ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 934 Peter Schreursweg, Haelen Gemeente Leudal Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek, oppervlaktekartering en verkennend booronderzoek
Versie 20-07-2009 (Zonder opmerkingen zal deze versie na 3 maanden als definitief rapport worden opgeleverd)
Rob Paulussen Joep Orbons
Juli 2009
ArcheoPro
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 2
ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 934 Peter Schreursweg, Haelen Gemeente Leudal Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek, oppervlaktekartering en verkennend booronderzoek
Versie 20-07-2009 (Zonder opmerkingen zal deze versie na 3 maanden als definitief rapport worden opgeleverd)
Colofon Opdrachtgever: Cauberg-Huygen, Postbus 480, 6200 AL Maastricht Status: versie 20-07-2009 Projectcode : 09-086-S Peter Schreursweg, Haelen Bestandsnaam : ArcheoPro, Peter Schreursweg, Haelen, 2009 07 20 Opgesteld conform KNA 3.1 Archis onderzoeksmelding (CIS nummer): 34435 Bevoegd gezag: Gemeente Limburg Opslagplaats documentatie: Provincie Limburg Auteur: Rob Paulussen, Joep Orbons Projectleider : Rob Paulussen Projectmedewerkers: Richard Exaltus Onderaannemers: nvt Autorisatie: Drs. R.P. Exaltus; senior-archeoloog ISSN : 1569-7363 Uitgegeven door Souterrains, Partner of ArcheoPro © Copyright 2008 Souterrains, Maastricht
Souterrains, Partner of ArcheoPro Holdaal 6 NL 6228 GH Maastricht Nederland
Versie: 20-07-2009
Tel : 0(0 31) 43 3672586 Fax: 0(0 31) 43 3672585 Mobiel: 0(0-31) 6-15 071 366
BTW: NL.1575.24.541.B01 e-mail:
[email protected] www.souterrains.nl
Kamer van Koophandel Zuid Limburg: 14066883 Postbank: 8980640 IBAN: NL29PSTB0008980640 BIC/ Swift: PSTBN L21
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 3
Inhoudsopgave: Samenvatting................................................................................................................................ 4 1 Inleiding .................................................................................................................................... 6 1.1 Algemeen ............................................................................................................................... 6 1.2 Locatiegegevens:.................................................................................................................... 6 1.3 Onderzoek .............................................................................................................................. 6 2 Bureauonderzoek ...................................................................................................................... 8 2.1 Methode en bronnen .............................................................................................................. 8 2.2 Geo(morfo)logie en bodem.................................................................................................... 9 2.3 Archeologie.......................................................................................................................... 15 2.4 Informatie amateurarcheologen ........................................................................................... 17 2.5 Historie................................................................................................................................. 19 2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel .............................................................. 23 2.7 Onderzoeksstrategie............................................................................................................. 24 3 Veldonderzoek ........................................................................................................................ 25 3.1 Verrichte werkzaamheden ................................................................................................... 25 3.2 Resultaten en interpretatie oppervlaktekartering ................................................................. 26 3.3 Resultaten en interpretatie booronderzoek........................................................................... 29 4 Conclusies en aanbevelingen (selectieadvies) ........................................................................ 33 Verklarende woordenlijst........................................................................................................... 35 Archeologische tijdschaal .......................................................................................................... 35 Bronnen...................................................................................................................................... 35 Literatuur.................................................................................................................................... 36 Bijlage 1: Boorbeschrijving ....................................................................................................... 37 Bijlage 2: Vondstentabel oppervlaktekartering ......................................................................... 39
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 4
Samenvatting Op 21 en 22 april 2009 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVOO) uitgevoerd op een terrein aan de Peter Schreursweg, Haelen. Het archeologisch onderzoek betrof een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met bureaustudie. Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf het laat-paleolithicum tot en met de middeleeuwen. Een bijzonder historisch-geografisch element c.q. archeologisch complex binnen het plangebied is een oude gemeentegrens die wordt gemarkeerd door een groenstrook. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken is binnen het plangebied een gedetailleerde oppervlaktekartering uitgevoerd. Tevens zijn 13 verkennende grondboringen gezet met behulp van een edelmanboor. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied, behalve op een beperkt deel rond boring 4, direct onder de ploegvoor volledig intact is. Onder de bestaande groenstrook is de bodem nog minder diep geroerd dan op de beide aangrenzende akkers; de (oude) ploegvoor is hier slechts 10 tot 25 cm dik. Tijdens de oppervlaktekartering is op het westelijk deel van het plangebied een relatief grote concentratie blauwgrijs aardewerk uit de 13e – 14e eeuw aangetroffen (figuur 17b). Daarnaast zijn verdeeld over het plangebied vier vuursteenconcentraties gevonden (figuur 17a). Een deel van het vuursteenmateriaal is bewerkt en/of wit gepatineerd. Dit laatste wijst op een mogelijk laat-paleolithische nederzetting. De resultaten van het onderzoek geven voldoende aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Aanbevolen wordt een karterend/waarderend onderzoek uit te voeren naar de omvang en kwaliteit van een eventuele middeleeuwse nederzetting op het gehele westelijk deel van het plangebied en naar de mogelijke aanwezigheid van één of meerdere (jacht)kampementjes uit het paleo- of mesolithicum ter plaatse van de in figuur 17a weergegeven vier vuursteenconcentraties. Ten behoeve van dit onderzoek kunnen twee varianten worden gehanteerd: Variant 1:
Een combinatie van twee onderzoeken bestaande uit een proefsleuvenonderzoek en een booronderzoek. Het proefsleuvenonderzoek met een dekkingsgraad van 10 % dient dan gericht te zijn op het opsporen en waarderen van middeleeuwse en eventueel neolitische nederzettingsresten. Het booronderzoek heeft als doel de aanwezigheid, omvang en kwaliteit van één of meerdere paleolithisch en/of mesolithisch kampementen vast te stellen. Het booronderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd met behulp van een megaboor in een grid van 6 x 5 meter waarbij zowel de ploegvoor als de onderliggende ongeroerde bodem per laag van 10-15 cm wordt gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 3 mm.
Variant 2:
Een waarderend proefsleuvenonderzoek met een dekkingsgraad van 20 % . Ten behoeve van dit onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgegaan van een
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 5
hexagonaal stelsel van sleuven van 10 meter lang en 2 meter breed, waarbij de bodem direct onder de ploegvoor volledig handmatig wordt opgeschaafd. De afstand tussen de proefsleuven onderling mag maximaal 5 meter bedragen uitgaande van een minimale omvang van een vuursteenvindplaats van circa 30 m2. In geval van het aantreffen van vuursteenconcentraties in-situ kan door middel van extra boringen de omvang en gaafheid van elke vindplaats nader worden bepaald. Voor een neolitische of middeleeuwse nederzetting kan dit gedaan worden door middel van proefsleuven. Nadelen van variant 2 zijn dat vooral relatief vage neolithische grondsporen in kleine proefsleuven vaak moeilijk zijn waar te nemen, dat de bouwvoor niet wordt onderzocht op de aanwezigheid van vuursteenconcentraties en de hoge en de derhalve arbeidsintensievere dekkingsgraad van 20 %. Voordeel van deze variant is de hogere trefkans in een zorgvuldig geschaafd vlak, indien er sprake is van een meer heterogene horizontale spreiding van het vuursteenmateriaal. Een proefsleuvenonderzoek moet uitgevoerd worden door een daartoe erkend archeologisch onderzoeksbureau volgens een speciaal daartoe op te stellen Programma van Eisen (PvE).
