ARBITRALE OPLEIDINGEN KNKV
Opleiding
BASISOPLEIDING A Korfbalspelregels en spelbepalingen t.b.v. het leiden van jeugdwedstrijden in het breedtekorfbal
Cursistenmap
INHOUDSOPGAVE Inleiding
blz. 3
De scheidsrechter 1. Kennis van het spel en spelinzicht 2. Kennis van de spelregels 3. Leiding geven 4. Kennis van randvoorwaarden
blz. blz. blz. blz.
Fair play Inleiding 1. Fair Play, wat is dat? 2. Fair Play en tolerantie 3. Fair Play en spelaanpassingen 4. Omgang met Fair Play en omgevingsfactoren
blz. 10 blz. 11 blz. 13 blz. 14 blz 15
Reglementen Huishoudelijk reglement Reglement van wedstrijden Tuchtreglement
blz. 18 blz. 18 blz. 20
Bijlagen 1. Bestuursbesluit jeugdkorfbal 2. Bestuursbesluit banken, coaches en vervangende spelers 3. Bestuursbesluit spelerskaarten 4. Kleurensjabloon jeugdspelerskaarten 5. Uitvoeringsbesluit onderbreken van wedstrijden bij onweer 6. Bestuursbesluit verplichtingen ontvangende ploeg
blz. 21 blz. 21 blz. 21 blz. 21 blz. 21 blz. 21
Juni 2011
Basisopleiding A
1
4 6 7 9
INLEIDING De Basisopleiding A behandelt de korfbalspelregels en een aantal artikelen uit het reglement van wedstrijden (of uitvloeisels daarvan), die rechtstreeks van toepassing zijn op de jeugdwedstrijden in het breedtekorfbal. Tevens is een paragraaf over Fair Play (sportief gedrag) toegevoegd, omdat dit aspect van bijzonder belang wordt geacht. De Basisopleiding heeft als doel om de cursist feiten te leren kennen; het daadwerkelijk fluiten komt dus niet aan de orde. De cursist zal de kennis die in deze opleiding wordt aangeboden vooral door eigen werkzaamheid moeten aanleren. Het is mogelijk om tijdens de opleiding de bijbehorende theorieavond bij te wonen. Op deze theorieavond zal de docent bepaalde zaken verduidelijken, verder is de avond vooral bedoeld om vragen te stellen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat de cursist zelf alle theorie al heeft doorgenomen. De theorie wordt behandeld in deze lesmap en het spelregelboekje en is ook terug te vinden op de website van het KNKV (www.knkv.nl opleidingen). Ook staan hier alle vragen die bij het theorie-examen kunnen worden gesteld vermeld (ga naar „test je kennis‟) . Met deze vragen kunnen onbeperkt proefexamens worden gedaan, zodat de cursist zelf kan bepalen op welk moment hij of zij zich in staat acht om het examen af te leggen. Als de cursist niet slaagt mag hij nog een keer deelnemen aan het examen. Bij het examen moeten 25 vragen worden beantwoord, waarvan er minstens 18 goed moeten worden beantwoord. Het certificaat geeft nog geen recht op het leiden van wedstrijden. Het certificaat is een vereiste om toegelaten te worden tot de vervolgopleiding Jeugdscheidsrechter. Bij deze opleiding wordt geleerd hoe de verworven kennis van de Basisopleiding in de praktijk gebruikt kan worden bij het leiden van wedstrijden van B t/m F-jeugd in het breedtekorfbal. Het lesmateriaal bij deze opleiding bestaat uit: 1. de cursistenmap; 2. spelregels korfbal (www.knkv.nl -> opleidingen -> spelregels); 3. van belang zijnde reglementbepalingen en bestuursbesluiten; 4. kleurensjabloon voor jeugdspelerskaarten (www.knkv.nl competitie leidraad leden); 5. spelbepalingen (www.knkv.nl competitie leidraad begrippen en organisatie).
Juli 2011, KNKV, afdeling opleidingen.
Juni 2011
2
Basisopleiding A
DE JEUGDSCHEIDSRECHTER De kerntaken en –eigenschappen van de jeugdscheidsrechter zijn onder te verdelen in een aantal punten, in de volgende pagina‟s wordt hierop ingegaan: 1. 2. 3. 4.
kennis van het spel en spelinzicht kennis van de spelregels leiding geven kennis van randvoorwaarden
1. Kennis van het spel en spelinzicht Korfbal is van herkomst een Nederlandse sport en meer dan 100 jaar oud. Nederland doet er veel aan om korfbal over de gehele wereld te verbreiden en de laatste 30 jaar lukt dat heel erg goed. Inmiddels wordt er in meer dan 50 landen gekorfbald. Deze landen zijn aangesloten bij de Internationale Korfbal Federatie (IKF) en de IKF is verantwoordelijk voor de spelregels. Korfbal is in het begin van 1900 ontstaan als een spel, dat bedoeld was om door kinderen te worden gespeeld. Uiteraard kon men toen met een aantal eenvoudige spelregels volstaan. In de loop der jaren is het oorspronkelijke spel voor kinderen uitgegroeid tot een wedstrijdsport voor volwassenen en de spelregels groeiden mee. De spelstructuur stelde steeds hogere eisen aan een gedetailleerde omschrijving van de spelregels in de competitiesport, vandaar dat er diverse malen uitbreiding en perfectionering plaats heeft gevonden. Dit heeft o.a. geleidt tot het vormen van een definitie van korfbal: Korfbal is een sport waarbij de bal alleen met de handen wordt gespeeld. Het wordt op een rechthoekig veld gespeeld en elke ploeg bestaat uit vier spelers en vier speelsters, die de bal in de korf proberen te schieten. De belangrijkste kenmerken van de sport zijn: veelzijdigheid, samenspel, gecontroleerd fysiek contact en gelijkheid van geslachten. Alle spelregels kunnen worden afgeleid van deze definitie. Ook zijn er een aantal grondregels uit te destilleren. Bij het noemen van deze kenmerkende grondregels worden steeds enkele spelregels vermeld die van toepassing zijn. Gemengd spel Korfbal is de enige gemengde teamsport, die zowel voor meisjes als voor jongens dezelfde taken kent. Man en vrouw zijn volkomen gelijkwaardig en hebben gelijke rechten en plichten. Spelregels die betrekking hebben op gemengd spel zijn onder andere: § 2.1a Er is sprake van twee ploegen, elk van vier spelers en vier speelsters. § 3.8 Er worden bij de scheidsrechtersworp twee spelers van gelijke sekse aangewezen. Persoonlijke tegenstander Het spelen tegen een directe tegenstander houdt in dat er een groot deel van de wedstrijd een aanhoudend duel is. Denk in dit geval ook aan de mogelijkheid dat een speler die is weggezonden (rode kaart) mag worden vervangen. Spelregels die daarop betrekking hebben zijn onder andere: § 3.6o Het is niet toegestaan te schieten na snijden langs een andere aanvaller. § 3.6q Zonder directe tegenstander is het niet toegestaan te schieten. Samenspel Een korfballer is aangewezen op de medewerking van zijn ploeggenoten. Het alleen spelen van de bal is niet toegestaan. Spelregels die dit onderstrepen zijn onder andere: § 3.6d Lopen met de bal is verboden. § 3.6e Bewust samenspel vermijden is niet toegestaan.
