AOb Voortgezet Onderwijs Utrecht, 10 juli 2015
Extra Nieuwsbrief vo 10 Juli 2015
Algemene Onderwijsbond
0900 463 62 62
[email protected]
De onderhandelingen over de cao vo zijn andermaal vastgelopen. Dat feit heeft de VO-raad ertoe gebracht de cao
www.aob.nl
voor het voortgezet onderwijs, die op 1 augustus 2015 afloopt, op te zeggen.
Struikelblok
Aanmelden nieuwsbrief
Het grootste struikelblok is volgens de Algemene Onderwijsbond de staat van de arbeidsverhoudingen in de sector. Deze staan onder
Op AOb.nl kunt u zich aanmelden voor deze en andere nieuwsbrieven
druk en het verloop van het cao-overleg is daar een voorbeeld van. Het is al de tweede keer dat het overleg vastloopt. Moedwillig heeft de VO-raad het overleg eerder laten vastlopen op een bod van 0,2%. Nu lag er weliswaar een hoger loonbod, maar de VO-raad koppelde dat aan een opeenstapeling van andere onredelijke voorstellen. De wijze waarop de werkgeversdelegatie in het overleg over de Wet werk en zekerheid, de automatische periodiek en de rechtsbescherming van het personeel het onderste uit de kan wilde, maakt het voor de AOb zonneklaar dat de VO-raad niet uit was op een vergelijk. Van open en reëel overleg was geen sprake. Dit beeld werd bevestigd door het feit dat de opzeggingsbrief ondertekend en wel bij de afsluitende rondvraag in het overleg werd overhandigd. Daarmee werden de bonden voor de tweede keer geconfronteerd met een onheuse opstelling van de VO-raad. De onderhandelaars van de werkgevers denken blijkbaar dat dit soort gedrag eindeloos kan worden herhaald. Het feit dat de VO-raad sans gêne publiceert dat de opzegging alleen maar dienstig is aan het onderhandelingsproces en dat de werkgevers natuurlijk met de bonden verder willen praten, is daar een andere illustratie van.
Rechtsbescherming Opzeggen betekent dat er feitelijk geen cao meer is en dat over alle onderwerpen opnieuw kan worden onderhandeld. De contractsvrijheid herleeft. De VO-raad ziet zodoende kans bij alle artikelen van nul af aan te beginnen, want met een al dan niet stilzwijgend verlengde cao blijven de huidige bepalingen gelden;
ook voor nieuwkomers. Van die bepalingen wil de VO-raad af. Zo willen de werkgevers de geldende inschalingsverplichtingen uit de cao tegenover nieuwe werknemers niet meer. Dat betekent dus dat nieuwe werknemers dus minder bescherming genieten. Ook voor de tijdelijke arbeidsovereenkomsten in het vo zoekt de VO-raad doelbewust de grenzen van de wet. De onderliggende agenda is duidelijk. In economische termen komt het neer op maximale kostenreductie en beleidsvrijheid om de productie in de school naar eigen inzicht op te voeren. Daarvoor moet de rechtsbescherming via de cao wijken en moeten bonden en personeel op afstand worden gezet. Deze agenda wordt al jarenlang gehanteerd door werkgevers in het vo, die daarmee doelbewust de verhoudingen in de sector onder druk zetten. De VO-raad ziet zichzelf blijkbaar niet als een vereniging van werkgevers die de verantwoordelijkheid wil nemen voor de inrichting van de sector. Met een cao spreken de bonden en de werkgevers een minimum aan rechtsbescherming af om willekeur uit te sluiten. Dat minimum is volgens de VO-raad veel te royaal. Volgens de VO-raad is het aan de “dialoog” tussen werkgever en de individuele werknemer en op z’n best aan het overleg tussen bestuur en (p)mr om zaken op scholen te regelen. Onder het mom van ’we zijn immers allemaal professionals’. Daarmee wordt een gelijkwaardige relatie gesuggereerd. Het fundamentele andere karakter van de relatie tussen werkgever en werknemer wordt daarmee verdoezeld: bij deze voorstelling verdwijnt het eenzijdig instructierecht en de salarisafhankelijkheid achter een façade. De VO-raad is zo overtuigd van de professionaliteit en het ethisch kompas van de bestuurders dat goed werkgever- en werknemerschap zich als vanzelf in de scholen ontplooien, zonder sturing van een cao. Onderzoeken wijzen echter uit dat er sprake is van heel veel verschillende situaties in de sector; er zijn scholen die vrijheid organiseren en er binnen de bepalingen van de huidige cao heel goed mee om weten te gaan. Maar er zijn ook scholen waar het tegendeel gebeurt. Onze leden, regiobestuurders en de juridische afdelingen van de bonden weten niet anders. Daarom blijft een goede rechtsbescherming via de cao van belang.
