AUDIOVISUEEL EN MEDIABELEID Audiovisueel beleid wordt in de EU hoofdzakelijk bepaald door de artikelen 167 en 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het belangrijkste wetgevingsonderdeel voor het audiovisueel beleid is de richtlijn audiovisuele mediadiensten, die in december 2007 in werking is getreden. Het belangrijkste EU-instrument waarmee de belangen in de bedrijfstak worden behartigd (met name de filmindustrie) zal het programma „Creatief Europa” zijn. In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is vastgelegd dat de „vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd”.
RECHTSGRONDSLAG De rechtsgrondslag is opgenomen in het VWEU in de vorm van artikels 28, 30, 34, 35 (vrij verkeer van goederen); 45-62 (vrij verkeer van personen, diensten en kapitaal); 101-109 (mededingingsbeleid); 114 (technologische harmonisatie, of het gebruik van soortgelijke technologische standaarden bij, bijvoorbeeld, internetproducties); 165 (onderwijs); 166 (beroepsopleiding); 167 (cultuur); en 173 (industrie). Het Verdrag van Rome kende de Gemeenschap geen directe bevoegdheid toe op het gebied van audiovisueel en mediabeleid, en dat doet het VWEU evenmin. Rechtsbevoegdheid over mediabeleid wordt echter ontleend aan diverse artikelen van het VWEU, zodat beleid geformuleerd kan worden voor de verschillende sectoren van media en communicatietechnologie en om richting te geven aan de basiskenmerken van het mediabeleid. De laatste jaren is echter in verdragswijzigingen aandacht besteed aan de vormgeving van het audiovisueel beleid. De rechtsgrondslag voor de opbouw van het audiovisueel en mediabeleid is dan ook uiteenlopend en ontleend aan meerdere bronnen. Dit is noodzakelijk vanwege de complexe aard van mediagoederen en -diensten, die niet uitsluitend als culturele goederen of eenvoudigweg als economische goederen kunnen worden beschouwd.
DOELSTELLINGEN In artikel 167 VWEU is bepaald dat de Europese Unie de samenwerking tussen de lidstaten moet aanmoedigen en zo nodig hun activiteiten moet ondersteunen en aanvullen op het gebied van scheppend werk op artistiek en literair gebied, mede in de audiovisuele sector. De rol van de EU op audiovisueel gebied bestaat erin een interne Europese markt te creëren voor audiovisuele diensten. Van de EU wordt ook verlangd dat zij in al haar beleid rekening houdt met culturele aspecten.
RESULTATEN Audiovisueel en mediabeleid wordt in de EU op de volgende manieren ingevoerd:
Eurofeiten - 2015
1
A.
Regelgevingskader
1.
Richtlijn audiovisuele mediadiensten
In 2005 werd gestart met de herziening van de Richtlijn „Televisie zonder grenzen” (89/552/ EEG), teneinde rekening te houden met de technologische ontwikkelingen in de sector, met name het naar elkaar toe groeien van diensten en technologie (in die zin dat het traditionele onderscheid tussen telecommunicatie en omroepactiviteiten steeds vager wordt), evenals de steeds grotere rol van non-lineaire diensten (zoals video op aanvraag of „video-on-demand” – VoD). Op grond daarvan was een gemeenschappelijk regelgevingsklimaat vereist voor al deze inmiddels met de verzamelnaam „audiovisuele mediadiensten” aangeduide diensten, en niet alleen voor omroepactiviteiten, ongeacht de technologie die wordt toegepast om deze diensten uit te zenden of te ontvangen. Dit zijn de belangrijkste elementen: —
een alomvattend kader dat de administratieve lasten verlicht en toch alle audiovisuele mediadiensten omvat;
—
modernisering van regels over televisiereclame ter verbetering van de financiering van audiovisuele inhoud;
—
nieuwe elementen, zoals de verplichting aanbieders van mediadiensten aan te moedigen om de toegankelijkheid voor slechtzienden of slechthorenden te verbeteren.
