Angst (pubers - adolescenten jong volwassenen ) Faalangst Sociale angst
30 maart 2007
Paul Hamers
[email protected]
Inhoud
Terzijde over stoornis-denken Terzijde over concretiseren
Terzijde Marlatt keten
Angst types en voorkomen Verwachtingsleren versus (?) evaluatieve conditionering Faalangst Sociale angst Casus 2
Ook vandaag leunen we sterk aan bij Het stoornis-denken
Stoornissen – gestoord, verstoord?
Luc Verheijen van Kessels & Smit heeft gewaarschuwd voor stoornis of deficit denken. Het zogenaamde “gap”model. We brengen een paar van zijn beweringen in kaart met een paar van zijn slides
4
Twee strategieën voor ontwikkeling Een deficiëntie- of gapbenadering •
Veranderen = oplossen van een probleem
•
Oplossing = het wegwerken van een probleem
•
Van « onbekwaam » naar « bekwaam » Van « onvermogen » naar « vermogen »
•
Veronderstelling dat iedereen in nagenoeg alles (enigszins) bekwaam kan worden en dat bij iedereen de zwakke punten de meeste ruimte voor groei bieden.
•
Analyse en verandering staan los van elkaar 5
Twee strategieën voor ontwikkeling Een deficiëntie- of gapbenadering •
Fasen in het veranderproces: 1. Vaststellen van de belangrijkste problemen en tekorten: wat gaat hier niet goed? 2. Analyseren van de oorzaken: waar ligt het aan? 3. Brainstorm: wat zijn mogelijke oplossingen? 4. Ontwikkelen van een actieplan: wat gaan we doen?
•
Of bij ontwikkelen van mensen: wat moet het zijn – wat is het – wat is er dus niet – training om de gaten op te vullen 6
Twee strategieën voor ontwikkeling (ongewilde) gevolgen van een deficiëntie- of gapbenadering •
Langzaam: aandacht voor de oorzaken van gisteren
•
Geen nieuwe positieve beelden over de toekomst: denken over ‘wat niet’ i.p.v. ‘wat wel’
•
Visieloze stem, vermoeidheid, deficit vocabularium
•
Negatieve cultuur: weerstand, effect op onderlinge relaties
•
De expert zal het wel weten
7
Twee strategieën voor ontwikkeling Een « waarderende benadering » •
De kiemen van de gewenste toekomst zijn nu reeds aanwezig (alles wat je aandacht geeft, groeit)
•
Persoonsgerichte benadering: de persoon staat centraal
•
Veronderstelling dat talenten de meeste ruimte bieden voor persoonlijke groei (‘zwak punt’ kan je nooit ombuigen in een ‘sterk punt’)
•
Echt excellente prestaties neerzetten vraagt het optimaliseren van datgene waar van nature je kracht ligt
•
Analyse & veranderen vallen samen: zien = veranderen 8
Twee strategieën voor ontwikkeling Een waarderende benadering is gericht op: •
Oplossingen, eerder dan problemen
•
Op een gewenste toekomst, eerder dan een verwenst verleden
•
Op wat (ondanks alles) wel nog goed gaat, eerder dan wat niet meer gaat
Oplossingsgericht = werken met simpele vuistregels: •
Ga op zoek naar wat nog werkt en doe meer van hetzelfde
•
Als iets niet werkt, doe dan iets anders
•
Wat niet stuk is, moet je niet herstellen
9
Boeken toe ?
Misschien zijn we eerder toe aan een synthese:
We gaan geen dingen tegenover elkaar zetten, maar naast elkaar, ze combineren Wat halen we uit het stoornis-denken waardoor we de jongere een beter aan hem aangepast antwoord kunnen geven wetende dat de valkuilen zijn:
Fatalisme en teveel in het verleden hangen De kwaliteiten die ruimte voor groei bieden uit het oog verliezen Afhankelijkheid van de “experts” worden en niet meer autonoom denken De ander teveel zien als een object dat moet veranderen en niet als een persoon van vlees en bloed 11
Extra Diagnostische middelen, concretiseren
Zo komen we bij de droomvraag:
13
Zo komen we bij de droomvraag:
Ik wil je een vreemde vraag stellen. Stel dat, terwijl je slaapt vannacht en het stil is in huis, er een wonder gebeurt. Het wonder is dat het probleem dat je hier bracht is opgelost. Echter, omdat je sliep weet je niet dat het wonder heeft plaatsgevonden. Wat zal er anders zijn wanneer je morgenochtend wakker wordt waaraan jij kunt zien dat er een wonder is gebeurd en dat het probleem dat jou hier bracht is opgelost? (De Shazer, 1988, p. 5) 14
Herkenning Een vraag die bij ouders herkenning kan oproepen
Een vraag die bij ouders herkenning kan oproepen is:
“Herkent u in de problemen van uw kind of in de eigenschappen van uw kind elementen waarmee jullie zelf in je jeugd te kampen hadden?”
Deze vraag levert soms onverwacht informatie op die een bespreekbaarheid creëert tussen ouders en kinderen. Als kinderen weten dat ouders met gelijke problemen kampten en die konden overwinnen, dan geeft dat hun niet alleen een kader maar ook hoop. We peilen hiernaar transgenerationele factoren
15
Taartdiagram
Je noemde verschillende angsten op: angst om te blozen, niet te slagen in studies, geen partner te vinden- alleen te blijven, om ziek te worden, een paniek aanval te krijgen in een auditorium… Stel dat we al deze problemen voorstellen door een cirkel of taart. En we vragen je om uit te tekenen wat het belang is van ieder ervan, hoe groot zou je ieder stuk voorstellen?
16
Continuüm
Als we een lijn tekenen van 0 tot 100, kan je dan de angsten voorstellen op een lijn waarbij de angst waar je het minst last van hebt – het minst weerslag van ondervindt op je leven, het meest links staat en de angst waar je het meeste last van hebt rechts te zetten? 17
Neerwaartse pijl
Je hebt angst om te blozen Kan je een recente situatie voor de geest roepen waarin je bloosde? Kan je deze situatie zo concreet mogelijk beschrijven? Welke gedachten gingen er door je hoofd? Welke van deze gedachten was het sterkst, het meest vervelend, het meest beklemmend? Stel dat deze gedachte waar is, wat zegt deze gedachte over jou, over de ander, over de wereld? 18
Neerwaartse pijl: een voorbeeld
Gisteren kwam ging ik op school aan de leerkracht Nederlands in het leraarslokaal een werkje afgeven Ik klopte aan… de deur ging open en terwijl de leraar mij aankeek voelde ik me weer rood worden Ik dacht: Wat erg ik sta hier weer rood van schaamte Ik wil hier zo snel mogelijk weg
19
Neerwaartse pijl: een voorbeeld
Wat zegt het feit dat je rood wordt over jou?
Wat gebeurt er als iemand incompetent is?
Dat ik onbekwaam en incompetent ben Dat ik kwetsbaar ben Dan wordt je uitgelachen en laten ze je links liggen
Wat zegt het over jou dat je kwetsbaar bent?
Dat ik niet weerbaar ben, dat ik makkelijk te nemen ben, dat anderen misbruik van me zullen maken, omdat ik mij niet durf verweren
20
Soorten cognities CONDITIONELE ASSUMPTIES BASISSCHEMA’S STRATEGISCHE ASSUMPTIES (ATTITUDES)
AUTOMATISCHE GEDACHTEN
21
Maladaptieve schema’s Ontstaan wanneer bepaalde kinderlijke basisbehoeften niet tegemoet getreden worden
Basisschema’s Young 1.
2.
3.
4.
Onverbondenheid en Afwijzing: verlating, wantrouwen/misbruik, emotionele deprivatie, onvolmaaktheid/schaamte, sociale isolatie, sociaal ongewenst zijn, Verzwakte autonomie en verzwakte prestatie: functionele afhankelijkheid/incompetentie, kwetsbaarheid, verstrengeling/kluwen/niet ontwikkeld zelf, mislukking, Verzwakte grenzen: zich rechten toe-eigenen, onvoldoende zelfcontrole/zelfdiscipline Gerichtheid op anderen: onderwerping, zelfopoffering, goedkeuring/erkenning
zoeken, 5.
Overmatige waakzaamheid en inhibitie: negativiteit /pessimisme emotionele geremdheid , meedogenloze 23 normen/overkritisch zijn, bestrafferigheid.
Young Schema Questionnaire (YSQ)
Aantal vragen per schema te quoteren op 6 punt schaal. Ieder item met een score 5 of 6 wordt geteld als “hypervigilant” item. Oppassen: er bestaat niet alleen schema verwerkelijking (bevriezen), maar ook vermijding (vluchten) en compensatie (aanvallen). Deze aspecten worden respectievelijk bevraagd in de YRAI-1 en de YCI Er zijn nog geen normen. De meeste schema’s worden door factoranalytisch onderzoek ondersteund. Momenteel onderzoek in Vlaanderen: verkorte versie voor jongeren met normering (Caroline Braet & Leen Van Vlierberghe) 24
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Bevraging:
Hoe gaat het de laatste tijd zoal? Als angst vernoemd wordt:
welke angst, waar treedt ze op, wanneer, eigen ziekte theorie, associatie met live-events of trauma’s, impact, verhouding lichamelijke klachten, piekeren, gedragsbeperking (vermijding)
Aan te vullen met klinisch interview en angstvragenlijsten. 25
Concretiseren (ingekleurd met Marlatt) Levensonevenwichten BEVRAGINGSMETHODIEK Net nu of Laatste keer dat het gebeurde Wat vooraf? Risco Sit / HRS Interne & Externe Triggers Faciliterende en Remmende factoren
X 3 Frequentie 3 Duur 3 Internsiteit 3 Breedte
3 Identiteit Impact Gevolgen 3 Relaties: intiem - breder 3 Job 3 Vrije tijd 3 Gezin 3 Gedrag 3 Gevoel 3 Gedachten
3 Vermijden Hantering: 3 Ontsnappen 3 Ontkenning: S/R/ PSolv.
Andere Situaties van optreden: =& … Ontstaansgeschiedenis Leven zonder die klacht
3 Gedrag 3 Gevoel 3 Gedachten
?
SOB, BOB, rationalisatie Aandrang & Apetijt
PH 3/’01 V1
26
Hoe ziet die procesketen van Marlatt eruit? Eerst waren er 2: wij maakten er voor de eenvoud één keten van.
De Marlatt keten als analyse middel? Levensonevenwichten Moeters> mogers en willers
Dalende zelfdoeltreffendheid dalend gevoel van zelfwaarde +
HRS
Verwachting positieve Geen adequate Coping uitkomst van een afwijkend gedrag
Schending van de onthoudingsregel & Positief effect gedrag SOB
Struikeling
Herval
Rationalisatie Aandrang & mentale appetijt Zuchtigheid
Tunnel denken
Psychisch toenaderingsgedrag BOB
28
2 cycli?
Een eerste met onmiddellijk beïnvloedende factoren: HRS, Coping, Uitkomst verwachting, “schending van het onthoudingseffect” Een tweede met meer verdekte factoren: als levens onbalans, aandrang en appetijt) We hebben ervaren –bij het werken met jongeren met een seksdader-probleem- dat het doorlopen van de twee ketens best in één beweging gebeurt (om onnodige herhaling – saaiheid- tegen te gaan) 29
30
Even recapituleren
As 1 Angst: Paniekstoornis (met of zonder agorafobie), Sociale fobie/ faalangst, Specifieke angststoornis, OCD, gegeneraliseerde angststoornis, PTSD Psychose, Onveilige gehechtheid, psychosomatische klachten As2 Angst: autisme, persoonlijkheidsstoornis: schyzotypische, afhankelijke, ontwijkende, obsessief- compulsief persoonlijkheidsstoornis, DIS, BPS 31
Cinical Psychology review 2006, 26, 813-816
S. Cartwright-Hatton stelt dat er bij het werken rond angst bij lagere school kinderen en adolescenten een paar problemen zijn:
Onderzoek wordt gedaan op kleinere steekproeven Cognitieve gedragstherapie blijkt zeer effectief. Maar wat te doen met jongere kinderen? Is de gedragstherapie van de derde golf hier bruikbaar? Wat is de juiste betekenis of de rol van de familie? De resultaten van interventies naar de familie als geheel zijn niet eenduidig. Er is wel bewijs dat de ouders van angstige kinderen een andere opvoedingsstijl hanteren ( cfr. Bögels die ouders als co-therapeuten inschakelt of zelfs als enige cliënt: “moedige modelling”) Er ontbreken aangepaste ontwikkelingsmodellen. In de modellen waarop men zich baseert zijn voornamelijk gebaseerd op modellen die opgesteld zijn voor volwassenen. Turner pleit ervoor om modellen te construeren op basis van wat we zien bij kinderen eerder dan op basis van wat we weten over volwassenen. Zo is de rol van de familie in de modellen opgesteld voor volwassenen ontoereikend. 32
Bögels 2006 Familiale invloeden Verschillende factoren: Een spoor van te bevragen factoren?
Familie?
Familiale invloeden zijn op verschillende manieren in kaart te brengen: Opvoedingsvaardigheden GES: afstand - hiërarchie (machtsverhouding bij normale situatie, ideaal, conflict) Bepaalde gefixeerde posities: zondebok, symbiose, parentificatie, triangulatie, perverse triade
34
Familie?
Bögels typeert de familiale invloed bij angst door de volgende categorieën: Hechting Functioneren van het gezin: coouderschap,ouderlijk conflict, functioneren van het gezin, als geheel, relaties met brussen Opvoedingsvaardigheden Opvattingen van ouders over kind
35
Op zoek naar info Jakop Rigter over hechting
37
Inkleuring: hechting
Er is een belangrijk verband tussen angst en hechting stil : ouders moeten sensitief en er explosief reageren op het kind Het temperament van het kind en het hechtings gedrag van de ouder gaan in onderlinge interactie
het is nog onduidelijk of hechting wel degelijk een moderator is in het doorgeven van angst is ouders en kinderen, of het eerder een bijproduct is dat voortspruit uit zowel het temperament van ouders als kind Op grond van het tweerichtingseffect moet het diathese stressmodel misschien aangevuld worden tot een transactioneel model
De hechting tussen moeder-kind zou vooral een weerslag hebben op separatie angst De hechting tussen vader-kind zou meer een weerslag hebben op sociale integratie cfr. sociale angst
Men gebruikt de term: “play-sensitivity”
38
Inkleuring: familiale structuur en functioneren Bij de ouderlijke twist
Krijgt het kind een model voor ineffectieve probleemoplossing concreet : onttrekken of reageren met angst Door de conflicten gaan ouders een minder consistent opvoedingsgedrag vertonen Ouderlijke conflicten werken verstorend op de ouder-kind relatie Ouderlijke conflicten geven het kind een gevoel van onveiligheid
Kinderen die angst vertonen kunnen ook conflicten tussen ouders aanzwengelen De kwaliteit van huwelijkse relatie ( onderlinge steun ) is een protectieve factor die angstontwikkeling tegengaat Verwachtingen die ouders kunnen hebben tegenover een bepaald kind ( bijvoorbeeld hogere verwachtingen ten opzichte van een eerstgeborene ) kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van angst De kwaliteit van relaties met broers en zussen ( een steunende relatie, dan wel dominantie ) kunnen ook effect hebben op angst ontwikkeling 39
Inkleuring:Opvattingen - beliefs
Blijkt dat ouders hun opvoedingsgedrag afstemmen op wat ze over het kind zijn temperament denken dan zich op (onafhankelijke) observaties te baseren Dit leert ons:
Dat we steeds voor ogen moeten houden dat mensen in vragenlijsten (SOG, HIPIC, GES) niet de realiteit weergeven, maar hun opvatting over hoe iets is Dat we stellig gebruik moeten maken van observaties Dat we ons er voor moeten hoeden dat ons handelen als hulpverlener ook voldoende geobjectiveerd wordt en we zelf niet “meegezogen” worden in een geheel van “beliefs” die we (vrij snel) over een cliënt vormen.
