Anti-pestprotocol basisschool 'Op Weg' 'Op Weg naar een pestvrije school’
Januari 2008
Inleiding Voor u ligt het Anti-pestprotocol van basisschool 'Op Weg'. Dit Anti-pestprotocol is bedoeld voor alle leerkrachten en ouders van kinderen van de basisschool. In dit Anti-pestprotocol is beschreven op welke manier basisschool 'Op Weg' het pesten wil tegengaan. We beschrijven eerst de visie van basisschool 'Op Weg' met betrekking tot een sociaal veilig klimaat. Vervolgens geven we een korte omschrijving van pesten en het verschil tussen pesten en plagen. Daarna geven we aan hoe het pesten voorkomen, gesignaleerd en aangepakt wordt op de school. Voor de ouders hebben we in hoofdstuk 6 een aantal richtlijnen als er sprake is van pesten in de klas. In de bijlage vindt u een contract waarmee betrokken partijen zich verbinden om het pesten op de school tegen te gaan.
Omwille van de leesbaarheid van het Protocol, spreek ik van ‘hij’ en ‘hem’. Hiermee bedoel ik ook ‘zij’ en ‘haar’.
Inhoudsopgave
Inleiding
p. 2
1. Visie Sociaal veilig klimaat Iedereen moet zich veilig voelen Zorg voor elkaar Respect voor elkaar
p. 4 p. 4 p. 4 p. 4
2. Pesten Pesten of plagen?
p. 5 p. 5
3. Voorkomen van pesten Positief, veilig klassenklimaat Regels
p. 6 p. 6 p. 6
4. Signaleren van pesten Hoe signaleren we pestgedrag? De klas Kinderen die gepest worden Kinderen die pesten De middengroep Belemmeringen bij het signaleren van pestgedrag
p. 8 p. 8 p. 8 p. 9 p. 9 p. 9 p. 10
5. Aanpakken van pesten De niet-confronterende methode De confronterende methode Hulp aan de pester in 5 stappen Hulp aan het gepeste kind Hulp aan de middengroep
p. 11 p. 11 p. 11 p. 11 p. 12 p. 12
6. Richtlijnen voor de ouders Ouders van kinderen die worden gepest Ouders van kinderen die pesten Ouders van kinderen die in een klas zitten waar wordt gepest
p. 14 p. 14 p. 14 p. 14
Contract Anti-pestprotocol
p. 16
Bijlagen Omgangsregels groep 5 t/m 8 Regels groep 1 t/m 4 Matrix ‘Ruzie of pesten, wat doe je eraan?!’
p. 18
1. Visie Sociaal veilig klimaat Iedereen moet zich veilig voelen Zorg voor elkaar Respect voor elkaar Iedereen moet zich veilig voelen. Dit is de basis voor de verdere ontplooiing van kinderen en volwassenen. Dit bereiken wij van basisschool 'Op Weg' doordat we duidelijke regels en afspraken hebben in de klas en in het team over hoe we met elkaar omgaan. Deze regels en afspraken leggen we aan het begin van het jaar vast. Zorg voor elkaar. Zorgzaam voor elkaar betekent voor ons als team gemeende interesse hebben voor een ander. Geven om elkaar. We zorgen er samen voor dat iedereen zich goed voelt en plezier heeft op school. Als klas zorgen we ervoor dat er geen kinderen worden buitengesloten of gepest. Gebeurt dit toch wordt het door de leerkracht serieus genomen en besproken in de klas en met het team. Met behulp van het Anti-pestprotocol pakken we het probleem aan. Dit is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de groepleerkracht(en), maar de rest van het team en alle betrokken kinderen (pester, gepeste en middengroep) werken samen om het probleem op te lossen. Ook zorgen we voor elkaars eigendommen. We gaan zuinig om met andermans spullen en zijn zuinig op de natuur. Respect voor elkaar. Respect betekent voor ons als team dat je elkaar accepteert zoals je bent en beleefd met elkaar omgaat. Als team hebben we onderling respect en respect voor de kinderen en ouders. We leren kinderen respect voor elkaar te hebben. Iedereen is anders en mag anders zijn. Elk mens is uniek en doet er toe.