Juni 2011
3
Basisopleiding A
Veelzijdige vaardigheid Een bijzondere vaardigheid in een bepaald onderdeel zal waarschijnlijk niet de hele wedstrijd benut kunnen worden, omdat men ook met andere speltaken wordt geconfronteerd. Spelregels die daarmee samenhangen zijn onder andere: § 2.1c Een vervangen speler mag in dezelfde wedstrijd niet meer aan het spel deelnemen. Dit is een regel die van toepassing is in het top- en wedstrijdkorfbal. Het KNKV heeft voor het breedtekorfbal bepaald dat een vervangen speler maximaal 1x mag terugkeren in de wedstrijd. § 3.4 Telkens na twee doelpunten wordt van vak gewisseld Snelheid en behendigheid Dit zijn vaardigheden waar korfbal op gebaseerd is. Korfbal is een gecontroleerde contactsport, het is verboden om lichaamskracht te gebruiken met de bedoeling er voordeel uit te halen. Juist met snelle en behendige bewegingen kun je tot een doelpoging komen. Pogingen om deze vaardigheden uit te schakelen of te niet te doen worden belet door de volgende spelregels: § 3.6d § 3.6n § 3.6i
Het is verboden met de bal te lopen. Het is verboden om in verdedigende positie te schieten. Het is verboden een tegenstander te duwen, vast te houden of af te houden.
Spelregels uit het hoofd kennen is één kant van het jeugdscheidsrechter zijn. De spelregels op de juiste wijze toepassen is de andere kant. Een jeugdscheidsrechter moet inzicht hebben in het spel. Het op de juiste wijze toepassen van de voordeelregel is een voorbeeld van spelinzicht. Ook bij het positie kiezen tijdens een wedstrijd kan een jeugdscheidsrechter laten zien, dat hij over spelinzicht beschikt. Daarnaast zal de jeugdscheidsrechter op de hoogte moeten blijven van niet alleen de technische, maar ook van de tactische ontwikkelingen in het korfbal.
Juni 2011
4
Basisopleiding A
2. Kennis van de spelregels Naast kennis van het spel is een grondige kennis van de spelregels onontbeerlijk. Een gedegen bestudering van de inhoud is noodzakelijk. Vaak is de toelichting op een spelregel voor goed begrip even belangrijk als de regel zelf. De spelregels worden volledig behandeld in het spelregelboekje. www.knkv.nl -> reglementen -> spelregels. Mocht er een theorie avond aangevraagd worden, dan kunt u daar uw vragen stellen. In de map derhalve verder geen nadere opmerkingen hierover.
Juni 2011
5
Basisopleiding A
3. Leiding geven De leiding van korfbalwedstrijden in alle jeugdklassen van het breedtekorfbal is in handen van een jeugdscheidsrechter. Dat betekent dat de vereniging één van de leden, die in het bezit is van het diploma jeugdscheidsrechter, vraagt om de desbetreffende wedstrijd te leiden. De jeugdscheidsrechter dient zich ook bij zijn eigen vereniging af te melden als hij verhinderd is. Op onderdelen verschillen de taken van de jeugdscheidsrechter met die van een verenigingsscheidsrechter of een KNKV-scheidsrechter. De spelregels zijn voor alle categorieën gelijk, de interpretatie ervan wijkt af, al naar gelang de leeftijd en vaardigheden van de spelers. Voor het jeugdkorfbal gelden tevens aparte reglementen, zoals veldafmetingen, paalhoogte en balgrootte. De jeugdscheidsrechter is verantwoordelijk voor de wedstrijd die hij leidt. Van belang daarbij is dat hij op tijd aanwezig is en voortdurend een correcte, doch vriendelijke houding bewaart. De jeugdscheidsrechter kan, om het spel te kunnen laten doorgaan en om het spelverloop in goede banen te leiden te corrigeren, een aantal maatregelen nemen: De spelhervatting Wordt over het algemeen toegepast bij technische en niet opzettelijke overtredingen. Let wel: de uitworp bij de aanvang van de wedstrijd en tweede speelhelft en na een doelpunt, evenals de spelhervatting na een uitbal vallen ook onder de bepalingen van de spelhervatting. De vrije worp Wordt toegekend na een gesignaleerde en als zwaar beoordeelde overtreding van de verdedigende ploeg. De strafworp Kan om twee redenen worden toegekend. De eerste reden ontstaat als een scoringskans ten gevolge van een overtreding verloren gaat. De jeugdscheidsrechter moet dan een strafworp toekennen. De tweede reden ontstaat, als het aanvalsspel door een verdediger bij herhaling op ontoelaatbare wijze wordt belemmerd. De jeugdscheidsrechter kan dan een strafworp toekennen. Het toekennen van de bal aan één der ploegen Als twee spelers menen de bal gelijktijdig te hebben bemachtigd. Wanneer de jeugdscheidsrechter echter heeft waargenomen dat de ene speler de bal wel degelijk eerder “had”, is het voldoende dat hij de clubnaam van deze speler noemt. De andere speler laat dan de bal los en het spel gaat verder. Het is echter – in sommige gevallen – aan te bevelen te fluiten, de bal toe te kennen, de tegenstander zijn positie te laten innemen en het spel met een fluitsignaal te hervatten. De scheidsrechtersworp Wordt toegepast als de jeugdscheidsrechter heeft geconstateerd, dat twee tegenstanders inderdaad gelijktijdig de bal bemachtigd hebben of als niemand recht had op de bal. Hij fluit dan, wijst twee spelers van gelijke sekse (en zo mogelijk van gelijke lengte) uit het vak aan voor het “nemen van een opgooibal”. Na het opgooien van de bal, zodra deze het hoogste punt heeft bereikt, fluit hij.
Wanneer de jeugdscheidsrechter het noodzakelijk acht een bovengenoemde maatregel toe te passen, gebruikt hij een fluitsignaal (bij dameskorfbal gelden een andere regeling). In sommige gevallen kan het roepen van een aanwijzing naar de speler(s) voldoende zijn, bijvoorbeeld als duidelijk is dat een speler de bal eerder dan zijn tegenstander heeft bemachtigd, of als de jeugdscheidsrechter aangeeft dat hij de voordeelregel toekent.
