1
Analyses RVC-VO database Certificeringscommissie 1-10-2011 tot 01-10-2012
2013
2
Inhoudsopgave Inhoud Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 2 Samenvatting conclusies ............................................................................................................ 3 Ad a. adaptief, door- en terug toetsen .................................................................................. 4 Ad b. verbale/klassikale tegenover non-verbale/individuele IQ-tests .................................. 5 Ad c. Zelfbeoordelingsvragenlijsten ter vaststelling van sociaal-emotionele problematiek. 6 Algemeen ................................................................................................................................... 7 Gebruik intelligentie testen........................................................................................................ 7 SEP-toetsen .............................................................................................................................. 11 Leerachterstanden ................................................................................................................... 14 Technisch lezen .................................................................................................................... 14 Begrijpend lezen en doortoetsen ......................................................................................... 15 Spelling en doortoetsen ....................................................................................................... 17 Inzichtelijk rekenen en doortoetsen .................................................................................... 19 Bijlage A .................................................................................................................................... 21 PrO intelligentie quotiënt, IQ- test en leerachterstand vanuit IQ ........................................... 21 Bijlage B .................................................................................................................................... 31 LWOO intelligentie quotiënt, IQ- test en leerachterstand vanuit IQ ....................................... 31 Bijlage C .................................................................................................................................... 44 Niveau Begrijpend lezen en keuze IQ test bij aanmelding....................................................... 44
3
Samenvatting conclusies Intelligentietests: bij 33.623 leerlingen is een IQ-test afgenomen. De NIO 2004 wordt verreweg het meest gebruikt en het gebruik van deze test is ook dit jaar wederom in procentuele zin gestegen (tot 65,7% van het totaal.). Bij 83,4% van de leerlingen wordt een klassikale IQ-test afgenomen (vorig schooljaar 83,8%). Voor 7.287 leerlingen wordt een beschikking praktijkonderwijs gevraagd. Hun gemiddeld IQ is: 71,8. Voor 26.336 leerlingen wordt een beschikking leerwegondersteunend onderwijs gevraagd. Hun gemiddeld IQ is: 85,8.
SEP: Er zijn 5.969 leerlingen met een IQ > 90. Het gemiddelde DLE BL is 37.1. De NPV-J (beide versies samen 39,8%) is verreweg de meest populaire test, gevolgd door de LMT (11,5%). Van de leerlingen met een IQ > 90 heeft bijna 70% problemen met begrijpend lezen (niveau maximaal eind groep 6). Bij hen zouden eigenlijk geen schriftelijke zelf beoordeling vragenlijsten afgenomen moeten worden. Van genoemde leerlingen hebben 23,3% (ruim 1.200 leerlingen) een leesniveau van eind groep 5 of lager. Bij 45,2% van de leerlingen met een BL DLE < 30 is de diagnose louter en alleen gesteld op grond van zelf ingevulde vragenlijsten ondanks onvoldoende begrijpend leesniveau van de leerling. Dit is een enorme terugval t.o.v. vorig jaar (15,1%). Bij 50,4% van de leerlingen met een BL DLE van 30 tot en met 40 is de diagnose alleen gesteld op grond van zelf ingevulde vragenlijsten ondanks onvoldoende begrijpend leesniveau van de leerling. Eveneens een forse achteruitgang vergeleken met vorig jaar, toen het om 12,2% van de leerlingen ging. De forse verbetering, die vorig jaar werd geconstateerd blijkt dus helaas eenmalig te zijn geweest.
Technisch lezen: Aangezien er bij slechts 3,6% van de aangemelde leerlingen de mogelijkheid bestaat om door te toetsen zijn er geen nadere analyses gepleegd.
Begrijpend lezen: Er wordt 13.469 (40,1%) maal gebruik gemaakt van een toets met doortoets mogelijkheid en hiervan wordt 60,8% op het juiste niveau getoetst. Er werd bij de aanmeldingen tussen 1-10-2011 t/m 30-09-2012 4,6% minder op de juiste wijze door- of terug getoetst vergeleken met het jaar daarvoor en 1,9% minder dan in schooljaar 2008 – 2009. Na een aantal jaren van verbetering zijn we hier weer terug bij af.
Spelling: Er wordt 13.611 (40,5%) maal gebruik gemaakt van een toets met doortoets mogelijkheid en hiervan wordt 66,1% op het juiste niveau getoetst. Vorig schooljaar was dit nog 75,1%. Ook hier is weer sprake van achteruitgang.
Inzichtelijk rekenen: Er wordt 13.729 (40,9%.) maal gebruik gemaakt van een toets met doortoets mogelijkheid. Het percentage op het juiste niveau getoetste leerlingen ligt bij inzichtelijk rekenen het hoogst: 81,4%. Er werd afgelopen schooljaar 1,5% minder op de juiste wijze door- of terug getoetst dan het schooljaar daarvoor. Voor alle Cito-toetsen met meerder toets momenten geldt dat er ook dit jaar minder adaptie en/of door, dan wel terug getoetst wordt. Een tendens die al enkele jaren terug is ingezet.
4 De verdere teruggang dit jaar komt waarschijnlijk voor rekening van de ietwat afgezwakte eisen voor terug toetsen zoals deze twee jaar geleden verwoord is in de Toelichting en de Lijst. In de lijst voor testgebruik 2012-2013 is dit deels teruggedraaid. Naar nu opnieuw blijkt niet ten onrechte. Consequenties voor het beleid De analyses van de database hebben, zoals vorige jaren ook al, een aantal punten van de RVC praktijk blootgelegd die nog voor verbetering in aanmerking komen. Het gaat hierbij telkens om zaken waarover de laatste jaren in de Toelichting de testoordelen genuanceerd werden, in die zin dat opmerkingen werden toegevoegd of een instrument in bepaalde gevallen al dan niet aan- of afgeraden werd. Het ging hierbij om de volgende zaken, die ook in de analyses van de data base een centrale plek innemen, te weten: a. adaptief, door- dan wel terug toetsen, b. klassikale/verbale tegenover individuele/non-verbale IQ-tests; c. het gebruik van schriftelijke vragenlijsten waarbij leerlingen sociaal-emotionele aspecten over henzelf moeten beoordelen. Centraal in de kwestie van het al dan niet juiste testgebruik moet staan de vraag of we met een bepaalde test/toets/vragenlijst wel de beoogde kinderkenmerken meten. Of dat iets anders zo storend is, dat niet uit te sluiten is dat dit storende aspect in niet onbelangrijke mate in de uitslag verweven zit. Een anderszins complicerende factor is, dat ander test/toetswerk tijdsintensiever en dus veel duurder is, zodat men de afweging moet maken of de kosten wel tegen de baten opwegen. Ook dient men zich in bepaalde gevallen af te vragen of de leerling (nog) wel gemotiveerd is zich vol overgave aan de opgaven te wijden. In wat nu volgt zullen we de drie genoemde aspecten in het licht van het bovenstaande bezien.
