Arbeidsinspectie
Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie
Arbeidsongevallen met dodelijke afloop
Cijfers over de jaren 1997-1998-1999-2000
SEPTEMBER 2001
dr. P.J.M. Martens
INHOUDSOPGAVE
BLZ.
1
INLEIDING
1
2
MELDINGSPLICHTIGE EN ANDERE ARBEIDSONGEVALLEN
2
3
BEHANDELING VAN GEMELDE ONGEVALLEN
3
4
ALGEMEEN OVERZICHT
4
4.1
5
Interpretatie
5
DE SITUATIE IN DE BUURLANDEN BELGIË EN DUITSLAND
6
6
CIJFERS DODELIJKE ONGEVALLEN OVER DE JAREN 1997 T/M 2000
7
6.1 Totaaloverzicht per jaar 6.2 Bedrijfskenmerken 6.2.1 Dodelijke slachtoffers naar sector 6.2.2 Dodelijke ongevallen naar grootteklasse 6.3 Kenmerken slachtoffer 6.3.1 Dodelijke slachtoffers naar leeftijd 6.3.2 Dodelijke slachtoffers naar arbeidsverband 6.3.3 Vrouwelijke slachtoffers
7 7 7 8 8 8 9 9
ACHTERGRONDGEGEVENS
10
7
7.1 7.1.1 7.2 7.3
Dodelijke slachtoffers, oorzaak letsel Dodelijke slachtoffers vallen als oorzaak letsel Dodelijke ongevallen; plaats ongeval (werkomgeving) Dodelijke ongevallen; basisoorzaken van het ongeval
10 10 11 11
8
ACHTERGRONDGEGEVENS BOUWNIJVERHEID AFZONDERLIJK 8.1 8.2
Dodelijke slachtoffers oorzaak letsel (bouw) Dodelijke ongevallen basisoorzaak ongeval (bouw)
BIJLAGE: Slachtoffers naar sector; gedetailleerde verdeling
12
12 12
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
1
INLEIDING
In deze rapportage wordt verslag gedaan van onderzoeken verricht door de Arbeidsinspectie (AI) naar arbeidsongevallen met dodelijke slachtoffers in de jaren 1997 tot en met 2000. De gepresenteerde cijfers hebben steeds betrekking op de situatie na afsluiting van de onderzoeken in het betreffende jaar. Aanleiding tot deze rapportage is een mededeling aan de Tweede Kamer gedaan door de Staatssecretaris van SZW, tijdens de begrotingsbehandeling 2001, om medio 2001 te rapporteren over de resultaten van de analyse van dodelijke arbeidsongevallen in 1997, 1998, 1999 en, indien mogelijk, in 2000. De bron voor deze onderzoeken zijn de meldingen van ernstige arbeidsongevallen door werkgevers bij de Arbeidsinspectie.
1
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
2
MELDINGSPLICHTIGE EN ANDERE ARBEIDSONGEVALLEN
Werkgevers zijn verplicht op grond van artikel 9 van de Arbowet 1998 bepaalde arbeidsongevallen te melden. Volgens genoemde wet is een arbeidsongeval een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad (Arbowet, artikel 1, lid 3 onder i). Volgens dezelfde wet zijn meldingsplichtig die arbeidsongevallen die ernstig lichamelijk of geestelijk letsel of de dood ten gevolge hebben. Onder ernstig geestelijk of lichamelijk letsel wordt verstaan: schade aan de gezondheid, die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn (Arbowet, artikel 9, lid 1). In de Memorie van toelichting op artikel 9 van de Arbowet wordt een uitzondering gemaakt voor ongevallen die plaatsvinden tijdens het woon-werkverkeer en die daarom niet behoren tot het toezichtgebied van de Arbeidinspectie. Dat laatste geldt wel voor verkeersongevallen op de openbare weg waarbij een of meer werknemers tijdens de uitoefening van hun beroep zijn betrokken bijvoorbeeld chauffeurs en vertegenwoordigers). In de praktijk echter worden deze ongevallen op basis van de Wegenverkeerswet door de politie onderzocht. In de hier gepresenteerde cijfers zijn deze verkeersslachtoffers dan ook niet begrepen.