Juni 2011
6
Basisopleiding A
De spelregels zijn concreet; dat wil zeggen dat ze in wezen maar op één manier zijn uit te leggen. De jeugdscheidsrechters zouden alle wedstrijden op dezelfde wijze moeten leiden. Dat is niet het geval. Hoe komt dat? Het spelregelboekje kent nogal wat regels, die aan de jeugdscheidsrechter ruimte laat om te beslissen. Enerzijds, omdat die ruimte er is. Bijvoorbeeld § 3.6 g: bij het beoordelen door de jeugdscheidsrechter of er sprake is van spel ophouden, houdt hij onder andere rekening met de technische vaardigheden van de spelers en met de stand en het stadium van de wedstrijd. Anderzijds, omdat er weliswaar op zich geen ruimte is maar een bepaald woord geïnterpreteerd moet worden. Bijvoorbeeld § 3.6g: de jeugdscheidsrechter houdt ook rekening met de zichtbare inspanning die de andere ploeg doet om schotkansen te voorkomen of de bal te bemachtigen. De vraag is dan wat bijvoorbeeld onder “zichtbare inspanning” moet worden volstaan. Een ander voorbeeld van ruimte die er is: § 3.11a, onder B: bij overtredingen, door de verdediger herhaaldelijk gepleegd, waardoor de aanvaller wordt belemmerd scoringskansen te verwerven, kan de jeugdscheidsrechter een strafworp toekennen. Het woord “kan” geeft de jeugdscheidsrechter ruimte om wel of niet te fluiten. Vervolgens zit de interpretatieruimte dan bijvoorbeeld in de woorden “scoringskansen verwerven”. Een jeugdscheidsrechter is ook maar een mens. Hij heeft volgens § 2.3b van de spelregels als opdracht de regels van het spel te handhaven. Daarbij gaat het om de regels, maar ook om de scheidsrechter zelf, dus inclusief zijn kijk op het korfbal, zijn sociale vaardigheden, zijn persoonlijkheid, zijn emoties. De jeugdscheidsrechter is verplicht vanwege de toepassing van § 2.3b zijn persoonlijke voorkeur naar de achtergrond te dringen. Het respect dat de spelers voor de jeugdscheidsrechter hebben, dient tot uitdrukking te komen in hun gedrag ten opzichte van hem. Commentaar geven bijvoorbeeld dient vanaf het begin met kracht te worden bestreden en nooit moet de jeugdscheidsrechter grove op- en aanmerkingen of demonstratieve gedragingen betreffende zijn leiding toelaten. Maar ook zelf niet doen! In elke situatie dient de jeugdscheidsrechter zelf correct te blijven. Kleding Over de kleding van de jeugdscheidsrechter wordt vermeld in de spelregels: “Hij is gekleed in een sporttenue dat voldoende afwijkt van dat der beide ploegen”. Het verdiend de aanbeveling voor de jeugdscheidsrechter om hierbij voor de spelers het goede voorbeeld te stellen, door in adequaat sporttenue de wedstrijd te leiden. Immers, de jeugdscheidsrechter kan volgens de reglementen elke afwijking van het officiële clubkostuum van de spelers verbieden en een speler, die zich niet houdt aan de voorschriften, het recht op deelname aan het spel ontzeggen. Maar als hij zelf in gebreke is ten aanzien van zijn kleding, loopt hij het risico moeilijkheden te krijgen, als hij van de spelers wel naleving van de kledingvoorschriften verlangt.
Juni 2011
7
Basisopleiding A
4. Kennis van randvoorwaarden De jeugdscheidsrechter is verantwoordelijk voor de wedstrijd die hij leidt. Daarom is het noodzakelijk, dat hij alles weet over zijn taak en zijn positie ten aanzien van hetgeen waarmee hij te maken kan krijgen vóór, tijdens en na de wedstrijd. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement, het reglement van wedstrijden, het tuchtreglement en diverse bestuursbesluiten. Een gedegen bestudering hiervan is noodzakelijk. De reglementen die voor een jeugdscheidsrechter van toepassing zijn, zijn als bijlage aan deze map toegevoegd. Hieronder worden een aantal zaken uitgelicht: De jeugdscheidsrechter dient te weten wat hij moet doen als de wedstrijd om welke reden dan ook, niet op de vastgestelde tijd kan beginnen. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat de bezoekende ploeg nog niet is gearriveerd, de voorafgaande wedstrijd te laat eindigt (dat komt helaas in de zaal nogal eens voor) of omdat het erg slecht weer is. Op het wedstrijdterrein dient hij te weten welke controlehandelingen hij moet verrichten ten aanzien van terrein, materiaal, weersomstandigheden en spelerskaarten. Daarbij dient hij te weten welke eisen hij moet stellen en welke maatregelen hij kan treffen, indien één en ander niet aan de reglementvoorschriften voldoet of wanneer tegen die maatregelen bezwaar wordt gemaakt. De jeugdscheidsrechter moet weten welke maatregelen hij kan nemen indien het gedrag van spelers, coaches en andere tot de ploeg behorende personen, publiek of het voorkomen van andere onregelmatigheden een normaal verloop van de wedstrijd bemoeilijken of verhinderen. Hij dient voorts de relevante bepalingen te kennen van verschillende bestuursbesluiten zoals het Bestuursbesluit jeugdkorfbal (betreffende afwijkingen t.a.v. de spelregels voor de jeugdwedstrijden), Bestuursbesluit banken, coach en vervangende spelers, Bestuursbesluit spelerskaarten en het Bestuursbesluit formele waarschuwing en wegzending. De jeugdscheidsrechter dient zijn taak te kennen ten aanzien van de invulling van het wedstrijdformulier. Hij moet weten hoe te handelen met betrekking tot het geven van een formele waarschuwing en het invullen van de strafformulieren, indien zich tijdens de wedstrijd één of meer onregelmatigheden hebben voorgedaan, zoals wegzending. Om tot een goed verloop van een competitiewedstrijd te komen, kan de jeugdscheidsrechter dus niet alleen volstaan met het goed toepassen van de spelregels. Hij zal tevens moeten zorgen voor een goede naleving van de desbetreffende reglementartikelen. Ook dit is belangrijk voor een regelmatig verloop van een competitiewedstrijd.
Juni 2011
8
Basisopleiding A
FAIR PLAY Inleiding In de sport wordt tegenwoordig veel over Fair Play gesproken. Er worden ook -veelal door de overheid gesteunde- speciale acties op dit gebied ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld de SIREcampagne “Geef kinderen hun spel terug” (in 2008). Met name zaken als spelverruwing, agressie en geweld op en om het veld, scheidsrechtersmolestaties, doping en discriminatie in de sport baren zorgen. Al die campagnes zijn natuurlijk prima, want ze vestigen de aandacht op het feit dat er iets aan de (on)sportiviteit bij sportwedstrijden gedaan moet worden. Maar al die mooie folders, posters en televisiespotjes helpen alleen maar, als er tijdens wedstrijden alles aan wordt gedaan wordt om Fair Play te bevorderen. Als (jeugd)scheidsrechter kun je het gedrag van sporters beïnvloeden. Je hebt dus een taak in de „sportieve opvoeding‟ van vooral jonge sporters. Over die taak gaat dit hoofdstuk.
