Archeologisch Rapport
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé VierhuizenMunnekezijl, provincie Groningen projectnr. 11191-155705 revisie 00 26 oktober 2005
Auteur(s) M. Marinelli
Opdrachtgever Nederlandse Aardolie Mij B.V. Postbus 28.000 9400 HH ASSEN
Datum vrijgave
beschrijving revisie 00 Eindrapport
goedkeuring D. la Fèber
vrijgave M. Marinelli
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2
Onderzoeksopzet Uitvoering bureauonderzoek Uitvoering inventariserend veldonderzoek
3 3 3
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2 3.2.1 3.2.2
Resultaten onderzoek Resultaten bureauonderzoek Bodem en landschap Lokale bodemopbouw Archeologie Archeologische verwachting Voorgenomen verstoring Resultaten inventariserend veldonderzoek Visuele inspectie Booronderzoek
4 4 4 5 5 6 7 7 7 7
4 4.1 4.2
Conclusies en aanbeveling Conclusies Aanbeveling
9 9 9
Bijlagen 1 Literatuurlijst 2 Periodisering 3 Profielgegevens met zintuigelijke waarnemingen 4 Beschrijvingen Centraal Monumenten Archief (CMA) 5 Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën Tekeningen 155705-SI 155705-ROBI
blad 1 van 8
Milieu & Veiligheid
Situatietekening met ligging tracé Indikatieve Kaart Archeologische Waarden met archeologische terreinen (AMK)
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Inleiding In opdracht van de Nederlandse Aardolie Mij B.V. is in juni-juli 2005 door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Aanleiding tot het uitvoeren van het archeologisch onderzoek is het voornemen tot de aanleg van een gasleiding tussen Vierhuizen en Munnekezijl, gemeente Ulrum, provincie Groningen. De geplande leiding tussen Vierhuizen-Munnekezijl heeft een lengte van circa 4,8 km. De ligging van het tracé is weergegeven op de tekening 155705-S1. De leidingaanleg zal gepaard gaan met graaf- en ontgrondingswerkzaamheden over een werkbreedte van 12 meter en een diepte van 2 meter die kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden in het gebied. Doel van het archeologisch bureauonderzoek is in eerste instantie het verzamelen van gegevens betreffende de archeologie in het gebied en het vaststellen van de verwachting ten aanzien van de kans op het aantreffen van eventueel aanwezige archeologische resten. Doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting en het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische resten.
blad 2 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
2 2.1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Onderzoeksopzet Uitvoering bureauonderzoek Een bureauonderzoek voor het inventariseren van archeologische gegevens bestaat gewoonlijk uit een tweetal onderdelen: a. inventarisatie van bodemkundige en landschappelijke gegevens; b. inventarisatie van archeologische gegevens. In het bureauonderzoek worden de bodemkundige en landschappelijke gegevens geïnventariseerd met behulp van o.a. de bodemkaart van Nederland, de geologische kaarten van het gebied en overige bronnen als historisch kaartmateriaal. Archeologische gegevens worden verzameld aan de hand van de direct toegankelijk informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA), het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en het Centraal Monumenten Archief (CMA) en de Indikatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), waarbij een overzicht verstrekt wordt van de op het moment bekende waardevolle terreinen en vindplaatsen. Behalve voor bekende terreinen wordt er voor het gebied een indicatie gegeven van de verwachte archeologische waarden in de klassen lage, middelhoge en hoge indicatie. Deze waarden zijn gebaseerd op vakinhoudelijke expertise en meerdere kaarten, o.a. de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
2.2
Uitvoering inventariserend veldonderzoek Tijdens de veldwerkzaamheden wordt gelet op in het veld zichtbare terreinkenmerken als verhogingen en verkleuringen. Verder wordt gelet op vondsten en sporen die zich aan het oppervlak bevinden en ten tijde van het onderzoek zichtbaar zijn. Er worden boringen gezet om de 50 m in de hartlijn van het geplande tracé. De boringen worden gezet met een Edelmanboor (ø 7 cm) en een gutsboor (ø 3 cm) tot een maximale diepte van 6,0 m -mv. In de profielbeschrijvingen wordt gelet op het voorkomen van archeologische indicatoren als aardewerken vuursteenfragmenten, houtskool, verkleuringen en veraarde lagen. De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (VS03). Voor de Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën wordt verwezen naar bijlage 5.
blad 3 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
3
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Resultaten onderzoek Voor een algemeen overzicht van hieronder genoemde periodisering wordt verwezen naar bijlage 2. De ligging van het tracé is weergegeven op tekening 155705-S1. Ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel ligt het tracé Vierhuizen-Munnekezijl tussen RD-coördinaten 214.500, 597.500 en 214.700, 593.500 (topografische kaart van Nederland, kaartbladen 2 Oost + 6 Oost).