2
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
3
BEHANDELING VAN GEMELDE ONGEVALLEN
Naar alle bij de Arbeidsinspectie gemelde meldingsplichtige arbeidsongevallen wordt een onderzoek ingesteld. Bij dat onderzoek worden gegevens verzameld die gerubriceerd kunnen worden in een viertal categorieën: kenmerken van het bedrijf waar het ongeval plaatsvond en -eventueel- van het bedrijf waar het slachtoffer in loondienst was (o.a. bedrijfsgrootte, aard van het bedrijf); persoonsgegevens van het slachtoffer (leeftijd, geslacht, aard dienstverband e.d.); de toedracht van het ongeval (oorzaak, plaats van het ongeval e.d.) en het effect van het ongeval (zoals aard en ernst van het letsel). Tijdens het onderzoek hoort de inspecteur eventuele getuigen, de werkgever, en als dat naar zijn oordeel nodig is andere betrokkenen. Ook wordt bij ieder ongeval nagegaan of er sprake is van overtredingen van de Arbowet. Als dat het geval is maakt de inspecteur een boeterapport op of -in uitzonderingsgevallen- een proces-verbaal. Soms blijkt bij de intake dat het niet gaat om een meldingsplichtig ongeval. In zo’n situatie wordt de melding wel geregistreerd, maar niet als meldingsplichtig arbeidsongeval; er vindt dan ook in de regel geen bedrijfsbezoek plaats. Soms wordt dit pas tijdens de bezoeken duidelijk. Ook dan wordt het betreffende ongeval niet geregistreerd als meldingsplichtig arbeidsongeval. Na afloop van het bedrijfsbezoek worden de betrokken partijen, de verantwoordelijke werkgever, getroffene(n) en eventuele werknemersvertegenwoordigers schriftelijk in kennis gesteld van de onderzoeksafhandeling. Het ongevalsrapport en eventueel het ongevallenboeterapport worden daarbij standaard aan partijen toegezonden.
3
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
4
ALGEMEEN OVERZICHT
Per jaar worden ongeveer drieduizend ongevallen bij de Arbeidsinspectie gemeld. Die voldoen niet allemaal aan de criteria voor de meldingsplicht. Alle meldingsplichtige ongevallen worden voor onderzoek in behandeling genomen. Dat zijn er per jaar zo’n 2500. Ieder jaar zijn er bij deze arbeidsongevallen ongeveer honderd dodelijke slachtoffers te betreuren. Het gaat daarbij om werkelijke arbeidsongevallen met een dodelijk slachtoffer. Mensen die tijdens het werk (voor zover bekend) een natuurlijke dood zijn gestorven en gevallen van zelfdoding blijven buiten beschouwing. Om een beeld te geven van de verhoudingen tussen deze aantallen volgt hieronder een overzicht van de gemiddelde cijfers over de verslagjaren 1997 tot en met 2000 met betrekking tot de door de Arbeidsinspectie in deze jaren afgehandelde ongevalsonderzoeken, het aantal dodelijke slachtoffers, naar sector, gerelateerd aan de procentuele verdeling van het aantal banen in deze sectoren. Het is voor ongevallen beter deze te relateren aan het aantal werknemers in een bedrijfssector, dan aan het aantal bedrijven, omdat het aantal werknemers per bedrijf nogal sterk kan variëren en het risico op een ongeval is bepaald op het niveau van de individuele werknemer.
