ASN Groenprojectenfonds Jaarverslag 2012
1
Cover: Windturbinebladen. Foto cover: R.H. Smith.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
ASN Groenprojectenfonds 2012 Inhoud
1
Verslag van de raad van toezicht
2
Verslag van de beheerder
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Opzet en opdracht van het fonds Fondsontwikkelingen en kerncijfers Vooruitzichten Nieuwe leningen Jaarvergadering van participanten Beheerkosten Fondsdocumentatie Administratieve organisatie en interne controle Fund governance en risicobeleid Risico’s
3 Jaarrekening
4 7 8 8 11 11 12 12 13 13 14 14
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Balans Winst- en verliesrekening Kasstroomoverzicht Toelichting algemeen Toelichting op de balans Toelichting op de winst- en verliesrekening Overige gegevens
15 16 17 18 19 23 29 30
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
31
Bijlagen Bijlage 1 Structuur en overige informatie Bijlage 2 Regeling groenprojecten Bijlage 3 Beheerteams Bijlage 4 Adresgegevens en personalia
32 33 35 46 48
Belangrijke data Participantenvergadering te Amsterdam Ex-dividend Betaalbaarstelling dividend
19 april 2013 23 april 2013 29 april 2013
2
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
De missie van de ASN Bank De ASN Bank N.V. heeft zich als onderneming een opdracht gegeven. Inzet van die opdracht is een betere wereld. Dat vraagt volgens de ASN Bank om een samenleving waarin duurzaamheid voorop staat. 3 De ASN Bank is een onderneming die de duurzaamheid van de samen leving wil bevorderen. Daardoor laat zij zich in haar economische handelen leiden. Zij ziet het bevorderen van de duurzaamheid van de samenleving als het meewerken aan veranderingen die bedoeld zijn om een einde te maken aan processen waarvan de nadelige gevolgen worden verschoven naar de toekomst, of worden afgewenteld op het milieu, de natuur of kwetsbare bevolkingsgroepen.
Het economische handelen duidt erop dat de ASN Bank de noodzaak erkent om op lange termijn een rendement te behalen dat haar gezonde voortbestaan waarborgt. En dat zij de noodzaak erkent om de middelen die klanten haar toevertrouwen, te beheren op een wijze die recht doet aan de verwachtingen van klanten hierover.
4
1 V erslag van de raad van toezicht
Windturbine C-Power Foto: M. de Jong
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
Aan de algemene vergadering van participanten in het ASN Groenprojectenfonds Hierbij bieden wij u de jaarrekening over het boekjaar 2012 aan, zoals opgemaakt door de beheerder, ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB), alsmede het verslag van de beheerder. Bij deze jaarrekening heeft KPMG Accountants N.V. een goedkeurende controleverklaring afgegeven. Besloten is een dividend van € 0,45 per participatie uit te keren. De raad heeft zich ervan vergewist dat de beheerder in het verslagjaar bij de uitvoering van zijn beheertaak zorgvuldig met de voorwaarden van beheer en bewaring is omgegaan. De beheerder heeft deze tijdig voor behandeling aan de vergadering van participanten voorgelegd.
Verantwoord bestuur (Good Governance) In de Wet op het financieel toezicht (Wft) is in het kader van een integere bedrijfsvoering en een zorgvuldige dienstverlening bepaald dat beheerders van beleggingsinstellingen belangenverstrengelingen tegengaan en handelen in het belang van beleggers (art. 4:11, 4:14 en 4:25 Wft). Voor beheerders van beleggingsinstellingen die vallen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten, heeft de brancheorganisatie DUFAS een set richtlijnen opgesteld, de ‘Principles of Fund Governance’. Doel is nadere richtlijnen te geven voor de organisatorische opzet en werkwijze van beheerders van beleggingsinstellingen. Daarmee wil DUFAS waarborgen scheppen voor de integere uitoefening van de bedrijfsvoering en een zorgvuldige dienstverlening (informatieverstrekking). ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. heeft de DUFAS-richtlijnen in 2009 geïmplementeerd en neergelegd in de Gedragscode Fund Governance. Een uitwerking hiervan is bijvoorbeeld terug te vinden in de structuur van het ASN Groenprojectenfonds, waar een onafhankelijke raad van toezicht is ingesteld. Ook worden richtlijnen beschreven voor de dagelijkse beheertaken die onder meer een nadere uitwerking geven voor het handelen in het belang van de participanten in het ASN Groenprojectenfonds.
Werkzaamheden in 2012 De directie van ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB) en de raad van toezicht overleggen regelmatig. Daarbij bespreken zij de activiteiten, de rendementsontwikkeling en resultaten van het fonds en het duurzaamheidsbeleid. In 2012 vergaderden de raad en de directie zes maal, waarvan tweemaal telefonisch. Daarbij kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde.
Jaarverslag 2011 en halfjaarverslag 2012 In april bespraken wij het jaarverslag ASN Groenprojectenfonds 2011 met de directie en de accountant, KPMG. KPMG liet weten dat het een goedkeurende controleverklaring kon verstrekken bij de jaarrekening van het ASN Groenprojectenfonds. Wij bespraken de rentecurve van het fonds met het management. Voor het bepalen van de koers van het fonds hanteert ABB een externe rentecurve. Dit is een curve die bestaat uit leningtypen die het meest overeenkomen met de leningen in het fonds. Aan de hand hiervan wordt dagelijks de intrinsieke waarde van het fonds bepaald. Door de uitzonderlijke situatie op de Europese obligatiemarkt moest ABB in 2011 deze rentecurve tweemaal aanpassen. Dat had een positieve invloed op de waardeontwikkeling van het fonds. Sindsdien maakt het fonds gebruik van een rentecurve die is samengesteld uit meerdere leningtypen. KPMG adviseerde ABB om jaarlijks te toetsen of de gehanteerde rentecurve nog voldoende representatief is voor de portefeuille van het fonds. Wij bespraken ook het kredietrisico van investeringen in bio-energie. Het beleid hierop is inmiddels aangepast. De opmerkingen die wij eerder hadden aangevoerd zijn in het verslag opgenomen. Wij keurden het jaarverslag 2011 goed en stemden in met het dividendvoorstel.
5
In juli bespraken wij het halfjaarbericht 2012. Op 23 augustus keurden wij het verslag, waarin onze opmerkingen waren verwerkt, goed. Ook bespraken we in het najaar de strategie van het ASN Groenprojectenfonds en het operationeel plan voor 2013.
Risicobeheer ABB introduceerde nieuw beleid voor de uitvoering van het risicomanagement en de monitoring hiervan. Dit gebeurde in het kader van de Principles of Fund Governance van DUFAS en op algemene aanbeveling van de Autoriteit Financiële Markten. Dit beleid wordt voortaan jaarlijks geactualiseerd. ABB informeert de raad elk jaar over het risicobeheer en betrekt de raad bij het beleid hiervoor.
Actualisering prospectus Wij hebben het geactualiseerde prospectus van het ASN Groenprojectenfonds ter kennisgeving aangenomen. De voorwaarden van beheer en bewaring zijn aangepast; de raad stemde hiermee in.
Essentiële Beleggersinformatie
6
De beheerder gaf een korte toelichting op de Essentiële Beleggersinformatie (EBi), het document dat de Financiële bijsluiter voor beleggingsfondsen heeft vervangen. Wij vinden het prettig dat, met de komst van de EBi, de belegger hiermee de verschillende fondsen en fondsaanbieders beter kan vergelijken.
Benoeming Diane Griffioen De directie van ABB stelde Diane Griffioen voor als statutair directeur van ABB. Zij is per 1 oktober 2012 in deze functie benoemd. Hiermee is de directie uitgebreid van twee tot drie bestuurders.
Samenstelling van de raad Tijdens de vergadering van participanten van 26 april 2012 nam Ted Strop-von Meijenfeldt afscheid als lid van de raad. De voorzitter dankte haar voor haar jarenlange deskundige inbreng. Als nieuw lid van de raad van toezicht stelde de voorzitter Nico Roozen voor. Hij brengt veel expertise op het gebied van duurzaam ondernemen met zich mee, vooral als het gaat om fair trade-initiatieven (eerlijke handel en eerlijke productie) in minder ontwikkelde gebieden. Zijn benoeming is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten. Zoals gebruikelijk doorliep Nico Roozen een introductieprogramma bij de organisatie. De jaarlijkse zelfevaluatie van de raad, inclusief de evaluatie van het functioneren van de directie, vond op 4 april 2012 plaats. Naast de interne samenwerking bespraken we of een interne auditcommissie zou moeten worden aangesteld, en de herziening van het reglement van de raad.
Slot Wij danken de directie van ABB voor de plezierige samenwerking en de open wijze waarop zij de raad steeds tegemoet treedt, en de medewerkers van de ASN Bank en ABB voor de wijze waarop zij hun werkzaamheden voor het fonds hebben verricht. Den Haag, 8 april 2013 De raad van toezicht Cateautje Hijmans van den Bergh (voorzitter) Kees Koedijk (vicevoorzitter) Mijntje Lückerath-Rovers Roland van Geest Nico Roozen
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
7
2 V erslag van de beheerder
Zonnepanelen Lavansol in Les Mées Foto: B. Horvat
2.1 Opzet en opdracht van het fonds Het ASN Groenprojectenfonds is opgericht door ASN Bank N.V. Sinds 15 november 1995 is het een fonds voor gemene rekening met een open-end karakter. De beheerder van het fonds is ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. De afdeling Duurzame Financieringen van de ASN Bank voert het projectbeheer; Pettelaar Effectenbewaarbedrijf N.V. is de bewaarder.
8
Het ASN Groenprojectenfonds is aangewezen als ‘groene instelling’ in het kader van de Regeling groenprojecten 2010, een fiscale faciliteit van de overheid. Het fonds biedt particuliere beleggers de mogelijkheid rechtstreeks en met fiscale voordelen in milieuvriendelijke projecten te beleggen. De overheid wijst groene instellingen aan. Het doel en de feitelijke werkzaamheden van groene instellingen – dus ook van het ASN Groenprojectenfonds – bestaan eruit dat zij voor ten minste 70% beleggen in daartoe aangewezen projecten (zie bijlage 2). Deze projecten dienen in het belang te zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos. De fiscale faciliteit vormt een stimulans om dergelijke groenprojecten (verder) te ontwikkelen. Het concept ‘groene instelling’ beantwoordt in hoge mate aan de maatschappelijke opdracht van de ASN Bank. Op deze opdracht is het beleggingsbeleid gebaseerd dat de bank reeds jaren hanteert. Wij zijn voortrekkers van beleggen en financieren met oog voor een rechtvaardige, duurzame samenleving. Wij financieren projecten en verstrekken kredieten als onderdeel van ons streven om maatschappelijke veranderingen tot stand te brengen op het gebied van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, milieu, het gebruik van grondstoffen en hulpbronnen. Groenbeleggen is daarbij een bijzonder instrument. Dankzij de fiscaal vriendelijke behandeling van groenbeleggers kunnen wij op grote schaal privaat geld tegen gunstige voorwaarden beschikbaar stellen voor investeringen in milieu- en energieprojecten. De hoofdrol is weggelegd voor particuliere beleggers, die hiermee bijdragen aan een duurzame samenleving. Ook banken spelen een belangrijke rol. Zij zorgen met hun groenbeleggingsfondsen voor het beheer van de ingelegde gelden en de financiering van groene projecten.
Fondsprofiel Het ASN Groenprojectenfonds belegt in projecten, vooral in Nederland, die direct gericht zijn op verbe-
tering van het milieu. Het stelt ondernemers in staat om natuur- en milieuprojecten uit te voeren die anders wellicht niet te realiseren zijn. De Nederlandse overheid heeft deze projecten erkend in het kader van de Regeling groenprojecten 2010. Het fonds belegt vooral in duurzaam bouwen, windenergie en decentrale energievoorziening (warmte-koudeinstallaties). Het ASN Groenprojectenfonds is in het kader van deze regeling goedgekeurd als ‘groene instelling’. Onderdeel van de Regeling groenprojecten is dat beleggers in groenfondsen kunnen profiteren van een fiscaal voordeel van maximaal 1,9% (2012). Hiermee wil de overheid milieu-initiatieven stimuleren. In bijlage 2 vindt u de integrale tekst van de Regeling groenprojecten 2010.
2.2 Fondsontwikkelingen en kerncijfers Rendement Het totale rendement van het ASN Groenprojectenfonds over 2012 kwam uit op 5,69%, inclusief herbelegd dividend (2011: 0,60%). Dit staat los van het fiscale voordeel voor particuliere beleggers, dat over 2012 maximaal 1,9% bedroeg. Wij vergelijken de resultaten van het fonds niet met een benchmark. In Nederland ontbreekt een index die zou kunnen dienen als benchmark voor groenfondsen. Bovendien streeft het fonds er niet naar beter te presteren dan enige benchmark, maar om zoveel mogelijk te investeren in projecten die de duurzaamheid bevorderen.
Regeling groenprojecten 2010 Het eerste deel van 2012 werd gekenmerkt door twijfel over het voortbestaan van de Regeling groenprojecten 2010. Begin 2012 was er een grote kans dat deze zou worden afgebouwd. Het was niet opportuun in dergelijke omstandigheden nieuwe markten aan te boren. Het Lente-akkoord bracht hierin verandering. Dit werd uitgewerkt in de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013. In juli namen de Eerste en Tweede Kamer deze wet aan. De wet houdt in dat de fiscale vrijstellingen voor beleggers in groenfondsen blijven bestaan, terwijl zij vervallen voor beleggers in sociaal-ethische en culturele fondsen. Het verheugt ons dat de Regeling groenprojecten is behouden. Dat bevordert de duurzaamheidsslag die in Nederland nodig is op het gebied van duurzame energie en natuurbehoud.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
In Bijlage 1 leest u wat het voortbestaan van de Regeling groenprojecten betekent voor particuliere beleggers in groenfondsen. De duidelijkheid over de fiscaliteit van groenfondsen betekende dat wij niet langer rekening hoefden te houden met een mogelijke uitstroom van beleggers uit het ASN Groenprojectenfonds. De duidelijkheid over de Regeling groenprojecten gaf ons de kans actief nieuwe markten aan te boren. Wij vonden in redelijk korte tijd verschillende projecten van woningcorporaties voor duurzaam bouwen.
Strategie en aandachtsgebieden van het fonds De strategie van het ASN Groenprojectenfonds was in 2012 onveranderd. Wij concentreren ons op de financiering van projecten voor wind- en zonne-energie, decentrale energie-installaties (warmte-koudeinstallaties, ofwel WKO) en duurzaam bouwen. Het fonds verstrekte in 2012 voor € 64 miljoen (2011: € 13 miljoen) aan nieuwe leningen. In totaal financierde het ASN Groenprojectenfonds in 2012 voor € 32 miljoen projecten op het gebied van duurzaam bouwen, voor € 20 miljoen windenergieprojec- ten, voor € 8 miljoen overige projecten en voor € 4 miljoen projecten op het gebied van decentrale energie. In paragraaf 2.4 vindt u een overzicht van de nieuwe leningen. Het ASN Groenprojectenfonds financierde diverse projecten met een maatschappelijke bestemming, zoals zorglocaties en sociale-huurwoningen. Stichting Woonconcept, Stichting Portaal en Stichting Volkshuisvesting Wooncompagnie zijn drie voorbeelden van dergelijke projecten. Ondanks de negatieve invloed van de economische crisis op de vastgoedmarkt signaleren wij duidelijk dat vele woningbouwcorporaties, verenigingen van eigenaars en lokale samenwerkingsverbanden initiatieven nemen om bestaande bebouwing te verduurzamen. Soms doen zij dat met behulp van een ‘energy service company’ ofwel ESCo. Een ESCo is een samenwerkingsverband tussen ingenieurs- en installatiebureaus. De ESCo verzorgt alle duurzameenergiediensten, alsmede de realisatie en financiering ervan. Daarbij gaat het vooral om de opwekking, distributie en levering van warmte, koude en elektriciteit (bijvoorbeeld van WKO-installaties en zonnepanelen). Energiebesparing en duurzame energie staan daarbij centraal. De ASN Bank en het ASN Groenprojectenfonds bieden hierin ondersteuning. De mogelijkheden om zonne-energie te financieren verbeterden in 2012. De oorzaak was dat de kost-
prijs voor elektriciteit uit zonne-energie-installaties (fotovoltaïsche zonne-energie) is gedaald tot onder het niveau dat kleinverbruikers betalen voor elektriciteit uit het net. Voor investeerders is het echter een juridische en commerciële opgave om kleine projecten van kleinverbruikers te bundelen tot een financierbaar cluster. Het bleek in 2012 lastig om nieuwe windprojecten te financieren. Vooral de nieuwe opzet van de subsidieregeling duurzame energieproductie (SDE+) zorgde ervoor dat windprojecten niet of nauwelijks aan bod kwamen bij de toekenning van subsidie. Hierdoor is de ontwikkeling en bouw van veel windprojecten behoorlijk vertraagd. Ondanks deze lastige marktomstandigheden maakte het ASN Groenprojectenfonds toch verschillende aansprekende windprojecten mede mogelijk, met name bij Vlissingen en Schiphol.
