ARBEIDSONGEVALLEN EN ONGEVALLEN OP DE WEG NAAR OF VAN HET WERK De schadeloosstelling van arbeidsongevallen in de openbare sector wordt grotendeels geregeld zoals in de private sector. Van de verschilpunten zijn er nochtans twee fundamenteel, met name: – de vastbenoemde personeelsleden genieten op basis van hun statuut reeds van een aanzienlijke bescherming tegen loonderving ten gevolge van werkonbekwaamheid. De specifieke voorzieningen in het stelsel van professioneel risico moeten daarmee in samenhang gezien worden, dit wil zeggen dat ze aanvullend zijn; – voor alle werknemers in openbare dienst worden de vergoedingen steeds betaald door de dienst die hen tewerkstelt. De medische keuringen gebeuren echter steeds door de Administratieve Gezondheidsdienst. De firma die de controle op het ziekteverlof uitoefent is niet bevoegd voor arbeidsongevallen. Ten slotte dient de aandacht erop gevestigd dat de regeling van de openbare sector geldt voor zowel de vastbenoemden als de tijdelijken en zelfs voor de contractueel aangeworven personeelsleden van deze openbare diensten. Anderzijds vallen de GECO’s niet onder het vergoedingsregime van de openbare sector. Toepassingsgebied 1) Ongeval Een ongeval is een plotselinge gebeurtenis, die een lichamelijk letsel teweegbrengt met arbeidsongeschiktheid of de dood tot gevolg en waarvan de oorzaak of één der oorzaken vreemd is aan het organisme van het slachtoffer. 2) Arbeidsongeval Onder arbeidsongeval wordt verstaan het ongeval dat zich tijdens en door de uitoefening van het ambt heeft voorgedaan en dat een letsel veroorzaakt. Het ongeval overkomen tijdens de uitoefening van het ambt wordt, behoudens tegenbewijs, geacht door de uitoefening van het ambt te zijn overkomen. Het slachtoffer moet dus in ieder geval het bewijs leveren (rechtstreeks of onrechtstreeks) dat het ongeval tijdens de uitoefening van het ambt gebeurd is. Indien dit bewijs geleverd wordt, zal vermoed worden dat het ongeval gebeurd is door de uitoefening van het ambt (tenzij bewijs van het tegendeel) en zal het derhalve als arbeidsongeval kunnen worden aanvaard. Er kunnen zich moeilijkheden voordoen in verband met het te leveren bewijs, voor bepaalde categorieën van personeelsleden, die buiten de gewone uren taken te verrichten hebben. Wanneer aan deze personeelsleden in de uitoefening van hun opdracht een ongeval overkomt, op een ogenblik dat er niemand anders aanwezig is, zijn zij toch verplicht het bewijs ervan te leveren, zij het door een onrechtstreekse getuige. Als dusdanig kunnen o.a. volstaan, het telefonisch op de hoogte brengen van de schooldirectie, het inroepen van de
hulp van een buur of een toevallige voorbijganger. Het personeelslid wordt geacht zich eveneens op de plaats waar hij werkt te bevinden, wanneer hij onder meer: – een verlof of een vrijstelling van dienst bekomt om deel te nemen aan de werkzaamheden van de commissies en comités opgericht in de vakorganisatie waarvan het lid is; – een syndicale opdracht vervult als erkend syndicaal afgevaardigde of als vertegenwoordiger van het personeel als zodanig door de overheid erkend; – uitdrukkelijk vergunning krijgt om deel te nemen aan beroepsvormingsactiviteiten. Wordt eveneens als arbeidsongeval beschouwd, het ongeval dat een personeelslid buiten de uitoefening van zijn dienst is overkomen, maar dat veroorzaakt is door een derde naar aanleiding van een vroegere handeling door dat personeelslid tijdens de uitoefening van zijn dienst verricht. 3) Ernstig arbeidsongeval Vanaf 1 januari 2005 wordt onder ernstig arbeidsongeval verstaan: een arbeidsongeval: – waarvan het gebeuren in direct verband staat met één van de volgende materiële agentia: – een machine of een toestel; – een installatie; – een steiger; – een silo; – (zeer) licht ontvlambare, (zeer) giftige of bijtende stoffen; – een gas of mengsel van gassen, ander dan atmosferische lucht of waterdamp die zich niet onder overdruk bevinden; – een springstof; – of die één van de volgende vormen aanneemt: – val van een hoogte, groter dan 2 m; – bedelving; – instorting; – brand; – ontploffing; – deflagratie; – elektrocutie; – verdrinking; – verstikking; – vergiftiging; – en dat aanleiding heeft gegeven tot: – hetzij de dood; – hetzij een blijvend letsel; – hetzij een tijdelijk letsel bestaande uit: – breuken; – uitwendige brandwonden in de derde graad en over meer dan 9 % van de lichaamsoppervlakte of inwendige brandwonden; – vleeswonden met verlies van weefsel; – trauma’s die in afwezigheid van behandeling levensbedreigend
kunnen zijn. 4) Ongeval op de weg naar of van het werk Onder de weg naar of van het werk wordt verstaan het normale traject dat het personeelslid moet afleggen om zich van zijn verblijfplaats te begeven naar de plaats waar hij werkt, en omgekeerd. Het traject van of naar de verblijfplaats begint zodra men de drempel van zijn hoofd- of tweede verblijf verlaat en eindigt zodra deze weer overschreden wordt. Als tweede verblijf kan bijvoorbeeld worden beschouwd: een zomerverblijf dat een personeelslid zou betrekken gedurende één of twee maanden, op voorwaarde dat deze verblijfplaats voorafgaandelijk bekend gemaakt is aan het inrichtingshoofd. Kan echter niet worden beschouwd als ongeval op de weg van of naar het werk, het ongeval dat een personeelslid zou overkomen, wanneer hij bijvoorbeeld op een ander adres een weekend of een vakantie gaat doorbrengen. Met de weg naar en van het werk wordt gelijkgesteld het traject afgelegd: – van de plaats waar men werkt naar de plaats waar men het eetmaal neemt of het zich aanschaft, en omgekeerd; – van de plaats waar men werkt naar de plaats waar men leergangen volgt met het oog op zijn beroepsopleiding en van die plaats naar zijn verblijfplaats; – van de plaats waar men zijn opdracht heeft uitgeoefend naar de plaats waar men ze verder zal uitoefenen, bij dezelfde of een andere instelling; – van de plaats waar men werkt naar de plaats waar men zijn wedde geheel of gedeeltelijk int, en omgekeerd; – om tijdens de opzeggingstermijn, binnen de grenzen vastgesteld