Tabel
Algemeen overzicht naar sectoren; 1997 t/m 2000
Sector
Landbouw Industrie Bouwnijverheid Handel en horeca Vervoer Dienstverlening; overig Onbekend Totaal
% verdeling banen *)
ernstige ongevallen (aantallen gemiddeld)
ernstige risicofactor ongevallen gemiddeld % zie opm.
aantal dodelijke slachtoffers gemiddeld per jaar 10 23 25 13 8 19
2 18 7 23 5 45
80 878 579 308 203 338
3 36 24 13 8 14
1,5 2 3,4 0,6 1,6 0,3
0
57
2
-
2
100
2442
100
1
100
Opmerking: risicofactor; in deze kolom staat de verhouding tussen de procentuele verdeling van het aantal ernstige ongevallen en de procentuele verdeling van het aantal banen in een sector. Hoe hoger dit cijfer, hoe hoger het ongevalsrisico. *) bron CBS: Enquête werkgelegenheid en lonen, 1998. (Baan is werkkring; een werknemer kan meerder banen hebben).
4
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
4.1
Interpretatie
De procentuele verdeling van de banen over de sectoren is bedoeld om als achtergrondinformatie enige schaal te geven aan de aantallen ernstige en dodelijke ongevallen. Het aantal ongevallen kan aldus worden vergeleken met de relatieve grootte van een sector. In deze en volgende tabellen is voor de dodelijke slachtoffers steeds een gemiddelde over de vier rapportagejaren gepresenteerd. Dat maakt een sneller overzicht van het gepresenteerde materiaal mogelijk. De categorie ‘onbekend’ is vooral voor het jaar 1997 vrij groot, omdat op dat moment nog geen geautomatiseerd landelijke registratiesysteem bestond. Met de invoering van een nieuw geautomatiseerd systeem bij de Arbeidsinspectie in 1998, is de registratie eenduidiger. Daarnaast geldt dat ook na onderzoek de doodsoorzaak zich niet altijd laat vaststellen. Van de sector bouwnijverheid is bekend dat de ongevalsrisico’s er hoger zijn dan in veel andere sectoren. Dat blijkt ook hier. In de bouw zit 7% van het aantal banen, terwijl in deze sector 24% van het aantal onderzochte ernstige ongevallen voorkomt. In de sector landbouw gebeurt 3% van de ernstige arbeidsongevallen; de sector heeft 2% van het totale aantal banen in Nederland. Bij die ernstige ongevallen in deze sector vallen relatief meer dodelijke slachtoffers dan in andere sectoren. Absoluut gezien evenwel, zijn de aantallen zo klein dat grote voorzichtigheid in de interpretatie hier geboden is.
5
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
5
DE SITUATIE IN DE BUURLANDEN BELGIË EN DUITSLAND
Om het aantal arbeidsongevallen met dodelijke slachtoffers ook internationaal in perspectief te plaatsen, volgen hier in het kort enkele gegevens over arbeidsongevallen met dodelijke slachtoffers bij onze buurlanden. Een vergelijking is alleen mogelijk op hoofdlijnen omdat er in de definiëring forse verschillen kunnen zitten. Voor België zijn de gegevens tot en met 1999 beschikbaar1, de Duitse rapportage vond plaats in juli 1999, maar het cijfermateriaal heeft betrekking op het jaar 19972. De Duitse en Belgische gegevens zijn gebaseerd op een verzekeringsstelsel. Dit geeft in theorie een hogere betrouwbaarheid dan het Nederlandse meldingssysteem. Zoals gezegd zijn in de Nederlandse cijfers de verkeersslachtoffers niet opgenomen, in de Belgische gegevens gebeurt dat wel. In België vonden in 1999 212 ongevallen met dodelijke afloop plaats. Daaronder bevonden zich 94 verkeersongevallen. De Duitse rapportage maakt melding van 1004 arbeidsongevallen met dodelijke afloop in het jaar 1997. Als de verkeersslachtoffers uit dat aantal worden verwijderd, resteren 652 slachtoffers. Dat aantal moet worden gerelateerd aan een arbeidsvolume van 30.871.591 zogeheten ‘Vollarbeiter’. In Nederland is daarmee vergelijkbaar het arbeidsvolume in arbeidsjaren, hetgeen in 1997 5.967.000 beliep. Zoals blijkt is, vanwege de verschillen in definities, informatievoorziening en werkgelegenheid, slechts een globale vergelijking van de cijfers mogelijk. Daaruit komt naar voren dat de situatie in Nederland vergelijkbaar is met die in Duitsland en België.