Financieel resultaat Het resultaat van het ASN Groenprojectenfonds bedroeg € 16,9 miljoen. (2011 1,6 miljoen). De grote stijging is voornamelijk veroorzaakt door een sterke toename van niet-gerealiseerde waardeveranderingen: van € 2,2 tot € 13,2 miljoen. Dit is het gevolg van de gedaalde marktrente. De opbrengsten uit beleggingen zijn met 13,5% gedaald tot € 6,3 miljoen. De mutatie in de voorzieningen is gedaald van € 5,0 tot € 0,3 miljoen.
9
Kerncijfers 2012 Rendement
in %
2012 2011 Laatste drie jaar (gemiddeld per jaar) Laatste vijf jaar (gemiddeld per jaar) Laatste tien jaar (gemiddeld per jaar) Gemiddeld per jaar sinds start (15-11-1995)
Kerncijfers
3,29
in euro’s
Koers ultimo 2012 Koers ultimo 2011 Hoogste koers in 2012 Laagste koers in 2012 Dividend over het boekjaar 2011 Fondsomvang in miljoenen euro’s ultimo 2012 Aantal geplaatste participaties ultimo 2012
10
5,69 0,60 1,95 2,66 2,37
26,53 25,59 26,54 25,58 0,50
Sectorverdeling
in % van de portefeuille
Biovergisting 3,1% Zonne-energie Niet-groene 0,5% portefeuille 2,8% Overig groenprojecten Duurzaam 16,6% bouwen 37,8%
Decentrale energievoorzieningen 15,3%
Windenergie 23,9%
339,42 12.786.414
Vijf grootste debiteuren in % van het fondsvermogen
Stichting Groenfonds Stichting Portaal ING Groenbank N.V.* Stichting Woonconcept Windpark Martens B.V.
16,2 10,5 10,2 5,5 3,2
* Groene leningen van ING Groenbank N.V. (voorheen Postbank Groen N.V.) in duurzaam bouwen en warmte-koude-installaties.
Totalekostenpercentage (TKP) 2012 Lopende kosten 2012 Omloopfactor 2012
1,00% 1,01% 1,52%
Eventuele verschillen tussen het totalekostenpercentage en de lopende kosten worden veroorzaakt door een verschillende wijze van berekening, zoals in de jaarrekening wordt toegelicht.
Kerncijfers laatste vijf jaar
Jaar
2012 2011 2010 2009 2008
Omvang vermogen (x € 1.000)
339.419 309.240 353.186 354.514 343.594
Aantal Totale uitstaande opbrensten1 participaties (x € 1.000)
12.786.414 12.072.630 13.656.741 13.406.037 13.166.474
7.845 8.321 9.310 10.663 10.664
Totale kosten (x € 1.000)
Koers einde jaar (€)
Intrinsieke waarde per participatie (€)
Uitbetaald dividend (€)
Rendement inclusief herbelegging2
3.388 8.151 3.596 3.415 3.424
26,53 25,59 25,85 26,44 26,06
26,55 25,61 25,86 26,44 26,10
0,50 0,40 0,50 0,50 0,50
5,69% 0,60% -0,34% 3,29% 4,16%
) De opbrengsten zijn exclusief waardeverandering van beleggingen.
1
) De rendementen zijn gebaseerd op de intrinsieke waarde aan het einde van het jaar.
2
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
2.3 Vooruitzichten Wij verwachten dat de markt voor groene projecten in 2013 niet sterk zal veranderen. We blijven ons concentreren op projecten in duurzame energie en duurzaam bouwen. De sector sociale woningbouw kampt met wetsvoorstellen die het misschien moeilijker maken om energiebesparende investeringen te doen. Tegelijkertijd dringen steeds meer huurders er bij de woningcorporaties op aan woningen te verduurzamen, omdat zij bang zijn dat de energiekosten verder stijgen. Ook de bouwwereld krijgt meer belangstelling voor duurzame renovatie en het aanbrengen van installaties voor nieuwe energie. Bouwbedrijven zien in deze sector mogelijkheden om arbeidsplaatsen te behouden. De ministeries van Binnenlandse Zaken, van Economische Zaken, Innovatie en Landbouw en van Financiën zijn met ondernemingen en maatschappelijke organisaties in overleg over mogelijkheden de economie aan te jagen en de verduurzaming van woningen te realiseren. Zonne-energie wordt steeds goedkoper. Dat zou het fonds kansen kunnen bieden, ware het niet dat projecten voor zonne-energie in Nederland nauwelijks te vinden zijn. Wel zien wij mogelijkheden om kleine projecten van kleinverbruikers, die zijn gebundeld tot een financierbaar cluster, te financieren. Verder willen we ook projecten financieren die gebruik kunnen maken van de aangekondigde differentiatie van energiebelasting voor lokale duurzame-energieprojecten of van de subsidieregeling duurzame energieproductie (SDE+-regeling).
gen. Daarbij kwam dat het flankerende overheidsbeleid niet optimaal was, terwijl de economische omstandigheden verslechterden. Dat leidde ertoe dat ondernemers minder kredietaanvragen deden. Om in 2013 en daarna de fiscale faciliteiten te behouden heeft het Groenberaad van de Nederlandse Vereniging van Banken een studie laten uitvoeren door CE Delft. Daaruit bleek zonneklaar hoeveel resultaat de groene leningen opleveren, zowel voor de economie als voor het milieu. Dit geeft ons hoop dat de regering overtuigd blijft van het belang van de groenfondsen en groenbanken. Om de ondernemers weer attent te maken op de mogelijkheden die er zijn, heeft het Groenberaad een communicatieplan laten maken. Dit wordt in 2013 uitgevoerd. Wij verwachten dat hiermee zowel de instroom als de uitzettingen zullen toenemen.
2.4 Nieuwe leningen De beleggingen van het ASN Groenprojectenfonds bestaan overwegend uit onderhandse leningen aan ondernemingen en non-profitorganisaties, die merendeels hypothecair zijn afgedekt of op andere wijze gegarandeerd zijn. Het fonds verstrekte in 2012 voor € 63.905.322 aan nieuwe leningen. Een groot deel van dit bedrag werd in eerste instantie in bouwdepots geplaatst. In de loop van het jaar werden de projecten uit deze depots gefinancierd. Het fonds verstrekte de volgende nieuwe leningen:
Duurzame energie: wind n
De verwachting voor windenergie voor 2013 lijkt wat gunstiger dan in 2012 dankzij enkele aanpassingen in de wet- en regelgeving. Of dit direct leidt tot meer windfinancieringen dan in 2012, is echter nog even afwachten. Het toekomstige rendement van het fonds zal sterk afhangen van de renteontwikkeling op de Nederlandse kapitaalmarkt. Als de rente stijgt, daalt de waarde van de participaties in het fonds op de korte termijn. Het fonds kan op dat moment leningen echter herbeleggen tegen de hogere rentes, zodat de waarde van de participaties op langere termijn kan stijgen. Het fiscale voordeel dat beleggers van het ASN Groenprojectenfonds genieten, stond in 2012 onder druk. Dit belemmerde de groei van het fondsvermo-
n
Bevordering Windenergie Nederland B.V. Het ASN Groenprojectenfonds verstrekte in totaal voor ruim € 14,8 miljoen leningen aan Bevordering Windenergie Nederland B.V. (BWN) voor de bouw van vier nieuwe windturbines in het havengebied van Vlissingen. Deze Enercon E-82 3MW windturbines vervangen de zeven kleinere turbines die hier enkele decennia geleden waren gebouwd.
Windpark A4 Het fonds verstrekte voor ruim € 5,3 miljoen leningen aan energie- en afvalnutsbedrijf HVC. Dit bouwt een windpark van drie windturbines ten oosten van de A4 bij Leimuiderbrug, ongeveer twaalf kilometer ten zuiden van de luchthaven Schiphol. Bij de hoogte van de windturbines is rekening gehouden met de eisen en aanvliegroutes van Schiphol. De aandeelhouders van HVC
11
zijn 56 gemeenten en zes waterschappen. HVC wil een forse bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van deze aandeelhouders. Daarom is het niet alleen actief in afvalinzameling en grondstoffenbeheer, maar ook in de verduurzaming van de energievoorziening van de deelnemende overheden.
WKO-installatie van ‘De Vecht’ te Hoogeveen gefinancierd. De derde lening, van € 366.632, financierde de WKO-installatie voor 59 appartementen van ‘het Anker’ te Assen.
Duurzaam bouwen n
Duurzame energie: WKO-installaties n
12
n
n
n
n
ZON Energie LDC Zandvoort Met een lening van € 814.747 financierde het fonds ZON Energie LDC Zandvoort B.V. voor installaties voor warmte-koudeopslag (WKO) in project Louis Davids Carré in Zandvoort. De gemeente wil met dit project een deel van het stadscentrum vernieuwen. Het bestaat uit twee scholen en 181 woningen, en verder een openbare bibliotheek, sportzaal, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en gezondheidscentrum.
VAANSTER XI B.V.: Monarch I en II Het fonds verstrekte een lening van € 1,2 miljoen voor de financiering van een decentrale-energieopwekkinginstallatie voor twee kantoorgebouwen in Den Haag: Monarch I en II. De twee gebouwen hebben een totaal oppervlak van 33.500 m2 en zijn gelegen aan de Utrechtsebaan (A12) in het Beatrixkwartier in Den Haag. Zij voldoen aan de hoogste ambities op het vlak van duurzaam bouwen.
n
Stichting Portaal tichting Portaal is een van de koplopers in S duurzame bouw in Nederland. Het ASN Groenprojectenfonds financierde twee projecten: € 10 miljoen voor 298 duurzame nieuwbouwwoningen aan de Diamantlaan in Leiden, en € 7 miljoen voor 208 duurzame nieuwbouwwoningen aan de Grote Trekdreef te Utrecht.
Spaarnelanden N.V. Het fonds verstrekte een lening van van € 2,2 miljoen voor het duurzame nieuwbouwcomplex van Spaarnelanden aan de Minckelersweg 40 te Haarlem.
Natuur n
Stichting Nationaal Groenfonds
Het fonds verstrekte Stichting Nationaal Groenfonds een lening van € 8 miljoen met een looptijd van 4,5 jaar. Hiermee verstrekt het Nationaal Groenfonds op zijn beurt leningen aan provincies voor de aankoop en ontwikkeling van natuurgebieden voor de aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur.
Vaanster XI B.V.: Poort Halfweg Poort Halfweg is een initiatief om oude delen van Heerhugowaard te veranderen in plekken voor wonen, veiligheid, parkeren, winkelen en andere gebruiksfuncties. Het ASN Groenprojectenfonds financierde een decentrale-energieopwekkinginstallatie voor Poort. De installatie is bedoeld voor acht winkels en 141 appartementen. De lening bedraagt € 972.000.
Stichting Volkshuisvesting Wooncompagnie Het ASN Groenprojectenfonds financierde de duurzame warmte-koudeopslag met warmtepompen van Zorgboerderij de Hulst Oterleek in de gemeente Schermer. Deze lening bedraagt € 595.000.
Stichting Woonconcept Stichting Woonconcept ontving drie leningen. De eerste lening, van € 11,9 miljoen, is bestemd voor de realisatie van 184 zorgwoningen te Meppel. Met de tweede lening van € 673.943 is de
2.5 Jaarvergadering van participanten Op donderdag 26 april 2012 vond in de Beurs van Berlage te Amsterdam de jaarlijkse vergadering plaats van participanten in het ASN Groenprojectenfonds. In het halfjaarbericht is hiervan verslag gedaan. Beleggers in het ASN Groenprojectenfonds kunnen de notulen van de vergadering opvragen bij ABB via de ASN Klantenservice op 0800 - 03 80 (gratis), van maandag tot en met vrijdag tussen 9.00 en 17.30 uur.
2.6 Beheerkosten ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. voert de directie en het beheer over het ASN Groenprojectenfonds. Hiervoor brengt zij een vast percentage in rekening, het TKP (totalekostenpercentage). Het
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
TKP wordt jaarlijks berekend over het vermogen van het fonds. Dankzij deze systematiek weet de belegger precies wat de opbouw van de kosten in het beleggingsfonds is. De beheerder betaalt op zijn beurt uit deze inkomsten alle kosten die samenhangen met de directievoering en het beheer van dit fonds. Dit zijn de personeelskosten, organisatiekosten, marketingkosten, de kosten van vermogensbeheer, duurzaamheidsanalyse, administratieve dienstverlening, kosten van derdendistributie, (advies)diensten, accountantskosten en overige kosten. Momenteel staat de structuur van distributievergoedingen aan aanbieders van fondsen in Nederland ter discussie. Per 1 januari 2014 worden de distributievergoedingen afgeschaft. Distributeurs gaan deze kosten dan rechtstreeks aan beleggers in rekening brengen. Op dit moment kunnen wij echter nog geen duidelijkheid verschaffen over de definitieve invloed van deze maatregel op de totale kostenopbouw van het fonds. Uitgangspunt van onze beleggingen is bevordering van een duurzame wereld, niet het behalen van het hoogst mogelijke rendement. Daarom ontvangt de beheerder geen prestatiebeloning (performance fee). Het totalekostenpercentage (TKP) bedraagt 1% en is geheel gerelateerd aan de omvang van het beheerde vermogen.
Lopende kosten De (jaarlijkse) vergoeding voor het beheer van het fonds wordt uitgedrukt in een percentage (de lopende kosten). Tot en met het halfjaarverslag van 2012 hanteerden wij de total expense ratio (TER) om de kosten in het fonds weer te geven. Recent zijn de regels over kostentransparantie gewijzigd. In artikel 5:2 van de Nadere Regeling Gedragsregels Financiële Ondernemingen (NRgfo) is de toelichting van de lopendekostenfactor (LKF) vereist. De LKF is gelijk aan de factor van de totale kosten die ten laste van het fonds komen ten opzichte van het gemiddelde fondsvermogen. Het verschil tussen de TER en de LKF is als volgt. Het gemiddelde fondsvermogen bij de TER wordt berekend door het gemiddelde op vijf meetmomenten te nemen. Bij de LKF wordt het gemiddelde bepaald op basis van de frequentie waarmee de net asset value (NAV) wordt afgegeven. Alle NAV’s die gedurende het jaar worden afgegeven, worden opgeteld en gedeeld door het aantal afgegeven NAV’s. De LKF geeft daarmee een nauwkeuriger niveau van de kosten weer dan de TER. Er is geen verschil in het niveau van de kosten
van de fondsen bij de berekening van de TER en de LKF. Als gevolg van de gehanteerde berekeningsmethode kunnen de lopende kosten gering afwijken van het TKP. Over 2012 bedroegen de lopende kosten voor het ASN Groenprojectenfonds 1,01% (2011: 0,99%). Deze kosten worden aan de beleggers niet apart in rekening gebracht, maar in de koers van het fonds verrekend.
2.7 Fondsdocumentatie Op 25 oktober 2012 verscheen een geactualiseerd prospectus, inclusief gewijzigde voorwaarden van beheer en bewaring. Het prospectus wordt jaarlijks geactualiseerd; in 2012 wachtten we hiermee tot er zekerheid was over de toekomst van de Regeling groenprojecten en de fiscale faciliteiten voor particuliere beleggers. De voorwaarden van beheer en bewaring zijn aangepast omdat de zesmaandstermijn verviel. Deze hield in dat beleggers participaties in het ASN Groenprojectenfonds pas zes maanden na aankoop konden verkopen. Deze voorwaarde is vervallen per 25 oktober 2012. Tot slot zijn de voorwaarden voor beheer en bewaring en het registratiedocument geactualiseerd. De Financiële bijsluiter werd vervangen door het document Essentiële Beleggersinformatie. Deze informatie maakt het voor de beleggers beter mogelijk fondsen en fondsaanbieders met elkaar te vergelijken. Deze documenten zijn beschikbaar via de website www.asnbank.nl/beleggen > Brochures en documenten. De herziening van het prospectus en het document Essentiële Beleggersinformatie is een doorlopend proces.