Ad a. adaptief, door- en terug toetsen. Het adaptief toetsen heeft binnen het RVC werk al een bewogen leven achter de rug. Vijf jaar geleden besloten we naar aanleiding van uitkomsten uit het data base onderzoek om strenger op het juiste gebruik van didactische toetsen toe te zien die aan het leerlingvolgsysteem verbonden zijn en voor meerdere momenten per schooljaar toets versies ontwikkeld hebben. Voor de argumentatie hiervan verwijzen we naar de Verantwoording bij de lijst van Instrumenten van de afgelopen jaren. In principe is het essentieel dat leerlingen op hun niveau getoetst worden en dat ze niet lastig gevallen worden met vragen waarmee ze op basis van hun leerervaring nog niet vertrouwd zijn. We stellen op basis van de database vast dat er grote afwijkingen plaatsvinden tussen toets uitslag (in DLE) en toets versie (in DL). Deze afwijkingen zijn het grootst voor technisch en begrijpend lezen. Wanneer men meer dan een schooljaar mis zit zou men moeten doortoetsen. Het valt op dat, als de scores te veel afwijken, men meestal op een te hoog niveau voor de leerling getoetst heeft. Het is zeer waarschijnlijk dat in geval van een te hoge toets versie men de leerlingen gewoon met de klas heeft mee getoetst. Met ander woorden,
5 er wordt in die gevallen niet adaptief getoetst, laat staan door- of terug getoetst. Dit heeft een aantal negatieve consequenties. Ten eerste weten we in die gevallen niet in welke mate de meting betrouwbaar is. Er valt door de RVC niet goed een oordeel te vellen. Ten tweede levert opnieuw toetsen (bijvoorbeeld door de VO school) naast extra werk ook mogelijk motivatieverlies bij de leerling en afwijkingen vanwege toetsen in een vreemde omgeving op. Op grond van bovenstaande gaan we ervan uit dat adaptief toetsen op zich als een belangrijke voorwaarde voor een betrouwbare weergave van leerling-prestaties dient te worden beschouwd. Aangezien het niet mogelijk is voor de commissie om individuele dossiers te bestuderen is het niet mogelijk om na te gaan of er grote verschillen zijn tussen de didactische toetsen die in het onderwijskundig rapport vermeld staan en de didactische resultaten die na klassikale toetsing in het aanmeldingsformulier voor de RVC-VO zijn vermeld. Al met al vindt de commissie, dat de RVC's erop toe moeten blijven zien (en misschien meer nog dan in het verleden) dat er aan de leerling aangepaste toets versies worden aangeboden en wel zeker in gevallen van strijdigheid en/of beleid of wanneer er sprake is van gegevens die niet goed in het beeld passen dat men via andere bronnen zoals Onderwijskundig Rapport, LVS e.d. van de leerling krijgt/heeft. Indien men goed de toets versie kiest die bij de leerling past, gegeven zijn ontwikkelingsgang binnen de school, dan kan men eigenlijk wel afzien van door- en terug toetsen. Indien men toetsen aantreft waarbij geen verschillende toets versies bestaan, verdient het aanbeveling de scores te vergelijken met de longitudinale gegevens uit het leerlingvolgsysteem.
Ad b. verbale/klassikale tegenover non-verbale/individuele IQ-tests Sinds de eerste publicaties van de lijst van toegestane instrumenten is in minder of meer pregnante bewoordingen aangegeven, dat bepaalde IQ-tests ingeval van grote taalachterstand of leesproblemen de voorkeur verdienen boven andere die in dergelijke gevallen beter gemeden kunnen worden. De laatste vijf jaren hebben we ook categoriebeoordelingen aan tests toegevoegd die aangeven in welke mate van een test een acceptabele betrouwbaarheid mag worden verwacht in welke omstandigheden. De beoordelingen zijn in de lijst toegespitst maar betreffen uiteraard alle leerlingen die grote moeite hebben met vooral begrijpend lezen of nog niet te lang in Nederland zijn en nog midden in de tweedetaalverwerving zitten. Om een indicatie te geven van hoe het veld met deze aanbevelingen omgaat: in geval van een PrO aanvraag wordt slechts in 28,3 procent van de gevallen van (verkorte) SON dan wel WISC of WNV gebruik gemaakt. Voegen we de NDT er aan toe (die meet op alle fronten te hoog, hetgeen in het bereik van PrO goed uitkomt) dan komen we op 46,8% uit, iets minder dan de helft dus. De commissie beveelt aan dat er strakker dan tot nu toe gelet wordt of de adequate test is gebruikt. En om te handelen zoals in de lijst van instrumenten staat aangegeven en in de Toelichting op de lijst en de Verantwoording wordt uitgewerkt. Dit laatste betekent, dat alleen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan coulanter met de regels kan worden omgegaan.
6
Ad c. Zelfbeoordelingsvragenlijsten ter vaststelling van sociaalemotionele problematiek. Uit de analyses van de database blijkt telkens weer dat heel veel leerlingen met een onvoldoende begrijpend leesvermogen gevraagd wordt een Vragenlijst te lezen en in te vullen. Men dient te bedenken dat de items bij vragenlijsten veelal uit contextarme formuleringen bestaan waardoor de zwakke maar compenserende lezer nauwelijks de kans krijgt zijn beperkte leesvermogen aan te zuiveren met behulp van de context. 40 Procent van de leerlingen met een begrijpend leesvermogen van groep 1 tot en met 3 hebben zelfbeoordelingslijsten moesten doornemen en invullen. Van de leerlingen met een leesvermogen van groep 6 is dat percentage zelfs 70. Nemen we leesniveau eind groep 5 als uitgangspunt, dan geldt dat dan nog altijd 45,2 procent van de betreffende leerlingen alleen zelf vragenlijsten hebben ingevuld. Het zal duidelijk zijn dat hier grote problemen liggen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens. Wanneer we in de database kijken dan zijn het vooral leesproblemen, die maken dat een leerling met een IQ van 90 of hoger slechte leerprestaties halen. De rekenprestaties liggen gemiddeld altijd het hoogst voor alle IQ-groepen opklimmend van 90 tot 120. Vaak liggen de problemen vooral bij technisch lezen en in iets mindere mate bij spelling en begrijpend lezen. Het is dan ook zaak goed toe te zien of er wel betrouwbaar is vastgesteld of er al dan niet sprake is van (voldoende) sociaal-emotionele problematiek en met name na te gaan hoe dit is vastgesteld.