door de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten en met toestemming van de werkgever, een nieuwe betrekking te zoeken; – om zich, zelfs buiten de werkuren, van zijn verblijfplaats of van de plaats waar men weer aan het werk is naar de vroegere werkgever te begeven met het oog op het afgeven of het afhalen van bescheiden opgelegd door de sociale wetgeving, klederen of werkgerief, en omgekeerd. Het normaal traject is niet noodzakelijk het rechtstreeks traject, maar het houdt op normaal te zijn zodra het personeelslid uit eigen beweging en zonder voldoende reden een ongewone omweg maakt. Nuttige omweg tijdens de spitsuren wordt als normaal aanzien. Een normaal traject is niet altijd een ononderbroken traject. In elke verplaatsing kunnen gewettigde onderbrekingen voorkomen; inzonderheid de lengte van het traject kan een oponthoud wettigen om uit te rusten of om een maaltijd te nemen. Zo blijft men ook beschermd bij het oppikken van leerlingen onderweg. Het begrip normaal traject omvat, volgens de rechtspraak van de rechtbanken, tegelijkertijd een idee van tijd en van plaats. In tegenstelling met het arbeidsongeval wordt het ongeval op de weg naar en van het werk niet vermoed, doch bewezen door een schriftelijke verklaring van een ooggetuige of van de ambulantiedienst die het slachtoffer
op de plaats van het ongeval heeft opgenomen, of door een procesverbaal opgemaakt door de politie of rijkswacht, of nog door ieder bewijsgegeven dat door het slachtoffer of door ieder ander persoon kan worden geleverd. Ook hier kunnen zich bepaalde moeilijkheden voordoen in het zich verschaffen van een getuigenbewijs, wanneer niemand het ongeval heeft zien gebeuren. In dat geval wordt het slachtoffer aangeraden ergens in de onmiddellijke buurt te gaan aanbellen, ten einde zich aldus op die manier een bewijs te verschaffen. Deze opsomming van bewijsmiddelen is niet limitatief. Bedoelde verklaring moet volledig en eigenhandig geschreven zijn door de persoon die ze ondertekent of alleszins, buiten de handtekening, de eigenhandig geschreven vermelding ‘gelezen en goedgekeurd’ behelzen. 5) Onderworpen personeel Deze reglementering is van toepassing op de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk of hulppersoneel, ook als zij onder arbeidsovereenkomst zijn aangeworven, die behoren tot: – de officiële onderwijsinrichtingen; – de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen; – het personeel van de centra voor leerlingenbegeleiding. Ze is dus niet toepasselijk op: – de leden van het personeel der gesubsidieerde onderwijsinrichingen die niet het voordeel genieten van een weddentoelage ten laste van de Gemeenschap; – het personeel dat door een andere openbare rechtspersoon dan de Gemeenschap is aangeworven en ten laste van een eigen fonds bezoldigd wordt; – de leden van het personeel van de vrije universiteiten; – het door de Gemeenschap bezoldigd personeel van de muziekscholen; – autobus-begeleiders der gesubsidieerde onderwijsinrichtingen die geen leden van het personeel zijn die het voordeel genieten van een weddentoelage ten laste van de Gemeenschap; – de animatoren (buitenstaanders) van de socio-culturele activiteiten in de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen. Aangifte Van elk arbeidsongeval of ongeval op de weg van of naar het werk moet binnen 48 uren schriftelijk aangifte gedaan worden bij het werkstation dat de personeelsdossiers beheert van de school waar het ongeval zich heeft voorgedaan. Personeelsleden van centra voor deeltijds kunstonderwijs, volwassenenonderwijs, CLB, pedagogische begeleidingsdiensten en inspectie sturen de aangifte naar: de Afdeling Coördinatie Onderwijspersoneel (COP) van het Departement Onderwijs Die aangifte moet door middel van een in tweevoud opgesteld formulier model A, B en C.
Model A (aangifte van het ongeval) wordt in principe ingevuld door de betrokkene, model B (doktersattest) door de eigen geneesheer en model C (inlichtingen van de schooldirectie) door het inrichtingshoofd. Een getuigenverklaring, een lesrooster of een verklaring van de directie betreffende de activiteit op de dag van het ongeval en/of een beschrijving van de afgelegde reisweg mag worden bijgevoegd. Het is raadzaam dat twee blanco exemplaren van het formulier model A ‘aangifte van het ongeval’ door het personeelslid thuis worden bewaard op een plaats die door zijn verwanten gekend is. Is het onzeker dat het ongeval als arbeidsongeval zal worden erkend dan dient eveneens aangifte gedaan van de arbeidsongeschiktheid bij de adviserend-geneesheer van het ziekenfonds. Aldus behoudt men, bij ongunstige beslissing, het recht op tegemoetkoming van het ziekenfonds in de medische en farmaceutische kosten en op een dagvergoeding (dit laatste enkel voor de tijdelijken). Elk arbeidsongeval met minstens 1 dag arbeidsongeschiktheid moet door de directie gemeld worden aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer belast met het medisch toezicht. Een ernstig ongeval dat zich op de arbeidsplaats zelf voordoet, moet binnen twee dagen volgend op de dag van het ongeval ter kennis gebracht worden van de inspecteur bevoegd inzake arbeidsveiligheid. Dit gebeurt door het sturen van een afschrift van de aangifte van het ongeval of van een brief met vermelding van de naam en het adres van de werkgever, de naam van het slachtoffer, de datum en de plaats van het ongeval en zijn vermoedelijke gevolgen en een korte beschrijving van de omstandigheden naar de Arbeidsinspectie – Technische inspectie bevoegd op de plaats waar het ongeval gebeurde. Binnen acht dagen moet de werkgever een omstandig verslag van het ongeval meedelen aan de Arbeidsinspectie – Technische inspectie. Als het verslag volgens de toezichthoudende inspecteur niet voldoet, kan hij een deskundige aanstellen om de oorzaken en de omstandigheden van het ernstige arbeidsongeval te onderzoeken en de gepaste aanbevelingen te formuleren om herhaling van het ongeval te voorkomen. De adressen van de Arbeidsinspectie – Technische inspectie vind je terug op: http://www.meta.fgov.be/pa/paa/framesetnlm00.htm. 1) Formulier model A: aangifte van ongeval Dit document dient ingevuld door de getroffene of, bij onmogelijkheid van deze, door de rechtsverkrijgenden, het inrichtingshoofd of enig ander belanghebbende. Wanneer het slachtoffer zelf het ongeval aangeeft, brengt het onmiddellijk het inrichtingshoofd of het schoolsecretariaat op de hoogte van het ongeval en verschaft hen de nodige inlichtingen, teneinde het inrichtingshoofd toe te laten het model C in te vullen, zodat dit formulier samen met de aangifte en het doktersattest (in geval van afwezigheid) aan bovenvermeld adres kan worden toegezonden. Indien het slachtoffer model A zelf niet kan invullen, dan dient het inrichtingshoofd er over te waken dat de aangifte in behoorlijke vorm
