equipe nog verder uit te breiden. Dit speelt enerzijds in op de toenemende specialisatie in de geneeskunde (waardoor het steeds moeilijker wordt om binnen de verpleging alles tot in detail te blijven beheersen) en anderzijds beantwoordt dit aan persoonlijke interesses van bepaalde mensen.
•
Op IZ werkt men met een eigen DNR-code die verschilt van de ACP. Aanbeveling om voor het ziekenhuis slechts één protocol voor therapeutische codering te hanteren.
•
Aanbeveling om de specifieke onthaalbrochure voor de dienst verder te ontwikkelen vooral i.v.m. het beleid voor kinderen en palliatieve zorg. Er zijn weinig tot geen andere informatiefolders voor de patiënten en/of familie. Nochtans is het informeren van de patiënt de laatste jaren nog belangrijker geworden sinds de publicatie van de wet op de patiëntenrechten.
7.11 Sterilisatie Algemene vaststellingen •
De centrale sterilisatie van UZ Brussel is reeds een aantal jaren doorlopend aan het renoveren (2004 – 2008). De volledige oplevering wordt voorzien eind 2008-begin 2009. Momenteel heeft men al een duidelijk zicht op wat de uiteindelijk ingerichte ruimtes zullen worden. Aangezien de audit plaatsvond op datum van een nog niet voltooide CSA, moeten een aantal opmerkingen in dit licht ook bekeken worden. De CSA is lange tijd gecompromitteerd in de uitoefening van haar taken, enerzijds door een tekort aan personeel, en anderzijds door de beperkte, verouderde ruimte en dito machinerie. Deze 2
Auditverslag UZ Brussel, E 143
68
voornaamste struikelblokken zijn grotendeels weggewerkt zodat momenteel meer energie vrijkomt om kwaliteitsverbeterende projecten op te starten. •
De openingsuren werden aangepast in september. Op weekdagen is de CSA geopend van 7u30 tot 20u, zaterdag van 9 tot 16u en buiten de openingsuren en ’s zondags kan in dringende gevallen beroep gedaan worden op de CSA via de apotheek van wacht.
Sterke punten •
Sinds de aanstelling van een nieuw diensthoofd apotheek, heeft ook de verdere uitbouw van het CSA-beleid een hernieuwde start genomen. Vooral naar communicatie werden recentelijk een aantal overlegmomenten en werkgroepen opgericht met als doelstelling de werkwijze en de prioriteitsbepaling duidelijk met alle belanghebbenden vast te leggen, zodat wederzijdse verwachtingen en mogelijkheden gekend en afgesproken kunnen worden.
•
De nieuw gerenoveerde centrale sterilisatie werkt met drie afgescheiden zones. De recente aankopen van nieuwe sterilisatoren, afwasmachines en ultrasone apparaten betekenen een meerwaarde in kwaliteit voor het ziekenhuis. Momenteel wegens het nog niet volledig voltooide verbouwingsproject, zijn hier en daar nog doorgangen gecreëerd, zodat een volledige afscheiding nog geen feit is.
•
Met de aankoop van een nieuw softwarepakket kunnen heel wat projecten opgestart worden naar inventarisatie, gegevensverzameling, analyses. Hieraan kunnen de nodige acties naar verbetering van de wederzijdse dienstverlening en samenwerking met OK, afdelingen en consultaties opgestart worden.
•
Er is een brochure CSA waarbij belanghebbenden attent gemaakt worden op de minimale doorlooptijden voor de sterilisatie van instrumenten en implantaten in het UZ Brussel.
•
Er zijn degelijk uitgewerkte richtlijnen voor het reinigen, desinfecteren en/of steriliseren van endoscopen.
•
Er is de mogelijkheid om de OK-verpleegkundigen een bezoek te laten brengen aan de CSA. Zodat praktijkgericht inzicht verschaft wordt in de werkwijze en knelpunten van de centrale sterilisatie eenheid.
Non-conformiteiten •
De garantie van te werken met steriel instrumentarium moet op elk ogenblik van toepassing zijn en dit ziekenhuisbreed. Momenteel wordt op verschillende plaatsen gesteriliseerd binnen dit ziekenhuis. Het volledige toezicht en de controle op de juiste afhandeling van het gehele proces rekening houdend met alle richtlijnen en procedures kan hierbij niet volledig gegarandeerd worden. Er wordt los van de CSA materiaal gesteriliseerd op OK, IVF, urgentie en op verschillende consultaties. Hierbij wordt gebruik gemaakt van statim, steris, autoclaaf en ETD (al dan niet met steranios). De apotheker blijft eindverantwoordelijke van de sterilisatie binnen een ziekenhuis.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
69
•
Er wordt in het ziekenhuis nog steeds glutaaraldehyde in open systemen gebruikt (op de consultaties). Hierbij zijn er geen beschermingsmaatregelen of afzuigsystemen voorzien. Bovendien is het personeel hiervoor niet specifiek opgeleid.