Vanuit de zorg voor elkaar en de veiligheid van de kinderen, hebben wij van 'Op Weg' besloten structureel iets te doen om het pesten op school tegen te gaan. In dit Anti-pestprotocol staat beschreven wat we doen om pesten te voorkomen, te signaleren en aan te pakken. Ons anti-pestbeleid is gericht op samenwerking tussen de betrokken partijen (leerlingen, leerkrachten en ouders). Allereerst geven we een korte beschrijving van pesten. Vervolgens geven we aan wat we doen om pesten op de school te voorkomen. Pesten gebeurt vaak onderhuids en is niet altijd even goed zichtbaar voor een leerkracht. Daarom is het van belang dat het pestgedrag goed gesignaleerd wordt. Wij gebruiken daarvoor middelen zoals het Sociogram. Deze wordt gebruikt om de leerkracht een duidelijk beeld te geven van de verhoudingen in de klas en om pestgedrag effectief aan te kunnen pakken. Verder beschrijven we in dit protocol wat we doen om het pesten aan te pakken. Wij zien dit als een probleem van de hele klas. Alle kinderen en de groepsleerkracht zijn verantwoordelijk voor een fijne sfeer en worden ook allemaal betrokken (‘vijfsporenaanpak’). Tot slot hebben we een contract, waarin het bestuur, de directie, de personeelsleden, de oudervereniging en de medezeggenschapsraad zich verplichten zich in te zetten voor een pestvrije school.
2. Pesten Pesten of plagen? Er zijn verschillende definities over pesten en plagen. Kortweg kunnen we zeggen dat er sprake is van pesten als een persoon herhaaldelijk en langdurig blootstaat aan negatieve handelingen verricht door één of meer personen. Er is sprake van een andere machtsverhouding; een sterker kind en een zwakker kind. Plagen betekent een geintje uithalen met iemand. Het heeft niet zozeer het doel om iemand pijn te doen. Het verschil tussen plagen en pesten is niet altijd even duidelijk, maar de kracht en de gemenigheid van pesten zit hem in de herhaling. Pesten heeft altijd negatieve gevolgen! Het slachtoffer krijgt een negatief zelfbeeld en het zelfvertrouwen gaat omlaag. Verder heeft het slachtoffer moeite om contact te maken met andere mensen.
3. Voorkomen van pesten Positief, veilig klassenklimaat Alle leerkrachten van basisschool 'Op Weg' zetten zich in om pesten te voorkomen. In de klas wordt er regelmatig aandacht besteed aan de ontwikkeling van een positief, veilig klassenklimaat. De leerkrachten doen dit door: • • • • • • • • • • •
Niet steeds een kind op zijn donder te geven; Niet snel dingen afkeuren in de klas en bij kinderen die anders zijn; Kinderen leren dat ze moeten zeggen dat ze het niet leuk vinden wat een ander kind bij ze doet; Nadruk leggen op samenwerken; Sociaal-emotionele ontwikkeling stimuleren door spelletjes te spelen in de klas; Problemen samen laten oplossen; Niet dezelfde naam telkens noemen, (andere kinderen gaan zich dan ook sneller storen aan een kind) maar bijvoorbeeld gewoon kijken naar een kind of op een andere nonverbale manier een kind corrigeren; Veel positief benaderen van kinderen; Discussiëren met kinderen over bepaalde (ethische) kwesties en ze leren dat je een andere mening mag hebben; Structureel werken met een methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling; In kringgesprekken komen onderwerpen als veiligheid, omgaan met elkaar, rollen in een groep, aanpak van ruzies etc. regelmatig aan de orde (voor meer ideeën hierover zie hoofdstuk 5, hulp aan de middengroep).