40
Inkleuring: conclusies
Naast ouderlijke en kind kenmerken moeten we dus ook familiale kenmerken onderzoeken: warmte van de ouder kind relatie, hechting, familiaal klimaat, de relatie tussen ouders, plaats in de kinderen en de verhouding met broers en zussen Waar tot nu toe vooral de over-beschermende houding van de ouders onderzocht werd, is er een tweede belangrijke component namelijk passieve ouderschapsstijl
Ouders moedigen of beloonden vermijdingsgedrag aan Ouders reageren niet op tekenen van angst van het kind
Bögels merkt op dat de interacties tussen bepaalde familie factoren onderling die relatie met kind factoren, wel eens een heel specifiek patroon van oorzakelijke verbanden aan het licht te kunnen brengen, waar we nu veel te breed meten Er moet meer onderzoek gebeuren naar protectieve factoren en de relatie tussen familie en bredere culturele context. 41
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006 Sterk medisch ingekleurd!
Paniekstoornis met of zonder agorafobie:
Sociale fobie
Buitensporige of niet realistische angst in sociale situaties of situaties waarin prestatie beoordeeld worden Onverdraagzaamheid tegenover het feit dat anderen kritiek uiten of je in verlegenheid brengen
Specifieke fobie
Herhalende onverwachte paniek aanvallen zonder duidelijke omgevingstrigger De cliënt vermijdt duidelijk situaties waarin paniekaanvallen verwacht worden Fysieke symptomen van angst worden als ondraaglijk beschouwd
Buitenissige of onrealistische angst voor welomschreven voorwerpen of situaties – gewoonlijk gekoppeld aan vermijding ten opzichte van het gevreesde object (bijv een dier, hoogte, bloed, injecties, storm, vliegtuigen, gesloten ruimtes)
OCD
De aanwezigheid van herhalende, ongewenste en intrusieve gedachten, beelden of aandrang die een welomschreven angst veroorzaken (bijv. gedachten over onreinheid, verwarrende gedachten van religieuze, agressieve of seksuele aard, verwerpelijke handelingen) Dwanghandeling: herhalend gedrag dat uitgevoerd wordt om angst te verminderen [of een verhoging van de angst tegen te gaan] (bijv controleren, 42 wassen, tellen of herhalen)
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Gegeneraliseerde angststoornis:
Oncontroleerbare en buitensporige angst, meer wel dan niet voorkomend, over een aantal alledaagse, doordeweekse ervaringen en gebeurtenissen. Ondraaglijkheid t.o.v. onzekerheid
PTSS
Treedt op na een traumatische gebeurtenis waarop de cl. met hevige angst, hulpeloosheid of afschuw reageert; herbeleving van het gebeuren, vermijden van elementen die zouden kunnen herinneren aan het gebeuren, en het tezelfdertijd ervaren van vervlakking als tekenen van verhoogde arousal Traumaherbeleving wordt als ondraaglijk ervaren. 43
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Lifetime prevalentie om om het even welke angststoornis te ervaren: tussen 10,4 en 28,8 % Prevalentie in een periode van 12 mnd: 1% OCD en 8,7% voor specifieke fobie. Zowel zelfdoding als poging tot: 10% hoger dan algemene populatie. 44
Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu
45
Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu Leeftijd ontstaan verschilt per angststoornis Angststoornissen komen het meest voor in de leeftijdsgroep van 25 tot 44 jaar (Flint, 1994). In deze leeftijdsperiode ontstaan ook de meeste angststoornissen. Angststoornissen kunnen zich echter ook eerder of later ontwikkelen. Is de CPG stelt men dat ontwikkeling van angst stoornissen ( ouder dan 45 ), zonder dat er in de kindertijd markante elementen zijn als uitgesproken verlegenheid, verlatingsangst of andere angsten; zonder dat er meer angst voorkomt in de familiale context; zonder dat er sprake is van recente tomaten zijn in de gebeurtenissen, verwijst naar een onderliggend medisch probleem ( ziekte of medicatiegebruik als stressor) Met name de sociale fobie, de specifieke fobie en de gegeneraliseerde angststoornis ( vaak een vroeger begin, maar pas later erkend ), kunnen in de kindertijd, puberteit of adolescentie ontstaan. De paniekstoornis komt daarentegen weinig onder adolescenten voor. De obsessieve-compulsieve stoornis ontstaat in 10% van de gevallen vóór het tiende levensjaar. Opvallend is dat op latere leeftijd de gegeneraliseerde angststoornis het meest voorkomt. 46
Stoornis niet zo zeldzaam:
Psychologie Magazine Januari 2004
47
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Tot op zekere hoogte is angst een normaal verschijnsel Angst gaat vaak gepaard met piekeren, vermijding en dwangmatige rituelen Aanmelding :
Sommige komen met een hulpvrager direct gericht op de angst problematiek Anderen introduceren zich via vaak klachten als slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, maagpijn of andere lichamelijke klachten. Verder klachten over verlies aan concentratie, vermoeidheid, verminderde effectiviteit bij routine bezigheden
48
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Belangrijk bij een aanmelding voor angstklachten is om een goede inschatting te maken van de lichamelijke conditie, mogelijke aanwezigheid van depressie, middelen misbruik of bijwerking van bepaalde medicatie, lichamelijke klachten of psychotische stoornissen Voorgaande elementen zijn geen uitsluitende factoren aangezien er vaak co- morbiditeit voorkomt. Angst kan als een probleem beschouwd worden wanneer :
De intensiteit of de duur sterker is dan mag verwacht worden binnen de gegeven omstandigheden of gezien het ontstaan ( breng familie context sociale, en culturele factoren -verwachtingen- in kaart) Wanneer er een beperking of onvermogen ontstaat op het vlak van beroep of school, sociaal of interpersoonlijk functioneren Dagelijks activiteiten worden verstoord door de vermijding van bepaalde situaties of objecten in een poging om de angst te verminderen Naarmate er meer onverklaarbare fysieke symptomen, obsessies, dwanghandelingen en intrusieve herinneringen optreden 49
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Gedeelde risicofactoren bij een stoornissen :
Het optreden van angst problemen binnen de familie ( deze invloed kan zich afspelen:
op het niveau van erfelijke factoren ouders kunnen angstmodel zijn (impliciet en expliciet = verbale commentaar) in hun opvoedingsvaardigheden overbeschermend zijn waardoor kinderen geen competentiegevoel kunnen ontwikkelen)
Het optreden van angst in de kindertijd en de adolescentie, vooral opvallende verlegenheid Stressvolle levensgebeurtenissen of traumatische gebeurtenissen misbruik inbegrepen Vrouw zijn (alle angststoornissen behalve OCD komen meer voor bij vrouwen dan bij mannen) Co-mobiditeit andere psychiatrische stoornissen (treedt op in 75% van de gevallen- andere angststoornis, depressie, persoonlijkheidsstoornis, alcoholmisbruik, bipolaire stoornis). Comorbiditeit maakt een angst taaier (moeilijker te behandelen, meer herval, meer kost) 50
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Bevraging:
Hoe gaat het de laatste tijd zoal? Als angst vernoemd wordt:
welke angst, waar treedt ze op, wanneer, eigen ziekte theorie, associatie met live-events of trauma’s, impact, verhouding lichamelijke klachten, piekeren, gedragsbeperking (vermijding)
Aan te vullen met klinisch interview en angstvragenlijsten. 51
Vermijdingsleren staat centraal bij angst CS -Licht UCS Stroomstoot
CS -Licht
Escape: -S UCR - Pijn
CER Schrik Verdriet Verwarring CAR Wegspringen voor schok
Bij dit proces treedt geen extinctie op 52
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Soorten angstpatiënten:
Angststoornis is primair – geen fysieke afwijking Angst als uiting van een primair fysieke stoornis (hyperthyroïdie) Angst wordt getriggerd of verhoogd door fysieke oorzaak zoals druggebruik Zowel angst als lichamelijke oorzaak aanwezig, maar geen causaal verband tussen beiden.
53
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Behandeling:
Educatie over stoornis, behandelkeuzes (zelfhulp, protocollen, evidence based behandelingen) en algemene prognose Keuze tussen medicatie of psychotherapie
Bij astma geen beta-blokkers Bij zwak intellectueel niveau geen cognitieve therapie
Verreken ervaringen met voorafgaande therapie, de ervaring van de therapeut, co-morbiditeit Steeds proefperiode voorzien (medicatie) en follow-up na 12 maanden 54
Clinical Practice Guidelines Management of anxiety disorders July 2006
Psychologische behandeling Als cliënten de behandeling van hun keuze krijgen zijn de resultaten beter dan bij at random toewijzing Iedere behandeling heeft een exposure component Geen enkele CGT behandeling is geschikt voor alle angsten: groepstherapie, individuele therapie, 1 sessie fobie behandeling, bibliotherapie 55
56
57
58
Vergeet Leerwet nr. 1 niet
Vertoond gedrag wordt nooit afgeleerd. Het blijft steeds ergens gestockeerd in onze hersenen. Onder invloed van een sterke emotie ( die zelfs niets te maken moet hebben met de initiële omkadering van het gedrag destijds ) kan het gedragspatroon gereactiveerd worden We moeten mensen dus leren omgaan met de kans op hervallen 59
Bij de behandeling van angst is er de laatste jaren wel meer te doen over het verschil tussen: Voorspellende conditionering & Evaluatieve conditionering
Verwachtingsleren & evaluatieve conditionering
Hermans 2002 Tijdschrift gedragstherapie Exposure is effectief bij Sociale angst, Agorafobie, Paniekstoornis, OCD, PTSS Angst gaat over aangeleerd gedrag: een oorspronkelijk neutrale prikkel wordt verbonden aan een angstinducerende prikkel. 3 pathway’s to fear:
Directe ervaring Ouders als model = info anderen Ouders waarschuwen = negatieve info
61
Verwachtingsleren & evaluatieve conditionering
2 soorten: Verwachtingsleren, preperatorisch leren of signaalleren: Een bepaalde prikkel is voorspeller van een andere (bijv lift in dit gebouw voorspelt een paniekaanval). Dit generaliseert later naar andere liften (in dit en andere gebouwen); hierop volgt vermijdingsgedrag Bij exposure (aanbieding VP zonder OP treedt extinctie op)
62
Verwachtingsleren & evaluatieve conditionering
Aanvulling:
Uitdoving is echter geen afleren.
Ondanks een succesvolle uitdoving kan er plots Return of Fear optreden (ROF). Verder is soms na een lange uitdoving één aanbieding van het VP-OP verband voldoende om de angst te herinstalleren: Rapid reacquiqition. Nog sterker is wat men reinstatement noemt: een eenmalige blootstelling aan een Op is voldoende om het oorspronkelijk VP-OP verband terug te installeren.
Uitdoving (VP blootstelling) is contextgevoelig. Het lijkt wel of men uitzonderingen leert op de angstregel. Het verband VP-OP verwachting hoeft niet bewust te verlopen. 63
Verwachtingsleren & evaluatieve conditionering
Evaluatieve conditionering: een neutrale prikkel samen aangeboden met en positieve verwerft positieve valentie. De VP roept de representatie op van de Op zonder dat er verwachting is dat die gaat verschijnen (bijv. vermijden van familiefeestjes – VP- omdat die staan voor verhalen aan de overleden vader van onze CL. OP) Deze procedure lijkt (i.t.t tot voorspellend leren) niet vatbaar voor extinctie. Men is aangewezen op
contraconditionering: VP verbinden met een andere positievere OP of OP herevaluatie (bijv. anders naar vader kijken)
64
Verwachtingsleren & evaluatieve conditionering
Door deze vormen te onderscheiden dacht men het ei van Columbus gevonden te hebben. Maar:
Beide vormen komen vaak samen voor (bijv schrik om op straat door een hond weer gebeten te worden = verwachtingsleren leidt op de duur ook tot een negatieve valentie naar honden = evaluatief leren ) Zelf na een geslaagde exposure kan een negatieve valentie blijven bestaan die verder vraagt naar contraconditionering of OP reëvaluatie. 65
Verwachtingsleren & evaluatieve conditionering
Misschien is VP contraconditionering en OP reëvaluatie wel datgene wat we bij cognitieve therapie doen? Doet ons denken aan het schema van Bucci
66
Schema Bucci (psychodynamisch werk) Therapeut
Cliënt
Cliënt
Opm: psychopathologie wordt hier niet gezien als hypervigilantie van bepaalde schema’s, maar eerder als een loskoppeling tussen emotioneel schema en beleving, verwoording ervan
67
Nu we het over het terug over cognitieve hebben: As1 versus As2
Theoretische PS Angst Biologisch: Trekangst↑ Verhoogde sensitiviteit
Verhoogd zelfbewustzijn Kritische incidenten
Temperament – Persoonlijkheid: Neuroticisme Gebrek extraversie Verlegenheid
4”
A
Piekeren Post-mortem 3
1
I
4
Protectief: Zorgdragend Sensitief Verantwoordelijk +
4’
Dalend gevoel zelfwaarde
Onveiligheid Angst (prikkelbaar)
2 Ouderlijke model Voorbeeldgedrag Spraak Ouders Over-beschermend Afwezig Passief
Attributiefouten Denkfouten (dubbele standaard) Selectief geheugen Schema assimilatie
5
9 8
Vermijden
6
Veiligheidsgedrag Dwang
7
•Minder sociale vaardigheden •Minder steun context •Minder problem solving vaardigheden, minder competentieverwerving •Meer somatische klachten
Meedogenloze normen Vooral oog voor het negatieve
II
Depressief Suïcidaal Middelen misbruik
PH 03 07
69
Arnoud Arntz
70
Schema modes
Schema’s zijn te clusteren volgens schema-modes. Het is een deel van het zelf of een emotionele toestand waarbij schema’s en coping stijl betrokken zijn. Een schema modus is niet volledig geïntegreerd met de andere delen van het zelf. Deze worden op verschillende momenten hypervigilant. Ze geven zicht op weerkerende patronen in het gedrag. Cliënt zal zich op verschillende momenten met andere modi vereenzelvigen. Bij Borderline: Mishandelende/verwerpende ouder, hunkerende/verlaten kind, kwade kind, onthechte beschermer, volwassene (cfr. Wijze zelf).
71
Schema modes Volwassene Afwijzende ouder
Onthechte beschermer
Kwade kind
Hunkerend / verlaten kind
72
Schema-modes: opgepast
Het gaat niet over verschillende persoonlijkheden binnen één individu. Opgelet als je bij jongeren spreekt over de afwijzende ouder: ze zitten in een andere afhankelijkheids-,loyauteits- en omgangspositie dan volwassenen waarvoor Young zijn theorie ontwierp. 73
Arnoud Arntz
74
Arnoud Arntz
75
Arnoud Arntz
76
Arnoud Arntz
77
Faalangst Een groepstraining opzetten?
Kan best zo zijn, maar…
Er bestaat ook iets als schema compensatie – men spiegelt angst en zet ze om in de tegenovergestelde: moed Tevens schema vermijding – men gaat zich bezighouden met klassieke muziek om niet beoordeeld te worden op het eigen terrein 79
Waarom dit probleem bekijken?
Hoog frequent probleem (10% secundair; 20% 1ste jaar hoger onderwijs) Een training tegen faalangst is pas geslaagd als ze de deelnemers ook leert leven met een mogelijke mislukking in hun studies Deze training is interessant omdat:
Ze gebaseerd is op een achterliggend model en een rationale formuleert Ze een mooi voorbeeld is van de combinatie van cognitievegedrags- en emotionele/ lichamelijke componenten Ze bij onderzoek effectief blijkt te zijn
80
Samenhang situatie-gedachtengevoelens Omgeving
Zintuigen
Gedachten
Lichamelijke gewaarwording
Gevoelens
Gedrag 81
Vragen vooraf
Is deze problematiek per definitie in een groep te behandelen? Heeft groepsbehandeling buiten zijn economische voordelen ook voordelen naar werkzaamheid? Wat is faalangst (definitie,model, voorkomen, verloop)? Welke interventies kan men voorzien (zinvol programma) Hoe groep samenstellen (wie wel en niet erin) Hoe groep beveiligen Hoe programma kenbaar maken.
