Hoofdstuk 1 BBV
Artikel 1-6
Algemene bepalingen
VERBONDEN PARTIJEN – artikel 1 en artikel 5 Vraag 13 van deel 7 (vóór apr05) Is een artikel 82 commissie een verbonden partij volgens het BBV? Antwoord Een artikel 82 commissie (raadscommissie) is onderdeel van de gemeente zelf en geen verbonden partij.
Vraag 15 van deel 11 (vóór apr05) Vallen de zogenoemde bestuurscommissies onderwijs onder de verbonden partijen en worden deze dus niet meer geconsolideerd in de begroting en jaarstukken van de gemeente? Toelichting: Een gemeente waar ik als controlerend accountant opereer, kent zogenoemde bestuurscommissies onderwijs. Deze bestuurscommissies voeren een eigen beleid en beheer scholen in die gemeente. De bestuurscommissie voert zelf een administratie en maakt zelf de jaarrekening van de betreffende school. Onder de CV 1995 werden de jaarrekeningcijfers van de bestuurscommissies geïntegreerd in de jaarrekening van de gemeente. In de begroting 2004 heeft de gemeente de cijfers onderwijs niet meer opgenomen. Zij geeft in de begroting 2004 aan dat door de gewijzigde wet- en regelgeving (BBV) dergelijke verbonden partijen niet meer worden opgenomen in de documenten van de gemeente. De bestuurscommissies worden slechts genoemd in de paragraaf "verbonden partijen". De gemeente geeft aan dat zij op een cursus van de Bestuursacademie deze handelswijze hebben gehoord. Graag verneem ik het standpunt van de commissie BBV: cijfers van bestuurscommissies integreren in de eigen documenten of niet integreren en opnemen in de paragraaf verbonden partijen? Antwoord Verbonden partijen worden blijkens artikel 5 van het BBV niet geconsolideerd in de begroting. Bestuurscommissies uit hoofde van artikel 83 en 84 van de Gemeentewet zijn evenwel geen verbonden partijen. Er dient dus wel te worden geconsolideerd. De bedoelde commissies oefenen bevoegdheden uit die het college, de raad of de burgemeester hebben overgedragen. Verbonden partijen hebben dergelijke bevoegdheden niet. Het zijn privaatrechtelijke of publieke zelfstandige organisaties. Zie ook de desbetreffende definitiebepalingen in het BBV, artikel 1.
Vraag 10 van deel 12 (apr05) Zijn de activiteiten/uitgaven van een Bestuurscommissie Onderwijs van invloed op de kasgeldlimiet, de renterisiconorm en het EMU-saldo van een gemeente? Toelichting: Uit de VA-rubriek van de cieBBV valt op te maken dat een Bestuurscommissie Onderwijs geen verbonden partij is, en dat de balans en resultatenrekening van dergelijke commissies geconsolideerd moeten worden. Moet ik hier uit afleiden dat de activiteiten van deze commissies ook van invloed zijn op de kasgeldlimiet, de renterisiconorm en het EMU-saldo van een gemeente? Antwoord Ja, de activiteiten/uitgaven van een Bestuurscommissie Onderwijs zijn van invloed op de kasgeldlimiet, de renterisiconorm en het EMU-saldo van een gemeente. Een bestuurscommissie is juridisch gezien een onderdeel van de gemeente.
