AOC Groenhorst College Velp Karakteristiek van de school Naam school Contactpersoon Adres
locaties
Oprichting Leerlingen Schoolsoort
Leerwegen
Vakrichtingen
Overige informatie
AOC Groenhorst College Velp Jan Kostelijk, coördinator/docent niveau I opleiding locatie Velp Pinkenbergseweg 5f Postbus 301 6880 AH VELP telefoon: 026-3559111 internet: www.groenhorstcollege.nl Het AOC Groenhorst College maakt deel uit van de Aeres Groep. Naast de scholen voor groen vmbo bestaat deze groep uit groen mbo en hbo. Ook een vestiging voor Praktijkonderwijs maakt deel uit van de Aeres Groep. Het College van Bestuur en de Centrale Administratie zijn gevestigd in Ede. De vmbo-locatie in Velp is een van de acht vmbo-locaties van het Agrarisch opleidingscentrum (AOC) Groenhorst College. Behalve op de vmbo-locatie in Velp verzorgen ook de vmbo-locaties Ede, Nijkerk, Maartensdijk en Lelystad de assistentenopleiding. Naast de vmbo-locatie beschikt het Groenhorst College tevens over een mbo-locatie in Velp. Er is sprake van een uni-locatie. In totaal telt de locatie Velp ongeveer 500 leerlingen, ca. 300 leerlingen in het vmbo en ca. 200 in het mbo. Het vmbo (inclusief LWOO) bestaat uit een onderbouw en bovenbouw. De assistentopleiding (uitstroom mbo-niveau 1) maakt deel uit van het vmbo. Het mbo kent opleidingen Bloem, Plant en Groen op niveau 2 en 3. Voor Bloem en Plant is ook uitstroom op niveau 4 aanwezig. Alle mbo-opleidingen worden zowel in bol- als in bbl-variant aangeboden. Op de vmbo-locatie wordt de basis-, kaderberoepsgerichte en gemengde leerweg aangeboden. Er zijn geen leerwegtrajecten (lwt) binnen de basisberoepsgerichte leerweg. Op de locatie worden alle vakrichtingen van Groen vmbo aangeboden: • Verwerking Agrarische Producten (VAP) • Dierverzorging • Plantenteelt • Bloemschikken • Groene ruimte Deze vakrichtingen worden ondersteund met agrarische (bedrijfs)economie en agrarische techniek. Op de uni-locatie is een begin gemaakt met een nieuw organisatiemodel waarbij sprake is van de splitsing in organisatorische eenheden te vergelijken met kernteams. Dit model wordt de komende jaren verder ontwikkeld en uitgebouwd.
Het AOC Groenhorst College wil instaan voor de vorming van jongeren en volwassenen waardoor zij met succes kunnen deelnemen aan de steeds veranderende samenleving. De groene onderwijsinstelling wil dit bereiken door: • binnen kleinschalige samenwerkende eenheden aan leerlingen zorg te besteden en hun zelfstandigheid te bevorderen • het aanbieden van vernieuwend onderwijs dat aansluit bij vervolgonderwijs, bedrijfsleven en maatschappij • onderwijs aan te bieden dat van regionale, nationale en internationale betekenis is • een lerende organisatie te zijn, waarbij elke medewerker in collegiale samenwerking eigen verantwoordelijkheden kan en mag dragen • een open instelling te zijn waarin respect is voor de natuur en de mens als uniek wezen
•
zoveel mogelijk maatwerk voor de leerlingen, bestaande uit maatwerkopleidingen en individuele zorg en begeleiding Het Groenhorst College geeft onderwijs in overeenstemming met de algemene christelijke beginselen.
Aanleiding tot de invoering van assistentopleiding Een aantal leerlingen heeft om verschillende redenen veel moeite om het reguliere vmbo-diploma te behalen op de locatie Velp van OAC Groenhorst College. Vooral algemene vakken (zoals Nederlands en wiskunde) vormen daarbij struikelblokken. Voor deze leerlingen was ‘zakken’ een zeker vooruitzicht; wellicht dat de school nog kon worden afgesloten met een aantal certificaten, met name voor de praktische vakken. Minder gemotiveerd viel een relatief groot aantal leerlingen hierdoor uit en verliet de opleiding voortijdig. Voor deze leerlingen is de assistentopleiding gemaakt, waarmee een erkend mbo-diploma niveau 1 kan worden behaald. Het AOC Groenhorst College heeft met de ontwikkeling van deze doorstroomvariant binnen het groene beroepsonderwijs (en daarmee binnen het gehele beroepsonderwijs) een voortrekkersrol gespeeld in de jaren 2000-2003. In deze periode is het project Track 21 uitgevoerd in het groene vmbo (zie inzet).