82
Een definitie & verdere inkleuring:
Faalangst is angst die optreedt binnen beoordelingssituaties in verband met studies (examens, toetsen, presentaties). Als Engelstalige termen weerhouden we test anxiety en fear to failure (Depreeuw, 1992). Binnen de ICD10 (WGO, 1994) komt examenvrees (F40.1) wel voor i.t.t. DSM IV. Volgende kenmerken worden vernoemd:
(a) de psychische of autonome symptomen dienen primair uitingen te zijn van angst en niet secundair aan andere symptomen, zoals wanen of dwanggedachten; (b) de angst dient beperkt te zijn tot de aanwezigheid van het specifieke fobie-veroorzakende object of situatie; en (c) de fobie-veroorzakende situatie wordt zoveel mogelijk vermeden.
De stoornis wordt gerangschikt binnen de fobieën en wordt op dezelfde voet gezet met een enkelvoudige fobie.
83
Een definitie & verdere inkleuring:
Depreeuw maakt onderscheid tussen actief en passief faalangstigen (Depreeuw, Eelen & Stroobants, 1996). Bij beiden gaat het over dezelfde angst. De manier om ermee om te gaan is voor beide groepen verschillend. Waar de actief faalangstigen hoog prestatiegemotiveerd zijn, kiezen ze voor een perfectionistische uitvoering. De passief faalangstigen zijn laag prestatiegemotiveerd en vertonen vooral uitstel en vermijdingsgedrag Het aantal hoog faalangstigen is gelijk voor vrouwen als mannen. De faalangst uit zich wel anders naar gelang het geslacht.
vrouwen halen nog hogere faalangstscores blijken meer belang te hechten aan hun studie. ze spannen ze zich ook meer in. (Van Speybroeck, 2000). meer meisjes melden zich aan voor een training. Mogelijk spelen hier culturele elementen mee 84
Een definitie & verdere inkleuring:
Tijdens het afleggen van examens ervaren faalangstige studenten meer
spanning, spiercontracties, hoofdpijn, misselijkheid, rusteloosheid verminderd vermogen tot helder denken en het zich herinneren van materiaal (Parker, Vagg & Papsdorf, 1995). gebrek aan energie en een slecht humeur tijdens de examens (Huwe, Hennings & Netter, 1998). faalangstige studenten zijn hoog zelf-kritisch en voelen zich hulpeloos (Anton & Lillibridge, 1995 tijdens een opdracht zullen ze meer (negatieve) aandacht op zichzelf richten eerder dan zich te richten op taakrelevante variabelen (Schwarzer & Jerusalen, 1992). Bemerk de gelijkenis met sociale angst. studenten met faalangst zijn geneigd om examens of andere evaluatieve situaties te zien als een persoonlijke bedreiging. Ze reageren dan ook met verhoogde graden van toestand-angst, zelfkleinerende cognities, anticiperende faalangstattributies en meer intense emotionele reacties en arousal (Jasnoski, Bell & Peterson, 1994). 85
Een definitie & verdere inkleuring:
Er zijn sterke individuele variaties :
Voor de ene is het studeren het meest hachelijke moment, voor de ander het afleggen van mondelinge examens (Ze hebben grote angst voor een “black out”) Sommige deelnemers hebben overwegend last van lichamelijke verschijnselen anderen dan weer vooral van irrationele cognities en piekergedrag
Studenten met faalangst geven blijk van een grote trekangst Bij faalangstigen is er een verhoogde lading voor neurotiscisme (emotionele instabiliteit) en een geringere score voor extraversie (behoefte aan intermenselijk contact en het vermogen om ervan te genieten). McNamara (2000) spreekt van negatieve affectiviteit als een onderdeel van neuroticisme . 86
Diagnostiek
Examen/toets Attitude Vragenlijst (ETAV, van der Ploeg, 1988).
Deze vragenlijst geeft een totaalscore voor faalangst. Daarnaast krijgt men deelscores voor “piekeren” en “emotionaliteit”. Deze deelscores kunnen een indicatie geven van het aspect waarop voor de betrokken student meer moet getraind worden. De interne consistentie, betrouwbaarheid en validiteit zijn aanvaardbaar (van der Ploeg, 1988).
Studenten die geselecteerd werden voor de training halen een decielscore van 9 of 10.
87
Diagnostiek
Vragenlijst Aangaande Studie- en Examenvaardigheden (VASEV, Depreeuw, Eelen & Stroobants1996).
De VASEV is ontworpen voor het meten van relevante aspecten van het prestatieproces in het algemeen en van faalangst in het bijzonder. Er zijn vier subschalen: zelfvertrouwen, faalangst, vermijding/inzet en studiewaardering. Als ideaal prestatieprofiel krijgen we:
Schaal SW:
tussen pc 50 en 75
Schaal ZV: boven Pc 90 Schaal FA: Schaal VI:
boven Pc 60 met enige attentie voor overschatting zo laag mogelijk rond Pc 25
Genormeerd voor middelbaar onderwijs en universiteit
Om opgenomen te worden in een trainingsgroep dient de faalangstscore gelijk te zijn of hoger te liggen dan het 90ste percentiel. 88
Diagnostiek
de PMT spreekt van positieve en negatieve faalangst we delen de bemerking van Depreeuw die problemen heeft om faalangst positief te zien
Prestatieniveau
Minimaal prestatieniveau
A1
A2 Arousal
89
Diagnostiek – andere testen
De Symptom Checklist (SCL-90, Arrindel & Ettema, 1986) geeft zicht op de klachten welke vaak samenhangen met faalangst.
De lijst verschaft een schatting van de ervaren pathologie op acht dimensies:
angst, depressie, somatische klachten, wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, insufficiëntie van denken en handelen, hostiliteit en neuroticisme.
De interne consistentie en betrouwbaarheid zijn bevredigend . 90
Diagnostiek – andere testen
Schaal voor interpersoonlijke Adolescenten Onderzoek van de Volwassenen waardenstructuur waarden (SIW) Drenth, P.J.D., L.J. Kranendonk
20 - bewerking van Survey of min. interpersonal values (Gordon) - bestaat uit 30 items ; ieder item bestaat uit 3 uitspraken ; er moet steeds worden aangegeven welk van de drie het meest en welk het minst belangrijk gevonden wordt - zes subschalen: Sociale Steun, Erkenning, Altru‹sme, Conformiteit, Onafhankelijkheid en Leiderschap Adolescenten Onderzoek van de 20 bestaat uit 30 items ; ieder item Schaal voor Persoonlijke min. bestaat uit 3 uitspraken ; er moet Waarden (SPW) Volwassenen waardenstructuur steeds worden aangegeven welk Drenth, P.J.D., Cornelisssevan de drie het meest en welk het Koksma minst belangrijk gevonden wordt; subschalen: zakelijkheid, prestatiemotivatie, variëteit, besluitvaardigheid, orde en netheid, doelgerichtheid. 10 Coping is de manier waarop Utrechtse coping lijst (UCL'93) Adolescenten Bepalen van de wijze zowel gedragsmatig, Schreurs, P.J.G., G. van de vanaf 14 jaar waarop iemand omgaat min. iemand cognitief als emotioneel op Willige, J.F. Broschot, B. Volwassenen met belastende omstandigheden reageert die Tellegen, G.M.H. Graus levensomstandigheden aanpassing vereisen. - 7 subschalen: Actief Aanpakken, Palliatieve Reactie, Vermijden, Sociale Steun Zoeken, Depressief Reactiepatroon, Expressie van Emoties, Geruststellende Gedachten. - in totaal zijn er 47 vierkeuzeitems
- na scoring kan het relatieve belang van de interpersoonlijke waarden bepaald worden. normgegevens : percentielen
verschillende normgroepen
91
Diagnostiek – andere testen Spanning en gedragscomponenten van sociaal vaardig zijn meten
* 50 items scoren op spanning enerzijds (5punt schaal), frequentie van voorkomen anderzijds. * komen aan bod: kritiek geven & iets weigeren; kritiek ontvangen, aandacht en hulp vragen; Kontakt leggen, mening geven; komplimenten, waardering geven en ontvangen. * resultaten worden uitgezet in een vlak met vier kwadranten: assertief (span., + freq.), onverschillig (- span., freq.), angstige uitvoerder (+ span., + freq.), subassertief (+span., - freq.) Meten van sociale 20 De IOA bevat vijf subschalen: Kritiek Inventarisatielijst Omgaan met Studenten en angst en sociale min geven, Aandacht vragen voor eigen Anderen (IOA) Dam-Baggen, C.M.J., F.W. volwassenen vaardigheden mening, Waardering uitspreken voor Kraaimaat de ander, Initiatief nemen tot contact en Jezelf waarderen.
Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG) Arrindell, W.A., de Groot P.M., Walburg J.A.
Er zijn normtabellen voor vier normgroepen: hoog sociaal angstige psychiatrische patiënten (N=462), heterogene psychiatrische patiënten (N=729), ‘normale’ volwassenen (N=590) en studenten (N=425).
92
Diagnostiek – andere testen
- 52 waar-onwaar items worden Adolescenten temperamentlijst adolescenten Meten van temperaments- 15 van 13 tot eigenschappen min. - vijf aspecten: Extraversie, (ATL) Feij, J.A., C.M. Kuiper 18 jaar Emotionaliteit, Impulsiviteit en Spanningsbehoefte - 25 items zijn 'bufferitems' Junior nederlandse persoonlijkheidsvragenlijst - 105 items (NPV-J) 5 gebieden: Inadekwatie, Luteijn, F., H. van Dijk, F.A.E. van 9 t/m 15 Meten van 20 Volharding, Sociale Inadekwatie, van der Ploeg jaar persoonlijkheidsaspecten min. Recalcitrantie en Dominantie - vier subschalen: Prestatie-motief, Prestatie motivatie test voor Positieve en Negatieve Faalangst en kinderen - Vlaamse aanpassing Sociale Wenselijkheid (PMT-K-V) - bij iedere uitspraak moet steeds van 30 Hermans, H.J.M., R. de van 10-16 Meten uit 2 of 3 antwoorden gekozen Froidmont, V. Mortier jaar persoonlijkheidsaspecten min. worden 12-18 jaar Met de CBSA kan op een 15- 1.Schoolvaardigheden 2.Sociale Competentiebelevingsschaal gestandaardiseerde wijze 20 Acceptatie 3.Sportieve voor Adolescenten een indruk worden A.W. Goedhart, Ph. D. A. Treffers min. Vaardigheden 4.Fysieke verkregen van zowel de L.. De Ryke, J.W. Veerman, Verschijning 5.Gedragshouding competenties op een B.R.H.M. van den Bergh, L. de 6.Gevoel van Eigenwaarde. zestal specifieke gebieden Ryke, L. Ackaert als van het globale gevoel van eigenwaarde zoals beoordeeld door de adolescent zelf.
De NPV-J zal vermoedelijk gaandeweg door de HIPIC vervangen worden Eveneens belangrijk schemavragenlijst
decielscores voor jongens of meisjes 2 normgroepen: algemeen en patiënten
normscores (decielen) Er zijn Nederlandse normen verzameld van jongens en meisjes van het VBO-, MAVO-, HAVO-, en VWOschooltype; en er zijn Vlaamse normen verzameld van jongens en meisjes van het GSO-, BSO-, TSO-, en ASOschooltype.
93
Diagnostiek – andere testen Zelf-beoordelings-vragenlijst van 8 tot 15 jaar voor Kinderen (ZBV-K) Bakker, F. C., P. C. W. van Wieringen, H.M. van der Ploeg, C.D. Spielberger
Meten van angst als een - 20 25 tijdelijke- emotionele min. reactie en een persoonlijkheidseigenschap
Zelf-beoordelings vragenlijst Adolescenten (ZBV) Ploeg, H.M. van der, P.B. en Defares, C.D. Spielberger volwassenen Meten van angst
- toestandsangst: 20 uitspraken op een drie puntsschaal - angstdispositie: 20 uitspraken
- bewerking van de State-trait Anxiety Inventory (Spielberger: STAIDY) 10 - - 40 vierkeuze items - meet toestandsangst – 15 min. angstdispositie
omzetting in decielscores
Er zijn normscores (decielen) van vier groepen
94
Faalangsttraining Het faalangstmodel
Opdrachten
Een student zegt: “Het is allemaal een kwestie van IQ en geluk?” Maak zelf eens een taartdiagram met opgave van de verschillende aspecten en hun belang die succes in studeren bepalen?
96
Succesvol studeren een inschatting van factoren geluk 3%
IQ en geheugenfunctie
Stresshantering Studievaardigheden
situationele variabelen 3% Motivatie en inzet 25% 97
Opdracht
Teken zelf eens een “procesketen” voor een faalangstig iemand? Wat denk je dat er zeker in zal zitten wat kan verschillend zijn?
98
99
Belangrijke bemerking
In verschillende modellen (Depreeuw, Novaco, Power en Dalgleish) vind je het schema terug: Eerste inschatting geeft snelle gevoelsactivatie Gevolgd door tweede meer uitgebreide inschatting, verder verkennen, maar de toon is gezet
100
1ste inschatting
Het eerste evaluatie of inschattingsproces van wat er gebeurt wordt primaire waardering/inschatting genoemd. We kunnen hier denken aan wat P. Eelen de evaluatieve respons noemt. Verwijzend naar Zajonc stelt hij dat het gaat om een 'onmiddellijke en onontkoombare reactie, gebaseerd op een holistische en totale prikkelanalyse. Een evaluatieve reactie gaat vooraf aan en is medebepalend voor eventuele daarop volgende autonoom- vegetatieve, instrumentele en expressieve motorische en verbale responsen.' 101
2de inschatting
Deze secundaire waardering richt zich meer op het inschatten van de mogelijke gevolgen van de verschillende gedragsalternatieven.
102
Bedenking
In de eerste inschatting zoals Eelen ernaar verwijst zijn er ook reeds verbale elementen. We mogen dit proces van evaluatieve respons dus niet zonder meer gelijk stellen aan de associatieve route (Power & Dalgleish) 103
Samenhang situatie-gedachtengevoelens Schematisch Model Niveau
Route 1
Associatief Niveau
Route 2
Hoogst
Visueel Auditief
Gebeurtenis Intern/ Extern
Tactiel Auditief
Laagst
Auditief
Propositioneel Niveau Midden
104
William Whelton over emotiebenadering doorheen de geschiedenis over verschillende scholen heen:
Alle scholen zien gevoelens en werking ervan als een cruciaal gegeven binnen therapie. De cathartische visie die ervan uitgaat dat emotie activatie per definitie goed is moet genuanceerd worden. Er zijn een aantal contextfactoren als de aanwezigheid van steun bij het naar voor brengen, verkennen en uitspreken van het gevoel. Emotionele arousal en expressie kan voor bepaalde cliënten en bepaalde problemen verandering inhouden. Het aanvaarden van emotie is gewoonlijk helpend en het vermijden ervan meestal negatief, zelf wanneer de emoties pijnlijk en negatief zijn. Wanneer de cliënt betrokken kan worden in de therapie en op een ervaringsgerichte manier informatie aanbrengt, dan is er goede hoop op een positief verloop van de therapie. Exposure aan bedreigende prikkels in een veilige omgeving zal de verwachtingen corrigeren en angst en traumasymptomen verminderen. Emotie activatie faciliteert therapie. Maar om blijvende persoonlijke verandering te bereiken is er ook cognitieve reflectie en het 105 formuleren van nieuwe opvattingen.
Nog wat bijkomende info
Ellis versus Beck bij faalangst
RET geeft binnen een groep meer houvast omdat er een vaste structuur is met een aantal herkenbare schema’s om op terug te vallen. bij de RET benadering er minder resterende irrationele cognities over blijven. De Jong en van den Hout(1995) schrijven dat fobici informatie zodanig verwerken dat deze hun disfunctionele cognities bevestigen. Het residu aan irrationele cognities zou wel eens verantwoordelijk kunnen zijn voor een terugval van het therapeutisch effect, zoals uit de smeulende as na een brand bij een plotse windvlaag de vlammen terug hoog kunnen oplaaien.
