Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie
Arbeidsinspectie
Arbeid door jongeren over de arbeidsomstandigheden en arbeidstijden van werkende jongeren onder 18 jaar
DECEMBER 2001
drs. S.A. Winkelhuis
INHOUDSOPGAVE
BLZ.
SAMENVATTING
I t/m VIII
1
INLEIDING
3
2
WERKENDE JONGEREN IN NEDERLAND
5
2.1 2.2
5
3
4
8
OPZET VAN HET ONDERZOEK
11
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Afbakening van de doelgroep Methode van onderzoek Onderzoekspopulatie Werkzaamheden Belangrijkste resultaten en vergelijking met het vorige onderzoek
11 12 12 15 16
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN: RISICO’S VAN HET WERK EN DE MAATREGELEN DAARTEGEN
17
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
5
Statistische gegevens over werkende jongeren Regelgeving
Risico’s van het werk Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI & E) Voorlichting en onderricht Persoonlijke beschermingsmiddelen Deskundig toezicht Gevaarlijke en verboden werkzaamheden Belangrijkste bevindingen en vergelijking met het vorige onderzoek
17 19 21 22 23 25 26
WERKTIJDEN
28
5.1 5.2 5.3
28 29 32
Arbeidstijden van jeugdige werknemers Naleving van de arbeids- en rusttijden Belangrijkste bevindingen en vergelijking met het vorige onderzoek
6
OVERTREDINGEN EN ONDERNOMEN ACTIES VAN ARBEIDSINSPECTIE
29
6.1 6.2
34
Overtredingen Ingezette handhavingsinstrumenten
BIJLAGEN: Bijlage I: Bijlage II: Bijlage III:
LITERATUURLIJST
34
Arbeid door jongeren
SAMENVATTING I
Vervolgonderzoek op onderzoek jeugdigen in 1998
In deze rapportage worden de resultaten weergegeven van een onderzoek naar jongeren onder de 18 jaar die een bijbaan hebben. Meer specifiek betreft het een onderzoek naar de toepasbaarheid van de regelgeving die voor deze jongeren geldt. In de meeste gevallen gaat het over jongeren die naast school een baantje hebben en een enkele keer betreft het jongeren die niet meer naar school gaan. In 1998 is er een onderzoek gedaan naar het werk van jongeren van 16 en 17 jaar. Het huidige onderzoek, gehouden eind 2000 tot begin 2001, is een vervolg op dit onderzoek uit 1998. Een belangrijk verschil met het vorige onderzoek is dat de onderzoeksgroep van werkende jongeren is uitgebreid met jongeren onder de 16 jaar. In dit onderzoek wordt beschreven wat de Arbeidsinspectie in bedrijven heeft geconstateerd ten aanzien van de arbeidssituatie van jongeren. Naast de werkgevers zijn ook de jongeren die werkzaam zijn in de bedrijven zelf ondervraagd. Dit is gebeurd middels een anonieme schriftelijke enquête. Daaraan hebben 507 jongeren meegewerkt aan de enquête.
II
De onderzochte bedrijven
In het kader van het onderzoek zijn 481 bedrijven in de horeca en detailhandel bezocht. Deze hebben 4 of meer werknemers in dienst. In 358 bedrijven (74%) zijn jongeren werkzaam. Met name in de bezochte grote bedrijven zijn relatief vaak jongeren werkzaam. In de bezochte bedrijven in de detailhandel werken in verhouding vaker jongeren dan in de horecabedrijven. In het verdere onderzoek zijn de bedrijven zonder jongeren buiten beschouwing gelaten. Percentages zijn gebaseerd op bedrijven met jongeren in dienst (totaal 358 bedrijven).
I
Arbeid door jongeren
Figuur I
Bezochte bedrijven naar sector en grootteklasse (N=358)
detailhandel (excl. supermarkten) N=86
100 of meer werknemers N=69
<10 werknemers N=60
horeca N=102
10 t/m 99 werknemers N=229 supermarkten N=170
In totaal zijn er meer dan 5400 werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam in de bezochte bedrijven. Ze zijn in loondienst of werkzaam als uitzendkracht en niet als leerling of stagiair. De bedrijven hebben in totaal ruim 24500 werknemers in loondienst, waarvan 5400 jongeren (22%). Er werken gemiddeld 15 jongeren in een bedrijf. In de detailhandel werken per bedrijf gemiddeld meer jongeren dan in de horeca.
III
Arbeidsomstandigheden
Risico’s Aan de werkgevers zelf, de daar werkende jongeren en de inspecteurs van de Arbeidsinspectie is gevraagd of het werk dat jongeren verrichten ook bepaalde gevaren met zich meebrengt. Uit de enquête onder de jongeren blijkt dat 3% van de jongeren gevaren ondervindt op de werkvloer. Een enkele jongere noemt het gevaar van staan op kratjes en het werken met snijmachines. De werkgevers en de inspecteurs zien meer risico’s en gevaren. 38% van de werkgevers vindt dat jongeren bij het werk bepaalde risico’s lopen, de inspecteurs van de arbeidsinspectie vinden dit in 54% van de bedrijven. Over de verschillende soorten gevaar zijn de werkgever en de inspecteur het vaak eens. In de figuren IIa en IIb is weergegeven in hoeveel procent van de bedrijven werkgevers en inspecteurs bepaalde gevaren zien bij de werkzaamheden van jongeren.
II
Arbeid door jongeren
Figuur IIa % bedrijven met gevaren volgens de werkgevers zelf 40%
38%
35%
30%
25% 20%
2000
20%
1998
17%
16% 15%
11% 9%
10%
5%
3% 1%
0% tillen
totaal uitglijden gevaarlijke stoffen/gassen
snijden/zagen
brandwonden
intimidatie
en geweld
risico voor agressie risico voor seksuele
Figuur IIb % bedrijven met risico's volgens de inspecteur 60% 54% 50%
40% 40%
2000 30%
1998
25% 21% 20%
17%
17%
16%
12% 10%
9% 3%
4% 5% 0%
0%
0%
0% totaal
risico voor agressie en geweld
risico voor seksuele intimidatie
brandwonden
uitglijden
gevaarlijke stoffen/gassen
tillen
snijden/zagen
0%
In verhouding met 1998 zijn er in 2000 meer werkgevers die zich bewust zijn van gevaren voor jongeren in bedrijven. In 1998 werden bepaalde gevaren, zoals agressie en geweld en seksuele intimidatie niet genoemd. Dit is te verklaren doordat in het huidige onderzoek, in
III
Arbeid door jongeren
tegenstelling tot het vorige onderzoek, deze gevaren in het gesprek met de werkgever bewust aan de orde zijn gesteld door de inspecteur. Het meest genoemd door werkgevers en inspecteurs is risico voor agressie en geweld. Inspecteurs zien verder vaker risico voor seksuele intimidatie dan werkgevers. Overige gevaren zijn met name snij- en tilgevaren. Gevaren worden het meest gesignaleerd in supermarkten en in grote bedrijven. In het vorige onderzoek werden meer gevaren geconstateerd in de horeca en in alle grootteklassen evenveel.
Risico-Inventarisatie en -Evaluatie Een RI & E is verplicht voor ieder bedrijf. Daarnaast is het voor ieder bedrijf met jongeren in dienst verplicht om in de RI & E aandacht te besteden aan die jongeren. Dit is verplicht, ook als er geen knelpunten zijn ten aanzien van het werk van jongeren. In figuur III is te zien in hoeverre bedrijven een RI & E hebben en in hoeverre er in bedrijven met een RI&E aandacht wordt besteed aan jongeren.
Figuur III
RI & E en aandacht voor jongeren
geen RI&E (of alleen opdracht gegeven aan ARBO-dienst) 24%
RI&E met aandacht jongeren 38%
RI&E geen aandacht jongeren, wel knelpunten 9%
RI&E geen aandacht jongeren, geen knelpunten 29%
In het huidige onderzoek heeft 64% van de werkgevers een RI & E, terwijl in het vorige onderzoek 43% van de bedrijven een RI & E had. 36% van de bedrijven heeft geen RI & E heeft en dus ook geen aandacht besteed aan de arbeid van de jongeren die in het bedrijf werken. Hiermee overtreden deze bedrijven de wet. Verder heeft 32% van de bedrijven (8% plus 24%) weliswaar een RI & E, maar daarin wordt geen aandacht besteed aan jongeren, terwijl dit wel verplicht is. Ook deze bedrijven overtreden hiermee de wet. Van alle bedrijven met jongeren heeft 32% een RI & E met daarin aandacht voor arbeid door jongeren. Zij voldoen hiermee aan de verplichtingen van de wet.
IV
Arbeid door jongeren
Voorlichting en onderricht/deskundig toezicht, mening werkgever en werknemer Vrijwel alle werkgevers zeggen voorlichting en onderricht (97%) te geven aan de werkende jongeren. Ook zeggen bijna alle werkgevers deskundig toezicht te houden op de arbeid van jongeren (99%). In de figuren IVa en IVb wordt weergegeven dat de werkende jongeren het niet altijd eens zijn met hun werkgever op deze punten.
Figuur IVa
Voorlichting en onderricht volgens werkgever en werknemer
voorlichting volgens werkgever, maar niet volgens de jongeren die er werken 20%
voorlichting volgens werkgever en alle jongeren die er werken 25%
voorlichting volgens werkgever, niet volgens een deel van de jongeren die er werken, wel volgens de rest van de jongeren die er werken 55%
V
Arbeid door jongeren
Figuur IVb
Deskundig toezicht volgens werkgever en werknemer
deskundig toezicht volgens werkgever en alle jongeren die er werken 23%
deskundig toezicht volgens werkgever, maar niet volgens de werknemers 24%
deskundig toezicht volgens werkgever, en volgens een deel van de jongeren die er werken, niet volgens de rest 53%
Gevaarlijk werk In diverse bedrijven zijn werksituaties aangetroffen die verboden zijn voor jongeren. Met name in supermarkten zijn kinderen van 13 en 14 jaar aangetroffen die zonder deskundig toezicht werken. Verder zijn er 15-jarigen aangetroffen die kassa-arbeid verrichtten, een werkzaamheid die op deze leeftijd niet is toegestaan. In een aantal bedrijven werkten 15jarigen met een papierpers of verrichtten machinaal inpakwerk. Ten slotte zijn er 16- en 17-jarige werknemers aangetroffen die zonder toezicht werkzaamheden verrichtten, die ze alleen zouden mogen doen onder deskundig toezicht.
IV
Arbeidstijden
Werknemers Uit de enquête die onder de werkende jongeren is gehouden blijkt dat ze gemiddeld 9 uur per week werken. Bij het bepalen van het maximaal aantal uren dat jongeren mogen werken per week, moet volgens de wet ook het aantal uren dat een jongere naar school gaat worden meegeteld. Wanneer de tijd die ze naar school gaan wordt bijgeteld bij het aantal uren dat ze werken, heeft 31% van de jongeren een werkweek van langer dan 40 uur. Dit is vergelijkbaar met de uitkomst van het vorige onderzoek. Deze lange werkweken komen met name voor onder jongeren die werken in grote bedrijven (meer dan 100 werknemers) en in de horeca. 10% van de jongeren heeft een werkweek van meer dan 45 uur. De lange werkweken komen bij alle leeftijdscategorieën voor.
VI
Arbeid door jongeren
VII
Arbeid door jongeren
Figuur V
Werkweken van de geënquêteerde jongeren: optelling van school- en werkuren schooltijd&werktijd > 40 uur 21%
schooltijd&werktijd > 45 uur 10%
schooltijd&werktijd <= 40 uur 69%
Werkgevers Door de arbeidsinspecteurs zijn de arbeidstijden van de jongeren in de bedrijven gecontroleerd. De regels voor arbeidstijden verschillen naar leeftijd. Per leeftijdscategorie zijn het dan ook verschillende overtredingen, die het meest voorkomen. De meeste overtredingen onder 13- en 14-jarigen zijn: • op een doordeweekse schooldag werken • meer dan 6 uur werken op een niet-schooldag • het minder dan 14 uur rust per 24 uur rust hebben (of geen rust tussen 19.00 en 08.00 uur) De meeste overtredingen onder 15-jarigen zijn: • het minder dan 12 uur rust per 24 uur hebben (of geen rust tussen 19.00 en 07.00 uur) • meer dan 2 uur werken op een schooldag De meeste overtredingen onder 16- en 17-jarigen zijn: • inclusief schooltijd langer dan 9 uur op een dag werken • in het weekend zowel op zaterdag als op zondag werken • de werkgever telt de schooltijd niet mee bij het bepalen van de arbeidstijd
VIII
Arbeid door jongeren
IV
Overtredingen
Door de Arbeidsinspectie zijn tijdens de eerste bedrijfsbezoeken 779 overtredingen geconstateerd in 255 bedrijven. In 103 bedrijven (29%) zijn geen overtredingen ten aanzien van wet- en regelgeving voor jongeren aangetroffen (inclusief controle op het hebben van een RI & E). In figuur VI is weergegeven welke overtredingen met name zijn aangetroffen
Figuur VI
Meest voorkomende overtredingen in % van totaal aantal overtredingen
13-/14-jarigen verrichten voor hen verboden arbeid
2%
werk- en rusttijden van 13/14jarigen algemeen
2%
verboden arbeid door 15-jarigen
4%
werk- en rusttijden van 15jarigen algemeen
4%
15-jarigen niet minimaal 12 uur rust per 24 uur, incl. 19.00 -
7%
15-jarigen meer dan 2 uur op een schooldag, of meer dan 12
7%
16-en 17-jarigen meer dan 9 uur per dienst
4%
geen aandacht voor jongeren in RI&E
6%
ontbreken van een Plan van Aanpak
8%
ontbreken van een RI&E
18%
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
De overige 38% van de overtredingen zijn divers en vormen minder dan 2% ten opzichte van het totaal aantal overtredingen. Het gaat bijvoorbeeld om het ontbreken van persoonlijke beschermingsmiddelen, deskundig toezicht en deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming. Voor de overtredingen zijn in totaal ruim 700 waarschuwingen (ARBO- of ATWwaarschuwingen) uitgedeeld door de Arbeidsinspectie. Tijdens 24 bedrijfsbezoeken is proces-verbaal opgemaakt. Tegen 18 supermarkten is procesverbaal opgemaakt vanwege de werktijden van jongeren.