Verder is het voorbeeldgedrag van leerkrachten (en thuis de ouders) van groot belang. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar verschillen worden aanvaard en waar ruzies niet met geweld worden opgelost maar uitgesproken. Agressief gedrag van leerkrachten, ouders en de leerlingen wordt niet geaccepteerd. Leerkrachten nemen duidelijk stelling tegen dergelijke gedragingen. Regels Uitgangspunt voor de regels is dat iedereen zorgdraagt voor een prettige sfeer. Vandaar uit is er bij basisschool 'Op Weg' een gedragscode opgesteld. Het eerste punt van de gedragscode is: ‘Wees aardig voor elkaar’. Vanuit dit punt hebben we de volgende 4 regels om het pesten op de school tegen te gaan: • • • •
Respect: ik behandel andere kinderen met respect. Niet over de streep: ik let erop dat ik anderen niet hinder of pijn doe. Zonder geweld: ik gebruik geen geweld om mijn zin te krijgen en mijn ruzies op te lossen. Aanspreekbaar: als een ander ‘Nee’ of ‘Stop’ roept, dan stop ik ook of doe ik een stap terug.
Deze regels gelden voor alle kinderen van basisschool 'Op Weg', maar komen in groep 1 t/m 4 terug in andere bewoording en met plaatjes op het blaadje ‘pestprotocol’ (niet te verwarren met dit Pestprotocol) van de site: http://www.stbernardus.net/project/pestprotocol.htm (20-12 2007).
In groep 4 t/m groep 8 worden deze regels in het begin van het jaar uitgebreid met afspraken die de kinderen samen maken over hoe ze met elkaar omgaan. Eerst wordt er in de klas gesproken over pesten, waarna elke groep aanvullende afspraken vaststelt. Vervolgens worden de groepsafspraken in de klas opgehangen. Ook worden ze aan alle leerlingen ter ondertekening voorgelegd. Twee afspraken gelden voor alle groepen: 1. Probeer er eerst zelf uit te komen. Wanneer leerlingen ruzie met elkaar hebben, proberen ze er eerst zelf uit te komen; op het moment dat één van de twee ruziënde partijen er niet uitkomt (in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt), heeft deze het recht en de plicht het probleem aan de leerkracht voor te leggen; de leerkracht brengt de twee partijen bij elkaar voor een gesprek en probeert samen met hen de ruzie te beslechten. Belangrijke stelregel is dat het inschakelen van de leerkracht niet wordt opgevat als "klikken". 2. Als je ziet dat iemand gepest wordt, meldt je dit bij de groepsleerkracht. Dit is geen klikken! Buitenstaanders bij een pestprobleem hebben de verantwoordelijkheid pestgedrag bij de leerkracht aan te kaarten. Want iedereen is verantwoordelijk voor een goede sfeer in de klas en op school!
4. Signaleren van pesten Als pesten toch voorkomt, moeten leerkrachten, leerlingen en ouders het effectief kunnen signaleren. Hieronder volgt een lijst van signalen van pestgedrag waarop alle betrokken alert blijven: • Altijd een bijnaam, nooit bij de eigen naam noemen; • Voortdurend zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot; • Een klasgenoot voortdurend ergens de schuld van geven; • Briefjes doorgeven; • Beledigen; • Opmerkingen maken over kleding; • Isoleren; • Het slachtoffer voortdurend de schuld van iets geven; • Buiten school opwachten, slaan of schoppen; • Op weg naar huis achterna rijden; • Naar het huis van het slachtoffer gaan; • Bezittingen afpakken; • Schelden of schreeuwen tegen het slachtoffer. Deze lijst kan nog verder worden uitgebreid: je kunt het zo gek niet bedenken of volwassenen en dus ook leerlingen hebben het bedacht. Leerkrachten en ouders moeten daarom alert zijn op de manier waarop kinderen met elkaar omgaan en duidelijk stelling nemen wanneer bepaalde gedragingen hun norm overschrijden.