•
De sterilisatoren werden initieel gevalideerd, maar beschikken verder niet over een jaarlijks hernieuwde validatie. Niettegenstaande er nauwgezette controles uitgevoerd worden op het volledige verloop van de sterilisatiecycli is het belangrijk over een jaarlijks attest te beschikken, welke aantoont dat de sterilisator werkt overeenkomstig de specificaties en dat de ijking van de toestellen zich binnen de gedefinieerde limieten voor de afstelling, de weergave en de registratie bevinden. Ook de sterilisatoren opgesteld buiten de CSA dienen jaarlijks gevalideerd te worden.
Tekortkomingen •
Er werden een aantal bijkomende onregelmatigheden vastgesteld bij deze decentrale sterilistieactiviteiten. De sterilisatietechnieken die op spoed doorgaan, gebeuren niet op “onberispelijke wijze” en bieden onvoldoende garantie op een steriel eindprodukt. o Instrumentarium dat machinaal gereinigd kan worden, wordt steeds handmatig gereinigd. Materiaal dat manueel gereinigd wordt, is niet thermisch ontsmet en moet steeds beschouwd worden als potentieel risicohoudend bij het verder behandelen; o Bij de reiniging worden onvoldoende beschermingsmaatregelen genomen voor het personeel (enkel handschoenen, geen veiligheidsbril, overschort …); o De autoclaaf is opgesteld in vuile berging, waar ook bedpannen, ontsmettingsproducten en ander materiaal gestapeld staat. Er is geen enkele scheiding tussen vuile en reine zone; o Door het gebrek aan instrumenten wordt voordurend gesteriliseerd op een verkort programma), waardoor de steriliteit niet gewaarborgd is; o Er kon geen validatie van het toestel voorgelegd worden; o De reiniging en sterilisatie gebeurt door hulpverpleegkundigen die hiervoor geen enkele opleiding genoten hebben; o Er zijn onvoldoende toezicht en richtlijnen vanuit de apotheek.
•
Momenteel is er nog geen volledige traceerbaarheid tot op patiëntenniveau. Men heeft recent een softwaresysteem aangekocht. Men is volop bezig met de input in dit systeem. Van zodra dit systeem operationeel is, zal ook de traceerbaarheid volledig zijn.
•
Momenteel zijn slechts 3 medewerkers een specifieke externe opleiding over sterilisatie aan het volgen. Het is belangrijk dit aantal op te drijven zodat ook buiten de eigen muren van de CSA kennis verworven wordt en ideeën uitgewisseld kunnen worden. Men voorziet vanuit de CSA om alle personeelsleden (18VTE in 2009) deze externe opleiding te laten voltooien binnen de komende 4 jaar.
•
De helixtest wordt niet langer toegepast. De testhelix staat model voor de holle medische instrumenten die in de praktijk in de sterilisator gesteriliseerd worden.
•
De werkwijze en richtlijnen uitgaande van de CSA dienen nog meer in procedures te worden omschreven. Zo is het bijvoorbeeld ook belangrijk de richtlijnen rond
Auditverslag UZ Brussel, E 143
70
hersterilisatie van wegwerpmateriaal op papier te zetten, evenals deze van snelsterilisatie, …(bv.. : in welke gevallen mag de snelsterilisator/hersterilisatie gebruikt worden, welke instrumenten, wie mag bedienen, …)
Aanbevelingen •
We bevelen aan om alle procedures en richtlijnen eens kritisch te herbekijken naar duidelijke verantwoordelijkheden. Wie doet wat onder welke omstandigheden, moet altijd éénduidig terug te vinden zijn en dit voor elke stap in het proces. (bv. : de richtlijnen rond de endoscopen )
•
Momenteel is een softwaresysteem aangekocht binnen het ziekenhuis. Het kan nuttig zijn om ICT een link te laten uitwerken met de gegevens van OK. Deze koppeling van gegevens kunnen een bron aan informatie zijn en een optimale afstemming bekomen, organisatie, planning, inventarisatie, stockbeheer, aankoopbeleid, … bewerkstellingen.
•
We bevelen aan verder de standaardisatie van sets op punt te stellen. Zodat dit op termijn kan resulteren in een efficiëntere inzet van personeel, tijd en middelen op de CSA.
•
We bevelen aan de mogelijke bezoeken van OK-verpleegkundigen in te schrijven in hun specifiek inscholingsplan, zodat op een meer systematische wijze deze bezoeken ook daadwerkelijk plaatsvinden.
•
We bevelen aan de aanwezigheden van chirurgen en of hun vertegenwoordiging het overleg CSA-OK te blijven bewaken, zodat gedragen afspraken kunnen gemaakt worden en de naleving ervan een grotere slaagkans krijgt.
