Archeologisch Rapport
Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en AnjumLauwersoog, provincie Fryslân projectnr. 11191-155704 revisie 00 26 oktober 2005
Auteur(s) M. Marinelli
Opdrachtgever Nederlandse Aardolie Mij B.V. Postbus 28.000 9400 HH ASSEN
Datum vrijgave
beschrijving revisie 00 Eindrapport
goedkeuring D. la Fèber
vrijgave M. Marinelli
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2
Onderzoeksopzet Uitvoering bureauonderzoek Uitvoering veldtoets
3 3 3
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2 3.2.1 3.2.2
Resultaten onderzoek Resultaten bureauonderzoek Bodem en landschap Lokale bodemopbouw Archeologie Archeologische verwachting Voorgenomen verstoring Resultaten veldtoets Visuele inspectie Veldtoets
4 4 4 5 5 7 7 8 8 8
4 4.1 4.2
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen
10 10 10
Bijlagen 1 Literatuurlijst 2 Periodisering 3 Beschrijvingen Centraal Monumenten Archief (CMA) 4 Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën Tekeningen 155704-SI 155704-ROBI 155704-ROBII 155704-ROBIII
blad 1 van11
Milieu & Veiligheid
Situatietekening met ligging beide traceés Archeologische monumenten (AMK) en waarnemingen (CAA) 1 Archeologische monumenten (AMK) en waarnemingen (CAA) 2 Archeologische monumenten (AMK) en waarnemingen (CAA) 3
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Inleiding In opdracht van de Nederlandse Aardolie Mij B.V. is in juni 2005 door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureauonderzoek en een veldtoets. Aanleiding tot het uitvoeren van het archeologisch onderzoek is het voornemen tot de aanleg van twee gasleidingen tussen Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, gemeente Dongeradeel. De geplande leiding tussen Anjum-Lauwersoog heeft een lengte van circa 3,5 km en tussen Anjum-Moddergat een lengte van circa 7 km. De ligging van de tracées is weergegeven op de tekening 155704-S1. De leidingaanleg zal gepaard gaan met graaf- en ontgrondingswerkzaamheden over een werkbreedte van 12 meter en een diepte van 2 meter die kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden in het gebied. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) wordt aangegeven dat ten aanzien van het mogelijk voorkomen van resten uit de Steentijd en IJzertijd tot en met de Middeleeuwen geen archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Wel wordt aanbevolen om aanwezige terpen door middel van een waarderend onderzoek te onderzoeken. In de geplande traceés liggen geen bekende terpen. Wel lopen de leidingen langs bekende archeologische monumenten. Om die reden is besloten tot het uitvoeren van een bureauonderzoek en een veldtoets op geselecteerde locaties in de nabijheid van deze bekende vindplaatsen. Doel van het archeologisch bureauonderzoek is in eerste instantie het verzamelen van gegevens betreffende de archeologie in het gebied, het vaststellen van de verwachting ten aanzien van de kans op het aantreffen van eventueel aanwezige archeologische resten. Doel van de veldtoets is het toetsen van de archeologische verwachting en het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische resten op geselecteerde locaties.
blad 2 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
2 2.1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Onderzoeksopzet Uitvoering bureauonderzoek Een bureauonderzoek voor het inventariseren van archeologische gegevens bestaat gewoonlijk uit een tweetal onderdelen: a. inventarisatie van bodemkundige en landschappelijke gegevens; b. inventarisatie van archeologische gegevens. In het bureauonderzoek worden de bodemkundige en landschappelijke gegevens geïnventariseerd met behulp van o.a. de bodemkaart van Nederland, de geologische kaarten van het gebied en overige bronnen als historisch kaartmateriaal. Archeologische gegevens worden verzameld aan de hand van de direct toegankelijk informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA), het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en het Centraal Monumenten Archief (CMA) en de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE), waarbij een overzicht verstrekt wordt van de op het moment bekende waardevolle terreinen en vindplaatsen. Behalve voor bekende terreinen wordt er voor het gebied een indicatie gegeven van de verwachte archeologische waarden in de klassen lage, middelhoge en hoge indicatie. Deze waarden zijn gebaseerd op vakinhoudelijke expertise en meerdere kaarten, o.a. de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de FAMKE.