2.8 Administratieve organisatie en interne controle Wij beschikken over een beschrijving van de bedrijfsvoering die voldoet aan de eisen van de Wet op het financieel toezicht en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo). Wij hebben gedurende het afgelopen boekjaar verschillende aspecten van de bedrijfsvoering beoordeeld. Bij onze werkzaamheden hebben wij geen
13
constateringen gedaan op grond waarvan wij zouden moeten concluderen dat de beschrijving van de opzet van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 121 van het Bgfo niet voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet op het financieel toezicht en daaraan gerelateerde regelgeving. Op grond hiervan verklaren wij als beheerder voor het ASN Groenprojectenfonds te beschikken over een beschrijving van de bedrijfsvoering zoals bedoeld in artikel 121 Bgfo, die voldoet aan de eisen van het Bgfo. Ook hebben wij niet geconstateerd dat de bedrijfsvoering niet effectief en niet overeenkomstig de beschrijving functioneert. Derhalve verklaren wij met een redelijke mate van zekerheid dat de bedrijfsvoering gedurende het verslagjaar 2012 effectief en overeenkomstig de beschrijving heeft gefunctioneerd. 14
2.9 Fund governance en risicobeleid
in kredietopslagen. Het renterisico is groter als de gemiddelde looptijd langer is. Om het risico van liquiditeit en verhandelbaarheid en het groene-instellingsrisico te beheersen monitort de beheerder de dagelijkse in- en uitstroom, mede op basis van liquiditeitsprognoses. De overheid merkt het ASN Groenprojectenfonds aan als groenfonds als het minimaal 70% van het fondsvermogen in groenprojecten belegt. Zonder dat wij extra marketinginspanningen verrichtten, was er in december sprake van een sterke instroom. Dat zette het percentage groenbeleggingen onder druk: per 31 december 2012 was 69,5% van het fondsvermogen in groenprojecten belegd. Kort na 31 december was het fonds weer voor minstens 70% in groenprojecten belegd. Deze tijdelijke daling tot onder 70% heeft geen gevolgen voor het fonds en voor de beleggers.
Den Haag, 8 april 2013 Directie ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V.
De beheerder heeft voor het ASN Groenprojectenfonds de ‘Principles of Fund Governance’ die zijn opgesteld door de Dutch Fund Association (DUFAS) aanvaard. In maart 2011 heeft DUFAS in dit kader de Handreiking Risicomanagement voor Beleggingsinstellingen en Beleggingsondernemingen uitgegeven. De directie van ABB heeft besloten tot implementatie van deze handreiking, en in kaart gebracht wat dit in de praktijk inhoudt. Zij heeft begin 2012 het beleid dat daaruit voortvloeit, bekrachtigd. De Gedragscode Fund Governance vindt u op www.asnbank.nl/beleggen > Over de beheerder.
2.10 Risico’s De risico’s zijn beschreven in paragraaf 3.4. De risico’s die in 2012 de meeste invloed hadden, waren het renterisico, marktrisico, debiteurenrisico, liquiditeitsrisico, verhandelbaarheidsrisico en groeneinstellingsrisico. ABB identificeert deze risico’s. Het fonds belegt maximaal 15% van het fondsvermogen in één lening. Dat beperkt het debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden fluctueert onder andere als gevolg van veranderingen in marktrentes. Stijgt de (kapitaal)marktrente ten opzichte van bijvoorbeeld de (vaste) couponrente van een lening, dan daalt de waarde van de belegging en andersom. Belangrijke factoren die invloed hebben op marktrentes, zijn veranderingen in de verwachte wijziging van het inflatietempo en
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
15
3 Jaarrekening
Aanbrengen van dakisolatie Foto: F. Franssen
3.1 Balans
Voor winstbestemming en in duizenden euro’s
31-12-2012
31-12-2011
247.237 -5.262 241.975
244.210 -4.952 239.258
7.912 94.746 5.214 97.444
10.906 60.985 1.909 69.982
339.419 329.860 -7.295 16.854 339.419
309.240 310.746 -3.145 1.639 309.240
Beleggingen Vastrentende waarden Af: voorziening kredieten
Vorderingen Overige activa Liquide middelen 16
Kortlopende schulden Vorderingen en overige activa min kortlopende schulden Activa min kortlopende schulden
Fondsvermogen Geplaatst kapitaal Overige reserves Onverdeeld resultaat Totaal
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
3.2 Winst- en verliesrekening
In duizenden euro’s
2012
2011
6.264 -838 13.235 153 1.428
7.218 -703 2.172 25 1.078
20.242 3.078
9.790 3.199
310 3.388 16.854
4.952 8.151 1.639
Opbrengsten uit beleggingen Rente leningen, hypotheken
Gerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen Niet-gerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen Overige bedrijfsopbrengsten Commissie leningen Rente rekening-courant Som van de bedrijfsopbrengsten
Lasten Beheervergoeding
Voorzieningen Mutatie voorzieningen kredieten Som van de bedrijfslasten Resultaat
17
3.3 Kasstroomoverzicht
In duizenden euro’s
2012
2011
16.854 838 -13.235
1.639 703 -2.172
310 -63.439 72.809
4.952 -5.007 50.238
2.994 3.305
-7.339 -29.064
20.436
13.950
39.742 -20.628 -5.789
5.835 -46.332 -5.088
Mutatie liquide middelen Liquide middelen begin van de verslagperiode
13.325 33.761 60.985
-45.585 -31.635 92.620
Liquide middelen eind van de verslagperiode
94.746
60.985
Kasstromen uit beleggingsactiviteiten Resultaat Aanpassing om het resultaat aan te sluiten op de door de beleggingsactiviteiten gegenereerde kasstroom: Gerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen Niet-gerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen Mutatie voorzieningen 18
Aankoop van beleggingen Verkoop en aflossingen van beleggingen Mutaties in activa en passiva: Vorderingen Kortlopende schulden Nettokasstromen uit beleggingsactiviteiten
Kasstromen uit financieringsactiviteiten Uitgifte van participaties Inkoop van participaties Uitgekeerd dividend Nettokasstromen uit financieringsactiviteiten
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
3.4 Toelichting algemeen Het ASN Groenprojectenfonds is een fonds voor gemene rekening naar Nederlands recht, opgericht op 15 november 1995. Het fonds is niet genoteerd aan enige effectenbeurs. De verslagperiode is gelijk aan het kalenderjaar. Dit verslag heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2012. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht (Wft). Op onderdelen zijn in de jaarrekening bewoordingen gehanteerd die afwijken van de modellen omdat deze beter de inhoud van de post weergeven. De beheerder van het ASN Groenprojectenfonds, ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB), heeft een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 van de Wft. Het ASN Groenprojectenfonds heeft de status van fiscale beleggingsinstelling zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals nader is uitgewerkt in het Besluit beleggingsinstellingen. Dit houdt in dat het ASN Groenprojectenfonds geen (0%) vennootschapsbelasting verschuldigd is als het voldoet aan de voorwaarden die in de wet en het Besluit beleggingsinstellingen worden genoemd. Een van die voorwaarden is dat het fonds de winst die voor uitdeling beschikbaar is, binnen acht maanden na afloop van het boekjaar aan de participatiehouders uitkeert (de doorstootverplichting).
De reële waarde van een financieel instrument bij eerste opname is gelijk aan de kostprijs van het financiële instrument. Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen als een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot het financiële instrument aan een derde worden overgedragen.
Leningen De verstrekte leningen hebben geen marktnotering. De reële waarde van groenleningen, inclusief groenhypotheken, wordt bepaald op basis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Daarbij worden de resterende looptijd en mogelijkheid van vervroegde aflossing in acht genomen. Per lening wordt een afslag op de rentecurve bepaald. Daardoor wordt bij de bepaling van de contante waarde van de toekomstige kasstromen rekening gehouden met het fiscale voordeel dat de particuliere belegger kan hebben door te beleggen in een groenfonds. De gehanteerde rekenrente is de marktrente voor vergelijkbare financieringen. De kasstromen en de looptijden hiervan zijn in overeenstemming met die van de lening. Deze wordt eventueel verhoogd met een risico-opslag voor specifieke debiteurenrisico’s. Zo nodig wordt hierop een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Niet-groenleningen, inclusief hypotheken, worden op dezelfde wijze gewaardeerd als groenleningen, maar zonder rekening te houden met het belastingvoordeel.
Overige activa en passiva De jaarrekening is opgemaakt en goedgekeurd voor publicatie door de directie op 8 april 2013.
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Algemeen Tenzij anders vermeld zijn alle bedragen in duizenden euro’s vermeld en worden de posten die in de balans zijn opgenomen, gewaardeerd tegen marktwaarde.
Criteria opname in de balans Een financieel instrument wordt in de balans opgenomen zodra het waarschijnlijk is dat toekomstige economische voordelen van het financiële instrument naar het beleggingsfonds zullen vloeien.
De overige vorderingen, kortlopende schulden en voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor de overige vorderingen en kortlopende schulden is de nominale waarde nagenoeg gelijk aan de marktwaarde als gevolg van de korte looptijden van de betreffende posten.
Verwerking van plaatsing en inkoop van participaties De bedragen die zijn ontvangen respectievelijk betaald uit hoofde van plaatsing, respectievelijk inkoop van participaties, worden geheel verwerkt in het geplaatste kapitaal van het fonds.
Op- en afslag bij toe- en uittredingen Bij de uitgifte en inkoop van participaties van het fonds worden geen kosten voor op- en afslag in rekening gebracht.
19
Grondslagen voor de resultaat bepaling Baten en lasten worden in de winst- en verliesrekening verantwoord in de periode waarop zij betrekking hebben. Het resultaat bestaat uit in de verslagperiode gerealiseerde en niet-gerealiseerde waardeveranderingen, de opgelopen renten, onder aftrek van de kosten die aan de verslagperiode zijn toe te rekenen, en de mutatie in de voorzieningen.
Kasstroomoverzicht
20
Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst van de liquide middelen die gedurende het verslagjaar beschikbaar zijn gekomen en de wijze waarop deze zijn aangewend. De kasstromen zijn gesplitst in operationele beleggingsactiviteiten en financieringsactiviteiten. Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. In het kasstroomoverzicht wordt het resultaat door middel van aanpassingen hierop tot kasstromen herleid. Deze aanpassingen betreffen onder meer correcties op de overlopende posten.
Financiële risico’s en beheersingsmaatregelen De activiteiten van het ASN Groenprojectenfonds kunnen financiële risico’s van verscheidene aard met zich meebrengen. Deze risico’s bestaan uit marktrisico, renterisico, kredietrisico, valutarisico, liquiditeitsrisico en groene-instellingsrisico. De risico’s komen voort uit het beheren van de beleggingsportefeuille. Deze risico’s worden hieronder nader toegelicht en gekwantificeerd. ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB) herziet jaarlijks het risicobeleid voor het ASN Groenprojectenfonds. In 2012 is dit beleid vastgelegd. Het identificeert de belangrijkste risico’s die het beheer van beleggingsinstellingen beïnvloeden, zodat passende beheersmaatregelen kunnen worden getroffen. Verder vormen de beleidsuitgangspunten de basis voor het monitoren van de risico’s. Het doel van risicomanagement is drieledig: n Beheerste en integere bedrijfsvoering. n Naleven van wet- en regelgeving. n Handelen in het belang van beleggers c.q. nakomen van de zorgplicht.
Het risicomanagementbeleid is verdeeld in de twee onderdelen: 1. Governance De (overkoepelende) bestuurlijke inrichting en organisatie van de risicomanagementprocessen. 2. Risicomanagementproces n Risico-identificatie: het vaststellen van de risico’s. n Risicobeheersing/limieten: de maatregelen die zijn en worden genomen om de geïdentificeerde risico’s te mitigeren. n Risicomonitoring en rapportage. ABB voert jaarlijks een risicoanalyse uit, zowel voor zijn eigen activiteiten als voor de beleggingsfondsen die het beheert. Enkele risicomanagementactiviteiten vinden plaats bij externe partijen. Ondanks de uitbesteding is ABB als beheerder eindverantwoordelijk voor het beleid en de bijbehorende processen ten aanzien van het fonds. Bij de partij waaraan het projectbeheer is uitbesteed, ziet ABB er als beheerder op toe dat zij het beleid goed uitvoert en dat zij het risicobeheer en de operationele activiteiten scheidt. De belangrijkste risicobeheersmaatregelen zijn vastgelegd in de AO/IC-beschrijving en het prospectus. Aangezien de projectbeheerder het beleggingsbeleid uitvoert, zijn daar de bepalingen uit het prospectus en de projectbeheerovereenkomst vastgelegd.
Marktrisico De beleggingen zijn blootgesteld aan marktschommelingen en risico’s die inherent zijn aan het beleg- gen in financiële instrumenten. De waarde van be- leggingen kan fluctueren vanwege vele factoren, zoals de verwachtingen over de economische groei, inflatie en prijsontwikkeling op goederen- en valutamarkten. Daarnaast kan de waarde van de beleggingen fluctueren als gevolg van bijvoorbeeld politieke en monetaire ontwikkelingen. Marktrisico’s kunnen verschillen per beleggingscategorie. Zij nemen toe door de spreiding van de beleggingen te beperken tot een bepaalde regio of sector en/of door keuze van individuele beleggingen. Het is mogelijk dat de waarde van beleggingen in de hele markt of in een bepaalde regio of sector daalt. ABB tracht het marktrisico te beperken door een zorgvuldige selectie van de beleggingen van het fonds. Het fonds belegt in Nederlandse groenprojecten. Door dit specifieke beleid is het fonds bloot-
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
gesteld aan een significant marktrisico. Hieronder ziet u de spreiding van de beleggingen over verschillende sectoren.
Windenergie Biovergisting Decentrale energievoorziening Duurzaam bouwen Zonne-energie Overige groenprojecten Totaal groene beleggingen Niet-groene portefeuille Totaal beleggingen
% van de Marktwaarde portefeuille (in € 1.000) 23,93% 59.164 3,09% 7.629 15,30%
37.839
37,82% 0,48%
93.505 1.195
16,63%
41.113
97,25%
240.445
2,75%
6.792
100,0%
247.237
Renterisico De waarde van beleggingen in vastrentende waarden fluctueert onder andere als gevolg van veranderingen in marktrentes. Stijgt de (kapitaal)marktrente ten opzichte van bijvoorbeeld de (vaste) couponrente van een lening, dan daalt de waarde van de lening en andersom. Belangrijke factoren die invloed hebben op marktrentes, zijn veranderingen in de verwachte wijziging van het inflatietempo en in kredietopslagen. De mate van rentegevoeligheid is ook afhankelijk van de duration (de gemiddelde rentetypische looptijd) van het fonds. Hoe langer de gemiddelde rentetypische looptijd (duration) van de portefeuille vastrentende waarden of van een lening, des te groter is het effect van een renteverandering op de koers van de lening of de waardering van de portefeuille. Het renterisico is dus groter als de gemiddelde looptijd langer is. Onderstaande tabel geeft inzicht in het renterisico. De modified duration geeft een indicatie wat de procentuele waardemutatie van de portefeuille zou zijn bij een wijziging van de marktrente van één procent.
Effectief rendement Couponrendement Gemiddeld resterende looptijd Modified duration
2012 1,50% 2,53%
2011 2,74% 2,57%
5,26 jaar 3,89%
3,92 jaar 2,68%
Voor de leningen in de portefeuille van het ASN Groenprojectenfonds gelden de volgende resterende looptijden:
Looptijd
Nominale waarde (in duizenden euro’s)
Procentueel
< 1 jaar 1- 5 jaar > 5 jaar Totaal
30.924 33.194 177.857 241.975
12,78% 13,72% 73,50% 100 %
Kredietrisico Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De beleggingen van het fonds bestaan overwegend uit onderhandse leningen aan overheden, ondernemingen en non-profit-organisaties. Bij het verstrekken van onderhandse leningen bestaat het risico dat de kredietnemer niet aan de rente- en/of aflossingsverplichtingen kan voldoen. ABB beheerst dit risico door bij de selectie van beleggingen de kredietwaardigheid van de debiteur te beoordelen, evenals de kwaliteit van het management van de onderneming waaraan het fonds een krediet verstrekt. Daarnaast zijn de kredieten vaak gedekt door onder meer hypotheek- of pandrechten, borgstellingen of garanties van derden (bijvoorbeeld het Waarborgfonds Sociale Woningbouw). Verder wordt het risico beperkt doordat een belegging in één project in beginsel niet meer dan 15% van het fondsvermogen mag bedragen. Gedurende de looptijd van de lening monitort de beheerder de kredieten actief. Bij significante betalingsachterstanden of onzekerheid over terugbetaling zet hij ook de expertise in van de afdeling Bijzonder Beheer van SNS Bank N.V., de moedermaatschappij van de ASN Bank. Het ASN Groenprojectenfonds wijst alle leningnemers een risicocategorie toe. Dit gebeurt op basis van een risicoanalyse. In de tabel hierna wordt per risicocategorie het volume van de portefeuille als percentage van het totaal weergegeven. Risico 1 staat voor het laagste risico en risico 5 staat voor het hoogste risico. De kwaliteit van de financieringsportefeuille van het ASN Groenprojectenfonds is over het algemeen goed. De gewogen gemiddelde risicoclassificatie (het gemiddelde van de gehele financieringsportefeuille op basis van het uitstaande obligo van het ASN Groenprojectenfonds) bedroeg ultimo 2012: 1,8 (ultimo 2011: 1,7). De directie acht dit een gemiddeld goede kwaliteit. Ten opzichte van ultimo 2011 is de kwaliteit van de financieringsportefeuille
21
vrijwel onveranderd. Hierdoor is het debiteurenrisico voor het fonds vrijwel hetzelfde als in 2011.