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 6
1 Inleiding 1.1 Algemeen − Opdrachtgever: Cauberg-Huygen,, Postbus 480, 6200 AL Maastricht − Geplande ingrepen: aanleg tennisaccommodatie − Datum uitvoering veldwerk: 21 en 22 april 2009 − Archis onderzoeksmelding (CIS nummer): 34435 − Opgesteld conform KNA 3.1. − Bevoegd gezag: Gemeente Leudal − Bewaarplaats vondsten: Provincie Limburg − Bewaarplaats documentatie: Provincie Limburg 1.2 Locatiegegevens: - Provincie: Limburg - Gemeente: Leudal - Plaats: Haelen - Toponiem: Peter Schreursweg - Globale ligging: Ten zuiden van het industrieterrein Windmolenbos. Het plangebied wordt begrensd door de Peter Schreursweg, de Windmolenvenweg en de Haelerweg. - Hoekcoördinaten plangebied: o 194.363 / 359.289 o 194.539 / 359.310 o 194.578 / 359.207 o 194.444 / 359.140 - Oppervlakte plangebied: 2,3 ha - Eigendom: Particulier - Grondgebruik: Akker, groenstrook - Hoogteligging: ± 25 m +NAP - Bepaling locaties: GPS Garmin, meetlinten - Onderzoeksgebied bureauonderzoek: Cirkel met een straal van één kilometer rond het centrum van het plangebied 1.3 Onderzoek Op 21 en 22 april 2009 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVOO) uitgevoerd op een terrein aan de Peter Schreursweg, Haelen. Het archeologisch onderzoek betrof een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met bureaustudie. Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen. ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen en is door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) vergunning verleend tot het verrichten van bepaalde archeologische werkzaamheden in het kader van het doen van opgravingen, bestaande uit prospectie door middel van booronderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd door R.P.A. Paulussen Bc. (geograaf) in samenwerking met drs. R.P. Exaltus (senior archeoloog) en ing. P.J. Orbons (senior vakspecialist).
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 7
Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd) met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 8
2 Bureauonderzoek 2.1 Methode en bronnen Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te verwachten archeologische waarden. Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het veldonderzoek worden bepaald. Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd (voor bronvermelding; zie ook literatuurlijst, dit geldt ook voor de kaarten die in de tekst opgenomen zijn): -Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) -Archeologische MonumentenKaart (AMK) -ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) -Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) -Landschappen van Maas en Peel, J. Renes, 1999 -Bodemkaart 1:50.000 -Geomorfologische kaart 1:50.000 -Geologische kaart 1:50.000 -Tranchotkaart 1805 -Kadastrale minuutplan met aanwijzende tafels, 1830 -Grote historische atlas van Nederland 1:50.000 1838-1857 (Deel 4) -Grote historische topografische atlas van Nederland, provincie Limburg 1:25.000 1894-1926 -Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965, 1:50.000
Figuur 2: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het onderzoeksgebied.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 9
2.2 Geo(morfo)logie en bodem Het onderzoeksgebied ligt in het zogenaamde zuidelijk zandgebied. Dit is grotendeels een relatief vlak gebied dat nooit door landijs bedekt is geweest. Het reliëf wordt voornamelijk bepaald door beekdalen en dekzandlaagten en -ruggen met plaatselijk jonge stuifzanden. In het oosten langs de Maas en de Duitse grens komen rivierterrasranden voor met relatief grote hoogteverschillen (> 5 meter) op korte afstand. De ondergrond wordt doorsneden door een aantal zuidoost-noordwest georiënteerde tektonische breuken die de Roerdalslenk en de Peelhorst begrenzen. De Peelrandbreuk ligt circa 5 km ten noorden van het plangebied; de onderzoekslocatie ligt in het dalingsgebied van de Roerdalslenk. In dit gebied ligt een laag dekzand (van enkele meters tot maximaal 10 meter dikte) op Pleistoceen rivierzand en -grind. Het rivierzand en –grind behoort tot de Formatie van Beegden en zijn door de Maas afgezet. Gedurende de koude perioden van het Weichseliën (ongeveer 120.000 – 10.000 14C jaren BP) was een groot deel van Nederland nagenoeg onbegroeid, zodat rivierzand uit het Noordzeebekken en de grote rivierbeddingen van de Maas en Rijn gemakkelijk door de wind kon worden verplaatst. Deze zanden zijn her-afgezet als de voor een deel van het onderzoeksgebied kenmerkende dekzanden die behoren tot het laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel). Het dekzand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 µm), en arm aan grind. De Roerdalslenk wordt van zuid naar noord doorsneden door het huidige Maasdal. De ondiepe ondergrond van het Maasdal bestaat uit Holocene rivierzanden en –kleien en veenafzettingen in verlaten restgeulen. Deze jonge afzettingen behoren eveneens tot de formatie van Beegden. Het huidige Maasdal wordt aan weerszijden begrensd door relatief lage rivierterrassen die uit de laatste ijstijd (Weichselien) dateren. Het onderzoeksgebied ligt op de overgang van het Holocene Maasdal in het oosten en het Pleistocene dekzandgebied met onderliggende Maasterrassen in het westen. Volgens de geomorfologische kaart (figuur 4) ligt het plangebied in een op een terras gelegen beekdal (legenda-eenheid 2R15). Direct ten noorden hiervan ligt een moerassige uitblazingslaagte (legenda-eenheid 3N4). In het zuiden ligt het plangebied dicht bij de rand van een afgesneden holocene Maasmeander (legenda-eenheid 2R5) die deel uit maakt van de laaggelegen rivierdalbodem van de Maas (legenda-eenheid 2S6). Tussen het plangebied en de laaggelegen Maasmeander ligt nog een smalle strook dalvlakteterras die bedekt is met dekzand (legenda-eenheid 3E10). Het betreft een door Van den Broek en Maarleveld (1963) aangegeven Pleniglaciaal terras, bedekt met dekzand. Tijdens een voorverkenning van het gebied was het beekdal waarbinnen het plangebied volgens de geomorfologische kaart ligt, niet zichtbaar. Het plangebied vertoont weinig reliëf (zie foto 1). In het zuiden grenst het plangebied vrijwel direct aan het Holocene Maasdal. In het terrein is hier een vrij steil talud met een hoogte van circa vijf meter waarneembaar (zie foto 2). Het plangebied ligt naar het schijnt op een met dekzand bedekt dalvlakteterras. Op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (figuur 6a) is te zien dat het onderzoeksgebied in een reliëfrijk stuifzandgebied ligt. Ongeveer 300 meter zuidwestelijk van het plangebied is een relatief kleine maar opvallende, langgerekte laagte van circa 150 bij 25 meter zichtbaar. Zo’n 600 meter naar het noordoosten ligt een grotere moerassige laagte. Volgens de geomorfologische kaart gaat het hier om een beekdalbodem zonder veen. Deze ligt waarschijnlijk binnen een Laat-Pleistocene stroomgeul van de Maas, die 200 meter ten oosten van het plangebied is afgesneden door de holocene meanderbocht. Het AHN-beeld bevestigt het vrij vlakke karakter van het plangebied en de direct aangrenzende ligging van de laag gelegen meanderbocht in het zuiden. Een AHNdetailweergave van het plangebied met zogenaamde slope-shade (figuur 6b), laat zien dat het
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 10
westelijke deel van het plangebied enigszins lager ligt dan het oostelijke deel. Het maximale hoogteverschil binnen het plangebied bedraagt ongeveer 85 cm. Een (beekdal)laagte is echter niet waarneembaar, evenmin als een terrasrestant tussen het plangebied en de Maasmeanderbocht. Pal westelijk van het plangebied ligt een lage, zuidwest-noordoost georiënteerde dekzandrug. Deze rug was ook in het veld waarneembaar (zie foto 3). In 2005 is door het ADC een opgraving uitgevoerd ter plaatse van het huidige industrieterrein Windmolenbos, circa 300 meter ten noordoosten van het plangebied (ADC-rapport 531; Schutte, 2006). Het opgravingsterrein lag op een hoogte van 29-30 m +NAP. Tijdens het bijbehorende fysisch-geografisch onderzoek is een 4 meter diepe profielwand bekeken en getekend (zie figuur 3). De verschillende lagen zijn als volgt geïnterpreteerd: de vier onderste lagen, achtereenvolgens zand, zandige leem, zand en zandige leem, zijn gevormd door een vlechtend riviersysteem in het Pleniglaciaal. Het onderste pakket is gevormd in stromend water. De leemlagen duiden volgens de auteur op een periode van lage activiteit van de rivier en betreffen mogelijk opvullingen van geulen. Tussen de beide leemlagen ligt een circa 2 meter dik pakket zeer fijn, goed gesorteerd, zwak tot matig siltig zand met een horizontale gelaagdheid. Bovenin komen 1 cm dikke siltige lagen voor. Deze fijne zandlagen worden afgedekt door een leempakket waarin roestvlekken voorkomen als gevolg van een schijngrondwaterspiegel. Het bovenste pakket zeer fijn zwak siltig zand zonder sedimentaire gelaagdheid is geïnterpreteerd als Oud Dekzand II, gevormd aan het begin van het LaatGlaciaal. In een aantal putwanden van de ADC-opgraving was een donkerbruine zone zichtbaar boven de C-horizont, die duidt op een B-horizont. Nergens is een esdek waargenomen.