wordt opgemaakt en tijdig naar de juridische dienst wordt verzonden. Zo nodig stelt hij de aangifte zelf op, na het inwinnen van alle nuttige gegevens. Bij ongevallen op de weg naar of van het werk mogen de naaste verwanten de aangifte zelf invullen, indien het slachtoffer hiertoe niet in staat is. Zoniet, dienen zij aan het schoolbestuur alle nuttige gegevens te verschaffen om de aangifte op te stellen, teneinde de belangen van het slachtoffer of van diens rechtsverkrijgenden (bij overlijden) te vrijwaren. Wanneer een derde voor het ongeval eventueel zou aansprakelijk kunnen gesteld worden, dient dit medegedeeld (met aanduiding van naam en adres, eventueel benaming van verzekeringsmaatschappij van de derde) bij toezending van de aangifte van het ongeval. De Schatkist treedt immers van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen welke de getroffene of zijn rechthebbende tegen derden mochten doen gelden wegens het ongeval waarvoor herstel is bepaald. Bovendien wordt ten zeerste aanbevolen aangifte te doen van elk ongeval, hoe weinig erg het op het eerste gezicht ook mag schijnen. Het behoud van zijn rechten in geval van verergering hangt er van af. Formulier model A moet zo nauwkeurig en volledig mogelijk ingevuld worden. Zo wordt speciaal aandacht gevestigd op volgende punten: – het geneeskundig nummer van het slachtoffer of zijn geboortedatum moet steeds worden vermeld (vak 4a); – er moet een nauwkeurige en uitvoerige beschrijving van de omstandigheden van het ongeval worden gegeven, evenals welke verwondingen het slachtoffer opgelopen heeft (vak 7); – ingeval er geen rechtstreekse getuigen zijn, de naam mededelen van de perso(o)n(en) die onmiddellijk van het ongeval op de hoogte gebracht werd(en), en/of de verwondingen van het slachtoffer heeft (hebben) vastgesteld (vak 8, met vermelding dat het indirecte getuigen zijn); – datum en uur waarop het ongeval werd aangegeven dient te worden vermeld (vak 10); – de verklaring van de rechtstreekse en onrechtstreekse getuigen dienen, indien mogelijk, op de aangifte te worden vermeld (punt 11). 2) Formulier model B: doktersattest Indien de toestand van de getroffene medische zorg vereist is deze gehouden zich door een geneesheer of in een ziekenhuis van zijn keuze te laten behandelen. Bovendien, bij afwezigheid van de getroffene ingevolge het ongeval, moet hij het model B in tweevoud door de geneesheer laten invullen. Het model B (doktersattest) moet volledig worden ingevuld en ondertekend door de behandelende geneesheer; deze laatste moet ondermeer het oorzakelijk verband vaststellen. Op dezelfde wijze wordt gehandeld wanneer de betrokkene zijn dienst heeft voortgezet en de geneesheer hem nadien rust voorschrijft. In dit geval is geen nieuwe aangifte model A vereist.
3) Formulier model C: inlichtingen van het schoolbestuur Dit formulier moet worden ingevuld door het inrichtingshoofd, na het inwinnen van alle nuttige gegevens. Bij dit document moeten alle nuttige bewijsstukken worden gevoegd, waaruit blijkt dat het ongeval als arbeidsongeval kan worden erkend. Daartoe kunnen onder andere dienen: een kopie van het uurrooster, van de reisweg, van de uitnodigingen en/of toelatingen voor vergaderingen, stages, cursussen, studiedagen, school- en studiereizen, didactische uitstappen, sportactiviteiten, niet-schoolse activiteiten, ... Model C dient in tweevoud te worden verzonden, best samen met de eigenlijke aangifte en het doktersattest. Een derde exemplaar wordt bewaard door het schoolbestuur, dat een kopie ervan overmaakt aan het slachtoffer. 4) Laattijdige aangifte Een laattijdige aangifte heeft niet noodzakelijk een niet-erkenning van het ongeval als arbeidsongeval tot gevolg. Als slachtoffer moet je wel het bewijs kunnen leveren van een plotselinge gebeurtenis, van een letsel en dat het ongeval je overkomen is tijdens de uitvoering van het ambt of op de normale arbeidsweg. De uiterste datum voor de aangifte van een arbeidsongeval is 3 jaar na de feiten. Bij banale ongevallen is het zelfs aan te bevelen te wachten met de aangifte. Met een banaal ongeval wordt bedoeld een ongeval waarbij er geen doktershulp nodig is, het letsel kan worden verzorgd met de middelen uit de EHBO-kist en er ook geen arbeidsongeschiktheid is. Concreet: op de dag dat het feit zich voordoet, worden het formulier model A ingevuld en de getuigenverklaring(en). Het formulier model B wordt pas ingevuld als er een dokter moet worden geraadpleegd, als bijvoorbeeld het letsel niet geneest of verergert. Pas na het invullen van het formulier model B door de dokter wordt de volledige ongevalsaangifte verstuurd naar het departement Onderwijs. 5) Administratieve Gezondheidsdienst en ziekenfonds Wanneer het ongeval een arbeidsongeschiktheid teweegbrengt is de getroffene ertoe gehouden, buiten voornoemde aangifteformulieren, een doktersattest AGD 1 B (geel formulier) in te sturen aan het geneeskundig centrum van zijn woonplaats en dus niet naar de controleinstantie. De getroffene is verplicht om, gedurende het eerste uur van zijn afwezigheid, de schooldirectie te verwittigen, zoals dit voor elke afwezigheid het geval is. Daar anderzijds de erkenning van het arbeidsongeval of van het ongeval op de weg naar of van het werk van een administratieve beslissing afhangt, die pas later zal worden genomen wanneer er reeds uitgaven zullen zijn veroorzaakt voor geneeskundige verzorging, ziekenhuisverpleging, ... is het van belang dat de getroffene onmiddellijk ook het ziekenfonds verwittigt. Op die wijze behoudt hij zijn rechten op een eventuele tegemoetkoming,