Juni 2011
9
Basisopleiding A
1. Fair Play: wat is dat? Het is moeilijk om te zeggen wat Fair Play precies inhoudt. Veel gemakkelijker is het om te zeggen wat niet sportief is: je tegenstander onderuit schoppen, een strafworp uitlokken door je te laten vallen, tekeer gaan tegen een beslissing van de scheidsrechter, de tegenstander uit zijn spel brengen door vervelende opmerkingen te maken. Maar wanneer gedraagt iemand zich „sportief‟? Wanneer is er sprake van Fair Play? Enkele voorbeelden liggen voor de hand: geen gemene overtredingen maken, de beslissingen van de scheidsrechter accepteren zonder te zeuren of te schelden, je tegenstander die gevallen is helpen opstaan. Het betekent met andere woorden dat je je „netjes‟ gedraagt tijdens een wedstrijd of partijtje. Maar wat is „netjes‟? Bij een wedstrijd waar een heleboel op het spel staat, lopen de emoties soms hoog op. De speler die een strafworp tegen krijgt is uiteraard teleurgesteld, misschien zelfs boos, dan valt er wel eens een onvertogen woord. Het kan er dan ook fel aan toegaan, zeker bij een contactsport als korfbal. Dat heet dan „inzet tonen‟,‟agressief spelen‟, ‟het duel aangaan‟. En daar gaat het toch om in de sport, je doet er alles aan om te winnen. In het heetst van de strijd wil het er wel eens iets te ruw aan toegaan en maak je een overtreding. Maar is dat nu gelijk ook „onsportief‟? Kun je de ploeg die de minste overtredingen maakt, automatisch ook het meest sportieve team noemen? Fair Play en de bedoeling van het spel In alle sporten gaat het erom dat beide partijen willen winnen. Daarbij wordt korfbal gerekend onder de teamcontactsporten en bij deze sporten is gecontroleerd fysiek contact toegestaan. Gedurende het spel zijn fysieke contacten tussen spelers van beide ploegen toegestaan, maar wanneer dit contact ontstaat wanneer één van beide spelers een spelovertreding maakt (bijvoorbeeld duwt) dan dient de (jeugd)scheidsrechter te fluiten. Wanneer spelers met elkaar duelleren, elkaar aanraken en er geen spelovertreding wordt gemaakt dan wordt er niet gefloten. Wanneer er in een verder onschuldig duel om de bal een overtreding wordt gemaakt, is er nog steeds geen sprake van het overtreden van Fair Play. Daar is wel sprake van als de overtreding wordt gemaakt die in strijd is met de spelintentie. Zo is het bijvoorbeeld bij korfbal de bedoeling dat je de bal gooit met je handen en niet met je voeten speelt. Het expres met de voet spelen wordt in korfbal dus meteen bestraft. Je overtreedt niet zomaar een spelregel, je zondigt tegen de bedoeling van het spel. Je pleegt „spelbederf‟. Fair Play zou je kortweg kunnen omschrijven als ‟de sport beoefenen volgens de bedoeling van het spel‟. Die „bedoeling‟ kun je overigens alleen maar realiseren, als je het spel van binnenuit kent en je daarbij aan de regels van het spel houdt. Die regels zijn er namelijk niet voor niets. Ze vertellen hoe het spel gespeeld dient te worden en wat daarbij wel en wat niet is toegestaan. Ze maken het spel mogelijk, juist door een aantal beperkingen op te leggen. Omdat Fair Play alles te maken heeft met het beoefenen van de sport volgens de bedoeling van het spel, kunnen we Fair Play opvatten als een sportinterne waarde. Een waarde die van binnenuit komt. Dat wil zeggen dat het alleen maar te begrijpen is binnen de context van de sport. Het expres spelen van de bal met de voet is onsportief in korfbal maar niet in het voetbal of rugby. Fair Play: gedrag ten opzichte van anderen Als Fair Play gaat over de manier waarop je het spel speelt, hoe zit dat dan met beledigingen? Heeft dat wel of niet met het spel -en dus met Fair Play- te maken? Je zou kunnen zeggen dat het hier gaat om een „sportoverstijgende‟ waarde. Het heeft immers te maken met respect voor de ander. Maar er is ook wel wat voor te zeggen om het te zien als een sportinterne waarde. Immers, iedereen speelt in het spel een rol. Je bent speler, tegenstander, scheidsrechter of trainer. Hierbij houdt bijvoorbeeld respect tegenover de (rol van) scheidsrechter in dat je zijn beslissingen accepteert (zelfs als je weet dat hij een verkeerde beoordeling gemaakt heeft) en hoort dus bij het spel. Hetzelfde geldt eigenlijk tegenover je medespelers en tegenstander. Ook al mag je een speler uit Juni 2011
10
Basisopleiding A
je team niet zo erg, zolang het spel aan de gang is, is dat niet van belang. In het belang van het team zul je met hem moeten samenspelen. Dit voorbeeld laat zien dat het niet altijd makkelijk is om te zeggen of iets nu een sportinterne of een sportoverstijgende waarde is. Soms liggen die twee heel dicht bij elkaar en soms vallen ze zelfs samen. Formele en informele Fair Play Je aan de regels houden is een belangrijk aspect van Fair Play, daarin zijn officiële en „ongeschreven‟ regels te onderscheiden. De officiële spelregels zijn opgesteld door de (internationale) bonden, zodat het spel in alle landen op dezelfde manier gespeeld wordt. Op die manier is het ook mogelijk dat teams en atleten uit verschillende landen tegen elkaar spelen. Je houden aan deze officiële regels noemen we „formele Fair Play‟. Maar niet alles is vastgelegd in formele regels. Zo staat nergens geschreven dat je de bal moet vasthouden wanneer er een speler van de tegenpartij geblesseerd op de grond ligt. En toch doet bijna iedereen dat in het korfbal. Je houden aan dit soort afspraken, die niet in officiële regels zijn vastgelegd, noemen we „informele Fair Play‟. Je houden aan deze ‟ongeschreven‟ regels is net zo belangrijk als je houden aan de formele spelregels. Het zijn dingen die je doet in de geest van het spel, vaak met betrekking tot de „sportoverstijgende waarde‟, dus in relatie tot het respect voor de ander. Om Fair Play te bevorderen, worden deze ongeschreven regels steeds vaker wel vastgelegd. Deze regels worden gedragscodes genoemd en die zijn opgesteld door en voor de sporters zelf, maar ook voor coaches, bestuurders en publiek. Want ook op deze partijen heeft Fair Play betrekking. Er is namelijk ook sprake van ‟onsportief gedrag‟, wanneer supporters een speler van de tegenpartij voortdurend uitfluiten of spreekkoren met beledigende teksten laten horen. Voor elke doelgroep kunnen normen worden opgesteld, waaraan ze zich moet houden. Als (jeugd)scheidsrechter heb je te maken met verschillende van deze doelgroepen. Zoals de sporters zelf, hun coaches, ouders en