Nummer 21, juni 2014
De Veiligheidsregio Uitgave van het V eiligheidsberaad in samenwerking met Brandweer Nederland, Nationale Politie, GGD GHOR Nederland, VNG, IFV en het Ministerie van Veiligheid en Justitie “De GHOR mag wel wat minder braaf zijn” Ton van Dijk over het ongevraagd en gevraagd adviseren aan gemeenten over geneeskundige en gezondheidskundige aspecten bij evenementen, met als recent voorbeeld NSS 2014.
“Kwaliteit brandweerzorg is méér dan opkomsttijden” Aldus Elie van Strien, brandweercommandant Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, projectleider van RemBrand. Dit project onderzoekt alter natieven voor enkel opkomsttijden als graadmeter voor kwaliteit.
3>
Rapport inspecties over terugkerende knelpunten bij slachtofferregistratie roept vragen op. Peter den Oudsten, lid van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad en portefeuillehouder bevolkingszorg, reageert op het rapport.
Op weg naar één landelijke meldkamerorganisatie. Een kennismaking met kwartiermaker en beoogd directeur van de landelijke meldkamerorganisatie Jill Wilkinson aan het begin van de ontwerpfase.
4>
8>
11 >
Bestuurlijk congres:
Podium voor gesprek Op het bestuurlijk congres van het Veiligheidsberaad dat afgelopen maand voor het vijfde jaar op rij werd gehouden, gingen bestuurders en gastsprekers met elkaar in gesprek over manieren van samenwerking die de veiligheidsregio’s kunnen versterken. “Het veiligheidsberaad valt of staat met de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s. Daarom is het goed dat we tijdens dit congres hierover in gesprek gaan met elkaar,” aldus Geke Faber, voorzitter van het veiligheidsberaad. Werken aan relaties, samenwerken en innovatie waren de thema’s van de middag.
Welkom Geke Faber is sinds januari de nieuwe voorzitter van het Veiligheidsberaad. Haar eerste prioriteit lag afgelopen maanden bij het dagelijks bestuur. Dat is met ‘oude’ en nieuwe leden aan de slag gegaan. Faber: “Wat zien we op ons afkomen? Wat willen we nou eigenlijk? Welke lessen zijn er uit het verleden te trekken?” Dat bij elkaar maakte veel duidelijk voor de strategie van het Veiligheidsberaad in de komende jaren. Daarbij is er een omgeving, aldus Faber in haar welkomstwoord, die “niet zo super eenvoudig” is georganiseerd. En waar er wel samenhang in is aangebracht, zoals het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) waar uiteenlopende instellingen bij zijn ondergebracht, is er eenvoudig ook tijd nodig om alle posities en structuren die er eerder waren, in de nieuwe organisatie in samenhang te doen landen. Toch laat het Veiligheidsberaad zich in de eerste plaats leiden door de inhoud, aldus Faber: “Er lag een evaluatierapport van de Commissie Hoekstra met de nodige aanbevelingen. Dat hebben we doorgesproken met de minister om tot een gezamenlijke voorwaartse agenda te komen. Maar we hebben ook een eigen agenda met punten die we zelf in de veiligheidsregio’s willen verbeteren.” Dat geheel leidde tot een Strategische agenda – en het verheugende nieuws was dat het algemeen bestuur van het Veiligheidsberaad deze agenda juist die ochtend met grote instemming heeft vastgesteld. Faber: “We hebben nu één agenda die duidelijk maakt wat we gezamenlijk doen en wat ieder voor zich doet.”
MInister Ivo Opstelten en voorzitter Geke Faber in gesprek over de Strategische Agenda en de gezamenlijke doelen van het Veiligheids beraad en het ministerie van Veiligheid en Justitie op het bestuurlijk congres. In hun midden Anouschka Laheij die het congres begeleidde.
Diezelfde morgen was minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu bij het Veiligheidsberaad te gast om te vertellen hoe belangrijk het is dat de regio’s geprepareerd zijn op grote overstromingen. Zo moeten overheden en al hun partners op dit vlak in staat zijn grootscheepse evacuaties professioneel uit te voeren. Ook hierover werden goede afspraken gemaakt. Zoals er binnen het Veiligheidsberaad ook gezamenlijke kaders zijn afgesproken voor eigentijdse bevolkingszorg waar het, in de woorden van Geke Faber, “in sommige gemeenten nog niet helemaal goed mee gaat.”
Over samenwerkingsrelaties Waaraan kun je een sterke samenwerkingsrelatie herkennen? “Doordat je geïnteresseerd bent in de ander, je verplaatst in wat die ander wil en bereid bent in die ander te investeren. Als je je niet in elkaar wilt verdiepen en daarvoor geen tijd vrijmaakt, wordt het lastig”, zegt Henk van Essen, lid van de korpsleiding van de Nationale Politie. Zeker voor een nationale organisatie als de politie is het zaak om lokaal en regionaal te investeren in
Vervolg op pagina 2
Strategische agenda versterkt veiligheidsregio’s Nederland veiliger maken door het voorkomen en tegengaan van maatschappelijke ontwrichting. Dat is het absolute hoofddoel van de strategische agenda die het algemeen bestuur van het Veiligheidsberaad vorige maand heeft vastgesteld. Het dagelijks bestuur van het Veiligheids beraad (VB) besloot begin dit jaar om de aanbevelingen van de Commissie Hoekstra, de eerder vastgestelde inhoud van de eigen ‘Agenda van de Veiligheidsregio’s’, de vastgestelde inzet van het VB voor de ministeriële Voorwaartse Agenda en de gezamenlijke doelstellingen en bestuurlijke afspraken met de minister, samen te brengen. En wel in een ‘strategische agenda’ voor de versterking van de veiligheidsregio’s. Deze agenda heeft een looptijd gekregen van ruim twee jaar, tot einde 2016. Voorzitter Geke Faber van het Veiligheidsberaad: “Met de vaststelling van de strategische
agenda werkt het Veiligheidsberaad nu met één document. Dat het voorstel hiertoe door het algemeen bestuur is overgenomen is heel prettig. We weten nu van elkaar welke gezamenlijke harde doelstellingen we willen bereiken. Daar gaan we nu dus ook samen voor.” Minister Opstelten van VenJ benadrukt op zijn beurt dat het geen eenzijdige opdracht is: “Het is een agenda van de veiligheidsregio’s en van mij.” Hij heeft er alle vertrouwen in dat de veiligheidsregio’s, het Veiligheidsberaad en zijn departement de komende tijd schouder aan schouder zullen optrekken.
Samenhang en prioritering Het principe ‘van en voor de veiligheidsregio’s’ is ook voor deze agenda essentieel en richtinggevend. In generieke zin bevat de agenda geen nieuwe elementen. Dat is haar functie ook niet. De agenda beoogt juist samenhang en prioritering aan te brengen.
In de strategische agenda zijn drie gezamenlijke doelstellingen opgenomen die in nauwe samenwerking met VenJ met prioriteit worden uitgevoerd, te weten: waterveiligheid, continuïteit van de samenleving (voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval van vitale onderdelen zoals ICT, energie, drinkwater en telecom) en nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Daarnaast zijn met de minister van VenJ ook bestuurlijke afspraken gemaakt. Die betreffen de rol van directeur veiligheidsregio wiens functie en positie nogal verschillend wordt ingevuld en versterking van bevolkingszorg. Daarvoor zijn de veiligheidsregio’s vooral zelf verantwoordelijk. Verder zal het Veiligheidsberaad specifiek een aantal inspanningen plegen zoals het opstellen van een visie op risicogerichtheid, het positioneren van veiligheidsregio’s vanuit de ontwikkeling van de Omgevingswet en het
omgevingsrecht, de innovatie van brandweerzorg en aandacht voor de publieke gezondheid bij incidenten en rampen. Deze onderwerpen staan – los van VenJ – dus ook in de strategische agenda.
Uitvoeringsvoorstellen Aan het Veiligheidsberaad van 26 september zullen de projectplannen c.q. uitvoeringsvoorstellen worden voorgelegd voor de gezamenlijke doelstellingen en drie prioritaire thema’s. De uitvoeringsvoorstellen gaan onder meer over de financiering, het tijdspad en daaraangekoppelde mijlpalen. De drie prioritaire thema’s richten zich onder meer op vergroting van de onderlinge vergelijkbaarheid, de noodzakelijke doorontwikkeling van bevolkingszorg en de versterkte samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en Defensie. De voorbereiding hiervan verloopt via de geëigende route van managementraden en adviescommissies.