zowel inzake medisch-farmaceutische kosten als inzake eventuele dagvergoeding (dit laatste wat betreft de tijdelijke personeelsleden) indien de eindbeslissing voor hem ongunstig uitvalt. 6) Verbintenisverklaring Indien een derde zou kunnen verantwoordelijk gesteld worden, dient de getroffene bovendien een formulier BD-2 in tweevoud in te vullen. Hiermee gaat hij de verbintenis aan, binnen 48 uren na ontvangst ervan, het Departement Onderwijs kennis te geven van dag en uur van de dagvaardiging, evenals van alle gerechtelijke en buitengerechtelijke akten met betrekking tot het ongeval, en geen akte van afstand of dading te ondertekenen, zonder de voorafgaande toestemming van het departement. Deze formulieren kunnen door het schoolsecretariaat ter beschikking gesteld worden van getroffene die 1 exemplaar zo snel mogelijk aan het Departement Onderwijs dient over te maken. 7) Anticipatieve kwijting en minnelijke schikking Meestal wordt door de verzekeringsmaatschappij van de verantwoordelijke derde aan het slachtoffer een anticipatieve kwijting voorgelegd bij de terugbetaling van de door hem gedragen kosten en waarin deze laatste verklaart af te zien van alle verdere rechten en verhaal. Hierdoor wordt het de Belgische Staat onmogelijk gemaakt bij subrogatie de aan het personeelslid voorgeschoten bedragen terug te vorderen. De personeelsleden, die het slachtoffer zouden zijn van een ongeval waarvoor een derde aansprakelijk is, dienen bij dergelijke kwijting of akkoord met die derde of zijn verzekeringsmaatschappij slechts te ondertekenen na eigenhandig toegevoegd te hebben ‘Mits voorbehoud betreffende alle uitgaven van de Belgische Staat ingevolge dit ongeval en waarvoor ik deze laatste subrogeer’. Bovendien dient, met het oog op de vrijwaring van de rechten van het ministerie, de juridische dienst, onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden van iedere uitnodiging tot minnelijke medische expertise uitgaande van de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij of medische expertise bevolen door de rechtbank. 8) Juridische beslissing De inrichtingshoofden of inrichtende machten die een afschrift van de juridische beslissing wensen, dienen deze bij middel van het formulier JB aan te vragen. Administratieve Gezondheidsdienst Een exemplaar van de aangifte van ongeval en eventueel een exemplaar van het doktersattest model B wordt door de juridische dienst aan de Administratieve Gezondheidsdienst (AGD) toegezonden. De rol van de AGD bestaat erin, het causaal verband tussen het ongeval en de opgelopen letsels vast te stellen en, in voorkomend geval, het invaliditeitspercentage van de getroffene te bepalen. Zijn rol is niet de getroffene te verzorgen of te doen verzorgen. Daaruit volgt dat de getroffene niet verplicht is zich bij het geneeskundig centrum van de AGD aan te melden, al blijft hij gehouden iedere oproep,
die hem door genoemde dienst wordt toegestuurd, te beantwoorden. Indien het slachtoffer weigert zich te onderwerpen aan het geneeskundig onderzoek wordt het ongeval niet aanvaard als een arbeidsongeval of een ongeval op de weg van of naar het werk. Wanneer het ongeval een arbeidsongeschiktheid heeft teweeggebracht en de getroffene zich onmogelijk kan verplaatsen, kan hij het bezoek verwachten van de geneesheer-inspecteur van de AGD bij hem thuis of op de plaats waar hij wordt verpleegd (ziekenhuis, ...). 1) Consolidatie van de letsels Zodra de AGD de consolidatie ingetreden acht, maakt zij de besluiten van de medische expertise over aan de getroffene met een bij de post aangetekende brief. Indien men geen gebruik maakt van het recht op beroep worden de besluiten door de Administratieve Gezondheidsdienst medegedeeld aan het Departement Onderwijs. Om beroep aan te tekenen beschikt het slachtoffer over een termijn van 10 dagen vanaf de datum van de notificatie der besluiten van de medische expertise. Dit beroep moet worden gedaan met een aangetekende brief en moet de naam en het adres vermelden van de geneesheer die door betrokkene wordt gekozen om zijn belangen te verdedigen. De Administratieve Gezondheidsdienst maakt aan die geneesheer de elementen bekend waarop de betwiste besluiten gesteund zijn. Die geneesheer zal, binnen tien dagen volgend op de verzending van deze laatste brief: – ofwel een tegensprekelijk consult aanvragen met de inspecteur-geneesheer van de AGD die de expertise deed of, in geval van heirkracht met zijn plaatsvervanger. Indien er tussen beide geneesheren geen akkoord bereikt wordt, zal het geval voor eindbeslissing worden voorgelegd aan de hoofdgeneesheer van de AGD of aan zijn afgevaardigde. Wanneer het personeelslid zich kan verplaatsen heeft het beroepsconsult plaats in het geneeskundig centrum waarvan hij afhangt. In het tegengestelde geval heeft het plaats daar waar betrokkene verzorgd wordt. – ofwel aan de hoofdgeneesheer van de AGD een omstandig verslag laten geworden dat de argumenten van de inspecteur-geneesheer weerlegt. Dit verslag lokt ambtshalve de eindbeslissing uit van de AGD hoofdgeneesheer of van diens afgevaardigde. Slachtoffers van een ongeval moeten ermee rekening houden dat de opgelegde termijnen streng moeten worden geëerbiedigd, zowel door henzelf als door de geneesheren die zij hebben aangewezen. Na uitputting van de beroepsprocedure worden de besluiten van de medische expertise tegelijkertijd medegedeeld aan betrokkene en aan het Departement Onderwijs. 2) Complicaties na de consolidatie Het is mogelijk dat een arbeidsongeval of een ongeval naar of van het werk, na consolidatie door de Administratieve Gezondheidsdienst opnieuw aanleiding geeft tot afwezigheden en/of tot medische zorgen ingevolge complicaties. In dit geval spreekt men ook van ‘wederinstorting’.