IX
Arbeid door jongeren
1
INLEIDING
Dit rapport is gebaseerd op een onderzoek naar jongeren1 onder de 18 jaar die een baan(tje) hebben. Voor het grootste deel gaat het om jongeren die naast school een baantje hebben, daarnaast is er een kleine minderheid die niet naar school gaat naast het werk. Volgens het Nationaal Scholierenonderzoek hebben jongeren steeds vaker bijbaantjes naast school. Ze besteden in toenemende mate zelf meer geld en zijn intensieve consumenten van amusementsprodukten en -diensten. Of jongeren negatieve gevolgen ondervinden van het werken naast hun school is niet bekend2. Feit blijft wel, dat er wettelijk regels zijn gesteld om de mogelijke negatieve gevolgen van werken naast school te beperken en arbeid voor werknemers jonger dan 18 jaar (qua fysieke en mentale belasting) veilig te laten zijn en niet beperkend voor hun welzijn. Extra aandacht voor jongeren is noodzakelijk omdat jongeren fysiek en geestelijk nog in ontwikkeling zijn en de arbeid bij moet dragen aan het leer- en vormingsproces van jeugdigen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2000). Naast de vanzelfsprekende verantwoordelijkheid van de jongere zelf en die van zijn of haar ouders, is de werkgever er op de werkvloer direct verantwoordelijk voor dat de jongere onder goede arbeidsomstandigheden werkt. In de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit en in de Arbeidstijdenwet zijn de mogelijkheden en beperkingen van kinderarbeid en jeugdarbeid bepaald. In 1998 is een onderzoek verricht door de Arbeidsinspectie naar het werk van jongeren van 16 en 17 jaar. Op dat moment was het onderzoek erop gericht om de naleving van het toen nieuwe ARBO-besluit (in 1997 ingegaan) te onderzoeken. Het huidige onderzoek is een vervolg op dit onderzoek uit 1998. De bevindingen uit het vorige onderzoek lieten zien dat het nodig is, om arbeid door jongeren te blijven volgen als Arbeidsinspectiedienst. In het vorige onderzoek is namelijk gebleken dat het in bedrijven nog te vaak ontbreekt aan voorlichting en instructie en deskundig toezicht. Werkzaamheden die onder toezicht toegestaan zijn, maar anders niet, werden toch verricht zonder toezicht, en in één geval was er sprake van verboden arbeid. Verder is er lang niet altijd duidelijkheid over de arbeidstijden, omdat werkgevers de schooltijden van de werkende jongeren niet meetellen. Dit onderzoek is een vervolgmeting op het onderzoek naar arbeid door jongeren in 1998. In de tussenliggende periode van ruim 2 jaar zijn er verschillende initiatieven genomen door beleidsmakers om de gecompliceerde wetgeving met betrekking tot jongeren en arbeid duidelijk over te brengen op de werkgevers en de jongeren, een voorbeeld hiervan is een lespakket dat speciaal voor jeugdigen is samengesteld. Er is een speciaal Arbo-informatieblad3 gericht op jongeren uitgegeven door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verder is er richting werkgevers (en speciaal ook naar uitzendbureau’s) informatie verstrekt over de wetgeving die geldt voor vakantiewerkers. 1
Wanneer in dit onderzoek over jongeren wordt gesproken, gaat het ten alle tijde om personen die jonger dan 18 jaar zijn. 2 Uit: ‘NIBUD’, 2001, ‘Nationaal Scholierenonderzoek 1999-2000’
1
Arbeid door jongeren
In december 2000 is het internationale ILO-Verdrag 182 betreffende de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid goedgekeurd door het parlement. Nederland houdt zich bezig met implementatie van dit ILO-verdrag. Arbeid door jongeren verdient verder aandacht vanwege de huidige arbeidsmarktkrapte. In bepaalde bedrijfssectoren vormen jongeren een deel van de beroepsbevolking dat gemakkelijk ingezet kan worden om personeelstekorten op te vullen. Dit neemt niet weg, dat arbeid door jongeren aan duidelijk grenzen gebonden is. In het tweede hoofdstuk van het rapport wordt een beeld gegeven van werkende jongeren in Nederland en de regelgeving die daarvoor bestaat. Het derde hoofdstuk gaat over de opzet en realisatie van het onderzoek. Het vierde en vijfde hoofdstuk geven de resultaten weer van de aangetroffen werksituaties van jongeren wat betreft arbeidsomstandigheden en arbeidstijden. Per hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek vergeleken met die uit het onderzoek in 1998. In het zesde hoofdstuk wordt ingegaan op de door de arbeidsinspectie aangetroffen overtredingen en de ondernomen acties daarop.
2
Arbeid door jongeren
2
WERKENDE JONGEREN IN NEDERLAND
Het is ongeveer bekend hoeveel jongeren er werken in Nederland, maar het exacte aantal is niet bekend. Dit wordt met name veroorzaakt door verschillen in gehanteerde definities. In sommige gevallen worden stagiaires en leerlingen bijvoorbeeld wel meegerekend als werkende jongeren, in andere gevallen niet. Verder is het onduidelijk of het gaat om vakantiewerk of om structurele bijbaantjes van jongeren. Tenslotte blijft ook de vraag of het enkel jongeren betreft die op formele wijze in een organisatie werken, of dat ook de zwartwerkende jongeren worden meegeteld.
2.1
Statistische gegevens over werkende jongeren
Ondanks het feit dat het moeilijk is totale aantallen te geven over jongere werknemers in Nederland, zijn er wel statistieken die een beter beeld geven over welk deel van de beroepsbevolking het gaat. Uit EBB4-gegevens blijkt dat 105.000 jongeren van 15 tot 18 in 2000 een vaste (bij)baan hebben. Zij vormen 1,5 % van de beroepsbevolking. 66.000 jongeren werken minder dan 12 uur en 39000 jongeren werken 12 uur of meer. Bij deze aantallen zijn alleen de jongeren meegenomen die een vast aantal uren per week werken en dus zijn nog niet meegenomen de oproepkrachten, uitzendkrachten en invalskrachten en andere flexibele krachten. Wanneer deze ook meegeteld worden, werken er volgens de EBBgegevens 247.000 jongeren onder de 18 jaar in Nederland in 2000,waarvan 177.000 minder dan 12 uur. Deze 247.000 15- tot en met 17-jarige jongeren vormen 3,5% van de beroepsbevolking. Naast deze gegevens over het aantal werkende jongeren is er informatie over de sectoren waarin jongeren met name werkzaam zijn. Dit indiceert mede in welke mate de economie in een sector (on)afhankelijk is van de werkzaamheden van jongeren. In de Arbomonitor 20005 is onderzocht of in bedrijven werknemers jonger dan 18 jaar in dienst zijn. In totaal blijkt uit dit onderzoek dat in 18% van alle bedrijven jongeren werken.
4
EBB-enquête: Enquête Beroepsbevolking, jaarlijks uitgevoerd door het CBS. Secundaire analyse op gegevens ARBO-monitor 2000. De percentages hebben betrekking op gewogen cijfers, en zijn als zodanig representatief voor het gehele Nederlandse bedrijfsleven. 5
3
Arbeid door jongeren
Tabel 2.1 Bedrijven met jongeren in dienst ten opzichte van alle bedrijven in de sector (secundaire analyse op gegevens ARBO-monitor 2000) Sector landbouw, visserij en delfstoffenwinning Industrie en nutsbedrijven Bouwnijverheid Reparatie en handel Horeca Vervoer, opslag en communicaitie Financiële instellingen Zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur Onderwijs Gezondheidszorg Overige dienstverlening Totaal
percentage bedrijven 34 % 11 % 18 % 26 % 42 % 3% 2% 2% 5% 3% 8% 23 % 18 %
Uit tabel 2.1 blijkt dat wanneer naar alle sectoren in de Nederlandse economie wordt gekeken er met name in de horeca, landbouw en de sector reparatie en handel (waaronder ook de supermarktbranche valt) relatief meer jongeren werken dan in andere sectoren6. Volgens het Nationaal Scholierenonderzoek van het NIBUD in 2000 zijn baantjes in een winkel en in de horeca 2 van de top-5 van meest voorkomende baantjes. Dit spreekt voor de opzet van dit onderzoek, waarin is gekozen voor het onderzoeken van de sectoren horeca en detailhandel. Dit zijn twee sectoren waarvan verwacht kan worden dat daar de meeste jongeren werken. Naast informatie over de sectoren waarin jongeren met name werken, is er ook informatie uit andere onderzoeken ook informatie over het soort werk dat jongeren binnen die sectoren verrichten. Uit de gegevens van de ARBO-monitor blijkt dat in ongeveer een kwart van de bedrijven waarin werknemers jonger dan 18 jaar met bijbanen aanwezig zijn, de werkzaamheden van deze groep bestaan uit bedienen, afwassen en/of andere keukenwerkzaamheden. Uit NIBUD-onderzoek volgt hetzelfde beeld van de bijbanen van jongeren.
2.2
Regelgeving
Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidstijdenwet De regelgeving op het gebied van arbeid door jongeren staat in de Arbeidstijdenwet, de daarop gebaseerde Nadere Regeling Kinderarbeid en de Arbeidsomstandighedenwet en het daarop gebaseerde Arbeidsomstandighedenbesluit. Daarnaast zijn er enkele bepalingen in de Bestrijdingsmiddelenwet en -besluit, het Besluit stralenbescherming kernenergiewet en de Drank- en Horecawet. 6
In deze rapportage zijn verschillen tussen percentages getoetst op significantie. Hierbij is een betrowubaarheid van 95% gehanteerd.
4
Arbeid door jongeren
Tijdens de bedrijfsbezoeken is de werkgevers gevraagd of ze op de hoogte zijn van de wetgeving op het gebied van arbeid door jongeren. 81% van de werkgevers met jongeren in dienst zegt op de hoogte te zijn van de wetgeving op het gebied van personen onder de 18 jaar (afkomstig uit de ATW en de ARBO-wet). Werkgevers van grotere bedrijven zeggen vaker op de hoogte te zijn van de wetgeving dan werkgevers van kleinere bedrijven (bedrijven met minder dan 10 werknemers: 63%, 10 tot 100 werknemers: 82%, 100 of meer werknemers: 91%). In het vorige onderzoek in 1998 zei 77% van de werkgevers op de hoogte te zijn van de wetgeving, minder dan in het huidige onderzoek. Op grond van artikel 233 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek worden als minderjarigen beschouwd personen die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt en niet gehuwd of geregistreerd zijn (geweest) of op grond van de wet meerderjarig zijn verklaard. In de ARBO-wet wordt een jeugdige werknemer gedefinieerd als iedere werknemer die jonger is dan 18 jaar. In de Arbeidstijdenwet wordt onderscheid gemaakt tussen ´kinderen´, die jonger dan 16 jaar zijn, en ´jeugdigen´ die 16 of 17 jaar zijn.Zowel een kind als een jeugdige die in het kader van de ATW toegestane arbeid verricht, wordt een jeugdige werknemer in de zin van de Arbowet en het Arbobesluit. Deze laatste twee zijn dus van toepassing op personen onder de 18 jaar. In principe is arbeid door personen onder de 16 jaar verboden. De Arbeidstijdenwet kent echter uitzonderingen op deze regel. De wet- en regelgeving ten aanzien van arbeid door personen jonger dan 18 jaar is erop gericht dat ten alle tijde geldt dat de veiligheid van het kind niet in gevaar mag komen en dat de arbeid geen nadelige invloed mag hebben op de lichamelijke of geestelijke ontwikkeling van de persoon. Ingevolge de ATW is arbeid voor personen beneden de 16 jaar in beginsel verboden. Voor kinderen vanaf 13 jaar kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Kinderen van 13 tot en met 15 jaar mogen binnen bepaalde grenzen niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard verrichten. In de ATW bestaat er ook nog onderscheid tussen regels voor 13- en 14-jarigen en daarnaast 15-jarigen. Naarmate de leeftijd hoger is, zijn de regels om te werken ruimer. Hoofdregels zijn de volgende: a. Tot en met 12 jaar mag geen arbeid worden verricht, tenzij het in het kader van een alternatieve sanctie gebeurt. b. Voor 13-,14- en 15-jarigen wordt onderscheid gemaakt tussen dagen dat ze naar school gaan en dagen dat ze dit niet doen. c. Personen van 16 en 17 jaar mogen werken, maar het mag hun schoolbezoek niet hinderen: ze zijn immers partieel leerplichtig. Voor deze leeftijdsgroep wordt geen onderscheid gemaakt tussen schooldagen en vrije dagen, maar de schooltijd moet worden meegeteld bij de arbeidsuren die op een dag en in een week worden gewerkt. Naast de algemene bepalingen uit de Arbowet zoals de algemene zorg voor veilig en gezond werken, de verplichting tot het maken van een Risico Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) en de verplichting tot het geven van voorlichting en onderricht, kent het Arbobesluit een aantal
5
Arbeid door jongeren
absolute verboden ten aanzien van werkzaamheden door personen onder de 18 jaar. Daarnaast zijn er bepaalde werkzaamheden, waaraan een verhoogd risico is verbonden, mogen door 16- en 17-jarigen uitsluitend onder deskundig toezicht worden verricht. Deze werkzaamheden zijn voor jongere personen in ieder geval verboden. In de Arbowet wordt deskundig toezicht omschreven. Een algemene stelregel is -met betrekking tot risicovolle werkzaamheden - dat werkzaamheden alleen verricht mogen worden door jeugdigen wanneer het deskundig toezicht daarop zodanig is georganiseerd dat de gevaren die daaraan zijn verbonden kunnen worden voorkomen7. Een ‘toezichthouder’ moet dus in de gaten houden of de jeugdige het werk goed doet, geen gevaar loopt en geen gevaarlijke situaties veroorzaakt. Diegene die toezicht houdt moet zelf zeer goed bekend zijn met het werk van de jeugdige. In het kader van de RI&E zijn in het Arbobesluit specifieke aandachtspunten opgenomen voor werkgevers die permanent of incidenteel jeugdigen in dienst hebben. In het Arbobesluit zijn soorten arbeid opgenomen, die vanwege hun aard of door de omstandigheden waaronder ze worden verricht, verwacht worden schadelijk te zijn voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid of de veiligheid van kinderen en daarom niet of slechts onder bepaalde voorwaarden door jeugdigen mogen worden verricht. In bijlage 3 is een lijst opgenomen met verboden werkzaamheden en werkzaamheden die slechts onder deskundig toezicht zijn toegestaan. CAO-bepalingen inzake arbeidsomstandigheden en arbeidstijden van kinderen en jeugdigen Het Arbobesluit en de ATW bieden een kader; een wettelijk minimum aan bescherming van de arbeid van kinderen en jeugdigen. Werkgevers en werknemers kunnen zelf aanvullende afspraken maken in bijvoorbeeld CAO’s. In een steekproef van 125 cao’s, waaronder ongeveer 4.300.000 werknemers vallen, is gekeken of er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het werk van kinderen en jeugdigen. In de steekproef zijn 6 CAO’s gevonden met bepalingen over arbeidsomstandigheden en in iets minder dan de helft van de CAO’s zijn bepalingen gevonden over jeugdigen en hun werktijden. De bepalingen van arbeidsomstandigheden gaan over het niet mogen werken met beschrijdingsmiddelen of giftige stoffen (2 CAO’s), geen machinale arbeid verrichten of niet mogen werken met bepaalde machines of het niet mogen werken bij heistellingen of in tanks (2 cao’s). In 3 van deze 6 cao’s zijn afspraken opgenomen over het doelmatig begeleiden van jeugdige werknemers. In de CAO’s over werktijden gaat het voornamelijk over afspraken die gemaakt zijn met betrekking tot partieel leerplichtingen. Het gaat om bepalingen over het naar evenredigheid verminderen van de normale arbeidstijd, het salaris en de vakantie-uren, conform de realtie die bestaat tussen de schooluren en arbeidsuren van 16- en 17-jarigen. Daarnaast is vaak afgesproken dat de jeugdige op de dag dat hij een onderwijsinstelling bezoekt of gedurende schoolvakanties, niet verplicht kan worden in de onderneming werkzaam te zijn. Verder komen er afspraken voor over overwerk.