verzorgers, overige toeschouwers en „last but not least‟ de (jeugd)scheidsrechters zelf. Voorbeelden van gedragscodes van alle doelgroepen staan in de bijlage vermeld, zodat je hier als (jeugd)scheidsrechter op een adequate wijze mee kan omgaan. Fair Play: gelijke start- en winstkansen Uitleg over wat we met ‟de geest van het spel‟ bedoelen, brengt ons gelijk tot een van de belangrijkste basisregels van Fair Play. Dit is namelijk het principe van gelijke start- en winstkansen. De competitiesport is erop gebaseerd dat teams en spelers van gelijke sterkte tegen elkaar aantreden. Zo spelen mannen tegen mannen en vrouwen tegen vrouwen, althans in sporten waar mannen anders vanwege hun grotere fysieke kracht in het voordeel zijn. En de jeugd wordt om deze reden ingedeeld in leeftijdscategorieën. In de competitie worden teams ingedeeld naar sterkte. Bij sport voor mensen met een lichamelijke beperking worden sporters naar hun handicap ingedeeld. Bij bepaalde sporten zoals judo en boksen, worden sporters ingedeeld in gewichtsklassen. En om het mogelijk te maken dat sporters van ongelijke sterkte toch tegen elkaar kunnen spelen, krijgen sommige spelers een „handicap‟ (bijvoorbeeld bij golf, zeilen en paardensport). De regels voor de competitie-indeling worden bepaald door de sportbond, die ervoor zorgt dat de indelingscriteria zo zijn dat spelers of teams van gelijke sterkte tegen elkaar uitkomen. Daarnaast heeft de bond tot taak om er op toe te zien dat men zich in de praktijk aan de regels houdt. De bond is dus eigenlijk de bewaker van Fair Play op praktijkniveau. Dat gebeurt vooral op een indirecte manier, bijvoorbeeld door de opleiding en selectie van scheidsrechters. Maar ook door het opleggen van strafmaatregelen, zoals schorsingen en geldboetes. Op deze manier is ook op het niveau van de sportbond Fair Play van belang. Er wordt daarom wel onderscheid gemaakt in Fair Play op praktijkniveau (de sportbeoefening), waarbij het gedrag van de individuele sporter (en trainer, toeschouwer e.d.) van belang is en Fair Play op organisatieniveau, zoals het KNKV.
Juni 2011
11
Basisopleiding A
2. Fair Play en tolerantie Op basis van de besproken gelijke start- en winstkansen wordt er in de sport onderscheid gemaakt tussen mensen op basis van leeftijd, geslacht, speelsterkte (prestatieniveau) en bij sommige sporten op gewicht. Het negatieve woord voor „onderscheid maken‟ is discrimineren. Maar in die negatieve zin wordt er iets anders mee bedoeld, namelijk „wanneer personen op grond van ras, huidskleur, afkomst, religie, geslacht, leeftijd, seksuele voorkeur en dergelijke ongelijk of met minder respect worden behandeld‟. Dat vrouwen niet tegen mannen mogen spelen is geen discriminatie in deze negatieve betekenis, maar een vorm van discriminatie die hoort bij sport. Onderscheid maken op basis van dit principe is ook de enige vorm van onderscheid maken die in de sport is toegestaan. Het unieke van sport is juist, dat het er helemaal niet toe doet of iemand er anders uitziet, een andere taal en gewoonten kent, of homoseksueel is. Althans zo zou het moeten zijn, helaas is de praktijk nog wel eens anders. Dit belangrijke principe in de sport noemen we het gelijkheidsbeginsel. Het betekent dat er in de sport enkel en alleen onderscheid tussen mensen gemaakt mag worden, om ervoor te zorgen dat de kansen om te winnen gelijk zijn. Alle andere vormen van onderscheid maken horen in de sport niet thuis. Daar hoort bijvoorbeeld het maken van een opmerking over iemands huidskleur bij. Waar het de mensen betreft, is de sport kleurenblind. Tolerantie heeft te maken met het accepteren van mensen die op één of andere wijze „anders‟ zijn. Maar eigenlijk gaat het nog wel iets verder dan ‟accepteren‟. In een samenleving als de onze vinden we dat mensen anders mogen zijn. Dat ze het recht hebben om bijvoorbeeld een relatie aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht. Het recht om anders te mogen zijn, is een belangrijke maatschappelijke (sportoverstijgende) waarde. Discriminatie, intolerantie en racisme zijn zaken die -gelukkig- door de meeste mensen worden afgewezen. In de samenleving worden uitingen van discriminatie en racisme niet geaccepteerd en staat er zelfs een straf op. Maar tolerantie heeft natuurlijk ook alles te maken met het gelijkheidsbeginsel in de sport. Tolerantie kan daarom net zo goed als een belangrijke sportinterne waarde gezien worden. En dat betekent weer dat Fair Play en tolerantie, hoewel ze niet precies hetzelfde zijn, wel alles met elkaar te maken hebben. „sportintern‟ en „sportoverstijgend‟ vallen hier samen.
Juni 2011
12
Basisopleiding A
3. Fair Play en spelaanpassingen Fair Play heeft zogezegd alles te maken met de bedoeling van het spel, de spelintentie. Om die spelintentie goed tot zijn recht te laten komen, kan het nodig zijn dat de spelregels worden aangepast. Kijken we bijvoorbeeld naar het spel van jonge korfballertjes, dan zien we dat die vooral op de bal gericht zijn. Allemaal willen ze de bal hebben. Vrij lopen, de ruimte zoeken is er nog niet bij. Vooral bij de allerjongsten zien we prachtige staaltjes van „kluitjeskorfbal‟, met als gevolg dat ze elkaar soms flink in de weg lopen. Als je het spel zou spelen volgens de „officiële‟ spelregels, dus vier tegen vier in elk vak, dan wordt de kluit van acht enthousiaste korfballertjes wel groot. De kinderen komen daardoor maar weinig aan de bal. Het korfbalverbond heeft daarom bepaald dat bij de F-jeugd (en soms E-jeugd) vier tegen vier in één vak gespeeld wordt (monokorfbal). Door op deze manier het spel aan te passen, is onze jongste jeugd beter in staat het spel te spelen volgens de bedoelingen ervan. De essentie van het korfbal, namelijk de bal in het team houden om een aanval op te zetten (vrijlopen, overspelen, scoren en het voorkomen hiervan) komt zo beter tot zijn recht. Met deze achtergrond zijn er meer aanpassingen gedaan, zoals het verlagen van de korfhoogte, het aanpassen van de speeltijden. Naast aanpassingen voor de jeugd, behoeven recreanten en oudere sporters soms ook aanpassingen ten goede van het spel. Het aanpassen van de spelregels aan de (on)mogelijkheden van de spelers heeft in deze gedachtegang een duidelijk raakvlak met Fair Play. Omdat het -althans in competitieverband- in de eerste plaats een zaak van de sportbond is, is hier dus sprake van Fair Play op organisatieniveau.