Dit moet rechtstreeks aan de AGD worden gesignaleerd door het slachtoffer, door zijn behandelende geneesheer of door een derde. 13.1.4. Vergoedingen die toekomen aan het slachtoffer 1) Vergoeding tot terugbetaling van de medische kosten De kosten van dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese en orthopedie die voortspruiten uit een arbeidsongeval of uit een ongeval op de weg naar of van het werk worden door de AGD ten laste genomen binnen de grenzen van het tarief door de Koning vastgesteld. De dokters- en ziekenhuiskosten worden in principe volledig terugbetaald. Bedoelde kosten worden in principe rechtstreeks betaald aan de verzorgingsinstellingen, de dokters, apothekers of prothesisten, op voorlegging aan het geneeskundig centrum van het gebied van de getroffene van de facturen of onkostennota’s. Als de getroffene bedoelde kosten zelf betaald zou hebben, worden ze hem terugbetaald op voorlegging van de omstandige en behoorlijk voor voldaan getekende facturen en onkostennota’s. Om deze betaling mogelijk te maken moet meteen melding worden gemaakt van het nummer en de benaming van de post- of bankrekening van de aanvrager. De dokters- en de apothekersrekeningen evenals de rekeningen betreffende de ziekenhuisverpleging moeten, ongeacht of zij al dan niet door de betrokkene werden betaald, steeds aan het geneeskundig centrum van het gebied waar de getroffene zijn woonplaats heeft, worden gezonden. Bij de overmaking van de medische kosten aan het geneeskundig centrum, dient het vignet van de AGD te worden opgeplakt. De apothekersrekeningen worden rechtstreeks door de Administratieve Gezondheidsdienst aan de apothekers betaald bij overmaking door de getroffene van een formulier AGD 1 B (geel formulier) aan het geneeskundig centrum van zijn woonplaats. 2) Vergoeding voor de reiskosten De getroffene van een ongeval heeft recht op vergoeding telkens als hij zich moet verplaatsen: – op verzoek van de minister of andere administratieve overheden met inbegrip van de AGD; – op verzoek van de rechtbank of van de door de rechter aangeduide expert; – op zijn verzoek, met toestemming van de AGD; – om medische redenen, dus ook consultatie bij de behandelende geneesheer. Bovendien hebben ook de echtgenote, de kinderen en de ouders van de getroffene recht op vergoeding van de verplaatsingskosten die het gevolg zijn van het ongeval, binnen de hierna vermelde beperkingen: – als het verblijf van de getroffene in de verplegingsinstelling ten minste twee en ten hoogste zeven dagen bedraagt, wordt voor één van die personen één reis vergoed; – er wordt op dezelfde wijze één bijkomende reis vergoed per bijkomende verblijfperiode van drie dagen.
Als op grond van een medisch advies blijkt dat het leven van de getroffene in gevaar is, hebben de echtgenote en één kind echter recht op de vergoeding van één reis per dag. De ouders van de getroffene hebben dan ieder recht op vergoeding van één reis per week. Voor de toepassing van deze reglementering geldt de dag van de opname in de verplegingsdienst als eerste dag en de dag van het ontslag uit die dienst als laatste dag van het verblijf. De verplaatsingskosten dienen aan de hand van de ‘Staat der reiskosten verschuldigd ingevolge arbeidsongeval’, behoorlijk ingevuld, gedagtekend, ondertekend en eventueel vergezeld van de reisbiljetten (ticket van tram, bus, trein, ...) in viervoud overgemaakt te worden aan het Departement Onderwijs. De aandacht wordt speciaal gevestigd op het invullen en ondertekenen van het rechtervak voorbehouden aan de behandelende geneesheer. Het volstaat dat dit gebeurt op 1 exemplaar. Wat betreft de verplaatsingskosten ingevolge een oproep door het geneeskundig centrum, kunnen bij vermelde dienst voorafgaandelijk en ingevolge schriftelijke aanvraag, reisvorderingen bekomen worden. Deze procedure vereist echter dat tussen de datum waarop het slachtoffer kennis krijgt van de oproeping en de datum van het onderzoek zelf ten minste 14 dagen verschil zou bestaan. Voor de verplaatsing van de echtgenote, de kinderen, ... dient bij de staten een door de geneesheer of de kliniek waar het slachtoffer wordt verpleegd, afgeleverd attest gevoegd waarin de periode van verblijf in de verpleeginstelling wordt vermeld of eventueel het medisch advies waaruit blijkt dat de getroffene in levensgevaar verkeert. Voor de verplaatsingskosten, welke betrekking hebben op oproepen van de getroffene door het geneeskundig centrum, dient de oproepbrief van het centrum, voorzien van een stempel (als bewijs dat de getroffene zich op het centrum heeft aangeboden), bij de staat gevoegd te worden. In dit geval dient het vak voorbehouden aan de geneesheer (rechterzijde staat) niet te worden ingevuld. Het is wenselijk dat de verplaatsingen in de mate van het mogelijke worden gegroepeerd op dezelfde staat. Gebruik echter een staat per kalenderjaar! De schooldirectie dient in de mate van het mogelijke onmiddellijk na een ongeval de nodige staten aan het personeelslid te laten geworden. De nodige staten der reiskosten kunnen steeds bij het Departement Onderwijs worden bekomen. 3) Doorbetaling van de wedde Het definitief benoemd personeelslid dat ingevolge een arbeidsongeval of een ongeval op de weg naar of van het werk zijn ambt niet kan uitoefenen, krijgt verlof wegens gebrekkigheid zonder tijdsbeperking. De duur van dit verlof wordt niet afgetrokken van het ziekteverlof waarop belanghebbende krachtens zijn sociale anciënniteit recht heeft. Het recht op volledige bezoldiging blijft behouden zolang de tijdelijke
arbeidsongeschiktheid voortduurt. Dezelfde regeling geldt voor de tijdelijke personeelsleden. Voor de tijdelijken in een betrekking met volledige prestaties bedraagt de vergoeding echter 90 % van de vroegere bezoldiging, vanaf het einde van de periode van aanwerving. De tijdelijke arbeidsongeschiktheid neemt een einde door volledige genezing van de getroffene of door consolidatie van zijn verwondingen. In het laatste geval moet nagegaan worden of hij in staat is de uitoefening van zijn ambt te hernemen. Is dit niet het geval, dan wordt hij op pensioen gesteld. Is dit wel het geval, dan is hij verplicht tot hervatting. Mits goedkeuring door de AGD kan de getroffene, op eigen verzoek of dat van zijn geneesheer, het werk hervatten met verminderde prestaties, maar met behoud van de volledige weddentoelage. De omvang van de prestaties (minstens halftijds) en duur van het bijzonder stelsel wordt door de AGD bepaald. In elk geval heeft betrokkene, of zijn rechthebbenden, na zijn overlijden ingevolge het ongeval, recht op een speciale rente overeenkomstig zijn erkend invaliditeitspercentage. 