1
2
6
Bron: Statistisch verslag over de ongevallen van 1999; uitgegeven door de Sectie Centrale Gegevensbank en Preventie van het Fonds voor Arbeidsongevallen te Brussel. Bron: BGZ-Report 2/99 Arbeitsunfallstatistik, door de Berufsgenossenschaftliche Zentrale für Sicherheit und Gesundheit en uitgegeven door het Hauptverband der gewerblichen Berufsgenosschenschaften (HVBG) te Sankt-Augustin in Duitsland.
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
6
CIJFERS DODELIJKE ONGEVALLEN OVER DE JAREN 1997 TOT EN MET 2000
6.1
Totaaloverzicht per jaar
Aantal dodelijke ongevallen en aantal slachtoffers jaar ongevallen 1997 108 1998 88 1999 98 2000 101
slachtoffers 109 89 99 103
Omdat het soms voorkomt dat bij een ongeval meerdere slachtoffers vallen, is het aantal ongevallen niet altijd gelijk aan het aantal slachtoffers. De verschillen zijn gering zoals blijkt. In de rapportage is steeds aangegeven of het gaat om slachtoffers, dan wel om ongevallen op zich.
6.2
Bedrijfskenmerken
6.2.1
Dodelijke slachtoffers naar sector
Sector
Landbouw Industrie Bouwnijverheid Handel en horeca Vervoer Dienstverlening; overig Onbekend Totaal
% gemiddeld risico- 1997 verdeling 1997/2000 factor banen *) 2 10 5 11 18 23 1,3 25 7 25 3,6 30 23 13 0,6 12 5 8 1,6 4 45 19 0,4 24 0 2 3 100 100 1 109
1998
1999
10 21 20 13 7 16 2 89
12 15 26 13 11 19 3 99
2000
9 29 25 13 10 16 1 103
*) Verdeling banen bron: CBS Risicofactor: kolom 2 gedeeld door kolom 1; naarmate de factor hoger is, is de kans op een (dodelijk) ongeval groter.
Het aantal werknemers actief in een sector is een goede maatstaf ter vergelijking van de verdeling van de slachtoffers over de bedrijfssectoren. Ten opzichte van het totale aantal werknemers in een sector is het aantal dodelijke slachtoffers gering. In totaal zijn in Nederland circa 6,5 miljoen personen werkzaam. Uit de tabel blijkt dat de bouwnijverheid absoluut gezien de meeste dodelijke slachtoffers kent. In deze sector werkt 7% van het aantal werknemers, maar er komt gemiddeld 25%
7
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
van het aantal dodelijke slachtoffers voor. Daarnaast is in de sector landbouw de kans op een dodelijk ongeval relatief hoog.
6.2.2
Dodelijke ongevallen naar grootteklasse
Grootteklasse (werknemers) 1-10 10-20 20-50 50-100 100-500 Meer dan 500 Onbekend Totaal
% gemiddeld risicobanen *) 1997/2000 factor 19 28 1,5 8 12 1,5 11 18 1,6 8 12 1,5 19 14 0,7 35 10 0,3 0 6 100 99 1
1997
1998
1999
2000
27 16 21 12 13 5 14 108
26 6 19 11 11 14 2 89
29 10 17 9 17 13 3 98
27 16 16 14 16 9 3 101
*) Percentage verdeling banen, bron: CBS
Als de dodelijke ongevallen worden uitgezet naar bedrijfsggrootte, blijkt dat de meeste ongevallen, zowel absoluut als relatief gezien, voorkomen bij bedrijven in de kleinere grootteklassen. Voor het jaar 2000 bijvoorbeeld, geldt dat in de bedrijven met 500 en meer werknemers 35% van de werknemers werkt, en dat er 9% van het aantal slachtoffers is gevallen. Bij de bedrijven met 1-10 werknemers werkt (ongeveer) 19% van de werknemers, het percentage slachtoffers in deze categorie is gemiddeld genomen 28. Het risico op een dodelijk ongeval is bij bedrijven tot 100 werknemers duidelijk groter dan bij bedrijven waar 100 of meer mensen werken.