Hoe signaleren we pestgedrag? • Leerkrachten surveilleren actief op het schoolplein en melden negatieve gedragingen tussen kinderen onderling aan de desbetreffende groepsleerkracht en in het Pestoverleg (deze vindt in de teamvergadering plaats en wordt geleid door de Pestcoördinator). • Leerkrachten nemen melding van pesten van kinderen, ouders en andere teamleden serieus. • Leerkrachten observeren de kinderen regelmatig in de lessen, bij gym, in de gangen en op het speelplein. • Leerkrachten gebruiken middelen als Schoolvragenlijst, Gedragslijst en Sociogram om pestgedrag op te sporen. • Leerkrachten en ouders zijn op de hoogte van de mogelijke factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van pestgedrag. Zij zetten zich in voor de begeleiding van kinderen die mogelijk het slachtoffer kunnen worden van pesten. Ze hebben ook aandacht voor de kinderen die pestgedrag kunnen gaan vertonen en voor de groep kinderen die de zwijgende middengroep vormen. De klas Als er in de klas gepest wordt, is dit te merken aan de sfeer. Er is sprake van groepsvorming in de klas; de sterke groep, waarin de pester of pesters een dominante rol spelen, de middengroep, die meestal niet met het pesten meedoet, maar het vaak ook niet voor de pester opneemt, en het slachtoffer of de slachtoffers. De slachtoffers van pesten hebben vaak een negatief zelfbeeld, zijn angstig en onzeker, hebben weinig of geen vrienden, zijn erg gevoelig (neiging tot snel huilen) of reageren
agressief terug naar de pesters. Signalen van kinderen die gepest worden, kunnen zijn dat ze ineens geen zin meer hebben om naar school te gaan, of dat ze geen of weinig vrienden hebben op school. Zoals gezegd zijn er drie groepen in geval van pesten; de gepeste, de pester en de middengroep. Elke groep heeft zijn eigen kenmerken. Onderstaand overzicht is mogelijk een hulp bij het signaleren van risicoleerlingen: Kinderen die gepest worden Veel mensen denken dat kinderen gepest worden omdat ze er anders uitzien dan anderen. Dit is niet waar. Ieder kind heeft evenveel kans om gepest te worden. De enige ‘voorwaarden’ waaraan het kind moet voldoen zijn: 1. Het kind moet er niet tegen kunnen. Het gaat de pester om de reactie. Een reactie als huilen of heel boos worden, maakt het voor de pester alleen maar leuker. 2. Het kind moet op de een of andere manier anders zijn. Een rare hobby, een bril, te hoge of te lage cijfers halen, een raar accent, etc. Dit is alleen een probleem als aan voorwaarde 1 is voldaan! Kenmerken van een kind dat gepest wordt: • Laag zelfbeeld; • Snel huilen of boos worden; • Weinig of geen vriendjes; • Angstig; • Onzeker. Kinderen die pesten Kinderen die pesten willen laten lijken dat zij de sterkste zijn van de groep. Ze gedragen zich agressiever en reageren vaak met geweld. Het agressieve gedrag richt zich ook vaak naar volwassenen. Ze lijken populair in de groep, maar zijn dat uiteindelijk niet. Het slachtoffer zien ze als een stommeling die 'erom vraagt gepest te worden'. Soms is een pestkop een kind dat in een andere situatie zelf gepest werd. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een kind zich bijvoorbeeld in de zwemclub of op een andere school agressief gaan opstellen. Pesters kunnen op de langere termijn last ondervinden van hun agressieve gedrag ten opzichte van anderen. Ze hebben bijvoorbeeld vaak moeite om vrienden te maken of te houden. Het tegengaan van pesten is daarom niet alleen van belang voor de slachtoffers. Het is ook goed voor de pesters, om hun kansen op een normale ontwikkeling zo goed en zo groot mogelijk te maken. De middengroep De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten. Sommigen kijken alleen toe, anderen doen af en toe mee. Dit zijn de meelopers. Er zijn kinderen die niet merken dat er gepest wordt of ze willen het niet eens weten. Meelopers zijn vaak bang om zelf slachtoffer te worden. Het kan ook zijn dat ze stoer gedrag interessant vinden en denken daardoor populair in een groep te worden. Doordat deze kinderen meepesten met een groep voelen ze zich niet zo erg verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt uitgericht. Hoewel deze kinderen geen actieve rol spelen bij het pesten, zijn zij medebepalend voor het voortduren van het pesten. De pestende kinderen voelen zich gesterkt door de instemming van de toeschouwers. Als andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pester zeggen dat hij moet ophouden, verandert de situatie
aanzienlijk. Het pesten wordt dan minder vanzelfsprekend. Het helpt als kinderen die minder betrokken zijn bij het pesten zelf, de leerkracht inlichten. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de school of op de club willen bespreken, zijn emotioneel bij het onderwerp betrokken. Ouders van kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van hun eigen kind. Als er in de omgeving van een kind gepest wordt, heeft het kind zelf ook last van een onveilige, onprettige sfeer in de groep of de klas. Vaak vinden de kinderen het heel vervelend dat er wordt gepest op school, maar willen ze ook niet als enige voor het gepeste kind opkomen. Ouders kunnen hun kinderen dan adviseren om er met vriendjes of vriendinnetjes over te praten. Misschien durven ze samen iets te ondernemen naar de pesters of de leerkracht.