Figuur 3: Profiel ADC Ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan, bestaat de bodem volgens de bodemkaart (figuur 5) uit een hoge bruine enkeerdgrond in lemig fijn zand (legenda-eenheid bEZ23) met een grondwatertrap VII (gemiddeld hoogste grondwaterstand > 80 cm –mv) De bruine enkeerdgronden worden gekenmerkt door een tenminste 50 tot 80 cm dikke grijsbruine tot donkerbruine humeuze bovengrond (A-horizont). Gesteld wordt dat deze dikke eerdgronden waarschijnlijk geen opgebrachte dekken zijn als gevolg van potstalbemesting
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 11
maar zijn ontstaan door intensieve bodembewerking (Jongmans en Miedema, 1986). Onder de bruine eerdlaag ligt veelal een 20 tot 30 cm dikke, bruine tot geelbruine moderpodzol-B die overgaat in een gele of licht geelbruine, uiterst humusarme C-horizont.
Figuur 4: Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 12
Figuur 5: Uitsnede uit de bodemkaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 13
Figuur 6a: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 14
Figuur 6b: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het plangebied. Het hoogtebeeld is bewerkt met een slope-shading om de minimale hoogteverschillen binnen het plangebied zichtbaar te maken.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 15
2.3 Archeologie Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied in een zone met hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze classificatie hangt samen met de ligging van het plangebied op een terrasrand direct naast een oude Maasgeul. Binnen het plangebied liggen geen monumenten of waarnemingen. Binnen het onderzoeksgebied liggen de als archeologisch monument aangewezen oude dorpskernen van Horn en Overhaelen. Op korte afstand van het plangebied ligt de mesolithische vindplaats van Haelen-Broekweg; een wettelijk beschermd Rijksmonument. Binnen het onderzoeksgebied liggen diverse onderzoeksmeldingen, waarnemingen en/of vondstmeldingen. De onderzoeksmeldingen kunnen geclusterd worden in vier groepen: de omleiding van de N273, het industrieterrein Windmolenbos, de ontwikkelingen in Haelen en Lateraalkanaal West. Het merendeel van de 85 vondstmeldingen of waarnemingen kan gekoppeld worden aan één van deze onderzoeksclusters. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat landschappelijk gezien het huidig plangebied aansluit bij de gebieden N273, Overhaelen en Windmolenbos. Landschappelijk gezien liggen al deze locaties op het Pleistocene dekzandgebied, pal langs of zeer dicht bij actieve Maasgeulen. Het gebied Lateraalkanaal West ligt dan weer in het Holocene Maasdal. Bij de omleiding van de N273 zijn gedurende verschillende jaren onderzoeken uitgevoerd. Hierbij zijn vindplaatsen uit de periode mesolithicum tot ijzertijd aangetroffen waarbij zowel sporen van nederzettingen of jachtkampementen zijn gevonden als off-site verschijnselen. Een enkele keer zijn resten aangetroffen die uit de middeleeuwen dateren zoals karrensporen of resten van perceelsgrenzen. Bij de aanleg van het industrieterrein Windmolenbos ten noordoosten van het plangebied zijn tijdens een opgraving door het ADC drie duidelijke vindplaatsen gelokaliseerd en onderzocht (Schutte, 2006). Het betreft een nederzetting uit de Michelsbergperiode (middenneolithicum), resten van een Romeins crematiegrafveld en sporen van een Napoleontisch legerkamp uit de 18de eeuw. In het zuidelijke gedeelte van Windmolenbos (op ongeveer 100 meter afstand van het plangebied) zijn drie proefsleuven getrokken over een vermoedelijke vuursteen- en middeleeuwse nederzetting. Wegens het ontbreken van een vlakdekkend overzicht is tijdens dit deel van het onderzoek geen duidelijke nederzetting aangetroffen en heeft men zich geconcentreerd op het grafveld en het Napoleontisch legerkamp ter plaatse van het huidige bedrijventerrein. Volgens Schutte (2006) markeert de huidige Peter Schreursweg (zie figuur 7), die de zuidzijde van het plangebied begrensd, het tracé van de Figuur 7: Peter Schreursweg; het tracé van de vermoedelijke Romeinse hoofdweg tussen vroegere Romeinse weg Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 16
Maastricht en Nijmegen op de westelijke Maasoever. Op basis van het onderzochte Romeinse crematiegrafveld noordelijk van het plangebied en deze weg pal zuidelijk van het plangebied, wordt gesteld dat ter plaatse binnen het plangebied Romeinse (nederzettings)-resten aanwezig kunnen zijn. De diverse onderzoeken die uitgevoerd zijn ten behoeve van (kleinschalige) ontwikkelingen in Overhaelen, hebben geen echte vindplaatsen aangetoond. Het betreft enkel losse vondsten zonder context. Deze zijn hier dan ook verder buiten beschouwing gelaten. Het onderzoek in het gebied van het Lateraalkanaal West betreft een verkennend booronderzoek gecombineerd met een oppervlaktekartering. Omdat deze locatie geselecteerd is als uitbreiding van het Maasretentiebekken, maar dit project niet op korte termijn uitgevoerd zal worden, heeft hier geen vervolgonderzoek plaatsgevonden. Tijdens de verkennende onderzoeken zijn met name resten van middeleeuws landgebruik aangetroffen. Binnen het onderzoeksgebied liggen diverse vondsten en waarnemingen. Enkel de vondsten die in een landschappelijk gelijkaardig gebied liggen en die niet aan een eerder vermeld onderzoeksgebied gekoppeld kunnen worden, worden nader besproken. Ten noordoosten van het plangebied zijn in het verleden veelvuldig vondsten gedaan uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Hierbij gaat het om driehoekjes (mesolitische pijlpuntjes) en de typische Tjongerspitsen. Verder zijn direct aansluitend aan de Holocene geul resten aangetroffen uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Hierbij gaat om nederzettingssporen uit beide periodes, Romeinse munten en diverse waterputten. Mogelijk ligt op deze locatie ook de voorganger(s) van de huidige Melenborg. Op deze locatie zou sprake kunnen zijn van een continue bewoning vanaf de ijzertijd. Ten zuidwesten van het plangebied, onder de huidige begraafplaats, zijn in de jaren ’80 verschillende prehistorische aardewerken potten aangetroffen met crematieresten. Waarschijnlijk gaat het om een begraafplaats uit ijzertijd of Romeinse tijd. Tabel: Monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen uit ARCHIS II Monumenten nummer 16602
X coördinaat 194187
Y coördinaat 360060
15463
194749
359849
16307
194199
358571
onderzoeksmeldingen nummer 6540
X coördinaat 194251
2991
periode Late middeleeuwen mesolithicum neolithicum Late middeleeuwen
omschrijving complex oude kern Overhalen
Y coördinaat 359646
periode mesolithicum middeleeuwen
omschrijving omleiding N273: ADC: AB
19478
359915
mesolithicum middeleeuwen
omleiding N273: ADC: AB
10405
194790
359909
mesolithicum middeleeuwen
omleiding N273: RAAP: bureau en booronderzoek
7197
194500
359460
12296
194535
359463
Windmolenbos: ADC: proefsleuven Windmolenbos: ADC: opgraving
2327 2534 6596
194206 193778 193035
359467 359461 358935
neolithicum middeleeuwen neolithicum middeleeuwen ? ? mesolithicum middeleeuwen
Versie: 20-07-2009
nederzetting oude kern Horn
?: ADC: ? ?: ADC: ? omleiding N273: ADC: AB
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 17
2324
194717
359823
mesolithicum middeleeuwen
omleiding N273: ADC: ?