106
Nog wat bijkomende info: zie hoger
Hermans, Vansteenwegen, Baeyens en Eelen (2002) stellen aansluitend hierbij dat exposure bij fobische reacties wel de verwachting van een optredend negatief effect vermindert, maar dat de negatieve valentie van een gebeurtenis blijft bestaan. De persoon weet wel dat de situatie niet gevaarlijk is, maar ze blijft toch bezet met onaangename gevoelens. Deze negatieve valentie vormt een actietendens. Eens ze gecombineerd wordt met een hoge arousal (al is dat om redenen die niets met de angstsituatie te maken hebben –bijvoorbeeld het overlijden van een geliefd grootouder in het geval van een faalangstige student- ) kan de angst plots terugkeren. De auteurs pleiten voor contraconditionering. 107
Het model Depreeuw Op maat van de student
FAALANGST: GEFASEERD & CYCLISCH PROCES DE NEERWAARTSE SPIRAAL EERSTE INSCHATTING * Hoe zal ik over komen? * Wat zullen de anderen van mij denken? * Ik wil weer niet mijn vakantie kwijt of zo'n afschuwelijk bisjaar meemaken * Als ik misluk, dan ben ik later niets * Ik mag dit mijn ouders niet aandoen
BALANS : EISEN -HULPMIDDELEN/ MOGELIJKHEDEN -BEPERKINGEN Kans op mislukken te hoog inschatten, gevolgen catastroferen.
UITVOERING: Perfectionistische uitvoering om angst te bestrijden die blijft bestaan; geeft overmoeidheid, te trage vorderingen - soms toch door angst over spoeld worden als men niet weg kan Cognitief: Piekeren, verstorende gedachten, negatieve self-talk, Concentratiestoornis Wegdromen Perfectionisme nastreven als compensatie Het gekende herhalen / Kleurboekcursus/ Ritueel samen vatten Affectief: Geen angstdaling naarmate vordering. Wegtrekken uit lichaam: als het maar snel voorbij is Gedrag: Positief publieksimago nastreven ondanks negatief zelfbeeld Steun omgeving vragen Opgeven; geen moeite meer doen, sneller berusten.
EVALUATIE EN ATTRIBUTIE: * Indien succes geen overwinning want teveel moeite gedaan * Succes: 'Ik heb geluk gehad' Mislukking: 'Ik kan niets' NEGATIEF ZELFBEELD WORDT VERSTERKT!
109
Aandachtspunten actieve en passieve faalangst ¾ Actieve faalangst: pauzes respecteren ¾ Passieve faalangst: pauzes niet overdrijven
110
Het programma Ses
Inhoud
Duur
sie 0
Opsturen informatiefolder; uitnodigen voor screening; feedback op screening; eerste afspraken.
1
Meting voor training; kennismaking, afspraken-beveiliging, expliciteren van onderlinge verwachtingen en werkrelatie; 3 uur voorstelling programma; faalangstmodel (procesmodel Depreeuw), actief en passieve faalangst; verbinding met studie en leefpatroon; invoeren G-driehoek; introductie relaxatietechniek Jacobson (19 spiergroepen); afspraken huiswerk (studieplanning & relaxatie).
2
Recapitulatie; experimenten en gegevens rond samenhang gevoelens, gedachten, gedrag (onder andere Seligman
2 uur
(1968), De Jong & van den Hout (1995), de parelmetafoor van Greenberger & Padesky (1999) ; uitwerken RET van Ellis; relaxatieoefening (7 spiergroepen- bovenbouwoefening: zeescène); huiswerkopdracht (2 situaties waarin faalangst optreedt uitschrijven). 3
Inoefenen RET (ABC schema, 12 irrationele gedachten, denkfouten) & relaxatie (7 spiergroepen, bosscène); werken 2 uur in groepjes van 4 deelnemers.
4
Idem sessie 3 (relaxatie: 4 spiergroepen; verdiepingsoefening waarin RET cognities verwerkt zijn).
2 uur
Huiswerkopdracht: verdere voorbeelden uitwerken met ABC schema. 5
Doelstelling (positief, concreet, gedragsgericht), studietips, attributie (van extern oncontroleerbaar, globaal, stabiel
2 uur
Æintern, controleerbaar, specifiek en veranderbaar). Relaxatie: recall. Huiswerkopdracht: overlopen ganse training. 6
Communicatie (Gordon principes (1976), omgaan met kritiek, compliment aanvaarden) & Stress-inoculatie-training
3 uur
van Meichenbaum(1982): imaginatie 24 uur voor examen, examen zelf en enkele uren erna. Ingaan op succes & mislukking. 7
Herhalingssessie (facultatief).
/
8
Nameting.
/
111
Sociale Angst
Een boeiend model?
Basisgegevens Clinical Practice Guidelines
3% van de Canadese bevolking ( volwassenen ) heeft een sociale angst stoornis Frequentie van voorkomen gedurende de ganse levens span :8 tot 12 % Verhouding mannen vrouwen : drie tegen twee Vroeg ontstaan met als piekmomenten de leeftijd tussen nul en vijf jaar en 11 en 15 jaar. Ontstaan na de leeftijd van 25 jaar is eerder zeldzaam. Een belangrijke stoornis omwille van de grote impact op de verdere ontwikkeling en levensloop Medicamenteuze behandeling als CBT zijn even effectief. Het behandel effect van cognitieve therapie houdt wel langer aan. Een combinatie van medicatie en cognitieve therapie geeft geen meerwaarde ten opzichte van een van de afzonderlijke componenten. 113
Sociale angst Susan Bögels
Sociale fobie is een aanhoudende angst om een negatief beoordeeld worden door andere mensen in situaties waarin men sociaal moet functioneren. De angst voor een negatieve relatie kan betrekking hebben op
Het gedrag ( onwaardig, niet spontaan ) Bepaalde lichamelijke reacties ( blozen, zweten of trillen ) De uiterlijke verschijning ( niet aantrekkelijk, afwijkend ) Of het zelfbeeld ( niet aardig, saai )
In de DSM wordt onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige sociale fobie ( bijvoorbeeld angst om te urineren op een openbaar toilet ) of een gegeneraliseerde sociale fobie ( angst die zich in veel situaties voordoet ).
114
Sociale angst Susan Bögels
Een kwalitatief onderscheid kan gemaakt worden tussen die groep mensen die angst hebben om “op te treden” voor een groep en diegene die angst vertonen in “sociale interactie”. Voorkomen ongeveer acht percent van de Nederlanders hebben ooit een sociale fobie Ontstaan : tussen 16 en 21 jaar, even vaak bij mannen als bij vrouwen Sociale fobie gaat vaak vooraf aan depressie, alcoholmisbruik,suïcidaliteit problemen met partnerkeuze en studie en werk De lichamelijke symptomen zoals blozen hebben een drietal fobische kenmerken gemeen: ze zijn
oncontroleerbaar, zichtbaar of merkbaar voor anderen, interfereren met sociaal gedrag,
hetzij direct (bijv. trillende hand tijdens voorstellen op een feest), of indirect (iemand heeft de aandacht bijv. zo gericht op zijn blozen dat hij niet meer luistert).
115
Sociale angst Susan Bögels
In de APA monograph ter voorbereiding van de DSM-V geeft Bögels argumenten voor het definieren van een somatisch subtype sociale fobie:
angst om te blozen (erytrophobia), trillen (tremophobia) of zweten (hydrophobia) (Bögels & Stein, 2006).
Ten eerste blijken sociaal-fobici met angst voor het vertonen van lichamelijke verschijnselen goed te onderscheiden van sociaalfobici zonder deze specifieke angst wat betreft zelfgerapporteerde angst voor deze verschijnselen, frequentie van voorkomen, en vermijding van de verschijnselen (Bögels & Reith, 1999). Bovendien laten psychofysiologische studies zien dat sociaalfobici met angst om te blozen als belangrijkste klacht ook feitelijk meer blozen dan sociaal-fobici zonder deze angst, en dit is ook door onafhankelijk observatoren (Gerlach, Wilhelm, Gruber, & Roth, 2001; Voncken & Bögels, in voorbereiding). 116
Sociale angst
Er is een onderschatten van de eigen mogelijkheden en een overschatten van de negatieve impact die ze op anderen zouden hebben. Ze hebben een negatief zelfbeeld ( ik ben dom, niet aardig ) dat geactiveerd wordt in interpersoonlijke relaties. Ze zien andere mensen als kritisch en beoordelend Zoals bij faalangst proberen ze ondanks een negatief zelfbeeld krampachtig een positieve indruk te wekken op de anderen Volgende tabel geeft een voorbeeld van een aantal assumpties.
Wat de instrumentele assumpties betreft denken we dat die vaak verregaand zijn :”ik moet er voor zorgen dat ik niet opval, moet altijd aardig zijn en nooit tegenspreken” 117
Niveaus van cognities
118
Drie begrippen
Verhoogd zefbewustezijn Vertekende informatieverwerking Instandhoudend gedrag
119
Sociale angst
Er is sprake van een verhoogd zelfbewustzijn (1) :
Aandacht kan intern gericht zijn op de emoties, gewaarwordingen, uiterlijkheden, zelf-evaluatieve uitlatingen of gedrag
Aandacht kan extern gericht zijn
Op de taak zelf Of op de omgeving
Succesvolle interactie vraagt een goede balans tussen intern en extern gerichte aandacht Bij teveel aandacht op zichzelf gericht, ontstaat een verhoogd zelfbewustzijn. De persoon ziet zichzelf door de ogen van anderen ( neemt zich van op een afstand waar ) en wordt van subject object. Hierdoor daalt de taak 120 concentratie
Sociale angst
Daardoor gaat de persoon zich meer richten op intern gegenereerde info : hoe ze zich zelf voelen, hoe ze denken over te komen bij anderen. De intern gegenereerde informatie is gebaseerd op vroegere schema’s, die zich lijken te herhalen waardoor ze bevestigd worden. Door het verhoogd zelfbewustzijn is er meer aandacht voor de eigen emoties die daardoor vergroot overkomen Doordat ze meer aandacht intern richten hebben ze minder aandacht voor wat zich voordoet in de omgeving: informatie van anderen wordt niet opgenomen waardoor ze minder vaardig reageren en zelfs onaardig overkomen. Door het verhoogd zelfbewustzijn ontstaat ook de neiging om de situatie te ontvluchten 121
Sociale angst
Selectieve informatieverwerking (2):
Schema congruente informatie wordt opgenomen ( twee personen die onderling zitten te praten ) schema incongruente informatie wordt weggeredeneerd ( complement uit medelijden ) Naast vertekende waarneming blijkt er ook een vertekende geheugen werking te zijn : men heeft een beter geheugen voor negatieve evaluaties over zz. dan laag sociaal angstigen( cfr ook. post mort de denkenvanuit een negatief gevoel gaat men de zaken ook op een negatieve manier herkauwen, herevalueren ) Sommige sociale informatie is wel degelijk ambigu. Men kan bijvoorbeeld niet ontegensprekelijk uitmaken of iemand nu lacht omdat er niets prettig denkt of u uitlacht. Sociaal fobici gaan dergelijke informatie steeds ten nadele van zichzelf interpreteren. 122
Sociale angst
Eenmaal gevormde disfunctionele opvattingen blijven bestaan via gedrag (3) Men vermijdt situaties die disconformerende informatie zouden kunnen opleveren Als men dan toch met de moeilijke situatie geconfronteerd wordt gebruik gemaakt van veiligheidsgedrag ( bijv. snel praten, knijpen op een kopje ). Hierdoor wordt het gevreesde fenomeen vaak versterkt en gaat men blokkeren. Veiligheidsverdrag verhoogt ook het zelfbewustzijn en de angst in
123
Model
124 Veiligheids- vermijdingsgedrag
Sociale angst
Als algemene inleidende vragen noteren we Clinical Practice Guidelines :
We willen dit model als rationale meegeven aan de cliënt. Daarom bevragen we :
Voel je soms onwennig wanneer je in het middelpunt van de belangstelling staat Vind je het moeilijk om om te gaan met andere mensen Bloos of bleef je wanneer je gevraagd wordt om iets te doen in aanwezigheid van anderen zoals praten eten of iets noteren?
In welke situaties de angst optreedt? Welke lichamelijke reacties er optreden? Welke emoties er dan optreden? Of er concentratieproblemen zijn? Of er een verhoogd zelfbewustzijn is? Of er disfunctionele gedachte optreden? Of haar manifest vermijdingsgedrag optreedt of meer subtiele veiligheid gedrag (bijv. sneller praten, boven de hoofden wegkijken,geen kans tot vragen geven Of er eventuele vaardigheidstekorten zijn?
Via de antwoorden op de bovenstaande vragen wordt het model dan geleidelijk aan ingevuld Verder concreet is als die gebeurt aan de hand van een dagboek formulier ( zie de eerste acht rijen van volgend formulier )
125
126
Sociale angst
Uitdieping therapeutische technieken : Taakconcentratie oefening Socratische dialoog Gedragsexperimenten Achterwege laten van veiligheidsverdrag Gebruik van video-feedback Imaginatie oefening Rollenspel met rolwissel Werken rond kritische incidenten en traumatische ervaringen
127
Sociale angst
Taak concentratie :
In TCT leren patiënten om hun aandacht te herrichten, weg van de lichamelijke symptomen en op de taak waar ze mee bezig zijn. Thuis en tijdens de therapie oefenen ze TCT
eerst in niet-sociale, niet-bedreigende situaties (bijv. wandelen door een stil bos en de aandacht richten op alles wat er te zien, hoeren, ruiken, voelen is), dan in niet-bedreigende sociale situaties (bijv. voor een bloosangstige patiënt het bellen van een collega, vragen hoe de vakantie was, en heel goed luisteren naar het antwoord en dit zo letterlijk mogelijk samenvatten) en tot slot in hiërarchisch opgebouwde meer bedreigende sociale situaties. Zie voor meer details over TCT Bögels et al. (1995), Bögels en Mulkens (1997), en Bögels (1999).Aandacht leren verdelen tussen lichaam- omgeving - taak. Meer leren richten op omgeving. De drie aspecten doorheen de oefeningen laten scoren. Het is effectief om TCT aan te vullen met CT 128
Valkuilen :
Uit schaamte vertelt de cliënt niet over zijn gedrag (onderrapporteren) Zaken vragen waaraan een cliënt nog niet kan voldoen kan uitvallen meebrengen De angst kan in een sessie zo hoog oplopen dat de cliënt zich afsluit voor datgene wat de therapeut brengt. Sociaal angstige cliënten willen ook aardig gevonden worden door hun hulpverlener:
Sociale angst
Daardoor rapporteren ze soms meer effect van bepaalde interventies dan dat ze wel degelijk kunnen realiseren. Achteraf voelen ze zich schuldig over de “leugen”. Hieruit volgt een bevestiging van de negatieve zelf schema’s. Soms lukken bepaalde oefeningen tijdens de therapie sessie. De cliënt kan ze in het gewone leven niet realiseren. Er ontstaat een negatieve attributieve : “zelfs dat kan ik niet”. Gevolg is het verder aanzwengelen van een negatief zelfbeeld. In die context kan hulpverlening ook een stapsteen zijn er naar depressie.