6.3
Kenmerken slachtoffers
6.3.1
Dodelijke slachtoffers naar leeftijd
Leeftijdscategorie Jonger dan 24 24-36 36-45 45 en ouder Onbekend Totaal
% werk- gemiddeld nemers *) 1997/2000 16 13 30 25 27 19 27 36 0 7 100 100
*) Percentage werknemers, bron: CBS.
8
risicofactor 0,8 0,8 0,7 1,3 1
1997 16 30 14 38 11 109
1998
1999
2000
13 23 15 33 5 89
12 29 18 36 4 99
13 18 27 38 7 103
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
Over het geheel genomen geldt hier dat het aantal slachtoffers naar leeftijd grosso modo in overeenstemming is met de leeftijdsopbouw bij de werknemers. Wel zijn er in de groep mensen van 45 jaar en ouder relatief wat meer slachtoffers gevallen. In absolute zin zijn de aantallen echter te klein om hier veel conclusies aan te verbinden. Toch lijkt de groep mensen ouder dan 45, op basis van de cijfers voor deze vier jaren, wat meer kwetsbaar dan de overige leeftijdscategorieën. De weergegeven risicofactor laat dat ook zien.
6.3.2
Dodelijke slachtoffers naar arbeidsverband
Arbeidsverband Werknemer Bezoeker Stagiaire Meewerkend gezinslid Uitzendkracht Overig Onbekend Totaal
gemiddeld 1997/2000 55 (66) 1 1 1 8 27 (15,6) 7 100
1997
1998
23 1 0 3 10 62 10 109
58 2 2 0 9 11 9 89
1999
2000
64
76 1 1
7 22 6 99
5 14 6 103
Opmerking: De categorie ‘overig’ is voor 1997 te groot: in dat jaar zijn niet alle gegevens voldoende geregistreerd3. In de gemiddelde cijfers werkt dit gegeven uiteraard door. Daarom zijn de cijfers voor de categoriën ‘werknemer’ en ‘overig’ in de tabel tussen haakjes weergegeven zonder het cijfer van 1997 daarin te betrekken. In de loop van de jaren lijkt de verhouding tussen het aantal werknemers en het aantal uitzendkrachten onder de slachtoffers wat af te nemen (van 10 naar 5 uitzendkrachten). Het aantal uitzendkrachten onder de slachtoffers blijft evenwel aan de hoge kant. In Nederland zijn er circa 6,5 miljoen banen waarvan circa 270.000 uitzendkrachten (bron CBS; cijfers werkgelegenheid 1999).
6.3.3
Vrouwelijke slachtoffers
Opvallend is dat het aantal vrouwen onder de dodelijke slachtoffers relatief klein is. (sector tussen haakjes) 1997 1998 1999 2000
3
1 4 3 4
(zakelijke dienstverlening) (industrie; bouw; groothandel gezondheidszorg) (groothandel; detailhandel; gezondheidszorg) (waterwinning; bouw; vervoer; verhuur onroerend goed)
Dit heeft te maken met de introductie in 1998 van een nieuw automatiseringssysteem, GISAI (Geintegreerd Systeem Arbeidsinspectie), bij de Arbeidsinspectie.