7
6
Arbeidsinspectie (2001) Interne Instructie Arbeidsinspectie: Arbeid door kinderen en jeugdigen. Nota geschreven als handleiding voor inspecteurs. Vierde versie (juni 2001). Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Arbeidsinspectie, Den Haag.
Arbeid door jongeren
In dit onderzoek zijn de CAO’s van de horeca en de detailhandel. In de horeca-CAO staan verschillende soorten afspraken over het werk door jeugdigen. Het gaat om regelingen voor leerlingen in de horeca, jeugdlonen, vakantiedagen en praktijkovereenkomsten. In de detailhandel zijn minder afspraken aangetroffen. Het gaat met name om vakantieregelingen en lonen voor jeugdigen.
7
Arbeid door jongeren
3
OPZET EN REALISATIE VAN HET ONDERZOEK
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd, namelijk hoe de doelgroep is afgebakend en welke methode van onderzoek is toegepast. Verder wordt in de derde paragraaf van het hoofdstuk de onderzoekspopulatie beschreven.
3.1
Afbakening van de doelgroep
Uit onderzoek8 blijkt dat 22% van de 12-jarigen een bijbaantje heeft naast school, en 66% en 68% van de respectievelijk 16- en 17-jarigen. Toch is het aandeel in de beroepsbevolking van jeugdigen klein. Al eerder is vermeld dat uit EBB-gegevens blijkt dat werknemers jonger dan 18 jaar 1,5% van de beroepsbevolking vormen. De kans op het vinden van een bedrijf met kinderen en jeugdigen in dienst is dus gering, daarom is in dit onderzoek gericht gezocht naar sectoren waarin het waarschijnlijker is dat er kinderen en jeugdigen werken dan in andere sectoren. Het vorige onderzoek naar arbeid door jongeren heeft plaatsgevonden in bedrijven in de sectoren detailhandel en horeca. De keuze voor die sectoren werd gemaakt op grond van literatuuronderzoek en diverse informatiebronnen. Jongeren worden vooral gevonden in de detailhandel (winkels en supermarkten), de horeca en bij uitgeverijen en drukkerijen (met name als bezorgers van kranten en reclamedrukwerk). Deze laatste categorie, de krantenbezorgers, is vorige keer uit het onderzoek gelaten, omdat in 1998 een apart onderzoek naar krantenbezorgers werd verricht. Dit jaar zijn de krantenbezorgers wederom buiten het onderzoek gehouden, omwille van de vergelijkbaarheid met de resultaten uit het vorige onderzoek. Het onderzoek is verder beperkt door alleen bedrijven met 5 of meer werknemers te selecteren, omdat in de kleine bedrijven weinig jongeren werkzaam zullen zijn. Deze beperking is ook in het vorige onderzoek toegepast. Een belangrijk verschil met het vorige onderzoek is dat het zich dit jaar ook richt op de werknemers onder de 16 jaar, de kinderen van 13 tot en met 15. Dit onderzoek richt zich op werknemers van 13 tot en met 17 jaar die werken in een formele onderneming, ongeacht het aantal uren dat ze werkzaam zijn. Stagiaires en leerlingen worden echter niet in het onderzoek meegenomen. Voor deze groepen werknemers gelden namelijk andere wettelijke regels 9. Een ander verschil met het vorige onderzoek is het feit dat het vorige onderzoek een monitoronderzoek is geweest, en het huidige onderzoek een inspectie-onderzoek waarbij monitorgegevens worden verzameld. Bij het vorige monitoronderzoek is de werkgever gevraagd om informatie, en in het huidige onderzoek is daaraan toegevoegd dat de inspecteur 8
NIBUD, scholierenenquête 2000. Jongeren die stage lopen binnen een onderneming of werkzaam zijn binnen het leerlingstelsel mogen, binnen het kader van hun opleiding, werkzaamheden verrichten die voor hun werkende leeftijdgenoten verboden zijn of die hun leeftijdgenoten alleen onder adequaat toezicht mogen doen. 9
8
Arbeid door jongeren
zelf inspecteert, om vervolgens te kunnen bepalen of er eventueel gehandhaafd zou moeten worden. Het onderzoek is verricht in de periode van november 2000 tot en met februari 2001 en daardoor zijn er (vrijwel) geen vakantiewerkers in het onderzoek betrokken. Door de Arbeidsinspectie wordt naar deze groep jeugdige werknemers ieder jaar een apart onderzoek verricht in de zomermaanden10.
3.2
Methode van onderzoek
Het onderzoek naar de jongeren is gecombineerd met een Arbeidstijdenwet-onderzoek onder volwassenen, dat ook in de sectoren detailhandel en horeca gehouden werd. Tijdens de bedrijfsbezoeken werd dus het onderzoek naar jongeren gehouden en tegelijkertijd ook het onderzoek naar de naleving van de Arbeidstijdenwet voor volwassen werknemers. De vragenlijst die gebruikt is bij het onderzoek is een combinatie van beide onderzoeken. Bij het vorige jeugdigen onderzoek in 1998 is er van te voren telefonisch geënquêteerd om vooraf aan het bedrijfsbezoek zeker te weten dat er kinderen en/of jeugdigen werkzaam waren. Dat is dit jaar niet gebeurd. In iedere regio van de arbeidsinspectie zijn gemiddeld 100 bedrijven geselecteerd, die steekproefsgewijs getrokken zijn in de geselecteerde subsectoren onder detailhandel en horeca11. Als er in het geselecteerde bedrijf geen kinderen of jeugdigen werkzaam waren, kon evenwel het onderzoek naar de naleving van de Arbeidstijdenwet voor volwassen werknemers wel gehouden worden. Niet alleen de werkgever die de jeugdige werknemers in loondienst heeft, ook de jeugdige werknemers zelf zijn ondervraagd middels een anonieme schriftelijke enquête. Per bedrijf zijn maximaal 10 jongeren ondervraagd. Deze kinderen en jeugdigen hebben de vragenlijsten gekregen tijdens het bezoek, en hebben met behulp van een bijgevoegde antwoordenvelop de vragenlijst ingevuld teruggestuurd naar de Arbeidsinspectie.
3.3
Onderzoekspopulatie
Uiteindelijk zijn in het kader van dit gecombineerde project 481 bedrijven bezocht met 4 of meer werknemers, en in 358 (74%) bedrijven zijn kinderen en jeugdige werknemers aangetroffen. In de volgende tabel is te zien dat de kinderen met name gevonden zijn in de grotere bedrijven.
10
Het project vakantiewerk wordt sinds 1998 jaarlijks uitgevoerd door de arbeidsinspectie onder jeugdige werknemers in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar (publicaties: ‘vakantiewerk 1998’ ‘vakantiewerk 1999’, ‘vakantiewerk 2000’) 11 Zie voor een overzicht van de gerealiseerde steekproef bijlage 1
9
Arbeid door jongeren
Tabel 3.1
Bedrijven met werknemers onder de 18 jaar in dienst, naar grootte van het bedrijf Aantal met jongeren
< 10 wns 10 - 49 wns 50 -99 wns 100 of meer wns Totaal
60 126 103 69 358
Totaal aantal bezochte bedrijven 115 180 111 75 481
tov totaal aantal bezochte bedrijven 52 % 70 % 93 % 92 % 74 %
In de kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers zijn in de helft van de bezochte bedrijven jongeren aangetroffen. In de bedrijven met 50 tot 100 werknemers en in de nog grotere bedrijven zijn in respectievelijk 92% en 93% van de bedrijven jongeren aangetroffen. De meeste gevonden bedrijven met jongeren zijn middelgrote bedrijven met 10 tot 100 werknemers (126 bedrijven met jeugdige werknemers)12. In tabel 3.2 is te zien hoeveel kinderen en jeugdigen er werken in kleine dan wel grotere bedrijven . In deze tabel worden bij het percenteren alleen de bedrijven meegenomen, waarin jongeren werkzaam zijn (N=358). De percentages geven per leeftijdsgroep weer in welke grootteklassen de jongeren verhoudingsgewijs vaker of minder vaak aangetroffen zijn.
Tabel 3.2 leeftijdsgroep
13/14-jarigen 15-jarigen 16/17-jarigen totaal
Aantal kinderen aangetroffen in bedrijven van verschillende grootte grootte van de bedrijven in totaal aantal werknemers minder dan 10 10 tot 49 wns 50 tot 99 wns 100 of meer wns wns 7 20 86 113
4% 2% 2% 2%
33 171 563 767
17% 63 14% 458 14% 1381 14% 1902
32% 38% 34% 35%
95 544 1989 2628
48% 46% 49% 49%
totaal
198 1193 4019 5410
100% 100% 100% 100%
In de tabel is te zien, dat de meeste kinderen en jeugdige werknemers, waarover in dit rapport gesproken wordt, werkzaam zijn in grote bedrijven met 50 tot 100 werknemers en met name in de bedrijven die meer dan 100 werknemers in dienst hebben. Bijna 50 % van de kinderen en jeugdigen is afkomstig uit bedrijven met 100 of meer werknemers, dit geldt voor iedere leeftijdsgroep. Naar leeftijd vormen de 13- en 14-jarigen bijna 4% (198 van 5410) van het totaal aantal werkende jongeren, de 15-jarigen vormen 22% (1193van 5410) van alle werkende jongeren. De 16- en 17-jarigen vormen tenslotte 74% van alle werkende jongeren (4019 van 5410).
12
Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over de mate waarin kinderen en jeugdigen in grote dan wel kleine bedrijven werken: daarvoor is representatief onderzoek nodig, en in dit onderzoek is bewust gezocht naar bedrijven met kinderen en jeugdige werknemers.
10
Arbeid door jongeren
Sectoren In de volgende tabel is te zien hoe het aantal bedrijven met jongeren zich verhoudt tussen de verschillende onderzochte sectoren. In bijlage 2 staat gedetailleerder weergegeven om welke bedrijven het precies gaat.
Tabel 3.3 detailhandel horeca onbekend totaal
Bedrijven met 13- tot en met 17-jarigen in dienst (N=358) onderzoek in 2000-2001 aantal percentage 221 61 % 137 39 % 0 0% 358 100 %
aantal 199 174 4 377
onderzoek in 1998 percentage 53 % 46 % 1% 100 %
In totaal zijn er meer dan 5400 werknemers jonger dan 18 jaar aangetroffen, die in loondienst zijn bij een bedrijf of werkzaam als uitzendkracht en dus niet als leerling of stagiair. De onderzochte bedrijven hebben ruim 24500 werknemers in loondienst, waarvan 5400 jongeren (22%). Er werken gemiddeld 15 kinderen en jeugdigen in een bedrijf. In onderstaande tabel is te lezen in welke sectoren de jongeren aangetroffen worden.
Tabel 3.4
Kinderen en jeugdigen naar sectoren Horeca
13/14-jarigen 15-jarigen 16/17-jarigen Totaal
Aantal kinderen 22 (2%) 201 (20%) 773 (78%) 996 (100 %)
N 15 56 130 138
Detailhandel Aantal kinderen 176 (4%) 992 (22%) 3246 (74%) 4414 (100%)
N 51 163 210 220
78% van alle kinderen en jeugdige werknemers in de horeca zijn 16- en/of 17-jarigen (gemiddeld 6 16/17-jarigen in de bedrijven waar ze werkzaam zijn). 2% is 13 of 14 jaar. Ook in de detailhandel vormen de 13- en 14-jarigen een kleine groep (4%) tussen de overige jongere werknemers. Uit verdere analyses blijkt dat er in de horeca gemiddeld 7 kinderen en jeugdigen werken in bedrijven (aangetroffen in 138 bedrijven), ten opzichte van in totaal gemiddeld 50 werknemers per bedrijf. Het grote merendeel van de groep jeugdige werknemers in de detailhandelbedrijven wordt, net als in de horeca, gevormd door de groep 16/17-jarige werknemers (74%). Er werken gemiddeld 15 jeugdigen van de laatstgenoemde leeftijd in de detailhandel. Verder werken er in de detailhandel gemiddeld 20 kinderen en jeugdigen in de bedrijven in het onderzoek, ten opzichte van in totaal gemiddeld 80 werknemers per bedrijf. In de detailhandel werken gemiddeld relatief meer jeugdige werknemers (gemiddeld 20 op de 80, dus 25%) dan in de horeca (gemiddeld 7 op de 50, dus 14%). In het vorige onderzoek lag dit aandeel van jeugdigen ten opzichte van het totaal aantal werknemers gelijk in beide sectoren, namelijk 24%. Dit is te verklaren doordat in dit huidige
11
Arbeid door jongeren
onderzoek ook de jongere leeftijdsgroepen zijn meegenomen. Onder andere deze bevinding volgt uit tabel 3.5. Tabel 3.5
Bedrijven met kinderen en jeugdigen in dienst, naar leeftijd Totaal
leeftijdsgroep
Aantal bedrijven met werknemers in betreffende leeftijdsklasse
13/14-jarigen 15-jarigen 16/17-jarigen Totaal
66 219 340 358
Detailhandel
% tov totaal aantal bedrijven met jeugdige werknemers
18% 61% 95% 100%
Aantal bedrijven met werknemers in betreffende leeftijdsklasse
% tov totaal aantal bedrijven met jeugdige werknemers in sector
51 163 210 220
23% 74% 95% 100%
Horeca Aantal bedrijven met werknemers in betreffende leeftijdsklasse
% tov totaal aantal bedrijven met jeugdige werknemers in sector
15 56 130 138
11% 41% 94% 100%
In tabel 3.5 is te zien dat bijna alle bedrijven met jongeren in zowel de detailhandel als de horeca 16- en/of 17-jarigen in dienst hebben (95%/94%), al of niet in combinatie met jongere werknemers. In de detailhandel heeft bijna een kwart van de bedrijven met kinderen en jeugdigen in dienst kinderen van 13 en/of 14 jaar in dienst. In de horeca is het percentage bedrijven met kinderen in die leeftijdscategorie 11%. Jeugdige werknemers Er zijn 507 jeugdige werknemers die een vragenlijst hebben ingevuld en opgestuurd. Deze jeugdigen werken bij 11013 van de 358 onderzochte bedrijven met kinderen en jeugdigen in dienst (28 % van de geënquêteerde bedrijven met jeugdigen in dienst). Het gaat om 66 13- en 14-jarigen, 182 15-jarigen en 258 16- en 17-jarigen. De jongeren van 15 en 16 jaar vormen samen 74% van de geënquêteerden. Een meerderheid van de jongeren in het onderzoek is vrouw (57%). De overgrote meerderheid van de jeugdigen, dat wil zeggen bijna iedereen, gaat naar school (97 %). Van de jongeren die zelf meegewerkt hebben aan het onderzoek werkt 21 % in de horeca en 79 % in de detailhandel, waarvan 69% in een supermarkt. In totaal werkt 54% van de geënquêteerden in een supermarkt. Ongeveer 68% van de geënquêteerde jeugdigen werkt in de middelgrote en grote bedrijven (38% in bedrijven met 50 tot 100 werknemers, 30% in bedrijven met 100 of meer werknemers). Meer dan de helft van deze middelgrote en grote bedrijven zijn supermarkten. De jongeren in het onderzoek werken gemiddeld 9,4 uur per week, uiteenlopend van 2 tot 40 uur per week. 97% van de jongeren werkt 20 uur of minder. 1% (N=5 jeugdigen) werkt meer dan 35 uur. Drie van de jeugdigen uit laatstgenoemde groep zijn 16- en 17-jarigen die niet naar school gaan. De andere twee zijn schoolgaande 15-jarigen, die werken als cassière en in een houthandel.