Lezersonderzoek De redactie De Veiligheidsregio is nieuwsgierig naar uw mening over de krant. Surf voor de enquête naar www.veiligheidsberaad.nl.
De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 1
Gastcolumn Vervolg van cover
Veiligheid met de nodige zorg(en) Inmiddels hebben de meeste lokale politieke onderhandelingen geleid tot de vorming van een college van B en W. Met bravoure, de borst vooruit en boordevol energie, gaan de leden samen met de gemeenteraad de komende vier jaar aan de slag. De gemeenten hebben uitdagingen te over. Naast huidige thema’s als decentralisatie van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en participatie zal sociale veiligheid een belangrijk thema worden. Sociale veiligheid is ook een prominent thema bij GGD GHOR Nederland. En terecht. De discussie is veelal gegaan over waar sociale veiligheid ‘nu onder dient te hangen’. Moeten we het meer richting de openbare gezondheidszorg zoeken of is het beter de weg van de publieke veiligheid te bewandelen? De vraag stellen is ‘m ook beantwoorden. Zo simpel is dat…niet. Wat in ieder geval wel zeker is, is dat de incidenten in het sociale domein elkaar in rap tempo opvolgen en zich snel uitbreiden. Zedenmisdrijven, huiselijk geweld, criminaliteit en leefbaarheidsproblemen zorgen voor bredere maatschappelijke discussies en onrust. Daar moeten wij als GGD GHOR Nederland wat mee. Neem de terugkeer van een pedofiel in de wijk, een grootschalige zedenzaak of een uit de hand gelopen huiselijk geweldsdelict met fatale afloop. De impact is lang, groot en kan een samenleving behoorlijk ontwrichten. Behoefte aan snelle informatie, bijstand als het gaat om opvang en hulp, al dan niet grootschalig; daar draait het dan dus om. Dan ben je omgevingsgericht, betrouwbaar, verantwoordelijk en proactief bezig. Niet geheel toevallig onze vier kernwaarden en de rollen. Daarin dienen gezondheid en veiligheid nog een verdiepingsslag maken. Elkaar niet alleen opzoeken, maar ook vinden en samen vooruitgang boeken. Denk aan scenario’s met allerhande, onverwachte dominoeffecten: grootschalige infectieziekten, langdurige uitval van ICT, elektriciteit, gas, drinkwater of rioolwaterzuivering. Dat levert een kwetsbare samenleving op. En we moeten niet vergeten dat er altijd dingen misgaan. Je kunt veel doen, maar niet alles ondervangen. Daarmee kom ik terug op de eerdere vraag. Hoe kunnen wij als GGD GHOR Nederland sociale veiligheid handen en voeten geven en er zo voor zorgen dat er stappen gemaakt worden. Inclusief vallen, opstaan en weer doorgaan? Het is eigenlijk kinderlijk eenvoudig: op een dag doe je het gewoon en loop je in de goede richting. Maar aan hard lopen heb je niets, je moet op tijd vertrekken. Hugo Backx Directeur GGD GHOR Nederland
verbindingen: “Als je niet oppast vervreemd je je van de regio. Je bent niet vanzelf lokaal verbonden. Die relatie moet onderhouden worden. Daarom maken we afspraken in de lokale driehoek, de veiligheidsregio en het Veiligheidsberaad. Waarbij het goed is te weten dat lokale en landelijke doelstellingen niet eens zoveel verschillen.” Relaties hebben ook met rollen te maken. Dick Schoof, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid: “In het ene geval helpen we mee te sjouwen, soms spelen we mee in het orkest en bij een nationale ramp of crisis zijn wij dirigent. Laat duidelijk zijn: als wij aan het sjouwen zijn, zijn we niet aan het sturen en als we sturen, zijn we niet aan het sjouwen.” Antoin Scholten, in het dagelijks leven burgemeester van Venlo, vindt het een heel bijzondere situatie waar hij als lid van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad in is beland: “We moeten enerzijds landelijke doelstellingen realiseren. Aan de andere kant moeten we al die zelfstandige veiligheidsregio’s en burgemeesters ervan overtuigen dat het verstandig is die doelstellingen uit te voeren. Terwijl het Veiligheidsberaad geen enkele doorzettingsmacht heeft. Noem dat maar gerust een uitdaging.”
Topsport en kwetsbaarheid Allround schaatsheld Hein Vergeer werd twee keer Nederlands kampioen, twee keer Europees kampioen en twee keer wereldkampioen. Wat we van zijn sportcarrière met mooie overwinningen maar ook heel veel tegenslagen kunnen leren? Vergeer: “Als het ons goed gaat en het loopt allemaal lekker, zijn we geneigd een beetje achterover te hangen en te denken: wie máákt mij wat? Wij weten het allemaal het beste. Dat brengt onze positie met zich mee. Maar zijn we ook in staat signalen te herkennen, te luisteren naar andere mensen en om te gaan met kritiek?” Terugblikkend geeft hij in alle openheid toe dat als hij beter had geluisterd, hij eerder en langer resultaat had kunnen maken. Topsport is passie, voor resultaat gaan. Maar ook: je kwetsbaar opstellen en kritiek positief opvatten.
Innoveren met succes Hoe komt het toch dat juist van de meest innovatieve uitvindingen door niet de minsten wordt voorspeld dat het niks zal worden? Volgens Guus Berkhout, hoogleraar aan de TU Delft, komt dat omdat we altijd zaken projecteren in wat we vandaag doen.
Strategisch samenwerken Wilfried Opheij, partner bij Common Eye, geeft adviezen rond strategische samenwerking. Hij vat even prikkelend als puntsgewijs samen: • Kijkend naar de echt complexe vraagstukken in deze tijd kan geen organisatie het in haar eentje oplossen. • Veiligheid ís zo’n complex vraagstuk. Daarom is samenwerking en innovatie nodig. • Bestuurders zijn van betekenis. Bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen is samenwerken. • Samenwerking is alleen mogelijk als je een deel van je autonomie inlevert in het vertrouwen dat je er meer voor terugkrijgt. • Juist voor bestuurders is inleveren van autonomie niet vanzelfsprekend. Per slot van rekening zijn zij niet in hun positie terechtgekomen door autonomie af te geven maar door deze te accumuleren. • Lukt het je samen een betekenisvolle vuist te maken? Kun je recht doen aan de belangen van ieder van de spelers? Het is ook mensenwerk, het gaat ook om vertrouwen, loyaliteit, erbij horen of niet. • Samenwerken is dingen doen. In de warme fase lukt dat wel. Maar als het koud is, dreigt samenwerking praten te worden. Dat leidt tot schijnsamenwerking. • Om het succesvol te maken is verbindend leiderschap nodig. Gesprekspartner Minister Opstelten (VenJ) hecht aan een sterk Veiligheidsberaad om de doelstellingen die met elkaar zijn afgesproken regionaal waar te kunnen maken: “Mijn verantwoordelijkheid is om de verantwoordelijkheid ten volle aan de veiligheidsregio’s te geven en dat stelsel ook te verdedigen in de nationale arena.” Die keuze is gemaakt voor en zeker ook na het evaluatierapport van de Commissie Hoekstra. Opstelten liet er opnieuw geen misverstand over bestaan dat de basis voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing bij het lokale bestuur en het verlengd lokaal bestuur ligt. Voorzitter Geke Faber van het Veiligheidsberaad kon de ondersteunende woorden van de minister alleen maar onderstrepen. Waarop zij het congres in Amsterdam tevreden eindigde met wat zij eerder die middag van Philips-topman John Bell had gehoord, namelijk: zorg ervoor dat je de reputatie hebt dat je een goede gesprekspartner bent. Tijd om te netwerken!
Gehoord op het bestuurlijk congres Een geanimeerd rondetafelgesprek op het podium zorgt voor plezier in de zaal.