4) Rente in geval van blijvende invaliditeit VASTSTELLING VAN HET PERCENTAGE INVALIDITEIT Het percentage van blijvende invaliditeit wordt bepaald door de geneesheren van de AGD. Deze vaststelling wordt ‘consolidatie’ genoemd. Het ogenblik ervan wordt volledig vrij door de AGD-geneesheer vastgesteld en dit wanneer deze geen wijziging in de medische toestand van de getroffene meer verwacht. VASTSTELLING VAN DE RENTE Zodra het percentage van de blijvende invaliditeit bepaald is, wordt aan de getroffene de uitkering van een rente voorgesteld op basis van de formule: jaarwedde percentage invaliditeit. Sedert 01.01.1986 wordt voor de berekening van de rente (en het kapitaal) de maximumjaarwedde beperkt tot 776 130 fr. aan 100 %, geactualiseerd betekent dit A 21 257,87 (2003). Op basis van alle gegevens maakt het Departement Onderwijs een voorstel op, dat ‘voor akkoord’ ter ondertekening wordt overgemaakt aan de getroffene. Verleent deze zijn akkoord, dan wordt het voorstel in een ministerieel besluit verwerkt. Nadien gebeurt de uitbetaling, met terugwerkende kracht vanaf de maand van de consolidatie. Indien de invaliditeit minder dan 10 % bedraagt wordt de overeenkomstige rente vooraf verminderd met 50 % bij een invaliditeit beneden de 5 % en met 25 % in geval van blijvende arbeidsongeschiktheid van minstens 5 %. Deze vermindering geldt niet voor de renten toegekend ingevolge een arbeidsongeval overkomen voor 01.04.1986. Deze renten worden volledig uitbetaald, zoals die voor een invaliditeit van 10 % of meer. Sedert 01.09.1986 worden alle uitkeringen voor een invaliditeit lager dan 10 % blijvend in renten betaald. Er is geen mogelijkheid van omzetting in kapitaal. De uitbetaling gebeurt jaarlijks in de loop van het vierde kwartaal.
Bij een invaliditeit van 10 % of meer, kan op vraag van de betrokkene, en ten vroegste na afloop van de herzieningstermijn, maximum één derde van de rente omgezet worden in een eenmalig kapitaal. AFHOUDINGEN EN INDEXERING Op de renten worden geen RSZ-bijdragen afgehouden. Er dient ook geen bedrijfsvoorheffing te worden betaald indien er voor het slachtoffer van het arbeidsongeval geen sprake is van een inkomensverlies. Ze zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer. Renten die wegens een arbeidsongeval of beroepsziekte worden uitgekeerd aan personen met een invaliditeitsgraad van 20 % en minder zijn niet belastbaar. Indien de invaliditeitsgraad groter is dan 20 %, wordt het gedeelte van de rente dat overeenkomt met een invaliditeitsgraad van 20 % van belasting vrijgesteld. Op het overige gedeelte wordt er in principe belasting geheven. Als de betrokkene echter kan aantonen dat een groter gedeelte van de rente wordt toegekend als compensatie voor de invaliditeit en geen vermeerdering is van het arbeidsinkomen, dan wordt ook dit gedeelte vrijgesteld van belasting. HERZIENING Een aanvraag tot herziening van de vergoedingen mag worden ingediend op grond van een verergering of van een vermindering van de gebrekkigheid van de getroffene of wegens overlijden te wijten aan de gevolgen van het ongeval. De aanvraag moet gebeuren binnen drie jaar te rekenen van de ministeriële beslissing tot vaststelling van de vergoedingen of van het eindvonnis. De herziening heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op het indienen van de aanvraag. De gerechtigde moet zijn aanvraag tot herziening, vergezeld van al de bewijsstukken, met een bij de post aangetekende brief, richten aan het Departement Onderwijs. Indien geen herziening werd aangevraagd wordt de getroffene uiterlijk zes maanden voor het einde van de herzieningstermijn opgeroepen door de AGD voor een evaluatie van de letsels en met het oog op een eventuele herziening op verzoek van het Departement Onderwijs. Ingeval de getroffene zich zonder geldige reden binnen die termijn niet aanmeldt bij de Administratieve Gezondheidsdienst, wordt de uitkering van de vergoedingen en de renten geschorst. CUMULATIE De rente kan worden gecumuleerd met de bezoldiging of met het pensioen. De getroffene oefent verder zijn ambt uit: de rente wordt dan beperkt tot 25 % van de laatste brutojaarbezoldiging. De getroffene kan zijn ambt niet meer uitoefenen maar aanvaardt een andere functie (met lagere bezoldiging): het personeelslid behoudt de bezoldiging die hij had op het ogenblik van het ongeval, verhoogd met de rente, zonodig beperkt tot 25 %. De getroffene wordt definitief ongeschikt verklaard en wordt op pensioen gesteld: het pensioen, berekend volgens de normale regels, wordt verhoogd
met de rente, zonder dat beide samen de laatste activiteitswedde mogen overschrijden. Nochtans kunnen beide worden gecumuleerd tot 150 % van de laatste activiteitswedde indien de gepensioneerde de bestendige hulp van een derde persoon nodig heeft. De rente kan niet worden gecumuleerd met andere gemeenrechtelijke vergoedingen voor dezelfde invaliditeit. Bij een arbeidsongeval of een ongeval naar of van het werk, waarvoor een derde aansprakelijk is, heeft het slachtoffer de mogelijkheid zich tot die derde of diens verzekering te wenden, om vergoeding te bekomen voor de geleden schade. De aldus bekomen vergoeding kan niet worden gecumuleerd met de vergoedingen, voorzien door de arbeidsongevallenwetgeving, doch zal in mindering worden gebracht op deze vergoedingen. 5) Morele schade, schade aan goederen en esthetische schade Morele schade, schade aan goederen en esthetische schade worden niet vergoed. De kosten veroorzaakt door het breken van een bril of van andere apparaten die als het ware een wezenlijk deel van het lichaam uitmaken, worden echter wel vergoed, zelfs indien de getroffene geen eigenlijk lichamelijk letsel opliep. Verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid naar aanleiding van een arbeidsongeval, of een ongeval op de weg naar of van het werk De reglementering is grotendeels gelijklopend met die voor het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid. Een verschilpunt is dat dit verlof voor langer dan 90 dagen kan aangevraagd worden. Het verlof kan opgenomen worden volgens een door de AGD voorgestelde verdeling van de normale opdrachtduur. De betrokkene moet evenwel ten minste de helft van de normale duur van een ambt met volledige prestaties volbrengen. De afwezigheidsperiodes worden gelijkgesteld met dienstactiviteit en worden niet als ziekteverlof aangerekend. De weddentoelage is dezelfde als die die het personeelslid ontving voor het ongeval. De rechtverkrijgenden van een overleden slachtoffer 1) Vergoeding begrafeniskosten De vergoeding wegens begrafeniskosten wordt betaald door het departement waartoe de getroffene behoorde. Indien de getroffene een pensioen heeft genoten ten laste van de Schatkist, wordt de vergoeding betaald door de Administratie Pensioenen. Deze vergoeding bedraagt het brutobedrag van de laatste verkregen maandwedde, met een maximum dat jaarlijks verandert . 2) Lijfrente voor de rechthebbenden ECHTGENOTE Indien het ongeval het overlijden van de getroffene tot gevolg heeft gehad, wordt een rente gelijk aan 30 % van de jaarlijkse bezoldiging toegekend.