Vraag 4 van deel 14 (mrt06) Onze gemeente is vertegenwoordigd in een stichtingsbestuur. De gemeente heeft de stichting geen bedrag beschikbaar gesteld maar staat garant voor de betaling van rente en aflossing door de stichting aan een derde. Is deze stichting een verbonden partij voor de gemeente? Toelichting:
Hoofdstuk 1
1
Onze gemeente is bezig met de opstelling van het beleidskader verbonden partijen. Verbonden partijen zijn volgens artikel 1 BBV die partijen waarin een provincie of een gemeente zowel een bestuurlijk als een financieel belang heeft. Van een financieel belang is de definitie: Een aan de verbonden partij ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij haar verplichtingen niet nakomt (artikel 1, onder c BBV). Uit de toelichting op artikel 1 blijkt dat ook sprake is van een financieel belang indien financiële problemen bij de verbonden partij kunnen worden verhaald op de gemeente. Op grond van deze omschrijving moet de conclusie toch zijn dat verstrekte garanties voor de betaling van rente en aflossing als een financieel belang worden aangemerkt? Vb: onze gemeente heeft een garantie afgegeven aan de geldgever (NRF) in verband met de financiering van de restauratie van een monument. Het monument is eigendom van een stichting waarvan de burgemeester q.q. voorzitter is. Deze garantie kent een relatief hoog risicoprofiel gegeven de onzekerheden t.a.v. de opbrengsten (waaronder kanjersubsidies). Antwoord De stichting is een verbonden partij, want de gemeente heeft zowel een bestuurlijk belang (is immers vertegenwoordigd in het bestuur) als een financieel belang. Voor het hebben van een financieel belang is het niet persé nodig dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt aan de stichting. De gemeente heeft namelijk ook een financieel belang in de stichting indien financiële problemen bij de stichting kunnen worden verhaald op de gemeente. Omdat de gemeente een garantstelling aan een derde heeft verstrekt loopt de gemeente het risico dat ze die derde moet betalen in geval van financiële problemen bij de stichting. Bij een garantstelling is dus sprake van een financieel belang. Voor door de gemeente afgegeven garantstellingen gelden de bepalingen van artikel 50 (buiten de balanstelling opnemen op de passiefzijde van de balans) en artikel 57 (toelichting daarop). Als de gemeente garant staat voor een organisatie en zij ook een bestuurlijk belang heeft in die organisatie is er sprake van een verbonden partij; deze verbonden partij moet worden opgenomen in de lijst die op grond van artikel 69 moet worden opgesteld (uitvoeringsinformatie).
Vraag 12 van deel 7 (vóór apr05) Kunnen we het RIO als verbonden partij kenmerken? Toelichting: In onze gemeente kennen we het RIO, het regionale indicatieorgaan t.b.v. de Wet voorzieningen gehandicapten. Wij hebben een subsidierelatie met het RIO. In het bestuur van het RIO zitten bestuurders van deelnemende gemeenten. Het is geen gemeenschappelijke regeling. Antwoord In een verbonden partij heeft de gemeente een financieel en bestuurlijk belang (blz 58, circulaire begroten en verantwoorden deel 1). Zo'n bestuurlijk belang heeft uw gemeente als uw gemeente een zetel in het Bestuur van het RIO heeft of stemrecht; een financieel belang met het oog op een verbonden partij gaat verder dan alleen de subsidierelatie, als uw gemeente verder geen financiële risico's loopt (financiële verplichtingen die juridisch afdwingbaar zijn door het RIO) dan heeft uw gemeente geen financieel belang vanuit de optiek van een verbonden partij.
Vraag 14 van deel 7 (vóór apr05) Moeten deelnemingen wel worden geconsolideerd? Toelichting: Bij het doornemen van het BBV kwam ik tegen dat in artikel 5 wordt gesteld dat ''verbonden partijen' niet mogen worden geconsolideerd. Aangezien artikel 1 een onderscheid aanbrengt tussen 'verbonden partijen' (artikel 1,b) en 'deelnemingen' (artikel 1,e), zou daaruit kunnen worden afgeleid dat deelnemingen wel mogen worden geconsolideerd. In de toelichting op pagina 48 3e en 4e aandachtsstreepje wordt juist toegelicht dat deelnemingen niet mogen worden geconsolideerd. Lees ik nu verkeerd of is hier iets over het hoofd gezien? Antwoord
Hoofdstuk 1
2
Het antwoord op deze vraag staat in de toelichting bij artikel 1. Een deelneming valt, gezien wat met financieel belang (zie art.1c) en bestuurlijk belang (artikel 1d) wordt bedoeld, onder de verbonden partijen. Het zijn die verbonden partijen, waarbij de provincie/gemeente aandelen in een NV of in een BV heeft. In de toelichting wordt ook aangegeven waarom in artikel 1 niet alleen verbonden partijen worden onderscheiden, maar ook deelnemingen. Deelnemingen worden, bijvoorbeeld in artikel 36, apart genoemd vanwege hun importantie.
