Artikel 11 Samenspel twee partijen (STP) Scoren. Liefst zoveel mogelijk. Yes! Dat geeft de kick! Balbezit afronden met lay ups (dunken mag ook) en driepunters……….Omdat een speler met de bal reglementair slechts twee stappen is toegestaan, moet hij samenspelen om vrij te komen. Binnen samenspel twee partijen, zeg drie-tegen-drie, zijn er de twee-tegen-twee en één-tegen-één confrontaties (aanval tegen verdediging). Het is een doorgaand gevecht waarin het initiatief kan wisselen. Samenspel is tijd- en plaatsgebonden. Timing en spacing spelen in alles een rol. De hoogste scoringspercentage plekken op het veld liggen onder het bord. Daar vrij komen is cruciaal. Bewegen is vereist, en dat niet alleen vanwege de drieseconden regel. Kansen mogen niet stranden in een wirwar van medespelers. Positiespel is basis om vrij te komen. Combinatiespel het volgend hulpmiddel. De introductie van de driepuntslijn veel bijgedragen aan een grotere spreiding van het positiespel. Acties van spelers met bal (MB) zijn in hoge mate interactief met acties van spelers zonder bal (ZB). 1. Passen en vrijlopen: “in-uit” (naar binnen én buiten bewegen), “backdoor”; maar ook 2. penetreren en vrijlopen “penetratie = wijd!”.) Ik wil het hier – in deze volgende stap na Positiespel (standaardpakket 1) hebben over het samenspel in twee partijen (STP). Samenspel in twee partijen (ook wel Keep Away genoemd) is positie- en combinatiespel (nog zonder rebound en afwerken op doel). Aanval en verdediging hebben een gelijk aantal spelers. Volledig basketball is een spel van vijf-tegen-vijf, waarbinnen zich één-tegen-één situaties voordoen. Maar ook twee-tegen-twee, drie-tegen-drie, of vier-tegen-vier. Ook hier binnen weer één-tegen-één. Niets wat in vijf-tegen-vijf voorkomt is ook al niet te vinden in twee-tegen-twee, drie-tegen-drie, of vier-tegen-vier. Drie vormen samenspel twee partijen:
Diagram 1: Keep Away twee-tegen-twee Organisatie: Twee tegen twee is de basis van samenspel. Acties MB en ZB kunnen hier op elkaar worden afgestemd. Twee tegen twee is al geschikt om met spelertjes van Onder 10 aan de slag te gaan. Ze zien al meer dan één medespeler in het spel en zijn al niet meer zo louter op de bal en zichzelf gericht. Het vrijlopen (ZB) kan hier worden benadrukt. Vooral de grootte van het speelveld is hier maatgevend voor het hanteren van de moeilijkheidsgraad. Uiteraard biedt het vrijkomen op een half tennisveld meer mogelijkheden dan op een half badmintonveld. Het idee van kiekeboe kennen alle kinderen (zoek een positie achter de verdediger en reageer op het moment dat hij zijn hoofd draait (zie het pijltje in diagram 1). (Nb Voor topspelers is twee tegen twee in kleine ruimte - zeg een veldje van vier bij vier meter - ook geschikt. Het betekent super grote druk op de bal en super hoge druk op de ontvanger (vanwege de beperkte ruimte). Aanspeelbaar zijn betekent hier niet rondtollen, maar contact maken en met de andere hand een pass doel aangeven. In deze omstandigheid wordt de dribbel levend kunnen houden vitaal.)
Diagram 2: Keep Away drie-tegen-drie in afgebakende ruimte Organisatie: Er komt nu een extra afspeelmogelijkheid bij voor de balbezitter (MB). Bovendien is er naast het op eigen kracht vrijlopen nu de interactie tussen de twee spelers zonder bal mogelijk (kruisen, screenen)
Diagram 3: Keep Away vier-tegen-vier in afgebakende ruimte Organisatie: Half volleybalveld (en met meer bekwaamheid achtervak volleybalveld) is geschikt voor vier tegen vier. Een beginopstelling is gewenst. Vandaaruit positie- en combinatiespel.