•
We bevelen aan de definitie van kritische sets duidelijker te omschrijven en te begrenzen. Momenteel is de definitie ruim omschreven. Dit weerspiegelt zich in de toepassing ervan, zodat de werkwijze en organisatie van de CSA meermaals in het gedrang komt omdat ‘al dan niet’ kritische sets er tussen komen.
•
We bevelen aan de huidige open transportkarren systematisch te vervangen door gesloten karren.
•
Heel wat knelpunten werden tijdens het gesprek besproken. Deze knelpunten zijn reeds lang gekend, door gebrek aan tijd, personeel en de nodige ondersteunende infrastructuur hebben deze knelpunten nooit geleid tot een objectieve inventarisering ervan. We bevelen aan deze inventarisering van gegevens niet langer uit te stellen. Het is belangrijk voor de optimale werking dat objectieve gegevens en de analyse ervan aan de basis liggen van weldoordachte en gedragen verbeterprojecten.
7.12 Apotheek Algemene vaststellingen
Auditverslag UZ Brussel, E 143
71
•
De apotheek vormt samen met de CSA een functionele eenheid op niveau -1 van het behandelingsgebouw. De totale oppervlakte van de apotheek bedraagt 838,5 m² (apotheek, magazijnen, archief, cytostatica).
•
Het personeelsbestand bestaat uit (2007) 7,9 VTE apothekers, 14,5 VTE apotheekassistenten, 3,4 VTE technische personeelsleden en 5,8 administratieve medewerkers. Organisatorisch werd geopteerd voor een diensthoofd apotheker (nieuw sinds augustus 2007) en een adjunct hoofd, tevens verantwoordelijk voor de centrale sterilisatie.
•
De apotheek is elke werkdag geopend van 8:30 u tot 16:30 u. Buiten de openingsuren is er een apotheker met wachtdienst telefonisch te bereiken.
•
Het UZ Brussel beschikt over een EMD (elektronisch medisch dossier) waarbij alle patiëntgerelateerde items verwerkt worden. Het EMD biedt de mogelijkheid om voor de patiënt geneesmiddelenvoorschriften te genereren.
•
Er is reeds geruime tijd een dienst farmacotherapiecel actief met als voornaamste opdrachten, voorbereiden MFC, promotie rationeel gebruik van geneesmiddelen, omkadering klinische apothekers. Deze cel staat organisatorisch en structureel volledig los van de apotheek.
Sterke punten •
De realisatie van de ‘Clean room’ en het cytostatica-handboek: eind 2008 zal de cleanroom en bijhorende werkwijze volledig operationeel zijn (gecentraliseerd, personeel). Het handboek welke de richtlijnen voor de verpleegkundigen voor het veilig manipuleren beschrijft, werd opgemaakt door de werkgroep “veilig werken met cytostatica” en is beschikbaar op het intranet.
•
Persoonlijke verdovingskoffer per anesthesist op OK.
•
Er werd een abstract en poster opgesteld die een samenvatting geeft van alle inspanningen die de apotheek levert om zoveel mogelijk medicatiefouten te vermijden. Deze poster werd opgehangen tijdens de week van de patiëntenveiligheid.
•
Er bestaat een subspecialisatie/taakverdeling in de groep van apothekers.
•
Sinds de aanstelling van een nieuw diensthoofd werd binnen de apotheek met hernieuwde krachten gewerkt aan de voortgang van een aantal gestarte projecten. Op korte tijd is reeds heel wat gerealiseerd (clean room, CSA, …) en is de functie apotheek weer ten volle actief aanwezig in het ziekenhuis. Kwaliteitsverbetering wordt vooropgesteld en dit zowel in de lopende projecten als in tal van mogelijke toekomstprojecten.
Non-conformiteiten •
Medicatie wordt elektronisch voorgeschreven op de verschillende verpleegafdelingen, hierop werd geen beveiliging geïnstalleerd, zodat zowel artsen als verpleegkundigen
Auditverslag UZ Brussel, E 143
72
medicatie langs deze weg kunnen voorschrijven. De artsen ondertekenen wel bij ontslag van de patiënt een verzamelblad van alle voorgeschreven medicatie. Het geschatte percentage voorschrijven door arts ten opzichte van het geschatte percentage voorgeschreven door verpleegkundigen verschilt sterk van afdeling tot afdeling. Op basis van deze ‘elektronische voorschriften’ wordt medicatie afgeleverd. Medicatie dient te allen tijde voorgeschreven en gevalideerd te worden door een arts. Het is belangrijk het gebruikte systeem binnen het ziekenhuis hierop aan te passen, zodat medicatie afgeleverd wordt op basis van gevalideerde voorschriften. •
De oppervlakte van de apotheek is te beperkt en compromitteert in belangrijke mate de organisatie en veiligheid in deze functie. Allerhande materiaal wordt opgeslagen in daartoe niet voorziene ruimten. Er dient niet alleen te worden voldaan aan de minimumnorm van 1,2 m² per bed, tevens dient de nodige oppervlakte te worden geëvalueerd naar de totale activiteit van de apotheek. De apotheek maakt tevens een verouderde en versleten indruk.