Vraag 15 van deel 12 (apr05) Moet een gemeente een 100% deelneming consolideren? Toelichting: Een gemeente heeft een 100% deelneming in een BV die een wielerhal exploiteert. De eigendom van de wielerhal ligt bij de gemeente. De gemeente wil het sportcomplex met een boekwaarde van 1 mln. euro overdragen aan de BV voor 1 euro. Juridisch eigendom wil de gemeente echter zelf houden. Hierbij wil de gemeente de boekwaarde op de balans houden en jaarlijks blijven afschrijven . Welke mogelijkheden heeft de gemeente? Moet de gemeente de 100% deelneming consolideren? De directeur van de BV wordt ingehuurd door de BV (inhuurcontract) en aan de BV wordt een subsidie verstrekt door de gemeente. Tevens zijn er leningen hieraan verstrekt. Volgens mij is er een financieel en bestuurlijk belang en zou er geconsolideerd moeten worden. Antwoord Een deelneming valt, gezien wat met financieel belang (zie art.1c) en bestuurlijk belang (artikel 1d) wordt bedoeld, onder de verbonden partijen. Deelnemingen zijn namelijk die verbonden partijen, waarbij de provincie/gemeente aandelen in een NV of in een BV heeft. Omdat deelnemingen vallen onder de verbonden partijen worden deelnemingen niet geconsolideerd. Ook in het geval de gemeente 100% van de aandelen in een BV of NV bezit wordt er dus niet geconsolideerd. Kapitaalverstrekkingen (bijvoorbeeld via de storting op aandelen) en leningen aan deelnemingen worden afzonderlijk onder de financiële vaste activa opgenomen (resp. artikel 36,a1 en 36,b2). Subsidies die een gemeente verstrekt aan een deelneming moet de gemeente als last nemen. Omdat de gemeente na overdracht van de wielerhal alleen juridisch en geen economisch eigenaar is van de hal moet de gemeente een eventuele boekwaarde volledig afboeken en ten laste van het resultaat brengen.
BESPAARDE RENTE – artikel 2, vierde lid RENTEOMSLAG Vraag 14 van deel 2 (vóór apr05) Heb ik uit de toelichting bij artikel 2, vierde lid BBV, goed begrepen dat bespaarde rente over het eigen vermogen (ook wel fictieve rente genoemd) onder de baten en lasten moet worden meegenomen? Antwoord Neen. In artikel 2, vierde lid, staat dat onder de baten en lasten ook de over het eigen vermogen berekende bespaarde rente wordt bedoeld. Dit betekent dat als de gemeente werkt met berekende bespaarde rente, deze bespaarde rente als baten en lasten wordt gezien; de rente over het eigen vermogen wordt als last toegerekend en vervolgens ook onder de baten opgenomen. Met andere woorden het hangt af van de methode van rentetoerekening of er sprake is van bespaarde rente. In de praktijk komen drie methoden van renteomslag voor die alle drie mogelijk blijven onder het BBV: 1. In de renteomslag wordt ook berekende rente over eigen vermogen en voorzieningen verwerkt. 2. Alleen de werkelijk betaalde rente wordt verwerkt in de renteomslag.
Hoofdstuk 1
3
3. Er wordt geen renteomslag toegepast. Een gemeente die methode 1 toepast moet op grond van artikel 2, vierde lid BBV, de bespaarde rente over het eigen vermogen onder de baten en lasten opnemen. Dus als de gemeente werkt met de renteomslagmethode waarin ook de berekende bespaarde rente wordt meegenomen, wordt deze bespaarde rente als baten en lasten gezien; de rente over het eigen vermogen wordt als last toegerekend (aan de programma’s waarbij de betreffende activa behoren) en vervolgens ook onder de baten opgenomen (bij het programma waarin de rentebaten worden verantwoord). Een gemeente die methode 2 of methode 3 toepast neemt geen bespaarde rente mee in de renteomslag en hoeft deze dan ook niet op te nemen bij de baten en lasten. De eerste methode verdient vanuit het gezichtspunt van een zuivere kostprijsberekening voor een gemeentelijke taak de voorkeur, omdat de financieringswijze dan geen rol speelt. Zie ook het voorbeeld van de berekening van renteomslag op blz. 96 van de BBV-circulaire. Voor de duidelijkheid is het aan te bevelen om de methode van renteberekening die de gemeenten hanteert op te nemen in de verordening op basis van artikel 212 Gemeentewet .