Track 21 In de periode 2000-2003 werd in opdracht van de AOC Raad en het Ministerie van LNV het project Track 21 uitgevoerd op een aantal vmbo-locaties van Agrarische Opleidingscentra. De doelstelling van het project Track 21 bestond uit de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen voor die groep leerlingen in het vmbo Groen die om verschillende redenen achterop raken en mogelijk geen vmbo-diploma halen. Het project beoogde daarbij een passende leerweg te ontwikkelen voor deze groep ‘risicoleerlingen’ en daarmee het onderwijs aan te passen. Nog tijdens de projectperiode van Track 21, in het schooljaar 2002-2003, is de locatie Velp gestart met de niveau 1-opleiding. Het aantal leerlingen bedroeg bij de start 6 (zie tabel 1) en waren allen afkomstig uit de eigen vmbopopulatie. De instroomcijfers laten zien dat het aantal leerlingen afkomstig uit het regionale praktijkonderwijs (PrO) in de loop der jaren toenam. schooljaar aantal leerlingen opmerkingen 2002-2003 6 start niveau 1 opleiding 2003-2004 8 (instroom via PRO: 1) 2004-2005 9 (instroom via PRO: 2) 2005-2006 10 (instroom via PRO: 6) Tabel 1: leerlingaantal niveau 1 opleiding (2002-2006) In Velp is voor de niveau 1-opleiding een keuze mogelijk uit 5 (smalle) opleidingsvarianten die allen leiden tot het mbo diploma ‘Assistent medewerker Voedsel & Groen’, te weten: • bloemenbranche & tuincentra • dierverzorging • plantenteelt • groene ruimte • voedingsindustrie Hoewel nu het programma vakgericht wordt ingevuld is er door de school steeds meer aandacht voor het intrasectorale programma Landbouw-breed. Het personeel en de leerlingen ervaren de assistentopleiding in het algemeen zeer positief. In toenemende mate worden deze ervaringen door een bredere groep docenten buiten de assistentopleiding gedeeld. De ontwikkeling en uitvoering van de niveau 1-opleiding heeft innovatieve effecten op het onderwijs in alle leerwegen van de vmbo-locatie. In het algemeen komt de leerling meer centraal te staan in het onderwijs. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een digitaal portfolio, waarmee de leerling zijn individuele prestaties kan bijhouden. Ook de aanpak van ‘minder handen voor de klas’ wordt in de andere leerwegen overgenomen. Daarnaast plukken deze
leerwegen de vruchten van onder andere het ‘buitenschools leren’ en de voorbeelden van integratie van algemene en beroepsgerichte vakken van de niveau 1-opleiding. Leerwerktrajecten Onder meer door de focus op de assistentopleiding zijn de afgelopen jaren geen leerwerktrajecten (lwt) ontstaan op de vmbo-locatie. Vanuit de ervaring dat met de assistentopleiding het huidige aanbod aan leerroutes binnen het vmbo voldoet, wordt deze variant op de basisberoepsgerichte leerweg niet op korte termijn ontwikkeld. Dit geldt ook voor de overige vmbo-locaties met de niveau 1-opleiding van het AOC Groenhorst College.
Ervaringen assistentopleiding Het AOC Groenhorst College beschouwt de assistentopleiding als een passend antwoord op de leervraag van een specifieke groep leerlingen binnen het vmbo. Met deze ‘doorlopende leerlijn’ kunnen leerlingen een gerichte stap zetten voor hun toekomst, met een diploma de school verlaten en verder leren in het mbo. Op deze wijze probeert de school ook voor deze risicoleerlingen een zo hoog mogelijke kwalificatie te realiseren en ‘eruit te halen wat erin zit’. De opleiding niveau 1 binnen het vmbo Groen is een praktische opleiding en duurt 1 jaar. Bij voorkeur start de leerling in het 4e leerjaar van het vmbo met de opleiding. Deze voorkeur heeft voor een deel te maken met de relatief zware belasting die de leerlingen ervaren in de beroepspraktijkvorming (bpv) van de opleiding. Daarnaast wil de school leerlingen zolang mogelijk de kans bieden een reguliere leerweg af te ronden. Bij weinig alternatief is in voorkomende gevallen wel een start tijdens het 3e leerjaar mogelijk. Vanaf dat moment volgt de leerling een aangepast programma.