Een complement geformuleerd door de therapeut heeft geen steunende waarde, maar wordt omgezet in een minimaal prestatie criterium waar tegenover de cliënt de prestaties afzet Sociaal angstige vinden het geven van cijfers niet altijd eenvoudig en soms hatelijk 129
Casus: een uitgebreid intakeproces. Het cluster: (faal-sociale)angst – depressie – identiteitsproblemen. 130
Periode
De casus dateert nog uit de periode dat: We niet na een eerste gesprek een VPS tekenden. Hieraan hypothesen ophingen Positieve aspecten vernoemd werden maar nog geen functionele rol in PS toegekend kregen (invloed kortdurende oplossingsgerichte therapie)
131
132
133
Wie & Hulpvraag
Joke, 21 jaar Moeder meldt telefonisch aan: ze spreekt van inhakingsproblemen op de maatschappij. Dochter heeft 2 pogingen hoger onderwijs achter de rug. Volgt nu een opleiding voor hondentrainer. Moeder rapporteert dat haar dochter ongelukkig is. Er is voorafgaande hulpverlening geweest: “therapie van de laatste kans” (moeder) 134
Hypotheses: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
In welke mate is Joke faalangstig? Hoe is het gesteld met de studievaardigheden? Uit de angst zich ook op andere gebieden? (cfr. autonomie verwerven) Is er sprake van depressie Zijn er kritische incidenten geweest? Algemeen: wat zijn sterktes (coping, sociale vaardigheden, normen en waarden, zelfbeeld) binnen haar profiel waarop we kunnen verder werken. Info verzamelen via rapportage (zelf- moeder), vragenlijsten 135
Verloop van de intake
Telefonische aanmelding door moeder Eerste gesprek met Joke en moeder Twee gesprekken met Joke alleen, aangevuld met invullen vragenlijsten Synthese gesprek met Joke, formuleren van hulpverleningsvoorstel Gesprek met de ouders erbij, waarin plan voorgelegd wordt 6 contacturen & 6 uur uitwerking materiaal 136
Het verhaal De eerste contactname (moeder komt het eerste gesprek mee, omdat dochter dat makkelijker praten vindt): we zien een hip, verbaal spits en levendig meisje. Erg vlot in haar praten. Ze geeft aan dat ze meekomt met haar moeder om deze een plezier te doen. Joke geeft aan zelf problemen te hebben, maar twijfelt of een psycholoog daar wel zo veel aan kan doen. Vooral met gedragstherapeuten, die je opdrachtjes doen uitvoeren heeft ze het lastig. 137
De test diagnostiek
Vasev (hyp 1) UCL (hyp 6) Schema vragenlijst (hyp 3) SIW / SPW (hyp 6) SBL / ATL (hyp 6) NVP (hyp 6) SCL 90 (hyp 3,4) (ASL hyp 3,4) SIG NEO PI R
138
Interpretatie testen
Op schaalniveau Op item niveau: op zoek naar markante uitspraken (hoge en lage) Op zoek naar ogenschijnlijke tegenstrijdigheden: vaak een spel van intern en extern zelfbeeld, en ideaal metabeeld. Echter ook: item niet begrepen, niet gemotiveerd voor test. 139
Vragenlijst studie- en examenvaardigheden (Vasev): Studiewaardering Zelfvertrouwen Faalangst Studievermijding/inzet
7 1 9 9
boven gemiddeld zeer laag zeer hoog zeer hoog
(ziet zichzelf als mislukkeling op studiegebied, ze hecht veel waarde aan studie/diploma en aan mening van familie en belangrijke personen (docent) over tentamenresultaat, ze heeft het idee dat ze door gebrek aan zelfcontrole onderpresteert, wanneer ze niet studeert heeft ze schuldgevoelens, ze ervaart zichzelf als een kwetsbaar en zwak persoon)
140
Utrechtse Copinglijst (UCL)
Actief aanpakken 19 gemiddeld Palliatieve reactie 29 zeer hoog (opgewekt gezelschap zoeken, andere dingen doen, meer roken/eten/drinken, afleiding zoeken) Vermijden 23 zeer hoog Sociale steun zoeken 16 gemiddeld Passief reactie patroon 17 zeer hoog (wegvluchten in fantasieën) Expressie van emoties 6 gemiddeld Geruststellende gedachtes 15 zeer hoog
141
Schema vragenlijst Zelfopoffering 31 punten hoog (kan met heel weinig rondkomen, voelt zich schuldig als ze andere mensen teleurstelt, is altijd degene die luistert naar de problemen van anderen, als ze van iemand houdt pikt ze bijna alles van hem/haar, anderen vinden dat ze teveel doet voor anderen en te weinig voor haarzelf, maakt altijd tijd vrij voor anderen). Onvoldoende zelfcontrole/zelfdiscipline 10 punten (als taken moeilijk worden, kan ik het meestal niet opbrengen ze af te maken, ik kan er maar niet toe komen om routinewerk te doen of vervelende taken af te maken) Meedogenloze normen 10 punten (ik streef ernaar dat alles perfect in orde is, ik voel me constant onder druk staan om te presteren en dingen gedaan te krijgen) *Restant met scores 5/6: Ze laat niemand zien wie ze echt is. “Ik pas er niet bij. Ik ben bang aangevallen te worden.. De meeste mensen kunnen meer dan ik op het gebied van werk en prestaties. Meestal ben ik op mijn hoede voor de beweegredenen van mensen. 142
Schema vragenlijst (vervolg) *Opvallend (tamelijk waar) Perfectionisme: Ik moet altijd de beste zijn bij alles wat ik doe. Geeft snel op. Angst: Als anderen zouden ontdekken welke fundamentele tekortkomingen ik heb, zou ik hen niet meer onder ogen durven komen (moeite met uiten van negatieve gevoelens, zichzelf kenbaar maken). Wanneer ik merk dat iemand om wie ik geef afstand van me neemt word ik wanhopig. Ik wil niet dat mensen waarmee ik me verbonden voel, erachter komen dat ik verwerpelijke fantasieën, gedachten of gevoelens heb. Het lijkt erop dat de belangrijkste mensen in mijn leven altijd weggaan. Vastklampen vanwege angst verlaten te worden (bang voor afwijzing, dat ze mensen wegjaagt). Zelden gevoel gehad bijzonder te zijn voor iemand. Zelfbeeld: Zodra het op presteren aankomt, ben ik tot weinig in staat. Ik heb iemand nodig op wie ik kan terugvallen voor advies over praktische zaken. Ik heb geen vertrouwen in mijn vermogen om alledaagse problemen op te lossen. Ik ben lelijk. Ik ben te dik. Ik heb grote moeite mezelf zover te krijgen dat ik stop met drinken, roken, teveel eten of andere slechte gewoonten. Heb altijd anderen keuzes voor me laten maken, dus ik weet eigenlijk niet wat ik zelf wil. Ik ben wezenlijk anders dan anderen. Neiging te hard van stapel te lopen. Verongelijktheid: Ik moet bij andere mensen op mijn hoede blijven, anders zullen ze me opzettelijk kwetsen. Mensen moeten zich meestal eerst tegenover mij bewijzen, voordat ik hen kan vertrouwen.. Andere mensen zijn gewoonlijk niet wat ze lijken te zijn; ze zijn bijna nooit eerlijk. Ik ben vrij wantrouwend over andermans motieven. Ik ben me erg bewust van mezelf in gezelschap (voelt zich buitenstaander in groep). Altruïsme: Ik ben een goed mens, omdat ik meer rekening houd met anderen dan met mezelf. Wil graag goed doen voor anderen, komt zelf op tweede plaats. Gezin is altijd anders geweest dan andere gezinnen. Ouders en J. de neiging te veel betrokken te zijn bij elkaars leven en problemen => Zeer moeilijk om zeer persoonlijke zaken voor zich te houden, zonder143 zich schuldig of verraden te voelen.
Klachtenlijst SCL 90 Angst 17 boven gemiddeld Agorafobie 11 hoog (bang zijn uit huis te gaan Depressie 31 hoog (weinig puf/energie hebben, jezelf van allerlei dingen de schuld geven, te veel over dingen piekeren, denken aan dood of sterven) Somatische klachten 22 hoog (misselijkheid, pijn onder in de rug) Insufficiëntie van denken en handelen 31 hoog (concentratieproblemen, moeilijk beslissingen nemen, iets langzaam moeten doen om er zeker van te zijn dat je het goed doet, je belemmerd voelen in het uitvoeren van allerlei dingen) Wantrouwen & interpersoonlijke Sensitiviteit 31 hoog (zich tegenover anderen de mindere voelen, gevoel dat anderen je niet op de juiste waarde schatten) Hostiliteit 9 hoog Slaapproblemen 4 gemiddeld Niet geschaalde items 15 Pseudoneurotisch 162 hoog 144
SIW- SPW Mate van belangrijkheid: Sociale steun Conformiteit Erkenning Onafhankelijkheid Altruïsme Leiderschap
8 (stanine) 1 6 8 6 3
hoog erg laag hoog-gemiddeld hoog hoog-gemiddeld laag
Mate van belangrijkheid: Zakelijkheid Prestatie Motivatie Variëteit Besluitvaardigheid Orde en netheid Doelgerichtheid
4 3 9 5 3 1
laag-gemiddeld beneden-gemiddeld zeer hoog gemiddeld beneden-gemiddeld zeer laag
145
Amsterdamse Temperamentslijst (ATL) Emotionaliteit 9 (deciel) (zeer) hoog (moeilijk keuzes en beslissingen maken, als iets mislukt moeilijk van zich afzetten, bij pesten snel op de kast, dromerig, last van schuldgevoelens, moe zonder te weten waarom, schaamt zich soms voor wat ze doet of zegt, gevoelig, trekt ook kleine dingen zich snel aan) Spanningsbehoefte (TAS) 7 boven-gemiddeld Spanningsbehoefte (DIS/ES) 10 zeer hoog (drugs uitproberen, wilde feesten, risico’s voor de opwinding, omgang met niet alledaagse mensen, roken) Extraversie 5 gemiddeld Impulsiviteit 2 zeer laag (geen regelmaat en vaste gewoontes, neemt pas beslissing als voor en tegen goed zijn bekeken, alles moet wat te precies en te netjes zijn, kalm, zegt alleen hoe ze iets vindt als ze er heel zeker van is, houdt van werk dat je precies en geduldig moet doen) Voelt zich de laatste tijd niet zo fit als ze zou willen.
146
NPV (Nederlandse Persoonlijkheids Vragenlijst Inadekwatie schaal 26 hoog (afdwalen van gedachten, vaak zenuwachtig, stem niet in bedwang, gauw moe, voelt zich vaak nutteloos, vaak het gevoel dat alles mislukt, gevoel anderen tot last te zijn, het leven vaak moeilijk vinden) Sociale inadekwatie schaal 18 boven gemiddeld Rigiditeitsschaal 24 gemiddeld Verongelijktheidsschaal 8 hoog (meeste mensen kan je niet vertrouwen, pas vertrouwen als ze mensen goed kent, mensen zijn vaak onbeleefd, wantrouwt erg vriendelijke mensen, als het erop aankomt laten veel mensen je in de steek, er zijn maar weinig mensen die mij begrijpen, veel mensen zijn onverschillig, als je wat voor een ander doet krijg je stank voor dank) Zelfgenoegzaamheidsschaal 7 beneden gemiddeld Dominantieschaal 20 hoog (lesgeven ligt mij wel, heb een goede kijk op andere mensen, ik kan liegen zonder dat iemand iets merkt, veel invloed op andere mensen, belangrijk om eigen mening door te zetten, houd ervan om opdrachten te geven, mensen die twijfelen ergeren mij). Zelfwaarderingsschaal 17 zeer laag (denkt haar problemen zelf wel aan te kunnen, kan goed met andere mensen omgaan, houdt van actie, kan gewoonten gemakkelijk veranderen, zou het leven bij overdoen net zo doen, kan in korte tijd veel werk doen, voor veel dingen belangstelling) versus (blijft niet altijd rustig wanneer mensen veel van haar eisen, kan niet lang achter elkaar door werken, er komt niet veel werk uit haar handen, tot nu toe is haar niet alles gelukt wat ze wilde, veranderingen in het weer beïnvloeden haar, werkt niet graag snel, als ze iets wil bereiken 147 zet ze niet altijd door, ze doet haar werk niet altijd met plezier).
Amsterdamse Stemmingslijst Depressief 5 Uitgelaten 4 Schuw 8 (achterdochtig, wantrouwig, bedeesd) Humeurig 5 Boos 5 Moe 5 Gewetensvol 3 Onverschillig 3 Arrogant 6 Angstig 6
gemiddeld laag-gemiddeld hoog gemiddeld gemiddeld gemiddeld beneden-gemiddeld beneden-gemiddeld hoog-gemiddeld hoog-gemiddeld
148
Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag SIG OPM: midden assenstelstel (spanning en frequentie) gevormd door waarde drie. Subassertief; het interpersoonlijk gedrag komt weinig voor en als het voorkomt, ervaart de cliënt veel spanning. Schalen: Spanning (1-5) 4,1 3 3,8 3,1 2,5
Negatieve gevoelens uiten Uiten van onzekerheid en eigen ontoereikendheid Zichzelf kenbaar maken Uiten van positieve gevoelens Rest categorie 5
Frequentie (1-5) 1,9 3,6 2,6 2,6 2,7
Frequentie
4 1
2
3 2 1
4
x
5
Spanning
149
Persoonlijkheidsvragenlijst (NEO-PI-R) Neuroticisme 8 hoog (angst/depressie/schaamte/kwetsbaarheid) Extraversie 4 laag-gemiddeld (avonturisme) (vrolijkheid) Openheid 7 boven-gemiddeld (fantasie/ideeën) (veranderingen) Altruïsme 4 laag-gemiddeld (vertrouwen/oprechtheid) Consciëntieusheid 2 laag (doelmatigheid/ambitie/zelfdiscipline)
150
Opmerking
Leiderschap binnen SIW en Dominantie binnen NVP zijn verschillend. Het gaat over baas spelen over anderen versus zelfbepaling. Bij depressie dienen we duidelijk onderscheid te maken tussen gedachten (piekeren -welke ook leiden tot gebrek aan energie) en het gevoel van hopeloosheid en zwartheid. Het is dus belangrijk voeling te krijgen met de tests en hun bijzondere betekenis
151
Vaststelling:
De vragenlijsten geven een vrij problematisch beeld te zien. Dit tegenstelling tot de informatie uit de mondelinge contacten. Vragenlijsten bevragen onderwerpen die belangrijke aandachtspunten kunnen zijn in het therapieplan (cf. de ETAV die onderscheid maakt tussen piekeren en emotionaliteit- zie ook verder SPW). Clienten vertrouwen aan papier soms zaken toe die ze (nog) niet in een gesprek kwijt kunnen. 152
Erfelijkheid Medisch Organisch Vermoedelijk goede (verbale) intelligentie Lage impulsiviteit: dec 2, Hoge spanningsbehoefte (DIS/ES):10 dec Laag gemiddeld extravert (ATL) Kwetsbaarheid (NEO)
153
Het Gezin: woonplaats: Antwerpen Vader dierenarts (2 broers 1 apotheker, andere dokter). Werkt hard, houdt van orde en regelmaat; klassiek: "vader werkt / moeder huishouden". Komt uit beschermende thuis: moeder helpt zonen met huiswerk (opvragen tot unief), lievelingsgerechten maken.(Moe) Moeder psychologe in CLB centrum; op zoek naar zichzelf: relatie; alleen wonen; cursus exotisch dansen; kunst (miniaturen) Broer 19 jaar, vorig jaar 1st burg. ing. halfweg jaar terug naar huis van kot Eerder kluwenachtig gezin, met "verraad plegende" moederfiguur op zoek naar zichzelf Ziektetheorie moeder: dochter is gevoelig en heeft kwaliteiten, maar kan door traagheid niet inhaken op de maatschappij. Daardoor wordt ze depressief en ontstaan er spanningen in het gezin. Eigen aandeel relatieproblemen met man ( tijdje alleen; in therapie), zelf op zoek = slechte gids. Hanteringsgedrag: 1)diverse hulpverleners raadplegen klikte niet. 2)thuis verscherpte regels en controlemiddelen als afspraken niet nagekomen worden→ verstikkende sfeer. 3)als Joke (in hun ogen) iets gevaarlijk wil doen (alleen wonen in onveilige buurt): dreigen met de geldkraan dicht te draaien.(Moe). Vader zet haar af in de buurt van huis en laar haar een heel eind in het donker lopen. Significante anderen: paternale grootmoeder (MP) 154
Sociaal Communicatief (+)Vlotte prater, kan open over problemen reflecteren Gevoel voor humor Problemen met zichzelf kenbaar maken (opkomen voor eigen rechten) en negatieve gevoelens uiten (uitzonderlijk binnen rol in subcultuur) (SIG) Zeer gevoelig voor wat er tussen mensen omgaat. Moeilijkheid met aanvaarden van complimenten
155
Meta Zelf Moeder zegt dat ik kwaliteiten heb (+), maar ik iets te traag ben voor de maatschappij. Bijzonder kind, gevoelig, van jongsaf interesse voor thema's als dood, nut leven, God. (+); Joke is advocaat naar de ouders voor haar minder verbale broer; moeder vindt dit leuk. Ze is angstig en perfectionistisch. Niet zo goed georganiseerd (cf. kamer opruimen) Vader: Denkt dat ik een goed hondertrainer zal worden Ouders: Joke kan nog niet zelfstandig zijn, aangezien ze geen gevaar kan inschatten. We willen dat ze inhaakt onder onze vleugels. Vrienden: Mijn vrienden waarderen me omdat ik ben rad van tong ben, anderen die zwakkeren belagen op hun plaats zet en het leven van de zonnige kant zie (e) Ideaal meta zelf: Harde bolster, blanke pit
156
Zelfbeeld Ik kom op therapie om mijn moeder een plezier te doen (i+e, SA). Ik voel me slecht omdat ik niet aan de verwachting van mijn ouders voldoe. (e+i) Ik ben koppig en geef me niet gauw in een conflict (SA) Ik heb een klein hartje (i) en heb vaak schuldgevoelens als ik iets niet goed doe (i) Ik maak de dingen niet af (clowns) uit schrik dat het niet goed zal zijn (SA); ruim niet op uit schrik dat ik het verkeerde weg zal doen (kamer) Ik wik en weeg voordat ik een beslissing neem (i, SA) Als ik mijn kwaadheid toon, jaloersheid toon, dan ben ik slecht (cf. liefde)(CA) Ik heb schrik om beslissingen te nemen, te falen (BS) Ik pas er niet echt bij (BS) Ik moet perfect zijn om mezelf graag te kunnen zien (i,BS;vb, hyp) Ik haat egoïsme (Attitude); ik moet altijd voor de anderen klaar staan (SA) Ik onderpresteer door gebrek aan zelfcontrole. Als ik met mezelf lach, dan word ik populair (CA) ik kom wel op mijn pootjes terecht.: SA ouders gerust stellen Ideaal zelf Onafhankelijk, geliefd, geen schijnzekerheden (origineel: cf. lage conformiteit), een persoon. Zie mij graag, zonder dat ik er eerst iets voor moet doen (BS)
157
Alter beeld Therapeuten begrijpen je niet, vooral gedragstherapeuten met hun opdrachtjes steken tegen. Mijn broer is gevoelig en begrijpt mij zonder woorden.(+) Moeder is doorgaans erg rustig (buiten die keer dat ik op 5j pak rammel kreeg omdat ik met krijtjes verder op de muur schreef) Moeder trekt vader mee (cf. huisje) Moeder is een toffe, maar haar puberteit heeft thuis al voor veel miserie gezorgd Vader was vroeger afstandelijk afwezig, maar sinds ik zegde dat hij precies altijd kwaad op mij was, veranderde dat: leuke babbels. Mijn ouders hebben andere doelen dan ik zelf. Als ik iets voor mezelf houd, voel ik mij schuldig. Sommige vriendinnen gaan alleen met mij om, niet om wie ik ben, maar omdat ik meer over de Bikers zou kunnen vertellen. Als anderen echt zouden weten hoe ik ben, dan zouden ze me laten vallen (schema) (Sommige) anderen geven niet om wie ik echt ben. Ze willen mijn ware ik niet zien (BS, I, Hyp) De meeste mensen kunnen meer dan ik (BA, schemalijst) Ideaal Alter Ik ben op zoek naar een zielsgenoot, die me begrijpt, die me geeft zonder vragen, die van me houdt zoals ik ben.