2428
194666
359865
mesolithicum
2325 2866
194666 194912
359865 358701
? mesolithicum middeleeuwen
omleiding N273: universiteit Gent: proefsleuven en opgraving ?: ADC: ? Lateraal Kanaal: RAAP: bureau en booronderzoek
18991
194697
360014
mesolithicum middeleeuwen
Haelen: RAAP: booronderzoek
13784
194859
360257
mesolithicum middeleeuwen
Haelen: Synthegra: booronderzoek
2328
194884
360119
mesolithicum middeleeuwen
omleiding N273: ADC: ?
2328
194955
360203
mesolithicum middeleeuwen
omleiding N273: ADC: ?
periode mesolithicum ijzertijd mesolithicum middeleeuwen
omschrijving complex resten van aardewerken potten
Romeins laatpaleolothicum neolithicum ? mesolithicum nieuwe tijd ijzertijd Romeins
aardewerk en enkele munten Tjongerspits
Vondstmeldingen buiten onderzoeksgebieden nummer X coördinaat Y coördinaat 6646 194234 359047 54621
194554
359329
30571 29333
194680 194865
359470 359414
29327 15514 29364 30662 30489
195119 195119 195080 195444 195359
359608 359608 359770 359262 359205
51933 54627 406405 232222 52418
194096 194018 193800 193694 193694
358757 358592 358782 359117 359117
? middeleeuwen ? ? ?
aardewerk en vuursteen
resten van een nederzetting ? diverse vuurstenen driehoekjes resten van de Melenborg? nederzetting met diverse waterputten (mogelijk een uitkijkpost) ? resten van een nederzetting ? ? ?
2.4 Informatie amateurarcheologen ArcheoPro heeft contact opgenomen met de mevrouw M. van der Hoef, amateur-archeoloog uit Neer en lid van de Studiegroep Leudal. Mevrouw van der Hoef is bekend met het terrein maar heeft hier zelf nooit vondsten gedaan. Zij kent geen andere amateur-archeologen die hier verkenningen hebben uitgevoerd.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 18
Figuur 8: Kaart met Archis-gegevens met daarop een cirkel met een straal van één kilometer rond het plangebied die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 19
2.5 Historie De Tranchotkaart (figuur 9) uit 1805 laat zien dat het plangebied in die tijd volledig in gebruik was als bouwland. De groenstrook die het plangebied heden ten dage doorsnijdt, was in 1805 nog niet aanwezig of is destijds niet gekarteerd. Door de aanleg van bedrijventerreinen en het verleggen van de provinciale weg N273 (Napoleonsbaan) is de historischlandschappelijke structuur rondom het plangebied sterk gewijzigd. De Peter Schreursweg en de Haelerweg bestonden wel al in 1805. Westelijk van het plangebied lag een met water gevulde langwerpige laagte (vijver?). Deze landschapsvorm is ook nu nog aanwezig. Noordelijk van het plangebied ligt een reliëfrijke strook heide (Fr.: Bruyères). Het betreft hier, gezien de weergave van Figuur 5: Uitsnede uit de Tranchotkaart van 1805. het reliëf, waarschijnlijk een gebied met Figuur 9: Uitsnede uit de Tranchotkaart van 1805. jonge stuifduinen. Volgens de kaart van Renes (figuur 10) was het plangebied al in 1806/1840 in gebruik als cultuurland. Het maakte deel uit van een open akkercomplex, een zogenaamd ‘veld’. De Haelerweg is volgens Renes een belangrijke doorgaande weg die van voor 1806 dateert. Opvallend is dat de Peter Schreursweg niet als een weg ouder dan 1806 wordt geclassificeerd, terwijl deze wel op de Tranchotkaart staat weergegeven. Het plangebied wordt doorsneden door een oude gemeentegrens uit circa 1865. Volgens Renes is deze grens binnen het plangebied niet meer zichtbaar. Dit is echter wel het geval; de historische grenslijn wordt momenteel gemarkeerd door een groenstrook. Veel van deze 19e eeuwse gemeentegrenzen gaan terug op veel oudere bestuurlijke indelingen, zoals ‘gemeynten’ en ‘heerlijkheden’. Dergelijke oude grenzen geven inzicht in de vroegere, functionele landschapsstructuur. Figuur 10: Uitsnede uit de kaart met historische landschapselementen (Renes, 1999). Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 20
In de Maasmeander, genaamd het Hoogbroek, ligt een oude, natuurlijke waterloop, parallel aan de steilrand (vroegere stootoever). Ongeveer 600 meter ten noordwesten van het plangebied doorkruist de Napoleonsbaan (de huidige N273) het onderzoeksgebied. Deze bovenregionale verbindingsweg is tussen 1805 en 1826 in opdracht van keizer Napoleon aangelegd en heette destijds Kiezelweg der 1e Klasse. De kadasterkaart uit 1832 toont aan dat het plangebied destijds uit vele kleine percelen met evenzoveel verschillende eigenaren bestond. Het plangebied is over twee kadastrale kaarten verdeeld. Uit de aanwijzende tafels blijkt dat alle percelen binnen het plangebied in gebruik waren als bouwland. Opvallend is de langgerekte strokenverkaveling. Dit wijst op een centraal gestuurde, planmatige ontginning vanuit een zogenaamde ‘gemeint’ (een aanduiding voor de gezamenlijke grondbezitters van een plaats) of op een splitsing door erfdeling. Nabij de zuidoosthoek van het plangebied is aan de overzijde van de Peter Schreursweg een klein gebouw ingetekend. Waarschijnlijk betreft het de voorganger of vroegste bouwfase van de woning die hier tegenwoordig staat. De verdeling van het plangebied over twee kadastrale kaarten hangt samen met een vroegere grens zoals deze ook door Renes (1999) is weergegeven op de kaart met historische landschapselementen. Op de kadastrale kaart is deze grens gemarkeerd door een smalle dubbele lijn. Deze valt samen met de huidige groenstrook en is dus ouder dan het door Renes genoemde jaar 1865.