Vraag 13 van deel 12 (apr05) Moet de methode van renteomslag die is toegepast in de programmabegroting ook in de Iv3sfeer worden toegepast? Toelichting: In de artikelen van het BBV wordt niet gesproken over het wel of niet verplicht moeten toepassen van de (traditionele) renteomslag. In vraag 14 van deel 2 van de vraag&antwoordrubriek BBV staan drie methoden van de renteomslag die alle drie mogelijk blijven onder het BBV. In vraag 2 van deel 4 geeft u aan wat onder het saldo van de financieringsfunctie wordt verstaan. Op grond van deze antwoorden kan de conclusie worden getrokken dat in de baten en lasten van de programma’s niet de rente verdisconteerd hoeft te zijn. Op basis van de informatie voor derden en het antwoord op vraag 3, hoofdfunctie 9 van de vraag- en antwoordrubriek Iv3 ontstaat tussen het bovenstaande en Iv3 een verschil. In genoemd antwoord staat dat rentebetalingen en de lasten van de berekende interne rente via de renteomslag via de kostenplaatsen aan de desbetreffende functie worden verdeeld. In de toelichting bij functie 914 staat o.a. dat de betaalde rente van langlopende leningen bij derden niet onder deze functie wordt geboekt, maar worden toegerekend aan de desbetreffende functies (via de omslagrente). Antwoord Bij de programmabegroting geldt met betrekking tot de methode van rentetoerekening de voorkeursmethode genoemd in vraag 14 van deel 2. In deze voorkeursmethode wordt ook de berekende bespaarde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen in de renteomslag meegenomen. Deze methode verdient vanuit het gezichtspunt van een zuivere kostprijsberekening voor een gemeentelijke taak de voorkeur, omdat de financieringswijze dan geen rol speelt. Het antwoord op vraag 3, hoofdfunctie 9 in de vraag&antwoord-rubriek Iv3 gaat er dan ook van uit dat de gemeente de voorkeursmethode met betrekking tot de toerekening van rentekosten toepast. De voorkeursmethode is echter niet dwingend voorgeschreven. Een gemeente kan ervoor kiezen om een andere methode van renteomslag te hanteren, zie ook vraag 14 van deel 2. De boekingen in de Iv3-sfeer dienen in overeenstemming te zijn met de keuze die de gemeente heeft gemaakt met betrekking tot de methode van rentetoerekening in de begroting en de rekening. Als een gemeente ervoor kiest om alleen de betaalde rente in de omslag te betrekken, leidt dat er ook in de Iv3-sfeer toe dat er geen berekende interne rente wordt verdeeld over de daarvoor in aanmerking komende functies. Als een gemeente ervoor kiest om geen renteomslag toe te passen wordt in de Iv3-sfeer ook geen rente verdeeld over de daarvoor in aanmerking komende functies.
Vraag 4 van deel 1 (vóór apr05) Is het toerekenen van rente aan het eigen vermogen nu verboden? Antwoord
Hoofdstuk 1
4
Deze vraag vloeit voort uit het feit dat het tot nu toe praktijk is om de rente via een omslagstelsel toe te rekenen aan de kostendragers (functies). In dit stelsel wordt dan de zogenaamde bespaarde rente als gevolg van het aanwenden van het eigen vermogen voor de financiering van activa als (fictieve) rentekosten meegenomen. Het eigen vermogen bestaat volgens artikel 42, eerste lid van het BBV uit de reserves en het resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening. De bespaarde rente als het gevolg van het aanwenden van het eigen vermogen is strikt genomen geen last. Er zijn echter goede redenen waarom het voor gemeenten zinvol is met de bespaarde rente om te gaan als een last. Artikel 2 lid 4 bepaalt dan ook dat de bespaarde rente als een last mag worden behandeld. De bespaarde rente wordt vaak toegevoegd aan de reserves. Dit is nog steeds toegestaan, maar dient, zoals alle mutaties in de reserves, plaats te vinden via de resultaatbestemming.
Vraag 6 van deel 1 (vóór apr05) Over door derden belegde reserves wordt de bespaarde rente uitgekeerd. Deze reserves moeten onder de langlopende schulden worden gerangschikt. Mag deze bespaarde rente in de renteomslag worden betrokken? Antwoord Door derden belegde gelden worden op grond van artikel 46 onder de langlopende schulden in de balans opgenomen. Veelal zullen de gelden belegd zijn onder de conditie dat daarover rente moet worden vergoed. De rente wordt samen met de andere rentelasten en –baten in de renteomslag betrokken. Er is derhalve geen sprake van bespaarde rente, tenzij er geen of minder rente wordt vergoed dan op grond van de markt reëel zou zijn. Het verschil zou als een besparing op de rentekosten kunnen worden aangemerkt. Dit verschil mag dan als fictieve rentekosten in de renteomslag worden meegenomen. Zie ook vraag 4 van deel 1.
BRUTOBEDRAG BATEN & LASTEN – art 2, derde lid Vraag 14 van deel 1 (vóór apr05) Volgens het BBV moeten boekingen bruto worden weergegeven. Geldt dit ook voor kas-, bank- en giroboekingen en voor aflossingen op geldleningen en waarborgsommen? Antwoord Kas-, bank- en giroboekingen worden individueel niet in de jaarrekening verantwoord en gepresenteerd. Alleen de saldi op de balans worden weergegeven. Aflossingen op geldleningen en waarborgsommen zijn vermogensmutaties en worden als zodanig in de saldi op de balans bij aanvang en einde van het begrotingsjaar weergegeven.
Hoofdstuk 1
5