7
Algemeen Van de 35.358 records in de database 1-10-2011 t/m 30-09-2012 vallen er 584 in de bijzondere regeling (hiervan zijn geen onderzoeksresultaten bekend maar hebben wél een positieve beschikking gekregen. Deze records worden verwijderd). Er zijn nu nog 34.774 records over. Tabel 1: beschikkingen tussen 01-10-2009 tot en met 30-09-2012
Aantal Aantal Aantal 1-10-2009 tot 1-10-2010 tot 1-10-2011 tot 1-10 -2010 1-10-2011 1-10- 2012 16 (0%) 3 (0%) 0 (0%) 121 (0,4%) 120 (0,4%) 139 (0,4%) 243 (0,7%) 219 (0,6%) 168 (0,5%) 624 (1,9%) 730 (2,1%) 760 (2,2%) 275 (0,8%) 372 (1,1%) 391 (1,1%) 31.325 (96,1%) 32.669 (95,8%) 33.316 (95,8%)
32.604
34.113
Besluit Aanvullend Afwijkend LWOO Afwijkend PrO Negatief Niet behandelbaar Positief
34.774
Dan zijn er nog 391 records met de status ‘niet behandelbaar’ en 760 records die een negatieve beschikking hebben gekregen. Deze records worden ook worden verwijderd omdat in deze records de meeste gegevens ontbreken. We houden nu een basisbestand van 33.623 records over waarmee gerekend zal worden. Tussen 1-10-2008 en 1-10-2009 worden 29.425 leerlingen aangemeld waarvoor een positieve LWOO dan wel PrO beschikking is afgegeven. Tussen 1-10-2009 en 1-10-2010 zijn dat er 33.049: een stijging van 3.624 beschikkingen (12,3%). Tussen 1-10-2010 en 1-10-2011 zijn dat er 34.641: een stijging van 1.592 beschikkingen (4,8%). Tussen 1-10-2011 en 1-10-2012 zijn dat er 33.623: een daling van 1.018 beschikkingen (2,9%).
Gebruik intelligentie testen In tabel 2 kan de frequentie en het percentage afgelezen worden van gebruikte intelligentie testen in het afgelopen schooljaar bij aanmelding. In totaal wordt bij 33.623 leerlingen een IQ-test afgenomen. De NIO 2004 (65,7%) wordt verreweg het meest gebruikt en stijgt nog vergeleken bij schooljaar 2010 - 2011. Bij 83,4% van de leerlingen wordt een klassikale IQtest afgenomen (vorig schooljaar eveneens 83,4%).
8 Tabel 2: gebruik IQ-testen bij aanmelding tussen 01-10-2007 en 30-09-2012
1-10-2011 t/m 30-09-2012 87 57 2.260 3.546 22.084 9 894 3.809 877
33.623
IQ test Drempeltest 2007 GIVO en GIVO 1999 IVO 2002 & Internetversie 2008 NDT 2004 en NDT-IQ gedeelte NIO 2004 NSCCT-2005 SON-R 1988 & Verkorte SON-R 2003 WISC-R & WISC-III 2005 WNV-NL-2008
Percentage 2007 - 2008 1,7% 6,9% 21,4% 59,9% 0,0% 1,9% 8,2% 0,0%
Percentage 2008 - 2009 0,1% 0,8% 7,0% 22,9% 57,9% 0,0% 2,0% 9,3% 0,0%
Percentage 2009 - 2010 0,3% 0,6% 6,6% 15,5% 61,7% 0,0% 5,0% 9,8% 0,5%
Percentage 2010 - 2011 0,3% 0,5% 6,3% 13,1% 63,6% 0,0% 3,8% 10,2% 2,2%
Percentage 2011 - 2012 0,3% 0,2% 6,7% 10,5% 65,7% 0,0% 2,7% 11,3% 2,6%
100%
100%
100%
100%
100%
Voor 7.287 leerlingen wordt om een beschikking praktijkonderwijs gevraagd. Hun gemiddeld IQ is: 71,8. Voor 26.336 leerlingen wordt om een beschikking leerwegondersteunend onderwijs gevaagd. Hun gemiddeld IQ is: 85,8.
Verschil 2010 - 2011 en 2011 - 2012 0,0% -0,3% 0,4% -2,6% 2,1% 0,0% -1,1% 1,1% 0,4%
9
Tabel 3: gemiddeld IQ per gebruikte test en schoolsoort 01-10-2011 en 30-09-2012
IQ test Drempeltest 2007 GIVO 1999 IVO Internetversie 2008 IVO-2002 NDT-2004 NDT-IQ gedeelte NIO 2004 NSCCT-2005 SON-R-2011 Verkorte SON-R2003 WISC-III-2005 WNV-NL-2008
Aantal PrO Gemiddeld 2011 - 2012 IQ PrO 32 69,3 13 68,8 30
76,5
134 1.219 277 3.150 1 372
71,8 74,6 75,3 71,3 63,0 73,4
3
79,7
1.640 416
71,0 68,1
7.287
71,8
1
Afwijking IQ PrO van gemiddelde
Aantal LWOO 2011 - 2012 55 -2,5 44 -3,0
Gemiddeld IQ LWOO 83,6 89,8
1.461
89,6
635 1.612 438 18.934 8 519
86,6 87,4 87,7 85,4 88,1 86,6
4,7 0,0 2,8 3,5 -0,5 -8,8 1,6 7,9 -0,8 -3,7
Afwijking IQ LWOO van gemiddelde
Geel gearceerd: te klein aantal om een betrouwbaar gemiddelde te geven
3,8 0,8 1,6 1,9 -0,4 2,3 0,8
0 2.169 461
85,2 86,1
26.336
85,8
Bij de PrO leerlingen valt op dat de IVO internetversie 2008 gemiddeld 4,7 IQ-punten hoger scoort dan het IQ gemiddelde van alle PrO-leerlingen. Leerlingen die getest zijn met de NDTIQ-gedeelte scoorden gemiddeld 3,5 punt hoger. Bij de LWOO-leerlingen scoren de leerlingen die met de GIVO onderzocht zijn gemiddeld 4 IQ-punten hoger dan de gemiddelde score van de LWOO- leerlingen. Leerlingen die onderzocht zijn met de IVO Internetversie 2008 scoren gemiddeld 3,8 IQ-punten hoger.
