Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Anderstaligen en meertaligheid ROC 4
⏐ 192
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
⏐ 193
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
1. Twee talen naast elkaar, dat is knap! Waar gaat het over? We nemen een kijkje in de kleuterklas. Sommige kinderen spreken twee talen. Samira ook, zij is vanaf haar derde jaar naar de peuterspeelzaal gegaan. Thuis spreekt ze met haar vader en moeder altijd Turks. Ze kan zich aardig in het Turks redden. Sinds een jaar begint ze ook het Nederlands op te pikken. Ze kan zich verstaanbaar maken door losse woorden te gebruiken.
Veronderstelde voorkennis De moedertaalontwikkeling in verschillende fasen kunnen benoemen en kort typeren. Je kunt zelfstandig observaties uitvoeren en beschrijven.
Doelstelling Het verloop van de tweede taalontwikkeling leren beschrijven en de verschillen met de moedertaalverwerving benoemen.
Hoe ga je te werk? Oriënteren Ga voor jezelf eens na wat je eigen taalgeschiedenis inhoud. Schrijf de belangrijkste stappen in je taalontwikkeling op papier. Uitvoeren Een tweede taal begint zich meestal pas later te ontwikkelen. Verzamel van iedereen de taalgeschiedenis uit het onderdeel “oriënteren”. Sorteer ze op tweetalig en eentalig. Leg de stukken naast elkaar en vergelijk ze. Schrijf samen globaal de taalontwikkeling van beide situaties op (eentalig en tweetalig). Bespreek samen: Wat zijn de verschillen? Wat zijn de overeenkomsten? Is er altijd een nadeel om tweetalig opgevoed te worden? Wat zijn de voordelen? Enz. Evaluatie Maak een verslag van de bevindingen. Verwerk hier wat je bij het uitvoeren gedaan hebt. Schrijf duidelijk je conclusies op.
Portfolio •
Verslag van de uitvoering inclusief conclusies.
⏐ 194
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Voor de docent Inhoud Door vergelijkingen te doen in de verschillende taalontwikkelingen en hier relevante conclusies uit te trekken, krijgen de studenten een overzicht van de taalontwikkeling van eentalige en meertalige kinderen.
Werkwijze Bespreek eerst samen met de studenten hoe de taalontwikkeling van eentalige kinderen verloopt (al bekend als het goed is). Schrijf deze op het bord. Bespreek vervolgens aan de hand van de vergelijkingen samen met de studenten de taalontwikkeling van tweetalige kinderen. Vul dit eventueel aan zodat het schema zo volledig mogelijk is. Bespreek de vragen uit de opdracht. Geef feedback op het verslag. Wijs de studenten erop dat ze duidelijke conclusies moeten trekken.
Bronnen en materialen • •
Taalachtergronden Taalontwikkeling van een- en tweetalige kinderen.
Opdrachten voor de student •
De verschillen en overeenkomsten in taalontwikkeling van eentaligen en meertaligen beschrijven.
⏐ 195
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
2. Eén betekenis, twee woorden Waar gaat het over? De juf zit in de zandbak en speelt mee met vier kinderen. Tadek is vier jaar en net in Nederland komen wonen. Zijn moedertaal is Armeens. Hij woont met zijn ouders en een jonger broertje in het asielzoekerscentrum (AZC). In de zandbak liggen schepjes, emmertjes en een paar autootjes. Tadek maakt met een schepje een grote berg en gaat dan met de autootjes spelen. Tadek vertelt een heel verhaal in het Armeens tegen de juf. De juf denkt dat Tadek wil dat ze ook een autootje pakt.
Veronderstelde voorkennis Je kent het verloop van moedertaalverwerving en moedertaalontwikkeling en taalstimulering. Je kunt een schriftelijk verslag maken
Doelstelling Je kunt beschrijven wat een kind in stadium 1 wel of niet begrijpt van het taalaanbod in een bepaalde spelsituatie. Je kunt het verschil tussen receptieve (passieve) en productieve (actieve) taalbeheersing. Je weet hoe je erachter kunnen komen wat een kind in een bepaalde spelsituatie begrijpt, zonder spreekdwang uit te oefenen. Je weet hoe je op een duidelijke manier nieuwe woorden in een spelsituatie kunnen aanbieden aan een kind in stadium 1. Je weet hoe je korte opdrachten kunnen geven die voor een kind in stadium 1 te begrijpen zijn.