3.1 3.1.1
Resultaten bureauonderzoek Bodem en landschap Het onderzoeksgebied ligt geologisch gezien in het relatief laag gelegen zeekleigebied, dat met name in het Holoceen (de laatste 10.000 jaar) is ontstaan en gevormd. De bodem bestaat grotendeels uit holocene klei- en veenlagen. Tijdens de laatste IJstijd heeft het landijs Nederland niet bereikt. Nederland werd in deze periode gekenmerkt door een periglaciaal klimaat. In de laatste ijstijd werd in de koude perioden voornamelijk eolisch zand afgezet in de vorm van dekzandplateaus. In deze ijstijd waren er echter ook warmere perioden waarin begroeiing optrad en veen of venige lagen werden gevormd. Tijdens deze warmere perioden vond waterafvoer plaats door rivieren die zich insneden in het dekzandplateau. In het onderzoeksgebied ligt het pleistocene zand diep onder de oppervlakte en is afgedekt met enkele meters klei. Na de laatste koude periode van het Pleistoceen begint het Holoceen. Er trad een temperatuurstijging op en de dekzanden raakten begroeid: het landschap veranderde. Als gevolg van het smelten van het landijs begon de zeespiegel te stijgen. Daardoor verslechterde de ontwatering in het binnenland en trad op grote schaal veenvorming op. De zee kreeg in de loop van het Holoceen, door de stijging van de zeespiegel, steeds meer invloed op het noorden van Groningen. Er waren perioden van transgressie en regressie. Tijdens de transgressieperioden werden dikke lagen klei afgezet en werden vaak ook onderliggende sedimenten (klei en/of veen) geërodeerd. Soms was er zelfs sprake van continue transgressie. In dat geval werden kleilagen afwisselend door de zee of door de rivieren in het achterland afgezet. Hierbij werd geen veen gevormd. Door de wisselende activiteit van de zee was bewoning in het zeekleigebied moeilijk. De basis voor het huidige Noord-Nederlandse kustlandschap werd eigenlijk gelegd in de 8e eeuw voor Chr. Tussen 800 en 600 voor Chr. werd op het uitgestrekte veengebied een kleipakket afgezet en ontstond een kweldersituatie (Roeleveld, 1974; Griede, 1978). In de 6e eeuw voor Chr. daalde de zeespiegel in lichte mate, waardoor de kwelders droogvielen en voor bewoning geschikt werden. Rond 350 voor Chr. nam de activiteit van de zee weer toe en werd langs de kust zandig
blad 4 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
materiaal afgezet en dieper landinwaarts zware klei. Op basis van archeologische vondsten moet de kwelder spoedig daarop bewoonbaar zijn geweest. In de periode 300-600 na Chr. werd in de lagere delen tijdens een volgende actieve fase opnieuw zware klei afgezet (knipklei). Vooral na ca. 800 na Chr. vonden grote veranderingen plaats in het gebied. In deze periode kreeg de Lauwerszee haar grootste uitbreiding. In de 9e en 10e eeuw vond grootschalige erosie plaats en werden oude kwelderwallen opgeruimd. Met de bedijkingen kwam een eind aan de invloed van de zee en werd het landschap gevormd door de mens. Het geplande tracé loopt net ten westen van de oude zeedijk bij Vierhuizen, aangelegd in 1100. Onder het Reitdiep door wordt de leiding gelegd door middel van een gestuurde boring. De mond van het Reitdiep werd pas in 1877 afgesloten. Ten opzichte van de historische situatie is het gebied nu dus aanzienliijk veranderd. Ten westen van Vierhuizen lagen begin 1900 slechts enkele percelen grasland, verder naar het westen lag de Lauwerszee. De Lauwerszee lag ook daar waar het tracé nu ten zuiden van het Reitdiep loopt. De huidige dijken aan de Lauwerszee werden pas tussen 1923 en 1969 aangelegd.
3.1.2
Lokale bodemopbouw De bodem ter plaatse bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden (codes Mn15A, Mn25A en Mn35A). Langs het Reitdiep komen ook nesvaaggronden voor (code Mo10A). Dit zijn allemaal jonge zeekleigronden. De grondwatertrappen variëren tussen V en VII wat inhoudt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m tot 0,8 m –mv. is en de gemiddelde laagste grondwaterstand dieper dan 1,2 m -mv ligt.