Loonontwikkeling De VO-raad zegt het van belang te vinden dat het salaris van werknemers na de lange nullijn in voorgaande jaren weer gaat stijgen. Daarom is er in de beleving van de werkgevers een concreet loonbod van 2% gedaan, namelijk 0,8% met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015. En dat bovenop de loonsverhoging van 1,2% die reeds is toegekend voor dit jaar. In het
loonbod zit ook een eenmalige uitkering van 300 euro in het najaar van 2015, plus de mogelijkheid om per 1 januari 2016 nogmaals een loonsverhoging van 1% af te spreken. Dit aanbod stijgt uit boven de ruimte die door de overheid in 2015 beschikbaar is gesteld. Aldus de VO-raad. Hier wordt echter op omfloerste wijze 2015 aan 2016 verbonden. Er wordt niets gezegd over de looptijd van de cao. De VO-raad wil namelijk een looptijd tot 1 december 2016! Met andere woorden: de 0,8% geboden salarisstijging is niets anders dan het doorgeven van het dalen van de pensioenpremie ABP over 2015. Deze uitkering staat tegenover de verslechteringen van de aanspraken op de pensioenen en zijn al onderdeel van het akkoord over de aanpassing van het pensioenreglement. De VOraad probeert dus goede sier te maken met een uitkering die al is afgesproken. Voor de eenmalige uitkering van 300 euro geldt min of meer hetzelfde. Die heeft als bron de kostendaling als gevolg van het vervallen van de herstelopslag voor het pensioenfonds ABP. De totale loonkosten zijn daardoor overigens meer gedaald dan de 300 euro die nu wordt geboden. De 1% extra per in januari 2016 is een conservatief beslag op de ruimte die volgend jaar beschikbaar komt. De VO-raad publiceerde zelf de ruimtebrief van het kabinet. Daarin wordt de ruimte voor 2016 geschat op 1,4%. De ontwikkeling van de economie wijst op een hogere groei. Het CBS gaat al uit van 1,6%. Dus alle mooie woorden ten spijt kan de conclusie niet anders zijn dan dat het bod minder is dan het op grond van de huidige cijfers had moeten zijn. En bovendien zijn de middelen voor een groot deel afkomstig uit het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket. Dan nog komt het bod niet in de buurt van wat wij vragen, namelijk 3%.
Wet werk en zekerheid (Wwz) De Wwz dwingt tot overleg over een aantal bepalingen in de huidige cao. Het gaat dan over de route bij ontslag, de ketenbepaling voor tijdelijke contracten en de versobering van de ww. De Wwz steunt op de afspraken in het Sociaal Akkoord van 2013. De VO-raad heeft met het sluiten van het onderhandelaarsakkoord cao 2014-2015 expliciet ingestemd met het nakomen van de afspraken in het Sociaal Akkoord. De werkgevers in het vo zijn eigen risicodragers. Zij ontvangen een vergoeding in de lumpsum voor eventuele ontslagkosten inclusief de bovenwettelijke uitkeringen. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor het re-integreren van werkloze ex-medewerkers. Die vergoeding is hoger dan de kosten die gemoeid zijn met het financieren van de
uitkeringen bij werkloosheid. Het systeem is dus zeer kosteneffectief. Vanuit kostenoverwegingen is er dan ook geen noodzaak het systeem te wijzigen. Meso-economisch gezien gaat het om weinig geld, maar voor de betrokken werkloze is het van levensbelang. De VO-raad verbindt aan het nakomen van het Sociaal Akkoord een voorwaarde die er niet in opgenomen is: een verbinding tussen de reparatie van de versobering van de ww en de bovenwettelijke regelingen bij die ww. Ook wil de VO-raad af van de Transitievergoeding waar elke werknemer (met een dienstverband van twee jaren en meer) recht op heeft. De bonden hebben naar voren gebracht dat een eventuele verrekening van de transitievergoeding wat hen betreft alleen bij het opmaken van een sociaal plan aan de