Belemmeringen bij signaleren van pestgedrag Als er in een groep gepest wordt, waar niemand vat op kan krijgen, is het belangrijk om na te gaan welke groepsmechanismen onder de zichtbare oppervlakte spelen. Er zijn drie van deze belemmerende mechanismen: 1. Het eerste is het psychologisch mechanisme. Het feit dat bijna alle leerlingen op de hoogte zijn van pesten in de klas, maar daar niet met anderen over praten, wordt 'samenzwering om te zwijgen' genoemd. 2. Het tweede mechanisme wordt het 'omstandersdilemma' genoemd. Dit is de tweestrijd waarin omstanders terechtkomen als ze worden geconfronteerd met pesten. Er bestaan twee soorten van dit soort 'ja-maarmechanismen'. Een voorbeeld van het eerste meer persoonlijke soort is "Ik heb geen tijd", een voorbeeld van het tweede, meer groepsverbonden soort "Het komt bij ons niet voor". 3. Het derde mechanisme bestaat uit 'het schuldig achten van het slachtoffer'. Deze drie mechanismen zijn er mede de oorzaak van dat leerkrachten, ouders en directie het zondebok-fenomeen in de klas niet altijd op zullen merken. Deze groepsmechanismen zullen altijd voorkomen in klassen. Wel is het zaak om waakzaam te zijn. Daarom zijn alle leerkrachten en de directie op de hoogte van deze mechanismen.
De informatie van de drie groepsmechanismen komt van de site: http://www.chris.nl/index.php?pagina_id=3071 (13-12 2007) Daar staat de literatuur vermeld die zij hiervoor gebruikt hebben.
5. Aanpakken van pesten Pesten moeten we altijd aanpakken. Dit begint door heel duidelijk stelling te nemen tegen het negatieve gedrag. Wij hebben respect voor elkaar en daar past pestgedrag totaal niet bij. Om het pestprobleem als leerkracht goed aan te kunnen pakken, hebben we op school een Pestcoördinator. Deze Pestcoördinator helpt de leerkracht bij het maken van een plan van aanpak om het pesten te stoppen. Het plan van aanpak wordt vastgelegd op het Pestformulier. Dit doen ze aan de hand van de hieronder beschreven acties. De niet- confronterende methode De niet-confronterende methode wordt toegepast als de leerkracht het idee heeft dat er sprake is van onderhuids pesten. Het heeft geen zin dit vermoeden aan de klas te vertellen: de leerlingen zullen het ontkennen of de leerkracht zand in de ogen strooien. In dit geval brengt de leerkracht een algemeen probleem aan de orde om langs die weg bij het probleem in de klas te komen. Zo'n onderwerp kan zijn: • Oorlog en vrede en het gevoel van overwinnaars en overwonnenen; • De schending van mensenrechten of rechten van kinderen; • Machtsmisbruik in het algemeen; • Kindermishandeling door volwassenen. De confronterende methode De confronterende methode past de leerkracht toe wanneer een leerling voor zijn ogen wordt gepest. Als er op zo'n moment niet duidelijk stelling wordt genomen, zegt een leerkracht in feite: ‘ga maar door’. Bij deze methode voert de leerkracht, na duidelijk stelling te hebben genomen, een gesprek met de klas over pesten in het algemeen. Vervolgens biedt de leerkracht hulp aan de betrokkenen in de klas (de pester, de gepeste en de middengroep). Hulp aan de pester in 5 stappen Daarnaast is hulp aan de pester nodig. Deze aanpak heeft 5 stappen: een straffend gesprek, een probleemoplossend gesprek, een gesprek met de ouders, een training in sociale vaardigheden en overplaatsing, schorsing of verwijdering. 