13
12
In de overige bedrijven (258 ofwel 72% van de onderzochte bedrijven) is wel getracht de jeugdigen te enquêteren, maar de vragenlijsten zijn niet door de jeugdigen ingevuld en/of opgestuurd.
Arbeid door jongeren
3.4
Werkzaamheden
Totale groep jeugdigen 36% van alle geënquêteerde jongeren (totale groep N=48614) werkt als vakkenvuller. Dit vulwerk doen ze in de supermarkt, warenhuis of bouwmarkt. 16% van de jongeren werkt bij de brood-, vlees-, groenten- of kaasafdeling van supermarkten. Uitgesplitst naar sector is gevonden dat in de detailhandel de meeste jongeren werken als vakkenvuller, cassière, op de versafdeling of als verkoper (respectievelijk 46%, 20%, 11% en 13% van de jongeren in de detailhandel). In de horeca werken de meeste jongeren in de bediening, maken schoon, of wassen af (respectievelijk 30%, 18% en 16% van de jongeren in de horeca). Verschillen naar leeftijd en geslacht De kinderen van 13 en 14 vullen vaak vakken (63%), daarnaast werken ze bij de verschillende versafdelingen in de supermarkt en in de horeca wassen ze af of maken ze schoon. Van de 13- en 14-jarigen zegt 7% als verkoper te werken en 5% helpt bij bedienen. De 15-jarigen vullen vakken (40%), doen kassawerk (16%) en zeggen te werken als verkoper (11%). De 16- en 17-jarigen vullen minder vaak vakken dan de jongere jeugdigen (27%), doen verder vaak kassawerk (21%). Verder werkt in de horeca 12% in de bediening of serveert. 10% werkt als verkoper. Meisjes hebben over het algemeen andere baantjes dan jongens. Meisjes werken als cassière, serveerster, of zijn verkoopmedewerker (respectievelijk 27, 10, 13 procent van de meisjes in de onderzoekspopulatie). Jongens vullen vakken in supermarkten, warenhuizen of bouwmarkten, werken als afwasser of zijn algemeen medewerker in detailhandelzaken (respectievelijk 54%, 5%, 7%)
Tabel 3.6
Werkzaamheden verricht door de geënquêteerde jeugdige werknemers (N=486)
werkzaamheden vakken vullen afwassen versafdeling supermarkt/warenhuis bedienen/serveren kassawerk keuken schoonmaken verkoop algemeen medewerker divers a a b
14
Aantal
Percentage
174 17 43 39 80 8 19 49 44 13 486b
36 % 3% 9% 8% 16% 2% 4% 10 % 9% 3% 100 %
bouwmarkt, friet bakken, pizza’s bezorgen van 21 jeugdigen is niet bekend welke werkzaamheden zij verrichten
Niet alle jeugdigen hebben ingevuld welk soort werkzaamheden ze verrichten.
13
Arbeid door jongeren
In tabel 3.6 wordt nog eens beschreven welke werkzaamheden kinderen zelf zeggen te verrichten, waarbij het om het even is in welke sector deze werkzaamheden worden uitgevoerd (in zoverre deze in de onderzochte sectoren verricht kunnen worden, bijvoorbeeld schoonmaken).
3.5
Belangrijkste resultaten en vergelijking met het vorige onderzoek
In driekwart van de bezochte bedrijven zijn werknemers aangetroffen die jonger zijn dan 18 jaar. Het merendeel (61%) van de bedrijven met jongeren in dienst zijn detailhandelbedrijven, de overige zijn horecabedrijven. In grote bedrijven zijn vaker jongeren aangetroffen dan in kleinere bedrijven. In de bedrijven met jongeren in dienst, vormen de jongeren gemiddeld 22% van het totale personeelsbestand. Gemiddeld werken er 15 jongeren in die bedrijven. In de detailhandel ligt dat gemiddelde hoger dan in de horeca. In het vorige onderzoek was het gemiddeld aantal werkende jongeren gelijk in de horeca en de detailhandel. Dit heeft te maken met het feit dat de jongeren van 13 tot en met 15 jaar, die dit jaar in het onderzoek zijn meegenomen, vooral in detailhandel werkzaam zijn. Verder zijn er in vergelijking met het vorige onderzoek minder 16- en 17-jarigen geënquêteerd (nu 183, vorige keer 567). Daarbij zijn er dit jaar vooral veel gegevens over jongeren werkzaam in de detailhandel (80%), terwijl in het vorige onderzoek werkende jongeren in de detailhandel en horeca evenredig vertegenwoordigd waren, in de enquete onder jongeren. Het aantal uren dat de geënquêteerde jongeren werken, verschilt niet veel van het aantal uren dat de jongeren in het vorige onderzoek per week werkten. Ten slotte hebben de geënquêteerde jongeren dezelfde baantjes. Maar in verhouding met het vorige onderzoek, zijn er in dit onderzoek meer vakkenvullers geënquêteerd.
14
Arbeid door jongeren
4
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN: RISICO’S VAN HET WERK EN DE MAATREGELEN DAARTEGEN
Om de risico’s van werken voor jongeren te beperken hebben, zoals in paragraaf 2.2 reeds omschreven, de ARBO-wet, het ARBO-besluit en de ATW speciale regels voor jongeren (de ATW speciaal voor kinderen). Jongeren vinden het belangrijk om geld te verdienen met werken (NIBUD, 2000). De wet regelt echter dat de omstandigheden van kinderen en jeugdigen dusdanig dienen te zijn dat de extra risico’s, die jongeren lopen door hun onvolwassen leeftijd (fysiek en psychisch), beperkt worden. Zeker niet minder belangrijk dan de risico’s van de werkzaamheden en de omgeving op zich gaat het bij het onderzoeken van de arbeidsomstandigheden om de mate waarin voorlichting en instructie is gegeven, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en de aanwezigheid van deskundig toezicht bij de werkende jongeren. Daarnaast zijn er bepaalde soorten werk die jongeren niet mogen verrichten. Hoe ouder ze zijn, hoe meer werkzaamheden toegestaan zijn. In paragraaf 4.1 en 4.2 wordt eerst beschreven wat er volgt uit een analyse van het bewustzijn van risico’s op het werk, zowel onder de werkgever als de werknemer, en de mate waarin de werkgever de gevaren heeft vastgelegd in een risico-analyse.
4.1
Risico’s van het werk
Aan de werkgevers van de onderzochte bedrijven, de inspecteurs van de Arbeidsinspectie en aan de 13- tot en met 17-jarigen zelf, is gevraagd of het werk dat jongeren verrichten ook bepaalde gevaren met zich meebrengt, en zo ja, om welke gevaren het dan gaat. 38 % van de werkgevers vindt dat de jeugdige werknemers in het algemeen bij het werken in hun bedrijf bepaalde gevaren lopen, nog om het even welke gevaren dit zijn. De inspecteurs van de Arbeidsinspectie, die de bedrijven bezocht hebben, vinden vaker dan de werkgevers dat er gevaren zijn voor de jongeren, namelijk in 54% van de bedrijven. In 17 % van de gevallen vindt de inspecteur wel dat er gevaren zijn, maar de werkgever niet. In 1% van de gevallen vindt de werkgever juist dat er gevaren zijn, terwijl de inspecteur de werksituatie niet als gevaarlijk beschouwt. De inspecteur benoemt vaker dan de werkgever een specifiek soort risico in de werksituatie van de jongere, zoals brand- of snijgevaar. De werkgever en de inspecteur zijn het voor ongeveer 85% van de gevallen eens met elkaar wat betreft de verschillende soorten gevaar die bestaan in de werksituatie van de werkende jeugdigen. De jeugdigen zelf, daarentegen, zien weinig gevaren: slechts 3% van de jeugdigen beoordeelt de werksituatie als gevaarlijk. Een enkele keer wordt door de werknemers het gevaar van werken met snijmachines genoemd en een keer het staan op kratjes.
15
Arbeid door jongeren
Tabel 4.1
Meest genoemde gevaren van het werk verricht door jeugdigen, volgens de werkgever en inspecteur (N=358)
Soort gevaar brandwonden snijden/zagen tillen gevaarlijke stoffen uitglijden risico van seksuele intimidatie risico van agressie en geweld overige gevaren Totaal
Percentage werkgevers dat gevaar benoemt 10% 16% 17% 3% 11% 9% 20% 1% 38%
Percentage bedrijven waarin inspecteur gevaar noemt 12% 21% 25% 4% 17% 17% 40% 3% 54%
Het meest voorkomende gevaar is het risico van agressie en geweld, zowel volgens de werkgever als de inspecteur. 20% van de werkgevers ziet dit gevaar, terwijl 40% van de inspecteurs dit gevaar ziet. In zowel de detailhandel als de horeca wordt dit gevaar bespeurd. Van de werkgevers geeft 16% aan dat er snij- of zaaggevaar is in het bedrijf en 17% spreekt van tilgevaar. De inspecteur schat in respectievelijk 21% en 25% van de bedrijven dat deze gevaren aanwezig zijn voor de jeugdige werknemers. Met name in de detailhandel is er snij- en tilgevaar (28% van de detailhandelbedrijven). 11% van de werkgevers vindt dat er gevaar voor uitglijden is in het bedrijf, terwijl 17% van de inspecteurs deze mening is toegedaan. Dit gevaar wordt met name in de horeca aangetroffen. Inspecteurs zien beduidend vaker een risico voor seksuele intimidatie dan de werkgevers zelf (respectievelijk 17 en 9%). Het risico voor seksuele intimidatie wordt onder andere beoordeeld aan de hand van de directe werkomgeving van een jongere (omgang met klanten, horeca-omgeving). Verder is de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon in het bedrijf een indicatie van het inperken van risico’s voor seksuele intimidatie. De risico’s voor seksuele intimidatie komen voor in zowel horeca- als detailhandelbedrijven. In zowel grote, middelgrote als kleine bedrijven worden evenveel risico’s genoemd.
Tabel 4.2a
Gevaren van het werk verricht door jeugdigen, volgens de werkgever, naar bedrijfssector
Soort gevaar
brandwonden snijden/zagen tillen gevaarlijke stoffen uitglijden risico van seksuele intimidatie risico van agressie en geweld overige gevaren Totaal
16
Horeca (N=127)
17% 7% 3% 2% 15% 8% 17% 2% 30%
Detailhandel ( excl. Supermarkten) (N=48) 8% 18% 29% 4% 6% 14% 29% 0% 41%
Supermarkten (N=170) 4% 22% 24% 4% 10% 8% 20% 4% 48%
Arbeid door jongeren
In de supermarkten zien werkgevers zelf meer gevaren dan in de overige detailhandelzaken of in de horeca. Opvallend is het tilgevaar (overigens in de overige detailhandel nog vaker genoemd, dit komt met name door de werkzaamheden in bouwmarkten), en het risico voor agressie en geweld.
Tabel 4.2b
Gevaren van het werk verricht door jeugdigen, volgens de werkgever, naar grootteklasse (N=358)
Soort gevaar brandwonden snijden/zagen tillen gevaarlijke stoffen uitglijden risico van seksuele intimidatie risico van agressie en geweld overige gevaren Totaal
1 - 9 werknemers (N=60) 15% 7% 5% 0% 7% 7% 20% 0% 30%
10 - 99 werknemers (N=229) 9% 16% 16% 3% 11% 8% 19% 4% 39%
100 of meer werknemers (N=69) 9% 23% 28% 6% 16% 15% 25% 1% 45%
In tabel 4.2b is te zien dat er in grote bedrijven meer risico’s zijn dan in kleine. Het risico voor seksuele intimidatie komt meer voor in de grootste bedrijven. Agressie en geweld komt volgens de werkgevers zelf zowel in grote als in kleine bedrijven in gelijke mate voor.
4.2
De Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI & E)
Werkgevers zijn verplicht om alle gevaren op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn in hun bedrijf te inventariseren en te beschrijven in een RI & E. Daarbij dienen werkgevers in het bijzonder aandacht te schenken aan de risico’s die bepaalde ‘kwetsbare’ groepen werknemers lopen zoals bijvoorbeeld 55+-ers, zwangere werknemers, gehandicapten en jeugdigen (Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 1.36 nadere voorschriften RI & E en jeugdigen, Arbeidstijdenwet, artikel 4.1). Door middel van de RI & E krijgen werkgevers inzicht in de eventuele gevaren waaraan een jeugdige wordt blootgesteld op en rond de werkvloer. In de RI & E dient te worden vastgelegd hoe de gevaren kunnen worden voorkomen, dit in de vorm van een Plan van Aanpak. Voorbeelden van maatregelen zijn het stellen van specifieke eisen aan de werkplek van de jeugdige, het geven van voorlichting en instructie of het verplichten tot het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Op grond van artikel 5 lid 1 van de Arbowet 1998 dienen bedrijven te beschikken over een risico-inventarisatie en -evaluatie, waarin schriftelijk is vastgelegd welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich meebrengt. De RI & E moet getoetst zijn door een gecertificeerde Arbodienst. Het ontbreken van de schriftelijke RI & E geldt als een direct beboetbaar feit (Arbowet, hoofdstuk 5, artikel 5.1).