Risicoklasse 1 Risicoklasse 2 Risicoklasse 3 Risicoklasse 4 Risicoklasse 5 Totaal
2012 73% 1% 12% 7% 7% 100%
2011 74% 1% 13% 4% 8% 100%
Het ASN Groenprojectenfonds loopt een kredietrisico op het totaal van de beleggingen in vastrentende waarden, vorderingen en liquide middelen. Het maximale kredietrisico voor het fonds bedraagt € 350 miljoen (2011: € 316 miljoen).
22
In paragraaf 2.2 vindt u een overzicht van de vijf grootste debiteuren. In de toelichting op de balans is de volledige lijst met debiteuren opgenomen (zie paragraaf 3.5).
Liquiditeitsrisico en verhandelbaarheid De verhandelbaarheid van de beleggingen van het fonds is gering. Dit komt doordat het vermogen van het fonds wordt belegd in leningen die vanwege hun specifieke karakter matig tot slecht verhandelbaar zijn. Hierdoor bestaat het risico dat het fonds niet de mogelijkheid heeft om voldoende financiële mid- delen vrij te maken om te kunnen voldoen aan zijn verplichtingen om participaties uit te geven of in te kopen. Om dit risico te beperken belegt ABB minimaal 10% van het fondsvermogen zodanig, of houdt het anderszins aan in overeenstemming met de Wft, dat dit snel liquide kan worden gemaakt. Ultimo boekjaar bestond het fondsvermogen voor 28% uit liquide middelen (2011: 20%).
Valutarisico De leningen waarin het fonds belegt en de posities die het tijdelijk in liquiditeiten aanhoudt, noteren in euro’s. Daarom loopt het fonds geen valutarisico.
Groene-instellingsrisico Het fonds is aangewezen als een groene instelling in het kader van de Regeling groenprojecten 2010. De belangrijkste voorwaarde waaraan het fonds moet voldoen om deze status te behouden, is dat zijn doel en feitelijke werkzaamheden voor ten minste 70% bestaan uit het direct of indirect verstrekken van kredieten ten behoeve van projecten die de status van groenproject hebben verkregen overeenkomstig de criteria die zijn vastgesteld in deze regeling. Als het fonds op enig moment minder dan 70% van zijn middelen in groenprojecten heeft belegd, kan dit tot fiscale heffingen leiden bij het fonds. Een blijvend tekort aan erkende groenprojecten kan tot verlies van de status van groene instelling leiden. Dat leidt ertoe dat de fiscale voordelen voor de participant vervallen. Op 31 december 2012 was 69,5% (2011: 76,0%) van het fondsvermogen in erkende groenprojecten belegd (zie paragraaf 2.2). Kort na 31 december was het fonds weer voor ten minste 70% in groenprojecten belegd. Deze tijdelijke daling tot onder 70% heeft geen gevolgen voor het fonds en voor de beleggers. Dit risico hangt samen met het liquiditeitsrisico. Ook dit risico monitort de beheerder door de dagelijkse in- en uitstroom te volgen op basis van liquiditeitsprognoses.
Daarnaast wordt op het grootste deel van de leningen van het ASN Groenprojectenfonds lineair afgelost. Zo werd er in 2012 in totaal voor € 71 miljoen afgelost. De directie kan besluiten deze middelen niet (allemaal) uit te zetten in nieuwe leningen. Dit zorgt voor additionele liquiditeiten. De directie heeft in 2012 geen gebruik willen en hoeven maken van de optie om leningen te verkopen.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
3.5 Toelichting op de balans Beleggingen In duizenden euro’s Groene beleggingen Niet-groene beleggingen Af: voorziening kredieten
2012 240.445 6.792 -5.262 241.975
2011 238.766 5.444 -4.952 239.258
238.766 -1.077 61.529 -71.252 -543 13.022 240.445
284.037 -3.304 4.702 -48.090 -677 2.098 238.766
5.444 1.077 1.910 -1.557 -295 213 6.792
3.935 3.304 305 -2.148 -26 74 5.444
4.952 310 5.262
4.952 4.952
Groene beleggingen Stand per 1 januari Overboeking naar/van niet-groene beleggingen Aankopen Verkopen en/of lossingen Gerealiseerde waardeveranderingen Niet-gerealiseerde waardeveranderingen Stand ultimo periode
Niet-groene beleggingen Stand per 1 januari Overboeking naar/van niet-groene beleggingen Aankopen Verkopen Gerealiseerde waardeveranderingen Niet-gerealiseerde waardeveranderingen Stand ultimo periode
Voorzieningen kredieten Stand per 1 januari Toevoeging ten laste van het resultaat Stand ultimo periode
Voor debiteuren die mogelijk niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, is een voorziening van € 5,26 miljoen getroffen in het fonds. Kredieten per 31 december 2012; marktwaarde in duizenden euro’s (voor aftrek van voorzieningen).
Plaats
% van de portefeuille
Marktwaarde
Windenergie Levantho Netherlands II B.V. Levantho Netherlands II B.V. Levanto Netherlands III B.V. Windpark Culemborgh Sailwind B.V. Windmolens Windmolens Langelaan Windenergie B.V. Axel Ventus BV Exploitatie 900 VOF Windpark Landtong Rozenburg
Delfzijl Delfzijl Delfzijl Culemborg Delfzijl-Zuid Easterlittens Idsegahuizum Julianadorp Middelburg/Borssele Middelburg/Borssele Rozenburgse Landtong
1.254 942 2.957 1.499 2.353 132 99 47 2.256 525 3.999
23
Plaats
% van de portefeuille
Marktwaarde
23,93%
81 1.401 8.016 2.741 271 6.723 5.228 4.417 1.500 4.769 626 856 6.472 59.164
3,09%
659 6.703 70 122 75 7.629
15,30%
1.592 323 3.742 345 795 469 261 770 507 1.124 609 232 750 1.417 451 753 1.554 330 1.080 192 343 16.464 947 928 231 699 73 858 37.839
Windenergie (vervolg) Windmolens Windpark Zutphen De Mars Windpark Martens B.V. Windpark De Graaf B.V. Coöperatieve vereniging De Windvogel Windpark van Luna B.V. Windpark Logistiekweg B.V. Bevordering Windenergie Nederland B.V. ASN Groenbank N.V. Windpark A4 VOF Andijkerwind B.V. Windmolens NIB Capital Bank N.V.
Wonseradeel Zutphen Oosterhout Oosterhout Ouderkerk a/d Amstel Utrecht Utrecht Zuid-Scharwoude Den Haag Alkmaar Andijk Anna Paulowna Den Haag
Biovergisters 24
Biologische Industriële Reststoffenverwerking B.V. Bio-Energie Veendam VOF Biogast Exploitatie Beverwijk B.V. VOF Waterpark Wieringermeer BioGast Amsterdam B.V.
Lichtenvoorde Veendam Beverwijk Wieringerwerf Haarlem
Decentrale energievoorziening HVC Meerwarmte Warmte-koude-installatie Gemeente Amsterdam Vaanster IV B.V. Laurenshof Vaanster IV B.V. Maastoren Vaanster VII B.V. Meesterwerk Vaanster IV B.V. Centric Vaanster VIII B.V. c.s. Vaanster XI B.V. c.s. Vaanster XI B.V. “Monarch I & II” Vaanster XI B.V. Poort Halfweg Stichting Texels Museum Brabant Water N.V. Brabant Water N.V. TeZon B.V. Lichtstad Energie C.V. Stichting Wooninvest Geo-Dongen B.V. Stichting Woonconcept ZON Energie Middelburg B.V. Woningstichting Bergh ING BANK N.V. Poortambacht Energie CV ZON Energie Sculpturen Breda B.V. ZON Energie Durghorst Krommenie B.V. ZON Energie LDC Zandvoort B.V. ZON Energie Duurzame Energieprojecten B.V. Voorst Energie B.V.
Alkmaar Amsterdam Amsterdam Bilthoven Bilthoven Bilthoven Bilthoven Bilthoven Bilthoven Bilthoven Bilthoven De Koog Den Bosch Den Bosch Den Burg Eindhoven Leidschendam-Voorburg Leusden Meppel Middelburg Montferland Diverse locaties Rijssen Spanbroek Spanbroek Spanbroek Wognum Zwolle
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
Plaats
% van de portefeuille
Marktwaarde
Duurzaam bouwen Patrimonium Woonstichting Woonstichting Lieven De Key Stichting Stadgenoot Woningstichting Rochdale Stichting Portaal Stichting Kleurrijkwonen Woningbouwvereniging Staedion St. Heuvelrug Wonen Stichting Groenfonds Stichting Viveste Stichting Wooninvest Stichting Goed Wonen Zederik Stichting Woonconcept Stichting Wonen Zuid Stichting Volkshuisvestingsgroep Wooncompagnie Algemeen Verbond Van Volkstuinders Verenigingen in Nederland Patrimonium Woonstichting Exploitatiemaatschappij Villa Flora B.V. Gemeente Haarlem ING Groenbank N.V. Diverse particulieren
Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Baarn Culemborg Den Haag Doorn Haarlem Houten Leidschendam-Voorburg Lexmond Meppel Roermond Schagen
668 2.003 1.783 1.735 26.026 244 4.892 517 2.048 2.808 12.319 874 12.395 2.291 635
Utrecht Veenendaal Venlo Haarlem Diverse locaties Diverse locaties 37,82%
152 2.847 7.601 2.348 8.704 615 93.505
0,48%
1.195 1.195
16,63%
92 6.876 20 236 737 33.152 41.113
97,25%
240.445
Zonne-energie YSS Projects I VOF
Den Bosch
Overige groenprojecten Landbouwbedrijf Natuurontwikkelingsproject Biesbosch Molen, waterkracht Grasland F. van Lanschot Bankiers N.V. Stichting Groenfonds
Lelystad Hoevelaken Mechelen Stompwijk Ridderkerk Hoevelaken
Totaal groene beleggingen
Niet-groene portefeuille Windpark A4 VOF Vaanster XI B.V. Poort Halfweg Stichting Texels Museum SNS Bank N.V., Groene Hypotheken Windmolens niet-groen gedeelte TeZon B.V.* Lichtstad Energie CV Windmolens niet-groen gedeelte Stichting Westambacht ZON Energie Duurzame Energieprojecten B.V. ZON Energie Durghorst Krommenie B.V. ZON Energie LDC Zandvoort B.V. Maaskant Wonen
Alkmaar Bilthoven De Koog Den Bosch Den Bosch Den Burg Eindhoven Exmorra Monster Spanbroek Spanbroek Spanbroek Stein
637 432 89 575 199 -141 78 21 501 30 80 25 479
25
Plaats
% van de portefeuille
Marktwaarde
2,75%
932 660 606 351 813 425 6.792
100,0%
247.237
Niet-groene portefeuille (vervolg) Bio-Energie Veendam VOF niet-groen gedeelte Exploitatiemaatschappij Villa Flora B.V. Bevordering Windenergie Nederland B.V. Voorst Energie B.V. Landbouwbedrijf Landbouwprojecten niet-groen gedeelte
Veendam Venlo Zuid-Scharwoude Zwolle Lelystad Diverse locaties
Totaal beleggingen *
26
De lening aan TeZon staat volledig in bouwdepot. Gedurende de bouw van het project worden de bouwnota’s uit het bouwdepot betaald. Aangezien bouwdepots in het fonds op nominaal worden gewaardeerd en de waardering van deze lening onder nominaal is, staat deze lening voor een negatief bedrag in de boeken. Aan een aantal andere leningen is ook een bouwdepot gekoppeld. In de jaarrekening wordt het tegoed op het bouwdepot in mindering gebracht op de lening van de desbetreffende debiteur. Het totale saldo op de bouwdepots bedroeg per ultimo december € 11,2 miljoen (2011: € 0,8 miljoen). Over de bouwdepots werd in 2012 € 460 duizend (2011: € 109 duizend) rente vergoed.
Per 31 december 2012 was de duration (gemiddelde rentetypische looptijd) van de beleggingen (lenin- gen) van het ASN Groenprojectenfonds 3,89 jaar (2011: 2,68 jaar). De gemiddelde rente op de leningen uit de portefeuille van het fonds bedroeg 2,53%
(2011: 2,57%). De gemiddelde waardering (reële waarde) van de beleggingen ten opzichte van de nominale waarde bedroeg 104,28% per 31 december 2012 (per 31 december 2011: 99,06%).
Aflossing van de beleggingen Marktwaarde in duizenden euro’s 30.924 33.194 120.631 57.226 241.975
% 12,78% 13,72% 49,85% 23,65% 100,00%
Aflossing binnen één jaar Aflossingen tussen één en vijf jaar Aflossing tussen vijf en tien jaar Aflossing na tien jaar Totaal beleggingen
Vorderingen Onder vorderingen zijn opgenomen: In duizenden euro’s Te vorderen lossingen Te vorderen rente Totaal
31-12-2012 6.268 1.644 7.912
De vorderingen hebben een looptijd korter dan één jaar.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
31-12-2011 9.183 1.723 10.906
Overige activa Liquide middelen Als liquide middelen worden alle onmiddellijk opeisbare tegoeden bij banken aangemerkt. Conform het prospectus wordt minimaal een tiende deel van het vermogen zodanig belegd dat dit snel liquide kan worden gemaakt. Dat vindt onder andere plaats via
een rekening ASN Sparen Zakelijk bij de ASN Bank met een marktconforme rente. Samen met het saldo op de rekening-courant garandeert deze de vereiste liquiditeit. De rentevergoeding op ASN Sparen Zakelijk bedroeg in de verslagperiode gemiddeld 2,43% (2011: 2,45%).
Kortlopende schulden Onder kortlopende schulden zijn opgenomen: In duizenden euro’s Te betalen inzake verstrekte leningen Te betalen beheervergoeding Totaal
31-12-2012 4.926 288 5.214
31-12-2011 781 1.128 1.909 27
De schulden hebben een looptijd korter dan één jaar.
Fondsvermogen In duizenden euro’s
2012
2011
12.072.630 1.511.956 -798.172 12.786.414
13.656.741 232.345 -1.816.456 12.072.630
310.746 39.742 -20.628 329.860
351.243 5.835 -46.332 310.746
-3.145 -4.150 -7.295
3.116 -6.261 -3.145
1.639 4.150 -5.789 16.854 16.854
-1.173 6.261 -5.088 1.639 1.639
339.419
309.240
Verloop aantal participaties: Stand per 1 januari Uitgegeven participaties Ingekochte participaties Stand ultimo periode
Geplaatst kapitaal Stand per 1 januari Uitgegeven participaties Ingekochte participaties Stand ultimo periode
Overige reserves Stand per 1 januari Toevoeging uit onverdeeld resultaat Stand ultimo periode
Onverdeeld resultaat Stand per 1 januari Toevoeging aan overige reserves Uitgekeerd dividend Resultaat over de verslagperiode Stand ultimo periode Totaal fondsvermogen
Vijfjarenoverzicht
31-12-2012
31-12-2011
31-12-2010
31-12-2009 31-12-2008
339.419
309.240
353.186
354.514
343.594
16.854
1.639
-1.173
10.919
14.039
12.786.414
12.072.630
13.656.741
26,55 26,53 0,50
25,61 25,59 0,40
25,86 25,85 0,50
26,44 26,44 0,50
26,10 26,06 0,50
0,49 0,97 0,12 0,26 1,32
0,60 0,12 0,09 0,68 0,14
0,60 -0,50 0,08 0,26 -0,08
0,68 0,28 0,11 0,25 0,82
0,71 0,52 0,10 0,26 1,07
Totalen (in duizenden euro’s) Intrinsieke waarde Totaal resultaat Aantal uitstaande participaties
13.406.037 13.166.474
Per participatie (in euro’s)
28
Intrinsieke waarde Afgifteprijs Dividend Interest Waardeveranderingen Overige bedrijfsopbrengsten Lasten Totaal resultaat* *
Het totale resultaat per participatie is berekend op basis van het aantal participaties dat aan het eind van het boekjaar uitstond.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
3.6 Toelichting op de winst- en verliesrekening
Opbrengsten uit beleggingen In duizenden euro’s Rente leningen Rente hypotheken Totaal opbrengsten uit beleggingen
2012 4.587 1.677 6.264
2011 5.066 2.152 7.218
2012
2011
3.078
3.199
3.078 307.602 1,01%
3.199 321.480 0,99%
1,51%
0,96%
Lasten In duizenden euro’s
Lasten Beheervergoeding
Lopende kosten Totale lasten Gemiddeld fondsvermogen over het verslagjaar Lopende kosten* Omloopfactor**
*) D e mogelijke afwijking tussen de lopende kosten en de totalekostenvergoeding (zoals opgenomen in bijlage 1) wordt veroorzaakt doordat de lopende kosten worden berekend over het gemiddelde fondsvermogen over het verslagjaar, en het totalekostenpercentage over het fondsvermogen aan het eind van iedere maand. **) D eze factor geeft een indicatie van de omloopsnelheid van de portefeuille. Dat geeft een indruk van de mate waarin er actief beheer plaatsvindt. De omloopfactor wordt berekend als het percentage dat het totale bedrag aan effectentransacties min het totale bedrag aan transacties van participaties, uitmaakt van de gemiddelde intrinsieke waarde van het fonds. De lopende kosten betreffen de beheervergoeding in procenten van het gemiddelde fondsvermogen.