1
-2,2 4,0
-0,6 0,3
10 Tabel 4: gebruik IQ-testen bij aanvragen voor Pro tussen 01-10-2008 en 30-09-2012
Afgelopen schooljaar werden 188 (2,6%) meer PrO-leerlingen getoetst dan het schooljaar hiervoor. Vorig schooljaar zijn 1,6% minder PrO-leerlingen getoetst met een individueel af te nemen IQ test dan in de periode 1-10-2008 t/m 30-09-2009 en 0,2% meer dan in de periode daarvoor.
11
SEP-toetsen Er zijn 5.969 leerlingen met een IQ > 90. Hun begrijpend leesniveau is te vinden in tabel 5. Tabel 5: 01-10-2011 en 30-09-2012
Het gemiddelde DLE BL is 37,1 voor leerlingen met een IQ > 90. Uit bovenstaande tabel blijkt dat 69,3% van de leerlingen met een IQ > 90 een begrijpend leesniveau heeft van maximaal eind groep 6. Dit houdt in, dat bijna 70 procent problemen heeft met lezen en dat er bij hen eigenlijk geen schriftelijke zelfbeoordelingstest afgenomen zou moeten worden. Bij 20,3 procent mag zeker geen zelfbeoordelingslijst worden afgenomen omdat deze leerlingen een begrijpend leesniveau hebben van minder dan eind groep 5. Bij 24 leerlingen is geen SEP-test ingevuld en bij het VolgInstrument Sociaal-Emotionele Ontwikkeling, CITO 2003 is uit de database gegevens niet op te maken of het de leerling- dan wel de leerkracht versie is. Bij 2.583 leerlingen is één SEP test ingevuld, bij 2.450 leerlingen zijn er twee SEP-tests afgenomen en bij 917 leerlingen hebben we drie SEP-tests tot onze beschikking. In totaal zijn er 10.258 testen afgenomen bij de leerlingen met een IQ > 90. Om de frequentie van het gebruik van SEP-tests in kaart te brengen zijn de drie bestanden samengevoegd omdat willekeurig een test naam in de 1ste, 2e of 3e kolom zal zijn ingevuld. Tabel 6: frequentie gebruikte SEP testen 1-10-2011 tot 1-10-2012
De NPV-J(-2) (39,8%) is verreweg de meest populaire test en op de 2e plaats de LMT (11,5%). Beide tests zijn schriftelijke zelfbeoordelingstests, die samen meer dan 51 procent uitmaken
12 van de gebruikte tests. Bij 68,2% van alle leerlingen met een IQ > 90 wordt gebruik gemaakt van een of andere zelfbeoordelingstest. Tabel 6a: zelfbeoordelingslijsten 1-10-2011 tot 1-10-2012 alle leerlingen IQ > 90
Bij 51,8% van de leerlingen worden alleen zelfbeoordelingslijsten gebruikt. Bij 82% van de leerlingen wordt minstens één zelfbeoordelingslijst gebruikt. In onderstaande tabellen (6b t/m 6c) analyseren we welk leesniveau de leerlingen hebben waarbij alleen (een) zelfbeoordelingslijst(en) worden gebruikt om de sociaal emotionele problematiek in kaart te brengen. Tabel 6b: zelfbeoordelingslijsten 1-10-2011 tot 1-10-2012 leerlingen met een BL DLE < 30
13 35,5% van de leerlingen met een begrijpend leesniveau dat lager is dan eind groep 5 worden wat betreft hun sociaal emotionele problematiek beoordeeld op grond van louter zelfbeoordelingslijsten. Het is maar de vraag of deze leerlingen de vragen op deze lijsten goed hebben begrepen. 74% van de leerlingen met een DLE Begrijpend lezen < 30 heeft minstens één zelfbeoordelingslijst moeten invullen. Tabel 6c: zelfbeoordelingslijsten 1-10-2011 tot 1-10-2012 leerlingen met een DLE ≥ 30 en ≤ 40
46,9% van de leerlingen met een begrijpend leesniveau dat lager is dan eind groep 6 worden wat betreft hun sociaal emotionele problematiek beoordeeld op grond van louter zelfbeoordelingslijsten. 82,5% van de leerlingen met een DLE Begrijpend lezen DLE ≥ 30 en ≤ 40 heeft minstens één zelfbeoordelingslijst moeten invullen.
14
Leerachterstanden Technisch lezen In tabel 7 kan de frequentie en het percentage afgelezen worden van gebruikte toetsen technisch lezen in het afgelopen schooljaar bij aanmelding. Er wordt in 1.213 (3,6%) van de dossiers gebruik gemaakt van technisch leestoetsen met ‘door toets mogelijkheid’. In de 5e kolom staat het totaal gebruik van een bepaalde toets. Aangezien er bij slechts 3,6% van de aangemelde leerlingen de mogelijkheid heeft bestaan om door te toetsen zijn er geen nadere analyses gepleegd. Tabel 7: frequentie gebruikte toetsen technisch lezen
Er is geen noodzaak om deze tabel verder te analyseren omdat de meeste leerlingen getest worden met kaarten die voor alle leerlingen hetzelfde zijn. De 1.163 leerlingen waarbij geen toets namen zijn ingevuld, zijn ISK leerlingen.