17
Arbeid door jongeren
Tabel 4.3a
De aanwezigheid van een RI & E en aandacht voor jeugdige werknemers daarin naar sector (N=356)* horeca
RI & E aanwezig Geen RI & E, maar wel opdracht gegeven aan een ARBO-dienst Geen RI & E Aandacht voor jeugdigen in RI & E, volgens inspecteur voldoende aandacht geen aandacht, geen knelpunten geen aandacht, maar wel knelpunten
50% 43%
detailhandel (excl. Supermarkten) 66% 22%
Supermarkten
Totaal (N=356)
74% 19%
64% 29%
7% 100%
12% 100%
7% 100%
7% 100%
53% 36% 11% 100%
40% 50% 10% 100%
51% 36% 13% 100%
50% 38% 12% 100%
* in 2 bedrijven is de vraag niet beantwoord
In totaal is er in 64% van de onderzochte bedrijven met jeugdige werknemers in dienst een goedgekeurde RI & E aanwezig, en in 36% van de bedrijven niet. In de horeca ontbreekt de verplichte RI & E vaker dan in de supermarkten en de overige detailhandelzaken. Verder is er in de horeca wel vaker al een opdracht gegeven aan een ARBO-dienst om deze RI & E op te stellen. In de detailhandel is relatief minder aandacht voor jeugdigen in de RI & E, maar in die gevallen dat er geen aandacht is voor jeugdigen zijn er ook vaak geen knelpunten.
Tabel 4.3b
De aanwezigheid van een RI & E en aandacht voor jeugdige werknemers daarin naar grootteklasse (N=356)
RI & E aanwezig Geen RI & E, maar wel opdracht gegeven aan een ARBO-dienst Geen RI & E Aandacht voor jeugdigen in RI & E, volgens inspecteur (N=270) voldoende aandacht geen aandacht, geen knelpunten geen aandacht, maar wel knelpunten Totaal
1-9 werknemers 41% 52%
10 - 99 werknemers 64% 28%
100 of meer werknemers 84% 12%
7% 100%
8% 100%
4% 100%
29% 51% 20% 100%
53% 37% 10% 100%
55% 32% 13% 100%
Met name in grotere bedrijven wordt voldaan aan de verplichting van het hebben van een goedgekeurde RI & E. De aandacht voor de RI & E is in kleine bedrijven minder vaak gericht op de jongeren, die er werken, terwijl er in deze gevallen (wel RI & E, maar geen aandacht voor jeugdigen) wel vaker dan in grotere bedrijven knelpunten zijn. Als er voldoende aandacht is voor kinderen en jeugdigen in de RI & E, dan gaat die aandacht vooral uit naar de leeftijd van de jeugdige werknemers, naar specifieke gevaren in hun
18
Arbeid door jongeren
werksituatie op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn en gaat er aandacht uit naar de werk- en rusttijden. In mindere mate komt het opleidingsniveau aan de orde en voorlichting om goed en veilig te kunnen werken. Een RI & E is volledig wanneer er een Plan van Aanpak is opgesteld om eventuele gevaren of risico’s aan te kunnen pakken. In het grootste deel van de bedrijven die in hun RI & E aandacht besteden aan kinderen en jeugdigen, wordt er in het plan van aanpak ook aandacht aan besteed. In 5% van de bedrijven met aandacht voor kinderen en jeugdigen in de RI & E zijn er wel knelpunten met betrekking tot kinder- en jeugdarbeid, waar verder in het Plan van Aanpak niet op ingegaan wordt.
4.3
Voorlichting en instructie
Jongeren zijn vaak onervaren en onbekend met het werk dat ze moeten verrichten. Verder zijn zij fysiek gezien over het algemeen niet in staat om alle werkzaamheden op dezelfde wijze uit te voeren als volwassen werknemers en dit vraagt extra aandacht voor degenen op de werkvloer. In de Arbowet 1998 (artikel 8, lid 5) staat in navolging op dit aandachtspunt, dat de werkgever verplicht is tot het geven van voorlichting en onderricht. In het onderzoek is zowel de werkgever als de jongere werknemer gevraagd of er voorlichting en instructie is en nog wordt gegeven indien dit opnieuw nodig is vanwege de werkzaamheden.
Tabel 4.4a
Voorlichting en instructie aan de jeugdige naar sector (N=345) horeca
beoordeling werkplek werkplek wordt beoordeeld op gevaren werkplek wordt niet beoordeeld op gevaren niet nodig (geen gevaren op de werkplek)
voorlichting en instructie over mogelijke gevaren van de werkzaamheden
supermarkt
detailhandel (excl. Supermarkten)
Totaal alle bedrijven (N=358)
53%
53%
51%
53%
7%
11%
8%
9%
40%
36%
41%
38%
100%
100%
100%
100%
99%
96%
97%
97%
In 9% van de bedrijven wordt nagelaten om de werkplek van de jongeren te beoordelen. In supermarkten wordt vaker nagelaten om de werkplek te beoordelen dan in de andere sectoren (11%). In iets meer dan de helft van de bedrijven wordt de werkplek beoordeeld op gevaren (53%). Daarnaast meent 38% van de werkgevers dat het niet nodig is om de werkplek te beoordelen. Er is hierbij geen verschil naar sector.
19
Arbeid door jongeren
Tabel 4.4b
Voorlichting en instructie aan de jeugdige naar grootteklasse (N=358) 1-9 werknemers
beoordeling werkplek werkplek wordt beoordeeld op gevaren werkplek wordt niet beoordeeld op gevaren niet nodig (geen gevaren op de werkplek)
voorlichting en instructie over mogelijke gevaren van de werkzaamheden
10 - 99 werknemers
100 of meer werknemers
38% 8% 53% 100%
53% 8% 39% 100%
67% 10% 23% 100%
93%
99%
96%
Het beoordelen van de werkplek gebeurt in grote bedrijven vaker dan in kleine, en in kleinere bedrijven wordt dit vanwege de beperkte gevaren ook vaker niet nodig gevonden door de werkgever. Bijna alle werkgevers menen dat ze voorlichting en instructie geven over mogelijke gevaren bij de werkzaamheden, onafhankelijk van de grootte van het bedrijf of de sector (97%). Uit een verdere analyse volgt dat van bedrijven die voorlichting geven 84% de werkplek beoordeelt, als dit nodig is gezien de werkomstandigheden van de jeugdige werknemers. 56% van de ondervraagde jeugdigen zegt dat het bedrijf heeft verteld wat de mogelijke risico’s zijn bij het werk. In 1998 was dit bij de helft van de bedrijven het geval (onder 16- en 17-jarigen). In 90% van de gevallen werd dat volgens de jeugdigen verteld voordat ze aan het werk begonnen zijn. De werkgevers van de jongeren zijn positiever over de voorlichting dan hun ondervraagde jongeren zelf. De jongeren zijn het daarbij onderling niet altijd eens met elkaar wat betreft de mening over hun gezamenlijke werkgever. Een kwart van de werkgevers heeft werknemers die alle zeggen te zijn voorgelicht, zoals de werkgever dit zelf ook aangeeft. Een vijfde van de werkgevers (en dan alleen die waarvan de werknemers zijn geënquêteerd) zegt zelf voor te lichten, terwijl geen van hen werknemers zegt voorgelicht te zijn. In iets meer dan de helft van de bedrijven met geënquêteerde jongeren zijn de jongeren zelf het niet allemaal met elkaar eens, maar in ieder geval is er één of meer jongere die vindt niet voorgelicht te zijn, terwijl de werkgever dit wel zegt te hebben gedaan (deze analyses zijn gebaseerd op 52 bedrijven, waarvan de jeugdige ondervraagden deze vraag beantwoord hebben).
4.4
Persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s)
Om jongeren te beschermen tegen gevaren is juist voor hen van belang dat ze de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. Voorbeelden van persoonlijke beschermingsmiddelen zijn warme kleding/handschoenen voor werk in koelcellen (met name supermarkten), speciale schoenen, helmen en handschoenen bij pakwerk (met name in bouwmarkten), hoofdnetjes om de hoofdhuid te beschermen (met name supermarkt) en regenkleding indien er buiten gewerkt moet worden. In de horeca kan daarnaast persoonlijke bescherming nodig zijn bijvoorbeeld bij het werken met hete massa’s (frituurvet).
20
Arbeid door jongeren
Tabel 4.5a
Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s) door jeugdigen naar bedrijfssector (N=345) horeca
pbm’s aanwezig pbm’s niet aanwezig werkzaamheden vereisen geen pbm’s Totaal
supermarkten
19% 2% 80%
12% 5% 83%
100%
100%
Detailhandel (excl. Supermarkten) 25% 4% 71% 100%
Totaal
16% 4% 80% 100%
In de detailhandel zijn vaker persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig dan in de andere twee sectoren. Ook is het zo, dat in deze sector minder vaak persoonlijke beschermingsmiddelen nodig zijn, omdat de werkzaamheden dat niet vereisen.
Tabel 4.5b
Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s) door jeugdigen naar grootteklasse (N=358)
pbm’s aanwezig pbm’s niet aanwezig werkzaamheden vereisen geen pbm’s Totaal
1–9 werknemers 8% 2% 90%
10 – 99 werknemers 18% 3% 79%
100%
100%
100 of meer werknemers 19% 7% 74% 100%
In de kleine bedrijven lijken de werkzaamheden minder vaak persoonlijke beschermingsmiddelen te vereisen dan in de grotere bedrijven. Er is geen verschil tussen grote en kleine bedrijven, wat betreft het onterecht niet ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Van de bedrijven die persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking stellen voor hun werknemers controleert 97 % of de beschermingsmiddelen passen en 98 % controleert of de beschermingsmiddelen door kinderen en jeugdigen op de juiste wijze worden gebruikt.
4.5
Deskundig toezicht
In het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt toegelicht wat deskundig toezicht is (ARBObesluit artikel 1.37, 3.46, 4.106, 7.39, 9.36) . De inhoud en mate van deskundig toezicht zijn afhankelijk van de mogelijke gevaren die de jeugdige zou kunnen oplopen zonder dat toezicht. Daarbij dient volgens de wet ook rekening te worden gehouden met het individu. De werkgever moet in ieder geval zorgen voor een toezichthouder, en hij/zij kan dit zelf ook zijn (met name in een klein bedrijf is deze situatie voorstelbaar).
21
Arbeid door jongeren
Er zijn algemene richtlijnen geformuleerd15 voor een toezichthouder, gebaseerd op het Arbobesluit (literatuurverwijzing): • de toezichthouder dient 18 jaar of ouder te zijn • de toezichthouder dient zelf goed bekend te zijn met het door de jeugdige te verrichten werk • de toezichthouder moet in staat zijn om te beoordelen of de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig zijn en op de juiste wijze worden gebruikt; • de toezichthouder dient in staat te zijn om het toezicht vaak uit te oefenen, dat wil zeggen, hij werkt in de nabijheid van de jeugdige werknemer of is direct oproepbaar, en • de toezichthouder kan - voor zover noodzakelijk - instructies geven en zo nodig direct ingrijpen Daarnaast heeft de Arbeidsinspectie een sterke voorkeur voor het schriftelijk vastleggen van de toezichthoudende taken. Het belang van toezicht is daarnaast groter wanneer de leeftijd van de jongere lager is of het risico voor de veiligheid of gezondheid toeneemt.
Tabel 4.6
Mate waarin toezicht is geregeld (N=358)
Er wordt toezicht gehouden Mate waarin toezicht is vormgegeven (in percentage van aantal bedrijven met toezicht, N=354) Er is een toezichthouder aangesteld Toezichthouder heeft schriftelijk opdracht gekregen Er is regelmatig overleg tussen de toezichthouder en de werkende kinderen en jeugdigen de toezichthouder werkt in de directe nabijheid van de kinderen en jeugdige werknemers
Percentage 99%
81% 33% 90% 96%
99% van de werkgevers zegt toezicht te houden. In 81% van de bedrijven waarin toezicht wordt uitgeoefend, is een toezichthouder aangewezen. In de horeca is dit iets minder vaak het geval dan in de detailhandel. In kleinere bedrijven (minder dan 10 werknemers) is er minder vaak een toezichthouder aangewezen dan in grotere bedrijven. De opdracht om toezicht te houden, wordt lang niet altijd schriftelijk vastgelegd (33 % vastgelegd in schriftelijke opdracht). In de horeca wordt het toezicht minder vaak schriftelijk vastgelegd als taak van de toezichthouder dan in de detailhandel. Daarnaast wordt het in grote bedrijven vaker gedaan dan in kleinere. Van de bedrijven waarin toezicht wordt gehouden vindt in 90% regelmatig overleg plaats tussen de kinderen en jeugdigen en de toezichthouder en in 96% werkt de toezichthouder in de nabijheid van de kinderen. Dit verschilt niet naar sector en grootteklasse.
15
Interne instructie Arbeidsinspectie ‘Arbeid door kinderen en jeugdigen’, juni 2001; vertaalslag uit ‘toelichting op het Arbeidsomstandighedenbesluit Jeugdigen’, gewijzigd dd. September 1999
22
Arbeid door jongeren
De ondervraagde jongeren zelf zijn minder positief over toezicht bij hun werk dan de werkgever zelf (het gaat om 110 bedrijven waarover jongeren die daar werken hun mening hebben gegeven). De jongeren met dezelfde werkgever zijn het daarbij niet altijd eens met elkaar. Uit het onderzoek is gebleken dat van de bedrijven waarvan de werkgever zegt dat er een toezichthouder is aangesteld in 24% van die bedrijven alle jongeren die er werken unaniem vinden dat er geen toezichthouder is aangesteld. In 53% van de bedrijven waarvan de werkgever zegt dat er een toezichthouder is aangesteld, zijn de jongeren het onderling niet met elkaar eens; sommigen binnen het bedrijf zeggen wel een toezichthouder te hebben, terwijl anderen zeggen dat dit niet het geval is. In 23% van de bedrijven waarvan de werkgever zegt dat er toezicht is, zijn de jeugdige werknemers het unaniem met de werkgever eens. Ook naar de mogelijkheid om in te grijpen bij de werkzaamheden van de jongeren is zowel de werkgever als de werknemer gevraagd. Hieruit blijkt (het gaat om 81 bedrijven en hun ondervraagde werknemers) dat in 49% van de bedrijven die zeggen in te kunnen grijpen, de jeugdige werknemers het unaniem met elkaar eens zijn dat hun werkgever het toezicht zodanig heeft ingericht, dat ingegrepen kan worden bij het werken, wanneer dat nodig is. In 16% van de bedrijven, waarin de werkgever zegt dat door de toezichthouder onmiddellijk kan worden ingegrepen, zijn de ondervraagde werknemers het unaniem niet met de werkgever eens hierover: de ondervraagde jongeren vinden dat de toezichthouder niet kan ingrijpen in hun werk als dat nodig zou zijn. In de volgende tabel is weergegeven hoe de jeugdige werknemers van verschillende leeftijden zelf denken over de mate waarin er deskundig toezicht aanwezig is bij hun werk.