Figuur 11a: Uitsnede uit de kadastrale kaart uit 1832- Westelijke deel
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 21
Figuur 11b: Uitsnede uit de kadastrale kaart uit 1832 - Oostelijk deel) Figuur 13 toont achtereenvolgens topografische kaarten van het onderzoeksgebied uit 1845, 1894, 1936 en 2008. Op deze kaarten is te zien dat het plangebied gedurende de afgelopen tweehonderd jaar altijd als bouwland in gebruik is geweest. De oude gemeentegrens die het plangebied doorkruist en nu nog door een groenstrook wordt gemarkeerd, is ook op de kaarten uit 1894 en 1936 met een stippellijn aangegeven. De vraag is of hier vroeger ook een groenstrook lag. Volgens de kaart uit 1845 was dit destijds wel het geval. Het noordelijk deel van het plangebied werd in de 19e eeuw doorsneden door een (veld)weg. Op de kaart uit 1894 is duidelijk te zien dat pal ten zuidwesten van het plangebied een dekzandrug lag. Deze rug is nog altijd als een lage welving in het landschap zichtbaar (zie figuur 12). Figuur 12: foto zicht vanaf het plangebied in westelijke richting op een aangrenzende lage dekzandrug. Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 22
De natuurlijke beekloop in de oude Maasmeander aan de voet van de terrashelling is tussen 1845 en 1894 rechtgetrokken. Direct ten zuidwesten van het plangebied vormt deze restgeul van de Maas tot het begin van de 20e eeuw een moerassige laagte. Enkele honderden meters oostelijk van het plangebied lag op de rand van het terras tot vrij recent een cluster woonhuizen. Het opvallende, kleinschalige netwerk van wegen bij deze nederzetting is hier eveneens door de aanleg van het bedrijventerrein Buggenum grotendeels verdwenen.
Figuur 13: Uitsneden uit de topografische kaarten uit achtereenvolgens: 1845, 1894, +/-1936 en 2008.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 23
2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Specifieke ligging (locatie) Het plangebied ligt op de rand van een met dekzand bedekt Pleniglaciaal dalvlakteterras. Pal ten zuiden van het plangebied ligt een circa 5 meter hoge talud dat de overgang vormt naar een Holocene restgeul van de Maas In deze moerassige restgeul stroomt een kleine beek. Het plangebied is zelf relatief vlak maar wordt omgeven door dekzandruggen en jong stuifzandreliëf. Tussen de zuidgrens van het plangebied en de rand van het Maasdal, loopt ter plaatse van de Peter Schreursweg mogelijk het tracé van de vroegere Romeinse hoofdweg tussen Maastricht en Nijmegen. Verwachte perioden (datering) Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied moet worden geconcludeerd dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt voor archeologische resten daterend uit het laat-paleolithicum, het mesolithicum, het neolithicum (in het bijzonder de Michelsbergcultuur), de bronstijd, de ijzertijd, de Romeinse tijd, de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Uit alle genoemde perioden, met uitzondering van de bronstijd, zijn resten binnen het onderzoeksgebied aangetroffen. Complextypen Door de ligging van het plangebied op de rand van een relatief vlak, met lemig dekzand bedekt rivierterras, op zeer korte afstand van en watervoerend beekdal, is de kans op resten van nederzettingen en/of grafvelden uit het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen evenals resten van off-site structuren zoals perceelsgrenzen, greppels e.d., relatief groot. Ook kunnen resten van (jacht) kampjes uit de steentijd (paleo- en mesolithicum) aanwezig zijn. Doordat het gebied vanaf het begin van de 19e eeuw aantoonbaar als landbouwgrond in gebruik is geweest, is de kans op de aanwezigheid van nederzettingsresten uit de nieuwe tijd, klein. Perceelstructuren en aanverwante complexen uit de nieuwe tijd, samenhangend met het gebruik als bouwland, kunnen wel worden aangetroffen. Een bijzonder complex is de oude gemeentegrens ter plaatse van de huidige groenstrook. Uiterlijke kenmerken Nederzettingsresten en/of resten van grafvelden uit alle perioden zullen binnen het plangebied uit vondststrooingen bestaan en/of uit opgevulde spoorvullingen onder de bouwvoor. Ter plaatse van de groenstrook kan sprake zijn van grensmarkeringen zoals greppels, houtwalstructuren of voetpaden. Mogelijke verstoringen Door het gebruik als akker kan bodemverstoring zijn opgetreden. Het noordwestelijk deel van het plangebied kan plaatselijk verstoord zijn ter plaatse van een vroegere (veld)weg.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 24
2.7 Onderzoeksstrategie Tijdens het veldwerk moet allereerst worden vastgesteld hoe de bodem is opgebouwd, in hoeverre deze intact is en of hierin archeologische indicatoren aanwezig (kunnen) zijn. Om de bodemopbouw zo exact mogelijk te kunnen bestuderen kan het beste gebruik gemaakt worden van een guts of een smalle edelmanboor met een diameter van 7 cm. Indien blijkt dat de huidige grondbewerking tot in de natuurlijke bodem reikt en een goede vondstzichtbaarheid heerst, is een oppervlaktekartering het meest geschikt voor het opsporen van archeologische indicatoren. De meeste van de archeologische vondsten in de omgeving van het plangebied zijn immers gedaan als oppervlaktevondsten. Indien een oppervlaktekartering niet mogelijk is of in onvoldoende mate effectief zal zijn, wordt nageboord met een edelmanboor met een diameter van 15 cm. Het hiermee opgeboorde materiaal wordt gezeefd op een zeef met een maaswijdte van vier millimeter. Binnen het plangebied zijn 45 boorpunten verdeeld over een zo gelijkmatig mogelijk netwerk. Hierdoor wordt binnen het 2,3 hectare grote plangebied een boordichtheid bereikt van 20 boringen per hectare. Een dergelijke boordichtheid voldoet volgens de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), als brede zoekoptie om vindplaatsen uit alle perioden, in zand op te sporen. Indien een oppervlaktekartering mogelijk is, zullen in plaats van 45 karterende boringen, 12 verkennende boringen worden verricht voor het in beeld brengen van de bodemopbouw. Zelfs met de door ArcheoPro gehanteerde hoge boordichtheid is op basis van karterend booronderzoek nooit te garanderen dat alle typen archeologische resten kunnen worden opgespoord. De kans op het aantreffen van grondsporen is bijvoorbeeld aanmerkelijk groter indien een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd. Een dergelijke aanpak zou echter in dit stadium van het onderzoek een te zwaar middel vormen. Van alle boorpunten wordt de NAP-hoogte bepaald met behulp van het AHN.
Figuur 14: Oostelijke deel van het plangebied
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 25
3 Veldonderzoek 3.1 Verrichte werkzaamheden - Positie boringen: regelmatige verdeling over het plangebied, zie figuur 19. - Gebruikt boormateriaal: edelmanboor met diameter van 7 cm. - Totaal aantal boringen: 13 boringen - Boorgrid: 40x50 m - Boordichtheid: 5 boringen per hectare - Geboorde diepte: 1,2 – 3,2 m -mv - Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas - Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.1) - Inspectie bodemontsluitingen en/of oppervlaktekartering: over het gehele plangebied met uitzondering van de groenstrook is een systematische oppervlaktekartering uitgevoerd in raaien met onderlinge afstand van 3 tot 4 meter (zie figuur 16). De vondstzichtbaarheid was goed (oostelijk deel) tot uitstekend (westelijk deel); zie figuur 15.