Het bedrag van de jaarlijkse bezoldiging is sedert 01.01.1986 geplafonneerd op 776 130 fr. aan 100 %, geactualiseerd betekent dit A 25 386,29 (01.02.2002)): – aan de echtgenote die op het tijdstip van het ongeval noch uit de echt noch van tafel en bed is gescheiden; – aan de echtgenote die op het tijdstip van het overlijden van de getroffene noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden is op voorwaarde dat: – het huwelijk gesloten na het ongeval of na de vaststelling van de beroepsziekte ten minste één jaar voor het overlijden van de getroffene plaats vond; of – uit het huwelijk een kind is geboren; of – bij het overlijden een kind ten laste was waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving. De overlevende die uit de echt of van tafel en bed gescheiden is en die een wettelijk of conventioneel onderhoudsgeld ontving ten laste van de getroffene heeft eveneens recht op rente zonder dat die rente meer mag bedragen dan het onderhoudsgeld. KINDEREN Indien het ongeval of de beroepsziekte het overlijden van de getroffene tot gevolg heeft gehad, hebben de kinderen, halve wezen, recht op een tijdelijke rente die voor ieder kind gelijk is aan 15 % van de bezoldiging zonder dat het totaal 45 % van die bezoldiging mag overschrijden. De kinderen die wees zijn van vader en moeder, ontvangen een rente die voor ieder kind gelijk is aan 20 % van de jaarlijkse bezoldiging zonder dat het totaal 60 % van die bezoldiging mag overschrijden. Indien er meer dan drie kinderen zijn, wordt het bedrag van 15 % of van 20 % voor ieder kind verminderd door het te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan 3 en de noemer gelijk aan het aantal kinderen. De kinderen hebben recht op de rente zolang zij gerechtigd zijn op kinderbijslag en alleszins tot hun 18 jaar. De rente is verschuldigd tot op het einde van de maand waarin het recht vervalt. ANDERE RECHTHEBBENDEN Opdat de ouders, kleinkinderen, broers en zusters recht zouden hebben op een lijfrente, is vereist dat zij rechtstreeks voordeel haalden uit de inkomsten van het slachtoffer. Dit wordt verondersteld indien ze onder hetzelfde dak woonden. Geschillen en verjaring Alle betwistingen met betrekking tot arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar of van het werk en beroepsziekten in de overheidssector, met inbegrip van de betwistingen betreffende de vaststelling van het percentage van blijvende invaliditeit, kunnen voor de arbeidsrechtbanken gebracht worden. Bijzonder voor laatstgenoemde betwistingen wordt thans aanvaard dat een vordering kan worden ingesteld voor, tijdens of na de beroepsprocedure
bij de AGD. Vorderingen kunnen slechts ingesteld worden gedurende drie jaar, te rekenen vanaf het ongeval. Deze termijn kan worden geschorst of hernieuwd, dit laatste onder andere door een ter post aangetekende brief aan het Departement Onderwijs. SCHOOLSE EN BUITENSCHOOLSE ACTIVITEITEN Activiteiten in verband met de opdracht maar buiten de normale opdracht en/of uren Naast de ongevallen tijdens of door de normale opdracht op school, worden ook ongevallen tijdens of door andere opdrachten of activiteiten in verband met de school als arbeidsongeval erkend. De toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving wordt aldus ook erkend bij een ongeval overkomen tijdens de hierna opgesomde activiteiten, tijdens activiteiten die met de opgesomde activiteiten in rechtstreeks verband staan en bij een ongeval overkomen op de heen- of terugweg tussen de woonplaats van de getroffene of de school en de plaats van die activiteiten. Bovendien moet voor de erkenning als arbeidsongeval van hogervermelde ongevallen door de juridische dienst van het Departement Onderwijs uit de aangifte en toegevoegde stukken blijken dat de activiteit effectief gevolgd of uitgeoefend werd en dit in opdracht of organisatie van de schooldirectie of met haar goedkeuring. Derhalve is het ten zeerste aanbevolen dat de uitnodiging en/of opdracht of goedkeuring voor dergelijke activiteiten vanwege de schooldirectie schriftelijk wordt medegedeeld aan de betrokken personeelsleden. Voorbeelden – Stages, recyclage- en bijscholingscursussen, pedagogische studiedagen en didactische bezoeken (in binnen- en buitenland). – Begeleiding van school- en studiereizen, didactische uitstappen, pedagogische examens, bos-, zee- en sneeuwklassen, al of niet op schooldagen. – Leiding van sport- en andere activiteiten, en activiteiten ingericht door onder andere het BLOSO, ook tijdens de verlofperiodes en/of in het buitenland. Hiertoe is vereist dat bij deze activiteiten leerlingen betrokken zijn en dat zij plaatsgrijpen met goedkeuring van de schooldirectie en in het kader van activiteiten die rechtstreeks met de school verband houden. Ongevallen van personeelsleden tijdens sportactiviteiten waarbij geen leerlingen betrokken zijn, worden dus niet als arbeidsongeval erkend. – De gewone schoolse activiteiten zoals: – toezicht voor de aanvang der lessen; – toezicht tijdens de middagpauze; – toezicht tijdens de avondstudie; – toezicht in de schoolbus (ophaaldienst); – naschools toezicht; – bezoek aan zwembad tijdens lesuren; – personeelsvergadering;