3.1.3
Archeologie Op basis van de bodemkundige (en archeologische) gegevens is door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) een Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Deze geeft een geschatte verwachting op het aantreffen van archeologische waarden binnen een gebied. Daar het hier een indicatie betreft gemaakt op basis van interpolaties met kaartmateriaal (schaal 1:50.000) dient de verwachting voor specifieke gebieden altijd te worden getoetst Als gevolg van de overstromingen kunnen in het holocene kustlandschap over korte afstand grote verschillen voorkomen in afzettingmilieus, gekoppeld aan zeer verschillende landschapstypen. Aangezien de factoren voor de locatiekeuze van de mens door de tijd sterk samenhangen met primaire landschapskenmerken als relatieve hoogteligging, waterhuishouding en bodemgesteldheid is aan ieder gebied een duidelijke archeologische verwachting toe te kennen.
blad 5 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Voor het opstellen van een archeologische verwachting is het ook noodzakelijk na te gaan welke archeologische gegevens in en rond een gebied reeds bekend zijn. Archeologische vondsten en andere waarnemingen worden door amateurs en beroepsmatige archeologen gemeld bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Deze verwerkt de waarnemingen in het Centraal Archeologisch Archief (CAA). Indien binnen een gebied waarnemingen zijn gedaan kunnen deze gebieden, afhankelijk van omvang, aard, zeldzaamheid, gaafheid en conservatie, een archeologische status krijgen dan wel als beschermd monument worden bestempeld. Deze worden dan opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA). In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de bij de ROB geregistreerde terreinen in de omgeving van het onderzoeksgebied. Voor een overzicht van de ligging van de gebieden wordt verwezen naar tekeningen 155705-ROBI. Voor de beschrijvingen van de gebieden als bekend uit het CMA wordt verwezen naar bijlage 4. Tabel 3.1: overzicht van geregistreerde terreinen met archeologische status rond het onderzoeksgebied. Monument Object nummer 5208 Terp Vierhuizen 5209 Terp Panser-Noord 5753 7256
Stins, versterkt huis Panser Nederzetting onbepaald
15265
Stad Vierhuizen
Begin periode IJzertijd IJzertijd
Eind periode
Nieuwe tijd Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Nieuwe tijd Vroege Late Middeleeuwen Middeleeuwen Late Middeleeuwen Nieuwe tijd
Archeologische status (AMK) Zeer hoge waarde Zeer hoge waarde Hoge waarde Hoge waarde Hoge waarde
Uit bovenstaande tabel blijken in de omgeving meerdere terreinen met een archeologische status aanwezig te zijn daterend vanaf de IJzertijd (800-12 voor Chr.) tot in de Nieuwe tijd (1500 na Chr.-heden). De meeste resten stammen echter uit de Late Middeleeuwen (ca. 1200-1500 na Chr.), de periode na de bedijkingen (rond 1100 na Chr.). Vlakbij het tracé ligt ten westen één bekend terrein. Het gaat hier om terrein 7256, een mogelijk overslibde nederzetting uit de Vroege Middeleeuwen. Dit geeft aan dat delen van oudere kwelderwallen onder de recentere zeekleiafzettingen kunnen liggen.
3.1.4
Archeologische verwachting De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de Steentijd is eigenlijk in het gehele onderzoeksgebied bijzonder laag, aangezien er geen dekzandwelvingen en –ruggen voorkomen in het gehele gebied. De pleistocene afzettingen zijn door erosie en zeeinbraken tot op grote diepte verdwenen. Voor archeologische resten tot en met de Middeleeuwen geldt eigenlijk hetzelfde. Door overstromingen zullen eventuele resten grotendeels
blad 6 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
opgeruimd zijn, maar gezien terrein 7256 kunnen er dus wel degelijk overslibde nederzettingen uit deze periode voorkomen. Op de IKAW heeft het gehele gebied een lage archeologische verwachting, wat gezien de gegevens uit het bureauonderzoek gerechtvaardigd lijkt.
3.1.5
Voorgenomen verstoring De leidingaanleg zal gepaard gaan met graaf- en ontgrondingswerkzaamheden over een werkbreedte van 12 meter en een diepte van 2 meter die kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden in het gebied. Onder het Reitdiep zal een gestuurde boring plaatsvinden. Daarnaast zullen landbouwwerkzaamheden en overstromingen in het verleden verstoringen in het bodemprofiel hebben veroorzaakt.