Hoe ga je te werk? Oriënteren Je gaat te werk alsof je de juf van Tadek bent. Je bereidt je voor, schrijft de activiteit uit en voer hem als oefening uit met een medestudent. Tadek spreekt nog geen Nederlands, maar begrijpt wel het een en ander. Wat begrijpt hij al wel? Je wilt Tadek de volgende Nederlandse woorden leren: auto, schep, zand, berg, rijden, op (de berg), Je bereidt een aanbieding voor van deze woorden, waarbij je steeds met één nieuw woord begint en dat herhaalt. Schrijft letterlijk uit hoe je dat denkt te gaan doen en wat je dan zegt. Uitvoeren Voer de opdracht schriftelijk uit (doe alsof je zelf in de bovengenoemde situatie zit). Hoe kan ik weten wat Tadek al begrijpt? Hoe zorg ik ervoor dat Tadek de woorden die ik aanbied, goed begrijpt? Hoe kan ik korte, interessante opdrachtjes bedenken die Tadek boeien en waar de woorden in voorkomen? Probeer je activiteit op een medestudent als je klaar bent.
⏐ 196
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Evaluatie Evalueer samen met je medestudent de opdracht. Laat hem of haar het stuk beoordelen op de volgende punten: • Is het gesprek goed uitgeschreven? • Is het duidelijk dat het kind mij goed kan begrijpen? • Heb ik genoeg opdrachten bedacht? • Is de context boeiend genoeg? • Duurt het niet te lang? (ongeveer tien minuten)
Portfolio • •
Schriftelijke uitwerking van de woordenschatactiviteit Aantekeningen van de evaluatie met de medestudent.
⏐ 197
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Voor de docent Inhoud De studenten worden getraind in het bedenken en uitvoeren van een activiteit voor kinderen in stadium 1.
Werkwijze Stimuleer de studenten om de opdrachten letterlijk uit te schrijven zodat ze het daarna op elkaar uit kunnen proberen. Geef direct op de uitingen feedback: Heeft de student goed begrepen hoe ze erachter kan komt wat het kind al begrijpt? Zijn de opdrachtjes duidelijk genoeg voor een kind in stadium 1? Komt de student niet in de verleiding spreekdwang uit te oefenen? Is er genoeg herhaling van de nieuwe woorden? Aan het eind beoordelen de studenten elkaars uitgeschreven opdracht. Ze schatten de begrijpelijkheid in en gaan na of de opdrachtjes boeiend genoeg zijn. Daarna stellen ze de tekst eventueel bij.
Bronnen en materialen •
Beoordelingsformulier.
Opdrachten voor de student •
Het voorbereiden en uitvoeren van een activiteit om woorden te leren aan meertalige kinderen aan de hand van materialen uit de omgeving.
⏐ 198
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
⏐ 199
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
3. Woorden tijdens allerlei dagelijkse bezigheden Waar gaat het over? Tijdens verschillende activiteiten gedurende volgt de juf de taalontwikkeling van Tadek door het noteren van woordjes en zinnen die hij actief gebruikt. Per activiteit maakt ze een lijstje van mogelijke woorden die je kunt aanbieden per activiteit of situatie. Het lijstje dient ter ondersteuning. Ze maakt aan het einde van een dagdeel een overzicht van de woordjes die Tadek zelf gebruikt heeft (actief/productief).
Veronderstelde voorkennis Taalfasen t1 en t2 benoemen en beschrijven. De termen passief/receptief en actief/productief gebruiken
Doelstelling Je kunt vooraf bedenken welke woorden in verschillende situaties aan de orde kunnen komen.
Hoe ga je te werk? Oriënteren Verplaats je in de schoenen van de juf. Bedenk voor jezelf wat Tadek al wel begrijpt en wat nog niet. Uitvoeren Bedenk samen met een medestudent hoe je het taalaanbod voor Tadek moet aanpassen bij de volgende dagelijkse bezigheden: • Naar de wc gaan • Het middageten • Hij mag meespelen met een groepje dat met de bal speelt. • Hij moet gaan opruimen. Schrijf dit op. Evaluatie Bespreek in de groep wat de rest van de studenten bedacht heeft en vertel aan elkaar waarom je voor deze oplossing kiest. Maak hier aantekeningen van.
Portfolio • •
Uitgewerkt taalaanbod voor de vier punten Aantekeningen bespreking medestudent.
⏐ 200
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Voor de docent Inhoud De studenten maken kennis met het aanpassen van taalaanbod voor meertalige kinderen in verschillende situaties.
Werkwijze Geef achtergrond informatie over taalaanbod voor meertalige kinderen. Bespreek met de studenten de situatie van de juf onder het kopje “waar gaat het over”. Ondersteun de studenten in het zoeken naar oplossingen voor de verschillende situaties. Bespreek de oplossingen in de groep.
Bronnen en materialen Opdrachten voor de student •
Taalaanbod aanpassen voor tweetalige kinderen in dagelijkse situaties.