De Europese Commissie heeft op 4 mei 2012 haar eerste verslag over de toepassing van de richtlijn audiovisuele mediadiensten ingediend. Uit het verslag blijkt dat wanneer de richtlijn audiovisuele mediadiensten van kracht is, veranderingen die zijn teweeggebracht door het internet (zoals internettelevisie) kunnen leiden tot vervaging van de grenzen tussen traditionele vormen van uitzending en directe levering van audiovisuele inhoud. Het huidige regelgevingskader zoals uiteengezet in de richtlijn audiovisuele mediadiensten moet dus mogelijkerwijs opnieuw worden getoetst aan de steeds veranderende kijkpatronen en leveringswijzen, waarbij rekening wordt gehouden met hiermee samenhangende beleidsdoelstellingen zoals consumentenbescherming en het niveau van mediageletterdheid. Hierop heeft de Commissie op 24 april 2013 een Groenboek gepubliceerd onder de naam ‘Voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld: Groei, creatie en waarden', teneinde een brede publieke discussie te bevorderen over de gevolgen van de transformatie die het audiovisuele medialandschap momenteel ondergaat en die gekenmerkt wordt door een gestaag toenemende convergentie van mediadiensten, alsmede over de manier waarop deze diensten worden gebruikt en geleverd. De richtlijn bevat specifieke bepalingen ter bescherming van minderjarigen en beschermt ze tegen ongeschikte audiovisuele mediadiensten op aanvraag. Deze regels zijn aangevuld met de aanbevelingen uit 1998 en 2006 inzake de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en door het programma „Veiliger internet” ter stimulering van veiliger internetgebruik en nieuwe onlinetechnologieën, met name voor kinderen. 2.
Europees cinematografisch erfgoed
De EU richt zich op het stimuleren van de samenwerking tussen de lidstaten bij de instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang (artikel 167 VWEU). De aanbeveling aan de lidstaten met betrekking tot cinematografisch erfgoed roept op tot het systematisch verzamelen, catalogiseren, bewaren en restaureren van Europees cinematografisch erfgoed, teneinde het door te kunnen geven aan toekomstige generaties. De EU-lidstaten worden verzocht elke twee jaar verslag uit te brengen over wat zij in dit opzicht hebben ondernomen. Eurofeiten - 2015
2
B.
Financieringsprogramma's, zoals Creatief Europa
Middels het programma MEDIA zijn de ontwikkeling en distributie van duizenden films ondersteund, evenals opleidingsactiviteiten, festivals en promotionele projecten in heel Europa gedurende de afgelopen 22 jaar. Het programma MEDIA 2007 (2007-2013) was het vierde meerjarige programma sinds 1991. Het programma MEDIA Mundus was een breed internationaal samenwerkingsprogramma voor de audiovisuele sector met als doel het versterken van de culturele en commerciële banden tussen de Europese filmindustrie en filmmakers uit derde landen. MEDIA International (de voorbereidende actie) was gericht op het intensiveren van de samenwerking tussen vakmensen op audiovisueel gebied uit Europa en uit derde landen waar beide partijen voordeel bij zouden hebben. Het programma was tevens gericht op het bevorderen van wederzijds verkeer van cinematografische/audiovisuele werken. Met ingang van 2014 worden de programma's MEDIA, MEDIA Mundus en Cultuur vervangen door Creatief Europa. Met een totale begroting van 1,46 miljard euro (2014-2020) is de begroting van Creatief Europa 9 % hoger in vergelijking met de vorige programma's. Creatief Europa bouwt voort op het succes van de vorige programma's. Het doel ervan is een verdere versterking van de grensoverschrijdende samenwerking tussen creatieve sectoren binnen de EU en daarbuiten. Via Creatief Europa zullen de culturele en creatieve sectoren bijdragen aan de culturele diversiteit, alsmede aan groei en banen in Europa, overeenkomstig