•
Momenteel bevindt men zich in een overgangsperiode m.b.t. de chemotherapeutische bereidingen. De clean room is recent gefinaliseerd, 70% van de chemotherapeutische bereidingen worden hier uitgevoerd door een apotheker en assistent onder rechtstreeks toezicht. Momenteel wordt nog steeds 30% bereid door verpleegkundigen van oncologie. Deze situatie is een uitdovende situatie die ten laatste eind 2008 zal stoppen. Het is belangrijk dat de bereidingen zonder uitzondering worden uitgevoerd door een apotheker (of onder rechtstreeks toezicht) in de daarvoor bestemde cleanroom.
•
De garantie van te werken met steriel instrumentarium moet op elk ogenblik van toepassing zijn en dit ziekenhuisbreed. Momenteel wordt op verschillende plaatsen gesteriliseerd binnen dit ziekenhuis. Het volledige toezicht en de controle op de juiste afhandeling van het gehele proces rekening houdend met alle richtlijnen en procedures kan hierbij niet volledig gegarandeerd worden. Er wordt los van de CSA materiaal gesteriliseerd op OK, IVF, urgentie en op verschillende consultaties. Hierbij wordt gebruik gemaakt van stoomsterilisatie, glutaaraldehyde en ethyleendioxide (Statim®, Steris®, Steranios®). De apotheker blijft eindverantwoordelijk voor alle sterilisatieactiviteiten binnen het ziekenhuis.
•
Het medisch farmaceutisch comité dient een analyse te maken van het geneesmiddelen verbruik in het ziekenhuis en dit per geneesmiddelenklasse, per dienst, per voorschrijvende arts. Deze analyse moet regelmatig worden teruggekoppeld aan alle belanghebbenden. Momenteel zijn de rapporteringsmogelijkheden met betrekking tot het verbruik van geneesmiddelen eerder beperkt. Er wordt op basis van de aankoopdata ziekenhuisbreed een overzicht bekomen van de geneesmiddelenaankopen over de drie laatste jaren en dit volgens BCFI en ATC classificatie. Men kan verder gaan zoeken op dienstniveau en op basis van de facturatiedata ook de resultaten per arts nagaan. Maar deze laatste twee mogelijkheden (per dienst en per arts) worden niet systematisch verder uitgezocht. De terugkoppeling aan alle belanghebbenden gebeurt niet.
•
De ruimte voor de bereiding van steriele niet-cytostaticabereidingen (TPN) beschikt niet over een sas. Er staat tevens een grote hoeveelheid materiaal in openrekken opgeslagen. Enkel het strikt noodzakelijke materiaal voor de bereiding kan in deze ruimtes worden opgeslagen in recipiënten die geen stof genereren, dit om het aantal partikels zo laag
Auditverslag UZ Brussel, E 143
73
mogelijk te houden.
Tekortkomingen •
Er werd reeds geruime tijd een dienst farmacotherapiecel opgericht met als voornaamste opdrachten, voorbereiden MFC (medisch farmaceutisch comité), promotie rationeel gebruik van geneesmiddelen, omkadering klinische apothekers, kwaliteitsverbeterende projecten, …. Deze cel staat structureel volledig los van de apotheek. De apotheek is wettelijk gezien belast met dezelfde taken. Het is dan ook belangrijk om de overkoepeling en het overzicht van 2 los van elkaar opererende diensten met eenzelfde kerntaak sterk te bewaken. Het is hierbij belangrijk om duidelijke afspraken, begrenzingen en overlappingen open te bespreken en hierin duidelijke standpunten te nemen op directieniveau, zodat de uitvoering van de kerntaken te allen tijde efficiënt, optimaal en constructief kunnen verlopen. Bij de beslissing welke vorm (bestaande houden, samenvoegen, onderbrengen , …) het organogram/ de structuur van deze diensten zal aannemen is het tevens belangrijk de ziekenhuisapotheek meer actief te betrekken in de opstart en uitwerking van al haar wettelijke kerntaken. De apotheek wordt wettelijk verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering van deze kerntaken. Het is dan ook belangrijk dat zij bij de uitvoering hiervan over de nodige middelen en autoriteit kan beschikken. Eveneens is het belangrijk het statuut van de aansturing te bewaken, rekening houdend dat de apotheek een ziekenhuisfunctie/aangelegenheid is. De bedoeling is dat kwaliteitsverbetering ten volle tot ontwikkeling kan komen in een constructief opgezette samenwerking tussen beide diensten.