Tabel 4.7 De mening van ondervraagde jeugdige werknemers over deskundig 16 bij hun werk . iemand houdt toezicht kan deze ingrijpen in je werk als dit noodzakelijk is? Ja nee niet nodig bij het werk Totaal
toezicht
13 jaar (N=6) 83%
14 jaar (N=60) 42%
15 jaar (N=176) 48%
16 jaar (N=189) 49%
17 jaar (N=59) 49%
(N=5)
(N=35)
(N=92)
(N=74)
(N=24)
100%
100%
80% 3% 17% 100%
69% 31% 100%
77% 2% 21% 100%
80% 20% 100%
Uit de gepeilde mening van de ondervraagde jeugdige werknemers blijkt dat 5 van de 6 13jarigen een toezichthouder hebben, die tevens kan ingrijpen in het werkproces. De 13-jarigen hebben vaker toezicht dan de werknemers van andere leeftijden onder de 18 jaar. Opvallend is dat 42% van de 14-jarigen zegt toezicht te hebben bij de werkzaamheden, een lager
16
Dit is de mening van de werknemer, waarbij de werknemer de eenheid van onderzoek vormt, en niet de werkgever.
23
Arbeid door jongeren
percentage dan dat bij werknemers van hogere leeftijden. De regels voor 14-jarigen zijn gelijk aan die van 13-jarigen en daarmee valt deze bevinding op.
4.6
Gevaarlijke en verboden werkzaamheden
Niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard (13 tot en met 15 jaar) Alleen niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard, onder deskundig toezicht, is toegestaan voor kinderen van 13 tot en met 15 jaar. In 13 bedrijven zijn de arbeidsomstandigheden waaronder 13- en 14-jarigen werken wettelijk niet toegestaan. Het gaat in die bedrijven een enkele keer om daadwerkelijk verboden werk vanwege gevaarlijke omstandigheden, namelijk werken in de keuken te dicht bij machines en zelfstandig bedienen. Verder gaat het met name om het ontbreken van adequaat toezicht. Er zijn geen opvallende overtredingen aangetroffen wat betreft het soort werkzaamheden. De verboden arbeid wordt zowel in kleine als grote bedrijven aangetroffen, en dan vooral in supermarkten (in 11 supermarkten). In 31 bedrijven (14% van alle bedrijven met 15-jarigen in dienst) wordt door 15-jarigen voor hen verboden arbeid verricht. In 2 van die 31 bedrijven gaat het om het bedienen van een papierpers. In andere bedrijven gaat het om inpakwerkzaamheden aan een machine, om serveren. In de meeste bedrijven gaat het om kassawerk in een supermarkt, een werkzaamheid die verboden is voor 15-jarigen. Het verrichten van verboden werkzaamheden door 15-jarigen komt vooral voor in bedrijven met meer dan 10 werknemers en vooral in supermarkten (26 van de 31 bedrijven zijn supermarkten).
Gevaarlijke en verboden arbeid voor jeugdigen Jongeren van 16 en 17 jaar mogen meer werkzaamheden verrichten dan hun jongere collega’s, die alleen niet-industriële arbeid mogen verrichten. Ze mogen echter evengoed geen werkzaamheden verrichten die schadelijk zijn voor gezondheid, juist door hun nog niet volwassen zijn. Hierover zijn in de Arbowet regels opgenomen. Bepaalde risicovolle werkzaamheden mogen alleen onder adequaat deskundig toezicht verricht worden (Arbobesluit, artikel 1.37, lid 1 en 2), en anders zijn ze verboden. Daarnaast zijn er werkzaamheden die in elk geval voor hun verboden zijn. Deze werkzaamheden zijn overigens voor werknemers jonger dan 16 jaar in alle gevallen verboden. In totaal werken er in 342 bedrijven in het onderzoek jeugdigen van 16 en 17 jaar. Naar het oordeel van de bezoekende inspecteurs van de Arbeidsinspectie verrichten jongeren van 16 en 17 jaar in 2% (7 bedrijven) van de onderzochte bedrijven met 16- en 17-jarigen in dienst activiteiten die onder ‘bijzondere werkzaamheden’ vallen.
24
Arbeid door jongeren
Tabel 4.8
‘Bijzondere werkzaamheden’ verricht door de geënquêteerde jeugdige werknemers van 16 en 17 jaar (N=7)
Bijzondere werkzaamheden werken met gevaarlijke stoffen monotone arbeid ongevalsgevoelige arbeid anders, namelijk: besturen heftruck werken met snijmachines Totaal aantal keren dat bijzondere werkzaamheid is aangetroffen
jeugdigen aantal keren dat het voorkomt in bedrijven 1 1 3 1 2 8
In 3 van de 7 bedrijven is er geen afdoende toezicht bij het verrichten van deze bijzondere werkzaamheden. In dat geval zijn de werkzaamheden volgens het Arbo-besluit verboden voor 16- en 17-jarigen. Verder zijn er ook werkzaamheden die in ieder geval verboden zijn voor 16- en 17-jarigen. Dit is bijvoorbeeld arbeid in een schadelijke geluidsomgeving (meer dan 85 decibel). In het onderzoek zijn geen bedrijven gevonden waarin verboden werkzaamheden plaatsvinden die in ieder geval, ook onder toezicht, verboden zijn.
4.7
Belangrijkste bevindingen en vergelijking met 1998
Risico’s Inspecteurs vinden dat er in iets meer dan de helft van de onderzochte bedrijven met jongeren risico’s zijn bij het werk dat de jongeren verrichten. Minder werkgevers, namelijk 40%, vinden dat er risico’s zijn verbonden aan het werk van jongeren in hun bedrijf. In het vorige onderzoek in 1998 vond 16% van de werkgevers dat er gevaren waren verbonden aan het werk. Dit (significante) verschil in percentages kan enerzijds te maken hebben met het feit, dat in het huidige onderzoek verschillende aspecten van gevaren in het gesprek door de inspecteur bewust aan de orde zijn gesteld (zoals agressie en geweld en seksuele intimidatie), terwijl in het vorige onderzoek het initiatief meer van de werkgever zelf kwam. Anderzijds kan het er mee te maken hebben, dat de werkgever, nu ook de jongeren van 13 tot en met 15 jaar mee zijn genomen, extra gevaren ziet voor deze jongere leeftijdsgroep. Van de jongeren zelf ziet slechts een enkeling gevaren bij het werk, evenals in het vorige onderzoek. Het meest genoemde risico, zowel door inspecteur als werkgever, is het risico van agressie en geweld. Dit gevaar is in het vorige onderzoek niet aan de orde geweest, evenals het gevaar voor seksuele intimidatie. Net als in het vorige onderzoek wordt het gevaar voor snijden en tillen genoemd. In het huidige onderzoek wordt daarnaast ook gevaar voor uitglijden genoemd, terwijl dit in het vorige onderzoek bijna niet genoemd is. Gevaren worden het meest gesignaleerd in supermarkten en in grote bedrijven, terwijl in het vorige onderzoek meer gevaren werden geconstateerd in de horeca (14%) en in alle grootteklassen. In het huidige onderzoek is er overigens ook in de horeca vaker gevaar gesignaleerd (nu 30%).
25
Arbeid door jongeren
RI & E, Voorlichting en instructie In het huidige onderzoek heeft 64% van de werkgevers een RI & E, terwijl in 1998 43% van de bedrijven een RI&E had. In de helft van de bedrijven met een RI & E is er aandacht voor het werk van kinderen en jeugdigen. In iets meer dan de helft van de bedrijven worden de werkplekken van jongeren beoordeeld op gevaren, dit gebeurde in het vorige onderzoek in 40% van de bedrijven. Echt opvallend is dat vrijwel alle bedrijven in het huidige onderzoek zeggen voorlichting en instructie te geven aan jongeren (97%), terwijl dit in 1998 in 40% van de bedrijven het geval was. De vraag aan de werkgevers is op dezelfde wijze gesteld als in 1998. De werkgevers zeggen zelf vaker dan hun werknemers dat ze voorlichting en onderricht geven. Deskundig toezicht Bijna alle (99%) van de werkgevers zeggen deskundig toezicht te houden. In 81% van de onderzochte bedrijven in het huidige onderzoek is een toezichthouder aanwezig voor de werkende jongeren. In 1998 was dit in minder bedrijven het geval, namelijk in 67% van de bedrijven Jongeren zelf zijn minder positief over de aanwezigheid van toezicht op het werk, ook in vergelijking met het vorige onderzoek. Gevaarlijk werk In 13 bedrijven verrichten 13- en 14-jarigen voor hen verboden arbeid. Deze bedrijven zijn vooral supermarkten, waar het ontbreekt aan adequaat deskundig toezicht op de kinderen. Zonder dit toezicht is arbeid verboden voor hen. Verder wordt er in 31 bedrijven verboden arbeid verricht door kinderen van 15 jaar. Ook deze bedrijven zijn met name supermarkten, waarin de kinderen kassa-arbeid verrichten. Daarnaast gaat het om werk met een papierpers en inpakwerkzaamheden aan een machine. In 7 bedrijven (2%) werken 16- en 17-jarigen onder bijzondere omstandigheden komt voor in 7 bedrijven. In 3 van die bedrijven ontbreekt het aan adequaat deskundig toezicht. In het vorige onderzoek verrichten 16- en 17-jarigen in 7% bijzondere werkzaamheden, en in een derde van die bedrijven ontbrak het aan adequaat deskundig toezicht.
26
Arbeid door jongeren
5
WERKTIJDEN
De wet- en regelgeving rondom arbeidstijden van jongeren is vastgelegd in de Arbeidstijdenwet (ATW), de Nadere Regeling Kinderarbeid (NRK) en in praktische zin uitgewerkt in de ‘beleidsregel niet-industriële (hulp)arbeid’17. In de ATW wordt onderscheid gemaakt tussen het begrip kinderen en jeugdigen. Kinderen zijn ‘werknemers’ onder 16 jaar en jeugdigen zijn werknemers van 16 en 17 jaar. Dit verschil heeft tot gevolg dat zowel een kind als een jeugdige die in het kader van de ATW toegestane arbeid verricht, een jeugdige werknemer wordt in de zin van de Arbowet en het Arbobesluit. Uitgangspunt van de ATW is dat een kind niet werkt. Op dit uitgangspunt geeft de ATW uitzonderingsmogelijkheden waardoor een kind toch kan werken. In de arbeidstijdenwet staat verder dat jeugdigen van 16 en 17 jaar mogen werken, maar dat het werk niet mag beletten dat ze naar school gaan (ARBO-wet). In dit hoofdstuk over de arbeidstijden wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen en jeugdigen en binnen de groep kinderen nog naar de leeftijden 13 en 14 jaar en 15 jaar. In de eerste paragraaf wordt eerst een beeld geschetst van de gegevens van alle kinderen en jeugdige werknemers aan de hand van hun school- en werktijden. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf per leeftijd ingegaan op de naleving van de regelgeving in de Arbeidstijdenwet.
5.1
Arbeidstijden van jongeren
De gegevens van werkende jongeren Jongeren maken lange weken, wanneer hun schooltijd meegerekend wordt met het aantal uren dat ze daarnaast werken. 97% van de ondervraagde jeugdige werknemers gaat naar school. Gemiddeld gaan de ondervraagde jeugdige werknemers 29 uur naar school, uiteenlopend van 3 tot 45 uur. De jongeren in het onderzoek werken naast school gemiddeld 9 uur per week, uiteenlopend van 2 tot 40 uur per week. 98% van de jongeren die naar school gaan werkt 20 uur of minder. Slechts weinig jongeren hebben een volledige baan: 5 jeugdigen werken meer dan 35 uur en 2 van hen gaan daarnaast ook nog naar school (1 gaat 9 uur naar school en van de ander is de schooltijd is onbekend). Wanneer de schooltijd en de werktijd worden opgeteld heeft 31% van de ondervraagde jongeren een werkweek van langer dan 40 uur. 10% heeft werk- en schoolweken van 45 tot maximaal 68 uren. Uit het onderzoek blijkt niet, dat met name de oudere jeugdigen (16- en 17-jarigen) langere werkweken hebben (schooltijd inclusief werktijd). In de volgende tabel staat eerst het percentage jongeren dat naar school gaat. De verdere gegevens in de tabel gaan alleen over schoolgaande jongeren.
17
Beleidsregel gepubliceerd in
Staatscourant 125, AV/A&M/1999/36842.
27
Arbeid door jongeren
Tabel 5.1a
Arbeidstijden naar sector (N=46718)
naar school
horeca (N=102) 96%
aantal schooluren per week aantal werkuren per week totaal aantal school+werkuren per week
29,0 uur 9,8 uur 38,5 uur
29,3 uur 9,3 uur 38,7 uur
29,1 uur 9,4 uur 38,5 uur
werkt minder dan 12 uur per week werkt 12 uur of meer per week
71% 29%
77% 23%
77% 23%
meer dan 40 uur ‘school en werk’ per week meer dan 45 uur ‘school en werk’ per week
27% 10%
33% 10%
31% 10%
9%
9%
9%
tweede baan
detailhandel (N=365) 98%
totaal (N=467) 97%
Het totaal aantal uren dat er gemiddeld per week gewerkt wordt in samengang met school verschilt niet naar sector. Bijna een derde van de jongeren heeft school- en werkweken die langer zijn dan 40 uur, 10% van de jongeren werkt meer dan 45 uur, inclusief school. Van alle geënquêteerde jongeren heeft 9% nog een andere baan.
Tabel 5.1b
Arbeidstijden naar grootteklasse (N=480)
naar school
1-9 werknemers (N=33) 94%
10 - 99 werknemers (N=295) 98%
100 of meer werknemers (N=152) 97%
aantal schooluren per week aantal werkuren per week totaal aantal uren per week
30,5 uur 6,6 uur 36,9 uur
29,2 uur 9,4 uur 38,4 uur
29,1 uur 10,2 uur 39,3 uur
werkt minder dan 12 uur per week werkt 12 uur of meer per week
91% 9%
77% 23%
68% 32%
meer dan 40 uur ‘school en werk’ per week meer dan 45 uur ‘school en werk’ per week
27% 3%
27% 8%
42% 14%
tweede baan
12%
10%
7%
Jongeren die werken in kleine bedrijven werken in totaal minder uren dan jongeren die in grotere bedrijven werken. Ook zijn er minder jongeren in kleine bedrijven die 12 uur of meer werken. In met name grote bedrijven werken jongeren meer dan 40 uur per week, inclusief 18
Het totaal aantal respondenten verschilt per gestelde vraag: de vragenlijsten zijn niet altijd volledig ingevuld. Om toch zoveel mogelijk informatie van de ondervraagde jeugdigen te behouden, is er voor gekozen om per vraag het aantal respondenten te bekijken. In tabel 5.1 verschilt het aantal respondenten enigszins per onderdeel.