29
Transactiekosten Transactiekosten zijn onderdeel van de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen. De transactiekosten zijn niet toegelicht, omdat de kosten onvoldoende identificeerbaar en kwalificeerbaar zijn.
Accountantskosten De beheerder brengt een beheervergoeding in rekening. De beheerder betaalt de accountantskosten uit deze beheervergoeding. De accountantskosten die bij de beheerder over 2012 in rekening zijn gebracht, bedragen € 18.500 (2011: € 16.500).
30
goeding die ABB van het ASN Groenprojectenfonds ontvangt. In de overeenkomsten met de hierna genoemde partijen zijn onder andere bepalingen opgenomen over de prestatienormen, onderlinge informatieverschaffing, de (formele) opzegtermijn en de vergoeding. Werkzaamheden Kredietbeheer Administratie
Partij ASN Bank N.V. SNS Asset Management N.V.
Voeren van de participanten- administratie
Stichting SNS Beleggersgiro
Werknemers
Winstbestemmingsregeling
Het ASN Groenprojectenfonds heeft geen werknemers in dienst.
Deze winstbestemmingsregeling staat verwoord in artikel 14 van de Voorwaarden van beheer en bewaring. De voornaamste bepaling luidt als volgt:
Beloning raad van toezicht De leden van de raad van toezicht ontvingen over 2012 voor hun werkzaamheden voor het ASN Groenprojectenfonds ieder een vergoeding van € 3.000, de voorzitter en vicevoorzitter € 4.500. Deze bedragen zijn inclusief onkostenvergoeding. In 2012 vergaderde de raad in totaal zes keer, waarvan twee keer telefonisch.
Uitkering aan de participanten van de voor uitkering beschikbare winst van het fonds, geschiedt jaarlijks vóór 1 juli in contanten. De belegger ontvangt het aldus uitgekeerde netto bedrag automatisch en kosteloos via de desbetreffende beleggingsrekening herbelegd in participaties.
Winstbestemming 2012
3.7 Overige gegevens Transacties gelieerde partijen Als beheerder van het ASN Groenprojectenfonds treedt ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB) op. Alle aandelen van ABB zijn in handen van ASN Bank N.V. Alle onderdelen die deel uitmaken van de groep van SNS REAAL N.V., waaronder ASN Bank N.V., SNS Bank N.V., ABB, ASN Groenbank en Stichting ASN Beleggingsfondsen, worden aangemerkt als gelieerde partijen met betrekking tot het ASN Groenprojectenfonds. Op grond hiervan dienen zij de in het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft genoemde transacties te vermelden. Transacties worden altijd op marktconforme voorwaarden uitgevoerd. De enige transactie die in de verslagperiode heeft plaatsgevonden, is de betaling van de beheervergoeding aan de beheerder, ABB, ten bedrage van € 3.078 duizend.
Uitbesteding werkzaamheden
Het resultaat van 2012 minus dividenduitkeringen, zoals opgenomen in het directieverslag, wordt verwerkt in de overige reserves.
Bestuurdersbelangen Geen van de leden van de directie van de beheerder en van de raad van toezicht heeft een persoonlijk belang in een belegging die wordt aangehouden door het ASN Groenprojectenfonds.
Gebeurtenissen na balansdatum Op 1 februari 2013 heeft de minister van Financiën besloten om SNS REAAL N.V. te nationaliseren. SNS Bank N.V., onderdeel van SNS REAAL N.V., is de aandeelhouder van de ASN Bank N.V. Het besluit tot nationalisatie van SNS REAAL N.V. heeft geen invloed op de beheerder, ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V., en op het beheer van het ASN Groenprojectenfonds. Den Haag, 8 april 2013 Directie ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V.
Ingevolge artikel 124 lid 1 sub g Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt hierna onderstaand een overzicht gegeven van de werkzaamheden die ABB heeft uitbesteed. De kosten hiervoor worden betaald door ABB uit de beheerver-
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: de Algemene Vergadering van Participanten in het ASN Groenprojectenfonds VERKLARING BETREFFENDE DE JAARREKENING Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening over 2012 van ASN Groenprojectenfonds te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de winst-enverliesrekening over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BEHEERDER De beheerder van het fonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van de beheerder, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met de Wet op het financieel toezicht. De beheerder is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als zij noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE ACCOUNTANT Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking
die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van het fonds. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door de beheerder van het fonds gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
OORDEEL Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van ASN Groenprojectenfonds per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met de Wet op het financieel toezicht.
VERKLARING BETREFFENDE OVERIGE BIJ OF KRACHTENS DE WET GESTELDE EISEN Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van de beheerder, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van de beheerder, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 8 april 2013 KPMG Accountants N.V.
W.L.L. Paulissen RA
31
32
Bijlagen
Recycling Foto: P. Essick
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
Bijlage 1 Structuur en overige informatie Hieronder ziet u een samenvatting van de informatie die elders in het jaarverslag of in het prospectus is vermeld. Voor de volledige omschrijving van deze informatie verwijzen wij u naar desbetreffende passages van het prospectus.
Juridische structuur Het ASN Groenprojectenfonds is een open-end beleggingsinstelling ingericht als een open fonds voor gemene rekening. Het feit dat het gaat om een open-end beleggingsinstelling, betekent dat het ASN Groenprojectenfonds in beginsel steeds bereid is – bijzondere omstandigheden voorbehouden en zulks ter uitsluitende beoordeling van de beheerder – nieuwe participaties uit te geven respectievelijk participaties in te kopen tegen de dagelijks vastgestelde afgifteprijs.
Fiscale status Vennootschapsbelasting Het ASN Groenprojectenfonds heeft de status van fiscale beleggingsinstelling zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals nader is uitgewerkt in het Besluit beleggingsinstellingen. Dit houdt in dat het ASN Groenprojectenfonds geen (0%) vennootschapsbelasting verschuldigd is als het voldoet aan de voorwaarden die in de wet en het Besluit beleggingsinstellingen worden genoemd. Een van die voorwaarden is dat het fonds de winst die voor uitdeling beschikbaar is, binnen acht maanden na afloop van het boekjaar aan de participatiehouders uitkeert (de doorstootverplichting).
Dividendbelasting Het ASN Groenprojectenfonds is als groene beleggingsinstelling vrijgesteld van inhouding van dividendbelasting op dividenduitkeringen aan zijn participanten.
Regeling Maatschappelijke Beleggingen In box 3 is een vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen opgenomen. Sinds de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013 werd
aangenomen, vallen alleen groene beleggingen nog onder de maatschappelijke beleggingen. Een belegging in het ASN Groenprojectenfonds kwalificeert zich als een groene belegging. Voor beleggers in dit fonds geldt in box 3 een vrijstelling van 1,2% over maximaal € 56.420 (2012). Daarnaast geeft de belastingdienst een extra heffingskorting op de inkomstenbelasting die de belegger mogelijk is verschuldigd. Deze korting bedraagt in 2012 0,7% van de waarde van de belegging die op 1 januari 2012 in box 3 is vrijgesteld. Het fiscale voordeel kan dus oplopen tot (1,2% + 0,7% =) 1,9% van de waarde in het fonds. Voor beleggers die het hele kalenderjaar fiscaal partners zijn, gelden deze voordelen samen tot € 112.840 (2012). De persoonlijke situatie, wijzigingen in de belastingregels van de lidstaat van herkomst en/of de lidstaat van ontvangst, en de uitleg van deze regels kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op de persoonlijke fiscale positie van de belegger. Daarom verdient het aanbeveling hierover een fiscaal adviseur te raadplegen.
Jaar Heffingskorting Vrijstelling vermogens- rendementsheffing box 3 Totaal fiscaal voordeel maximaal* *
2011 1,0%
2012 en later 0,7%
1,2%
1,2%
2,2%
1,9%
Afhankelijk van de financiële situatie van de belegger; dit voordeel kan in de toekomst wijzigen.
Kosten bij toe- en uittreden Opslagen De beheerder brengt participanten bij aan- en verkooptransacties geen opslagen in rekening.
Transactiekosten Bij aan- of verkoop van het fonds via de Beleggersgiro bij de ASN Bank wordt een transactieprovisie van 0,4% in rekening gebracht. Bij aankopen boven de € 50.000 gelden lagere tarieven volgens onderstaande staffel:
33
Verslaglegging
Voor het gedeelte tussen € 50.000 - € 100.000 € 100.001 - € 150.000 € 150.001 - € 200.000 boven € 200.000
0,3% 0,2% 0,1% 0,0%
Totalekostenvergoeding
34
De beheerder ontvangt jaarlijks een vergoeding van 1,0% van het fonds voor het beheer. Deze vergoeding wordt berekend over het totale fondsvermogen aan het eind van iedere maand. Uit deze vergoeding worden alle kosten vergoed die de beheerder voor het fonds maakt. U vindt deze last in de vorm van één bedrag in de jaarcijfers. Als naar het oordeel van de beheerder ontwikkelingen het nodig maken dit percentage te verhogen, wordt dit één maand van tevoren in advertenties bekendgemaakt, conform de daaraan gestelde voorwaarden.
Jaarlijks binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar wordt een jaarverslag opgemaakt. Binnen negen weken na afloop van de eerste zes maanden van elk boekjaar wordt een halfjaarverslag opgemaakt. U kunt exemplaren van het jaarverslag en het halfjaarverslag kosteloos verkrijgen bij ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. Wilt u een gedrukte versie ontvangen, dan belt u de ASN Klantenservice 0800 - 03 80 (gratis), van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 17.30 uur. U kunt de jaarverslagen ook downloaden van de website www.asnbank.nl/ beleggen > Over de beheerder.
Toezicht Het ASN Groenprojectenfonds valt onder wettelijk toezicht van de Stichting Autoriteit Financiële Markten. Voor de aanbieding van deelnemersrechten in beleggingsinstellingen vereist de Wet op het financieel toezicht dat de beheerder van die beleggingsinstellingen beschikt over een vergunning voor het beheren van beleggingsinstellingen. Voor het beheer van het ASN Groenprojectenfonds beschikt ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. over de vereiste vergunning als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
Essentiële Beleggersinformatie Voor het fonds is een document Essentiële Beleggersinformatie (EBi) opgesteld met informatie over het product, de kosten en de risico’s. Vraag er om en lees hem voordat u het product koopt. De waarde van uw belegging kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
Bijlage 2 Regeling groenprojecten 2010 (29 maart 2010) Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Financiën van 15 maart 2010, nr. VROM/DGM/K&L 2010006954 houdende regels inzake de aanwijzing van en verklaring voor in Nederland gelegen projecten welke in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos (Regeling groenprojecten 2010) De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Financiën, na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en na overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat;
d. e.
f.
Gelet op artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001; g. Besluiten:
Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. a ccountantsverklaring: verklaring, afgegeven door een registeraccountant of een accountantadministratieconsulent; b. bedrijventerrein: ruimtelijk aaneengesloten of functioneel verbonden terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële dienstverlening en industrie, daaronder niet begrepen een terrein in overwegende mate bestemd voor kantoren, detailhandel of horeca; c. bestaand project: 1°. project als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°,4°, 8° en 9°, b, c, d, e, f, g, h onder 7°, i, j, en k, waarvoor ten minste zes maanden voor de dag waarop de aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt ingediend een aanvang met de uitvoering van de werkzaamheden is gemaakt; 2°. project als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 1°, 2°, 5° en 6°, waarvoor op de dag van indiening van een aanvraag tot afgifte van een verklaring een aanvang met de uitvoering van de werkzaamheden is gemaakt; 3°. project als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 5°, 6° en 7°, dat ten minste zes maanden voor de dag waarop de aanvraag tot
h.
i.
j.
k.
l.
afgifte van een verklaring wordt ingediend, reeds voldeed aan een van de projectomschrijvingen in het betreffende onderdeel; 4°. projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 3° en 4°, waarvoor meer dan acht maanden voor de dag waarop de aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt ingediend, de hypotheekakte werd gepasseerd dan wel de leenovereenkomst werd gesloten; B ouwbesluit: Bouwbesluit 2003; b ruto vloeroppervlak: oppervlakte conform NEN 2580 gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omsluiten; d uurzaam geproduceerd hout: hout waarvoor een door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu erkend certificaat is afgegeven waaruit blijkt dat het voldoet aan de Nederlandse eisen en waarvan het gebruik is aangetoond door middel van certificaten en afleverbewijzen of facturen; d uurzame melkveehouderij: het bedrijfsmatig houden van melkkoeien op een duurzame wijze met een integraal duurzaam veehouderijsysteem dat in uitvoering overeenstemt met een Duurza- me melkveestal die op grond van artikel 3.31 of artikel 3.42a, tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de Minister is aangewezen als bedrijfsmiddel dat in het belang is van het Nederlandse milieu; e igenaar-bewoner: natuurlijk persoon die een woning als bedoeld in onderdeel z in eigendom heeft dan wel verkrijgt en daarin zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, dan wel de erfpachter, vruchtgebruiker of gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover deze rechten betrekking hebben op een woning zoals hiervoor bedoeld; E nergie-index: maat voor de energieprestatie van bestaande woningen aan de hand van een berekeningsmethode die voldoet aan de BRL 9501 zoals vastgesteld op 6 december 2006; e nergieklasse: gestandaardiseerde omzetting van de Energie-index in een als onderdeel van het energieprestatiecertificaat opgenomen energieklasse; e nergielabel: gestandaardiseerde omzetting van de energieklasse in een label met de waardes A tot en met G; Energieprestatiecoëfficiënt: coëfficiënt die de energieprestatie van een nieuw-
35
36
bouwwoning of -utiliteitsgebouw aangeeft aan de hand van een genormeerde berekening; m. energieprestatiecertificaat: een op een gebouw toegesneden certificaat dat niet ouder is dan tien jaar waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van dat gebouw, waaronder verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting, waarin referentiewaarden zijn vermeld waarmee de energieprestatie van het gebouw kan worden vergeleken en beoordeeld, en dat vergezeld gaat van aanbevelingen voor kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie; n. g emeenschappelijk visserijbeleid: het geheel van Europese regels voor de visserij en de aquacultuur; o. G roen Label Kas: tuinbouwkas als teeltruimte die wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig telen van tuinbouwgewassen met een lagere milieubelasting, en die in technische uitvoering overeenstemt met een Groen Label Kas die op grond van artikel 3.31 of artikel 3.42a lid 2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de Minister is aangewezen als bedrijfsmiddel dat in het belang is van het Nederlandse milieu; p. l abelstap: verandering van de Energie-index van een gebouw, waardoor het gebouw in een andere energieklasse valt en zodoende een ander energielabel krijgt; q. l andbouwgrondstoffen: producten van de bodem, van de veefokkerij en van de visserij, met uitzondering van producten die een eerste be- of verwerking hebben ondergaan; r. n atuur- en milieueducatie: het organiseren van leersituaties om inzicht in en betrokkenheid bij het milieu en ecologische verbanden en processen te vergroten, en waarbij aandacht wordt geschonken aan mogelijkheden om de opgedane kennis in het dagelijkse leven toe te passen; s. p roject: in Nederland gelegen technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van activa en werkzaamheden; t. projectbeheerder: degene voor wiens rekening en risico het project wordt ontwikkeld en in stand wordt gehouden; u. projectvermogen: vermogen dat nodig is voor de financiering van vaste activa en de werkzaamheden om de vaste activa te plaatsen, voor zover noodzakelijk voor en uitsluitend dienstbaar aan de totstandbrenging van een project; v. p rojectvermogen eigen woning: pro-
jectvermogen als bedoeld in artikel 6, lid 9 en lid 11 voor projecten als bedoeld in artikel 2, onder- deel h, onder 1° en 3° voor zover uitgevoerd door een eigenaar-bewoner; w. u tiliteitsgebouw: gebouw waarvoor in het Bouwbesluit een energieprestatie-eis is vastgelegd, met uitzondering van woningen; x. v erbeterproject: project gericht op een wezenlijke verandering van een bestaand project, waardoor dit naar inrichting, aard of omvang een wijziging ondergaat welke het aanmerkelijk waardevoller maakt voor het milieu, waaronder natuur en bos; y. v erklaring: schriftelijk besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als bedoeld in artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarin wordt verklaard dat een project in het belang is van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos; z. w oning: gebouw, bedoeld voor bewoning, dat voortdurend als hoofdverblijf ter beschikking zal staan aan een of meer natuurlijke personen en per wooneenheid ten minste is voorzien van een eigen toegang, een eigen toilet, een eigen badof douchevoorziening, alsmede van een energieaansluiting, bedoeld voor een kooktoestel om een maaltijd te kunnen bereiden.