15
Begrijpend lezen en doortoetsen In tabel 8 kan de frequentie en het percentage afgelezen worden van gebruikte toetsen begrijpend lezen. Er wordt 13.469 (40,1%) maal gebruik gemaakt van CITO Begrijpend lezen L(O)VS of CITO begrijpend lezen voor speciale leerlingen. Dit percentage is ongeveer gelijk gebleven in vergelijking met schooljaar 2009 – 2010 en 2010 - 2011. Tabel 8: frequentie gebruikte toetsen begrijpend lezen
De 1.224 leerlingen waarbij geen toets namen zijn ingevuld, zijn ISK leerlingen. In tabel 8a is te zien dat in meer dan de helft van de dossiers waarin door getoetst of terug getoetst kan worden de juiste toets versie is ingezet (60,8%). Maar dat vaker te hoog dan te laag getoetst wordt. Tabel 8a: doortoetsen begrijpend lezen
16 In tabel 8b is af te lezen in hoeverre de juiste versie van de toets is gebruikt en is tevens het verschil te zien tussen de afgelopen schooljaren. Er werd bij de aanmeldingen tussen 1-10-2011 t/m 30-09-2012 4,7% minder op de juiste wijze door- of terug getoetst vergeleken met het jaar daarvoor. Sinds schooljaar 2009 – 2010 loopt dit al terug. Tabel 8b: op de juiste wijze door- of terug getoetst?
17
Spelling en doortoetsen In tabel 9 kan men de frequentie en het percentage aflezen van gebruikte spellingtoetsen in het afgelopen schooljaar bij aanmelding. Er wordt 13.611 (40,5%) maal gebruik gemaakt van de een of andere versie van de CITO spellingtoetsen L(O)VS waarmee door- of terug getoetst kan worden; vorig jaar was dit nog 42,6% en het jaar daarvoor 43,2%. Het percentage leerlingen waarbij wordt door getoetst loopt dus terug. Tabel 9: frequentie gebruikte toetsen spelling
In tabel 9a is te zien dat in 66% van de dossiers waarin door getoetst of terug getoetst kan worden de juiste toets versie is ingezet. Vorig jaar was dit nog 75,4%; een behoorlijke achteruitgang. Maar ook dat hier - net als bij begrijpend lezen - vaker te hoog dan te laag getoetst wordt. De 1.072 leerlingen waarbij geen toets namen zijn ingevuld, zijn ISK leerlingen.
18 Tabel 9a: doortoetsen spelling
Tabel 9b: op de juiste wijze door- of terug getoetst?
Op het juiste niveau toetsen is bij spelling 9,3% gedaald vergeleken met vorig jaar.
19
Inzichtelijk rekenen en doortoetsen In tabel 10 kan de frequentie en het percentage afgelezen worden van gebruikte inzichtelijk rekentoetsen in het afgelopen schooljaar bij aanmelding. Er wordt 13.729 (40,9%) maal gebruik gemaakt van de een of andere versie van de CITO rekenen. Vorig jaar was dit percentage 43%. Tabel 10: frequentie gebruikte toetsen inzichtelijk rekenen
De 1.014 leerlingen waarbij geen toets namen zijn ingevuld, zijn ISK leerlingen. Tabel 10a: doortoetsen inzichtelijk rekenen
Het percentage op het juiste niveau getoetste leerlingen ligt bij inzichtelijk rekenen het hoogst: 81,4%.
20 In tabel 10b is af te lezen in hoeverre de juiste versie van de toets is gebruikt en is het verschil te zien tussen de afgelopen schooljaren. Er werd afgelopen schooljaar 1,5% minder op de juiste wijze door- of terug getoetst vergeleken met het schooljaar daarvoor. Tabel 10b: op de juiste wijze door- of terug getoetst?
Zoals te verwachten viel wordt vanwege de leerlijnuitwerkingen bij rekenen er veelvuldig op het juiste niveau getoetst. Samenvatting Voor alle leergebieden moeten we vaststellen dat na jaren steeds meer op het juiste niveau toetsen, er een terugval heeft plaatsgevonden die weliswaar groter of kleiner kan uitvallen maar, op rekenen na, niet uit te vlakken is. Het ziet er naar uit, dat de wat clementer geformuleerde eisen in de Richtlijnen bij de Lijst ten aanzien van adaptief toetsen, en het door- dan wel terug toetsen er toe geleid heeft dat minder streng door de RVC’s is geoordeeld. Wanneer inderdaad rekening is gehouden met de andere gegevens die via OKR LVS e.d. eveneens ter beschikking staan, dan mag dit een gewenste ontwikkeling genoemd worden. Of dit zo is kunnen we in de data base niet zomaar nagaan. Vandaar dat het advies blijft ten aanzien van deze problematiek alert te blijven.
21
Bijlage A PrO intelligentie quotiënt, IQ- test en leerachterstand vanuit IQ In de analyse zijn alle leerlingen betrokken waarvoor een PrO-aanvraag werd gedaan. Aanvragen waarbij geen technisch lezen toets, begrijpend leestoets, spelling- of reken toets is afgenomen zijn niet meegenomen in de berekeningen. Het basisbestand voor de berekening kwam uit op 7.287 aanvragen. In de nu volgende tabellen treft u een overzicht aan van gemiddelde leerachterstanden (uitgedrukt in DLE’s) per IQ-klasse. 2
Tabel A1-1: samenvattende resultaten IQ klasse en leerachterstand leerlingen die zijn aangemeld voor PrO en een positieve beschikking hebben gekregen
2
Geel gearceerd: kleine aantallen
22 Tabel A1-2: samenvattende resultaten IQ klasse en leerachterstand
In tabel A1-1 zien we twee karakteristieke patronen bij de leerlingen die een PrO-beschikking kregen. Tot het IQ van 80 stijgen de gemiddelde DLE’s op de vier gebieden met het stijgen van het IQ. Daarboven lijken ze eerder te dalen dan te stijgen. Hier moet dus sprake zijn van beleid als gevolg van strijdige criteria. En het zijn hoogstwaarschijnlijk de talige leergebieden die daartoe de meeste aanleiding geven: de leerachterstanden daar nemen toe naarmate het IQ stijgt, terwijl de DLE’s bij Ir mee omhoog gaan. Dit patroon zien we in nog duidelijker vorm terug in tabel A1-2 (afwijkende LWOO-indicatie): een toenemende IQ-klasse gaar hier gepaard met een toenemende DLE op Ir, maar een afnemende DLE op de drie talige aspecten. Zeker waar de IQ’s naar de 90 gaan en daarboven moet men zich afvragen of PrO wel de goede beslissing is. Vervolgens kijken we welke IQ-test gebruikt wordt in de PrO-aanvragen. Ook gaan we na wat de gemiddelde IQ’s per test zijn en hoe deze zich verhouden tot de gemiddelde leerachterstanden. De analyse is wederom gesplitst naar de soort beschikking die is afgegeven, maar de resultaten zijn in één tabel weergegeven; de gele arcering duidt ook hier op (te) kleine aantallen voor interpretatie.