28
Arbeid door jongeren
school (42% van de jongeren in de grootste bedrijfsklasse) en meer dan 45 uur (14% van de jongeren in de grootste bedrijfsklasse)
5.2
Naleving van de arbeids- en rusttijden
Zoals in de inleiding van het hoofdstuk reeds is vermeld, zullen de arbeids- en rusttijden van de kinderen en jeugdigen apart behandeld worden, zoals dit in de ATW ook gebeurt. Arbeid door kinderen jonger dan 13 jaar is verboden. In de 358 bezochte bedrijven met jongeren in dienst is geen werknemer aangetroffen die jonger is dan 13 jaar.
5.2.1
Arbeids- en rusttijden van 13- tot en met 15-jarigen
De ATW heeft voor 13- tot en met 15-jarigen regels voor wat betreft hun arbeidstijden en welke soorten werk ze mogen doen. Er zijn hierbij verschillen tussen 13- en 14-jarigen ten opzichte van de 15-jarigen, zoals in het tweede hoofdstuk van dit rapport reeds is beschreven in paragraaf 2.2 over regelgeving. De bevindingen over de 13- en 14-jarigen zullen apart van die over de 15-jarigen gepresenteerd worden. 13/14-jarigen In het onderzoek zijn in 66 bedrijven 198 13- en/of 14-jarige werknemers aangetroffen, die niet in het kader van hun opleiding of stage werken. De meesten van hen werken in de detailhandel, voornamelijk in supermarkten (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.3). Een 13- en/of 14-jarige mag werken onder voorwaarden: alleen niet-industriële hulparbeid van lichte aard en dat alleen op een dag dat hij/zij niet naar school gaat, op een schooldag mag hij/zij alleen 2 uur klusjes in en om het huis doen. Verder moet er minimaal 14 uur rust per 24 uur (in ieder geval tussen 19.00 uur en 8 uur) zijn voor de 13- en/of 14-jarige, minimaal een half uur pauze bij 4 ½ uur arbeid, maximaal 12 uur per week, maximaal 6 uur op nietschooldagen, en niet meer dan 5 dagen arbeid in een week. Zondagsarbeid is verboden. Kinderen van, bijvoorbeeld, een winkelier mogen wel arbeid verrichten door de week als het bedrijf één geheel vormt met het woonhuis. In tabel 5.2 staat hoeveel bedrijven in het onderzoek deze bovengenoemde normen overtreden.
29
Arbeid door jongeren
Tabel 5.2
Naleving van arbeids- en rusttijden van 13- en 14-jarige werknemers (N=66) Aantal bedrijven
Minder dan 14 uur rust per 24 uur (inclusief 19.00 – 08.00 uur) Minder dan ½ uur pauze bij meer dan 4 ½ uur arbeid Meer dan 12 uur arbeid per week Meer dan 6 uur arbeid op niet-schooldagen Arbeid op een schooldag, niet zijnde klusjes in en om het huis Meer dan 5 dagen arbeid per week Zondagsarbeid Kinderen verrichten arbeid in bedrijf ouders, maar dat is niet een geheel met het woonhuis
18 0 4 10 18 0 8 4
% van totaal aantal bedrijven met kinderen van 13/14/jarigen in dienst 27% 0% 6% 15% 27% 0% 12% 6%
In 18 bedrijven wordt de regel van de minimale rust van 14 uur per 24.00 uur, inclusief 19.00 tot 08.00 uur, overtreden. In de meeste gevallen gaat het niet om de minimale rust van 14 uur op zich, maar om het feit dat kinderen na 19.00 uur werken. De regel is dat 13- en 14-jarigen door de week desondanks per dag alleen twee uur klusjes in en om het huis mogen doen, maar in 18 bedrijven werken 13- en 14-jarige kinderen door de week. Maar deze regel wordt met name in grotere bedrijven overschreden (vanaf 10 werknemers) en met name in supermarkten. In totaal wordt in 38 bedrijven (61% van alle bedrijven met 13- en/of 14-jarigen) met 13- en 14-jarigen in dienst de regelgeving van de Arbeidstijdenwet overschreden. Een gedeelte van deze bedrijven is al behandeld in het vorige hoofdstuk, in paragraaf 4.6 over verboden arbeid voor kinderen van 13 en 14 jaar (verboden arbeid wil zeggen; alle arbeid die buiten de categorie niet-industriële hulparbeid van lichte aard valt). De bedrijven waarin verboden werkzaamheden worden verricht zijn niet dezelfde als die waarin door 13- en 14-jarigen op een schooldag wordt gewerkt. 15-jarigen Er zijn in het onderzoek 219 bedrijven opgenomen met in totaal 1193 15-jarige werknemers in dienst. De arbeid door 15-jarigen is alleen toegestaan onder bepaalde voorwaarden, die iets meer ruimte creëren dan de voorwaarden voor de jongere werknemers van 13 en 14 jaar. Alleen niet-industriële arbeid van lichte aard is toegestaan, er moet minimaal 12 uur rust zijn per 24 uur (inclusief 19.00 en 7.00 uur), minimaal een half uur pauze bij 4 ½ uur arbeid, maximaal 12 uur arbeid per week, maximaal 8 uur op een niet-schooldag en maximaal 2 uur op een schooldag, niet meer dan 5 dagen per week. Verder is zondagsarbeid bij wet verboden voor 15-jarigen, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie uit de Nadere Regeling Kinderarbeid. In dat geval is het zo dat het verboden is om zowel de zaterdag als de zondag in één weekend te werken en er moeten minimaal 4 vrije zondagen per week zijn. In tabel 5.3 staat hoeveel bedrijven in het onderzoek deze bovengenoemde normen overtreden.
30
Arbeid door jongeren
Tabel 5.3
Naleving van arbeids- en rusttijden van 15-jarige werknemers (N=219) Aantal bedrijven
Minder dan 12 uur rust per 24 uur (inclusief 19.00 – 07.00 uur) Minder dan ½ uur pauze bij meer dan 4 ½ uur arbeid Meer dan 12 uur arbeid per week Meer dan 8 uur arbeid op niet-schooldagen Meer dan 2 uur per dag op een schooldag Meer dan 5 dagen arbeid per week Zondagsarbeid bij uitzondering op zondagsarbeid volgens de NRK: op zowel zaterdag als zondag werken bij uitzondering op zondagsarbeid volgens de NRK: minder dan 4 vrije zondagen per 13 weken
72 1 18 13 71 0 2 14 3
% van totaal aantal bedrijven met kinderen van 15 jaar in dienst 32% 0,4% 8% 6% 32% 0% 1% 6% 1%
Te weinig rust voor kinderen van 15 jaar, namelijk minder dan 12 uur per 24.00 uur komt in 72 bedrijven met 15-jarigen voor (32% van alle bedrijven met 15-jarigen). Nu is het niet zo, dat met name de 12 uur rusttijd niet wordt gehaald, maar er wordt vaak na 19.00 uur gewerkt. Dit gebeurt in supermarkten en vaker in grote dan in kleine bedrijven en het meest in de bedrijven met meer dan 100 werknemers. Verder wordt in 71 bedrijven door 15-jarigen te lang gewerkt op schooldagen, namelijk meer dan 2 uur. Ook dit gebeurt met name in de middelgrote en grote bedrijven en dan met name in de supermarkten. In totaal zijn er in 125 bedrijven met kinderen van 15 jaar in dienst (56% van alle bedrijven met 15-jarigen in dienst) overtredingen geconstateerd ten aanzien van de arbeidsomstandigheden en de arbeidstijden. Hierbij tellen ook de bedrijven waarin verboden arbeid wordt verricht voor 15-jarigen, dit is eerder beschreven in hoofdstuk 4, paragraaf 4.6 over verboden arbeid.
5.2.2
Arbeids- en rusttijden van 16- en 17-jarigen
De arbeidstijden van 16- en 17-jarigen staan omschreven in de ATW. Bijzonder aan de arbeidstijdsregels voor 16- en 17-jarigen is, dat de werkgever op de hoogte dient te zijn van het aantal uren dat deze jeugdigen naar school gaan. In het onderzoek is aan de werkgevers gevraagd of de schooltijd is meegerekend bij de totale arbeidstijd. Dit is echter alleen gevraagd aan werkgevers waar de inspecteur een overtreding ten aanzien van de 16- en 17jarigen heeft aangetroffen. In 23% (N=80) van de bedrijven met 16- en 17-jarigen in dienst zijn overtredingen aangetroffen ten aanzien van de werktijden van jeugdigen. In 71% (N=57) van die 80 bedrijven, waarin overtredingen zijn aangetroffen, worden de schooltijden van de werkende jeugdigen niet meegerekend bij hun totale arbeidstijd (in 2,5 % van de gevallen, omdat er geen
31
Arbeid door jongeren
jeugdigen werken die naar school gaan). In de overige bedrijven gebeurt dit wel. Met name in kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers wordt wel rekening gehouden met de schooltijd. Verder is het met name in de horeca dat bij het bepalen van de arbeidstijd de schooltijd wordt meegerekend. Jeugdigen krijgen ten opzichte van reguliere werknemers extra bescherming wat betreft hun werk- en rusttijden: de minimale dagelijkse rust is 12 uur per 24 uur tussen 22.00 uur en 6 uur of tussen 23.00 uur en 7 uur), in het weekend moeten jeugdigen minimaal één dag vrij zijn en nachtarbeid of consignatiediensten zijn verboden. In tabel 5.4 staat in hoeveel bedrijven in het onderzoek bovenstaande en andere normen worden overtreden.
Tabel 5.4
Naleving van arbeids- en rusttijden van 16- en 17-jarige werknemers (N=342) Aantal bedrijven (N=342)
% van totaal aantal bedrijven met jeugdigen van 16 en 17 jaar in dienst 0% 4%
36 uur rust per 7 keer 24 uur 0 12 uur dagelijkse rust per 24 uur (of tussen 22.00 - 06.00 of tussen 15 23.00 - 07.00) ½ uur pauze bij meer dan 4 ½ uur arbeid 3 jeugdige werkt inclusief schooltijd langer dan 9 uur a 45 jeugdige werkt meer dan 45 uur per week a 21 arbeidsduur per 4 weken langer dan gemiddeld 40 uur per week a 0 minder dan 13 vrije zondagen per 52 weken 6 op 2 dagen in het weekend werken: op zaterdag en zondag 27 jeugdigen werken in de nacht 0 jeugdigen werken in consignatie 0 a zonder bedrijven waarvan de schooluren niet bekend zijn of bedrijven die de schooluren niet meerekenen bij de arbeidstijd
1% 13% 6% 0% 2% 8% 0% 0%
In 45 bedrijven (13% van alle bedrijven met 16- en 17-jarigen in dienst) wordt door een jeugdige langer dan 9 uur per dienst gewerkt. Dit gebeurt met name in de supermarkten en horeca, en minder in de overige detailhandelzaken. In het weekend mag een jeugdige werken, maar niet op beide dagen in één weekend. In 27 bedrijven (8% van alle bedrijven met 16- en 17-jarigen in dienst), met name kleine bedrijven en horecabedrijven, wordt deze regel uit de wet overtreden19.
5.3
19
Belangrijkste bevindingen en vergelijkingen met het vorige onderzoek
Dat er twee dagen in het weekend wordt gewerkt zou kunnen betekenen dat er ook geen sprake is van 36 uur rust per 7 keer 24 uur, namelijk wanneer een jeugdige voltijd naar school gaat naast het werk. In dit onderzoek wordt echter geen overtreding tegen de rustregel (36 uur rust per 7 keer 24 uur) gevonden. Dit is te verklaren doordat werkgevers vaak niet op de hoogte zijn van de schooltijden, en ze dus ook niet meegeteld worden bij de beoordeling van het naleven van de rusttijden.
32
Arbeid door jongeren
Jongeren in het onderzoek werken gemiddeld 9 uur per week, en wanneer schooltijd en werktijd worden opgeteld heeft 31% van de ondervraagde jongeren een werkweek van langer dan 40 uur. Deze uitkomsten zijn vergelijkbaar met het vorige onderzoek. School- en werkweken langer dan 45 uur komen met name voor bij jongeren die werken in grote bedrijven (>100 werknemers). Dit is in het vorige onderzoek ook geconstateerd, en toen met name in de horeca. In het huidige onderzoek is er geen verschil detailhandel en horeca gevonden. De meest opvallende bevinding ten aanzien van het overtreden van de arbeidstijden door 13en 14-jarige werknemers is het feit dat in 18 bedrijven 13- en 14-jarigen door de week werken (27% van alle bedrijven met 13- en 14-jarigen in dienst). Dit gebeurt met name in supermarkten. Door 15-jarigen wordt in 72 bedrijven na 19.00 uur gewerkt (32% van alle bedrijven met 15-jarigen in dienst). Ook dit gebeurt met name in supermarkten en in middelgrote en grote bedrijven. De 16- en 17-jarigen werken in 45 bedrijven langer dan 9 uur per dienst. In het vorige onderzoek was dit slechts bij 1% van de bedrijven het geval. De overige bevindingen ten aanzien van de naleving van de arbeids- en rusttijden van 16- en 17-jarige werknemers zijn vergelijkbaar met die uit het onderzoek in 1998.
33
Arbeid door jongeren
6
OVERTREDINGEN EN ONDERNOMEN ACTIES VAN DE ARBEIDSINSPECTIE
Tijdens de bedrijfsbezoeken, die de inspecteurs hebben gedaan in het kader van arbeid door jongeren, is handhavend opgetreden wanneer dit nodig bleek. Er is in ieder geval geïnspecteerd op overtredingen op het gebied van arbeid door jongeren. Wanneer echter andersoortige ernstige overtredingen werden aangetroffen (bijvoorbeeld op het gebied van de arbeidsomstandigheden van volwassenen) dan zijn de inspecteurs ook hiertegen handhavend opgetreden. In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de aangetroffen overtredingen op het gebied van arbeid door jongeren. Bij dit beeld is inbegrepen of bedrijven een RI & E hebben. Wanneer het gaat over arbeid door jongeren is de RI & E hieraan rechtstreeks gerelateerd, omdat in die RI & E aandacht dient te zijn voor de jongeren, wil de RI & E als volledig beschouwd worden.