3.2 3.2.1
Resultaten inventariserend veldonderzoek Visuele inspectie Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op in het veld zichtbare terreinkenmerken als verhogingen en verkleuringen. Verder is gelet op vondsten en sporen die zich aan het oppervlak bevinden en ten tijde van het onderzoek zichtbaar waren. De percelen zijn allemaal in gebruik als akkerland, met aardappelen en graan. Alle percelen zijn duidelijk geëgaliseerd. Tijdens de visuele inspectie zijn geen archeologische vondsten aangetroffen, de akkers zijn zelfs bijzonder vrij van puinresten. Wel is bij de dijk beduidend meer (recent)puin aanwezig. De boer is bij het ploegen nooit puinconcentraties op het land tegengekomen.
3.2.2
Booronderzoek De boringen zijn verdeeld over 8 kaartbladen (zie tekening 155705-S1). Op kaartblad 6 zijn geen boringen verricht, hier wordt een gestuurde boring uitgevoerd. In totaal zijn 81 boringen verricht met een onderlinge afstand van 50 m. Van de boringen zijn 59 boringen tot 2,0 m -mv. gezet, 15 boringen zijn dieper gezet tot 4,0 m -mv. en 7 boringen tot 6,0 m -mv. De profielbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 3. De boringen geven een gelijkvormige bodemopbouw. Er is een sterke afwisseling van klei- en zandlagen, waarbij moeilijk te bepalen is of het zand of klei is, in veel gevallen is zavel een betere benaming. In de boringen is de globale bodemopbouw als volgt: 0-0,4 m -mv. zandige klei/zavel, humeus, bruin, bouwvoor 0,4-1,0 m -mv. zandige klei/zavel, licht humeus en sporen roest, lichtbruin 1,0-1,2 m -mv. zavel met sporen roest en schelpen, grijs
blad 7 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
1,4-2,4 m -mv. blauwgrijs
weinig zandige klei of zand, slap, veel schelpen,
detrituslaagjes 2,4-2,7 m -mv. veen of zeer humusrijke klei/zavel of kleiig zand, bruin 2,7-3,6 m -mv. licht kleiig zand of licht zandige klei, blauwgrijs, slap 3,6-6,0 m -mv. zavel met plantenresten en soms schelpen, grijs De bodemopbouw is coherent met de vele overstromingen die in het gebied gepasseerd zijn. In de diepere boringen is her en der nog een veenlaag of venige laag aanwezig. Boven op het veen worden detrituslaagjes aangetroffen waar het veen verslagen is en met andere sedimenten opnieuw is afgezet. De aanwezigheid van grote hoeveelheden schelp in de bodemlagen is ook consistent met zeekleiafzettingen. In boring 0504 wordt zelfs een schelpenbank aangetroffen. De leiding loopt bij Vierhuizen rakelings langs de oude dijk en daar bestaat de bodem uit geroerde en opgebrachte grond (klei) met puin en zandbrokken (boring 0211). Op basis van de boringen kan de archeologische verwachting als laag worden geïnterpreteerd. De afzettingen hebben vrijwel geen bodemvorming en betreffen recente zeekleiafzettingen. Er zijn geen ophogingspakketten of overdekte cultuurlagen aangetroffen.
blad 8 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
4 4.1
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Conclusies en aanbeveling Conclusies Het gebied ter plaatse van het leidingtracé bestaat uit jonge zeekleigronden. In de directe omgeving bevindt zich één terrein met een archeologische status. Dit betreft een overslibde nederzetting uit de Vroege Middeleeuwen. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de Steentijd tot en met de Middeleeuwen is in het gehele onderzoeksgebied laag. Voor archeologische resten vanaf de Vroege Middeleeuwen heeft het gebied een middelmatige archeologische verwachting, met name voor overslibde nederzettingen. Het inventariserend veldonderzoek heeft bevestigd dat het gebied een lage archeologische verwachting heeft. Bodemkundig gezien bestaat het gebied uit recente zeekleiafzettingen. Er zijn geen archeologische resten of overslibde delen van oude kwelderwallen aangetroffen.
4.2
Aanbeveling Op basis van het booronderzoek is verder archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk. De werkzaamheden kunnen zonder belemmering uitgevoerd worden. Altijd bestaat er de mogelijkheid dat er tijdens de grondwerkzaamheden toch losse sporen worden aangetroffen die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Indien dit gebeurt bestaat er een wettelijke verplichting tot het zo snel mogelijk melden (binnen 3 dagen) hiervan aan het bevoegd gezag (Monumentenwet 1988, artikel 47).