Figuur 15: Vondstzichtbaarheid oostelijk deel (boven) en westelijk deel (onder)
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 26
3.2 Resultaten en interpretatie oppervlaktekartering Tijdens de oppervlaktekartering zijn diverse vondsten gedaan. Het betreft met name bewerkte vuursteenvondsten, vuursteenafslagen en fragmenten blauwgrijs aardewerk uit de 13e – 14e eeuw. Daarnaast zijn vijf fragmenten steengoed , drie fragmenten proto-steengoed en één fragment Romeins aardewerk gevonden. In totaal zijn 31 vondstnummers toegekend; zie bijlage 2 Vondstentabel oppervlaktekartering. Het aantal gevonden fragmenten blauwgrijs aardewerk uit de volle middeleeuwen bedraagt in totaal 30 stuks, waaronder één randfragment. Elk fragment is apart ingemeten. De spreiding van het blauwgrijs aardewerk en het overige aardewerk is weergegeven in figuur 17b. Hieruit blijkt dat het merendeel van het aardewerk op het westelijke deel van plangebied is aangetroffen. Duidelijke individuele concentraties binnen dit deel van het plangebied kunnen niet nader worden onderscheiden. In totaal zijn 21 fragmenten vuursteen gevonden. Een deel van het vuursteenmateriaal is bewerkt of vertoont sporen van gebruiksretouche. Verschillende vondsten zijn wit gepatineerd; dit wijst op een laat-paleolitische ouderdom. Eén fragment vuursteen (vondstnummer 33) is gecraqueleerd, waarschijnlijk als gevolg van blootstelling aan hoge temperaturen in een vuurplaats. Vondstnummer 17 betreft een mogelijk bewerkte rolkei, afkomstig uit het Maasgrind (bruin gepatineerde vuursteen). De antropogene aard van deze vondst is echter twijfelachtig. De vuursteenvondsten zijn zowel op het westelijk als het oostelijk deel van het plangebied aangetroffen. Op basis van de spreidingskaart (figuur 17a) kunnen vier afzonderlijke concentraties worden onderscheiden, gelegen in respectievelijk de noordwesthoek, de zuidwesthoek en de noordoosthoek van het plangebied en centraal op het oostelijk deel van plangebied.
Figuur 16: foto uitgezette karteringsraaien op het oostelijk deel van het plangebied
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 27
Figuur 17a: Vondstenspreiding vuursteen
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 28
Figuur 17b: Vondstenspreiding aardewerk
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 29
3.3 Resultaten en interpretatie booronderzoek De ligging van de boorpunten is weergegeven op de boorpuntenkaart (figuur 19) . De resultaten van het booronderzoek zijn opgesomd in bijlage 1. Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal 13 verkennende boringen gezet. Vier van deze boringen (boring 5, 5A, 6 en 7) zijn in de groenstrook geplaatst. Boring 5A is als extra boring op korte afstand van boring 5 in de as van de groenstrook gezet. Dit is gedaan om na te gaan of hier sprake is van een bijzondere bodemopbouw die samenhangen met de vroegere gemeentegrens. Boring 10 is in vergelijking met de andere boringen dieper doorgezet om na te gaan of er conform de geomorfologische kaart sprake is van een (begraven) beekdal. Uit de boringen blijkt dat de bodem binnen het plangebied is opgebouwd uit een homogeen pakket matig fijn, sterk siltig dekzand. Boring 10 toont aan dat dit dekzandpakket een dikte heeft van minimaal 2,9 meter. Vanaf dit niveau tot de maximale boordiepte van 3,2 meter – mv varieert de korrelgrootte en siltigheid van de zandafzetting enigszins. Vanaf 3,1 meter – mv is er sprake van een sterk zandige (lössachtige) leemafzetting. Tussen 3,0 en 3,2 is een zeer fijne tot uiterst fijne gelaagdheid in het zand/leempakket vastgesteld. Waarschijnlijk betreft het hier fluvio-periglaciale afzettingen met een eolische component. Een duidelijke beekdal- of rivierterrasafzetting is niet aangetroffen. De grondwaterstand bereikt een hoogte van maximaal 1,9 meter –mv. De bovengrond bestaat ter plaatse van de akkers uit een 30 tot 35 cm dikke donkerbruine ploegvoor (Ap-horizont). Ter plaatse van de groenstrook (boring 5, 5A, 6 en 7) is de Ahorizont slechts zo’n 10 tot 25 cm dik. In afwijking van de weergave op de bodemkaart is binnen het plangebied geen bruine eerdlaag aangetroffen. Onder de A-horizont ligt een roodbruine tot geelbruine B-horizont (inspoelingslaag) met een dikte van 35 tot 105 cm. De gemiddelde dikte van de B-horizont bedraagt 72 cm. Plaatselijk komen in de B-horizont fijne mangaanconcreties voor. De overgang van de A- naar de B-horizont is scherp. De B-horizont gaat via een vrij dunne, donkergele BC-horizont geleidelijk over in de gele tot lichtgele Chorizont. Geconcludeerd kan worden dat binnen het plangebied sprake is van een holtpodzolbodem in dekzand. Alleen ter plaatse van boring 4 is een verstoord bodemprofiel aangetroffen; hier ligt de ploegvoor (Ap-horizont) direct op de BC-horizont. Mogelijk is dit een gevolg van de (veld)weg die hier vroeger heeft gelopen. Ter plaatse van de groenstrook (boring 5, 5A, 6 en 7) is geen bodemverstoring aangetroffen. De (oude) ploegvoor is hier ongeveer 15 tot 20 cm dunner dan ter plaatse van de akkers. Dit wijst er op dat hier geen (sub)recente ploegwerkzaamheden zijn verricht. Tijdens de boorwerkzaamheden zijn geen archeologische indicatoren waargenomen, met uitzondering van enkele zeer fijne houtskooldeeltjes in boring 10 op een diepte van 70-90 cm –mv.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 30
Figuur 18: Boorprofielen
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 31
Figuur 19: Boorpunten met maaiveldhoogte (AHN)
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 32
Figuur 20: Boorpunten met verstoringsdiepten.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 33
4 Conclusies en aanbevelingen (selectieadvies) Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf het laat-paleolithicum tot en met de middeleeuwen. Een bijzonder historisch-geografisch element c.q. archeologisch complex binnen het plangebied is een oude gemeentegrens die wordt gemarkeerd door een groenstrook. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken is binnen het plangebied een gedetailleerde oppervlaktekartering uitgevoerd. Tevens zijn 13 verkennende grondboringen gezet met behulp van een edelmanboor. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied, behalve op een beperkt deel rond boring 4, direct onder de ploegvoor volledig intact is. Onder de bestaande groenstrook is de bodem nog minder diep geroerd dan op de beide aangrenzende akkers; de (oude) ploegvoor is hier slechts 10 tot 25 cm dik. Tijdens de oppervlaktekartering is op het westelijk deel van het plangebied een relatief grote concentratie blauwgrijs aardewerk uit de 13e – 14e eeuw aangetroffen (figuur 17b). Daarnaast zijn verdeeld over het plangebied vier vuursteenconcentraties gevonden (figuur 17a). Een deel van het vuursteenmateriaal is bewerkt en/of wit gepatineerd. Dit laatste wijst op een mogelijk laat-paleolithische nederzetting. De resultaten van het onderzoek geven voldoende aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Aanbevolen wordt een karterend/waarderend onderzoek uit te voeren naar de omvang en kwaliteit van een eventuele middeleeuwse nederzetting op het gehele westelijk deel van het plangebied en naar de mogelijke aanwezigheid van één of meerdere (jacht)kampementjes uit het paleo- of mesolithicum ter plaatse van de in figuur 17a weergegeven vier vuursteenconcentraties. Ten behoeve van dit onderzoek kunnen twee varianten worden gehanteerd: Variant 1:
Een combinatie van twee onderzoeken bestaande uit een proefsleuvenonderzoek en een booronderzoek. Het proefsleuvenonderzoek met een dekkingsgraad van 10 % dient dan gericht te zijn op het opsporen en waarderen van middeleeuwse en eventueel neolitische nederzettingsresten. Het booronderzoek heeft als doel de aanwezigheid, omvang en kwaliteit van één of meerdere paleolithisch en/of mesolithisch kampementen vast te stellen. Het booronderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd met behulp van een megaboor in een grid van 6 x 5 meter waarbij zowel de ploegvoor als de onderliggende ongeroerde bodem per laag van 10-15 cm wordt gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 3 mm.