de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Creatief Europa blijft aandacht besteden aan de audiovisuele sector via het subprogramma MEDIA, en met de culturele sector via het subprogramma Cultuur. Voor wat MEDIA betreft, blijven opleiding, ontwikkeling, distributie, verkoopagenten, promotie (markten en festivals) en bioscoopnetwerken financiering ontvangen. Daarnaast omvat Creatief Europa een gemeenschappelijk sectoroverschrijdend onderdeel, inclusief een nieuw financieel garantiefonds voor culturele en creatieve industrieën dat na 2014 van start gaat. Creatief Europa maakt deel uit van het meerjarig financieel kader (MFK) waarin de parameters voor de algemene begroting van de Unie voor de periode 2014-2020 worden vastgesteld. Er is in overleg besloten dat ten minste 56 % van de begrotingstoewijzingen moet worden toegekend aan het subprogramma MEDIA, ten minste 31 % aan het subprogramma Cultuur en hoogstens 13 % aan het sectoroverschrijdende onderdeel. Het sectoroverschrijdende onderdeel omvat het garantiefonds en steun voor de Creatief Europa-desks (die in 2014 de MEDIA-desks en de culturele contactpunten zullen vervangen) en voor transnationale beleidssamenwerking. Er zullen zich ook geleidelijk specifieke sectoroverschrijdende initiatieven ontplooien. C. Overige maatregelen, bijvoorbeeld het bevorderen van de onlinedistributie van inhoud, mediageletterdheid en pluralisme in de media Mediageletterdheid heeft betrekking op het vermogen om toegang te hebben tot de media, om de verschillende aspecten van media en media-inhoud met een kritisch oog te kunnen evalueren en om in uiteenlopende contexten communicatie tot stand te kunnen brengen. Niet alleen voor de jongere generaties, maar ook voor volwassenen, waaronder ouderen en ouders, leerkrachten en mensen die werkzaam zijn in de media is dit een essentiële vaardigheid. De EU beschouwt mediageletterdheid als een belangrijke factor voor actief burgerschap in de moderne informatiemaatschappij. Mediapluralisme vraagt om transparantie, vrijheid en diversiteit in het Europese medialandschap. Begin 2012 heeft de EU het Centrum voor mediapluralisme en mediavrijheid Eurofeiten - 2015
3
(CMPF) opgericht in het Robert Schuman-centrum voor geavanceerde studies van het Europees Universitair Instituut te Florence, met medefinanciering van de Europese Unie. Het CMPF is een volgende stap in het kader van de voortdurende inspanningen van de Commissie om de bescherming van mediapluralisme en mediavrijheid in Europa te verbeteren, en om de maatregelen vast te stellen die op Europees of nationaal niveau moeten worden genomen om deze doelstellingen te bevorderen. Acties buiten de EU – vooral het behartigen van de Europese culturele belangen binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De audiovisuele sector staat voor uitdagingen en kansen die voortvloeien uit de steeds verdere internationalisering van de markten en de technologische ontwikkelingen in informatie- en communicatietechnologieën (ICT). De internationale dimensie van audiovisueel beleid heeft gevolgen voor wat er gebeurt op EU-niveau en in de lidstaten. Het beleid bestrijkt vijf hoofdgebieden: —
Uitbreiding van de EU
—
Europees nabuurschapsbeleid
—
Handelsbetrekkingen, de relevante internationale fora op dit gebied zijn de Wereldhandelsorganisatie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
—
Het bevorderen van culturele diversiteit (Unesco)
—
Samenwerking op het gebied van audiovisueel beleid
D.
Andere initiatieven
Sinds 1995 is de „Europese dag” op het Filmfestival van Cannes erop gericht Europese filmproducties te promoten. In 2004 werd een prijs voor „nieuw talent uit de Europese Unie” ingevoerd om bekendheid te geven aan jonge Europese filmregisseurs die een door MEDIA gesubsidieerde opleiding hebben gevolgd.