Innovatie richt zich op vernieuwen. Verbeteren gaat over de dagelijkse gang van zaken. Achter innovatie gaat volgens deze wetenschapper een nieuwe oplossing met een grote maatschappelijke impact schuil. Een creatief idee, hoe mooi het er ook uitziet, is niet per definitie een innovatie. Innovatieve organisaties die succes hebben, hebben dikwijls een top die een goed beeld heeft van wat er aan zit te komen. Als die de ‘brandende signalen’ oppakt en helder is in wat zij wil bereiken, kunnen werknemers alle ruimte krijgen. Toegespitst op het veiligheidsdomein is Berkhout onder de indruk van hoe men in Nederland bereid is om met elkaar een topprestatie te bereiken. Hier is het zaak om naar de regio’s heel helder te zijn. Berkhout: “Ik hoor dan heel veel over processen en samenwerking. Natuurlijk zijn die nodig. Maar als je niet helder bent over wat je wilt bereiken, worden die processen steeds meer het centrum van de activiteit.” Burgemeester Peter den Oudsten, portefeuillehouder innovatie in het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad, ziet vooral nog een ongelooflijk traditionele omgang met het begrip innovatie. Met name bij de overheid: “Hoe traditioneler de organisatie, hoe slechter de innovatiepositie in haar totale handelen.” Bij de veiligheidsregio’s ziet hij, met alle respect, met name bij de brandweer een sterke gerichtheid op het gebruikmaken van bestaande technieken en methoden: “We zijn nogal geneigd over innovatie te denken vanuit bestaande paradigma’s.”
2 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
Gastspreker Hein Vergeer, topschaatser deelt zijn ervaringen over het omgaan met successen en teleurstellingen: “Hoe kun je signalen herkennen, luisteren en omgaan met kritiek?”
Tjeerd van Bekkum, burgemeester Smallingerland: We kunnen niet zonder protocollen, maar stuur en vertrouw op competenties. Henk van Essen, Nationale Politie: Het leven bevat risico’s. Die proberen we zo goed mogelijk te beheersen. Henri Lenferink, lid dagelijks bestuur Veiligheidsberaad, over hoe ontwrichting te voorkomen: Tja, als het een kunstje zou zijn, dan doe je het één keer en dan is het klaar. Het allerbelangrijkste is dat je alles vertelt wat je weet. John Berends, lid dagelijks bestuur Veiligheidsberaad: De eenheid bij het Veiligheidsberaad is een goede maat om afspraken te maken. Guus Berkhout, hoogleraar TU Delft: Als iemand met een idee komt dat er heel logisch uitziet, is het niet innovatief. Als het allemaal goed klinkt, zit u verkeerd. John Bell, Philips: Wij hebben een aantal mensen die goed kunnen samenwerken en ook mensen die dat niet kunnen. Die halen we van die rol af. Zij moeten maar wat anders gaan doen. Jullie kennen ook vast wel mensen die het niet hebben. Haal die eruit.
“De GHOR mag wel wat minder braaf zijn” De GHOR heeft de wettelijke taak gemeenten gevraagd of ongevraagd te adviseren rond geneeskundige en gezondheidskundige aspecten in relatie tot evenementen. In gesprek met Ton van Dijk, waarnemend directeur Publieke Gezondheid Haaglanden, over de noodzaak om als GHOR structureel aanwezig te zijn in de voorbereiding en uitvoering bij evenementen. Enthousiast begint Van Dijk aan zijn betoog: “Wat je ziet is dat rond evenementen de gezondheidskundige aspecten niet altijd scherp op het netvlies staan. In Haaglanden hebben we de volgende oplossing bedacht. We proberen structureel te organiseren dat rond de advisering van een evenement de drie hulpdiensten gezamenlijk aan tafel zitten: politie, brandweer, en GHOR voor de geneeskundige zorg breed. In mijn optiek is geneeskundige zorg meer dan de GHOR alleen. Er is een heel zorgnetwerk dat een rol kan spelen als het gaat Ambulancepersoneel tijdens de NSS 2014.
om inventariseren en analyseren van risico’s en de daaraan te koppelen geneeskundige maatregelen. Als bij de voorbereidingen van een evenement blijkt dat alleen de politie is uitgenodigd, dan hebben we de afspraak dat zij regelt dat ook de rode en de witte kolom aanschuiven. In Haaglanden zijn wij als GHOR de entree voor de hulpverleningspartners en de gemeente naar het totale zorgsysteem. De GHOR zorgt voor de totale geneeskundige advisering. Van medische milieukundige aspecten tot ambulances.”
Zicht Van Dijk is helder in zijn keuze voor deze werkwijze. “Op deze manier hebben wij zicht op alle evenementen en alle noodzakelijke inzetten. Dit hebben we onder meer nodig om de zorgcontinuïteit rond evenementen te kunnen bewaken.” Als voorbeeld noemt hij de NSS 2014, de internationale top die afgelopen maart gehouden is. “De voorbereidingen voor deze nucleaire top ging vooral over fysieke veiligheid. Door zelf actief geneeskundige aspecten in te
Ton van Dijk: “In Haaglanden zijn wij als GHOR de entree voor de hulpverleningspartners en de gemeente.”
brengen heb ik duidelijk gemaakt dat de witte kolom ook een rol speelt. Door de vele beveiligingsmaatregelen waren zorgverleners, zoals huisartsen, verloskundigen, maar ook ziekenhuizen voor burgers moeilijker bereikbaar. Met zorgpartners zijn afspraken gemaakt hoe de bereikbaarheid en continuïteit zo goed mogelijk gerealiseerd konden worden. Zo zijn er meer ambulances in gezet om de normen ook onder deze omstandigheden te blijven behalen. De zorg voor de burgers mocht niet lijden onder de nucleaire top.”
Landelijke handreiking Van Dijk vindt het jammer dat de landelijke Handreiking Evenementenveiligheid uit 2011 niet bij iedereen bekend lijkt. Al in 2008 legde het rapport ‘Gezondheidsbescherming bij publieksevenementen onvoldoende gewaarborgd’ van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en Inspectie Gezondheidszorg, de nadruk op integrale advisering aan gemeenten,
door GHOR, politie en brandweer. Zes jaar later is dit nog altijd niet volledig gewaarborgd. “Je kunt een Handreiking Evenementenveiligheid wel op de agenda van het algemeen bestuur plaatsen, maar daarmee is nog niet gewaarborgd dat iedereen in de uitvoering deze werkwijze kent en toepast. Al is evenementenveiligheid een verantwoordelijkheid van de burgemeester, het moet vooral op het netvlies staan van de ambtelijke organisatie. De medewerkers moeten beargumenteerd kunnen melden waarom ze de geneeskundige diensten wel of niet aan tafel willen hebben en het is goed dat de bestuurder die moet besluiten hiervan op de hoogte is. Daarvoor mag de GHOR wel wat minder braaf zijn. We moeten meer laten zien waarom we niet mogen ontbreken. We dragen vanuit de GHOR een belangrijk element bij dat niet vanzelfsprekend is georganiseerd. Uiteindelijk is een goede voorbereiding en verantwoorde uitvoering op alle onderdelen in het belang van burgers.”
Eerste inzet bovenregionaal team crisiscommunicatie Zwemleraar Benno L. vergreep zich in de regio Den Bosch aan gehandicapte jonge kinderen die zwemles bij hem volgden. Na zijn gevangenisstraf moest hij elders wonen, omdat hij een gebiedsverbod heeft voor bijna heel Brabant. Als duidelijk wordt dat hij in een seniorenflat in Leiden woont, lopen de gemoederen rond zijn huisvesting hoog op. Bij deze atypische crisis werd ook het bovenregionale team crisiscommunicatie ingezet. Burgemeester Lenferink van Leiden over de inzet: “Van meet af en aan ben ik een voorstander van het bovenregionaal team crisiscommunicatie. Als bestuurder ben je eindverantwoordelijk voor de communicatie. Ook in geval van deze specifieke situatie is vooral communiceren richting de bevolking de belangrijkste maatregel om de ontstane onrust weg te nemen. Dan is het fijn te weten dat een bovenregionaal team je - indien nodig - kan ondersteunen bij de crisiscommunicatie.”