23 Tabel B1-1: Gebruikte IQ test afgezet tegen leerachterstand per IQ-test bij PrO-aanvragen
Van de klassikale IQ-testen scoort de NDT verreweg het laagste op het totaal van de vier didactische domeinen. En net als vorige jaren komt de NDT daarmee dicht in de buurt van de individuele en/of non-verbale tests. Dit was in het verleden de reden om de NDT voor PrO leerlingen een betere beoordeling te geven dan andere klassikale IQ-testen voor PrO-leerlingen. Het is duidelijk dat met deze uitkomsten de beoordeling van de NDT voor PrO onveranderd kan blijven. Bij de individueel af te nemen IQ-tests moeten we bedenken dat deze tests veelal gebruikt wordt voor leerlingen die het Nederlands beginnen te spreken als tweede taal en nog weinig onderwijs in Nederland hebben genoten en daarom vaak 25 procent achterstand op leergebied krijgen toegewezen omdat ze qua leertoetsen nog niet te beoordelen zijn. Vergelijken we de gemiddelde IQ’s van leerlingen die een positieve PrO-beschikking hebben gekregen van de drie meest gebruikte testen (NDT, NIO en WISC) dan zien we dat de NDT het hoogste gemiddelde IQ geeft, 74,7 de NIO een middenpositie inneemt, 71,2 en de WISC het laagste gemiddelde IQ geeft, 70,8. De gemiddelde leerachterstanden corresponderen hiermee niet: het hoogste IQ-gemiddelde (gemeten met de NDT) gaat gepaard met de grootste gemiddelde leerachterstand; het IQ gemeten met de NIO gaat gepaard met de minste leerachterstand en de WISC neemt hier een tussenpositie in.
24 In tabel C zoomen we in op het overlapgebied (wat intelligentie betreft) tussen PrO en LWOO. In tabel C1 staan de resultaten van de leerlingen die een PrO-beschikking kregen, in tabel C2, de leerlingen die, hoewel voor hen een PrO-beschikking werd aangevraagd, een afwijkende LWOObeschikking kregen. In tabel C1 valt alleen de relatief grote afwijking op van de gemiddelde DLE’s van de 104 leerlingen die met de SON-R zijn getest. Deze DLE’s zijn op alle leergebieden systematisch hoger dan bij de andere IQ-testen het geval is. Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een wat afwijkende leerling-populatie die met deze test is onderzocht. In Tabel C2 zien we waarom de 50 leerlingen met een IQ in deze range een afwijkend LWOO-beschikking hebben gekregen: alle DLE’s per leergebied liggen aanzienlijk boven die uit tabel C1. We constateren hier geen systematisch verschil tussen de gebruikte IQ-testen. Tabel C-1: PrO-leerlingen IQ 76-80 met PrO beschikking
25 Tabel C-2: PrO-leerlingen IQ 76/80 met afwijkend LWOO beschikking
In Tabel D zien we dat er ook leerlingen zijn aangemeld die op basis van de Regeling geen aanspraak kunnen maken op een PrO-beschikking. (IQ lager dan 55). 160 Leerlingen hebben een positieve beschikking gekregen hoewel dat formeel volgens de regels niet kan. Wanneer de leerlingen uit tabel D niet voldoen aan de ZMLK-criteria (didactisch maximaal eind groep 3) en tevens niet voldoen aan de LWOO criteria (didactisch dle > 29) dan is een PrO beschikking een terechte oplossing. Boven de in de regeling genoemde IQ-grens van 80 voor PrO zijn 807 leerlingen aangemeld en hebben in verreweg de meeste gevallen een positieve beschikking gekregen. Zie de Tabellen J t/m M. Het zou in deze gevallen kunnen gaan om leerlingen met strijdige scores: in dit geval een te hoog IQ bij leerresultaten die op PrO wijzen. In dat geval mag je na ampele overwegingen meegaan met de aanvraag. Maar het blijft belangrijk zich af te vragen, wat een leerling met een veel hoge cognitieve potentie op het PrO te zoeken heeft. Deze onderwijsvorm lijkt niet voor hem of haar uitgedacht. Helemaal zal dit gelden voor de 73 leerlingen met een IQ van boven de 90. Dit aantal ligt ongeveer de helft hoger dan vorig jaar en vraagt om ernstige bezinning van de RVC’s. Als we ons bij de tabellen E t/m M concentreren op de relatie tussen de IQ-testen en de DLE’s voor Begrijpend Lezen (BL) en Inzichtelijk Rekenen (Ir) dan valt ons het volgende op: In Tabel E (IQ 56/60) gaan NDT en WISC vrijwel gelijk op; bij WNV is sprake van hogere DLE’s; de NIO zit daar tussenin. In Tabel F (IQ 61/65) scoort de NDT verreweg het laagst op de twee leergebieden; de IVO, NIO en WISC wat hoger; de SON en de WNV het hoogst. In Tabel G (IQ 66/70) herhaalt zich dit zelfde patroon; de gemiddelde DLE’s liggen ongeveer 1 punt (maand) hoger. In Tabel H (IQ 71/75) wederom hetzelfde patroon met weer iets hogere gemiddelde DLE’s. In Tabel I (IQ 76/80) nogmaals hetzelfde patroon, met dit verschil dat de SON-R gepaard gaat met de hoogste DLE’s. In Tabel J (IQ 81/85) wijzigt dit patroon zich. De DLE’s bij de individuele test liggen hier aanzienlijk lager dan bij de schriftelijke klassikale tests. NDT en WISC gaan nog wel gelijk op. Er doet zich een discrepantie voor tussen BL en Ir; terwijl de DLE van Ir meestijgt bij het toenemen van het IQ daalt de DLE van BL. Zie de eerdere opmerkingen over het effect van de bovengrens van 80 bij het IQ. In Tabel K (IQ 86/90) hetzelfde patroon als in Tabel J. Het gaat hier nog om 179 leerlingen