9
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
7
ACHTERGRONDGEGEVENS
Tijdens de ongevalsonderzoeken wordt door de inspecteurs een aantal achtergrondgegevens genoteerd die te maken hebben met de oorzaak van het letsel, de plaats van het ongeval en -onderscheiden van de oorzaak van het letsel- de (basis) oorzaak van het ongeval zelf. In de onderstaande tabellen wordt een overzicht van deze gegevens gepresenteerd. Niet alle mogelijkheden zijn daarbij altijd ingevuld, om de eenvoudige reden dat ze niet altijd of niet eenduidig voorkomen. De bedoelde mogelijkheden zijn toch in de tabellen opgenomen om een indruk te geven van de verschillende aspecten die bij een ongevalsonderzoek aan de orde komen.
7.1
Dodelijke slachtoffers; oorzaak letsel
Oorzaak letsel Getroffen worden door; stoten tegen; botsen tegen een voorwerp *) Bekneld raken Contact met puntig scherp voorwerp Contact met extreme temperaturen Contact met elektrische spanning Contact met gevaarlijke stoffen Bijten, steken, schoppen slaan, door dier/mens Verstikking (verdrinken, bedolven worden) Acute overbelasting lichaam of delen daarvan Andere handelingen Onbekend/niet duidelijk TOTAAL
gemiddeld 46
1997 46
1998 41
1999 46
37 1 1 3 2
5
42 2 0 3 3
37
33
1 3
37 1 2 5 1
5
5
4
6
<1 1 4 100
2000 51
3 4 1
1 1 7 109
2 89
1 2 99
4 103
*) Hieronder begrepen vallen, zie volgende paragraaf.
7.1.1
Dodelijke slachtoffers; vallen als oorzaak letsel
Het is bekend dat valgevaar een belangrijk arborisico vormt, niet alleen in de bouwsector maar ook daarbuiten. In voorgaande tabel is dit risico opgenomen in de eerste categorie, ‘getroffen worden door, stoten of botsen tegen een voorwerp’ en daarmee niet meer afzonderlijk zichtbaar. Hieronder is per jaar afzonderlijk weergegeven voor hoeveel van deze slachtoffers ‘vallen’ als oorzaak van het letsel kon worden vastgesteld.
10
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
Jaar 1997 1998 1999 2000 Gemiddeld
Totaal vallen 29 30 33 27 30
Hiervan in bouwnijverheid 13 10 13 10 12
Ongeveer eenderde van het totale aantal slachtoffers overlijdt aan de gevolgen van een val. Van deze 30 arbeidsongevallen met dodelijke afloop gebeurden er 12 in de sector bouwnijverheid.
7.2
Dodelijke ongevallen, plaats ongeval (werkomgeving)
Binnen (niet openbaar toegankelijke ruimte) Binnen (openbaar toegankelijke ruimte) Buiten (op begane grond) Buiten (boven begane grond) Onder, in, of op water Niet in de delen of onbekend TOTAAL
7.3
gemiddeld
1997
1998
1999
2000
25 4 39 21 7 4 100
31 2 40 22 7 6 108
23 3 33 21 5 4 89
28 5 36 19 7 3 98
19 4 47 20 9 4 103
Dodelijke ongevallen; basisoorzaken van het ongeval
Tijdens het onderzoek wordt geïnventariseerd wat de basisoorzaak of basisoorzaken van het ongeval waren. Uiteraard kunnen per ongeval meerdere oorzaken een rol spelen. De meest voorkomende oorzaken zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Gebrek aan kennis Gebrek aan vaardigheid Onvoldoende leiding/toezicht Ongeschikt ontwerp/werkplan Onvoldoende onderhoud Onjuist gereedschap/apparatuur Onjuiste werkmethoden/verkeerd gebruik gereedschap
gemiddeld
1997
1998
1999
2000
13 9 47 10 6 8
22 11 47 15 5 8
14 9 46 7 11 8
10 9 52 12 3 10
7 5 43 6 3 7
106
103
101
91
126
11
ARBEIDSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP
8
ACHTERGRONDGEGEVENSBOUWNIJVERHEID AFZONDERLIJK
Omdat er relatief veel ongevallen met dodelijke slachtoffers in de sector bouwnijverheid voorkomen, zijn voor deze sector hieronder de aantallen gespecificeerd naar de oorzaak van het letsel en naar de basisoorzaken van het ongeval. Ook hier geldt (zoals in het voorgaande reeds gesteld) dat in de tabel alle hoofditems zijn opgenomen die in het ongevalsonderzoek aan de orde kunnen komen. Niet alles is dus ingevuld, gezien de beperkte aantallen.