•
Het aantal uitgewerkte procedures is nog te beperkt. Processen binnen de apotheek en geneesmiddelendistributie dienen vervat te worden in valideerbare procedures.
•
Volgende risico’s op fouten in de medicatiedistributie werden vastgesteld: o Het opstellen van medicatievoorschriften door verpleegkundigen. die bovendien zelfs niet altijd worden gecontroleerd en/of gesuperviseerd door artsen. (tot 50% van de voorschriften wordt opgemaakt door de verpleegkundigen. De verzamelvoorschriften bij ontslag van de patiënt worden wel steeds getekend door de artsen). o Narcotische medicatie wordt soms aan patiënten toegediend zonder een schriftelijk medisch order van de arts, op basis van mondelinge orders, o Voorschriften voor cytostatica worden opgemaakt door arts-specialisten-inopleiding, soms zelfs eerstejaars. o Het overschrijven van medicatie-opdrachten door verpleegkundigen in het verpleegkundig dossier (NICU), o Op sommige afdelingen is er onvoldoende toezicht door artsen op de medicatieschema’s die gebruikt worden bij de bedeling. o Er is geen sluitende controle op de thuismedicatie. Thuismedicatie staat onvolledig neergeschreven in het dossier (posologie, frequentie) Patiënten nemen zonder toezicht zelf thuismedicatie in (EH 52, 44). o Versneden blisters en medicatie uit verpakking werden gevonden, identificatie en vervaldata is zo onmogelijk. o De temperatuur van de koelkasten waarin men medicatie bewaart, wordt centraal geregistreerd door de technische dienst. De procedure bij afwijkende
Auditverslag UZ Brussel, E 143
74
o
o
o o
o o
temperaturen die beschrijft wat er met de medicatie dient te gebeuren is op de afdelingen niet gekend. Bij controle van de afdelingsvoorraad werd er vervallen medicatie teruggevonden (glucagon® vervallen 2/2008 en levorenine® vervallen 4/2008). Ondanks het ontbreken van richtlijnen inzake houdbaarheid, heeft men op de afdeling de afspraak dat flacons heparine na opening en gebruik verwijderd worden. In de koelkast werden echter 2 flacons heparine Leo® teruggevonden waarvan er eentje open was vanaf 29/09/2008 en een tweede geen datum van openen vermeldde. Bij de dagelijkse toediening van medicatie wordt er geen reden vermeld waarom de patiënt medicatie niet genomen heeft. Er bestaat geen sluitend systeem van stockcontrole voor de narcotische analgetica. Op het moment van de audit strookte de stock niet met de vooropgestelde voorraad. Bv 44 ampullen Dipidolor® versus 20 ampullen op afdeling EH 54, op EH 52 Dipidolor® (10mg/2ml) slechts 2 voorradig in plaats van de voorziene 10. Voor morfine (10mg/1ml) waren er 21 aanwezig in plaats van de voorziene 20. Op EH 44 werden ook tekorten en surplus vastgesteld evenals een geneesmiddel (MS Contin®) dat normaal niet voorradig is op deze afdeling. Er is geen stockcontrole van de narcotische medicatie die bewaard wordt op naam van de patiënt. Medicatietoediening behoort niet steeds tot de taken van patiëntentoewijzing.
•
Er is momenteel geen VIKA-registratie binnen de apotheek. Een goede registratie van fouten, ongevallen en bijna-fouten kan een belangrijk instrument zijn bij de verbetering van de eigen werking. Momenteel beperkt de apotheek zich tot het analyseren van geregistreerde en doorgegeven medicatiefouten op afdelingsniveau. Het is belangrijk duidelijke boodschappen en communicatie rond dit project te versturen zodat ziekenhuisbreed ten volle kan meegewerkt worden en het aantal meldingen kan stijgen (momenteel drietal meldingen). Het is pas wanneer een duidelijk beeld verkregen wordt van de mogelijke risico’s dat welbepaalde problemen met verhoogde aandacht kunnen aangepakt worden.
•
Het ziekenhuis beschikt niet over een uniform cytostaticavoorschrift. Momenteel zijn er 3 verschillende voorschriften in omloop. Rekening houdend met het stijgend aantal cytostaticabereidingen is het belangrijk om een uniform elektronisch chemotherapievoorschrift te ontwikkelen met ingebouwde controlesystemen, zodat de controle geoptimaliseerd kan worden en de risico’s op fouten verkleint.
•
Er is wel op regelmatige basis overleg tussen de directeur en de apotheker afzonderlijk. Niettegenstaande dit overleg vlot verloopt, is het nuttig dat de apotheek actiever kan inspelen op alle beleidsmatige en strategische beslissingen welke een rechtstreekse impact hebben (of kunnen hebben) op de werking van de apotheek. Een gestructureerd overleg met alle directieleden kan als belangrijk communicatiekanaal gezien worden.