158
Denkstijl Normen & Waarden Motivatie/ waarden: Ik ben eerlijk (+) Ik verwacht steun en liefde van mijn ouders (sociale steun). Ik kan er niet tegen dat anderen mij commanderen (onafhankelijkheid), hoge dominantie (NVP-J): niet baas spelen over (cf SIW), maar mijn eigen weg gaan, impact hebben (laatste wordt ontkend). Ik wil voor anderen zorgen (dieren, Bikers) (+).Ik kom op voor zwakkeren en minst bedeelden (+). Strenge (meedogenloze normen) voor zichzelf. Geven zonder de verwachting van te krijgen is de enige weg naar (hogere) liefde. Ik wil niet groot worden door mijn pa. Ik zoek zelf mijn weg. Ik verdien mijn geld (klussen) en ben geen schooier. Ik haat saaiheid en routine (behoefte aan variatie SPW). Doelgerichtheid (zeer laag); orde & netheid & prestatiemotivatie: beneden-gemiddeld. Houdt van werk dat je precies en geduldig moet doen. Denkstijl: Ellis: door iedereen geliefd, geen fouten maken, zorgen voor anderen, op iemandsteunen. Denkfouten: catastroferen van eigen fouten, overgeneraliseren, selectieve abstractie. Attributie van falen: intern, globaal, oncontroleerbaar, stabiel .Post mortem denken. Strokes: +: de waardering van vrienden; de omgang met broer; de relatie met vader -: ambivalente relatie met moeder, vrienden laten het afweten (profiteren; met beste vriendin beginnen, studies die niet vlot lopen 159
Gevoelens 75% goed, 25% druk twijfel triestig, twijfelend, druk voelen geprikkeld:stemmingswissels gevoelens van moeheid, mislukking, ontoereikendheid schuw, angstig (ASL) schuldig (SCL-90) schaamte (Neo) vijandige gevoelens
160
Stressoren Oud: niet bij horen op kleuterschool, relationele problemen ouders/puberteit moeder (haar vertrek = in de steek gelaten), "gevecht" moeder en grootmoeder, "mislukte" studie, vriend met beste vriendin weg Ontwikkelingstaak: losmaking gezin, integratie via werk Als broer het moeilijk heeft.
161
Gedrag Ontwikkelingsgeschiedenis: J 8 jaar Pinksterbeweging: druk naar positieve, collectieve en negeren bep. neg. aspecten. Schools: Kleuterschool: voelde zich vreemd en anders. De anderen waren gevaarlijk. verdrukt en geremd; actief fantasieleven: elfjes die haar allen kennen en haar helpen om samen de wereld te veranderen. Tot eerste twee graden: grmoeder verdeeld stof in hapklare brokjes, J. terugroepen als ze wegdroomt. Moeder tegen; discussie met P grmoeder aanwezig (steunend) meer niet opvragend. Lagere school OK; secundair menswetenschappen: hakken over sloot: niet zo veel doen. 1st psychiatrisch verpleger, 1ste psychologisch assistent (gestopt: te weinig met mensen werken); alternatieve opleiding hondentrainer in WE (plezierig, maar fiscaliteit en boekhouding: beu + twijfel) Vriendschap & relatie: tot en met lagere school weinig vrienden; nu populair. Van Happy Bikers naar Philosophical Bikers. Niet te maken willen hebben met Dope bikers en tegen de Anarchistic Bikers. Vriend ging er vandoor met beste vriendin. Vrije tijd: houdt niet van sport en fysieke inspanningen Symptomen: faalangstig (Vasev: studiewaardering:7; zelfvertrouwen 1; faalangst:9; studievermijding/inzet: 9); hoge emotionaliteit: moeilijk keuzes maken, als iets mislukt moeilijk van zich afzetten, schaamte, gevoelig, ook kleine dingen aantrekken. Agorafobie (bang uit huis te gaan), Depressie (maar eerder cognitieve schema's: schuld, piekeren dan wel het gevoel), Somatische klachten (misselijkheid en pijn in onderrug), Insufficiëntie van denken en handelen: concentratieproblemen, moeilijk 162 beslissen, meer tijd dan nodig.
Coping Bij druk en twijfel: of bij broer zitten; of geprikkeld ruzie zoeken met ouders Zich sterk opstellen naar de buitenwereld. Niemand uit de weg gaan. Humor/ zelfspot en cynisme Actief fantasieleven (elfjes filmhelden gevaarlijk aan de buitenkant, maar hart van goud). Focus eerder intern (heeft neiging om haar negatieve zelfbeleving te zien als een uitwendig waarneembare realiteit voor anderen) UCL: actief aanpakken is gemiddeld er is echter een teveel van bepaalde andere gedragingen: palliatieve reacte (zhoog): afleiding zoeken, meer roken, drinken, gezelschap opzoeken; vermijden (zhoog); passief reageren (zhoog) wegvluchten in fantasie Focus eerder intern (heeft neiging om haar negatieve zelfbeleving te zien als een uitwendig waarneembare realiteit voor anderen) 163
Bedenkingen
We merken een discrepantie tussen het verhaal dat Joke brengt (doorleefd, zoekend, twijfelend, maar ook sterk, kritisch....) En de testgegevens Toch heeft Joke in haar verhaal gaandeweg ook haar intern zelfbeeld gebracht 164
Grafische voorstelling profliel
Een encyclopedische, gestructureerde weergave van cliëntgevens: →Volledig → Snel toegankelijk → Steeds geactualiseerd Geschikt bij meervoudige complexe en langdurige problemen. Model verder in te kleuren met theoretische inzichten
165
De PS Ph04-01
Joke Vand evelde (° 25/2/83 - 21 jaar)
Gevoel: 75% goed,25% triestig, twijfelend, druk voel en Sociale & Com municatieve vaardigheden: Hulpvraag: geprikkeld:stemmingswis sels (+) Vlotte pr ater, kan openover problemen reflecter en Pers pectief moeder: hel p onze dochter in te haken op de gevoelens van moeheid, mis lukking, ontoereikendhei d Gevoel voor humor maat schappij. M anen ikzelf willen helpen, maar jullie kr ijgen schuw, angs tig (ASL) Problemen met zichzelf kenbaar maken ( opkomen voor eigen r echten) en negatieve ruimte. Therapie van de laatste kans. schuldig (SCL- 90) schaamte (Neo) gevoelens uiten (uit zonderlijk binnen rol in subcultuur) . vijandige gevoelens Zeer gevoelig voor wat er tuss enmens en omgaat. Moeilijkheid met aanvaardenvan compliment en Gedrag: Erf eli jkheid, organ isch, medis ch: Id entitei t: Ontwikkelings ges chiedenis : J 8 jaar Ver moedelijk goede ( ver bale) i nt elli gentie Alter beeld: Zelf beeld: Met a zelf: Pinks ter beweging: druk naar pos itieve, collectieve en Lage impulsiviteit: dec 2, Hoge spanningsbehoef te Therapeuten begrijpen je niet, voor al Ik kom op therapie om mijn moeder een Moeder zegt dat ik neger en bep. neg. aspecten. gedr ags therapeuten methun opdrachtjes (DIS/ ES):10 dec plezi er te doen (i+e, SA). kwal itei ten heb (+) , Schools: Kleuterschool: voelde zich vreemd en ander s. stekent egen. Laag gemiddeld extraver t maar ik iets te traag ben Ik voel me s lecht omdat ik niet aan de De anderen war en gevaarl ijk. verdr ukt en geremd; Kwets baar heid (NE O) voor de maats chappij. verwachting van mijn ouders voldoe. ( e+ i) Mijn broer is gevoelig en begrijpt mij zonder woor den.(+) act ief fant as ieleven: elfjes die haar al len kennenen Ik ben koppi gen geef me niet gauw i neen Bijzonder kind, Moeder is doorgaans erg rusti g( buiten die haar helpen om samen de wereld te ver anderen. Tot gevoelig, van jongsaf conflict (SA) keer dat ik op5j pak rammel kreeg omdat eer ste twee graden: grmoeder ver deeld st of in hapklare interess e voor thema's Ik heb een klein har tje (i) en hebvaak brokjes, J . terugroepen als ze wegdr oomt moeder schuldgevoelens als ik iets niet goed doe (i) ik met kr ijtjes ver der op de muur s chreef) Gezi n: (woonplaats : Antwer pen) als dood, nut leven, tegen; dis cuss ie met man grmoeder aanwezig Ik maak de dingen niet af ( clowns ) uit schrik Moeder trekt vader mee (cf. huis je) Vader dierenarts (2 broers 1apotheker , andere God. (+); J oke i s Moeder is een toffe, maar haar puberteit (s teunend) meer niet opvragend. Lagere school OK; dokter). Wer kt har d, houdt van orde en r egelmaat; advocaat naar de ouders dat het niet goed zal zijn (SA) uit s chrik dat heeft thuis al voor veel mis erie gezorgd secundai r mens wetens chappen: hakken over sloot: niet ik het ver keerde weg zal doen ( kamer) klass iek: "vader werkt m oeder huis houden". Komt voor haar minder Vader was vroeger afstandel ijk afwezig, zo veel doen.1s t psychiatris ch verpleger, 1ste uit beschermende thuis : moeder helpt zonen met verbale br oer ; moeder Ik wik en weeg voor dat i keen bes lis sing maar s inds ik zegde dat hij precies altijd psychologisch ass istent (gest opt : te weinig met neem ( i, SA) huiswerk (opvragen tot unief ), vindt dit leuk. Ze is kwaad opmij was, ver anderde dat: leuke mensen wer ken); alternatieve opl eiding hondentrainer Als ik mijn kwaadheid toon, jaloersheid lievelingsgerechten.(M oe) angstig en babbels. in WE (plezier ig, maar f iscaliteit enboekhouding: beu Moeder psychologe i nCLB centr um; opzoek naar perfectionistis ch. Niet toon, dan ben ik sl echt (cf. liefde)( CA) Mijn ouder s hebben andere doelen dan ik + twijfel) zichzelf: r elatie; alleen wonen; cur sus exotis ch zo goed georgani seer d Ik heb schrik om beslis singen te nemen, te zelf .Als ikiets voor mezelf houd, voel ik Vriendschap &r elatie: tot en met lager e s chool weinig (cf. kamer opruimen) falen (BS) dansen; kunst (mi ni atur en) mij schuldig. vrienden; nupopulair. Van Happy Bi kers naar Ik pas er niet echt bi j (BS ) Vader: Denkt dat ik Broer 19 jaar, vor igj aar 1s t burg. ing. half weg jaar Ik ontgoochel mij nouders (NVP-Hyp) Philos ophi cal Biker s. Niet te maken willenhebben een goed honder trainer Ik moet perfect zijn om mezel f graag te terug naar huis vankot ook op s tudiegebi ed (Vasev) met Dope bikers en tegen de Anarchistic Biker s. kunnen zien (i,BS;vb, hy p) zal worden Eerder kluwenachtig gezi n, met "ver raad plegende" Als het puntje bij paaltje komt laten Vriend ginger vandoor met beste vriendin. Ouder s: J oke kan nog Ik haat egoïs me ( Attitude) ; ik moet alti jd moeder figuur op zoek naar zichzelf anderen je in de steek( NVP-r ec.) Vrije tijd: houdt niet van s port en fysieke voor de anderen klaar staan (SA) niet zelf standig zij n, Ziektetheorie moeder: dochter is gevoelig en heeft Sommige vriendinnen gaan alleen met mij inspanningen Ik onderpresteer door gebrek aan aangezienze geen kwal itei ten, maar kanni et inhaken op de om, niet om wie ik ben, maar omdat ik Symptomen: faal angs tig (Vas ev: studiewaardering:7; gevaar kan inschatten. zelf contr ole. meer over de Bikers zoukunnenvertellen. maat schappij. Daardoor wordt ze depress ief en zelf ver trouwen 1; f aalangst:9; s tudievermi jding/inzet: Als ik met mezelf lach, dan wor di kpopulair Als anderen echt zouden weten hoe ik ontst aan er spanningeni nhet gezi n. We willen dat ze 9); hoge emoti onaliteit: moeilijk keuzes maken, als (CA) ben, dan zoudenze me laten vallen Eigen aandeel relatiepr oblemen met man ( tijdje inhaakt onder onze iets mis lukt moeilijk vanzich afzetten, schaamte, Lage zelfwaardering NVP: + = problemen (s chema) vleugels . alleen; in therapie), zel f op zoek = s lechte gids. gevoelig, ook kleine dingen aantr ekken. aankunnen, houden van actie, zelf de manier (Sommige) anderengevenniet om wie ik Vrienden: M ijn Hant er ings gedr ag: 1) diver se hulpver leners Agorafobie (bang uit huis te gaan), Depr es si e ( maar vriendenwaarderen me het leven overdoen- =niet rusti gals mens en echt ben.Z e willen mi jnware ikniet zien raadplegen klikte niet. 2) thuis vers cherpende regels eer der cognitieve schema's : schuld, piekeren dan wel omdat ik ben rad van dingenvan haar eis en, ni et lang achter elkaar (BS, I, Hyp) en contr olemiddelen al s afs pr aken niet nagekomen het gevoel), Somatis che klacht en (mi ss elij kheid en De meeste mens en kunnen meer dan ik tong ben, anderen die wer ken, weersverandering heeft i nvloed. worden vers tikkende s feer. pijn in onderrug), Ins ufficiëntie van denken en (BA, s chemal ijst) zwakkeren belagen op ik kom wel op mijn pootjes t er echt.: SA 3)als Joke (in hun ogen) iets gevaarlijk wil doen handelen: concentratieproblemen, moeili jkbes liss en, ouders gerus t stellen hun plaats zet en het dreigen met de geldkraan dicht te draai en.