Atypisch Het is voor het bovenregionaal team crisiscommunicatie hun eerste inzet na de installatie begin dit jaar. Esther Peters, teamleider Bestuur en Communicatie Leiden, spreekt over toeval als het gaat over de inzet: “We hebben in deze periode met diverse partijen contact gehad, met name vanwege het atypische karakter van de situatie. Denk aan het Nationaal Crisiscentrum en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. In gesprek met het Nationaal Crisiscentrum kwam ook de bovenregionaal communicatiepool ter sprake.” Voor Peters was dit de eerste kennismaking met deze landelijke voorziening. “Het aanbod om meer kennis en ervaring in te vliegen is altijd prettig in een crisissituatie. We hebben gebruik gemaakt van een specialist Taak-
organisatie en omgevingsanalisten. Hoewel we als gemeente gezegend zijn met goede omgevingsanalisten, is tien dagen dag en nacht in touw zijn niet vol te houden. De omgevingsanalisten van het bovenregionale team zijn overigens niet de hele periode bij ons ter plaatse geweest. Dat was in het begin wel wat gek, maar werkte eigenlijk heel prettig. We hebben trouwens ook dankbaar gebruik gemaakt van onze regionale communicatiepool. Onze eigen mensen waren de hele tijd aan zet en werden op bepaalde momenten ondersteund door de regionale en de bovenregionale pool.” Het werken met mensen van buiten de gemeente scherpte de analyses volgens Peters. De strategische advisering vanuit het Nationaal Crisiscentrum en Nederlands Genootschap van Burgemeester bleken evenzeer een welkome aanvulling. “Het zijn vooral momenten geweest waarop we als gemeente behoefte hadden om te klankborden of we op de goede weg zaten. Soms was het een bevestiging, soms een advies.”
Vertrouwen Peters hoopt dat de regionale en bovenregionale communicatiepool elkaar blijven versterken in toekomstige situaties. Haar tip: “Als een gemeente te maken krijgt met een crisis op een specifiek terrein waarbij je weet dat collega’s elders ervaring hebben, schroom dan niet om ze te contacten. En wees gerust: ze nemen het echt niet over, maar zorgen voor extra kennis en expertise.” Burgemeester Lenferink sluit zich hierbij aan: “Het geeft mij vertrouwen dat wij als bestuurders gebruik kunnen maken van zo’n bovenregionaal team waarin stuk voor stuk capabele professionals zitten. Ik ben blij dat ook onze strate-
Burgemeester Henri Lenferink (M) van Leiden in gesprek met demon stranten die zich hebben verzameld bij de vermoedelijke woning van de voor seksueel misbruik veroordeelde zwemleraar Benno L.
gisch adviseur Hennie Castelein onderdeel is van dit team, zodat zij, waar mogelijk, collega-bestuurders kan ondersteunen. Maar het zou natuurlijk fijner zijn als de inzet niet nodig is.” De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 3
RemBrand: Kwaliteit brandweerzorg is méér dan opkomsttijden Jan Lonink, voorzitter Stuurgroep RemBrand:
In de maatschappelijke verantwoording voor de kwaliteit van de brandweerzorg draait het tot dusver vooral om opkomsttijden. De Raad van Brandweercommandanten (RBC) en het Veiligheidsberaad vinden deze focus te eenzijdig. Want de snelheid waarmee de brandweer ter plaatse is, zegt lang niet alles over de effectiviteit van de brandweerzorg. In opdracht van het Veiligheidsberaad laat de RBC de hele veiligheidsketen doorlichten, op zoek naar mogelijke alternatieven voor enkel opkomsttijden als graadmeter voor kwaliteit: Project RemBrand. “Ik wil beslist niet van de repressieve zorgnormen af”, beklemtoont Elie van Strien projectleider RemBrand en brandweercommandant van Amsterdam-Amstelland om verkeerde beeldvorming te vermijden. “Maar het idee om de effectiviteit van de brandweerzorg uitsluitend te meten in minuten opkomsttijd is volstrekt achterhaald. Aan een brandweeruitruk gaat een hele keten van factoren vooraf. Die factoren bepalen hoe een brand kan ontstaan, op welk moment de brand wordt gemeld en hoe groot de schade is in menselijk leed en materiële schade. Helaas heeft de wetgever het voorkómen en beperken
van brand via proactie en preventie een ondergeschikte plaats gegeven in de Wet veiligheidsregio’s en alleen beperkte prestatienormen verbonden aan onze repressieve taak.” Uit een Europese verkenning door de projectgroep blijkt dat Nederland een van de weinige landen is waar het meten van responstijden wordt gebruikt als instrument voor maatschappelijke verantwoording. Van Strien hoopt dat project RemBrand input levert voor een nieuwe focus op de effectiviteit van de brandweerzorg. Dat houdt in dat ook anderen hun verantwoordelijkheid voor brandveiligheid moeten nemen.
Elie van Strien: “Waardeer repressieve zorgnormen in relatie tot de hele veiligheidsketen.”
Schakels in de keten Project RemBrand wil de hele veiligheidsketen in beeld brengen en de schakels die invloed hebben op het ontstaan van brand en op het brandverloop, waarderen. Van Strien: “Zo willen we aantonen hoe groot de rol is van bouwkundige aspecten, van het brandgedrag van materialen, van preventieve maatregelen, van het risicobewustzijn van burgers, de mate van zelfredzaamheid en het meldingsproces. Door in al die schakels te investeren kunnen we veel meer veiligheidswinst boeken dan door nog snellere rijtijden te realiseren. Natuurlijk, in de repressieve brandweerzorg is een paraatheidsnorm nodig, maar dan wel in relatie tot al die andere factoren die meewegen in de effectiviteit van de brandweerzorg.” Het voorkómen van brand en het slimmer inzetten van repressieve capaciteit zijn de doelstellingen van het project. Bij het bereiken van dat eerste doel zijn vooral andere maatschappelijke partners aan zet. Architecten, de industrie, verzekeraars, woningcorporaties, maar ook burgers. “Zo maken we van brandveiligheid een brede maatschappelijke opdracht”, aldus Van Strien. Actualisering brandscenario’s RemBrand zit nu in de onderzoeksfase. Van Strien verwacht tegen het eind van dit jaar het eindrapport op te leveren. Daarin staat in welke schakels van de veiligheidsketen invloed kan worden uitgeoefend op het ontstaan en verloop van brand en wie de verantwoordelijken zijn die iets aan die factoren kunnen veranderen. Ook gaat de projectgroep brandproeven uitvoeren om verschillende maatgevende brandscenario’s vast te stellen. “Met hedendaagse woningtypen, hedendaagse bouwmaterialen en inrichting”, verduidelijkt Van Strien. “Want de huidige uitgangspunten voor brandgedrag zijn gebaseerd op verouderde feiten over woning inrichting.” Van Strien benadrukt dat het eindrapport van project RemBrand geen pasklaar antwoord geeft op alle vragen rond het verbeteren van de effectiviteit van de brandweerzorg. “Een volgende stap is dat we moeten bepalen welk
“Preventie moet meewegen in risicoprofiel” “De voorzitters van de veiligheidsregio’s en de brandweercommandanten zitten op één lijn wat betreft de zorgnormendiscussie en de kwaliteit van de brandweerzorg. Het is al langer de overtuiging van bestuurders dat we veel meer naar de voorkant van de veiligheidsketen dienen te kijken en dat kortere opkomsttijden niet de oplossing zijn voor meer veiligheid. De ontdekkingstijd van brand moet korter en de zelfredzaamheid van burgers moet worden bevorderd. We moeten onderzoeken welke mogelijkheden de bouwregelgeving biedt en of we bijvoorbeeld ook voor bestaande woningen rookmelders wettelijk verplicht kunnen stellen. Dit zal stevige bestuurlijke en politieke besluitvorming vragen. Verder moeten we voor nieuwbouw niet pas in het bouwvergunningstadium nadenken over brandveiligheid en brandweerzorg, maar al in de bestemmingsplanfase, als besluiten worden genomen over de locatie van bedrijven en instellingen. In een bestuurlijk vastgesteld regionaal brand risicoprofiel moeten we ook vaststellen welke rol burgers en bedrijven hebben in de brandveiligheid en hoe we ze daarop kunnen aanspreken.”
type responsorganisatie en welke prestatienormen bij de maatgevende brandscenario’s passen”, vervolgt van Strien. “Maar dat valt niet binnen de scope van dit project. We doen wel voorstellen voor vervolgprojecten, zoals het ontwerpen van een slimmer en meer dynamisch systeem van repressieve brandweerdekking.”