– oudervergaderingen; – vergaderingen ingericht door de (diocesane) inspectie; – vergaderingen betreffende testproeven en prognosekeuze der leerlingen; – begeleiding van leerlingen naar het CLB en terug; – vergadering van ondernemingsraden. Deze opsomming is niet limitatief. – Inhaallessen. – Begeleiding van vakantiekolonies in binnen- en buitenland. – Deelname aan niet-schoolse activiteiten, in opdracht van de schooldirectie. Hiermee zijn activiteiten bedoeld die niet rechtstreeks in verband staan met het lesgeven, die buiten de normale lesuren plaatsgrijpen en/of buiten de schoolgebouwen: bijvoorbeeld bals, fancy-fairs, ... Ongevallen overkomen in omstandigheden van plaats en tijd, die volledig vreemd zijn aan de uitvoering van de opdracht, worden niet als arbeidsongeval erkend. Tijdelijken tijdens de zomervakantie Alle bepalingen inzake de toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving zijn van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die op de dag van het ongeval weddentoelage genieten. Nochtans worden ongevallen van tijdelijke personeelsleden bij prestaties tijdens de zomervakantie als arbeidsongevallen beschouwd wanneer bedoelde personeelsleden gedurende het hele voorgaande schooljaar met een volledige opdracht waren belast. Voor tijdelijke personeelsleden, die geen volledige opdracht hadden of niet gedurende het hele voorgaande schooljaar met een opdracht waren belast, geldt volgende regeling: – het tijdelijk bestuurs- en onderwijzend personeel, dat gedurende een bepaalde periode met een volledige opdracht presteerde, heeft, per 5 kalenderdagen van de tewerkstellingsperiode, recht op 1 dag, gesitueerd in de zomervakantie, gedurende dewelke de arbeidsongevallenwetgeving van toepassing is. Het inrichtingshoofd bepaalt vrij wanneer de berekende dagen dienen gepresteerd te worden; – het tijdelijk bestuurs- en onderwijzend personeel dat geen volledige opdracht had gedurende het voorgaande schooljaar valt niet onder toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving tijdens de zomervakantie; – op voormelde regeling wordt uitzondering gemaakt met betrekking tot toelatingsexamens, herexamens en stages van leerlingen, voorzien in de verlofperiode. Het tijdelijk bestuurs- en onderwijzend personeel belast met deze activiteiten valt tijdens deze examens en stages steeds onder de toepassing van de Arbeidsongevallenwet; – het tijdelijk opvoedend hulppersoneel valt, voor prestaties tijdens de zomervakantie steeds onder de toepassing van de Arbeidsongevallenwet. Tijdelijke personeelsleden die het vorig schooljaar in dienst waren in het
gesubsidieerd onderwijs, vallen onder de toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving, indien zij worden opgeroepen bij het begin van het nieuwe schooljaar voor het afnemen van toelatings- en herexamens alsook voor deelneming aan deliberaties. In andere gevallen doen personeelsleden die tijdens de vakantie na een uitdiensttreding toch iets willen (moeten) doen voor de school, er best aan de inrichtende macht te vragen om voor de betreffende periode voor hen een verzekering arbeidsongevallen af te sluiten. Opdrachten in het buitenland Bepaalde categorieën van personeelsleden zijn, in hoofde van hun opdracht, opgeroepen om in het buitenland te vertoeven. De arbeidsongevallenwetgeving is op deze personeelsleden van toepassing bij ongeval tijdens activiteiten die rechtstreeks verband houden met de opdracht. Ongevallen overkomen in omstandigheden van plaats en tijd, die volledig vreemd zijn aan de uitvoering van de opdracht, worden niet als arbeidsongeval erkend. ANDERE ONGEVALLEN Aangifte Ongevallen buiten dienstverband dienen slechts te worden aangegeven indien een derde zou kunnen worden aansprakelijk gesteld. Ongevallen buiten dienstverband, die zich zouden voordoen tijdens sportwedstrijden, moeten niet worden aangegeven, behalve wanneer zou blijken dat er opzet of kwaadwilligheid vanwege de medespeler(s) bij betrokken is. De ongevallen overkomen aan de betrokken personeelsleden waarvoor een derde aansprakelijk zou kunnen worden gesteld, doch die niet kunnen worden beschouwd als arbeidsongeval of ongeval op de weg van of naar het werk, moeten aangegeven worden, indien ze een afwezigheid met zich meebrengen. Daartoe dient het slachtoffer zelf of een naast familielid het inrichtingshoofd onmiddellijk van het ongeval op de hoogte te brengen. Dit kan schriftelijk of telefonisch gebeuren. Het inrichtingshoofd dient binnen 48 uren, nadat het van het ongeval op de hoogte werd gebracht, het aangifteformulier BD-1 degelijk ingevuld en in tweevoud over te maken aan het Departement Onderwijs. Subrogatieverklaring De reglementering betreffende de verloven wegens ziekte, bevalling, borstvoeding en voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het opvoedend hulppersoneel bepalen dat een personeelslid wiens afwezigheid wordt veroorzaakt door een ongeval waarvan een derde de schuld draagt, enkel zijn activiteitswedde zal ontvangen op voorwaarde dat hij aan de Staat indeplaatsstelling verleent in zijn rechten tegen degene die het ongeval
heeft veroorzaakt, tot beloop van de door de Staat gestorte som. Het slachtoffer dient dus eveneens een verklaring BD-3-V in tweevoud in te vullen waarbij het de Belgische Staat in zijn rechten tegen de verantwoordelijke derde laat treden tot beloop van de sommen die deze tijdens zijn afwezigheid als wedde en toelagen heeft betaald. De formulieren van subrogatieverklaring zullen eveneens door het schoolbestuur ter beschikking gesteld worden van de getroffene, die 1 exemplaar zo snel mogelijk behoorlijk ingevuld en ondertekend dient over te maken aan het Departement Onderwijs, samen met de verbintenisverklaring. Het aangifteformulier BD-1 dient ingevuld en ondertekend te worden door het inrichtingshoofd van het betrokken personeelslid. Algemene opmerking Het is aangeraden van ieder ongeval, waarbij de verantwoordelijkheid van een derde zou kunnen betrokken zijn, aangifte te doen bij politie of rijkswacht, teneinde eventuele betwistingen met de derde of diens verzekering in de mate van het mogelijke te vermijden.