1. Kort straffend gesprek. De leerkracht vertelt de leerling dat hij geen veiligheid heeft geboden en dat hij hem om die reden moet straffen. De mogelijke straffen zijn: • Een of meerdere pauzes binnen blijven; • Nablijven tot alle kinderen naar huis vertrokken zijn; • Een schriftelijke opdracht zoals een stelopdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem. 2. Probleemoplossend gesprek. Als stap 1. geen resultaat oplevert, voert de leerkracht een aantal probleemoplossende gesprekken met de pester om de oorzaak van het pestgedrag bloot te leggen. Dit is nodig om tot de juiste hulp te komen. Is de oorzaak enigszins duidelijk, dan probeert de leerkracht de gevoeligheid van de pester voor wat hij met het gepeste kind uithaalt, te vergroten. Voorts kan de leerkracht afspraken maken met de pester over gedragsverandering. 3. Gesprek ouders. Als ook stap 2. niet leidt tot gedragsverandering, is het tijd om een gesprek met de ouders van de pester aan te gaan. Hun medewerking wordt
nadrukkelijk gevraagd om aan het probleem een einde te maken. De leerkracht voert dit gesprek met de ouders, eventueel met de Pestcoördinator en/of de directie erbij. Tijdens het gesprek kan de leerkracht aan de hand van zijn plan van aanpak laten zien dat hij er alles aan heeft gedaan om het pestprobleem te stoppen. 4. Sociale vaardigheidstraining. Als het pestgedrag blijft voortduren, wordt de leerling de sociale vaardigheidstraining aangeboden. Hierbij schakelt de school, indien noodzakelijk, deskundige hulp in van schoolarts, GGD, schoolmaatschappelijk werk of Onderwijsbegeleidingsdienst. 5. Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk in een andere groep te plaatsen, binnen de school. Ook het (tijdelijk) plaatsen op een andere school behoort tot de mogelijkheden. In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden. Hulp aan het gepeste kind Kinderen die voortdurend worden gepest, moeten intensief begeleid worden. Daarvoor worden de volgende stappen ondernomen: • Medeleven tonen en luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest? • Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij voor, tijdens en na het pesten? • Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. • Zoeken en oefenen van een andere reactie, bijvoorbeeld je niet afzonderen. • Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. • Nagaan welke oplossing het kind zelf wil. • Sterke kanten van de leerling benadrukken. • Belonen (schouderklopje) als de leerling zich anders opstelt. • Praten met de ouders van de gepeste leerling en de ouders van de pester(s). • Het gepeste kind niet overbeschermen. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs nog toe kan nemen. Hulp aan de middengroep Zoals eerder beschreven in dit Anti-pestprotocol is de hele klas verantwoordelijk voor een goede sfeer. Kinderen van de middengroep vinden het vaak helemaal niet leuk dat er gepest wordt, maar ze durven vaak niks te ondernemen uit angst zelf ook gepest te worden. Als er in de klas gepest wordt, is het daarom belangrijk om met de hele klas te praten over het probleem. In eerste instantie doe je dit al bij het confronterende of niet-confronterende methode. Om meer betrokkenheid te creëren in de klas voor de gezamenlijke sociale veiligheid voer je in de klas ook gesprekken over hoe je er samen voor kunt zorgen dat er een fijne sfeer is in de klas (Zorg voor elkaar). Hierbij is het belangrijk dat niemand de schuld krijgt, maar dat er oplossingsgericht en op een positieve manier gekeken wordt, hoe een fijne sfeer in de klas bereikt kan worden. De gesprekken (of themalessen) gaan bijvoorbeeld over de volgende vragen: • Wat is klikken en wat niet? • Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er geen kinderen buiten de groep vallen? • Wat kun je doen als je ziet dat een klasgenootje zich niet prettig voelt? • Is het eerlijk om altijd te knikkeren met een kind dat heel slecht is? • Wat is belangrijker; winnen met een spel of gezellig met elkaar een spel spelen? • Wat als je een klasgenootje niet zo aardig vindt?