(M oe). meer tijd dannodig. Ideaal Alter Id eaal zelf leven van de zonnige Vader zet af in de buur t van huis . Ik benop zoek naar eenzielsgenoot, die Onaf hankelijk, geliefd, geen kant zie (e) Significante anderen: pater nale grootmoeder (M P) Coping: me b egrijpt, die m e geeft zonder vr agen, Ideaal meta zelf : Har de schijnzeker heden (origineel: cf. lage Bij druk en twijf el : of bij broer zitten; of gepr ikkeld die van me houdt zoals ik ben. conformiteit), een per soon. bolst er ,blanke pit ruzie zoeken met ouders Zie mij graag, zonder dat ik er eer st iets voor Zich s ter k ops tellennaar de buitenwereld. Niemand moet doen ( BS) uit de weg gaan. Humor/ zelfs pot en cynisme Mot ivat ie/ waard en: Ik ben eerlijk (+) I kverwacht steun en liefde van mijn ouders (sociale s teun). Ik kan er niet Act ief fantas ieleven (elfjes filmheldengevaar lijk aan tegen dat anderenmij commanderen( onafhankelijkheid), hoge dominantie (NVP- J): niet baas s pelen over ( cf SIW), Stress oren: de buitenkant, maar har t van goud). maar mijn eigen weggaan, impact hebben (laatste wor dt ontkend). Ik wil voor anderen zor gen (dieren,Biker s) Oud: niet bi j hor en op kleuterschool, relationele UCL : actief aanpakken is gemiddeld er is echter een (+) .Ik kom op voor zwakkeren en minst bedeelden( +). Strenge (meedogenloze normen) voor zichzelf. Geven problemen ouders /puber teit moeder ( haar vertr ek = in teveel van bepaalde andere gedr agingen: palliatieve zonder de verwachting van te krijgenis de enige wegnaar (hogere) liefde. Ik wil niet groot worden door mijnpa. Ik de steek gelaten), "gevecht" moeder engr oot moeder, react e ( zhoog): afleiding zoeken, meer roken, dr inken, zoek zelf mijn weg. Ik verdienmijn geld (klussen) en ben geen schooier .I khaat saaiheid enr outine (behoefte aan "mislukte" studie, vriend met bes te vr iendin weg gezels chap opzoeken; ver mijden( zhoog); pas sief var iat ie SPW). Doelgerichtheid (zeer laag) ; orde & netheid & prestatiemotivatie: beneden-gemiddeld. Houdt van Ontwikkelings taak: los maki ng gezin, integr ati e via reager en ( zhoog) wegvl uchten in fantasie wer kdat je pr ecies en geduldigmoet doen. wer k Focus eerder intern (heeft nei gi ng om haar negatieve Denks tijl: Ellis : door iedereen gelief d,geenf outen maken, zorgen voor ander en, op iemandsteunen. Denkfouten: Als br oer het moeilijk heeft. zelf bel eving te zi en als een uitwendig waar neembare catas troferen van eigen fout en, over general iseren, s electieve abstractie. Attributie van falen: i ntern, globaal, realiteit voor ander en) oncontroleerbaar, s tabiel .Post mortem denken. Strokes: +: de waar der ing vanvr ienden; de omgang met br oer; de relatie met vader -: ambi valente relatie met moeder, vrienden latenhet afweten (profiteren; met beste vriendin beginnen, studies die niet vlot lopen
166
GRAFISCHE VOORSTELLING PROFIEL X ° dd/mm/jj -Opname: dd/mm/jj
A an meldings klacht: Wie, Wat, Bedo eling (?), Termijn (?)
SOCIALE & COMMUNICATIEVE VAARDIGH EDEN Concretiseren (ABC),contact leggen (gesprek, iets vragen), reageren op kritiek/woede, eigen kritiek/woede uiten, compliment geven en ontvangen, mening geven, inleven in de ander. Actief luisteren, ik gericht praten, geen verlies methode Onderscheid inhoud en betrekkingsdisputen, interpuncties. Terugkerende interactiepatronen - Spelsituaties (cf. omslag)
Erfelijkh eid O rganiciteit S tofw iss elings stoorn is sen (cf. neurotransmittorbalans, vo ed in g) O ntwikkelingss too rnis Intelligentie Temperamen t Impuls iviteit S panningsbeho efte
PE RS OO N / ID E N T ITE IT = ZIJ N & D E N K E N m e t in b eg rip va n no rm en en waa rd en M E T A Z E LF
Z E LF-B E EL D
A LT E R- B E E LD
o nju iste z on e (o j) G EZIN : * Sam enstelling / str uctu ur (cf. lo s zand kluw en ) * Functioneren (normen, w aarden,expres sie, conflict, recreatie, maats chappelijke oriën tatie, organis atie (taken) * O pvoedin gsvaar digheden (betrokkenh eid, positieve bekrachtiging, probleem o ploss en, discipline [regels formuleren, grenzen bew ak en , sanctio nerin g], monitoring) * T yp is che interactiep atr onen (zondebok , parentificatie, s ymbiose, trian gulatie, geperverteer de triade emotio nele diskw alificatie, do uble bind) / elementen uit s ubcultuur (cf migranten) * Pathologie van individuele led en (wat is Zelfbeeld, M eta-en Alter b eeld van de res pectievelijke ouders , wat zijn de centrale assu mp ties, aan w elk opvo ed ing sregime w er den zij blootgesteld, w at zijn de onverw erktheden u it hun leven, welke boo dschappen kregen zij mee van hu n oud ers * O ntwikkelingsges chiedenis , ziektetheor ie, hanterings gedrag, perceptiever schillen tuss en d e vers ch illende p artijen S IGN IFICA NTE AN DEREN (cf grootouders / vrienden)
* M en k an oo k een s chem a m aken m et pe r leef tij ds categor ie, per as pec t, ver sc hill ende t est s. * Op dit sch ema t ekenen w e nog geen p ijlen ; vo or i eder e cliën t zijn ze im mer s apart te co ns tru eren, ook te ar gum enter en. Ook binn en 1 v eld m oeten so ms pi jlen getr okken wor den. Al is h et schem a mul ti leve l/ m ult i pr oblem , select eer al s o verg ang naa r het ther apiep lan en kele b ijzon der releva nte s amen hangen . M aak een Gr afische V oor st elli ng ( Chro nolo gische) Gear gum enteer de P rob leemsam enhang : GV (C) GP. Pr oblem en = aanm eldi ng/h ulpv raag + ges pr ek + dia gnos ti ek. * Not eer n iet al leen zw akke el ement en ( -) st erkt es (+ ). * S ch ets voo r d iver se as pect en het tij ds pers pect ief, het o ntwi kkeli ngs ver loop . * Redu ceer d it s chem a niet tot een on pers oo nlij ke check lis t, maar sch ets een i deos yncr atis che getu igeni s.
reë el b ew us t (rb ) v oo rb ew u st (v b )
au to m atis ch e ge da ch ten
o nb ew u s t (o b )
BA S ISSC H E M A ’S (b s ) (o u d ers ch em a’ s: m o raal, ide aal) -k in d sc h em a ’s : w eg latin g en , o n tk en n in g stu k rea liteit)/ cf . ch ild m o d es
ID E AA L
Emo tionele kwetsb aarh eid depres sief/ teleurg es teld, uitgelaten/ op gewond en / geluk, s ch uw, h umeu rig, boo s, moe, gew etens vol/ zorgzaam, onverschillig, arrogant /trots , angstig/ nerveus / onveilig/ paniekerig, (so ciale) inadequatie/ verlegen /beschaamd, (afgeleide gevoelens)
s tr ateg is c he as s u m p tie s (s a) co n d itio n ele a ss u m p ties (c a)
ID E AA L
G EVO ELENS (kinderen/basis gevoelens : blij, bang, boo s,ver drietig, afkeer, verbazin g)
gefrus tr eerd, vernederd, schu ld ig, en tho usiast, trots, liefdevol,
ID E AA L
Opm: A Binnen ieder van de zes velden gaat men telkens op zoek naar Intern/ extern zelfbeeld; Niveau van bewustzijn; Centrale cognities; Ook in het onbewuste zijn er foute kernen te vinden (cf. vermeende verwerping die verdrongen is ); in de ideaal-beelden zijn er realistische en onrealistische elementen te vinden; voor de verschillende as pecten van het pers oonsmodel bekijken we heden, verleden en toekomst. Na hypothes es door de opsteller geformuleerd noteren we: (hyp) Enigzins veralgemenend kan men zeggen dat het Bewust overeenkomt met het Volwas sen niveau, het Onbew us te en het V oorbewus te meer met de Kind en Ouderstructuur. B Schema’s: ONV ERBONDEN HEID & AF WIJZING: Verlating/instabiliteit, Wantrouwen/misbruik, Emotioneel tekort/ emotionele deprivatie, Defect/ s chaamte, Sociale Isolatie/ vervreemding; VERZWAKTE A UTONOM IE & VERZWAKTE PRESTATIE: Afhankelijkheid/ incompetentie, Kw etsbaarheid voor gevaar en ziekte, Kluwen / niet ontwikkeld zelf, Falen; VERZWAK TE GRENZEN: G erechtigd zijn/ Grandiositeit, Onvoldoende zelfcontrole/zelfdiscipline; GERICHTHEID OP AN DEREN :Onderwerping, Zelfopoffering, Goedkeuring zoeken/ erkenning zoeken; OVERMATIGE WAAKZAAMHEID & INHIBITIE: Negativiteit/ pes simis me, Emotionele remming/ inhibitie, Onverbiddelijk hoge normen/ overkritisch zijn.
DENKSTIJ L / ATTRIBUTIESTIJL denkfouten (BECK) / tunnel denken/veiligheidss ignaal ontkennen. cognitieve mechanismen: ontkenning, omkering, omzetting in tegendeel, te niet doen, rumineren (in sit), post-mortem denken (na sit) / gut-thinking (ik ben wat ik voel), magisch denken, dubbele standaard hanteren () in naar zz kijken en ander beoordelen). Zie ook s chemaontkenning,/vermijding, schemabevestiging, schema(over)compensatie; T.o.v. de … problemen: voorbeschouwings fase, overpeinzing, beslissing, actieve verandering, cons olidatie, terugval (partiëel, breder/tijdelijk, permanenter. Verder:(vervorming t.o.v. prikkel/situatie-gedrag -oplos singen MOTIVATIESTIJL:(DRIVE cf. TA ) alles moet in orde zijn voordat ik kan genieten, nooit genoeg stijl: genieten uitgesteld door telkens w eer nieuwe eisen. nu is het goed, maar morgen zullen we moeten boeten voor vandaag. nooit zal ik gelukkig zijn (zichzelf saboteren op weg naar s ucces). altijd overkomt mij weer (negatieve herhalingen die men opzoekt door schijnbaar onbewuste keuzes -cf. scheiden en weer zelfde type man kiezen) behoefte aan erkenning, sociale steun, dominantie, altruïsme, onafhankelijkheid, conformisme/ variatie, zakelijkheid,doelgerichtheid, besluitvaardigheid, pres tatiemotivatie, orde en netheid STRO KES: positieve en negatieve strokes in de s ociale omgang balans moeters en mogers hoe krijgt iemand in zijn functioneren +S+ , -S-, °S-; +S-, -S+ , °S+ balans tussen intrinsieke motivatie (pleizer door doen) en extrinsieke motivatie (plezier aan ouders; in functie van eigen imago opbouw) (cf. ook kort en lang termijn pers pectief)
S temmingsw iss el / O verond err eageren / S ch uld almacht/ H ypervigilan tie/ A ctief-pass ief faalangs tig
A cu te stress oren O ver gan gss ituaties Chr onische s tresso ren Risico Situaties en HR S
G ED RAG V riend en / buurt Intieme vriends chap / binding V rije tijd / sp ort Jo b/ S ch ool (s ch oolverlo op, pres taties, concentratie, motivatie, stud ievaardigheden, s ociale contacten schoo l) G ezond heid / R is ico gedrag: drug s, thrillg ed rag , onb es chermde s ek sualiteit, voedings stoornis sen (aspect gedrag cf. br ak en ) O mgaan met gezag / regels S ymp to men Externalis erend: lieg en, man ipu leren, fu gue, agress ie (verbaal/n onverbaal; reactief, pro actief), stelen. Internalis erend: encopres is , automutilatie, (para)s uïcidaal gedrag, enures is , tics , somatiseren.