2.2
Uitvoering veldtoets Tijdens de veldtoets zijn boringen verricht op percelen aangrenzend aan bekende archeologische vindplaatsen. Daarnaast is een visuele inspectie uitgevoerd langs beide geplande leidingen en zijn her en der boringen geplaatst om de archeologische verwachting te toetsen. Tijdens de veldwerkzaamheden wordt gelet op in het veld zichtbare terreinkenmerken als verhogingen en verkleuringen. Verder wordt gelet op vondsten en sporen die zich aan het oppervlak bevinden en ten tijde van het onderzoek zichtbaar zijn. Er worden boringen gezet met een Edelmanboor (ø 7 cm) en een gutsboor (ø 3 cm) tot een maximale diepte van 3,0 m -mv. In de profielbeschrijvingen wordt gelet op het voorkomen van archeologische indicatoren als aardewerken vuursteenfragmenten, houtskool, verkleuringen en veraarde lagen. De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (VS03). Voor de Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën wordt verwezen naar bijlage 5.
blad 3 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
3
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Resultaten onderzoek Voor een algemeen overzicht van hieronder genoemde periodisering wordt verwezen naar bijlage 2. De ligging van het tracé is weergegeven op tekeningen 155704-S1. Ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel ligt het tracé Anjum-Moddergat tussen RD-coördinaten 200.500, 602.000 en 206.000, 598.800 (topografische kaart van Nederland, kaartbladen 2 West + 6 West) en het tracé AnjumLauwersoog tussen RD-coördinaten 206.000, 598.800 en 206.500, 603.000.
3.1 3.1.1
Resultaten bureauonderzoek Bodem en landschap Het onderzoeksgebied ligt geologisch gezien in het relatief laag gelegen zeekleigebied, dat met name in het Holoceen (de laatste 10.000 jaar) is ontstaan en gevormd. De bodem bestaat grotendeels uit holocene klei- en veenlagen op zandige pleistocene afzettingen. Tijdens de laatste IJstijd heeft het landijs Nederland niet bereikt. Nederland werd in deze periode gekenmerkt door een periglaciaal klimaat. In de laatste ijstijd werd in de koude perioden voornamelijk eolisch zand afgezet in de vorm van dekzandplateaus. In deze ijstijd waren er echter ook warmere perioden waarin begroeiing optrad en veen of venige lagen werden gevormd. Tijdens deze warmere perioden vond waterafvoer plaats door rivieren die zich insneden in het dekzandplateau. In het onderzoeksgebied ligt het pleistocene zand diep onder de oppervlakte en is afgedekt met enkele meters klei. Na de laatste koude periode van het Pleistoceen begint het Holoceen. Er trad een temperatuurstijging op en de dekzanden raakten begroeid: het landschap veranderde. Als gevolg van het smelten van het landijs begon de zeespiegel te stijgen. Daardoor verslechterde de ontwatering in het binnenland en trad op grote schaal veenvorming op. De zee kreeg in de loop van het Holoceen, door de stijging van de zeespiegel, steeds meer invloed op het noorden van Friesland. Er waren perioden van transgressie en regressie. Tijdens de transgressieperioden werden dikke lagen klei afgezet en werden vaak ook onderliggende sedimenten (klei en/of veen) geërodeerd. Soms was er zelfs sprake van continue transgressie. In dat geval werden kleilagen afwisselend door de zee of door de rivieren in het achterland afgezet. Hierbij werd geen veen gevormd. Door de wisselende activiteit van de zee was bewoning in het zeekleigebied moeilijk. De basis voor het huidige Noord-Nederlandse kustlandschap werd eigenlijk gelegd in de 8e eeuw voor Chr. Natuurlijk speelde het onderliggende pleistocene landschap daarbij ook een rol. Tussen 800 en 600 voor Chr. werd op het uitgestrekte veengebied een kleipakket afgezet en ontstond een kweldersituatie (Roeleveld, 1974; Griede, 1978). In de 6e eeuw voor Chr. daalde de zeespiegel in lichte mate, waardoor
blad 4 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
de kwelders droogvielen en voor bewoning geschikt werden. Rond 350 voor Chr. nam de activiteit van de zee toe en werd langs de kust zandig materiaal afgezet en dieper landinwaarts zware klei. Op basis van archeologische vondsten moet de kwelder spoedig daarop bewoonbaar zijn geweest. In de periode 300-600 na Chr. werd in de lagere delen opnieuw zware klei afgezet (knipklei). Vooral in de 9e en 10e eeuw vond daarnaast grootschalige erosie plaats en werden oude kwelderwallen opgeruimd. Met de bedijkingen kwam een eind aan de invloed van de zee en werd het landschap gevormd door de mens. Het gebied is nu met name in gebruik als grasland en akkerland. Ten opzichte van de historische situatie is het landelijke deel van het gebied niet veel veranderd. Plaatselijk zijn in ruilverkavelingen percelen bijeengevoegd (sloten gedempt, nieuwe gegraven) en zijn wegen verhard. Enkele van de op de historische atlassen aanwezige boerderijen zijn nu verdwenen.