Variant 2:
Een waarderend proefsleuvenonderzoek met een dekkingsgraad van 20 % . Ten behoeve van dit onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgegaan van een hexagonaal stelsel van sleuven van 10 meter lang en 2 meter breed, waarbij de bodem direct onder de ploegvoor volledig handmatig wordt opgeschaafd. De afstand tussen de proefsleuven onderling mag maximaal 5 meter bedragen uitgaande van een minimale omvang van een vuursteenvindplaats van circa 30 m2. Ingeval van het aantreffen van vuursteenconcentraties in-situ kan door middel van extra boringen de omvang en gaafheid van elke vindplaats nader worden bepaald. Voor een neolitische of middeleeuwse nederzetting kan dit gedaan worden door middel van proefsleuven.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 34
Nadelen van variant 2 zijn dat vooral relatief vage neolithische grondsporen in kleine proefsleuven vaak moeilijk zijn waar te nemen, dat de bouwvoor niet wordt onderzocht op de aanwezigheid van vuursteenconcentraties en de hoge en de derhalve arbeidsintensievere dekkingsgraad van 20 %. Voordeel van deze variant is de hogere trefkans in een zorgvuldig geschaafd vlak, indien er sprake is van een meer heterogene horizontale spreiding van het vuursteenmateriaal. Een proefsleuvenonderzoek moet uitgevoerd worden door een daartoe erkend archeologisch onderzoeksbureau volgens een speciaal daartoe op te stellen Programma van Eisen (PvE). In alle gevallen geldt dat indien tijdens graafwerkzaamheden archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Leudal, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 35
Verklarende woordenlijst: BP: Before Present (Present = 1950) GPS: Global Positioning System IVO: Inventariserend VeldOnderzoek NAP: Nieuw Amsterdams Peil. RCE: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Pleniglaciaal: koudste fase van de laatste ijstijd (Weichselien) tussen 73.000 en 14.500 jaar BP SIKB: Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Archeologische tijdschaal Periode Midden- en Laat Paleolithicum (oude steentijd) Mesolithicum (midden steentijd) Neolithicum (nieuwe steentijd) Bronstijd IJzertijd Romeinse tijd Vroege middeleeuwen Volle middeleeuwen Late middeleeuwen Nieuwe tijd
Datering 250.000 9000 4500 2000 800 12 v chr. 500 1000 1250 1500
-
9000 4500 2100 800 12 v. chr. 500 n. chr. 1000 1250 1500 heden
Bronnen Grote historische Provincie Atlas van Nederland; deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857 1:50.000. Topografische dienst Wolters Noordhoff Groningen 1990 Grote historische topografische Provincie Atlas Limburg; 1894-1926 1:25.000. Nieuwland Tilburg 2006 Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 Deel 4 Zuid-Nederland. Topografische dienst. Wolters Noordhoff Groningen 1997 Kadastrale minuut 1830 met aanwijzende tafels, (www.watwaswaar.nl) Kadaster Topografische Dienst, Top25Raster, Top10Vector, GBKN kaarten, Emmen 2008 Luchtfoto, http://maps.google.nl Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, IKAW 2 (Indicatieve kaart Archeologische Waarden), Amersfoort. Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, AMK (Archeologische monumentenkaart), Amersfoort. Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, ARCHIS II (Archeologisch Informatie Systeem), http://archis2.archis.nl/ Rijkswaterstaat, Servicedesk Data, AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland), Delft.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 36
Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Blad 57 Oost Valkenswaard, Blad 58 West Roermond met toelichting. Wageningen, 1972. Stichting voor Bodemkartering: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Staring Centrum, Wageningen, 1989 Stichting voor Bodemkartering, Geologische kaart van Nederland 1:50.000. Wageningen, 1968. Tranchot en v. Muffling, Kartenaufnahme der Rheinlande 1803-1820 Twaalf provinciën 2007. Atlas van topografische kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij twaalf provinciën. Landsmeer.
Literatuur Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie. De hogere niveaus. Wageningen Berendsen, H.J.A., 1997. Landschappelijk Nederland, Assen Broek, J.M.M. van den & G.C. Maarleveld, 1963. The Late-Pleistocene terrace deposits of the Meuse. Mededelingen Geologische Stichting 16, 13-24 Cate, J. A. M. ten. A. F. van Holst, H. Kleijer en J. Stolp, 1995. Handleiding bodemgeografisch onderzoek; richtlijnen en voorschriften. Deel A: Bodem. Wageningen, DLO-Staring Centrum. Technisch Document 19A. Gaauw, P. van der, M. de Grooth, J. Hoevenberg, L. van Hoof & H. Stoepker, 2007. Evaluatie en synthese van het in Limburg tussen 1995 en 2006 uitgevoerde onderzoek (www.limburg.nl) Jongmans, A.G. & R. Miedema, 1986. Geogenesis and pedogenesis of well drained soils on the youngest Late Weichselian Meuse terrace in North Limburg, Netherlands. Netherlands Journal of Agricultural Science 34, p. 91-102
Kuiper, M., 2006/2007. Atlas van topografische kaarten Nederland, 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Louwe Kooijmans, L.P., Broeke van den, P.W., Fokkens, H. & A. van Gijn, 2005. Nederland in de Prehistorie. Amsterdam. Renes, J., 1999. Landschappen van Maas en Peel, Maastricht Schutte, A.H., 2006. Haelen, Windolenbos Vindplaats 2. ADC ArcheoProjecten, rapport 531
Zonneveld, J.I.S., 1981. Vormen in het landschap. Hoofdlijnen van de geomorfologie.