26 In Tabel L en M gaat het vooral om de NDT (en deels om de WISC). Kennelijk houden verschillende RVC’s er rekening mee dat de NDT in dit IQgebied hoger scoort dan andere IQ-testen en besluiten ze toch tot een PrO-beschikking. Mogelijk ook hebben ze nog andere informatie die dit mede rechtvaardigt. Tabel D: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 50 t/m 55
Tabel E: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 56 t/m 60
27 Tabel F: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 61 t/m 65
Tabel G: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 66 t/m 70
28 Tabel H: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 71 t/m 75
Tabel I: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 76 t/m 80
29 Tabel J: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 81 t/m 85
Tabel K: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 86 t/m 90
30 Tabel L: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 91 t/m 95
Tabel M: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ > 95
31
Bijlage B LWOO intelligentie quotiënt, IQ- test en leerachterstand vanuit IQ In de analyse zijn alle leerlingen betrokken waarvoor een LWOO-aanvraag werd gedaan. Aanvragen waarbij geen technisch lezen toets, begrijpend leestoets, spelling- of reken toets is afgenomen zijn niet meegenomen in de berekeningen. Het basisbestand voor de berekening kwam uit op 26.404 aanvragen. In de nu volgende tabellen treft u een overzicht aan van gemiddelde leerachterstanden (uitgedrukt in DLE’s) per IQ-klasse. Tabel A2-1: samenvattende resultaten aanvraag LWOO IQ klasse en leerachterstand positieve beschikking
32 In tabel A2-1 zien we dat de twee karakteristieke patronen die zich bij de leerlingen waarvoor een PrO-beschikking wordt aangevraagd bij de LWOO leerlingen in mindere mate voordoen. Tot een IQ van 110 stijgen de gemiddelde DLE’s op het gebied van Begrijpend Lezen (BL) en Inzichtelijk rekenen (Ir), daarboven lopen de gemiddelde DLE’s bij BL wat terug; bij Ir is dat pas boven een IQ van 115 het geval. Dit patroon zien we maar in geringe mate terug in tabel A1-2 (afwijkende LWOO-indicatie). Een toenemende IQ-klasse gaat hier niet systematisch gepaard een toenemende DLE op Ir of op andere leergebieden. Wel wordt duidelijk dat het vooral de lage gemiddelde DLE’s voor BL zijn waardoor de RVC-commissies er voor kozen hier een afwijkend PrO beschikking af te geven. Het feit dat dit zelfs tot een IQ van 95 het geval is lijkt te betekenen dat dit zelfs ongeacht de score op een IQ-test het geval is (hoewel het maar om geringe aantallen leerlingen gaat.) Tabel A2-1: samenvattende resultaten aanvraag LWOO IQ klasse en leerachterstand afwijkend PrO-beschikking
33 Tabel B2: Gebruikte IQ test LWOO afgezet tegen leerachterstand per IQ-test
Tabel B2 laat ons zien dat bij de leerlingen die een positieve LWOO-indicatie hebben gekregen de individuele intelligentietests alle ongeveer eenzelfde patroon in leerachterstand vertonen. Bij elkaar opgeteld een score van ongeveer 140 over de vier domeinen. De NDT komt hier ook zeer dicht bij in de buurt (een totaalscore van 139,5). IVO en NIO komen beide tot 153. De GIVO en de Drempeltest zitten hier tussenin met beide een score van 149. Bij leerlingen die een afwijkend PrO-beschikking beschikking kregen zien we grotendeels hetzelfde patroon, al zijn de afwijkingen hier wat groter: niet verwonderlijk omdat het hier om aanzienlijk minder grote groepen leerlingen gaat. In de tabellen C2 t/m P2 worden de leerachterstanden op de vier deelgebieden gerelateerd aan verschillende IQ-klassen van IQ 50 tot 120. Na tabel P2 wordt op deze tabellen ingegaan. Vooraf wil gezegd zijn dat we met enige verbazing gekeken hebben naar de tabellen C2, D2, E2 en F2: een IQ onder de 70 en voor de meeste aanvragen in deze IQ-range toch een positieve LWOO beschikking. We gaan ervan uit dat bij deze 14 leerlingen een tweede IQ-test voorhanden is die mogelijk wat verouderd is en die niet in de database is ingevoerd. Helemaal vreemd kwamen ons de 14 leerlingen in Tabel C2 voor: een IQ waarvoor zelfs geen PrO-beschikking mag worden afgegeven, maar toch een positieve LWOObeschikking (op basis van de relatief positieve leerachterstanden bij de individuele IQ-testen). Hoe men hier 7 leerlingen met enorme leerachterstanden en een IQ lager dan 55 toch een NIO af kon nemen bevreemdt ons zeer.