ZELF HA ND -H AV ING Pro blem s olving Fru stratie ha nter ing Cop ing : actief aanpakken, pas sief/ actief afwachten (zinn en verzetten met iets anders ), vermijden, steun zoeken, piekeren, zich zelf gerus ts tellen, neg emotie uiten/ humor Focus intern ver sus extern (cf sociale angst) In rol kleven (praeco x)/ niet in rol ger ak en (impotent) cf. O ok v erd eling aan dach t lich aam/omgeving/proces of taak veiligh eids gedrag Rela tion ele opstelling: ass ertief, terugtrekken, angs tig uitv oeren
P H ‘ 0 1 /v 1 2 - 4
167
Probleemsamenhang
Condensatie meest relevante elementen uit de GVP Als met kiest voor Chronologie, dan zorgen voor toegevoegde waarde t.o.v. een Hier-enNu schema Argumenteren is pijlen nummeren en verhaal expliciteren 168
De PS PS Jo ke Vande ve lde de (°2 5 /2 / 83)
De Bi ke rs (na we in g vri end en i n sec .) Pu be rte it moed er Fal en i n stu die 1 ste Kle ut erkla s: 1 0 j. : Pi n kst erbewe gi ng: d ruk n r. Aanv an ke li jk k o el e re la ti e Vrie nd we g met b est e vri en di n Ho ge l eve ns ern st, a le rti e, a waren e ss p osi ti ev e, co ll ec ti eve, n eg eren sl ec h te, l ie fd e ge v enme t v a de r La ge i mpu l siv it ei t aa n and eren GrM hel pt Ho ge so ci al e in te ll ig en t ie / Gev oe l vr hu mor ÷Ve rvree mdin g sge voel , be d re ig ing ÷ f an tasi e al s vl uc ht & tro ost Nie t op bou wen va n co mpet enti eg ev oe l & S oc ia al va ard i g bi nne n su bc ul tu ur d oorze tt in g sve rm og en: Kwet sba ar o fwe l va nz el f ga an ÷ makk el ij k Prob l eme n met u it en k rit i ek, o p ko me n vr eig e n o fwe l ge ste un d e n ge ho lpe n doo r oma 1' rec ht en Ve rde r o ntw ik ke le n van speci aal 1 zi jn / an d ers zij n doo r bei d e o u ders. An d ere w eg bew and el en d an i ed ere en d oe t
Dubbel e Identitei t Int ern: Ex t ern: Tro uw , hoo g alt ruï sme, pe rfe ct io n isc h De Bi ke r d ie v an zi ch a fb ij t van n ie mand sch ri k h e ef t (werk d at p re ci s mo et verl op e n), en op k omt vo or an de re n aa n leu n en “Z wa k & sl ec h t” M ed oge nl o ze no rmen A Ho ge n ood a an v arië te it + = naï ev e s ch el pj est heo rie Ho ge Sp an ni ngsb eh o ehte : DIS/ ES + = goe d d oe n vo or ee n a nd er La ge d oe lg eri ch thei d Prest at ie mo ti v at ie; Ord e & n et he id: -ge m. M aa r oo k st ukj e o ntg ooc h eld (wo ede [na ar m oe de r n aa r ex -vri end] wo rd t ont k en t omd a t z e ve rb od en i s)
Ou de rs gev en d ubb el si gnaa l: En erz ij ds: Je k an h et , we l at en k e lo s An de rz ij d s: J e m oe t no g besc he rm d word en, h eb t th era pi e n o dig , be nt ong e lu kki g
1 '’
Ou de rs zi jn ber eid om h u n ei ge n a an d ee l t e ond er zoe ke n 2 Ste un ve rwa ch te n v an oud ers Wil ni et geco mma n de erd wo rden , hog e zel fbe pa li n g
PIEKER EN & EM OTIONEEL R EDENER EN (+ DUB B ELE STANDAARD)
III
4
Act ie f aa np ak k en
II
3 7 5% Goed gev o el
Twi jfel en d , t rie sti g, druk v o el en , d epressi ef Schu w, a ng st ig Schu ld sc h aam te Vij an d igh eid
I
Pal li at ie f, p assi ef, rit ue le n
C on ce n trat ie pro b le men So mat isc he k la ch t en Faa la ng st ig
P H - 6/’ 04 V 1
169
De chronologie PS Joke V andeveldede (°25/2/83)
De Bikers (na weing vrienden in sec.) Puberteit moeder Falen in s tudie 1ste Kleuterklas: 10 j.: Pinksterbeweging: druk nr. Aanvankelijk koele relatie Vriend weg met beste vriendin Hoge levenser nst, alertie, awar eness positieve,collectieve, negeren slechte, liefde gevenmet vader Lage impulsiviteit aan anderen Hoge sociale intelligentie / Gevoel vr hum or GrM helpt ÷Vervreemdingsgevoel, bedreiging ÷fantasie als vlucht & troos t Niet opbouwen van competentiegevoel & doorzettingsvermogen: Kwetsbaar ofwel vanzelf gaan ÷makkelijk ofwel gesteund en geholpen door oma Verder ontwikkelen van speciaal zijn/ anders zijn door beide ouders. Andere weg bewandelen dan iedereen doet
170
De tegenstellingen Sociaal vaardig binnen s ubcultuur Problemen met uiten kritiek, opkomen vr eigen rechten
Intern: Trouw, hoog altruïs me, perfectionis ch (werk dat precies moet verlopen), aanleunen “Zwak & slecht” Medogenloze normen
Ouders geven dubbel signaal: Enerzijds: J e kan het, we laten ke los Anderzijds : Je moet nog beschermd worden, hebt therapie nodig, bent ongelukkig
Extern: De Biker die van zich afbijt van niemand s chrik heeft en opkomt voor anderen
+ = naïeve schelpjestheor ie + = goed doen voor een ander Maar ook stukje ontgoocheld (woede [naar moeder naar ex-vriend] wordt ontkent omdat ze verboden is) Actief aanpakken
Steun verwachten van ouders Wil niet gecommandeerd worden, hoge zelfbepaling
Palliatief, passief, rituelen
75% Goed gevoel
Twijfelend, triestig, druk voelen, depress ief Schuw, angs tig Schuld schaamte Vijandigheid
171
De GV©PS GV(C)GP Joke Vande ve lde (°25/ 2/ 80)
De Bi ke rs (n a we ing vri en den i n sec .) Pube rte it moeder Fal en i n stud ie 10 j. : Pi nkst erb ewe gi ng : druk nr. 1 ste Kle ut erkla s: Aanvanke li jk koel e re la ti e Vrie nd we g met b est e vri endi n posi ti eve, coll ec ti eve, negeren sl ec hte, l ie fde ge ve nme t va de r Hoge l eve ns ernst, ale rti e, awarenes s aa n anderen La ge i mpul sivit ei t Hakk en ove r de s loot GrM h el pt Hoge soci al e inte ll igent ie / Gev oe l vr humor Wei n ig vrienden ÷Ve rvree mdingsge voel , be dre igin g ÷ f antasi e al s v l uc ht & troost Nie t op bouwen va n comp et enti egevoe l & doorze tt ingsve rm ogen: Kwet sba ar S oc iaal vaardi g bi nne n su bc ul tuur ofwe l va nz el f ga an ÷ makk el ij k ofwe l ge ste und e n ge holpe n doo r oma Probl eme n met uit en k rit ie k, opko me n vr e igen 1' rec ht en Ve rde r ontw ik ke le n va n speci a al 1 zi jn/ anders zij n door bei de oude rs. And ere w eg bew andel en da n Dubbel e I dentitei t i edere en doe t Int ern: Ex t ern: De Bi ke r d ie van zi ch afbij t van nie mand schri k h e ef t Tro uw , hoog alt ruï sme, pe rfe ct ionisc h (werk dat pre ci es moe t ve rlo pen), en opkomt voor a nde re n aa n leunen “Z wa k & sl ec ht” Oude rs geven dub bel si gnaa l: M edoge nl oze normen A Enerz ij ds: Je kan het , we l at en ke los Hoge nood aa n varië te it + = naï ev e s chel pj est he o rie Hoge Span ni ngsbeho ehte : DIS/ ES + = goe d doe n voor ee n and er 1'’ La ge doe lg eri ch thei d Ande rz ij ds: J e m oe t nog b esc he rm d worden, Prest at ie moti vat ie; Orde & n et he id: -ge m. h ebt thera pi e no dig, bent onge lukk i g M aa r ook st ukj e ontgooc he ld (wo ede [na ar m oe de r naa r ex-vri end] wordt ont kent omda t z e ve rb oden is ) Oude rs zi jn b er eid om hun ei ge n aand ee l t e onder zoe ke n 2 Ste un ve rwa chte n va n ouders Wil ni et gecomma nde erd worden, hoge zel fbe pa li ng
PIEKER EN & EM OTIONEEL R EDENER EN (+ DUB B ELE STANDAARD)
III
4
Act ie f aa npakken
II
3 75% Goed g ev oe l
Twi jfel en d, t rie sti g, druk vo el en, d epressi ef Schuw, a ng st ig Schuld sc haam te Vij andigheid
I
Pal li at ie f, passi ef, rit ue le n
C once ntrat ie problem en Somat isc he kla cht en Faa la ngst ig
P H - 6/’ 01 V 1
172
Therapieplan
We kunnen op diverse punten interventies plannen: Werken rond studievaardigheden/ attitudes Werken rond faalangst Werke rond bepaalde communicatieve vaardigheden Werken rond zelfbeeld (cognities/ basisschema’s) & competentie Werken rond loskomen van het gezin
173
Maar.....
We mogen niet vergeten dat je als psycholoog ook een boodschap over de cliënt brengt niet alleen in wat je zegt (PS), maar ook in wat je als aanpak voorstelt. De behoefte aan variëteit is binnen therapie niet te verwaarlozen Er is basaal niet zo’n hoge motivatie is om in therapie te komen.
174
Daarom:
Zullen we zorgen voor ondersteuning (via een stagiaire die begeleidt bij studieverloop/studievaardigheden) – met kans op « terzijde » overleg met therapeut rond aantal relevante thema’s. Maar anderzijds ook duidelijk maken dat ze de kracht heeft om op eigen benen te staan en dat de manier waarop ze dingen wil bereiken een langere maar misschien ook mooiere weg is Vader en Joke gaan onmiddellijk mee in dit perspectief; moeder vraagt garanties: toch individuele therapie als dit niet lukt 175
Bedenkingen na intake proces: De vader komt weinig rechtstreeks aan bod. Alleen aanwezig op eindbespreking.
Herkende zich wel in het verhaal
De intelligentie is niet echt geëvalueerd. Voor de huidige opleiding is ze zeker intelligent genoeg. Laag scoren op een IQ test ≠ niet noodzakelijk laag IQ
Wat waren de werkwijzen en resultaten van de andere therapieën? Is de concentratiestoornis onderdeel van van de faalangst of ligt het breder? Hebben we de depressiematen voldoende verkend? Hebben we expliciet genoeg bevraagd of er suïcidale gedachten zijn? De studievaardigheden zijn niet voorafgaand verkend, maar wel in het hulpverleningsproces aan bod gekomen. 176
Bedenkingen over effectiviteit van handelen
Bij n=1 studies wil de therapeut niet uitmaken of zijn protocol werkt, maar wel of een cliënt er significant op vooruit gaat. We dienen zowel gebruik te maken van statistische als idiosyncratische methodes.
177
Immers:
Onderzoek UCL Hafkenscheid e.a. (’98): van de 64 pt met een niet klinisch en een niet betrouwbare verandering geven 25 aan nauwelijks of geen last meer te hebben van de klachten ; omgekeerd geeft de helft van de 41 pt die wel verbeteren op de twee vormen aan dat ze wel nog steeds last ondervinden van de hoofdklacht. 178
Als meting stellen we voor bij begin en einde de volgende schaal te laten invullen Noteer op de onderstaande schaal in welke mate u globaal gezien last heeft van het probleem dat we als volgt omschreven : Faalangst 1 heel erg veel
2 erg veel
3
4
veel
matig
5 weinig
6 erg weinig
7 heel erg weinig
Noteer op de onderstaande schaal in welke mate u globaal gezien last heeft van het probleem dat we als volgt omschreven : Vervelende en storende gedachten die afleiden bij studeren, voorbereiden van examens of afleggen van examens. 1 heel erg veel
2 erg veel
3
4
veel
matig
5 weinig
6 erg weinig
7 heel erg weinig
De laatste schaal wordt respectievelijk herhaald voor de aspecten gevoelens en gedrag 179
Maladaptieve schema’s Ontstaan wanneer bepaalde kinderlijke basisbehoeften niet tegemoet getreden worden
Basisschema’s Young 1.
2.
3.
4.
Onverbondenheid en Afwijzing: verlating, wantrouwen/misbruik, emotionele deprivatie, onvolmaaktheid/schaamte, sociale isolatie, sociaal ongewenst zijn, Verzwakte autonomie en verzwakte prestatie: functionele afhankelijkheid/incompetentie, kwetsbaarheid, verstrengeling/kluwen/niet ontwikkeld zelf, mislukking, Verzwakte grenzen: zich rechten toe-eigenen, onvoldoende zelfcontrole/zelfdiscipline Gerichtheid op anderen: onderwerping, zelfopoffering, goedkeuring/erkenning
zoeken, 5.
Overmatige waakzaamheid en inhibitie: negativiteit /pessimisme emotionele geremdheid , meedogenloze 181 normen/overkritisch zijn, bestrafferigheid.
Young Schema Questionnaire (YSQ)
Aantal vragen per schema te quoteren op 6 punt schaal. Ieder item met een score 5 of 6 wordt geteld als “hypervigilant” item. Oppassen: er bestaat niet alleen schema verwerkelijking (bevriezen), maar ook vermijding (vluchten) en compensatie (aanvallen). Deze aspecten worden respectievelijk bevraagd in de YRAI-1 en de YCI Er zijn nog geen normen. De meeste schema’s worden door factoranalytisch onderzoek ondersteund. Momenteel onderzoek in Vlaanderen: verkorte versie voor jongeren met normering (Caroline Braet & Leen Van Vlierberghe) 182
Arnoud Arntz
183
Schema modes
Schema’s zijn te clusteren volgens schema-modes. Het is een deel van het zelf of een emotionele toestand waarbij schema’s en coping stijl betrokken zijn. Een schema modus is niet volledig geïntegreerd met de andere delen van het zelf. Deze worden op verschillende momenten hypervigilant. Ze geven zicht op weerkerende patronen in het gedrag. Cliënt zal zich op verschillende momenten met andere modi vereenzelvigen. Bij Borderline: Mishandelende/verwerpende ouder, hunkerende/verlaten kind, kwade kind, onthechte beschermer, volwassene (cfr. Wijze zelf).
184
Schema modes Volwassene Afwijzende ouder
Onthechte beschermer
Kwade kind
Hunkerend / verlaten kind
185
Schema-modes: opgepast
Het gaat niet over verschillende persoonlijkheden binnen één individu. Opgelet als je bij jongeren spreekt over de afwijzende ouder: ze zitten in een andere afhankelijkheids-,loyauteits- en omgangspositie dan volwassenen waarvoor Young zijn theorie ontwierp.
186
Arnoud Arntz
187
Arnoud Arntz
188
Arnoud Arntz
189
Arnoud Arntz
190
Literatuur
Arntz, A. en Bögels, S. (1995), Cognitieve therapie bij angststoornissen: een overzicht. In: den boer, J.A. enWestenberg, H.G.M. (Ed.), Leerboek Angststoornissen een neurobiologische benadering, Utrecht, De Tijdstroom, 323-357. Bögels,S. en van Oppen, P (1999) Cognitieve therapie: therorie en praktijk. Houten-Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum Bögels, S. & Brechman-Toussaint,M. (2006) Family issues in child anxiety: Attachment, family functioning, parental rearing and beliefs. Clinical Psycholoy Review Pages 834-856. Bucci, W. (2001). Pathways of Emotional Communication. Psychoanalytic Enquiry, 21, 40. Cartwright-Hatton, S. (2006) Anxiety of childhood and adolescence: Challenges and opportunities. Clinical Psycholoy Review, Pages 813-816 Hamers, P. & Vanhout, G. (2003) Faalangst: een training op de testbank. In P. Hamers, K. Van Leeuwen, C. Braet & L. Verhofstadt-Denève (red). Moeilijke kinderen of kinderen die het moeilijk hebben? Evidence based niet zo evident. Leuven/Apeldoorn: Garant Hermans, D. , Vansteenwegen, D. , Baeyens, F. en Eeelen, P. (2002). Exposure en extinctie: nieuwe leertheoretische inzichten aan gaande blootstellingsbehandelingen. Gedragstherapie, JRG 35, nr 1, pp 25-49. Schacht, R., & Peeters, R. (2000). Schemagerichte therapie voor ‘moeilijke mensen’. Een nieuwe uitdaging voor de cognitieve gedragstherapie. Leuven-Appeldoorn: Garant. Arntz A., Bögels S. (2000) Schemagerichte cognitieve therapie voor persoonlijkheidsstoornissen. Praktijkreeks Gedragstherapie. Houten Diegem, Bohn Stafleu ,Van Loghum. Linehan, M.M. (2002), Dialectische gedragstherapie bij Borderline persoonlijkheidsstoornis. Theorie en behandeling. Lisse, Harcourt Assessment B.V. Padesky, C.A. (1995), Schema gerichte veranderingsprocessen in de cognitieve therapie, Psychotherapie, 3, 395-423. Power, M.J., & Dalgleish, T. (2000). Twee routes naar emotie: multi gelaagde emotietheorieën en enkele implicaties voor de therapeutische praktijk. Toegang tot de Psychotherapie Internationaal, 7, 237-253. Swinson, P. e.a. (2006). Clinical Practical Guidelines. Managment of Anxiety disorders. Canadian Journal pf Psychiatry, vol 51, supl. 2. Whelton, W. (2004). Emotional processes in psychotherapy: Evidence across therapeutic modalities. Clinical Psychology and Psychotherapy, 11, 58-71. Young, J., Pijnaker,H. (1999), Cognitieve therapie voor persoonlijkheidsstoornissen. Een191