Buitengewoon Opsporingsambtenaren Openbare Ruimte in nieuw uniform Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA’s) spelen een grote rol in de wetshandhaving. Om de herkenbaarheid van de BOA ‘openbare ruimte’ in de gemeenten te bevorderen, is onder de vlag van de VNG een nieuw modeluniform ontwikkeld. Het model is in maart aan de gemeenten gepresenteerd. Den Haag en Eindhoven hebben als eerste gemeenten aangegeven de nieuwe uniformen voor hun BOA’s te zullen aanschaffen. Nederland telt circa 3500 BOA’s Openbare Ruimte die onder verantwoordelijkheid van gemeenten opereren. Afhankelijk van de gemeentelijke taakinvulling beschikken de BOA’s over opsporingsbevoegdheden en ook over (beperkte) geweldsmiddelen, mits zij hiervoor toestemming hebben gekregen
Buitengewoon opsporingsambtenaren sporen bepaalde strafbare feiten op en vullen zo de politie aan bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid. De bevoegdheden zijn beperkt tot één bepaald werkterrein. Denk bijvoorbeeld aan jachtopziener, milieuinspecteur, sociaal rechercheur of parkeerwachter. Bron:www.politie.nl
4 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
van de Minister van VenJ en voldoen aan de bekwaamheidseisen. BOA’s mogen onder andere personen aanhouden en boetes uitdelen.
Signalen In 2012 stelde de VNG een visie op na signalen uit het veld waaruit bleek dat er behoefte is aan een eenduidiger en meer gezaghebbende uitstraling. Een modeluniform werd ontwikkeld door een werkgroep met vertegenwoordigers van de VNG, gemeenten en de beroepsorganisatie BEBOA. De wens voor een stoere uitstraling en praktische eisen betreffende draagcomfort bepaalden de keuzes van de werkgroep. Het modeluniform in de kleuren licht- en donkerblauw moet BOA’s voor de burger beter herkenbaar maken als gezagsdrager met handhavende bevoegdheden, maar moet tegelijk ook dienstbaarheid uitstralen. Het nieuwe model kent een operationele en een representatieve variant. Gemeenten zijn autonoom in hun keuze of zij het nieuwe tenue aanschaffen en op welke termijn. Meerdere gemeenten hebben al aangegeven het nieuwe uniform te willen invoeren. Het nieuwe uniform voor de BOA Openbare ruimte moet gezag en dienstbaarheid uitstralen.
Regio Uitgelicht
Midden- en West-Brabant wil ‘veiligheidscommunities’
Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen? Wat wil de regio delen met andere regio’s? Deze keer in de rubriek Uitgelicht Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.
De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant wil de kracht van de samenleving beter benutten in de veiligheidszorg. Slimme partnerschappen met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen moeten leiden tot ‘veiligheidscommunities’ die de veerkracht van de samenleving vergroten. Succesvolle publiek-private samenwerking op het industrieterrein van Moerdijk laat zien dat het credo ‘samen sterk’ in Midden- en West-Brabant geen papieren leus is, maar bewezen praktijk. Voorzitter Peter Noordanus van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant typeert zijn regio als een gebied met een sterk gedifferentieerd risicoprofiel. “Met de vierde zeehaven van Nederland in Moerdijk en regionaal vijftig BRZO-bedrijven is het de op één na meest risicovolle regio qua externe veiligheid. Maar onze regio heeft ook te maken met transportrisico’s, waterrisico’s, natuurbrandgevaar en risicovraagstukken rond grote evenementen, onder andere De Efteling en de landelijk bekende Tilburgse kermis. We zijn een echte grensregio, met alle bijbehorende dynamiek op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking. Met zo’n regioprofiel dienen we slimme coalities te vormen met andere veiligheidspartners. Ook moeten we bedrijven en burgers aanspreken op het nemen van eigen verantwoordelijkheid voor een veilige samenleving.”
Veiligheidsbewuste industrie Zo’n slimme coalitie is inmiddels zichtbaar op het haven- en industrieterrein Moerdijk. Na de lessen van de verwoestende brand bij ChemiePack hebben bedrijfsleven en overheid elkaar gevonden in een publiek-privaat partnerschap voor veiligheid (PPS). In 2013 is een industriële brandweerorganisatie met robuust materieel en een eigen kazerne gerealiseerd door een gezamenlijke inspanning van de gemeente Moerdijk, de veiligheidsregio en het bedrijfsleven. Ook is er een collectief alerteringsnetwerk op sms-basis gevormd. Daarmee kunnen de tienduizend mensen die dagelijks op het industrieterrein werken via de eigen bedrijfshulpverleningsorganisaties snel worden geïnformeerd bij gevaar.
risicobewustzijn. Dat werpt zijn vruchten af.” Regionaal brandweercommandant Diemer Kransen beaamt het succes. Hij ziet veel veiligheidswinst door het brandweerteam dat sinds vorig najaar over het Moerdijkse industrieterrein waakt. “Het zijn echte industriële veiligheidsspecialisten, die dagelijks op pad zijn in het werkgebied voor bedrijfsbezoeken. Ze houden toezicht en geven adviezen.” Directeur Middelen Marlies Wolberink vult aan dat de veiligheidsregio samen met de bedrijven oefeningen realiseert. Dat vergroot de bekendheid van hulpverleners met de bedrijven en hun specifieke risico’s.
Twee sporen Nico van Mourik, directeur Veiligheidsregio ziet versterking van de industriële veiligheid via twee sporen. Enerzijds door als overheid verbinding te zoeken met de bedrijven als partners in veiligheid. Aan de andere kant door intensivering van toezicht en inspecties. “In tegenstelling tot vóór de brand bij ChemiePack houden we nu bijvoorbeeld ook onaangekondigde BRZO-inspecties. Een instrument met preventieve werking, dat de veiligheidscultuur bij bedrijven ook stimuleert”, aldus Van Mourik. De samenwerking in Moerdijk heeft niet alleen een brandweercomponent. De brandweerkazerne huisvest ook het Port Health Centre, een combinatie van bedrijfsgezondheidsdienst en huisartsenpost voor de 10.000 medewerkers van bedrijven. Een bijzondere medische voorziening die preventieve gezondheidszorg levert, maar ook een rol kan spelen in de acute fase en de nafase van calamiteiten.
Industrieterrein Moerdijk is een geslaagde praktijkcasus van publiek-private samenwerking.
bedrijfsvoering beter kunnen samenwerken en taken gemeenschappelijk kunnen uitvoeren. Zoals aanschaf en beheer van materieel, maar wellicht ook het delen en uitwisselen van operationele specialisten.” Samenwerking heeft in Midden- en WestBrabant ook een flinke internationale component. Negen van de 26 gemeenten grenzen aan Vlaamse grensgemeenten. Dat leidt tot bilaterale hulpverleningsovereenkomsten op gemeentelijk niveau. Een bijzondere grenssamenwerking is gevonden in de kleinste gemeente van de regio, Baarle-Nassau. Het 6000 inwoners tellende stadje vormt samen met de Vlaamse enclave Baarle-Hertog een dubbelgemeente. Voorheen stonden er op maar een paar honderd meter afstand van elkaar een Belgische en een Nederlandse brandweerkazerne, maar sinds 2010 vormen de Vlaamse en Nederlandse brandweerlieden gezamenlijk één internationaal brandweerkorps met één kazerne. Uniek in Nederland en Europa. De veiligheidsregio is ook in contact met ‘veiligheidszone Taxandria’, het Vlaamse equivalent van de veiligheidsregio, met Antwerpen als bestuurlijke en ambtelijke spil. Van Mourik: “Wij kunnen in ons werkgebied de effecten ondervinden van risicobronnen in België, zoals de Antwerpse haven of de kerncentrale in Doel. Het is wel prettig als bij een ramp met grensoverschrijdende effecten de burgers in Vlaanderen en Nederland dezelfde informatie krijgen en hetzelfde handelingsperspectief wordt geboden. Daar werken we gezamenlijk aan. De meldkamers in Tilburg en Antwerpen hebben korte lijnen met elkaar, maar in de bestuurlijke en ambtelijke structuren van crisismanagement en crisiscommunicatie zijn nog wel verschillen die moeten worden overbrugd.”
De Veiligheidsdirectie Midden- en West-Brabant. Van links naar rechts: Annemieke van der Zijden, directeur Publieke Gezondheid, Nico van Mourik, algemeen directeur Veiligheidsregio MWB, Ineke Depmann, coördinerend gemeentesecretaris, Dick Schouten, lid van de eenheidsleiding Politie Zeeland Midden- en West-Brabant, Diemer Kransen, regionaal commandant brandweer, Hugo Hillenaar, hoofdofficier van Justitie, Marlies Wolberink, directeur Middelen.