3.1.2
Lokale bodemopbouw De bodem ter plaatse bestaat uit kalkrijke en kalkarme poldervaaggronden (codes Mn15A en Mn15C), kalkarme knippige poldervaaggronden en knippoldervaaggronden (codes gMn83C, gMn15C, gMn25C, gMn85C, kMn43C en kMn48C). Aan de oostzijde komen ook drecht- en nesvaaggronden voor (codes Mv41C en Mo80C). Dit zijn allemaal zeekleigronden. De grondwatertrappen variëren tussen III en VI wat inhoudt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen < 0,4 – 0,8 m –mv. en de gemiddelde laagste grondwaterstand tussen 0,8 en > 1,2 m -mv.
3.1.3
Archeologie Op basis van de bodemkundige (en archeologische) gegevens is door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) een Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Deze geeft een geschatte verwachting op het aantreffen van archeologische waarden binnen een gebied. Daar het hier een indicatie betreft gemaakt op basis van interpolaties met kaartmateriaal (schaal 1:50.000) dient de verwachting voor specifieke gebieden altijd te worden getoetst. De provincie Fryslân heeft daarnaast de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE), die voor de gemeente Dongeradeel wel getoetst is, waardoor er op dit moment een goed beeld aanwezig is van de archeologische verwachting en eventueel aanwezige archeologische resten. Als gevolg van de overstromingen kunnen in het holocene kustlandschap over korte afstand grote verschillen voorkomen in afzettingmilieus, gekoppeld aan zeer verschillende landschapstypen. Aangezien de factoren voor de locatiekeuze van de mens door de tijd sterk samenhangen met primaire landschapskenmerken als relatieve hoogteligging, waterhuishouding en
blad 5 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
bodemgesteldheid is in het gebied een duidelijk onderscheid te maken tussen gebieden met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Tot de gebieden met een hoge archeologische verwachting moeten in de eerste plaats de relatief hooggelegen dekzandgebieden worden gerekend. Uit eerdere archeologische onderzoeken is bekend dat deze een hoge dichtheid aan archeologische vindplaatsen uit de prehistorie en latere archeologische perioden (zie bijlage 2) bevatten. Behalve de dekzandgebieden vormen de hoge kwelderwallen ook zones met een hoge archeologische verwachting. De laaggelegen gebieden (zonder pleistocene opduikingen) vormden gedurende het Holoceen een veel minder aantrekkelijke locatie voor bewoning. In deze van oudsher laaggelegen, natte gebieden is de dichtheid van (bekende) archeologische vindplaatsen over het algemeen dan ook veel geringer wat resulteert in een lagere archeologische verwachting. Voor het opstellen van een archeologische verwachting is het ook noodzakelijk na te gaan welke archeologische gegevens in en rond een gebied reeds bekend zijn. Archeologische vondsten en andere waarnemingen worden door amateurs en beroepsmatige archeologen gemeld bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Deze verwerkt de waarnemingen in het Centraal Archeologisch Archief (CAA). Indien binnen een gebied waarnemingen