Organisatie van de assistentopleiding De opleiding wordt gecoördineerd door een aparte coördinator, die tevens de contacten met het bedrijfsleven, als bpv-begeleider vanuit de school, verzorgt. Op het bpv-bedrijf heeft de leerling een vaste begeleider van het bedrijf zelf. Een beperkt aantal (ca. 3) docenten is betrokken bij de uitvoering van de opleiding op school (‘minder handen voor de klas’). Er is een docent voor het beroepsgericht deel en een of twee docenten voor het sociaalcommunicatieve deel. Daarbij wordt nauw samengewerkt met het zorgteam en de zorgcoördinator van de locatie. Het team van de niveau 1-opleiding komt in elk geval wekelijks bijeen om de leerresultaten en ontwikkeling van de niveau 1-leerlingen te bespreken. De leerlingen van de assistentopleiding hebben geen apart lokaal. Mede door ruimtegebrek vindt invulling plaats aan de hand van de mogelijkheden op de locatie. Dit betekent dat voor de praktijklessen de niveau 1-leerlingen meedraaien met de reguliere basisberoepsgerichte opleiding. De andere lessen volgen de leerlingen als aparte groep in wisselende lokalen. De ouders worden door het docententeam sterk betrokken bij de opleiding. Zo vaak als nodig maar ten minste tweemaandelijks vinden gesprekken plaats, meestal met de coördinator en docenten van de opleiding dan wel samen met de zorgcoördinator van de school. Bij presentaties en bepaalde activiteiten door de leerlingen zijn vaak ouders aanwezig. De ouders ervaren de opleiding als zeer positief. De betrokkenheid van de ouders bij de opleiding stimuleert de leerlingen en vergroot de kans op succes.
Determinatie Het initiatief voor deelname aan de niveau 1-opleiding ligt bij de school. De school beslist welke leerling het aparte traject mag volgen. Vanaf het 3e leerjaar vindt determinatie van de leerlingen voor de niveau 1-opleiding plaats. Regelmatig worden daartoe de leerresultaten van de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg geëvalueerd met de docenten. De resultaten van deze evaluaties worden aansluitend besproken in het zorgteam. Bij een eventuele voordracht voor de niveau 1-opleiding van de leerling voeren de zorgcoördinator en decaan in een zo vroeg mogelijk stadium gesprekken met de ouders/verzorgers.
Er is geen vast protocol voor de determinatie op school aanwezig. In de praktijk wordt gelet op de volgende zaken: • niet in staat het reguliere diploma van de basisberoepsgerichte leerweg te behalen • fysieke en/of sociale problemen • motivatie voor vakrichting • mogelijkheden bpv • resultaat intakegesprek Leerlingen, die in principe wel de basisberoepsgerichte leerweg kunnen afronden, maar die door ziekte of door sociale omstandigheden thuis te sterk achterlopen met hun studie kunnen toch worden toegelaten tot de assistentenopleiding. Het intakegesprek wordt door de coördinator gevoerd met de leerling en de ouders/verzorgers. In het intakegesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: • motivatie voor de opleiding • afspraken bpv-bedrijf • rol van de school • bpv niet gericht op vergoeding • werk- , reis- en schooltijden • opdrachten en beoordeling op het bpv-bedrijf • gedrag op het bpv-bedrijf en op school • begeleiding door de school en bpv-bedrijf • toekomst via niveau 1-opleiding
Inhoud van de niveau 1-opleiding Het weekrooster kent twee dagen bpv en drie dagen school maandag dinsdag woensdag ochtend school bpv school middag school bpv school Tabel 2: Bpv tijdens weekindeling niveau 1-opleiding
donderdag bpv bpv
vrijdag school school
Zoals weergegeven in Tabel 2 vindt de bpv niet in een aaneengesloten blok plaats maar in twee aparte dagen per week. Op deze wijze wordt de relatief zware belasting van de bpv voor de leerlingen meer gespreid over de week. Bovendien kan binnenschools worden ingesprongen op de ervaringen en leervragen van de leerling over de bpv (participerend leren).