34 Tabel C2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 50 t/m 55
Tabel D2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 56 t/m 60
Tabel E2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 61 t/m 65
35 Tabel F2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 66 t/m 70
Tabel G2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 76 t/m 80
36 Tabel H2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 76 t/m 80
Tabel I2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 81 t/m 85
37 Tabel J2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 86 t/m 90
Tabel K2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 91 t/m 95
38 Tabel L2: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 96 t/m 100
Tabel M: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 101 t/m 105
39 Tabel N: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 106 t/m 110
Tabel O: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 111 t/m 115
40 Tabel P: gemiddelde leerachterstand leerlingen met een IQ 116 t/m 120
In een poging de gegevens uit de tabellen C2 t/m P te visualiseren zijn de DLE’s van de leerlingen die een positieve LWOO-indicatie hebben gekregen per IQ-klasse bij elkaar gezet en omgezet in een grafiek die respectievelijk het scoreverloop van de vier gecombineerde DLE’s (Grafiek 1), van de DLE’s van Begrijpend Lezen (Grafiek 2) en de DLE’s van Inzichtelijk rekenen (Grafiek 3) weergeven. Een blik op Grafiek 1 toont ons grofweg een tweetal patronen. Het eerste patroon wordt gevormd door de NIO en de IVO. Beide starten hoog en laten de scores op de leerachterstanden geleidelijk afnemen (d.w.z. de DLE’s toenemen) naar mate het IQ hoger wordt. Alleen boven een IQ van 115 wordt dit patroon doorbroken. De derde klassikale test, de NDT, volgt evenwel het tweede patroon, namelijk dat van de individuele IQ-testen. Hierbij hangt het IQ niet samen met de gezamenlijke DLE’s. Een DLE-score van 140 (d.w.z. gemiddeld 35 DLE’s per leergebied) lijkt hier de horizontale lijn waaromheen de scores zich bewegen. Kijken we naar Grafiek 2, Begrijpend Lezen, dan zien we bij een IQ van 71 t/m 75 een spreiding van circa 5 DLE’s bij de verschillende IQ-testen. Deze spreiding wordt richting IQ 120 in toenemende mate groter. De NDT is hier de opvallende test: in de meeste IQ-klassen is de score van de NDT de laagste, hetgeen wil zeggen dat bij een relatief lage DLE een hoger IQ gemeten wordt. Dit fenomeen doet zich voor tot een IQ van ongeveer 105. Vergelijken we de scores van de IQ-testen op de DLE’s van Inzichtelijk rekenen (Grafiek 3), dan zien we wederom een ander patroon. Tot een IQ van ongeveer 100 stijgen de DLE’s (d.w.z. nemen de leerachterstanden af) bij het stijgen van de IQ-klassen. De NIO is daarin het meest uitgesproken en zet deze lijn door tot IQ 120. Bij de andere testen vindt er rond IQ 105 een omslag plaats. De WISC volgt hierin het patroon van de NIO, alleen op een lager niveau. Omdat het vaak de leerachterstanden op de talige aspecten zijn waardoor leerlingen een indicatie LWOO krijgen moet bij een IQ van 80 er rekening mee gehouden worden dat de NDT een relatief hoor IQ aangeeft. Of het hier gaat om een bijzondere subpopulatie die met de NDT gemeten worden, weten we niet met stellige zekerheid. Het is echter aannemelijk, dat vanwege de relatief grote aantallen leerlingen die met de NDT getoetst worden, er geen sprake zal zijn van een selecte steekproef. Gezien de test- en toets praktijk in Nederlandse scholen wat betreft de klassikale tests, mag aangenomen worden, dat anders dan
41 bij de individuele tests geen anamnese van de leerling heeft plaatsgevonden, en dat hij dus gewoon volgens lokaal gebruik met de klassikale test die daar in de regio geselecteerd is, is getest. Van een bijzonder subpopulatie lijkt geen sprake. Dit geldt temeer, daar de NDT met name op de talige onderwijsaspecten verbonden is met lagere leerprestaties. Al met al moeten we ernstig rekening blijven houden met het feit dat als de leerling op de NDT hoger scoort dan op basis van de leerresultaten mag worden verwacht, men hiervoor eerder naar een andere IQ test moet grijpen, dan dat men gaat proberen om voldoende SE-problematiek vast te stellen. Grafiek 1: IQ-tests afgezet tegen gecombineerde DLE’s van leerlingen met een positieve LWOO-beschikking per IQ-klasse.
DLE's 4 gebieden samen 175,0 170,0
DLE's
165,0 160,0
IVO
155,0
NDT
150,0
NIO
145,0
SON
140,0
WISC
135,0
WNV
130,0 125,0 120,0 71-75
76-80
81-85
86-90
91-95
96-100
IQ-klasse
101-105
106-110
111-115
116-120
42 Grafiek 2: IQ-tests afgezet tegen de DLE’s van Begrijpend lezen van leerlingen met een positieve LWOO-beschikking per IQ-klasse.
DLE's Begrijpend Lezen per IQ-klasse 50,0
45,0
DLE's
IVO NDT
40,0
NIO SON 35,0
WISC WNV
30,0
25,0 71-75
76-80
81-85
86-90
91-95
96-100
IQ-klasse
101-105
106-110
111-115
116-120
43 Grafiek 3: IQ-tests afgezet tegen de DLE’s van Inzichtelijk rekenen van leerlingen met een positieve LWOO-beschikking per IQ-klasse.
DLE's Inzichtelijk rekenen per IQ-klasse
50,0
45,0
IVO
DLE's
NDT 40,0
NIO SON WISC
35,0
WNV 30,0
25,0 71-75
76-80
81-85
86-90
91-95
96-100
IQ-klasse
101-105
106-110
111-115
116-120
44
Bijlage C Niveau Begrijpend lezen en keuze IQ test bij aanmelding Als je klassikaal getest wordt, zou het zo moeten zijn dat het (begrijpend) leesniveau voldoende moet zijn om de toetsen te maken. Kijken we naar de uitkomsten dan klopt dat ook wel. De BL vaardigheid (per 10 DLE) laat zien dat het gebruik van individuele tests afneemt: zie de tabellen A3 t/m F3 Samengevat komt dat op het volgende overzicht neer: Percentage leerlingen dat met een individuele IQ-test wordt onderzocht bij een DLE op het niveau van groep 3 tot 8
DLE op niveau groep 3: DLE op niveau groep 4: DLE op niveau groep 5: DLE op niveau groep 6: DLE op niveau groep 7: DLE op niveau groep 8:
42,2% 24,6% 14,7% 17,3% 10,7% 10,2%
Echter als je begrijpend leesniveau groep 3 is loop je toch nog de kans om in meer dan de helft van de gevallen klassikaal, schriftelijk getoetst te worden. En op groep 4 niveau lezen zelfs 75 %. Dit zijn niet bepaald kindvriendelijke getallen en het lage begrijpend leesniveau kan een grote invloed uitoefenen op de behaalde IQ-score op een klassikale test. Op grond van onderstaande lijsten blijft het een dringende aanbeveling verscherpt toe te zien op correct testgebruik voor het meten van het IQ. Voor de NDT moge hier een uitzonderingspositie gelden, aangezien de meetresultaten bij leerlingen met wat grotere leerachterstanden dichter bij de individuele tests liggen. Houden we daarmee rekening dan wijzigt bovenstaand staatje zich tot de volgende opsomming: Percentage leerlingen dat met een individuele IQ-test of een NDT wordt onderzocht bij een DLE op het niveau van groep 3 tot 8
DLE op niveau groep 3: DLE op niveau groep 4: DLE op niveau groep 5: DLE op niveau groep 6: DLE op niveau groep 7: DLE op niveau groep 8:
68,8% 45,9% 28,5% 23,6% 16,8% 15,5%
45 Tabel A3: BL dle 1 t/m 10
Tabel B3: BL dle 11 t/m 20
Tabel C3: BL dle 21 t/m 30
Tabel D3: BL dle 31 t/m 40
46 Tabel E3: BL dle 41 t/m 50
Tabel F3: BL dle 51 t/m 60