DE ROL VAN HET EUROPEES PARLEMENT Het Europees Parlement heeft benadrukt dat de EU de groei en het concurrentievermogen van de audiovisuele sector dient te bevorderen en daarbij oog moet blijven houden voor de bredere functie die deze sector vervult voor het behoud van de culturele diversiteit. In zijn resoluties van de jaren tachtig en de vroege jaren negentig over televisie heeft het Parlement bij herhaling gepleit voor gemeenschappelijke technische normen voor de rechtstreekse uitzending van televisieprogramma's per satelliet en voor HDTV. 1.
Van de richtlijn televisie zonder grenzen tot de richtlijn audiovisuele mediadiensten
De eerste pogingen om vorm te geven aan een EU-beleid voor audiovisuele diensten waren het gevolg van ontwikkelingen op het gebied van satellietuitzendingen begin jaren tachtig. De richtlijn televisie zonder grenzen is aangenomen in 1989 en het Europees Parlement heeft deze richtlijn sindsdien krachtig ondersteund. Vanwege technologische en marktontwikkelingen moest de audiovisuele regelgeving later echter worden herzien. De richtlijn televisie zonder grenzen is herzien in 1997 en in 2007. Bij de laatste herziening is de naam van de richtlijn veranderd in de richtlijn audiovisuele mediadiensten. 2.
Richtlijn audiovisuele mediadiensten
De richtlijn audiovisuele mediadiensten wordt beschouwd als een moderne variant van de richtlijn televisie zonder grenzen en omvat ook nieuwe mediadiensten zoals internettelevisie Eurofeiten - 2015 4
en diensten op aanvraag. Goedkeuring van de richtlijn was het resultaat van onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad waarin rekening werd gehouden met de meeste punten van zorg die waren geuit tijdens de eerste lezing van het Parlement. De lidstaten hadden twee jaar om de nieuwe bepalingen om te zetten in nationale wetgeving, en het gemoderniseerde rechtskader voor audiovisuele bedrijven is sinds eind 2009 van toepassing. Op 22 mei 2013 heeft het Europees Parlement een verslag aangenomen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn audiovisuele mediadiensten. Hierin brengt het Europees Parlement diverse opmerkingen en aanbevelingen naar voren, met name met betrekking tot toegankelijkheid, de promotie van Europese audiovisuele werken, bescherming van minderjarigen, reclame, uitdagingen voor de toekomst en internationale concurrentie. In zijn op 10 juni 2013 aangenomen initiatiefverslag over internettelevisie verzoekt het Europees Parlement de Commissie na te gaan in hoeverre het nodig is de richtlijn audiovisuele mediadiensten en andere bestaande voorschriften op het gebied van netwerken mediaregelgeving (bijv. het telecommunicatiepakket) te herzien voor wat betreft de bepalingen inzake vindbaarheid en niet-discriminerende toegang tot platforms voor aanbieders en ontwikkelaars van inhoud en voor gebruikers. Hierbij zou het begrip „platform” moeten worden verruimd en zouden de bestaande instrumenten moeten worden aangepast aan nieuwe situaties, met name in het licht van de ontwikkeling van internettelevisie. De Commissie CULT van het Europees Parlement heeft onlangs gestemd voor een ontwerpresolutie van het EP over de voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld (in antwoord op het Groenboek van de Commissie over hetzelfde onderwerp). Hierin stelt het Europees Parlement de convergentie vast van markten, en benadrukt het EP de noodzaak van het waarborgen van toegang en vindbaarheid, alsmede van het behoeden van diversiteit en financieringsmodellen. Tevens analyseert het Europees Parlement hierin de infrastructuur en frequenties, de waarden en het regelgevingskader. Miklós Györffi 05/2015
Eurofeiten - 2015
5