“Zonder financiële bijdrage van het bedrijfsleven was de industriële brandweerorganisatie waarschijnlijk niet van de grond gekomen”, schetst Noordanus het belang van de PPSconstructie in Moerdijk. “Maar de samenwerking gaat verder dan het regelen van paraatheid en slagkracht voor incidentenbestrijding. Gemeenten en bedrijfsleven slaan ook de handen ineen voor preventie en risicobeheersing. Als bestuur spreken we bedrijven aan op hun eigen verantwoordelijkheid en samen werken we aan het vestigen van een solide veiligheidscultuur en aan verbetering van het
Grenzenloze samenwerking ‘Grenzenloze samenwerking’ is het streven van bestuur en management van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Dat is nodig als gevolg van de geografische ligging van de regio, stelt Van Mourik. “Het water verbindt ons met de buurregio’s Zuid-Holland Zuid, RotterdamRijnmond en Zeeland. We hebben veel regiokenmerken gemeenschappelijk met onze buren en hetzelfde geldt voor het risicoprofiel. Daarom kunnen we in veiligheid alleen succesvol zijn als we duurzaam samenwerken met veel partijen. We onderzoeken hoe we operationeel en qua
Grensoverschrijdende samenwerking is er ook op het gebied van politie en justitie. Dick schouten, hoofd Operatiën van de politieeenheid Zeeland-West-Brabant: “De blauwe samenwerking in de praktijk gaat ver. Zo voeren we gezamenlijke surveillances uit in het grensgebied en zijn er ook een ‘joint investigation team’ en een ‘joint hit team’. Die teams spelen met name een rol bij de effectieve aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. Denk aan drugstransporten, voertuigcriminaliteit en internationaal opererende inbraakbendes.”
Zelfredzame samenleving Een ander samenwerkingsthema met hoge maatschappelijke relevantie is zelfredzaamheid. En dan vooral gericht op kwetsbare groepen, zoals ouderen en mensen met beperkingen die zelfstandig wonen. Een groeiend
vraagstuk, signaleren directeur Publieke Gezondheid Annemieke van der Zijden en coördinerend gemeentesecretaris Bevolkingszorg Ineke Depmann. Want het maatschappelijk tij kentert. Verzorgingstehuizen worden gesloten en dus blijven ouderen en chronisch zieken langer zelfstandig wonen. De veiligheidsregio en de gemeenten gaan in kaart brengen welke gevolgen dit heeft voor de veiligheid. Welk handelingsperspectief is er voor deze groeiende groep mensen met beperkingen als zij getroffen worden door brand of een ander crisistype dat hun veiligheid of gezondheid bedreigt? En hoe kan door middel van preventie
Regiovoorzitter Peter Noordanus: “We moeten slimme coalities sluiten met andere veiligheids partners.”
in hun woonomgeving hun veiligheidsniveau worden verbeterd? Wolberink: “Maatschappelijke ontwikkelingen plaatsen ons voor nieuwe uitdagingen. Daarin moeten we als veiligheidsregio meegroeien. We bundelen onze krachten met gemeenten, zorginstanties, woningcorporaties en het bedrijfsleven om deze vraagstukken op te pakken. Van Mourik besluit: “Wij willen veiligheidscommunities bouwen, met de veiligheidsregio als regisseur. Door de kracht van de samenleving te benutten, vergroten we de veerkracht van de samenleving.”
Explosie Shell Moerdijk Opnieuw schrik in Moerdijk op de avond van 3 juni. Een zware explosie bij Shell, gevolgd door een felle brand. Met gezamenlijke krachtsinspanningen van de bedrijfsbrandweer en de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant werd de brand geblust. De lessen van ChemiePack bleken geleerd, ook de crisiscommunicatie verliep naar wens. De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 5
‘Nieuw blauw’ op straat De politie wordt in een nieuw jasje gestoken. Deze maand startte de levering van nieuwe uniformen en in de komende maanden worden 32.500 executieve politieagenten van een nieuw tenue worden voorzien. Een forse logistieke operatie. De Eenheid Limburg had op 6 juni de primeur. Decennialang zag het politie-uniform er hetzelfde uit: strak en zakelijk donkerblauw met wit overhemd en een stropdas. De nieuwe outfit is nog steeds blauw van kleur, maar heeft een moderne uitstraling. Kenmerkend verschil met het oude uniform zijn de opvallende gele strepen en een cap die de ‘platte pet’ vervangt. Vooralsnog is het nieuwe uniform alleen bedoeld voor politiemedewerkers die primair actief zijn in de executieve politiezorg op straat. Daaronder vallen ook vrijwilligers en politiestudenten. Leidinggevenden en medewerkers van ondersteunende diensten blijven het oude uniform dragen. Ook de executieve medewerkers in de basispolitiezorg houden het oude uniform als representatief ‘net pak’ bij bijzondere gebeurtenissen. Omdat het enkele maanden duurt voordat de nieuwe uniformen bij alle eenheden zijn ingevoerd, is er een periode waarin burgers en veiligheidspartners van de politie verschillende uniformen in het straatbeeld zullen zien. Dit is onvermijdelijk. De invoering van de nieuwe outfit gaat vergezeld met een intensieve communicatiecampagne om burgers en samenwerkingspartners van de politie over het nieuwe tenue te informeren. Ook politieorganisaties in België en Nederland worden geïnformeerd, met het oog op onderlinge samenwerking in de grensstreken. Het nieuwe tenue heeft een moderne uitstraling.
Uit Den Haag Onderzoek naar drones Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum WODC van het ministerie van VenJ gaat onderzoek doen naar onbemande vliegtuigen oftewel drones. Doel hiervan is inzicht te verkrijgen in de implicaties van het gebruik van drones voor wetgeving en beleid. De nadruk van het onderzoek ligt op het gebruik van drones door de overheid voor civiele doeleinden en het gebruik in de particuliere sector. Het WODC zal eerst in kaart brengen wat voor soort drones er bestaan en wat er technisch mogelijk is. Drones zijn vaak uitgerust met camera’s maar er bestaat ook heel ander instrumentarium, zoals geursensoren, audiosensoren of blusmateriaal. Het onderzoek zal uiterlijk in november worden afgerond, kondigde minister Opstelten op 15 april aan in een brief aan de Kamer.
Samenwerken over grenzen Minister Opstelten van VenJ en minister Jäger van Binnenlandse Zaken van Noordrijn-Westfalen hebben op 30 april afspraken gemaakt over vergaande samenwerking bij de bestrijding van rampen. De overeenkomst gaat onder andere over gezamenlijke crisiscommunicatie en rampenpreventie. Minister Opstelten is er blij mee: “Grensoverschrijdende samenwerking gaat altijd over delen. We delen onze kennis, ervaring en materieel om onze burgers meer bescherming te geven.” Minister Jäger: “Het mag geen rol spelen uit welk land de hulp komt. Belangrijk is dat deze snel en zonder bureaucratische vertraging kan worden verleend.” De Nederlandse veiligheidsregio’s en Duitse Kreise stellen elkaar op de hoogte van gevaren, rampen of andere grote gebeurtenissen die mogelijk effecten hebben op het gebied van de ander. Daarnaast zullen er grensoverschrijdende rampenplannen worden uitgewerkt. Om te zorgen dat deze plannen ook in de praktijk werkbaar zijn, worden er gezamenlijke Duits-Nederlandse oefeningen georganiseerd. Ook wordt de kennis over de bestrijding van natuurbranden geïntensiveerd.
6 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
In deze nieuwe rubriek korte nieuwsitems over onderwerpen uit het veiligheidsdomein die aan de orde zijn gesteld in de Tweede en/ of Eerste Kamer of de vaste Kamercommissies.