Het binnenschools programma omvat de volgende onderdelen: • Maatschappelijk Culturele Kwalificatie 3 lesuren per week • LO/ergonomie 2 lesuren per week • Planning/begeleiding/algemene zaken 5 lesuren per week *) • Vakonderwijs 7 lesuren per week **) Daarnaast vindt wekelijks individuele stagebegeleiding plaats. *) bij algemene zaken worden opdrachten algemene techniek, economie, Nederlands, rekenen gegeven; deze opdrachten worden afgestemd op de mogelijkheden van de leerling. **)5 lesuren met 4e klas basisberoepsgerichte leerweg én 2 lesuren met 3e klas basisberoepsgerichte leerweg
status deelkwalificatie V V VK VRK VR
deelkwalificaties
sbu
sp
MCK A Assisteren bij dagelijkse werkzaamheden Assisteren deelsector diverse deelkwalificaties LO, sociaal/communicatieve training
200 330
3 5
266 *) *)
4 4 5
200
3
bpv
opmerkingen
afhankelijk van doorstroom
Tabel 4: Curriculum Niveau 1 opleiding (BOL) V VRK bpv SBU
Verplicht Vrije keuze Beroepspraktijkvorming studiebelastingsuren
VK VR SP *)
Verplichte keuze Vrije ruimte studiepunten nader in te vullen
De coördinator voert zeer regelmatig voortgangsgesprekken met de leerlingen. zowel tijdens de verschillende lessen als de leerlingen zelfstandig werken, maar ook bij gesprekken na schooltijd en tijdens de bedrijfsbezoeken. Pedagogische & didactische aanpak De beroepspraktijk is leidend bij de invulling van de lesstof. Er is sprake van het principe ‘leren door doen’. Dit betekent dat theorie en praktijk geïntegreerd aan bod komen. Direct aangrijpingspunt is de praktische handeling. Bovendien wordt alleen die theorie aangeboden die strikt noodzakelijk is voor een bepaalde praktische opdracht. Algemene (beroeps)vaardigheden worden zoveel als mogelijk geïntegreerd aangeboden bij praktische opdrachten. De lessen op school vinden niet plaats in een vast lokaal. Wel wordt er gebruik gemaakt van de vaste vaklokalen. Bij het groene vakonderwijs lopen de leerlingen mee met de reguliere vaklessen van de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg. Deze leeromgeving ziet er realistisch uit. De werkvormen zijn activerend van opzet. Tijdens de lessen werken de leerlingen zo veel mogelijk samen, zodat allerlei sociale vaardigheden worden gestimuleerd. Daarbij wordt ICT regelmatig ingezet, zodat de leerlingen ook zelfstandig aan de slag gaan. Ten slotte zijn de opdrachten realistisch geformuleerd. Ze komen als het ware zo uit de beroepspraktijk vandaan. De leerlingen ervaren dit als zeer stimulerend en motiverend. De docenten van de opleiding stimuleren en begeleiden de leerlingen in hun individuele ontwikkeling. Vertrouwen in zichzelf en in elkaar is een sleutelbegrip tijdens de opleiding. De begeleidend docent focust tijdens de start van de opleiding vooral in op wat de leerling wel kan en niet op wat er nog niet inzit. Met de verschillende opdrachten wordt aangehaakt aan een vaardigheid die de leerling al enigszins heeft ontwikkeld. Met de daaropvolgende opdrachten worden nog onbekende vaardigheden verkend en stukje bij beetje veroverd. Op deze wijze neemt het zelfvertrouwen van de leerling toe en treedt groei op. Eigen initiatieven van de leerling worden beloond. Na de eerste positieve ervaringen kan een leerling ook veilig terug leren kijken op zichzelf. De terugblik (zelfreflectie) is niet meer bedreigend en negatief, maar geeft dan mogelijkheden voor verbetering en groei. De begeleidende docent is sterk gericht op het realiseren van dit zelfreflectieproces bij de leerling. Alle docenten van de niveau 1-opleiding zijn tevens voor een deel werkzaam op het groene mbo. Hierdoor worden de aansluitingsmogelijkheden van de opleiding bij de groene vervolgopleidingen op niveau 2 vergroot. Beoordeling In de opleiding op school en op het bpv-bedrijf werkt de leerling allerlei verplichte en vrij te kiezen onderdelen door, die bij voldoende resultaat toegang geven tot een ‘proeve van bekwaamheid’ of eindtoets. Van tevoren wordt afgesproken wat de minimale eisen zijn. Er is per opleiding één eindtoets. De eindtoets integreert binnenen buitenschoolse elementen, theorie en praktijk. Bij de onderdelen wordt de leerling in hoofdzaak vakmatig beoordeeld. Beoordelingen dienen daarbij vooral als instrument om individuele vervolgtrajecten uit te zetten en af te spreken.