Aanbevelingen
Auditverslag UZ Brussel, E 143
75
•
We bevelen aan om het systeem van elektronisch medicatie voorschrijven aan te passen zodat de ‘juiste’ werkwijze vergemakkelijkt wordt (enkel artsen maken medicatievoorschriften) en de ‘foute’ werkwijze ( verpleegkundigen, die voorschrijven) onmogelijk wordt.
•
We bevelen aan de werklast en het aantal personeelsleden in evenwicht te houden, rekening houdend met de verhouding deeltijds – voltijds. Advies om deze oefening te herhalen in functie van de noodzaak en aan de hand van objectieve criteria.
•
Niettegenstaande de kerntaken en subspecialisaties van elke apotheker gekend zijn en ziekenhuisbreed bekend gemaakt werden, is het aan te bevelen om functieomschrijvingen volledig uit te werken voor alle personeelsleden binnen de apotheek.
•
We bevelen aan om het jaarverslag van de apotheek verder uit te breiden met een kritische terugblik op de eigen werking, met vermelding van gerealiseerde doelstellingen, de eigen sterktes en zwaktes evenals de opportuniteiten en eventuele bedreigingen voor de werking.
•
Er werden recent degelijke procedures uitgewerkt voor de registratie van de temperatuur van de koelkasten op afdelingsniveau en binnen de apotheek. Aangezien de procedure meerdere mogelijkheden bespreekt is het niet altijd even duidelijk wie, welke acties moet ondernemen (bv bij afwijkingen, …). Het is nodig deze procedures in team te bespreken zodat eventuele onduidelijkheden niet tot leemtes kunnen leiden in de praktijk uitvoering. Momenteel is het bijvoorbeeld op afdelingsniveau niet duidelijk of zij al dan niet acties moeten ondernemen.
•
Er zijn dagelijks heel wat informele overlegmomenten tussen de apothekers onderling. We bevelen aan te bewaken dat belangrijke afspraken en knelpunten binnen deze informele contacten steeds geformaliseerd worden, zodat de opvolging ervan verzekerd kan worden. Zo is er bv geen enkele formele verslaggeving van de interne overlegmomenten tussen de subspecialisatie CSA en diensthoofd apotheker.
7.13 Ombudsfunctie Algemene vaststelling •
De ombudspersoon is sinds 1 januari 2006 fulltime actief binnen deze functie. Hiervoor heeft ze als verpleegkundige gewerkt binnen het UZ Brussel.
Sterke punten •
Uit een studie bleek dat er bij de zorgverstrekkers binnen het ziekenhuis weinig kennis en interesse bestond inzake rechten van de patiënt. In 2006 heeft men een project “gesmeerd” opgezet i.s.m. de Koning Boudewijnstichting, waardoor de zichtbaarheid van de ombudsdienst binnen het ziekenhuis moest verhogen en men het personeel trainde in communicatie en leren omgaan met klachten. Het project omvatte rollenspellen met getrainde acteurs. Er werden sessies ingericht voor medewerkers,
Auditverslag UZ Brussel, E 143
76
directie, scholen en ombudspersonen van andere ziekenhuizen. Voor 2009 is er een nieuw project ingediend. •
Er ontwikkelt zich een cultuur van pro-actief melden van te verwachten klachten. Medewerkers brengen de ombudspersoon op de hoogte van confrontaties met ontevreden patiënten.
•
De ombudspersoon is dagelijks aanwezig in het ziekenhuis. Daarnaast is er sinds 1988 een arts ombudsman aangesteld door de directie om de relatie met de huisartsen en externe specialisten te bewaken en te bemiddelen wanneer er zich problemen voordoen. Het gaat voornamelijk over doorstroming van informatie inzake continuïteit van zorg. Bij problemen of mogelijke linken is er een goede samenwerking tussen de twee ombudspersonen.
•
De ombudsdienst is aangesloten bij VVOVAZ (Vlaamse Vereniging Ombudsfunctie van Algemene Ziekenhuizen) en participeert aan de benchmarking die deze vereniging organiseert.
Non-conformiteiten •
Het huishoudelijk reglement bevat geen gegevens m.b.t. organisatie en de concrete werking van de ombudsdienst (openingsuren, naam ombudspersoon, bereikbaarheid, vervanging bij afwezigheid of indien ombudspersoon betrokken partij is).
•
Het reglement en/of de klachtenprocedure ligt enkel ter inzage bij de ombudsdienst zelf, dit wordt echter nergens vermeld en is zo niet vlot bereikbaar voor patiënten, medewerkers en iedere belangstellende. De ombudsdienst beschikt niet over een eigen brochure of folder.