Juni 2011
13
Basisopleiding A
4. Omgang met Fair Play en omgevingsfactoren (Jeugd)scheidsrechter zijn is een klus waar veel bij komt kijken. Daarbij kijken voortdurend 8 of 16 spelers op je vingers en laten ook coaches, ouders en publiek -terecht of onterecht- regelmatig weinig zachtzinnig hun mening blijken. De (jeugd)scheidsrechter staat vrijwel alleen en in een zeer kwetsbare positie, ondanks het feit dat er meestal een verenigingsbegeleider in de buurt is. Wat hij of zij nodig heeft, is mentale weerbaarheid. Wat is dat en hoe kun je die verbeteren? Mentale weerbaarheid heeft volgens de kenners twee kanten, je gevoelens en gedachten enerzijds en je uiterlijk handelen anderzijds. Het is je uiterlijk handelen waar je op wordt afgerekend, maar je gevoelens en gedachten die daar de basis van vormen. Voor mentale weerbaarheid is het daarom het meest van belang dat je controle hebt over je eigen gedachten. Ontspannen Een zekere spanning of zelfs angst voor het leiden van een wedstrijd is een bekend fenomeen. Ook goede scheidsrechters hebben dat, maar hebben die angst geaccepteerd én kunnen zich via bepaalde technieken meer ontspannen. Concentratie is het belangrijkste onderdeel, richt je helemaal op je taak en laat je niet afleiden door storende omgevingsfactoren. Bepaalde „rituelen‟ ter wedstrijdvoorbereiding kunnen deze concentratie bevorderen. Tijdens de wedstrijd gebeurt er echter weer van alles dat de concentratie kan afleiden van de primaire taken van een scheidsrechter. Spelers protesteren heftig, een coach die het veld inloopt, publiek dat zich roert. Er is een aantal trucjes om je op dit moment toch te kunnen blijven focussen, bijvoorbeeld: Maak gebruik van zogenaamd „zelf-commando‟: je houdt jezelf bij de les door je zelf tot de orde te roepen, zoals “Kom op, doorgaan!” of “Aan de slag!”. Het werkt nog beter in combinatie met het toepassen van een ademhalingstechniek (één keer diep inademen, je adem twee seconden vasthouden en vervolgens langzaam uitademen). Ook al lijkt dit de eerste keer vreemd, je zal merken dat je -na oefening- je beter kan afsluiten voor storende factoren. Een tweede trucje is het stellen van doelen. Iedere (jeugd)scheidsrechter weet op basis van eerdere ervaringen wat zijn zwakke punten zijn. Een voor de wedstrijd gekozen een focuspunt, kan een scheidsrechter helpen om zijn concentratie terug te vinden bij een vervelende situatie. Door de aandacht te richten op de eigen doelen voorkomt een scheidsrechter bovendien dat zijn aandacht aan de haal gaat met negatieve gedachten over bijvoorbeeld een eerdere situatie, een reactie uit het publiek of een twijfelachtige beslissing. Het gaat uiteindelijk alleen maar om het beheersen en controleren van je gedachtestroom. Zelfreflectie Op welk niveau je ook fluit, ongetwijfeld is het je doel om een betere (jeugd)scheidsrechter te worden. Vooraf gestelde doelen helpen om na afloop jezelf eens onder de loep te nemen. Heb je je doelen gehaald, wat waren je zwakke en sterke punten? Het is belangrijk je bewust te zijn van je goede punten, ter vergroting van je zelfvertrouwen. Je goede punten vormen je basis, daar af en toe een misstap bovenop, is menselijk. Lichaamstaal Onderzoek toont aan dat de boodschap voor meer dan de helft door lichaamstaal wordt overgebracht. Het zijn dus juist de non-verbale signalen die het meest effect hebben. Maar veel van die non-verbale signalen maken we onbewust. Voor scheidsrechters is het dus heel belangrijk om zicht te hebben op de manier waarop zij overkomen. Weet je wel hoe je overkomt als je het veld op loopt, als je de aanvoerders de hand schudt, als je voor een overtreding fluit, als je een dreigend conflict in de kiem probeert te smoren? Oogcontact, manier van bewegen, klank van je stem, het heeft allemaal invloed. Daarom is het belangrijk dat je je bewust bent van hoe je zelf overkomt. Daar kan een verenigingsbegeleider je wellicht bij helpen, door feedback te geven op je lichaamstaal. Op basis van deze feedback kan je minder effectief gedrag afleren en meer respect afdwingen.
Juni 2011
14
Basisopleiding A
Gedragscodes per doelgroep Algemeen Er zijn normen die voor iedereen gelden: 1. Respecteer je sport en wie er mee bezig zijn. 2. Behandel alle deelnemers in je sport gelijkwaardig. 3. Gebruik geen (fysiek-, mentaal- en verbaal) geweld bij sport. 4. Sta samen voor een faire sport. Specifieke gedragscodes Sommige gedragscodes gelden in meer of mindere mate voor bepaalde doelgroepen. Voor ouders gelden bijvoorbeeld andere regels dan voor de jeugdleden zelf. Hierdoor krijgt elke groep eigen verantwoordelijkheden en daar kunnen ze ook op worden aangesproken. Sporters 1. Probeer te winnen met respect voor jezelf, je teamgenoten en je tegenstanders. 2. Speel volgens de bekende of afgesproken wedstrijdregels. 3. Vind eerlijk en prettig spelen belangrijk en presteer zo goed mogelijk. 4. Aanvaard de beslissingen van scheidsrechters. Als zij niet voor hun taak geschikt blijken te zijn, bespreek dat dan later, niet alleen met je eigen teamleden, en probeer er verbetering in te brengen. 5. Beïnvloed de scheidsrechter niet door onbehoorlijke taal of agressieve gebaren en woorden. 6. Blijf bescheiden bij een overwinning en laat je niet ontmoedigen door een nederlaag. 7. Wens de tegenstander geluk met het behaalde succes als je zelf de verliezer bent. 8. Onsportiviteit van de tegenstander is nooit een reden om zelf onsportief te zijn of de club aan te moedigen ook onsportief te spelen of op te treden. 9. Wijs je medespelers gerust op onsportief of onplezierig gedrag. 10. Heb de moed om je eigen fouten of tekortkomingen met anderen te bespreken, bijvoorbeeld met je trainer, je leider, je teamgenoten of je ouders. 