zijn gedaan kunnen deze gebieden, afhankelijk van omvang, aard, zeldzaamheid, gaafheid en conservatie, een archeologische status krijgen dan wel als beschermd monument worden bestempeld. Deze worden dan opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA). In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de bij de ROB en op de FAMKE geregistreerde terreinen in de omgeving van het onderzoeksgebied. Voor een overzicht van de ligging van de gebieden wordt verwezen naar tekeningen 155704-ROBI t/m ROBIII. Voor de beschrijvingen van de gebieden als bekend uit het CMA wordt verwezen naar bijlage 3. Tabel 3.1: Overzicht van geregistreerde terreinen met archeologische status rond het onderzoeksgebied. CMAcode 2G-003
Monument Object nummer 7434 Huisterp Langgrousterwei
2G-004
429
Terp Paesens, Lytse Wei
2G-005
431
Terp Paesens, Boltawei
2G-008
1575
Huisterp Boltawei
2G-017 en 6E-049 6E-008
14999 en 407 409
Terp Skanserwei
6E-009
7818
Terp Skanserwei
6E-011
411
Terp Abbewier
blad 6 van11
Terp Anjum-Noordwest
Milieu & Veiligheid
Begin periode
Eind periode
Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen
Archeologische status (AMK) Zeer hoge waarde Zeer hoge waarde, beschermd Zeer hoge waarde, beschermd Zeer hoge waarde, beschermd Zeer hoge waarde Zeer hoge waarde, beschermd Zeer hoge waarde Zeer hoge waarde, beschermd
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Uit bovenstaande tabel blijken in de omgeving meerdere terreinen met een archeologische status aanwezig te zijn daterend uit de Late Middeleeuwen (ca. 1200-1500 na Chr.). Twee terreinen liggen grenzend aan het geplande tracé. Het gaat hier om twee beschermde monumenten 2G-003 en 6E-011. Verder zijn er in het gebied meerdere archeologische waarnemingen gedaan die eveneens zijn geregistreerd bij de ROB. Deze zijn weergegeven op de tekeningen 155704ROBI t/m ROBIII. Alle waarnemingen zijn gerelateerd aan de reeds genoemde CMA-meldingen.
3.1.4
Archeologische verwachting Binnen het onderzoeksgebied zijn aan de hand van de geïnventariseerde bodemkundige en archeologische gegevens specifieke archeologische belangen toe te kennen. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de Steentijd is eigenlijk in het gehele onderzoeksgebied bijzonder laag, aangezien er geen dekzandwelvingen en –ruggen voorkomen in het gehele gebied. De pleistocene afzettingen zijn door erosie en zeeinbraken tot op grote diepte verdwenen. Voor archeologische resten tot aan de Middeleeuwen geldt eigenlijk hetzelfde. Doordat het gebied grenst aan een oerstroomdal zijn eventuele resten grotendeels opgeruimd. Pas vanaf de Late Middeleeuwen, vlak vooraf en na de bedijkingen, werd het gebied goed bewoonbaar en vinden we ook archeologische resten. Op de vindplaatsen die grenzend aan het tracé liggen is in 2001 uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd (Marinelli & Rosenbrand, 2001). De terreinen bevatten het restant van oorspronkelijk verhoogde woonplaatsen uit de Late Middeleeuwen. Op de terreinen zijn dikke ophogingspakketten met archeologische resten aangetroffen.