orde kan zijn. Dan gaat het immers om het opstellen van maatregelen die werkloosheid vermijden. Dit is voor de VO-raad echter niet genoeg. De huidige bovenwettelijke uitkeringen in het vo zijn, volgens de VO-raad “immers hard aan modernisering toe”. Deze zijn “niet meer van deze tijd en staan niet in verhouding tot soortgelijke regelingen in andere sectoren” volgens de raad. Dat bovenwettelijk recht in de huidige cao is er niet voor niets. Alle statistieken met betrekking tot het werkloosheidsrisico wijzen uit dat een persoon van een bepaalde leeftijd een erg hoog risico draagt werkloos te blijven. Dat was vroeger zo, dat is nog steeds zo. Alle reden om er voor te zorgen dat er een fatsoenlijk sociaal vangnet is voor mensen die werkloos worden. Maar wie bepaalt wat goed voor ons is, of definieert wat van deze tijd is? Daar wordt nog altijd in deze echt “moderne” tijd over gedebatteerd, geredetwist en onderhandeld! Die andere sectoren moeten dan ook met naam benoemd worden. Gaat het over het Rijk, de Politie of een andere met het onderwijs te vergelijken sector? Of gaat het over de regelingen die beschikbaar gesteld worden aan een ontslagen vo-bestuurder? Het staat elke partij bij een cao vrij om bestaande regelingen ter discussie te stellen. Bonden zijn het gesprek over de bovenwettelijke regelingen niet uit de weg gegaan. Daar zijn ook inhoudelijke overwegingen voor. Bonden wilden onder meer onderzoeken of de rechtenopbouw in de regeling meer generatiebestendig te maken is. Of kijken of het vermijden van en re-integreren uit werkloosheid effectiever kan. Bonden wilden daarbij nadrukkelijk het risico van werkloosheid bij de verschillende
leeftijdsgroepen betrekken. Het overleg hierover is vastgelopen. Als er voor de VO-raad geen “kosten zijn terug te verdienen”, welk ander belang speelt er dan, als de regeling versoberd moet worden? De AOb kan geen ander oogmerk zien als het creëren van meer mogelijkheden om met personeel “te schuiven”. Ook richting ontslag. Daarmee tasten de werkgevers de rechtszekerheid van het personeel aan. De VO-raad wil bovendien de medewerking van de bonden om de wettelijke mogelijkheden tot omzeiling van de verboden in de Wwz voor inzet van tijdelijk personeel maximaal te gebruiken. Daarmee maakt de VO-raad zich schuldig aan cherry-picking: wel afwijking van de nieuwe ketenbepaling bij tijdelijke contracten, maar geen versterking van de rechtspositie van tijdelijke medewerkers. Wel de maximale duur van tijdelijke contracten voor onbevoegden, maar geen harde afspraken over de bestrijding van onbevoegdheid. Een punt dat bij de bonden voor veel irritatie zorgt, is de ideologisch gemotiveerde keuze van de VO-raad voor het UWV als toetsingsinstantie bij ontslag. Nu is daar een sectoreigen beroepsinstantie voor. De VO-raad wil dat de onderwijssector een normale sector wordt, en dat is in hun beleving een sector die onder de kale werking van het Burgerlijk Wetboek valt en hetzelfde regime kent als het bedrijfsleven. De werkgeverskoepel heeft geen enkel argument gegeven waarom de UWV-route bij ontslag een goede zaak zou zijn voor de sector en zijn werknemers. De VO-raad denkt verder dat het bij de keuze voor de UWV-route overbodig wordt een model reglement functioneren en beoordelen in de cao op te nemen . De Toetsing door het UWV is immers streng gereglementeerd en een model zou alle personeelsleden en besturen kunnen beschermen in ontslagprocedures. Deze opvatting versterkt het beeld dat de VO-raad maximale vrijheid zonder verplichtingen voor de schoolbesturen bij het op tijdelijke basis aannemen van personeel wil, en voor de rest van mening is dat werkgevers en werknemers in de scholen het zelf maar moeten uitzoeken.