Heerenveen, juli 2005
blad 9 van 8
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 1:
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Literatuurlijst Bierma, M., A.T. Clason, E. Kramer, G.J. de Langen (red.), 1988. Terpen en wierden in het Fries-Groningse kustgebied. Wolters-Noordhoff/Forsten, Groningen. Griede, J.W, 1978. Het ontstaan van Frieslands Noordhoek. Editions Rodopi N.V., Amsterdam. Halbertsma, H., 1944. Inventaris van terpen en wierden in de provincies Friesland en Groningen. Samengesteld in opdracht van het Departement van Onderwijs, Wetenschappen en Kultuurbescherming (juli 1943-juli 1944). BAI, Groningen. Kwaliteitsnorm Nederland Archeologie versie 2,2 februari 2005, College voor de Archeologische Kwaliteitszorg. Uitgeverij 12 Provinciën, 2005. Luchtfoto-Atlas van Groningen, schaal 1:14.000. Landsmeer. ROBAS producties, 1990. Historische Atlas Groningen, Chromotopografische Kaart des Rijks, schaal 1:25.000, opname circa 1902. ROBAS Producties, Den Ilp. Roeleveld, W., 1974. The Groningen Coastal Area. The Holocene Evolution of the Groningen Marine-Clay District. Amsterdam. Stiboka, 1975. Bodemkaart van Nederland (schaal 1:50.000), Blad 2 Oost (gedeeltelijk) Schiermonnikoog en Blad 6 Oost Leeuwarden. Stiboka, Wageningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990. Grote Historische Atlas NoordNederland 1851-1855 (schaal 1:50.000). Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 2:
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Periodisering Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens is hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het Paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het Neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het Neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de IJzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de Middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als Nieuwe Tijd.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 5:
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën Certificatie / accreditatie Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN-ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Voor het uitvoeren van veldwerk bij bodemonderzoek is Ingenieursbureau Oranjewoud gecertificeerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Als het veldwerk conform deze BRL is uitgevoerd, is het rapport voorzien van het volgende logo: De naleving van de kwaliteitseisen en -procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een STERLAB geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Normen en richtlijnen De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de VKB-protocollen 2001 t/m 2017 en eventuele aanvullende NPR/NEN-normen. Deze protocollen en richtlijnen zijn opgenomen en uitgewerkt in het ‘Handboek Veldwerk Bodem’ van Oranjewoud. Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht verkennend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de NEN 5740 'Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek' (NNI, oktober 1999). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht oriënterend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het 'Protocol voor Oriënterend onderzoek' (Sdu Uitgeverij, maart 1994). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht nader bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het Protocol voor het Nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, maart 1994) of op de 'Richtlijn nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, september 1995). Veldwerk- en onderzoeksprogramma in het kader van door 'Oranjewoud' verricht archeologisch onderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 2,2 (CvAK, februari 2005). Oranjewoud is, na toetsing door het CvAK, gecertificeerd voor het uitvoeren van alle voorkomende archeologische werkzaamheden. Toepassing grond en asbest Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik en/of de bestemming van de
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek niet. Grond is in dat geval een (secundaire) bouwstof. Voor toepassing van een bouwstof dient formeel een bouwstoffenonderzoek te worden verricht conform het Bouwstoffenbesluit. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op het gebruik en/of de bestemming van de grond (bouwstof). Met nadruk wordt vermeld dat onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem geen onderdeel uitmaakt van onderzoek dat door Oranjewoud volgens bovengenoemde normen en richtlijnen wordt uitgevoerd. Als tijdens het veldwerk in de bodem vermoedelijk asbesthoudende materialen worden opgemerkt, dan komt dit in de profielbeschrijvingen en de conclusies naar voren. Overigens wordt opgemerkt dat in de bodem aanwezig puin zeer vaak enig asbest bevat. Specifiek onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem dient volgens de concept NEN 5707 ‘Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem’ (NNI, maart 2000) te worden uitgevoerd. Betrouwbaarheid / garanties Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het bodemonderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de (verontreinigings)situatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van bodemonderzoek. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 1 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Literatuurlijst
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 2 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Periodisering
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 3 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Profielgegevens met zintuigelijke waarnemingen
Uitleg profielgegevens in het uitklapvel achter de boorprofielen.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 4 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Beschrijvingen Centraal Monumenten Archief (CMA)
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage 5 :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën
Milieu & Veiligheid
projectnr. 11191-155705 juli 2005, revisie 00
Bijlage :
Nederlandse Aardolie Mij B.V. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van het gasleidingtracé Vierhuizen-Munnekezijl, provincie Groningen
Tekeningen 155705-SI 155705-ROBI
Milieu & Veiligheid
Situatietekening met ligging tracé Indikatieve Kaart Archeologische Waarden met archeologische terreinen (AMK)