3.1.5
Voorgenomen verstoring De geplande leiding tussen Anjum-Lauwersoog heeft een lengte van circa 3,5 km en tussen Anjum-Moddergat een lengte van circa 7 km. De leidingaanleg zal gepaard gaan met graaf- en ontgrondingswerkzaamheden over een werkbreedte van 12 meter en een diepte van 2 meter die kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden in het gebied. In het verleden zullen landbouwwerkzaamheden en ruilverkavelingen verstoringen in het bodemprofiel hebben veroorzaakt.
blad 7 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
3.2 3.2.1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Resultaten veldtoets Visuele inspectie Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op in het veld zichtbare terreinkenmerken als verhogingen en verkleuringen. Verder is gelet op vondsten en sporen die zich aan het oppervlak bevinden en ten tijde van het onderzoek zichtbaar waren. De percelen zijn allemaal in gebruik als akkerland, met bloembollen, aardappelen en graan. Vrijwel alle percelen zijn geëgaliseerd, slechts enkele percelen zijn nog aan te duiden als kruinig, met name ten westen van de Gerbrandywei. Tijdens de visuele inspectie zijn geen archeologische vondsten aangetroffen.
3.2.2
Veldtoets Leiding Anjum-Moddergat Tijdens de veldtoets zijn boringen verricht op percelen aangrenzend aan bekende archeologische vindplaatsen. De boringen zijn als veldtoets bedoeld, ook op de archeologisch verwachting, en staan niet weergegeven op de situatietekening. In Abbewier (terreinen 6E-008, 6E-009 en 6E-011) zijn aan de overzijde van de Skanserwei enkele boringen gezet om te bepalen of hier sprake is van ophogingspakketten en eventuele archeologische resten, behorend tot de reeds bekende vindplaatsen.
blad 8 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
In de boringen is de globale bodemopbouw als volgt: 0-0,4 m -mv. zandige klei, humeus, donkerbruin, bouwvoor 0,4-0,8 m -mv. zandige klei, humeus en sporen roest, grijs 0,8-1,9 m -mv. zeer zandige klei met sporen roest, grijs 1,9-2,1 m -mv. zand met kleilaagjes, grijs 2,1-2,3 m -mv. licht zandige klei, blauw 2,3--2,8 m -mv. kleiig zand, blauwgrijs 2,8-3,0 m -mv. zeer zandige klei met plantenresten, grijs De afzettingen vertonen vrijwel geen bodemvorming en betreffen recente zeeklei-afzettingen. Er zijn geen ophogingspakketten aangetroffen. Eenzelfde bodemopbouw wordt aangetroffen op de percelen richting Paesens. De archeologische verwachting kan als laag worden geïnterpreteerd. Op dit tracé worden geen archeologische resten verwacht. Ook de boringen op het perceel ten zuiden van terrein 2G-003 geven een gelijkvormige bodemopbouw. Verder is hier sprake van een geul, waardoor de dieper gelegen lagen een sterkere afwisseling van klei- en zandlagen laten zien. Leiding Anjum-Lauwersoog De bodemopbouw richting Lauwersoog is vergelijkbaar met het tracé richting Moddergat, met dien verstande dat er een sterkere afwisseling is tussen kleien zandlagen. Daarnaast loopt de leiding rakelings langs de dijk, waar de bodem bestaat uit geroerde en opgebrachte grond (klei) met puin en zandbrokken. De archeologische verwachting kan als laag worden geïnterpreteerd. Op dit tracé worden geen archeologische resten verwacht.
blad 9 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
4 4.1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Het gebied ter plaatse van de leidingtracées bestaat uit jonge zeekleigronden. In de directe omgeving bevinden zich meerdere gebieden met een archeologische status en zijn meerdere waarnemingen bekend. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de Steentijd tot aan de Middeleeuwen is eigenlijk in het gehele onderzoeksgebied laag. Voor archeologische resten vanaf de Late Middeleeuwen heeft het gebied een wat hogere archeologische verwachting. Er liggen twee vindplaatsen grenzend aan het tracé, te weten de terreinen 2G-003 en 6E-011. Deze terreinen bevatten archeologische resten daterend uit de Late Middeleeuwen. De veldtoets op de percelen aangrenzend aan de bekende archeologische vindplaatsen, alsmede de toetsing op de archeologische verwachting hebben bevestigd dat het gebied een lage archeologische verwachting heeft. Er zijn geen archeologische resten aangetroffen. Bodemkundig gezien bestaat het gebied ook hier uit recente zeekleiafzettingen.