Beleidsaanpassing voor bedrijfshulpverlening Er komt geen gezamenlijke Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) voor bedrijfs- en basishulpverlening in noodsituaties. Daartoe heeft minister Asscher van SZW in samenspraak met zijn collega’s van VenJ en Wonen en Rijksdienst besloten. Zijn besluit betekent een beleidsaanpassing voor bedrijfshulpverlening, afgekort BHV. Dat onderwerp is politiek in de belangstelling gekomen door de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost in oktober 2005. Afgelopen jaren is gewerkt aan het op orde krijgen van de brandveiligheid en de BHV, onder meer voor justitiële inrichtingen. Naar aanleiding van de brand in het cellencomplex is ook aandacht gevraagd voor de interne hulpverlening aan nietwerknemers. Daarbij gaat het om het bieden van eerste hulp, het bestrijden van brand en het evacueren van aanwezige personen in noodsituaties voordat professionele hulpdiensten ter plaatse zijn. Het kabinet deelt de opvatting dat het zaak is om organisaties de ruimte te geven zelf te bepalen hoe zij hulpverlening aan aanwezige personen inrichten. “De overheid noch de samenleving kan alle risico’s volledig uitsluiten. Deze boodschap wordt in toenemende mate door de overheid uitgedragen en door de samenleving geaccepteerd. Ook in dit licht bezien past de invoering van een gezamenlijke AmvB niet meer”, aldus minister Asscher in een brief aan de Kamer. In plaats van een nieuwe uniforme regeling op te stellen, zal nu de bestaande regelgeving waar nodig worden aangepast.
Distributie van jodiumpillen Minister Schippers van VWS wil in overleg met de ministers van EZ en VenJ en de betrokken regionale partners een voorstel uitwerken voor een effectieve en efficiënte distributie van jodiumtabletten. Dat antwoordde zij op 3 april naar aanleiding van Kamervragen over het beperken van effecten van een onverhoopte kernramp. De minister overweegt om in een aantal zones
in Nederland huis aan huis jodiumtabletten te distribueren. Uit de ervaringen met de enorme nucleaire ongelukken in Fukushima en eerder Tsjernobyl bleek dat bij centrale opslag de pillen te lang onderweg zijn. Het ministerie van VWS heeft een voorraad van iets meer dan vijf miljoen jodiumtabletten, die is opgeslagen bij het IFV. Daarnaast heeft VWS tabletten beschikbaar gesteld aan enkele regio’s. Vertegenwoordigers van veiligheidsregio’s hebben eerder twijfels geuit over de mogelijkheden om na de melding van een incident op een goede manier voor de distributie te zorgen. De minister wil met de regio’s de haalbaarheid en de voor- en nadelen van verschillende strategieën onderzoeken.
Eindmeting civiel-militaire samenwerking Defensie ontwikkelde zich afgelopen jaren van vangnet tot een structurele veiligheidspartner naast de politie, brandweer, gemeenten en GHOR. Mede door de toenemende internationale inzet van Defensie zijn in 2007 ook nadere afspraken gemaakt voor militaire bijstand en steunverlening in Nederland. Dat gebeurde in het kader van het doorlopende project Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS). Uit de eindmeting hiervan blijkt dat dit goed is gelukt. De afgelopen jaren is grote vooruitgang geboekt. Wel is de conclusie dat ICMS zich vooral richt op grootschalige rampen en crises op basis van de Wet veiligheidsregio’s. Terwijl de bijstandsaanvragen een duidelijke trend laten zien richting ondersteuning door Defensie op basis van de Politiewet. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat de positionering van Defensie nog niet in alle veiligheidsregio’s optimaal is. Om dit te bereiken zal minister Opstelten in overleg met het Veiligheidsberaad bevorderen dat Defensie in elke veiligheidsregio structureel bij de organisatie van crisisbeheersing en rampenbestrijding wordt betrokken. Minister Hennis van Defensie zal zich inspannen om de positie van de Officieren Veiligheidsregio verder te verbeteren. De eindmeting werd op 14 april aangeboden aan de Eerste Kamer. Zie voor meer informatie: www.rijksoverheid.nl
“Alleen adviseren bij eredivisierisico’s” Rob Frek, portefeuillehouder risicobeheersing van de Raad van Brandweercommandanten en directeur Veiligheid van Veiligheidsregio Utrecht, schetste een jaar geleden in deze krant de bezwaren bij de toetsversie van de Omgevingswet. De wet moet het vereenvoudigen en bundelen van regels voor ruimtelijke projecten mogelijk maken. Het Veiligheidsberaad verzocht recent per brief de minister om de adviesrol van de veiligheidsregio’s bij risicovolle situaties wettelijk te borgen. Dit vervolgartikel behandelt de laatste stand van zaken. Frek vat kort samen waarom het zeer onverstandig is om de advisering en het optreden los te koppelen: “Ten eerste om veiligheids risico’s te voorkomen die niet zijn te compenseren in de repressiefase. En ten tweede om de veiligheid van ons eigen personeel te borgen. Zij moeten immers de repressie ook veilig kunnen uitvoeren op het moment dat het is misgegaan.”
Kapstokartikel Over de wijze waarop de wettelijke borging vormt dient te krijgen is de portefeuillehouder duidelijk: “We willen voorkomen dat bepaalde activiteiten uit de veiligheidsketen worden gehaald en daarmee verdwijnen bij brandweer en uit de veiligheidsregio’s. We opteren voor een kort en bondig ‘kapstokartikel’.” Frek wijst op de Wet veiligheidsregio’s waarin voorkomen en beperken van brand als onderdeel van de brandweerzorg wordt toegekend aan de door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer.
“Het bestuur van de veiligheidsregio heeft de taken en bevoegdheden om risico’s van branden, rampen en crises te laten inventariseren en daarover te adviseren. In het kader van brandweerzorg heeft het bestuur van de veiligheidsregio de wettelijke taak andere overheden te adviseren op het gebied van onder meer brandpreventie en -bestrijding.”
twintig procent van alle bouwinitiatieven. Voor het spelen van een toezichthoudende rol bij de overige tachtig procent blijft natuurlijk het veiligheidsbewustzijn en de gedragscomponent van belang. Het is onze taak om het gedrag van de gebruikers van een object, vaak een gebouw, te beïnvloeden om preventiemaatregelen te nemen.”
Frek benadrukt dat het niet alleen gaat over brandweerzorg, maar ook over de fysieke veiligheid in zijn totaliteit. “Het kapstokartikel gaat over die situaties waarbij het nodig is om het bevoegd gezag te adviseren zodat zij afgewogen een omgevingsvergunning kunnen verlenen. Het moet ook gaan over het in staat stellen van het bestuur om in de totale belangenafweging naast economische en sociale belangen ook de veiligheidsbelangen te kunnen wegen bij ‘risico’s die er toe doen’. Het is daarbij dus niet zo dat de brandweer altijd bij elke vergunning of elk ruimtelijk plan dient te worden geraadpleegd.” Frek maakt hierbij onderscheid tussen omgevingsveiligheid in de omgevingswet en gebouwveiligheid. “Voor wat betreft het laatste zijn wij in het kader van verbetering van de kwaliteitsborging in de bouw in gesprek met het ministerie van BZK over afbakening.”
In het kader van omgevingsveiligheid is de oplossing volgens Frek niet ingewikkeld: “We moeten het niet groter maken dan het is. In een kapstokartikel kan worden bepaald dat het bestuur van een veiligheidsregio advies kan uitbrengen aan het bevoegd gezag over de omgevingsvergunning in die gevallen waarin een bijzonder gevaar kan ontstaan voor de veiligheid. Dit is voor een aantal regelingen al specifiek benoemd, maar er zijn meer situaties denkbaar waarin het belangrijk is dat het bestuur advies uitbrengt. De uitwerking vindt plaats in onderliggende regelingen. Denk aan ruimtelijke ontwikkelingen zoals meervoudig ruimtegebruik in geval van een spoorlijn, station of winkelgebied. Voor onder meer bedrijven die externe veiligheidsrisico’s met zich meebrengen en buisleidingen zijn dergelijke Algemene maatregelen van Bestuur er al. Ons gaat het om situaties waar het nog onvoldoende is geregeld.”