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 37
Bijlage 1: Boorbeschrijving Algemene kopgegevens Soort boring Projectnummer Projectnaam Deelgebied Organisatie CIS-code coördinaatsysteem Coördinaatsysteemdatum Locatiebepaling Referentievlak Bepaling maaiveldhoogte Boormethode Boordiameter Opdrachtgever
Boorbeschrijving volgens ASB 5.1 Boor LDO Lithologie Nr GD BK BS BZ BG 1 25 Z 3 100 Z 3 120 Z 3 140 Z 3 2 25 Z 3 80 Z 3 100 Z 3 120 Z 3 3 25 Z 3 100 Z 3 120 Z 3 140 Z 3 4 25 Z 3 50 Z 2 90 Z 2 120 Z 2 5 20 Z 3 120 Z 3 130 Z 3 140 Z 3 120 Z 3 5A 10 Z 3 30 Z 3 100 Z 3 110 Z 3 120 Z 3 6 25 Z 2 80 Z 2 110 Z 3 130 Z 3 140 3 7 25 Z 3 100 Z 3 130 Z 3 150 Z 3 8 35 Z 3 70 Z 3 90 Z 3 110 Z 3 130 Z 4 9 30 Z 3 70 Z 3 90 Z 3 120 Z 3 10 35 Z 3 90 Z 3 120 Z 3
Versie: 20-07-2009
Posities van de boringen (boorlocaties) Boornummer XCO YCO 1 194453.1 359155.9 2 194432.1 359201.3 3 194411.0 359246.7 4 194389.9 359292.2 5 194478.6 359196.8 6 194456.9 359242.2 7 194435.5 359289.5 8 194524.3 359192.5 9 194503.2 359238.0 10 194482.2 359283.4 11 194549.2 359233.6 12 194529.5 359278.5
BAR 09-086 Peter Schreursweg, Haelen Nvt ArcheoPro 34435 RD2000 ETRS89 GPS en meetlint NAP AHN – Waterpas edelman 7 cm Cauberg-Huygen
BH 3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Kleur HK BR RO GE GE BR RO GE GE BR RO GE GE BR GE GE GE BR BR GE GE GE GR GE RO GE GE BR BR BR GE GE BR RO BR GE BR BR GE GE GE BR BR GE GE BR BR RO
TK
IK DO
VLK
Overige kenmerken CO TL NVS
AIS SST
BR DO LI DO BR DO LI DO BR DO LI DO BR
GR
DO LI DO LI
BR
BR BR BR
LI LI LI LI DO LI DO
BR OR
DO LI DO DO DO STFG OR DO DO LI DO
GE BR
MNC
MA, M´s tov NAP 24.76 25.12 25.14 25.13 25.28 25.50 25.46 24.86 25.55 25.51 25.32 25.60
BHN Ap B BC C Ap B BC C Ap B BC C Ap B BC C A B BC C C A B B BC C Ap B BC BC C Ap B B BC Ap B BC C Cg Ap B BC C Ap B B
BI BOV
BOV
BOV
BOV
BOV
BOV
BOV
BOV
BOV
GI DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ DEZ
HKF
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
11
12
150 190 250 290 300 310 320 30 70 100 120 30 80 110 120 140
Z Z Z Z Z Z L Z Z Z Z Z Z Z Z Z
3 3 3 3 2 4 3 3 3 2 2 3 3 2 3 3
3
3
GE GE GE OR OR GR GE BR BR GE GE BR BR BR BR GE
DO LI LI
OR
ROV ROV ROV
OR
ROV
RO GE DO DO GE BR DO
LI
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 38
FLA
BC Cg Cg Cg Cg Cg Ap B BC C Ap B B BC C
DEZ DEZ
BOV DEZ DEZ DEZ BOV DEZ DEZ DEZ DEZ
Betekenis van de afkortingen: LDO – Onderzijde boortraject Lithologie: GD – Onverharde sedimenten: G = grind, K = klei, L = leem, V = veen en Z = zand Bijmengsels: BK = bijmengsel klei, BS = bijmengsel silt, BZ =bijmengsel zand, BG= bijmengsel grind, BH = bijmengsel humus. Betekenis toegevoegde cijfers: 1 = zwak, 2 = matig, 3 = sterk en 4 = uiterst. Kleur: HK = hoofdkleur, BL = blauw, BR = bruin, GE = geel, GN = groen, GR = grijs, OL = olijf, OR =oranje, PA = paars, RO = rood, RZ = roze, WI = wit, ZW = zwart. TK = Tweede kleur (kleurafkortingen als boven). IK = Intensiteit kleur: LI = licht en DO = donker VLK = Vlekken (V): 2e en 3e letter is kleurafkorting als boven, 1 = weinig, 2 = matig , 3= veel Overige kenmerken: CO = Consistentie (C ): ZSL-zeer slap, SLA-slap, MSL-matig slap, MST-matig stevig, STV-stevig PLH = plantenresten (PL0 = geen, PL1 = spoor, PL2 = weinig, PL3 = veel) VS = veensoorten SST = Sedimentaire structuren BHN = Bodemhorizont; BHC = C-horizont BI = Bodemkundige interpretaties; BOV = bouwvoor , ROG = rommelig, OPG = opgebracht GI = Geologische interpretaties AIS = Archeologische indicatoren
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 39
Bijlage 2: Vondstentabel oppervlaktekartering Nr. 09-086-S/1
Positie 194.395 / 359.290
Vondstmateriaal aardewerk
Datering 13e – 14e eeuw
Conserveringstoestand fragment
09-086-S/2
plangebied
aardewerk
13e – 14e eeuw, late middeleeuwen
fragmenten, 31 stuks waarvan 29 x blauwgrijs, 2 x 2 randfragmenten steengoed
09-086-S/3
plangebied
aardewerk
late middeleeuwen - nieuwe tijd
fragmenten, 3 stuks
Steengoed met zoutglazuur
09-086-S/4 09-086-S/5 09-086-S/6 09-086-S/7
194.458 / 359.200 194.487 / 359.261 194.482 / 359.283 194.464 / 359.201
aardewerk aardewerk aardwerk bouwmateriaal
late middeleeuwen late middeleeuwen nieuwe tijd nieuwe tijd
fragment fragment fragment, 3 stuks fragment, 2 stuks
Proto-steengoed Proto-steengoed porcelein
Versie: 20-07-2009
Opmerkingen blauwgrijs
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 40
09-086-S/8
194.375 / 359.274
aardwerk
late middeleeuwen
fragment
09-086-S/9
194.448 / 359.203
aardewerk
Romeinse tijd
fragment
09-086-S/11 194.411 / 359.231
vuursteen
steentijd
schrabber
met geretoucheerde zijde
09-086-S/12 09-086-S/13 09-086-S/14 09-086-S/15
vuursteen vuursteen vuursteen vuursteen
steentijd steentijd mesolithicum mesolithicum
afslagfragment afslagfragment afslagfragment afslagfragment en microkling
met cortex met resten van patina
194.511 / 359.253 194.507 / 359.264 194.508 / 359.229 194.368 / 359.277
Versie: 20-07-2009
Proto-steengoed
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 41
09-086-S/16 194.438 / 359.178
vuursteen
Steentijd (paleolithicum?)
afslag (levallois?)
geretoucheerde valkenburger vuursteen
09-086-S/17 194.440 / 359.157
vuursteen
steentijd (?)
schrabber (?)
zwaar gepatineerd met uitzondering van (pseudo) retouches
09-086-S/18 194.541 / 359.293
vuursteen
laat paleolithicum / mesolithicum
klingfragment
gepatineerd klingfragment met secundaire mircodebitage
09-086-S/19 194.407 / 359.267
aardewerk
late middeleeuwen
randfragment
blauwgrijs
Versie: 20-07-2009
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Peter Schreursweg, Haelen, Gemeente Leudal
ArcheoPro Rapport, 934, Pagina 42
09-086-S/20 194.407 / 359.267
vuursteen
laat paleolithicum / mesolithicum
klingfragment
gepatineerd klingfragment microdebitage
09-086-S/21 194.393 / 359.272 09-086-S/22 194.433 / 359.246
vuursteen vuursteen
steentijd steentijd
afslagfragment schrabber
09-086-S/23 194.413 / 359.268 09-086-S/24 194.407 / 359.293 09-086-S/25 194.459 / 359.179
vuursteen vuursteen vuursteen
steentijd steentijd steentijd
afslagfragment afslagfragment afslagfragment
09-086-S/26 194.413 / 359.254
vuursteen
mesolithicum
kling
09-086-S/27 09-086-S/28 09-086-S/29 09-086-S/30 09-086-S/31
194.473 / 359.288 194.460 / 359.192 194.390 / 359.252 194.517 / 359.231 194.523 / 359.299
vuursteen vuursteen vuursteen vuursteen vuursteen
mesolithicum steentijd steentijd steentijd laat paleolithicum / mesolithicum
kling (pijlspits ?) afslagfragment afslagfragment afslagfragment kling
met resten van cortex volledig rondom geretoucheerd met microdebitage, resten van cortex met gebruiksretouches met gebruiksretouches met patina en secundaire gebruiksretouches beide ribben met microdebitage microdebitage rond de punt
09-086-S/33 194.391 / 359.241
vuursteen
steentijd
afslagfragment
Versie: 20-07-2009
met resten van patina volledig rondom geretoucheerd met microdebitage volledig gecraqueleerd
www.ArcheoPro.nl