In principe zijn in STP aanval en verdediging hier gelijk toegerust. Directe spelbedoelingen zijn: overspelen en onderscheppen. Er wordt dus afgezien van schieten op de basket en dat verhinderen. Ook de rebound speelt geen rol. De acties en reacties tussen aanval en verdediging leveren echter snelle omschakelingen. Transities van balbezit en niet- balbezit tussen de twee partijen. Het is aanvankelijk aan te bevelen aanvallend een eerst globale opstelling (alignment) in acht te nemen. Hiermee wordt de ruimtelijkheid (spacing) van het aanvalsspel een eerste handvat gegeven. Ga bijvoorbeeld uit van een “vierkant” (four out) met in elke hoek van een half veld een speler gepositioneerd. Dobbelsteen (getal vijf = 2-1-2) kan ook (met één speler in het midden. Bij enige bekwaamheid is het weer mogelijk de snelle omschakelingen (van aanval naar verdediging en omgekeerd) in te passen. Spelers geven de geschiktheid zelf aan.
Diagram 4: Four out met hoge post/ 2-1-2 aanval
In de oefenstof die tot samenspel twee partijen opbouwt kan een onderscheid worden gemaakt tussen: 1. voorbereidende Fundamentals: Het betreft bij de Fundamentals vooral de technieken van vangen/ passen en dribbel/dive en de verbindingen ertussen.
2. basale coördinatie: Inoefenen van coördinatie tussen speler MB en spelers ZB. Binnen het aantal spelers van een groep in STP is het denkbaar vrij of meer schematisch op basis van principes of afspraken het spel MB en ZB meer structuur te geven. Een voorbeelden? A. Vrijlopen op basis van een matrix B. Na pass naar medespeler naar vastgestelde positie bewegen, bijv. “weg” snijden naar verste hoek veld.
Zoals in elke artikel zijn de oefeningen in dit standaardpakket 2 ook beschikbaar (zie oefenstof onderaan). Met name op basis van de interactie van speler(s) met bal (MB) en zonder bal (ZB) - binnen het eigen team - wordt de kwaliteit van samenspel bepaald. (In de beleving van spelers ontsaat een nieuwe balans. Ze leren tegelijkertijd het één-tegen-één aangaan te combineren met het oog hebben voor medespelers.) Het precieze verhaal hoeft aanvankelijk voor kinderen nog niet scherp omlijnd te zijn, niet meer dan globaal duidelijk, om hen onderling te motiveren de spelbedoeling uit te voeren. Zo is “STP Passes tellen” een simpele opdrachtvorm om in een afgebakende ruimte te combineren, te bewegen en de interactie vergroten. Overspelen en daarnaast het driven naar de sweet spot liggen aan de basis van de oorsprong van een (eenvoudige) driving-passing aanval. Of de spelers hierbij onmiddellijk oog hebben voor de werkende principes (ruimte bijvoorbeeld) en de consequenties ervan is vers twee. Hulpmiddelen kunnen zijn: 1. de vloer in vlakken of sectoren te verdelen; 2. met paaltjes een cirkel markeren; 3. met pylonen of matjes posities markeren en begrenzen; 4. Aanval en verdediging in onderscheiden tenue laten werken. Met geduld kan veel worden bereikt. De grondslag van fundamenteel lesgeven wordt hierin meteen aangeboord. Vrijlopen blijkt heel moeilijk, vereist feeling, want spelers hebben zonder uitzondering de neiging andere spelers in de weg te lopen (vooral als ze teveel alleen met eigen man en bal bezig zijn). Als een speler wegloopt uit de drukte ontstaat er ruimte. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Anders gezegd, bewegen en ruimte moeten in balans zijn! Samenspel in twee partijen is dus een aanvallende oefening die spelers leert zelfstandig na te denken hoe de druk te omzeilen! Het geeft de lesgever de kans spelers situaties aan te reiken en hier een zekere opbouw in aan te brengen. Dat wil zeggen: de grondslag is steeds in beperkte ruimte gecontroleerd leren passen en/ of dribbelen. De moeilijkheidsgraad varieert en leert spelers bij verschillende weerstanden de juiste keuzes te maken. De mate van weerstand leert ze in balbezit niet alleen direct en alert aan te vallen, maar ook controle te bewaren. Hoe sneller een speler in staat is te beslissen, des te eenvoudiger hij de druk kan vermijden. Natuurlijk is een medespeler aanspelen niet hetzelfde als een tegenstander uitspelen. In deze oefeningen leren de speler zijn concentratie richten op het tot stand brengen van zekere acties, zekere passes met laag risico maar ook gecontroleerde drives.