Artikel 2 De Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Verkeer en Waterstaat, een verklaring afgeven voor: a. projecten in de categorie natuur, die zijn gericht op: 1°. de ontwikkeling en instandhouding van bos, met uitzondering van vruchtbomen, windsingels, wegbeplantingen, bomen die bestemd zijn om te dienen als kerstbomen en kweekgoed of voor de opwekking van energie en commercieel gebruik van bos. De projecten bestaan uit aaneengesloten gebieden met een oppervlakte van ten minste vijf hectare; 2°.de ontwikkeling van additioneel stedelijk groen, mits er een toename is van het oppervlak aan groen en dat groen ten minste gedeeltelijk een opgaand karakter heeft. Het betreft de aanleg van stedelijk groen gelegen binnen de bebouwde kom of binnen een zone van 500 meter om de bebouwde kom. Indien het project wegbeplantingen
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
betreft, kan dit alleen nieuw te realiseren wegbeplanting zijn bij bestaande wegen. Tevens mag de aanleg van openbaar groen niet het uitvoeren van achterstallig onderhoud betreffen; 3°. de ontwikkeling en instandhouding van natuur- en landschappelijke waarden in gebieden die als Natura 2000-gebied, Beschermd Natuurmonument of Wetland zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, of in Nationale Parken of gebieden die onderdeel zijn van de Nationale of Provinciale Ecologische Hoofdstructuur inclusief robuuste ecologische verbindingszones; 4°. de ontwikkeling en instandhouding van natuur- en natuurlijke gebiedseigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen de begrenzing van de Nationale Landschappen, zoals uitgewerkt in de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2003−2004, 29 435, nrs.1−2), met uitzondering van opstallen; 5°. de ontwikkeling en instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden van opengestelde landgoederen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van opstallen; 6°. de ontwikkeling en instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden en in aanmerking zijn gekomen voor subsidie op grond van de Provinciale Subsidieregeling natuurbeheer, en in geval van projecten met bos en houtopstanden bestaan uit aaneengesloten gebieden met een oppervlakte van ten minste vijf hectare; 7°. de ontwikkeling en instandhouding van nieuwe natuur en landschappelijke waarden en in aanmerking zijn gekomen voor subsidie op grond van de Provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of hoofdstuk 4 dan wel afdeling 5.1.3 van de provinciale Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer, en in geval van projecten met bos en houtopstanden bestaan uit aaneengesloten gebieden met een oppervlakte van ten minste vijf hectare; 8°. het bevorderen en in stand houden van biodiversiteit door de aanleg van: a. visgeleidingssystemen voor het opheffen van kunstmatige barrières; b. landdiergeleidingssystemen voor het opheffen van kunstmatige barrières; c. vogelwaarschuwingssystemen of alarmeringsystemen ter voorkoming dat vogels
zich doodvliegen tegen niet natuurlijke obstakels; 9°. natuur- en milieueducatie gericht op inheemse natuur, mits educatie een primair en aantoonbaar doel is van de projecten en deze educatie geen onderdeel uitmaakt van het reguliere onderwijs curriculum. b. projecten in de categorie biologische landbouw, die zijn gericht op: 1°. het produceren of door kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van Bijlage 1 Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb L 214) verwerken van biologische plantaardige landbouwproducten overeenkomstig het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007; 2°. het produceren of door kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van Bijlage 1 Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb L 214) verwerken van biologische dierlijke landbouwproducten overeenkomstig het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. c. projecten in de categorie landbouw, die zijn gericht op: 1°. het bedrijfsmatig telen van gewassen in een Groen label kas, die voldoet aan de volgende basiseisen: – er zijn geen voorzieningen aanwezig voor het wegkoelen van opgewekte warmte, en – ten minste 10% van het totale energiegebruik van de kas bestaat uit zelf opgewekte/gewonnen duurzame energie als omschreven in categorie f.2°, f.3°, f.4°, f.5°, f.6° en g.1°, of – ten minste 50% minder energie gebruikt wordt dan in een referentiekas. Indien een kas wordt gerealiseerd in een landbouwontwikkelingsgebied glastuinbouw of in een greenport krijgt deze 10 punten als keuzemaatregel binnen het vigerende Certificatiesysteem Groen Label Kas; 2°. a. het door kleine, middelgrote en microondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie
37
38
van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124) volgens de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid diervriendelijk kweken van zeevis of zoetwatervis, bestemd voor menselijke consumptie, in een nagenoeg gesloten waterrecirculatiesysteem met een verversing van ten hoogste 0,5 kubieke meter water per kilogram verstrekt voer per dag, waarbij de juveniele vis verkregen wordt van gekweekte oudervissen en waarbij het verstrekte voer duurzaam gekweekt wordt of geheel van plantaardige oorsprong is of afkomstig is van reststromen uit de levensmiddelenindustrie, of b. het door kleine, middelgrote en microondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124) volgens de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid diervriendelijk broeden en opkweken en/of diervriendelijk kweken van gebiedseigen schaal- en schelpdieren uit gekweekte ouderdieren en/of gekweekte juveniele dieren, bestemd voor menselijke consumptie, in een nage- noeg gesloten waterrecirculatiesysteem met een maximum verversingsgraad van 0,5% van het dagelijks debiet, waarbij het verstrekte voer duurzaam gekweekt wordt; 3°. duurzame melkveehouderij overeenkomstig de eisen van het certificatiesysteem van de vigerende Maatlat Duurzame Veehouderij en Aquacultuur, onderdeel MDV – melkveestallen, certificaat A. d. projecten in de categorie duurzame grondstoffen, die zijn gericht op de industriële verwerking van landbouwgrondstoffen, of reststoffen van natuurbeheer tot producten die niet geschikt zijn voor menselijke of dierlijke consumptie, met uitzondering van de verwerking van genoemde stoffen tot energie of energiedragers. Voorwaarde daarbij is dat die producten in Nederland nog niet gangbaar zijn en dat deze leiden tot een vermindering van de aantasting van het milieu. e. projecten in de categorie terugwinning en hergebruik, die zijn gericht op: 1°. vermindering van milieudruk en op vermindering van de inzet van primaire grondstof-
fen voor producten door: a. nog niet gangbare processen voor terugwinning van materialen of producten of grondstoffen (anders dan energie of energiedragers), uit stromen waarvoor een laagwaardigere verwerking gangbaar is, waardoor de inzet van primaire grondstoffen beperkt kan worden; b. processen gericht op de verwerking van baggerspecie, die gestort zou mogen worden, tot grondstoffen waardoor de inzet van primaire grondstoffen beperkt kan worden; 2°. een inrichting voor het detoxificeren van te ontmantelen schepen en het ontmantelen van schepen, met een aantoonbaar en gegarandeerd sociaal en milieuverantwoord proces in een gesloten systeem. In dit systeem treden geen emissies naar bodem, lucht en water op en worden afvalstoffen gedetoxificeerd en op een gecontroleerde wijze beheerd. Tevens wordt bescherming van medewerkers gerealiseerd en zal hergebruik van de materialen plaatsvinden; 3°. a. het in ondergrondse lagen opslaan van koolstofdioxide, afkomstig van verbrandingsinstallaties voor het opwekken van energie of afkomstig van industriële processen; b. het realiseren van infrastructuur voor ondergronds transport, ten behoeve van aanwending in kassen of in andere inrichtingen, van koolstofdioxide afkomstig van verbrandingsinstallaties met een minimaal vermogen van 20 MW voor het opwekken van energie of afkomstig van industriële processen en bestaande uit investeringen voor het afvangen, het voorbehandelen en transport van deze gassen. f. projecten in de categorie duurzame energie, die zijn gericht op: 1°. a. het realiseren van een biogasopwaardeerinstallatie, bestemd voor het produceren van gas van aardgasnetkwaliteit, waarbij uitsluitend uit biomassa of uit mest verkregen gassen als energie-input mogen dienen; b. het realiseren van een biobrandstofproductie-installatie, bestemd voor het produceren van vloeibare of gasvormige duurzame brandstoffen uit houtachtige of celluloseachtige verbindingen in biomassa door hoge druk of hoge tempera
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
tuur thermische ontleding of FischerTropsch proces (of een vergelijkbaar proces) of cellulose fermentatie, met uitzondering van mesofiele en thermofiele mestvergisting; 2°. het opwekken van elektrische energie door middel van een windturbine die is gecertificeerd volgens de Europese veiligheidsnormen ‘IEC 61400-1, Ed. 3’ en ‘IEC WT01’, voorzover deze normen daarop van toepassing zijn; 3°. het opwekken van elektrische energie met behulp van fotovoltaïsche cellen; 4°. het gebruik van thermische zonne-energie door middel van zonnecollectoren, eventueel in combinatie met een van de volgende warmtepompen: a. een warmtepomp met voor water/water- systemen een coëfficiënt of performance van ten minste 4,0, bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511, of b. een warmtepomp met voor brine/watersystemen een coëfficiënt of performance van ten minste 3,2, bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511; 5°. het winnen van aardwarmte; 6°. het opwekken van elektrische energie uit water of waterkracht, mits voorzien van maatregelen ter bescherming van de biodiversiteit, en uitgezonderd het opwekken van energie met behulp van stoomturbines. g. projecten in de categorie energiebesparing, die zijn gericht op: 1°. het met behulp van warmtepompen en een gesloten bodemwarmtewisselaar of aquifer opwaarderen van laagwaardige warmte naar hoogwaardige warmte op een zodanige wijze dat de hoogwaardige warmte nuttig wordt aangewend, door middel van: a. een warmtepomp met voor water/water systemen een coëfficiënt of performance van ten minste 4,0, bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511, of b. een warmtepomp met voor brine/water systemen een coëfficiënt of performance van ten minste 3,2, bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511; 2.° a. het aanleggen van energiearme buitenverlichting bestemd voor het verlichten van openbare wegen, openbare pleinen,
openbare gebouwen, bruggen, openbare parken, parkeerterreinen of verharde bedrijfsterreinen, exclusief het verlichten van tuinen, planten en sportaccommodaties, en bestaande uit masten, ledlampen en specifiek voor die lampen geschikte armaturen, eventuele elektronische voorschakelapparaten en bijbehorende verlichtingsmanagementsystemen; b. het aanleggen van energiearme buitenverlichting bestemd voor het verlichten van openbare wegen, openbare pleinen, openbare gebouwen, bruggen, openbare parken, parkeerterreinen of verharde bedrijfsterreinen, exclusief het verlichten van tuinen, planten en sportaccommodaties, waarbij aantoonbaar een energiebesparing wordt gerealiseerd door een toename van het systeemrendement in lumen/Watt van ten minste 30% ten opzichte van het gemiddeld energiegebruik bij soortgelijke gangbare installaties, en bestaande uit masten, lampen en armaturen, eventuele elektronische voorschakelapparaten en bijbehorende verlichtingsmanagementsystemen; 3°. het aanleggen van warmtedistributienetten en het bouwen van bijstookketels en warmtebuffers, waarbij het distributieverlies van de warmte minder is dan 20% en de hulpenergie bijstook minder is dan 20% van het jaargemiddelde, ten behoeve van de benutting van restwarmte van: a. afvalverbrandingsinstallaties voor stedelijk afval en installaties in de industrie waarbij geen elektriciteit wordt opgewekt; b. elektriciteitsopwekkingsinstallaties met een elektrisch rendement van ten minste 30% en een minimaal vermogen van 20 MW; 4°. het door een eigenaar-bewoner uit één gasvormige energiebron gelijktijdig opwekken van warmte en elektriciteit in een microwarmtekrachtkoppeling, met een geproduceerd elektrisch vermogen van minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe, bestemd voor ruimteverwarming van een woning, waarbij een bivalent rendement voor ruimteverwarming geldt van minimaal 107% op onderwaarde, gemeten volgens NEN-EN 677 op enig moment van de rendementscurve; 5°. het door een eigenaar-bewoner plaatsen van een warmtepomp die bestemd is voor
39
40
ruimteverwarming van een woning met water als distributiemedium, eventueel gecombineerd met een hoogrendementsketel voor naverwarming met een rendement voor ruimteverwarming van minimaal 107% op onderwaarde gemeten volgens NEN-EN 677. h. projecten in de categorie duurzaam bouwen, die zijn gericht op: 1°. het realiseren van nieuw te bouwen woningen, die voldoen aan de volgende criteria: – de Energieprestatiecoëfficiënt van de woningen is niet hoger dan 65% van de eis die geldt in het Bouwbesluit; én – regenwaterafvoer is afgekoppeld van het rioleringsstelsel, én – indien hout wordt toegepast is dat duurzaam geproduceerd hout; 2°. het door herbestemming van kantoorpanden realiseren van nieuwe woningen, die voldoen aan de volgende criteria: – de Energie-index van de gerealiseerde woningen moet ten minste gelijk zijn aan het niveau dat voor nieuwbouwwoningen wordt geëist, én – indien hout wordt toegepast is dat duurzaam geproduceerd hout; 3°. het renoveren van bestaande woningen door de eigenaar-bewoner, die voldoen aan de volgende criteria: – indien hout wordt toegepast is dat duurzaam geproduceerd hout; – er worden energiebesparende maatregelen doorgevoerd, en die voldoen aan één van de volgende niveaus: a. de Energie-index van de woning is na renovatie ten minste vier labelstappen lager dan ervoor en de woning verkrijgt na renovatie minimaal een B-label; b. de Energie-index van de woning is na renovatie ten minste vijf labelstappen lager dan ervoor en de woning verkrijgt na renovatie minimaal een A-label; 4°. het renoveren van bestaande woningen door tussenkomst van een onderneming. j indien er hout wordt toegepast dit duurzaam geproduceerd hout is, en waarbij voldaan wordt aan één van de volgende niveaus: a. de Energie-index van de woning is na renovatie ten minste twee labelstappen lager dan ervoor of de woning verkrijgt na renovatie minimaal een B-label; b. de Energie-index van de woning is na
i.