Tekortkomingen •
De bereikbaarheid en toegankelijkheid van de ombudsfunctie is voor verbetering vatbaar: o Een aparte brievenbus, bewegwijzering vanuit de centrale inkomhal of een algemeen infobord waarop de ombudsfunctie is aangegeven, ontbreekt momenteel; o In de onthaalbrochure worden geen openingsuren vermeld; In het huishoudelijke reglement staat vermeld dat men als patiënt slechts bij de ombudspersoon terecht kan wanneer “patiënt en zorgverlener geen aanvaardbaar resultaat bereiken”. In praktijk blijkt men ook in eerste instantie bij de ombudsdienst terecht te kunnen. Het reglement moet duidelijk stellen dat de klager, indien gewenst, ook rechtstreeks contact kan opnemen met de ombudspersoon in eerste instantie, dit om de drempel zo laag mogelijk te houden.
•
De ombudspersoon dient te beschikken over de nodige middelen om haar taken te kunnen uitvoeren. Momenteel beschikt ze niet over een eigen gesprekslokaal.
•
Vanuit de bekommernis de onafhankelijkheid, neutraliteit en onpartijdigheid van de ombudspersoon in alle omstandigheden te waarborgen, is het nodig in de
Auditverslag UZ Brussel, E 143
77
klachtenprocedure te bepalen wie kan aangesteld worden als vervanger indien zich bij een klacht een deontologisch probleem zou stellen, en dit ook naar buiten toe duidelijk te communiceren. Ook bij afwezigheid van de ombudspersoon dient steeds een vervanger beschikbaar te zijn, wat momenteel niet steeds blijkt gerealiseerd te worden. •
De aanwezigheid van de ombudspersoon is noodzakelijk bij de bespreking van het jaarverslag op de stuurgroep kwaliteit en patiëntveiligheid en het directiecomité.
Aanbevelingen •
De klachten, proactief gemeld door medewerkers, worden momenteel niet geregistreerd. Nochtans leveren deze “informele” klachten eveneens waardevolle informatie op over mogelijke gebreken en dus verbeterpunten in de dienstverlening. We bevelen dan ook aan deze klachten onderwerp te laten uitmaken van reflectie binnen een ombudscommissie en/of verbeterplatform. Het uitwerken van een specifieke procedure voor deze klachten heeft is zinvol.
•
Verbeteracties vloeien momenteel vnl. voort op initiatief van de ombudsvrouw die individuele casuïstiek ter bespreking voorlegt aan de hoofdgeneesheer of directeur verpleging (vb. extern vervoer, info facturatie, …). Herhalingsklachten, structurele problemen en suggesties worden best verzameld en via een breder draagvlak binnen de ziekenhuisorganisatie gerapporteerd met het oog op de uitwerking van structurele verbeteringsacties en preventiemaatregelen. We bevelen aan om een klachtencommissie op te richten.
•
Een administratieve ondersteuning van de ombudsfunctie kan een meerwaarde betekenen.
•
We raden aan de klachtenprocedure gedetailleerd uit te schrijven en te vertalen in overzichtelijke en gebruiksvriendelijke flowcharts.
•
We bevelen aan om het jaarverslag van de ombudsdienst ook op te sturen naar het ethisch comité en het syndicaal overlegcomité.
•
Er wordt aanbevolen om documenten bv. het huishoudelijk reglement, te voorzien van datum en versie.
•
We raden aan om in de klachtenprocedure expliciet een maximale termijn voor het versturen van een ontvangstmelding te vermelden.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
78
8 Legionellabeheersing Algemene vaststellingen •
Het ziekenhuis maakt uitsluitend gebruik van het water van het openbaar waterleidingnet.
•
Een legionella-actieplan, opgemaakt in februari 2003, is aanwezig.
•
Er is een duidelijk opvolgsysteem aanwezig waarin genomen acties worden bijgehouden, samen met de communicatie tussen de verschillende diensten.
•
Er is een lange historiek van opvolging van de legionellaproblematiek.
•
Er zijn verschillende koeltorens aanwezig.
•
Er zijn klimaatregelingssystemen met luchtvochtigheidsbehandeling aanwezig. Deze werken allemaal met stoombevochtiging.
•
Er is een staalnameplan aanwezig voor de sanitaire installatie en de koeltorens.
•
Er worden geen alternatieve beheersmaatregelen gebruikt.
Non-conformiteiten •
De vermelding van het bouwjaar van de installatie ontbreekt.
•
Een beschrijving van de sanitaire installatie (koud en warm) ontbreekt. Hierbij moet de warmwaterproductie, de gebruikte materialen, type installatie, mate van isolatie, … worden beschreven.
•
In geval van thermische desinfectie bestaat er een risico op verbranding. Daarnaast heeft het gewone warmwater hoge tot zeer hoge temperaturen. Een uitgeschreven procedure om brandwonden te voorkomen bij personen ontbreekt. Deze procedure moet worden opgenomen worden in het beheersplan.