Hij ontmoet hierin allerlei spontane problemen: traps (als twee verdedigers het op hem in balbezit gemunt hebben), sagging defense (als ze juist van hem afstappen in een soort zone), of schijn manoeuvres. Het doel is hierbij niet aan chaos te doen. Altijd een idee te hebben hoe de druk te omzeilen! Soms de tegenstander voor (of te snel af) zijn (randje haast) op andere momenten de druk opzoeken. Eigenlijk leren de spelers van hun eigen ervaringen het meest. De lesgever die dit begrijpt komt het verst. Het enige wat voor de lesgever in basketball niet te tolereren valt, is het stilstaan in de aanval. Wat zijn de punten die “samenspel twee partijen” zoals hierboven beschreven vereenvoudigen ten opzichte van volledig spel? In de eerste plaats wordt er geoefend zonder de basket. (het schieten wordt geëlimineerd.) In de tweede plaats de rebound. Misschien is dat iets minder motiverend, omdat de verbinding naar het afrondend schot ook een spannend element is. Maar anderzijds neemt het ook een flink stuk van de concentratie weg. Concentratieruimte die nu vrijkomt voor positiespel. Daarbij wordt hier de spelbedoeling om vrij te komen minder beperkt in de zin dat het niet in de context van de eigen shooting range moet gebeuren. Deze vereenvoudiging maakt het bewegen zonder bal (ZB) meer rudimentair. Back to basics dus. I. “Samenspel twee-tegen-twee op half badmintonveld” De ruimte (half badmintonveld) is hier uiterst schaars. Daarom is het zaak dat de spelers hier oordeelkundig mee om springen. MB is het van belang de dribbel levend te houden in één-tegen-één. ZB wordt het ruimtes afschermen en met de buitenhand een target aangeven sterk benadrukt. Veel bewegen leidt tot weinig. Centraal post up punt is het snijpunt van de diagonalen in het centrum. Vanuit de sweet spot kan een pin out worden gemaakt door de ontvanger. Ook hier is de “Drie vragen methode” een gepaste leiddraad voor het toetsten van de logica van spelbeslissingen.
Diagram 5: Keep Away twee-tegen-twee in afgebakende ruimte.
II. “Samenspel drie-tegen-drie in grote cirkel met trap” In deze organisatie vragen we de verdedigers de speler met bal te double teamen. Uiteraard is de opstelling een driehoek. Het snel herkennen van de één-tegen-één overgaand in een trap verlost de aanval van veel problemen. Het devies luidt “versla de trap voor dat hij er is!” Dribbel liever niet in de mond van een krappe double teaming, tenzij het duidelijk is dat er een makkelijke pass mogelijk blijft. Of dat de ontvangers in een goede positie zijn om een makkelijke pass te ontvangen. Het liefst niet springen vlak voor de pass. De getimede pass verdient de voorkeur. Aanvallen zonder forceren. Deze oefening is zo goed omdat hij de spelers leert de zekere pass in een klein overbevolkt stuk van het veld te volbrengen. Het vinden van de zekere, bewuste oplossing is kenmerkend voor de speler(s) met controle. Zij weten de drukte te omzeilen.
Diagram 5: STP drie-tegen-drie met traps
III. “Samenspel vier-tegen-vier achtervak volleybalveld” Opstelling in een vierkant. In elke hoek een aanvaller, ruimte in het midden (sweet spot). Aanval van vrije ruimtes: dribbel-drive en pass. Passes tellen. Elke play (drive of pass) heeft een begin en eind, en beiden moeten kloppen. Geen sinecure. Dribbel benutten om bal levend te houden. Driven om de sweet spot aan te vallen. Passfakes om verdediging te beoordelen. Accent op de vormvereisten van de techniek: hard en gecontroleerd. Passes zijn zuiver en strak. Elke stuit is hard en onmiddellijk de controle in de ontvangende hand. De lesgever kan niet anders dan mooie plays prijzen. Enerzijds de drive/pass, anderzijds de catch: aan beide kanten. Vangen moet foutloos! Maar kan dat ook? Ook de moeilijke bal gevangen? In theorie kan de lesgever ”fouten” op twee manieren benaderen. In objectieve zin is een fout een fout! In relatieve zin niet: alle fouten zijn gelijk, maar sommige fouten zijn minder gelijk dan andere. In de wijze waarop de coach met name de “fouten” behandelt toont hij zijn subjectieve zijde. Hij toont hierin de scheidslijn tussen de door hem gedoogde fout en de niet geaccepteerde.
Diagram 6: Keep Away vier-tegen-vier in afgebakende ruimte
“Samenspel vijf-tegen-vijf half volleybal veld” Opstelling? In een dobbelsteen. Vier in de hoeken en een speler centraal in het midden.