6.1
Overtredingen
Uit een analyse van de handhavingsgegevens van de inspecteurs blijkt dat in 103 bedrijven (29 % van alle bedrijven in het onderzoek met jongeren in dienst) geen overtredingen zijn geconstateerd ten aanzien van arbeid door jongeren. In 255 bedrijven (71 % van alle bedrijven in het onderzoek met jongeren in dienst) zijn wel overtredingen aangetroffen. Per bedrijf kunnen uiteraard meerdere overtredingen zijn geconstateerd. Deze worden afzonderlijk van elkaar geregistreerd. In totaal zijn er 779 overtredingen geregistreerd in de voornoemde 255 bedrijven. In tabel 6.1 wordt duidelijk in hoeverre er verschillen zijn naar sectoren wat betreft het aandeel bedrijven waarin minimaal één overtreding is aangetroffen ten opzichte van het aantal bedrijven dat in orde is bevonden door de Arbeidsinspectie 20.
Tabel 6.1
Overtredingen naar sector (N=358) Aantal bedrijven met minimaal één overtreding
Horeca Supermarkten detailhandel (excl. supermarkten) Totaal
20
76 130 49 255
Aantal bezochte bedrijven met jongeren in dienst 102 170 86 358
Aantal bedrijven met minimaal één overtreding ten opzichte van alle bedrijven 75% 76% 57% 71%
Als er bij een eerste inspectie bij een bedrijf iets niet in orde is, komt de Arbeidsinspectie terug voor een vervolgonderzoek. Op het moment dat deze analyse op de handhavingsgegevens is gepleegd, hebben nog lang niet alle herbezoeken plaatsgevonden. Het aantal overtredingen zou dus nog hoger uit kunnen komen, wanneer de inspecteur bij een tweede bezoek alsnog besluit dat er sprake is van een overtreding in een bedrijf.
34
Arbeid door jongeren
Het aandeel bedrijven met minimaal één overtreding ten opzichte van het totaal aantal bezochte bedrijven is in de detailhandel kleiner dan in de horeca en in de supermarkten. Deze bevinding strookt in grote lijnen met eerdere bevindingen in hoofdstuk 4 en 5 (zie eerdere bevindingen: RI & E, persoonlijke beschermingsmiddelen, arbeidstijden van 16- en 17jarigen). Driekwart van zowel de horecabedrijven als de supermarkten die bezocht zijn, overtreedt de wet- en regelgeving op het gebied van arbeid door kinderen en jeugdigen (en/of de RI & E) minimaal 1 keer. Tabel 6.2 Wet waarop overtreding betrekking heeft ARBO/ATW ARBO/ATW
ARBO/ATW ATW ATW
ATW ATW
ATW ATW ATW
ARBO/ATW
Totaal
Aard van de overtredingen die door de Arbeidsinspectie zijn aangetroffen Omschrijving van de overtreding
Ontbreken van een schriftelijke RI & E Ontbreken van een Plan van Aanpak (om knelpunten met kinderen en jeugdigen aan te pakken) Ontbreken van aandacht voor kinderen en jeugdigen in de RI & E 15-jarigen die meer dan 2 uur op een schooldag werken, en of meer dan 12 uur per week 15-jarigen die niet hun dagelijkse rust genieten van minimaal 12 uur per 24 uur inclusief 19.00 07.00 uur werk- en rusttijden van 15-jarige algemeen 15-jarigen verrichten voor hen verboden arbeid (alleen niet-industriële arbeid van lichte aard is toegestaan) 16- en 17-jarigen meer dan 9 uur per dienst werk- en rusttijden 13/14-jarigen algemeen 13/14-jarigen verrichten voor hen verboden arbeid (alleen niet-industriële arbeid van lichte aard is toegestaan) Overige overtredingen (overige overtredingen op werk- en rusttijden in de verschillende leeftijdscategorieën, en overtredingen op gebied van aandacht voor jongeren in de RI & E, deskundig toezicht, persoonlijke beschermingsmiddelen, deskundige bijstand op gebied van preventie en bescherming, ed.)
Aantal overtredingen 137 60
Als % van totaal aantal overtredingen 18% 8%
46
6%
52
7%
51
7%
33 33
4% 4%
30 17 15
4% 2% 2%
305
38%
779
100%
De overtredingen hebben met name te maken met het ontbreken van de verplichte RI& E of Plan van Aanpak, of met het ontbreken van aandacht voor kinderen en jeugdigen in de wel aanwezige RI & E. Verder zijn met name op het gebied van de arbeidstijden overtredingen aangetroffen. Op het gebied van voorlichting en onderricht, alsmede de aanwezigheid van deskundig toezicht zijn relatief weinig overtredingen aangetroffen. Dit is opmerkelijk, omdat uit de bevindingen uit de
35
Arbeid door jongeren
monitor blijkt dat deze zaken niet altijd in orde zijn, ook al wanneer naar de mening van de jongeren zelf gekeken wordt. Wellicht zijn er door de inspecteurs na beoordeling wel opmerkingen gemaakt over deze zaken, maar is niet nodig gebleken om handhavend op te treden. 6.2
Ingezette handhavingsinstrumenten
Afhankelijk van de aard van de overtreding en de ernst ervan wordt er vervolgens gehandhaafd door de arbeidsinspectie conform het geldende handhavingsbeleid. Wanneer het nodig is, wordt tot daadwerkelijk sanctioneren overgegaan (boete, procesverbaal) en als de overtreding minder ernstig is, volgt een waarschuwing. Deze waarschuwing kan echter wel inhouden, dat de inspecteur alsnog tot strengere sanctionering over zal gaan, wanneer bij herbezoek geen verbetering van de arbeidssituatie wordt aangetroffen. De waarschuwing, het boeterapport en het procesverbaal zijn de handhavingsinstrumenten die in dit onderzoek gebruikt zijn. In de volgende tabel is te zien hoe er gehandhaafd is op de 779 tijdens de inspecties geconstateerde overtredingen. Het is van belang dat op basis van deze gegevens geen conclusies worden getrokken op bedrijfsniveau. Ze vormen een optelling van alle mogelijke overtredingen in het kader van het project
Tabel 6.3
Door de Arbeidsinspectie ingezette instrumenten per overtreding instrument ingezet voor overtreding
waarschuwing ATW waarschuwing ARBO Boeterapport Proces Verbaal Totaal
459 251 4 65 779
% ten opzichte van alle ingezette instrumenten per overtreding 59% 32% < 1% 8% 100%
In de tabel is te zien dat de meeste overtredingen geleid hebben tot een waarschuwing ATW (59%). Als de inspecteur terugkomt voor een tweede bezoek, kan deze alsnog besluiten om een zwaarder handhavingsinstrument (proces-verbaal) in te zetten. Over de zwaardere instrumenten kan gezegd worden dat 4 overtredingen geleid hebben tot een boete, en 65 tot een proces-verbaal. De 4 boeterapporten zijn opgemaakt in 4 bedrijven. De 65 met processen verbaal bestrafte overtredingen hebben geen betrekking op 65 verschillende bedrijven. Uit de handhavingsinformatie blijkt dat tijdens 24 bedrijfsbezoeken een proces-verbaal is opgemaakt (per bedrijf kan voor meerdere overtredingen tegelijkertijd, en/of meerdere kinderen en jeugdigen tegelijkertijd, een proces-verbaal opgemaakt zijn). De processenverbaal zijn met name uitgedeeld in de onderzochte supermarkten, namelijk tijdens 18 bedrijfsbezoeken bij supermarkten. In totaal is tegen 18 bedrijven proces verbaal opgemaakt. Deze processenverbaal hebben met name betrekking op arbeid op een schooldag door 13- en 14-
36
Arbeid door jongeren
jarigen, arbeid na 19.00 uur door 13- tot en met 15-jarigen, het overtreden van de maximale arbeidstijd op een schooldag van 2 uur door 13- tot en met 15-jarigen en meer dan 12 uur arbeidstijd per schoolweek door 15-jarigen.
37
Arbeid door jongeren
Bijlage 1
STEEKPROEF
In de steekproef zijn bedrijven opgenomen waarvan verwacht werd dat er kinderen en jeugdigen werken. De kleinste categorie bedrijven, met 1 tot 5 werknemers in dienst, is om die reden uit de steekproef gehouden. In tabel I staan de gerealiseerde zaken in het onderzoek. Tabel 1 Steekproef
Warenhuizen Supermarkten Bouwmaterialen, algemeen assortiment overige detailhandel (bijv. bakker, meubelzaken,marktkraam) hotel(restaurants), pensions Nederlandse restaurants Chinees-Indische restaurants Cafétaria’s catering overige horecazaken (bijv. lunchrooms, café’s) overige Eindtotaal
Minder dan 10 wns. 1 22 12
10 - 49 wns.
50 - 99 wns.
100 - 199 wns.
200 en meer wns.
eindtotaal
10 57 17
9 65 3
3 35 0
9 10 0
32 189 32
5
4
1
0
0
10
14 27 25 40 4 3
17 54 7 6 7 2
9 7 0 9 3 0
8 4 0 0 0 0
7 0 0 0 2 0
55 92 32 55 16 5
152
1 181
2 111
49
28
3 524
Arbeid door jongeren
Bijlage 2
BEDRIJVEN MET KINDEREN EN JEUGDIGEN IN DIENST
Subsector Warenhuizen Supermarkten Bouwmaterialen, algemeen assortiment overige detailhandel (bijv. bakker, meubelzaken,marktkraam) hotel(restaurants), pensions Nederlandse restaurants Chinees-Indische restaurants Cafétaria’s catering overige horecazaken (bijv. lunchrooms, totaal
Aantal bedrijven 30 170 18 3
café’s)
28 56 9 34 7 1 358
Aantal werkende jongeren 562 3770 76 7 241 317 17 311 86 17 5410
Arbeid door jongeren
Bijlage 3
VERBODEN WERKZAAMHEDEN EN WERKZAAMHEDEN DIE SLECHTS ONDER DESKUNDIG TOEZICHT MOGEN WORDEN VERRICHT
In het Arbobesluit (de artikelen 4.105, 6.27,) zijn voor jeugdige werknemers verboden werkzaamheden opgenomen. Deze zijn: 1. Werkzaamheden met stoffen die voldoen aan de krachtens de artikelen 34(3) en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor indeling in een of meer van de categorieën “zeer vergiftig”, “vergiftig”, “sensibiliserend”, “kankerverwekkend”, “ mutageen” en “voor de voortplanting vergiftig”, alsmede stoffen die voldoen aan de bij of krachtens die wet vastgestelde criteria voor toekenning van een van de volgende R-zinnen: a gevaar voor cumulatieve effecten (R33); b gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling (R48); 2. Werkzaamheden met biologische agentia van categorie 3 en 4 als genoemd in artikel 4.84 lid 3 van het Arbobesluit. 3. Werkzaamheden aan of met kuipen, bassins, leidingen, of reservoirs waarin zich een of meer van de onder “1” en “2” genoemde stoffen of agentia bevinden. 4. Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk als bedoeld in artikel 6.13 van het Arbobesluit; 5. Arbeid met toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen uitzenden; 6. Arbeid op een arbeidsplaats waar men blootgesteld wordt aan een equivalent geluidsniveau van 85 dB(A) of hoger; 7. Blootstelling aan schadelijke trillingen;
Werkzaamheden onder bijzonder regime Met betrekking tot andere risicovolle werkzaamheden is bepaald dat die werkzaamheden door jeugdige werknemers alleen mogen worden verricht, indien het “deskundig toezicht” daarop zodanig is georganiseerd dat de gevaren, die op grond van de in artikel 5(1) Arbowet voorgeschreven RI&E aan die risicovolle werkzaamheden zijn verbonden voor jeugdige werknemers, kunnen worden voorkomen. Het “toezichtsregime” en de daaruit voortvloeiende gevolgen is via de artikelen 3.46, 4:106, 7:39 en 9:36 van het Arbobesluit in ieder geval van toepassing verklaard op de volgende werkzaamheden: 1. waarbij gevaar voor instorting bestaat; 2. in de directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties als bedoeld in artikel 3.1 Arbobesluit; 3. met stoffen die voldoen aan de krachtens de artikelen 34 (3) en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor indeling: 1. In een of meer van de categorieën, “ontplofbaar”, “bijtend”, en “irriterend” 2. In de categorie “schadelijk”, indien deze stoffen tevens voldoen aan de bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor toekenning van R-zinnen “onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten” (R40); 4. met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door sterke temperatuurverlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen; 5. aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs waarin zich een of meer van de onder “3” of “4” bedoelde stoffen of gassen bevinden; 6. waarbij artikelen die ontplofbare stoffen bevatten worden vervaardigd of gehanteerd; 7. bestaande in het besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen
Arbeid door jongeren
8. met wilde, giftige en andere dieren die gevaar opleveren; 9. dieren industrieel slachten 10. waarbij op basis van stukloon ongevariëerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid voorkomt en werkzaamheden waarbij het tempo door een machine of een lopende band op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden.
Arbeid door jongeren
Literatuurlijst Arbeidsinspectie (1998-2000), Landelijke project: Vakantiewerk. Projectverslagen. Opdrachtgever: regio Noord-West E. Van der Poel. Projectleiding: T. Beekhoven. Arbeidstijdenwet, Arbeidstijdenbesluit, Arbeidstijdenbesluit vervoer, Overige regelingen, Werkdokument Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 4e geheel herziene tekstuitgave, april 2001, No. 189. CBS (2001), Jeugd 2001, cijfers en feiten, hoofdstuk 6. Interne Instructie Arbeidsinspectie (2001), Arbeid door Kinderen en Jeugdigen, versie 21 juni 2001 (niet gepubliceerd) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2000), Arbo-informatie, AI-30 Jeugdigen, SDU Uitgevers Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2000), ‘Arbo-informatie Jeugdigen’ AI-30, Sdu Uitgevers, Den Haag. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, directie Internationale Zaken (2001), ‘Actieprogramma kinderarbeid conform artikel 6 van ILO-verdrag 182 betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid’, maart 2001. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2000), Kinder- en jeugdarbeid aan strenge regels gebonden, Directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie, Den Haag. NIBUD, SCP en de Interdepartementale Commissie Jeugdonderzoek (2001), ‘Nationaal Scholierenonderzoek 1999-2000’. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Besluit van 15 januari 1997, houdende regels in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid (Arbeidsomstandighedenbesluit) Vries, H.F. de (1999), ‘Jeugdige werknemers. De effecten van wetswijziging op hun arbeidsomstandigheden’, Arbeidsinspectie. Uitgave Elsevier, Den Haag