Stage en stageorganisatie Buitenschools werkt de leerling een set praktijkopdrachten door die tezamen het praktijkwerkboek vormen. Deze praktische handelingen uit de beroepspraktijk worden met behulp van een vaardigheidslijst beoordeeld. De praktijkopdrachten zijn gekoppeld aan de eindtermen van de opleiding. Deze eindtermen zijn gericht op specifieke beroepsvaardigheden en op algemene (beroeps)vaardigheden oftewel sleutelvaardigheden (zie Tabel 3). Hoofdcriteria Vakvaardigheid Communicatief vermogen
Klantvriendelijkheid
Werken in teamverband
Werkuitvoering en zelfsturing
Besluitvaardigheid Analyserend vermogen Werkhouding
Sleutelvaardigheden vak bijhouden inzicht in arbeidsorganisaties vermogen om kennis te vergaren registreren en rapporteren representatief handelen behoefte klant vaststellen klantvriendelijk handelen commercieel inzicht samenwerken met collega’s samenwerken met leidinggevende loyaal handelen solidariteit tonen zelfstandig functioneren zorgvuldig handelen nauwkeurig handelen bereidheid verder te leren flexibiliteit tonen kwaliteitsbewust handelen controleren kritische instelling tonen verantwoordelijkheid inzet tonen
Tabel 3: Verzamellijst sleutelvaardigheden niveau 1/2 Buitenschools op het bpv-bedrijf werken de leerlingen de opdrachten van het praktijkwerkboek door. De bpvopdrachten/handelingen worden aan de hand van vaardigheidslijsten in eerste instantie beoordeeld door de begeleider van het bpv-bedrijf, uiteraard onder verantwoordelijkheid van de school. Regelmatig brengt de stagebegeleider een bezoek aan het bpv-bedrijf, waarbij de resultaten samen de bpv-begeleider en de leerling worden doorgenomen. In de bijlage van deze publicatie zijn opgenomen: • een voorbeeld van een praktijkopdracht (bijlage 1) • de inhoudsopgave van een praktijkwerkboek (stageboekje; zie bijlage 2) • een voorbeeld van een vaardigheidslijst (zie bijlage 3), die in de opleiding worden gebruikt De ‘proeve van bekwaamheid’ of eindtoets wordt uitgevoerd en beoordeeld op het bpv-bedrijf en sluit aan op directe beroepspraktijk van het bedrijf. Een voorbeeld is opgenomen als bijlage 4. De eindtoets wordt beoordeeld door de bpv-begeleider en de stagebegeleider van de school. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van een criteriumgericht interview. Bedrijfsleven en beroepspraktijkvorming (bpv) De ervaringen met het bij de assistentopleiding betrokken bedrijfsleven zijn overwegend positief. Niet elk bpvbedrijf is geschikt als leerwerkplaats voor de niveau 1-opleiding. Naast de accreditatie voor de niveau 1opleiding door Aequor wordt met name door de school gekeken naar de begeleidingskwaliteiten van de bpvbegeleider en de ervaringen in het verleden. De bpv-bedrijven bevinden zich allen op relatief korte afstand van de school. In principe werkt en leert een leerling op één bpv-bedrijf tijdens de opleiding. In een veilige, positieve en vertrouwde werksfeer en door een gerichte begeleiding en persoonlijke band groeien de meeste leerlingen uit tot gewaardeerde assistenten. Het initiatief voor de benadering van het stagebedrijf ligt in principe bij de leerling zelf. Om succesvol een bedrijf te kunnen benaderen vindt een voorbereiding met een gerichte training (onder andere in het voeren van een