•
Het afgedrukte beheersplan komt niet meer overeen met de reële situatie. Veel gegevens worden digitaal bijgehouden. Het beheersplan wordt aangevuld met de correcte verwijzing naar de digitale bestanden, zodat een degelijk overzicht bewaard blijft.
•
De risicopunten voor legionellagroei zijn opgenomen in het beheersplan. De risicopunten voor aerosolproductie zijn niet opgenomen. Deze moeten opgenomen worden in het beheersplan. Wijzigingen van de situatie moeten worden opgenomen en aangepast.
•
Weinig gebruikte tappunten worden gespoeld. Hiervoor bestaat geen specifieke procedure en overzichtslijst. Deze moeten worden opgenomen in het beheersplan.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
79
•
Voor het labo Thielemans (nieuw gebouw) is geen risicoanalyse en beheersplan aanwezig.
•
Koeltorens moeten worden gemeld aan het Agentschap Zorg en Gezondheid. Er werd geen melding teruggevonden in de databank. Een melding moet worden ingediend.
•
Plannen en schema’s van de koeltorens ontbreken in het beheersplan.
•
Er is geen risicoanalyse aanwezig voor de koeltorens.
•
Het register moet worden aangevuld met de uitgevoerde preventiemaatregelen.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
80
9 Infectieziektebeheersing Sterke punten •
Naast de al lang functionerende werkgroep van referentie-verpleegkundigen, werd recent ook een werkgroep met referentie-artsen opgestart voor de aspecten infectieziektebeheersing en antibioticabeleid. Via een dergelijke netwerking kan het infectiebeheersingsbeleid ziekenhuisbreed worden uitgedragen.
•
Er wordt een erg kwaliteitsvolle evaluatie gemaakt van het antiobioticaverbruik binnen het ziekenhuis, bovenop de door BAPCOC verwachte activiteitsrapportage.
Tekortkomingen •
De nieuwe beroepskledij is voorzien om korte mouwen te hebben. In de praktijk is er echter bij de artsen nog een lage compliance met dit aspect uit de handhygiënerichtlijn. Het dragen van korte mouwen is een basisvoorwaarde voor een vlotte en goede toepassing van de handhygiëne en moet daarom, op aansturen van het comité ziekenhuishygiëne, worden geïmplementeerd bij alle beroepsgroepen van zorgverleners. De steun van de directie en de hoofdgeneesheer zijn hiervoor essentieel. Het team ziekenhuishygiëne bewaakt en evalueert de implementatie van dit aspect.
•
Infrastructurele gebreken moeten op een tijdige en zorgvuldige manier worden aangepakt met zorg voor de patiëntveiligheid (bv. gebreken aan het plafond van de bergruimte/badkamer op de vierde verdieping op de afdeling abdominale chirurgie).
Aanbevelingen •
De procedure bijkomende voorzorgsmaatregelen werd recent herwerkt door het team ziekenhuishygiëne. Er is ook gestart met de communicatie over deze nieuwe richtlijn. We bevelen aan om deze richtlijnen op korte termijn -met de hulp van de ICT dienstvia intranet en het medisch dossier beschikbaar te maken voor alle zorgverleners en de wijzigingen erin (bv. wat betreft het niet nemen van contactvoorzorgsmaatregelen voor bloedoverdraagbare aandoeningen) effectief te implementeren.
•
We bevelen aan na te gaan hoe de initiatie van de bijkomende voorzorgsmaatregelen minder afhankelijk kan worden van het team ziekenhuishygiëne, zonder evenwel de kansen om op de werkvloer te komen te bemoeilijken. Op die manier kan de activiteit van het team ziekenhuishygiëne verder verschuiven naar de controle, evaluatie en rapportage over de compliance met de maatregelen. De al genomen stappen om de bijkomende voorzorgsmaatregelen te integreren in het medisch dossier vormen een deel van dit proces.
Auditverslag UZ Brussel, E 143
81
•
We bevelen aan verder te investeren in de informatisering van de activiteiten van ziekenhuishygiëne (registratie, opvolging, evaluatie en rapportage).
•
We bevelen aan om de samengevatte conclusies van o.a. de SSI surveillance mee op te nemen in het jaarlijkse activiteitenverslag (of een link te vermelden naar waar de conclusies te vinden zijn).
Auditverslag UZ Brussel, E 143
82
Brussel, 14/01/2009
Michaëla Daelemans Hoofdauditor inspectie
Koenraad Fierens Auditor inspectie
Veerle Meeus Auditor inspectie
Tania Vandommele Auditor inspectie
Nele Van Cauteren Auditor inspectie
Tom Wylin Auditor inspectie
Emmanuel Robesyn Auditor toezicht volksgezondheid
Koen Schoeters Auditor toezicht volksgezondheid
Auditverslag UZ Brussel, E 143
83