11. Respecteer het werk van al die mensen die ervoor zorgen dat in je sport mogelijkheden bestaan te trainen en wedstrijden te spelen. Dit is namelijk niet zo vanzelfsprekend. Coaches 1. Wees redelijk in uw eisen ten aanzien van de tijd, de energie en het enthousiasme van jeugdige spelers. Bedenk dat jongeren ook andere interesses hebben. 2. Leer uw spelers dat de spelregels afspraken zijn waar niemand zich aan mag onttrekken. 3. Deel daar waar mogelijk is de kinderen in volgens leeftijd, lengte, vaardigheid en fysieke gesteldheid. 4. Vermijd dat getalenteerde spelers te veel in het veld staan. De minder goede spelers hebben zeker evenveel speeltijd nodig en hebben daar ook recht op. 5. Bedenk dat kinderen voor hun plezier spelen en iets willen leren. Winnen is slechts een onderdeel van het spel. Verliezen trouwens ook. 6. Schreeuw niet en maak de kinderen nooit belachelijk als zij fouten maken of een wedstrijd verliezen. 7. Zorg ervoor dat het materiaal voldoet aan de veiligheidseisen en geschikt is voor de leeftijd en de vaardigheid van de jongeren. 8. Bij het indelen en het bepalen van de duur van de trainingstijden dient men rekening te houden met de mate waarin de kinderen volwassen zijn. 9. Ontwikkel teamrespect voor de vaardigheid van de tegenstander en voor de beslissingen van de scheidsrechter en voor de trainer van de tegenstander. 10. Volg het advies op van een arts bij het bepalen of een geblesseerde speler wel of niet kan spelen. 11. Kinderen hebben een trainer nodig die zij respecteren. Wees gul met lof wanneer het verdiend is. 12. Blijf op de hoogte van de beginselen van goede training en van groei en ontwikkeling van kinderen. Juni 2011
15
Basisopleiding A
Ouders en verzorgers 1. Forceer een kind dat geen interesse toont nooit om deel te nemen aan een sport. 2. Bedenk dat kinderen sporten voor hun plezier en niet voor het uwe. 3. Moedig uw kind altijd aan om volgens de regels te spelen. Regels die een goed spelleider zal aanpassen aan de mogelijkheden van de deelnemers. 4. Leer uw kind dat eerlijke pogingen net zo belangrijk zijn als winnen, zodat het resultaat van elke wedstrijd geaccepteerd wordt zonder onnodige teleurstelling. 5. Verander een nederlaag in een overwinning door uw kind te helpen te werken aan een grotere vaardigheid en het worden van een goede sportman/vrouw. Maak het kind nooit belachelijk en geef het geen uitbrander als het een fout heeft gemaakt of een wedstrijd heeft verloren. 6. Bedenk dat kinderen het beste leren door na te doen. Applaudisseer voor goed spel van beide teams. 7. Val een beslissing van een scheidsrechter e.d. niet in het openbaar af en trek nooit de integriteit van dergelijke personen in twijfel. 8. Ondersteun alle pogingen om verbaal en fysiek misbruik tijdens sportactiviteiten door de jeugd te voorkomen. 9. Erken de waarde en het belang van vrijwillige trainers. Zij geven hun tijd en kennis om het sporten/de recreatie van uw kind mogelijk te maken. Overige toeschouwers 1. Denk eraan dat de jeugd voor haar eigen plezier deelneemt aan georganiseerde sportbeoefening. De jeugd doet dit niet voor uw vermaak, noch zijn de sporters miniprofsporters. 2. Gedraag u op uw best. Vermijd het gebruik van grove taal en het beledigen of belagen van spelers, trainers, scheidsrechters en officials. 3. Geef applaus bij goed spel van zowel uw eigen team als van het gastteam of andere deelnemers aan een wedstrijd. 4. Toon respect voor tegenstanders/tegenspelers. Zonder hen zou er geen wedstrijd zijn. 5. Maak een kind nooit belachelijk en scheld het niet uit als het een fout maakt gedurende een wedstrijd of demonstratie. 6. Veroordeel elk gebruik van geweld. 7. Respecteer de beslissing van de scheidsrechter en jury. (Jeugd)scheidsrechters 1. Pas de regels aan het niveau van de spelers aan. 2. Gebruik uw gezond verstand om ervoor te zorgen dat het plezier van de jeugd in het spel niet verloren gaat door te veel ingrijpen. 3. Geen woorden maar daden. Zorg ervoor dat zowel in als buiten het speelveld uw gedrag sportief is. 4. Geef daar waar het verdiend is beide teams een compliment voor hun goede spel. 5. Wees beslist, objectief en beleefd bij het constateren van fouten. 6. Beoordeel opzettelijk, goed getimed “foul play” als onsportief, waardoor het respect voor eerlijk spel handhaaft. 7. Moedig verandering van de regels openlijk aan als deze veranderingen tot bevordering van de deelname “tot plezier ende vermaeck” leiden. 8. Zorg ervoor dat u op de hoogte bent en blijft van training en groei en ontwikkeling van jongeren. 9. Moedig de jongeren altijd aan om zich aan de spel-/wedstrijdbepalingen te houden. 10. Zorg ervoor dat uw gedrag sportief is. Goed voorbeeld doet goed volgen.
Juni 2011
16
Basisopleiding A
REGLEMENTEN Binnen het KNKV kennen we naast de spelregels verschillende reglementen. Dit zijn de statuten, het huishoudelijk reglement, het reglement van wedstrijden, het tuchtreglement, het sponsoringreglement en het dopingreglement. Als jeugdscheidsrechter hebben we het meeste te maken met het reglement van wedstrijden. In dit reglement worden namelijk alle zaken geregeld die met het directe verloop van de wedstrijden hebben te maken. Als aanvulling op het reglement van wedstrijden zijn er bestuursbesluiten geformuleerd. Dit zijn nadere uitwerkingen van een reglementaire bepaling die door het Algemeen Bestuur worden vastgesteld. Van de artikelen die betrekking hebben op het functioneren van een verenigingsscheidsrechter noemen wij (www.knkv.nl reglementen):
1. Huishoudelijk reglement Artikel 25: Om als jeugdscheidsrechter te mogen optreden moet je lid zijn van een vereniging. Dit zal bij jeugdscheidsrechters altijd het geval zijn.