telefoongesprek) plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het cursusaanbod van een regionaal IPC (InnovatiePraktijkCentrum of praktijkschool). De school beheert een bestand aan geschikte bpv-adressen (netwerk). De mate van begeleiding door de school van de werving is afhankelijk van de situatie per leerling. In principe wordt de leerling zowel vanuit school begeleid als door een vaste begeleider op de bpv-plaats. De bpv-begeleiders worden jaarlijks uitgenodigd op een informatieavond. Tijdens deze gelegenheid wordt informatie uitgewisseld over de opleiding in het algemeen en het buitenschools leren in het bijzonder. Ook staat men uitvoerig stil bij de beoordeling van het werk van de leerlingen. Naast de praktijkopdrachten, die met behulp van een vaardigheidslijst worden beoordeeld, is er aandacht voor de beoordeling van de ‘proeve van bekwaamheid’ waarmee de bpv wordt afgesloten. De praktijkopdrachten staan in principe vast en zijn gekoppeld aan eindtermen. Per bpv-bedrijf is aanpassing van de praktijkopdrachten mogelijk; overblijvende essentiële opdrachten kunnen dan op school of in het uiterste geval op een ander bpv-bedrijf worden uitgevoerd.
Administratie resultaten leerlingen Naast de administratie van de docenten houdt een leerling zelf ook zijn resultaten schriftelijk via een scorelijst bij. Een digitaal portfolio, in de vorm van een prestatiedossier, is in ontwikkeling. Op Livelink van Groen Kennisnet wordt daartoe een aparte digitale omgeving voor de leerlingen van de niveau 1-opleiding ingericht. Dit sluit ook aan bij de gedachte van de school maatwerk te willen leveren aan de individuele leerling van de niveau 1-opleiding. Het is de bedoeling dat niet alleen specifieke vak- en beroepsvaardigheden aan bod komen maar dat in de nabije toekomst tevens de ontwikkeling van meer algemene (beroeps)vaardigheden of competenties van de leerling wordt beschreven.
Doorstroom Tot nu toe sluit ca. 50 % van de leerlingen het onderwijs (voorlopig) af met de niveau 1-opleiding. De overige 50 % van de leerlingen gaat door met een niveau 2-opleiding. Van de groep die doorgaat haalt ca. 80 % ook inderdaad het diploma mbo niveau 2.
Samenwerking met mbo In het algemeen gaat ca. 60 % van de leerlingen in Velp door in mbo Groen. De assistentopleiding wordt uitgevoerd in Velp op een zogenoemde uni-locatie van het AOC Groenhorst College, waar zowel een vmbo- als een mbo-locatie is gevestigd. Alle docenten van de niveau 1-opleiding zijn tevens werkzaam op het groene mbo. Het programma en de handelingslijsten voor de bpv van de niveau 1-opleiding lopen door in de niveau 2opleiding. Er is sprake van een ‘warme overdracht’, waarbij in de niveau 2-opleiding op individuele wijze wordt ingehaakt op de resultaten van de niveau 1 opleiding. De wijze van lesgeven sluit aan bij het pedagogisch klimaat van de assistentopleiding. Ook de wijze van examineren via een voorwaardelijk prestatiedossier en afsluitende ‘proeve van bekwaamheid’ sluit aan bij de niveau 2-opleiding. Ca. 40 % van de leerlingen stroomt door naar het regionale ROC, naar de sector Zorg & Welzijn. De leerlingvolggegevens worden bij aanmelding doorgegeven. In principe kunnen de leerlingen met het diploma niveau 1 ‘Assistent medewerker Voedsel & Groen’ allen doorstromen naar de niveau 2-opleidingen in de sector Zorg & Welzijn. De leerlingen die deze weg kiezen hebben in het algemeen een assistentopleiding dierverzorging of voedingsindustrie afgerond. Leerlingen die de groene kant hebben gekozen blijven daar veelal werkzaam, een enkeling gaat verder in de technische sector.