renovatie ten minste vier labelstappen lager dan ervoor en de woning verkrijgt na renovatie minimaal een B-label; c. de Energie-index van de woning is na renovatie ten minste vijf labelstappen dan ervoor en de woning verkrijgt na renovatie minimaal een A-label; 5°. het realiseren van zeer duurzame utiliteitsgebouwen, die voldoen aan bijlage 1 bij deze regeling. 6°. het renoveren van bestaande utiliteitsgebouwen, en die voldoen aan bijlage 2 van deze regeling en aan één van de volgende niveaus: I. de Energie-index van het utiliteitsgebouw is na renovatie ten minste 0,6 lager dan ervoor; II. de Energie-index van het utiliteitsgebouw is na renovatie ten minste 1,2 lager dan ervoor; III. de Energie-index van het utiliteitsgebouw is na renovatie ten minste 1,8 lager dan ervoor; 7°. de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen door overheden of kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van Bijlage 1 Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb L 214) die de totale kwaliteit van het bedrijventerrein ten goede komen en bestaan uit de renovatie van bestaande gebouwen, opknappen van private buitenruimte van bedrijven en verbeteren van de openbare ruimte. Projecten in de categorie duurzame mobiliteit, die zijn gericht op: 1°. de realisatie van: a. vrijliggende of verhoogde fietspaden die verhard zijn met asfalt en die woonof verblijfsgebieden verbinden met werkgebieden of woonkernen met meer dan 50 000 inwoners, of die de bereikbaarheid per fiets van Transferia, P&R terreinen, OV-stations of OV-halteplaatsen, kantoren- of bedrijventerreinen, scholen, medische en zorginstellingen of toeristische attracties vergroten, of die onderdeel uitmaken van het landelijk fietsroutenetwerk (zoals aangegeven in de Nota Ruimte, Kamerstukken II 20042005, 29435, nrs.1-2), of
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
b. o verdekte fietsenstallingen of de aanschaf van fietsen voor niet-commercieel gemeenschappelijk gebruik; 2°. de aanschaf van: a. niet-railgebonden duurzame voertuigen voor goederenvervoer over de openbare weg en voor openbaar personenvervoer voor meer dan 8 passagiers, die voorzien zijn van een hybride of elektrisch systeem of een brandstofcelsysteem voor aandrijving, of uitsluitend rijden op waterstof of een waterstof/aardgas mengsel (met meer dan 10% waterstof); b. duurzame vaartuigen voor openbaar personenvervoer voor meer dan 8 personen op binnenwateren, die voorzien zijn van een hybride of elektrisch systeem of een brandstofcelsysteem voor aandrijving of uitsluitend varen op waterstof of een waterstof/aardgas mengsel (met meer dan 10% waterstof); 3°. investeringen in geluid- en emissiearme mobiele werktuigen die voorzien zijn van hydraulische systemen met biologisch afbreekbare, niet-toxische olie, en bestaande uit: a. geluid- en emissiearme mobiele machines zoals omschreven in de categorie A5000 van de vigerende Milieulijst, en met een geluidsvermogen van ten minste 1dB(A)/1pW lager dan gesteld in de Milieulijst; of b. vuilniswagens, met een hybride aandrijving, of voldoende aan de luchtemissie-eisen voor emissiearme mobiele machines zoals gesteld in de vigerende Milieulijst en, met in beide gevallen een geluidsvermogen van maximaal 96 dB(A)/1 pW; of c. kolkenzuigers waarvan de pomp wordt aangedreven door de aftakas, met een hybride aandrijving, of voldoende aan de luchtemissie-eisen voor emissiearme mobiele machines zoals gesteld in de vigerende Milieulijst en, in beide gevallen met een geluidsvermogen van maximaal 98 dB(A) /1 pW; of d. zelfrijdende straatveegmachines, met een hybride aandrijving, of indien het voertuig een dieselmotor heeft, deze is voorzien van een roetfilter en, met in beide gevallen een geluidsvermogen van maximaal 83+11logP; 4°. het realiseren van vulstations voor alternatieve milieuvriendelijke brandstoffen, te
j.
weten aardgas, biogas, waterstof en een waterstof/aardgas mengsel, met meer dan 10% waterstof, voor de afgifte aan voertuigen en vaartuigen; 5°. nieuwe binnenvaartschepen die bestemd zijn voor het vervoer van goederen of personen en die voldoen aan de eisen die gesteld zijn in de bijlage 3 van deze regeling. projecten in de categorie duurzame waterketens: 1°. die gericht zijn op het: a. gescheiden afvoeren en infiltreren, met uitzondering van diepteinfiltratie, van regenwater, gevallen op verharde oppervlakken binnen de bebouwde kom; b. gescheiden afvoeren en opslaan voor gebruik als proceswater, met uitzondering van gebruik in de land- en tuinbouw, van regenwater, gevallen op verharde oppervlakken; c. gescheiden afvoeren voor lozing op oppervlaktewater van regenwater, gevallen op verharde oppervlakken binnen de bebouwde kom; 2°. die zijn gericht op waterbehandeling op innovatieve en duurzame wijze en bestemd voor: a. de bereiding van drinkwater uitgaande van afvalwaterstromen; b. de bereiding van drinkwater; c. de behandeling van afvalwater ter realisatie van een gesloten watersysteem binnen de inrichting, met uitzondering van de gangbare technieken voor voedingswater in de tuinbouw ter vervanging van niet gesloten systemen; d. de behandeling van afvalwater gericht op het terugwinnen en hergebruik van de in het afvalwater aanwezige stoffen, ter vervanging van een bestaand systeem dat werkt zonder een dergelijke terugwinning en hergebruik; e. de behandeling van afvalwater, dan wel bereiding van drinkwater waarbij een reductie van ten minste 50% in het energiegebruik wordt gerealiseerd ten opzichte van de bestaande of te vervangen installatie, bij gelijkblijvende of verbeterde zuiveringsresultaten; f. de behandeling van afvalwater verontreinigd met prioritaire stoffen waarbij een reductie van ten minste 50% van de effluentwaarde van deze stoffen wordt gerealiseerd ten opzichte van de ef-
41
fluentwaarde van deze stoffen van de bestaande of te vervangen installatie. k. andere innovatieve en hoogwaardige projecten die naar zijn oordeel in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos.
Artikel 3
42
1. E en verklaring kan slechts worden aangevraagd door en afgegeven worden aan een kredietinstelling of een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die voornemens is in belangrijke mate bij te dragen aan het verstrekken van kredieten ten behoeve van het project dan wel het direct of indirect beleggen van vermogen in het project. 2. Een aanvraag voor projecten als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met d, wordt ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor andere projecten bij Agentschap NL. 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, en in overeenstemming met de procedurele voorwaarden vermeld bij dit formulier, dat door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op aanvraag beschikbaar wordt gesteld. 4. Aan een aanvrager kan worden verzocht een accountantsverklaring over te leggen, waaruit de juistheid of aannemelijkheid van de in de aanvraag vermelde gegevens blijkt.
f. e en project waarvoor, vanwege toekenning van een financieel of ander voordeel door de overheid of de Commissie van de Europese Gemeenschappen uit andere hoofde dan op grond van deze regeling, een zodanig voordeel ontstaat dat het totale toegestane voordeel op grond van communautaire regelgeving zou overschrijden; g. een project waarvan het niet aannemelijk is dat het enig eigen rendement heeft, subsidies van overheden en convenantsmiddelen daaronder begrepen; h. een project waarvan het te verwachten economisch rendement van het project in verhouding tot het risico zodanig is dat het zonder toepassing van de regeling tot stand kan komen. 2. Geen verklaring wordt afgegeven indien de aanvrager, na daartoe een verzoek ontvangen te hebben, niet binnen de gestelde termijn de gegevens verstrekt die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van een project. 3. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, onder 1° en 2°. 4. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel f.3°, f.4°, g.1°, g4° of g5°, die worden uitgevoerd op of aan een woning en die worden uitgevoerd voor rekening en risico van de eigenaar-bewoner.
Artikel 5
Artikel 4 1. E en verklaring wordt niet afgegeven op aanvragen voor: a. een bestaand project; b. een project, waarvan het projectvermogen minder bedraagt dan € 25.000; c. een project, indien dit tot gevolg zou hebben dat op een woning gelijktijdig een verklaring op grond van artikel 2, onderdeel h, onder 3° en een verklaring op grond van artikel 2, onderdeel h, onder 4° van toepassing zou zijn; d. een project, indien dit tot gevolg zou hebben dat op een bouwwerk gelijktijdig een verklaring op grond van artikel 2, onderdeel h, onder 5° en een verklaring op grond van artikel 2, onderdeel g of k, van toepassing zou zijn; e. een project in artikel 2, onderdeel h, onder 7° met een investeringsomvang van minder dan € 100 000;
1. D e Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer beslist, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Verkeer en Waterstaat, op een volledige aanvraag binnen acht weken na de indiening ervan. 2. Een volledige aanvraag is een aanvraag waarbij geen aanvullende informatie nodig is voor de beoordeling van het project. 3. Een afschrift van het besluit wordt gezonden aan de projectbeheerder.
Artikel 6 1. D e verklaring geldt ten hoogste voor de levensduur van een project en heeft een duur van ten hoogste: a. dertig jaren, indien het een project betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° tot en met 7°; b. tien jaren voor alle andere projecten;
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
2. 3.
4.
5. 6.
7.
c. v ijftien jaren, indien het een project betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder 3° of 4°, of onderdeel g, onder 1°, 4° of 5°, die worden uitgevoerd op of aan een woning en die worden uitgevoerd voor rekening en risico van de eigenaar-bewoner. De verklaring kan maximaal negen maanden na de afgifte van de verklaring in werking treden. De verklaring vermeldt de aard van het project, het projectvermogen, de datum waarop de ver- klaring in werking treedt en de periode waarvoor de verklaring geldt. De verklaring voor een project als bedoeld in artikel 2, met uitzondering van onderdeel a onder 6° en onder 7° vervalt indien binnen twee jaar na de dag van afgifte van een verklaring geen aanvang is gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen. Ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 7°, komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag van: a. ten hoogste € 4.538 per hectare voor projecten als bedoeld in de bijlagen 15 tot en met 17, 24a tot en met 30, 32 en 45 bij de Provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, onderscheidenlijk in paragraaf 4.2 of in de pakketten A01.01.01a, tot en met A01.01.01g, A01.01.06, A01.02.03a, A01.02.03b, A01.03.01a, tot en met A01.03.01d, A02.01.01, A02.02.01a tot en met A02.02.01c, A02.02.02a tot en met A02.02.02c, A02.02.03, L01.02.01, L01.14.01a, L01.14.01b en T3 van de provinciale Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer; b. ten hoogste € 6.808 per hectare voor projecten als bedoeld in de bijlagen 6 tot en met 14, 18, 23 en 41 tot en met 43 bij de Provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, onderscheidenlijk in de pakketten A01.01.03a tot en met A01.01.03d, A01.01.05, A01.01.06, A01.02.01a1 tot en met A01.02.01c2, A01.02.02a, A01.02.02b, A02.01.01, A02.01.02, A02.01.03a, A02.01.03b, L01.02.03 en L01.09.01 van de provinciale Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer. Het projectvermogen met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, onder 1°, is gemaximeerd op € 100 per vierkante meter kasoppervlak, exclusief de kosten voor gelijktijdig opwekken van warmte/kracht of de
kosten van een warmtepomp en/of warmte en koudeopslag. 8. Het projectvermogen met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, onder 3° van de duurzame melkveehouderij is gemaximeerd tot € 1 000 000 per stal. 9. Ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 1° komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag van € 100 000 indien het een grondgebonden woning betreft, en een bedrag van € 65 000 indien het een niet grondgebonden woning betreft. 10. Ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 2°, komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag van € 1 000 per vierkante meter bruto vloeroppervlak van het gedeelte van een pand met woonbestemming, tot een maximum van € 100 000 per gerealiseerde woning. 11. Voor een woning als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 3°, komt voor een verklaring in aanmerking: a. een bedrag van maximaal € 50 000 voor projecten die voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 3°, onder a; b. een bedrag van maximaal € 100 000 voor projecten die voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 3°, onder b. 12. Voor een woning als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 4°, komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag dat niet hoger is dan het voorgefinancierde vermogen voor de renovatie van de betreffende woning: a. maximaal € 25 000 voor projecten die voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 4°, onder a; b. maximaal € 50 000 voor projecten die voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 4°, onder b; c. maximaal € 100 000 voor projecten die voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 4°, onder c. 13. Ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 5°, komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag van ten hoogste € 600 per vierkante meter bruto vloeroppervlak. 14. Ter zake van een project met betrekking tot een utiliteitsgebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 6°, komt voor een groenverklaring in aanmerking: a. maximaal € 300 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet
43
aan niveau I; b. m aximaal € 450 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet aan niveau II; c. maximaal € 600 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet aan niveau III. 15. Voor projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, onder 2°, geldt voor alle voer- en vaartuigen in deze categorie dat een verklaring wordt beperkt tot 50% van het projectvermogen. 16. Het projectvermogen van een project onder artikel 2, onderdeel a tot en met j, kan, indien het meer bedraagt dan € 35 000 000, tot dat bedrag worden beperkt. 17. Het projectvermogen van een project onder artikel 2, onderdeel k, wordt, indien het meer bedraagt dan € 25 000 000, beperkt tot dat bedrag, tenzij bij besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met de Minister van Financiën anders is bepaald.
44
Artikel 7 1. I ndien het bedrag dat met de verklaring, bedoeld in artikel 2, mogelijk als een financieel of ander voordeel kan worden verworven, meer bedraagt dan € 7 500 000 per onderneming meldt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het project overeenkomstig artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag aan bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2. Indien het projecten betreft als bedoeld in artikel 2, onder e, onder 2° en 3°, en onder k, meldt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het project overeenkomstig artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag aan bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen, tenzij het project op grond van een verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen is vrijgesteld van deze aanmeldingsverplichting.
Artikel 8 1. D e Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Verkeer en Waterstaat, de verklaring intrekken indien: a. de ter zake verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn
genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest; b. blijkt dat de uitvoering van het project in aanzienlijke mate afwijkt van het project op grond waarvan de verklaring is afgegeven; c. blijkt dat de projectbeheerder de vermogenstoestand van het project niet afzonderlijk administreert; d. niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in de verklaring zijn opgenomen; e. de melding, bedoeld in artikel 9, niet onverwijld is geschied; f. bij projecten als bedoeld in artikel 2, onder h, onder 3°, de werkzaamheden niet zijn beëindigd binnen twee jaar na de dag waarop de aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt ingediend. 2. Het besluit tot intrekking kan terugwerkende kracht hebben. 3. Het besluit tot intrekking wordt gezonden aan de aanvrager. 4. Een afschrift van het besluit wordt gezonden aan de projectbeheerder en aan de inspecteur van de Belastingdienst.
Artikel 9 Indien de uitvoering van een project wordt gewijzigd, doet de instelling die kapitaal verschaft ten behoeve van een project waarvoor een verklaring is afgegeven, daarvan onverwijld melding aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Artikel 10 Ten behoeve van de vaststelling van een verklaring is ten aanzien van de krediet- of beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de projectbeheerder, hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van overeenkomstige toepassing inzake de verstrekking van de van belang zijnde gegevens en de daaraan verbonden rechten en plichten. Hierbij gelden de aan de inspecteur opgelegde verplichtingen eveneens voor de door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen personen.
Artikel 11 Aan de in deze regeling bedoelde normen, meetvoorschriften, tests, verklaringen en certificaten worden gelijkgesteld: a. normen, meetvoorschriften en tests welke ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
bieden; b. v erklaringen en certificaten welke zijn afgegeven op basis van onderzoekingen en een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.
Artikel 14
Artikel 12
Den Haag, 15 maart 2010
1. D e Regeling groenprojecten 2005 wordt ingetrokken. 2. D e regeling, genoemd in het eerste lid, blijft van toepassing op projecten waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag voor een verklaring is ingediend. 3. E en verklaring, afgegeven op grond van de regeling genoemd in het eerste lid, voor een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 7°, waarvoor a. subsidie is verstrekt op grond van de Provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer voor een tijdvak dat eindigt op 31 december 2009, en b. voor bovengenoemde datum een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend voor de in artikel 2, onderdeel a, onder 7°, bedoelde onderdelen van de provinciale Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer, behoudt voor de toepassing van deze regeling en de regeling genoemd in het eerste lid zijn gelding tot de datum waarop op de aanvraag tot subsidieverlening wordt beslist. Indien de aanvraag tot subsidieverlening wordt afgewezen trekt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Verkeer en Waterstaat, de verklaring in met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010.
Artikel 13 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt gepubliceerd.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling groenprojecten 2010. Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, De Minister van Financiën.
45
Bijlage 3 Beheerteams
ASN Vermogensopbouw
Verschillende teams zijn betrokken bij het beheer van het ASN Groenprojectenfonds. Hieronder zijn de leden van deze teams, hun functie, verantwoordelijkheden en ervaring vermeld.
ASN Vermogensopbouw is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en afzet van de spaar-, betaal- en beleggingsproducten van de ASN Bank. Dit team draagt tevens zorg voor de uitvoering van wet- en regelgeving voor zover dit betrekking heeft op de klanten en producten. Het voert de dagelijkse directie over de ASN Beleggingsfondsen. Verder vertegenwoordigt het de ASN Bank en de ASN Beleggingsfondsen op bijeenkomsten voor intermediairs en geïnteresseerden in deze fondsen.
Belangen Wij vermelden niet de belangen in de fondsen die de hieronder genoemde beheerders en medewerkers bezitten. Wij waken voor belangenverstrengeling. Daarom vinden wij het niet wenselijk dat zij belangen hebben in de fondsen die zij beheren, en voeren op dit punt een terughoudend beleid. De drijfveer bij het beheer van het ASN Groenprojectenfonds is de duurzaamheid te bevorderen.
46
n
Bas-Jan Blom
as-Jan Blom is sinds 2007 directeur van B ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. Daarnaast is hij eindverantwoordelijk voor de afdeling ASN Vermogensopbouw en lid van het managementteam van de ASN Bank. Bas-Jan is eindverantwoordelijk voor de beleggings-, spaar- en betaalproducten, waaronder de beleggingsfondsen. Hij werkte onder meer bij de private bank Schretlen & Co als manager beleggingen en bij ABN AMRO als gecertificeerd financial planner. Zie verder bijlage 4.
n
Diane Griffioen
Diane Griffoen is sinds november 2011 afdelingshoofd van ASN Vermogensopbouw en sinds oktober 2012 directeur van ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. Zij is verantwoordelijk voor het fonds- en productbeheer van de ASN Bank, inclusief de aansturing van het team. Sinds haar afstuderen in 1997 heeft Diane verschillende functies in de beleggingssector vervuld. Zij was directeur Triodos Investment Management, hoofd Vermogensbeheer bij ING Private Banking en aandelenanalist bij Kempen & Co. Diane is in 1997 afgestudeerd als econoom aan de Universiteit van Amsterdam, en behaalde in 2001 haar CFA-titel (Chartered Financial Analyst).