Overige onderwerpen De VO-raad zoekt beleidsvrijheid en wil daarom ook de automatische periodiek ter discussie stellen. Tegelijkertijd is de VOraad niet van plan af te spreken dat het toekennen of onthouden van een periodiek gebaseerd moet zijn op een beoordelingssysteem dat willekeur uitsluit. Een voorstel van bonden om eisen te stellen aan het beoordelingssysteem werd van tafel geveegd. Volgens de werkgeversorganisatie zijn scholen in samenspraak met de PMR-en
zelf wel in staat dat te ontwikkelen. Bonden willen dat het persoonlijk budget wordt gebruikt voor werkdrukverlichting. De VO-raad heeft van begin af aan ingezet op spaarmogelijkheden, zodat er nu gewoon doorgewerkt kan worden. De VO-raad wil de maximale spaartermijn nu ophogen naar acht jaren (400 uren) maar tegelijkertijd geen inhoud geven aan het principe ‘uur voor uur’. De VO-raad is van mening dat het laatst gespaarde uur duurder is dan het eerste en dat er dus na acht jaren minder uren resten dan 400. Voor de bonden is dit een in financieel opzicht verwaarloosbaar thema, en tegelijkertijd een voorbeeld van de fixatie van de VO-raad op kostenbeheersing. Bovendien laat dit duidelijk zien dat de werkgeverskoepel er geen probleem in ziet om te vragen, vragen en nog eens te vragen zonder daar ook maar iets tegenover te stellen.
Beoordeling De AOb heeft op dinsdag 7 juli met de sectorraad het verloop en de uitkomst van het cao-overleg besproken. De leden delen de conclusie dat er geen overeenstemming mogelijk is en zijn verontwaardigd over de handelswijze van de werkgeversdelegatie. Zij ondersteunen het voorstel om samen met de andere bonden na de zomervakantie een campagne te starten die onderwijspersoneel ertoe brengt massaal de houding van de VO-raad te verwerpen en op te komen voor de beschermende werking van de cao.
Gevolgen van cao-loze periode. De gevolgen van een cao-loze periode zijn afhankelijk van de manier waarop er in de sector gereageerd wordt op dat feit. Gebruikelijk is dat de werkgevers doen alsof de cao er nog is. De wet op de cao is echter duidelijk en de Wet op het Voortgezet Onderwijs ook. De belangrijkste aspecten zijn de volgende: In principe herleeft de contractsvrijheid. Werkgevers en werknemers zijn vrij om te onderhandelen over de arbeidsovereenkomst. Voor werknemers met een bestaande arbeidsovereenkomst geldt echter de nawerking van de huidige cao en een overleg over een nieuwe arbeidsovereenkomst kan zo lijkt het voor hen alleen een verbeterd contract opleveren. Er zullen maar weinig werkgevers zijn die dat gesprek aangaan. Voor nieuwe werknemers ligt dat anders. Zeker nu de VO-raad de inschalingsverplichtingen tegenover nieuwe werknemers niet meer wil. Dat betekent dat nieuwe werknemers niet meer kunnen terugvallen op die bepalingen en zij genieten dus minder bescherming. De cao is het resultaat van het door de werkgever met de vakbonden gevoerde overleg over de aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het
personeel als bedoeld in de artikelen 38a en 40a van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Zo luidt artikel 21.1 lid 1 van de huidige cao. Nu de cao is opgezegd zullen de schoolbesturen voor alle thema’s van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel die in de cao genoemd zijn overleg moeten voeren met de bonden. Dat geldt in principe voor alle in de cao opgenomen regelingen, maar ook voor de extra aangelegenheden t.o.v. de WMS die de cao aan het overleg tussen werkgever en (p)MR heeft gedelegeerd. Dus bijvoorbeeld het Taakbeleid en het overleg over het Transitieplan. Leden die denken onterecht van een volgend (al dan niet verlengd) tijdelijk contract zijn afgehouden (ondanks het feit dat hun contract van rechtswege eindigt), terwijl hun werk er nog steeds is, wordt aangeraden dit te melden
[email protected]
© 2011 Algemene Onderwijsbond - 0900 463 62 62 -
[email protected] - www.aob.nl