8.1
Dodelijke slachtoffers; oorzaak letsel (bouw)
Oorzaak letsel Getroffen worden door; stoten tegen; botsen tegen een voorwerp (waarvan door vallen)* Bekneld raken Contact met puntig scherp voorwerp Contact met extreme temperaturen Contact met elektrische spanning Contact met gevaarlijke stoffen Bijten, steken, schoppen slaan, door dier/mens Verstikking (verdrinken, bedolven worden) Acute overbelasting lichaam of delen daarvan Andere handelingen Onbekend/niet duidelijk TOTAAL
gemiddeld 18
1997 19
1998 14
1999 17
2000 22
(12) 5
(13) 9
(10) 6
(13) 6
(10) 1
0.25 0.5
1
1 1
0.75
1
1
2
25
30
26
25
20
*) In de ongevalsanalyse is ‘vallen’ als oorzaak letsel in de eerste categorie begrepen. Omdat er sprake is van een belangrijk ongevalsrisico zijn de cijfers hier afzonderlijk zichtbaar gemaakt. Zie ook paragraaf 7.1.1.
8.2
Dodelijke ongevallen basisoorzaken van het ongeval (bouw)
Gebrek aan kennis Gebrek aan vaardigheid Onvoldoende leiding/toezicht Onjuistewerkmethoden/verkeerd gebruik gereedschap
12
gemiddeld 3 2 16
1997 6 5 19
1998 1 1 17
33
37
33
1999
14
2000 3 2 13
29
32
Najaarsrapportage Cao-afspraken 2001
BIJLAGE
Slachtoffers naar sector; gedetailleerde verdeling Sector 01 Landbouw 11 Olie aardgaswinning 14 Winning zand, grind klei 15 Voedingsmiddelen en dranken ind. 16 Verwerking tabak 20 Houtindustrie 21 Papier en kartonindustrie 24 Vervaardiging chemische producten 25 Rubber en kunststof 26 Glas, aardewerk etc 27 Basismetaalindustrie 28 Metaalproductenindustrie 29 Machines en apparaten 33 Medische apparatuur 34 Auto industrie 35 Transportmiddelenindustrie 36 Meubelindustrie enz. 37 Voorbereiding recycling 40 Nutsbedrijven 41 Winning en distributie van water 45 Bouwnijverheid 50 Handel en reparatie auto’s etc. 51 Groothandel en handelsbemiddeling 52 Detailhandel 55 Horeca 60 Vervoer over land 61 Vervoer te water 63 Dienstverlening t.b.v. vervoer 64 Post en telecommunicatie 65 Financiële instellingen 66 Verzekeringswezen 70 Verhuur en handel in onroer. Goed 71 Verhuur transportmiddelen 74 Overige zakelijke dienstverlening 75 Openbaar bestuur 80 Onderwijs 85 Gezondheids- en welzijnszorg 90 Milieudienstverlening 92 Cultuur, sport, recreatie 93 Overige dienstverlening Onbekend TOTAAL
1997
1998
11
10
12
3
2 2 1
2
1 1 5 4 3
1 5
2 1 2 1 4 3
1999
2000 9 2 2 2 2
1 1 1 1 2 3 2 1
2
2 2 1 2 4 3 1 1 4
1 1 1
1
30 2 9 1
20
4
4 3 3 1 1
8 2 1
13
26 3 8 2 8 3 3
1 25 2 8 2 1 8 2 1 1 1 2
2 6 2
1 2 3 109
2 2
1 7 2
2 2 1 2 2 89
1 2 2 1 3 99
1 4 1 3 2 1 103