⏐ 201
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
4. Gezonde woorden! Waar gaat het over? De kinderen hebben zich verzameld rond de tafel om aan het fruithapje te beginnen. De juf heeft zich tussen twee anderstalige peuters gewurmd waarvan de een al wat Nederlands spreekt en de ander nog in stadium 1 zit. Ze heeft de schaal voor de schillen op schoot gezet en heeft haar mesje in de hand. Ze gaat het fruit schillen. Wat vinden de kinderen lekker? Ze hebben allemaal hun voorkeuren. De bananen zijn gewild, maar ook het bakje met aardbeien trekt de aandacht. De juf gaat schillen en snijden en deelt al pratend met de kinderen stukjes fruit uit. De kinderen worden gestimuleerd om zelf ook veel commentaar te geven op het fruit en de meesten praten er lustig op los.
Veronderstelde voorkennis Je kent het verloop van moedertaalverwerving en moedertaalontwikkeling en taalstimulering. Je kunt een schriftelijk verslag maken.
Doelstelling Je kunt een gewone groepsactiviteit in de speelzaal aangrijpen voor een verrijkend en intensief taalaanbod. Je kunt dit taalaanbod verbinden aan een concrete activiteit die zich in het hier-ennu afspeelt.
Hoe ga je te werk? Oriënteren Je gaat straks op je stageplaats het fruit schillen en uitdelen. Je zorgt ervoor dat elk kind genoeg fruit krijgt. Tijdens het fruithapje stimuleer je de tweedetaalverwerving van de kinderen. Je bespreekt dit met je mentor en bekijkt welk fruit aan bod komt. Bekijk welke kinderen hierbij vooral extra taalaanbod zouden moeten krijgen. Selecteer de woorden die met de activiteit te maken hebben, zoals mesje, schillen, snijden en de namen van het fruit. Daarnaast bekijk je welke zinnetjes gezegd worden, zoals: Lust jij een stukje van de …. Wat vind jij lekker? Wil je nog een stukje…? Die zet je op een spiekbriefje voor jezelf. Je bereidt je even voor in een soort repetitie, zodat je weet welke woorden en zinnen je moet herhalen. Uitvoeren Je voert de activiteit uit en probeert zowel kinderen die net begonnen zijn met het Nederlands als ook vedergevorderde kinderen te betrekken bij het gesprek over het fruit, terwijl je het fruit schilt en uitdeelt. Vraag je zelf af: Hoe betrek ik ook de beginnertjes erbij, ook al zeggen ze nog niets? Hoe zorg ik voor goede feedback op wat de kinderen zeggen? Hoe zorg ik voor een goede herhaling van de zinnen?
⏐ 202
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Evaluatie Schrijf een reflectief verslag over de activiteit. Verwerk de volgende punten.(Motiveer de antwoorden): • Is het fruithapje goed verlopen? • Heb ik gezorgd voor een intensief en verrijkend taalaanbod? • Heb ik alle woorden aangeboden en de handelingen benoemd? • Welke feedback heb ik gegeven? • Hoe vaak heb ik de zinnen herhaald? • Hoe reageerden de beginnertjes, waren ze erbij betrokken, hoe merkte ik dat?
Portfolio •
Reflectief verslag over de activiteit.
⏐ 203
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Voor de docent Inhoud De student wordt getraind in het verrijken van het taalaanbod in een groepsactiviteit.
Werkwijze De studenten zullen gestimuleerd worden om het taalaanbod even te oefenen, bijvoorbeeld met een medestudent. Geeft direct feedback op de voorbereiding: Heeft de student goed nagedacht over de herhaling van routinematige zinnen? Heeft de student begrepen hoe ze feedback kan geven en daardoor ook verrijkend taalaanbod? Is er ook begrijpelijk taalaanbod voor een kind in stadium 1? Heeft de student zich vaak genoeg en met veel input gericht op individuele kinderen (intensief taalaanbod)? Komt de student niet in de verleiding spreekdwang uit te oefenen? Is er genoeg herhaling van eventuele nieuwe woorden?
Bronnen en materialen •
Nep fruit. Eventueel geschreven kaartjes, om de opdracht in de klas te kunnen oefenen.
Opdrachten voor de student •
Het voorbereiden en uitvoeren van een groepsactiviteit waarbij de studenten zorgen voor een verrijkend en intensief taalaanbod
⏐ 204
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
⏐ 205
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
5. Levendige woorden Waar gaat het over? Annemiek loopt stage in groep drie van een basisschool waarvan meer dan de helft van de klas anderstalige leerlingen zijn. Ze vindt het daarom belangrijk dat er veel aandacht wordt besteedt aan woordenschatuitbreiding. Bij elke activiteit die ze uitvoert, neemt ze een deel van de groep vooraf apart om aandacht te besteden aan de woorden die tijdens de activiteit aan de orde komen. Het is de eerste dag van de herfst. Annemiek wil graag met een klein groepje kinderen de woorden bij dit thema voorbespreken.