2. Reglement van wedstrijden Artikel 1 (organisatie competitie): In dit artikel is geregeld dat het Algemeen bestuur de bevoegdheid heeft om voor B t/m Fwedstrijden nadere bepalingen vast te stellen, die afwijken van de voor seniorenwedstrijden geldende bepalingen. Op grond hiervan is het bestuursbesluit jeugdkorfbal vastgesteld (zie bijlage). Ook kunnen er per district nog tijdelijke bepalingen van kracht zijn, die slechts voor één jaar worden goedgekeurd door het Algemeen Bestuur. Artikel 30 (benoeming jeugdscheidsrechters): Hierin is geregeld dat bij wedstrijden van de A-, B- en C-jeugd de jeugdscheidsrechter de leeftijd van 16 jaar dient te hebben bereikt en bij de D-, E- en F-jeugd is dat 15 jaar. Artikel 34 (taak van de jeugdscheidsrechter): Hierin worden onder meer genoemd: de jeugdscheidsrechter neemt de leiding van een wedstrijd op zich en treedt hierbij op als vertegenwoordiger van het KNKV. Hij handhaaft de spelregels en bepalingen van het reglement; het keuren van het speelveld: dit mag door de jeugdscheidsrechter niet eerder dan een kwartier voor de wedstrijd gebeuren; bij slechte weersomstandigheden wordt in overleg met beide leiders besloten of de wedstrijd van start kan gaan of wordt onderbroken; het controleren van de spelerskaarten; vijf minuten voor de vastgestelde aanvangstijd geeft de jeugdscheidsrechter een fluitsignaal om de wedstrijd te laten beginnen. In de zaal is dit niet altijd mogelijk, omdat de voorafgaande wedstrijd nog niet is beëindigd. het invullen en ondertekenen van het wedstrijdformulier (hiervoor moet de jeugdscheidsrechter tot minstens 15 minuten na de wedstrijd op het terrein/zaal blijven); het melden van onregelmatigheden op het wedstrijdformulier, zoals staken van de wedstrijd of eventuele wegzendingen en formele waarschuwingen. Artikel 37 (aanwezige bescheiden en materialen): Om te kunnen spelen hebben we uiteraard een veld met toebehoren nodig. We noemen: speelveld- en afbakeningslijnen en de daarbij behorende bevestigingsmaterialen; twee voor gebruik gereed zijnde palen en korven, evenals zo nodig daarbij behorende voetsteunen; Juni 2011 Basisopleiding A 17
een bal; twee strafworppunten; twee banken voor coaches en vervangende spelers; strafverklaringsformulieren (voor het uiterste geval); een verbandtrommel waarin zich de door het Algemeen Bestuur te bepalen hulpmiddelen moeten bevinden;
Artikel 38 (clubkostuum): Bij een wedstrijd moeten alle spelers van beide ploegen gekleed zijn in een door het Algemeen Bestuur goedgekeurd clubkostuum van hun vereniging. Indien een speler(s) of speelster(s) hieraan niet voldoet (voldoen) kan de scheidsrechter de desbetreffende personen de deelneming aan het spel ontzeggen. Bij jeugdwedstrijden zal dit niet aan de orde zijn. Het komt namelijk regelmatig voor dat er kinderen meespelen die nog maar pas lid zijn en nog niet alle kleren in bezit hebben. De bezoekende vereniging is verplicht haar kostuum in voldoende mate te wijzigen indien beide clubs een gelijk of nagenoeg gelijk clubkostuum hebben. Bij verschil van mening hierover beslist de jeugdscheidsrechter. Het is toegestaan om in de rust van clubkostuum te wisselen als heel slecht weer daartoe aanleiding geven. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de shirtjes heel erg nat zijn geworden en/of besmeurd door de modder. Uiteraard moet het kostuum in voldoende mate blijven afwijken van de tegenstander. Artikel 39 (wedstrijdformulier): Voor elke wedstrijd die wordt gespeeld moet door beide verenigingen een formulier worden ingevuld. Op het formulier staat een dikke streep. We hebben dus het gedeelte “boven de streep” en het gedeelte “onder” de streep. Het gedeelte “boven de streep” dient door de vereniging te worden ingevuld. Hier worden de wedstrijdgegevens genoteerd en alle spelers, die aan de wedstrijd gaan deelnemen evenals de spelers die als wisselspeler werden ingezet. Het is van groot belang dat de gegevens op het formulier correct zijn ingevuld. Als alles goed is ingevuld voorkomt het veel zoekwerk. Het gedeelte “onder de streep” wordt ingevuld door de jeugdscheidsrechter. Nadat alle gegevens zijn ingevuld worden de formulieren geruild en door de verenigingen naar het bondsbureau in Zeist opgezonden. Artikel 41 (spelerskaarten): Bij de formulieren dienen de spelerskaarten ongevraagd vóór aanvang van de wedstrijd te worden overhandigd aan de jeugdscheidsrechter. De controle kan plaatsvinden vóór of na de wedstrijd. De controle van de spelerskaarten mag nooit worden geweigerd en vindt bij de wedstrijden van de B- t/m F-jeugd plaats in aanwezigheid van beide leiders. Bij deze controle kan gebruik worden gemaakt van het kleurensjabloon (zie bijlage). Bij jeugdwedstrijden kan dan in één oogopslag worden gezien of de ploeg de juiste leeftijd heeft. Spelers van wie geen spelerskaart aanwezig is mogen nooit geweigerd worden om mee te spelen. Wel dient er een aantekening op het wedstrijdformulier te worden gemaakt. Bij jeugdwedstrijden in het wedstrijdkorfbal moet de coach zich net als spelers kunnen legitimeren. Dat kan met een spelers- of een begeleiderskaart, maar ook met een andere, wettelijke legitimatie. Artikel 42 (wedstrijdcommissaris): Bij alle competitie wedstrijden heeft de thuisspelende vereniging een meerderjarige wedstrijdcommissaris aangewezen die verantwoordelijk is voor het goede verloop van de wedstrijden in/op de desbetreffende sportaccommodatie. De wedstrijdcommissaris deelt o.a. vóór aanvang van de wedstrijd aan de jeugdscheidsrechter mee hoe laat de wedstrijd uiterlijk moet worden beëindigd. De jeugdscheidsrechter dient zich hieraan te houden. Wanneer een wedstrijd ingekort moet worden dan wordt de tweede speelhelft ingekort met de tijdsduur die ligt tussen de vastgestelde en de werkelijke aanvangstijd en hiervan wordt een aantekening gemaakt op het wedstrijdformulier (artikel 11 lid 2 van het reglement van wedstrijden).
Juni 2011
18
Basisopleiding A
3. Tuchtreglement Hier heb je als jeugdscheidsrechter niet zoveel mee te maken. Wanneer het toch noodzakelijk is om een speler weg te zenden of een formele waarschuwing te geven, gebeurt dit bij jeugdwedstrijden in het breedtekorfbal niet met het tonen van een rode of gele kaart maar met een mededeling aan betrokkene. Hiervan wordt een aantekening gemaakt op het wedstrijdformulier
Juni 2011
19
Basisopleiding A
Hieronder wordt verwezen naar teksten op de site van het KNKV. Dat wordt gedaan om zo actueel mogelijk te blijven.
Bijlage 1: Bestuursbesluit jeugdkorfbal Ga naar www.knkv.nl -> opleidingen -> bestuursbesluiten -> jeugdkorfbal
Bijlage 2: Bestuursbesluit banken, coach en vervangende spelers Ga naar www.knkv.nl -> opleidingen -> bestuursbesluiten -> banken,coach en vervangende spelers
Bijlage 3: Bestuursbesluit spelerskaarten Ga naar www.knkv.nl -> opleidingen -> bestuursbesluiten -> spelerskaarten
Bijlage 4: Kleurensjabloon jeugdspelerskaarten Ga naar www.knkv.nl -> competitie -> leidraad -> leden -> kleurensjabloon
Bijlage 5: Uitvoeringsbesluit onderbreken van wedstrijden bij onweer Ga naar www.knkv.nl -> opleidingen -> bestuursbesluiten -> uitvoeringsbesluit onderbreken van wedstrijden bij onweer.
Bijlage 6: Bestuursbesluit verplichtingen ontvangende ploeg voor aanvang van de wedstrijd Ga naar www.knkv.nl -> opleidingen -> bestuursbesluiten -> verplichtingen ontvangende ploeg
Juni 2011
20
Basisopleiding A