• Mag je je met een ruzie bemoeien? En als je beste vriend ruzie heeft? En als je broertje of zusje ruzie heeft met een kindje uit zijn klas? • Als jij juf of meester was, wat zou je dan doen in je klas om pesten te stoppen? • Hoe kunnen we voor een klasgenoot opkomen als hij/zij wordt gepest door een ander kind? • Etc.
6. Richtlijnen voor de ouders In dit hoofdstuk geven we kort een aantal richtlijnen aan wat u als ouder kunt doen als uw kind gepest wordt, pester is of in een klas zit waar gepest wordt. De beschreven richtlijnen komen uit het boekje Opvoedingsinformatie; Pesten hoort er niet bij van de stichting JWI. Ouders van kinderen die worden gepest • Pesten op school kun je het beste direct met de leerkracht bespreken. • Als je kind al lange tijd is gepest, vraagt dat om een uitgebreide aanpak. Neem contact op met de leerkracht, ga bij de school kijken, lees boeken en bekijk samen met je kind videobanden over pesten. • Als je van je kind er met niemand over mag praten, steun dan je kind, geef het achtergrondinformatie en maak je kind duidelijk dat de school het voorzichtig zal aanpakken. • Beloon je kind en help het zijn zelfrespect terug te krijgen. • Stimuleer je kind tot het beoefenen van een sport, zodat hij in een spel of motorische vaardigheid kan uitblinken. • Wordt je kind op de sportclub gepest door leeftijd- of klasgenoten, vraag dan de leiding aan het pesten aandacht te besteden en met de kinderen te bespreken dat ieder kind op de club veilig mag zijn. • Houd de communicatie open, blijf dus in gesprek met je kind. Doe dat niet op negatieve manier, maar geef adviezen om aan het pesten een einde te maken. • Steun je kind in het idee dat er een einde aan komt. • Laat je kind opschrijven wat het heeft meegemaakt. Dit kan best emotionele reacties bij je kind oproepen. Op zich is dat niet erg, als hij maar geholpen wordt om zijn emoties te uiten en te verwerken. • Laat je kind deelnemen aan een sociale vaardigheidstraining. • Beijver je ervoor dat de school sociale vaardigheidstrainingen geeft aan alle leerlingen. • Accepteer de situatie niet. Als de school onvoldoende meewerkt, schakel dan de vertrouwenspersoon op school in om aan de ongezonde situatie voor je kind een einde te maken. Ouders van kinderen die pesten • Neem het probleem van uw kind serieus. • Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. • Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. • Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. • Besteed extra aandacht aan uw kind. • Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. • Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat. Ouders van kinderen die in een klas zitten waar wordt gepest • Neem de ouders van het gepeste kind serieus. • Neem het probleem serieus: het kan ook jouw kind overkomen. • Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. • Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. • Leer uw kind voor zichzelf op te komen. • Leer uw kind voor anderen op te komen.
• • • • •
Maak het tot een gemeenschappelijk probleem. Vraag om toezicht op het schoolplein. Praat met je kind over school, over de relaties in de klas, over wat leerkrachten doen, hoe zij straffen. Vraag hen ook af en toe of er in de klas wordt gepest. Geef af en toe informatie over pesten: wie doen het, wat doen zij en waarom? Geef zelf het goede voorbeeld.
Weigert de school of een leerkracht het pestprobleem aan te pakken, doen ze het op onjuiste wijze of leidt de aanpak niet tot het gewenste resultaat, dan kunt u als ouder de intern contactpersoon van 'Op Weg' inschakelen. Deze zal allereerst proberen te bemiddelen tussen de school en de ouders om het pesten alsnog op een bevredigende wijze te kunnen aanpakken. Lukt dat niet dan kan de onafhankelijke vertrouwenspersoon van de Stichting Condor ingeschakeld worden, die vervolgens het probleem onderzoekt, deskundigen raadpleegt en hierover adviseert aan het bevoegd gezag.