Veronderstelde voorkennis Je kent het verloop van moedertaalverwerving en moedertaalontwikkeling en taalstimulering. Je kunt een verslag maken.
Doelstelling Je weet welke woorden kinderen uit stadium 1 moeten leren. Je kunt een woordenschatactiviteit voor anderstalige kinderen uitvoeren en daarbij geschikt materiaal gebruiken.
Hoe ga je te werk? Oriënteren Je gaat een woordenschatactiviteit uitvoeren voor meertalige kinderen. Bedenk van te voren hoe je de activiteit globaal gaat aanpakken. Waar moet je rekening mee houden? Kennen de kinderen de woorden eigenlijk al? Hoe zet je de activiteit op? Uitvoeren Overleg met de leidster/leider van je stageklas hoe je de activiteit gaat uitvoeren. Kies samen een thema aan de hand van een praatplaat of prentenboek. Bedenk welke woorden je wilt gaan behandelen. Denk er wel aan dat de woorden voor stadium 1 kinderen geschikt moeten zijn. Verdeel de activiteit in drie stappen; uitleggen, uitbeelden en uitbreiden. Begin met het voorbespreken (uitleggen) van je activiteit. Bedenkt welke materialen je bij de activiteit zou kunnen gebruiken om de woorden levendig te maken (uitbeelden). Schrijf de activiteit zo volledig mogelijk uit. Selecteer in overleg met de leiders/leidster van je stageklas een groepje kinderen waarmee je de activiteit gaat doen. Evaluatie Maak een verslag van je activiteit. Verwerk hier in hoe je het voorbereiden van de activiteit hebt aangepakt en waarom je voor deze woorden gekozen hebt. Voeg ook een reflectie toe. Hoe verliep de activiteit? Wat had je beter kunnen doen? Pakte de kinderen de woorden goed op?
Portfolio •
Verslag van de opdracht
⏐ 206
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Meer informatie over dit onderwerp S. Bacchini, T. Boland, M. Hulsbeek, M. Smits (2005), Duizend-en-een-woorden. Enschede, SLO.
⏐ 207
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
Voor de docent Inhoud De studenten worden getraind in het ontwerpen en uitvoeren van woordenschatactiviteiten voor meertalige kinderen.
Werkwijze Herhaal de theorie over de tweede taalverwerving nog eens kort. En bespreek met de studenten waar ze op moeten letten bij het ontwerpen van een woordenschat activiteit. Bespreek de stappen uitleggen, uitbreiden en uitbeelden. Geef hier voorbeelden. Demonstreer eventueel een activiteit voor de groep. Bespreek met de studenten de gemaakte activiteiten. Let op de gekozen woorden. Zijn deze geschikt voor stadium 1 kinderen? Laat de studenten eventueel oefenen in groepen van twee ter voorbereiding.
Bronnen en materialen •
1001 woorden
Opdrachten voor de student • •
Ontwerpen en uitvoeren van een woordenschatactiviteit voor meertalige kinderen. Verslag van de activiteit.
⏐ 208
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
⏐ 209
Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4
6. Een NT2 activiteit uit het VVEprogramma Waar gaat het over? In de stageklas van Karin zijn twee nieuwe kinderen gekomen. De ouders van de kinderen komen uit Iran. Als ze gaan eten met de klas snappen de kinderen in het begin niet wat ze gaan doen. Karin merkt dat de kinderen best weten wat eten en drinken is, maar dat ze gewoon het Nederlandse woord niet kennen. Ze besluit te overleggen met de leidster van de groep hoe ze een activiteit met de kinderen kan uitvoeren om hen de woordjes te leren.
Veronderstelde voorkennis Je kent het verloop van moedertaalverwerving en moedertaalontwikkeling en taalstimulering. Je weet welke woorden kinderen uit stadium 1 moeten leren. Je kunt een woordenschatactiviteit voor anderstalige kinderen uitvoeren en daarbij geschikt materiaal gebruiken.
Doelstelling Je kunt de NT2 lijn in de VVE-programma’s herkennen en onder begeleiding een activiteit uitvoeren.
Hoe ga je te werk? Oriënteren Zoek de opdrachten uit het VVE programma die met de NT2 lijn te maken hebben. Kies twee geschikte opdrachten uit en kopieer die. Bedenk globaal hoe je deze opdrachten het best kan aan pakken. Uitvoeren Bespreek met je docent welke opdracht je het best uit kan voeren. Bereid je opdracht voor en overleg het met de leidster/leider van je stageklas. Maak duidelijke aantekeningen van je voorbereiding. Kies samen een geschikt groepje kinderen voor de activiteit en voer het uit. Evaluatie Bespreek met de leidster van je stageklas hoe de activiteit verliep. Maak hier aantekeningen van.
Portfolio • • •
Gekozen activiteit Aantekeningen van de voorbereiding Aantekeningen van de na bespreking.
⏐ 210