ASN Duurzame Financieringen Het team van de afdeling Duurzame Financieringen van de ASN Bank beheert het ASN Groenprojectenfonds. Het team bestaat uit de volgende personen: n Jort Bakker Hoofd Duurzame Financieringen 23 jaar bankervaring n Geert Fijnaut Senior accountmanager onshore en offshore windprojecten 15 jaar bankervaring n Mark Roesink Senior accountmanager duurzame energie 14 jaar bankervaring n
Leo Hellinga
Senior accountmanager zonprojecten op daken en land en onshore en offshore windprojecten 22 jaar bankervaring
n
Anouk Blüm
Accountancy; senior kredietanalist; accountmanager decentrale energie 14 jaar bankervaring
n
Willem Tielenius Kruythoff
n
Paulien van der Lely-Marsman
Senior kredietanalist 15 jaar bankervaring
n
Barry Bulpitt
Documenten- en zekerhedenbeheer 4 jaar bankervaring
n
Jacinthe Hoogerbeets-de Ruijter
Senior commercieel medewerker 12 jaar bankervaring
n
Gaytrie Mahabiersing
Commercieel medewerker 7 jaar bankervaring
Paulien van der Lely is sinds januari 2010 productmanager beleggingen. In die functie is zij verantwoordelijk voor het beheer van de beleggingsfondsen en -producten van de ASN Bank. Hiervoor bekleedde Paulien diverse functies bij Fortis. Als laatste was zij werkzaam bij Fortis Investments als relatiemanager voor de distributie van beleggingsfondsen. Paulien is in 1998 afgestudeerd als econoom aan de Universiteit van Maastricht.
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
n
Diana Kool-Oskam
n
Hansje van der Zwaan–Plagman
iana Kool kwam in 2010 in dienst als jurist D beleggingsfondsen bij SNS REAAL. Sinds januari 2012 is zij volledig werkzaam voor de ASN Bank, als jurist op de afdeling Vermogensopbouw. Zij is verantwoordelijk voor de juridische zaken van de beleggingsfondsen en de andere vermogensopbouwproducten van de ASN Bank. Hiervoor was zij werkzaam als kandidaat-notaris, onder meer bij Nauta Dutilh te Rotterdam. Diana is afgestudeerd in Nederlands recht aan de Universiteit van Utrecht.
Hansje van der Zwaan-Plagman is sinds februari 2011 senior adviseur duurzaamheidsbeleid en -onderzoek, met mensenrechten als specialisatie. Eerder was zij ruim zes jaar werkzaam bij de NGO Aim for human rights (die begin 2011 opgeheven is). Zij studeerde rechten aan de Universiteit van Maastricht, waar zij haar meesterstitel behaalde, en rondde met goed gevolg een Europese postdoctorale masteropleiding af op het gebied van mensenrechten (E.Ma).
n
Jeroen Loots
Jeroen Loots is sinds april 2011 senior adviseur duurzaamheidsbeleid, met als aandachtsgebieden klimaat en biodiversiteit. Hiervoor was Jeroen programmamanager bij Stichting DOEN, beleidsmedewerker bij het Ministerie van VROM en beleidsmedewerker milieu en economie van de Tweede Kamerfractie van de PvdA. Jeroen heeft economie gestudeerd aan de Wirtschaftsuniversität in Wenen en de Vrije Universiteit in Amsterdam, met als specialisatie innovatie.
ASN Duurzaamheidsbeleid & -Onderzoek ASN Duurzaamheidsbeleid & -Onderzoek is verantwoordelijk voor de formulering en de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid van de ASN Bank. Het team formuleert het duurzaamheidsbeleid, doet onderzoek naar landen en ondernemingen waarin de ASN Bank en de ASN Beleggingsfondsen zouden kunnen investeren en voert het stembeleid en het engagement met ondernemingen uit. n
Piet Sprengers
Piet Sprengers is sinds 2006 hoofd van de afdeling Duurzaamheidsbeleid & -Onderzoek van de ASN Bank. Hij is verantwoordelijk voor het duurzaamheidsbeleid en het duurzaamheidsonderzoek voor de ASN Bank en de ASN Beleggingsfondsen. Dit beslaat drie aspecten: het selecteren van investeringen, stemmen en engagement. Hij is tevens lid van het managementteam van de bank. Hiervoor werkte hij onder andere 11 jaar als directeur van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO), die hij oprichtte. Hij heeft biologie gestudeerd aan de universiteit van Nijmegen.
n
Mariëtta Smid
Mariëtta Smid is sinds mei 2008 senior adviseur duurzaamheidsbeleid. Hiervoor werkte zij bij SNS Asset Management, sinds 1996 als vermogensadviseur en beheerder, en sinds 2003 als analist maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). Mariëtta heeft een bachelorgraad in bedrijfseconomie. Daarnaast heeft zij de postdoctorale opleiding Financieel en Beleggingsanalist en het post-doctoraalprogramma Universalising Socioeconomic Security for the Poor aan het Institute of Social Studies succesvol afgerond.
n
Charlotte Scheltus
Charlotte Scheltus is sinds augustus 2011 medewerker duurzaamheidsbeleid & onderzoek. Hiervoor werkte zij als jurist bij een advocatenkantoor en als onderzoeksassistent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Charlotte heeft een mastergraad in internationaal publiekrecht. Daarnaast heeft zij een specialisatie in mensenrechten behaald aan de Universiteit van Pretoria, Zuid-Afrika.
n
Irene de Jong
Irene de Jong is sinds september 2011 medewerker duurzaamheidsbeleid. Zij heeft de bachelorstudie biologie aan de Universiteit van Amsterdam afgerond en zich hierbij gespecialiseerd in ecologie en biodiversiteit. Daarna behaalde zij de mastergraad Toegepaste Communicatiewetenschappen aan de Wageningen Universiteit. Zij was (vrijwillig) werkzaam bij instanties als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen.
47
Bijlage 4 Adresgegevens en personalia ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. Bezuidenhoutseweg 153 2594 AG Den Haag Postbus 93514 2509 AM Den Haag
Bewaarder Pettelaar Effectenbewaarbedrijf N.V. Croeselaan 1 3521 BJ Utrecht Postbus 8000 3503 RA Utrecht
Accountant
Telefoon 070 – 356 93 33 ASN Klantenservice: 0800 - 0380 (gratis) www.asnbank.nl
KPMG Accountants N.V. Rijnzathe 14 3454 PV De Meern
Handelsregister KvK Den Haag nr. 27143242 48
Directie ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. Bas-Jan Blom Diane Griffioen en directie ASN Bank N.V., vertegenwoordigd door: Ewoud Goudswaard Jeroen Jansen
Raad van Toezicht Cateautje Hijmans van den Bergh (voorzitter) Kees Koedijk (vicevoorzitter) Mijntje Lückerath-Rovers Roland van Geest Nico Roozen
Projectbeheerder ASN Bank, afdeling Duurzame Financieringen Bezuidenhoutseweg 153 2594 AG Den Haag
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
Personalia Raad van toezicht Cateautje Hijmans van den Bergh Benoemd in 2009, lopende termijn tot 2013. Cateautje Hijmans van den Bergh (1961) is partner en bestuursvoorzitter van Boer & Croon. Na haar doctoraal examen klassieke talen aan de Rijksuniversiteit Leiden trad zij in dienst bij Bank Mees & Hope (later MeesPierson), waar zij circa tien jaar werkzaam was in diverse functies op het gebied van financieringen van grote corporates en projecten in binnen- en buitenland. Vanwege haar affiniteit met de financiële wereld werkt zij in haar huidige functie vooral voor klanten in de financiële dienstverlening. Zij is verantwoordelijk voor trajecten op het gebied van strategieontwikkeling, (re)organisaties en vraagstukken op het gebied van sturing en structuur, in het bijzonder in de pensioenwereld. Cateautje Hijmans van den Bergh probeert haar culturele, maatschappelijke en zakelijke interesses te combineren in bestuursfuncties bij onder andere het Koninklijk Concertgebouw. Ook is zij lid van de raad van advies van Stichting Internationale Spinozaprijs. In haar vrije tijd houdt zij zich bezig met moderne ceramiek en muziek. Tevens is zij voorzitter van de raad van commissarissen van ASN Beleggingsfondsen N.V.
Kees Koedijk Benoemd in 2011, lopende termijn tot 2015. Kees Koedijk (1960) is hoogleraar Financieel Management aan de Universiteit van Tilburg en decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Hij is expert op het gebied van de financiële economie en financiële markten. Zijn onderzoek richt zich onder andere op macro- en internationale financieringen, portefeuillebeheer en maatschappelijk verantwoord beleggen, en risicobeheer en emotie. Behalve als bestuurder van de faculteit is hij op meerdere gebieden actief, waaronder duurzaamheid. Kees Koedijk studeerde economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar promoveerde hij in
1989 op een empirische studie naar wisselkoersen. Daarna was hij onder meer hoogleraar Finance aan de Universiteit Maastricht, directeur van LIFE (Limburg Institute of Financial Economics), vicedecaan van de faculteit Bedrijfskunde van de Rotterdam School of Management, hoogleraar Financial Management aan de Erasmus Universiteit en bijzonder hoogleraar voor de Fortis Chair in Sustainable Finance. Tevens doceert hij op diverse buitenlandse universiteiten en is redacteur van wetenschappelijke bladen op het gebied van financiën. Kees Koedijk bekleedde diverse nevenfuncties. Zo was hij lid van de Raad van Economisch Adviseurs Tweede Kamer en nationale penningmeester van het CDA. Momenteel is hij lid van het Monitoring Committee Code Banken. Tevens is hij vicevoorzitter van de raad van commissarissen van ASN Beleggingsfondsen N.V.
Mijntje Lückerath-Rovers Benoemd in 2009, lopende termijn tot 2013. Mijntje Lückerath-Rovers (1968) is hoogleraar corporate governance aan Nyenrode Business Universiteit. Van 2001 tot 2012 was zij verbonden aan de masteropleiding financieel recht van de Erasmus Universiteit. Aan deze universiteit studeerde zij in 1994 af in de financiële bedrijfseconomie. Daarna begon zij haar loopbaan in 1994 bij Rabobank International te Utrecht, waar zij onder meer werkzaam was als vicepresident Project Finance. Een van haar hoofdtaken was financiering van duurzame energie. In 2001 trad Mijntje Lückerath-Rovers in dienst van de Erasmus Universiteit Rotterdam als universitair docent. Zij promoveerde in 2007 op een proefschrift over operationele leases (een vorm van off-balancefinanciering). In 2010 werd zij benoemd als hoogleraar bij Nyenrode. Zij geeft onderwijs over financiële markten en toezicht en ondernemingsbestuur. Tevens verricht Mijntje Lückerath-Rovers onderzoek op het gebied van corporate governance, in het bijzonder de rol en samenstelling van de raad van commissarissen. Mijntje Lückerath-Rovers is redactielid van het Tijdschrift voor Goed Bestuur en het Tijdschrift voor Toezicht. Zij is commissaris bij Achmea en lid van het bestuur van de Betaalvereniging Nederland. Tevens is zij lid van de raad van commissarissen van ASN Beleggingsfondsen N.V.
49
Roland van Geest
50
Benoemd in 2011, lopende termijn tot 2014. Roland van Geest (1969) was van 2008 tot 2012 hoofddirecteur Consumentendivisies Retail & Uitgeverijen bij Audax B.V. te Gilze. Hij was lid van het directieteam en verantwoordelijk voor alle activiteiten van Audax op de consumentenmarkt, waaronder de bekende leeswinkels van AKO. Van 1996 tot 2005 maakte Roland van Geest carrière bij de Free Record Shop, waar hij managementfuncties vervulde op gebied van marketing en sales. Roland van Geest was bestuurslid van de Groep Publiekstijdschriften van het Nederlands Uitgeversverbond. Hij is commissaris bij United Retail Holding. Tevens is hij lid van de raad van commissarissen van ASN Beleggingsfondsen N.V.
Nico Roozen Benoemd in 2012, lopende termijn tot 2016. Nico Roozen (1953) is sinds 1987 directeur van Solidaridad. Solidaridad heeft zich ontwikkeld tot een innovator in fair trade en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Sinds 2011 is Nico Roozen executive director van Solidaridad Network, een internationale organisatie die zich inzet voor de realisatie van een eerlijke, duurzame keten van producent tot consument. Solidaridad Network beschikt over een breed netwerk van producentenorganisaties en maatschappelijke organisaties in 42 landen in de Derde Wereld. Nico Roozen is daarnaast voorzitter van de raad van commissarissen van Kuyichi BV, lid van het bestuur van UTZ Certified, en lid van de adviesraad van Social Accountability International (SAI), taskforce Biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen en van Business Social Compliance Initiative (BSCI). Tevens is hij lid van de raad van commissarissen van ASN Beleggingsfondsen N.V.
Directie ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. Bas-Jan Blom Bas Jan Blom (1962) is als directeur ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. verantwoordelijk voor de beleggingsfondsen van de ASN Bank, en als eindverantwoordelijke van de afdeling ASN Vermogensopbouw voor het spaarbedrijf van de bank. Tevens is hij directeur van ASN Groenbank en directeur van het Energiefonds Overijssel. Voorheen heeft hij acht jaar bij Schretlen & Co gewerkt, waar hij verschillende managementfuncties vervulde op het gebied van financiële planning, relatiemanagement en beleggingsadvies. Daarvoor was hij vijftien jaar werkzaam bij ABN AMRO. Bas-Jan Blom is bestuurslid van de Stichting de Putsche Ruiters.
Diane Griffioen Diane Griffoen (1971) is als directeur ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. verantwoordelijk voor de beleggingsfondsen van de ASN Bank. Als afdelingshoofd Vermogensopbouw is zij verantwoordelijk voor het beheer van de de betaal-, spaar- en beleggingsproducten van de ASN Bank, inclusief de aansturing van het team. Eerder was zij directeur Triodos Investment Management, hoofd Vermogensbeheer bij ING Private Banking en aandelenanalist bij Kempen & Co. Zij is in 1997 afgestudeerd als econoom aan de Universiteit van Amsterdam, en behaalde in 2001 haar CFA-titel (Chartered Financial Analyst). Diane Griffioen is bestuurslid van het Nederlands Migratie Instituut. Naast bovengenoemde personen heeft de ASN Bank zitting in de directie van ABB. De ASN Bank wordt vertegenwoordigd door:
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
Ewoud Goudswaard Ewoud Goudswaard (1958) is sinds 2001 algemeen directeur van de ASN Bank. Tevens is hij lid van de raad van commissarissen van ASN Groenbank N.V. en Triple Jump, de projectbeheerder van het ASN-Novib Microkredietfonds. Ewoud Goudswaard begon zijn carrière bij de NMB Bank, later ING Bank, in het kredietrisicomanagement voor (grote) zakelijke relaties. Vanaf 1992 bekleedde hij directiefuncties in Haarlemmermeer, Amsterdam en Rotterdam; vanaf 1997 was hij voorzitter van de directie van het district Midden-Holland. Ewoud Goudswaard heeft diverse nevenfuncties: hij is lid van de raad van advies van de Club van Rome Nederland en van de raad van advies van Plan Nederland, en penningmeester van de Nederlandse Museumvereniging en de stichting Museumkaart.
Jeroen Jansen Jeroen Jansen (1962) is sinds 2005 directeur van de ASN Bank, met marketing, communicatie, public relations, vermogensbeheer, duurzaamheidsbeleid en research als voornaamste aandachtsgebieden. Jeroen Jansen begon zijn bankcarrière bij Triodos Bank. In 1995 ging hij naar de Hollandse Koopmansbank (nu SNS Asset Management). Daar ontwikkelde hij vermogensbeheerdiensten en duurzaamheidsresearch voor institutionele beleggers, maatschappelijke instellingen en de ASN Bank. In 2000 trad hij aan als manager Maatschappelijke Strategie bij Concern Communicatie SNS REAAL. Tevens maakte hij deel uit van de staf van de ASN Bank, ter ondersteuning van de toenmalige directie. In 2001 werd hij adjunctdirecteur van de ASN Bank. Jeroen Jansen is onder meer penningmeester van Stichting Avondster en zit in de programmaraad van MVO Nederland.
51
52
Jaarverslag 2012 ASN Groenprojectenfonds
175