4.2
Aanbevelingen Op basis van het booronderzoek is verder archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk. De werkzaamheden kunnen zonder belemmering uitgevoerd worden. Altijd bestaat er de mogelijkheid dat er tijdens de grondwerkzaamheden toch losse sporen worden aangetroffen die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Indien dit gebeurt bestaat er een wettelijke verplichting tot het zo snel mogelijk melden (binnen 3 dagen) hiervan aan het bevoegd gezag (Monumentenwet 1988, artikel 47).
Heerenveen, 2005
blad 10 van11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Literatuurlijst Bierma, M., A.T. Clason, E. Kramer, G.J. de Langen (red.), 1988. Terpen en wierden in het Fries-Groningse kustgebied. Wolters-Noordhoff/Forsten, Groningen. Eekhoff, W., 1859. Nieuwe atlas van de provincie Friesland. Leeuwarden. Elward, R., & P. Karstkarel, 1990. Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland. Drachten/Leeuwarden. Griede, J.W, 1978. Het ontstaan van Frieslands Noordhoek. Editions Rodopi N.V., Amsterdam. Halbertsma, H., 1944. Inventaris van terpen en wierden in de provincies Friesland en Groningen. Samengesteld in opdracht van het Departement van Onderwijs, Wetenschappen en Kultuurbescherming (juli 1943-juli 1944). BAI, Groningen. Halbertsma, H., 1963. Terpen tussen Vlie en Eems. Vereniging voor Terpenonderzoek, Groningen. Hurk, J.A. v.d., 1966. De bodemgesteldheid van het ruilverkavelingsgebied Oost- en West-Dongeradeel. Stichting voor Bodemkartering. Wageningen. Kwaliteitsnorm Nederland Archeologie versie 2,2 februari 2005, College voor de Archeologische Kwaliteitszorg. Langen, G.J. de, 1992. Middeleeuws Friesland; de economische ontwikkeling van het gewest Oostergo in de Vroege en Volle Middeleeuwen. WoltersNoordhoff/Forsten, Groningen. Marinelli, M.G., 1999. Gemeente Dongeradeel. Inleiding op de archeologische verwachtingskaart. RAAP-briefverslag 1999-181/MW, Amsterdam. Marinelli, M.G., & N. Rosenbrand, 2001. Gemeente Dongeradeel. Een archeologische verwachtingskaart in het kader van de BGM. RAAP-rapport 659. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Marinelli, M.G., & N.M. Rosenbrand, 2001. Provincie Fryslân. Project ‘Archeologie van het Kleigebied’. Archeologisch onderzoek op terreinen in het middeleeuwse uitbreidingsgebied van Noordoost-Oostergo (groep 21) en de kuststrook van Oostergo rond Holwerd en Anjum (groep 23). RAAP-rapport 728. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Marinelli, M.G., & N.M. Rosenbrand, 2001. Provincie Fryslân. Project ‘Archeologie van het Kleigebied’. Archeologisch onderzoek op state- en stinsterreinen in West-Dongeradeel (groep 9B). RAAP-rapport 727. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Marinelli, M.G., & N.M. Rosenbrand, 2001. Provincie Fryslân. Project ‘Archeologie van het Kleigebied’. Archeologisch onderzoek op terpen in het knipkleigebied van het zuidelijk deel van de gemeente Dongeradeel (groep 24) en op vuursteenvindplaatsen (groep 1). RAAP-rapport 729. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. ROBAS/Topografische Dienst, 1989. Foto-Atlas van Friesland, schaal 1:14.000. Den Ilp/Emmen. ROBAS producties, 1991. Historische Atlas Friesland, Chromotopografische Kaart des Rijks, schaal 1:25.000, opname circa 1920. ROBAS Producties, Den Ilp. Roeleveld, W., 1974. The Groningen Coastal Area. The Holocene Evolution of the Groningen Marine-Clay District. Amsterdam. Schotanus, C., 1664. Beschrijvinghe van de Heerlyckheydt van Frieslandt tussen 't Flie ende de Lauwers. François Halma,Franeker. Schotanus à Sterringa, B. & F. Halma, 1718 (vervaardigd in 1698, uitgegeven in 1718; herdruk 1970). Uitbeeldinghe der heerlijckheit Friesland; zoo in't algemeen als in haare zo bijzondere grietenijen. François Halma, Ljouwert. Stiboka, 1964a. Ruilverkaveling Oost en West Dongeradeel. Bodemkaart, schaal 1:10.000. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka, 1964b. Ruilverkaveling Oost en West Dongeradeel. Zandkaart, schaal 1:50.000. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka, 1981. Bodemkaart van Nederland (schaal 1:50.000), Blad 2 West (gedeeltelijk) Schiermonnikoog en Blad 6 West Leeuwarden. Stiboka, Wageningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1991. Grote Provincie Atlas Friesland (schaal 1:25.000). Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1991. Grote Historische Provincie Atlas 18531856 (schaal 1:50.000). Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage 2:
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Periodisering Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens is hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het Paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het Neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het Neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de IJzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de Middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als Nieuwe Tijd.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage 4:
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën Certificatie / accreditatie Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN-ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Voor het uitvoeren van veldwerk bij bodemonderzoek is Ingenieursbureau Oranjewoud gecertificeerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Als het veldwerk conform deze BRL is uitgevoerd, is het rapport voorzien van het volgende logo: De naleving van de kwaliteitseisen en -procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een STERLAB geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Normen en richtlijnen De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de VKB-protocollen 2001 t/m 2017 en eventuele aanvullende NPR/NEN-normen. Deze protocollen en richtlijnen zijn opgenomen en uitgewerkt in het ‘Handboek Veldwerk Bodem’ van Oranjewoud. Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht verkennend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de NEN 5740 'Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek' (NNI, oktober 1999). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht oriënterend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het 'Protocol voor Oriënterend onderzoek' (Sdu Uitgeverij, maart 1994). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht nader bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het Protocol voor het Nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, maart 1994) of op de 'Richtlijn nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, september 1995). Veldwerk- en onderzoeksprogramma in het kader van door 'Oranjewoud' verricht archeologisch onderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 2,0 (CvAK, oktober 2001). Oranjewoud is, na toetsing door het CvAK, gecertificeerd voor het uitvoeren van alle voorkomende archeologische werkzaamheden. Toepassing grond en asbest Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik en/of de bestemming van de
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek niet. Grond is in dat geval een (secundaire) bouwstof. Voor toepassing van een bouwstof dient formeel een bouwstoffenonderzoek te worden verricht conform het Bouwstoffenbesluit. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op het gebruik en/of de bestemming van de grond (bouwstof). Met nadruk wordt vermeld dat onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem geen onderdeel uitmaakt van onderzoek dat door Oranjewoud volgens bovengenoemde normen en richtlijnen wordt uitgevoerd. Als tijdens het veldwerk in de bodem vermoedelijk asbesthoudende materialen worden opgemerkt, dan komt dit in de profielbeschrijvingen en de conclusies naar voren. Overigens wordt opgemerkt dat in de bodem aanwezig puin zeer vaak enig asbest bevat. Specifiek onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem dient volgens de concept NEN 5707 ‘Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem’ (NNI, maart 2000) te worden uitgevoerd. Betrouwbaarheid / garanties Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het bodemonderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de (verontreinigings)situatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van bodemonderzoek. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage 1 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Literatuurlijst
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage 2 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Periodisering
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage 3 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Beschrijvingen Centraal Monumenten Archief (CMA)
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage 4 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155704 juli 2005, revisie 00
Bijlage :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en veldtoets ten behoeve van de gasleidingtracées Anjum-Moddergat en Anjum-Lauwersoog, provincie Fryslân
Tekeningen 155704-SI 155704-ROBI 155704-ROBII 155704-ROBIII
Milieu & Veiligheid
Situatietekening met ligging beide traceés Archeologische monumenten (AMK) en waarnemingen (CAA) 1 Archeologische monumenten (AMK) en waarnemingen (CAA) 2 Archeologische monumenten (AMK) en waarnemingen (CAA) 3