Omgevingsveiligheid De portefeuillehouder Risicobeheersing duidt op het hogere risicosegment waarbij de advisering tevens benut kan worden voor de inzet en veiligheid van het hulpverlenend personeel. “Hier willen we betrokkenheid bij de eredivisierisico’s, dat betekent ongeveer
Omgevingsdiensten Een andere speler in de advisering zijn de regionale omgevingsdiensten. Sommige omgevingsdiensten zijn belast met uitvoeringstaken op het terrein van bouwtoezicht, naast de milieutaken die zij uitvoeren. Hoe de
Rob Frek: “Het gaat ons om die situaties waar het nog onvoldoende geregeld is.”
advisering verloopt, maakt Frek niet uit. “Of wij nu rechtstreeks adviseren aan het bevoegd gezag of aan de regionale omgevingsdienst ten behoeve van het bevoegd gezag, maakt niet uit. Wij adviseren uiteindelijk altijd het bevoegd gezag. In het belang van de fysieke veiligheid zou het mooi zijn als we nader tot elkaar groeien.” Frek benadrukt dat hij zeer te spreken is over de inzet van het ministerie van VenJ op deze dossiers. “We zitten inhoudelijk op dezelfde golflengte voor wat betreft de noodzaak tot wettelijke borging van de adviesrol. De collega’s van het ministerie helpen mee door interdepartementaal de juiste paden te bewandelen. Een prettige samenwerking.”
IFV borgt kwaliteit vakbekwaamheid bevolkingszorg Het IFV, het Veiligheidsberaad en de opleidingsinstituten werken samen aan een kwaliteitsborging van de opleidingen voor bevolkingszorg. Dat is noodzakelijk omdat er een groeiende vraag is naar opleiding en certificering van functionarissen in de gemeentelijke kolom. Tegelijk is niet altijd duidelijk volgens welk kwaliteitskader opleidingsbureaus cursussen aanbieden.
De veiligheidsregio’s hebben de afgelopen jaren via het project GROOTER gewerkt aan het opbouwen van een vakbekwaamheidsstelsel voor functionarissen bevolkingszorg. Het project heeft geresulteerd in standaard opleidingsprofielen en examens voor twee functies in de bevolkingszorg: Officier van Dienst en Algemeen Commandant. Om de kwaliteitsborging van opleidingen en examens Bevolkingszorg goed te
verankeren in het veiligheidsdomein, is die taak sinds november vorig jaar belegd bij het IFV.
Grote vlucht “We zijn verrast door de enorme vlucht die de opleidingen voor functionarissen bevolkingszorg hebben genomen”, zegt Maarten Dewachter, portefeuillehouder bevolkingszorg van het Landelijk Overleg van Coördinerend Gemeentesecretarissen. “Wij merken dat het veld alweer enkele stappen verder is dan het veiligheidsdomein. Opleidingsbureaus in de private sector bieden ook opleidingen aan voor andere crisisbeheersingsfuncties in de gemeentelijke kolom. Zij zeggen daarbij te werken volgens de kwaliteitskaders van GROOTER, maar de status van die kaders is niet altijd helder. Gemeenten en veiligheidsregio’s werken steeds meer samen in de bemensing van crisisstaven en verlenen elkaar onderling bijstand. Dan is het prettig om te weten over welke bagage qua vakbekwaamheid functionarissen beschikken en hoe hun kennis en vaardigheden zijn getoetst.” Volgens Dewachter is het niet de bedoeling om het werk van de markt over te doen. Als opleidingsinstituten goede producten hebben ontwikkeld, kunnen zij die aan het IFV aanbieden voor een kwaliteitstoets, waarna de producten de status van ‘landelijke norm’ kunnen krijgen. Een landelijk erkende opleiding is herkenbaar aan het IFV-logo. Dat schept duidelijkheid voor Er is in het veld grote vraag naar opleidingen voor bevolkingszorg.
gemeenten, veiligheidsregio’s en markt. “Voordeel van deze publiek-private constructie is dat we veel sneller een kwaliteitsborgingssysteem voor een groter aantal functies kunnen opzetten dan wanneer het IFV en het veiligheidsberaad dat allemaal zelf zouden moeten doen”, aldus Dewachter
Kwaliteitsstempel Het IFV gaat bureaus die opleidingen voor bevolkingszorg aanbieden toetsen volgens een serie kwaliteitscriteria voor de opleidingsbranche. Door heldere normen voor opleiding en examinering te stellen weten vragers en aanbieders van opleidingsproducten waar zij aan toe zijn. Miranda Luttik, hoofd ad interim van het bureau Toezicht, Examinering en Certificering van het IFV: “Opleidingen die aan een gezamenlijk vastgesteld normenkader voldoen, krijgen een kwaliteitsstempel van het IFV. De bureaus kunnen kandidaten dan bij ons aanmelden voor examinering, waarna examinatoren van het IFV dat examen afnemen. Slaagt een kandidaat dan ontvangt deze een IFV-diploma. IFV-examinatoren worden opgeleid en getoetst volgens een geborgd vakbekwaamheidsstelsel. Gemeenten en regio’s hebben via dit kwaliteitsborgingssysteem beter zicht op de kwaliteit van de examens, maar houden vrijheid om zelf aanbieders voor opleidingen te kiezen.” In mei is onder verantwoordelijkheid van het Veiligheidsberaad een stuurgroep geformeerd die invulling gaat geven aan het kwaliteitsborgingsstelsel. De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 7
Op weg naar één landelijke meldkamerorganisatie
Landelijke meldkamerorganisatie in ontwerpfase “Elke dag worden we steviger. Inhoudelijk, in feitenkennis, samenwerking en faciliteiten.” Jill Wilkinson is aangesteld als kwartiermaker en beoogd directeur van de landelijke meldkamerorganisatie. Een kennismaking aan het begin van de ontwerpfase: “Ik wil drie stappen vooruitdenken. Tien gaat niet.” Haar kernteam is aangesteld en belast met de bouw van de landelijke meldkamerorganisatie (LMO), en met het beheer en going concern van de huidige meldkamers, want tijdens de verbouwing blijft de winkel open. Veel partijen hebben de handen ineen geslagen om verbeteringen in het meldkamer domein door te voeren. Er komt één meldkamerorganisatie met tien meldkamers die werken volgens een gestandaardiseerde werkwijze; zoveel mogelijk geprotocolleerd en multidisciplinair. Belangrijkste doel: de burger in nood beter kunnen helpen. Kwartiermaker Jill Wilkinson: “Ik ben bezig het eindplaatje te ontwerpen; een concrete vertaling van de contouren die in het Transitieakkoord staan. Hoe gaan we samenwerken, wat wordt de werkwijze, hoe ziet de huisvesting eruit? En welke ondersteunende faciliteiten zijn nodig?” Ze gelooft er heilig in dat de LMO zorgt voor verbeteringen voor de burger in nood en voor de hulpverleners: “Als je kijkt naar de huidige fragmentatie in het veld liggen er voor de meldkamers technisch en organisatorisch mooie kansen. Die kun je pakken als je samen optrekt met een eenduidig sturingsmechanisme. Er is straks één aanspreekpunt in plaats van 25. We hoeven maar één keer het wiel uit te vinden over hoe we in de toekomst bijvoorbeeld omgaan met nieuwe communicatiemiddelen.” Jill Wilkinson: “Mooie kansen, door samen op te trekken met een eenduidig sturingsmechanisme.”
De gemeenschappelijke meldkamer van regio Amsterdam-Amstelland die op 21 mei 2013 in gebruik werd genomen door politie, brand weer en ambulancedienst.
Dat eenduidige sturingsmechanisme heeft Wilkinson overigens nog niet in de kast liggen. Ze roept de partijen op mee te denken en coöperatief mee te werken aan de puzzel die voorligt. Ze hecht aan verbinding op alle niveaus. Daarvoor is ze onder meer langs alle meldkamers geweest om informatie op te halen van de medewerkers: “Ik wil weten wat er leeft, waar de mensen trots op zijn en hoe ik hen straks kan helpen hun werk beter te doen.” Het doel van dit alles? Wilkinson tikt even op het Transitieakkoord dat de basis vormt voor haar opdracht en noemt twee belangrijke dingen: “Help de burger op eenduidige wijze zoveel mogelijk in het eerste contact. En organiseer dat gezamenlijk, daarbij gebruikmakend van standaard werkprocessen en protocollen en nieuwe technologieën.
Aan het begin Ten tijde van het gesprek benadrukt ze dat haar team aan het begin van de ontwerpfase staat. “Ik heb zelf op dit moment ook nog veel vragen”, zegt ze er eerlijk bij. “We zitten in een beweging van 25 apart georganiseerde meldkamers naar één geheel. Met alle kolommen creëren we momenteel een duidelijk eindbeeld dat antwoord geeft op veel van de vragen en we stippelen een pad uit om daar te komen. Het is een veelomvattende transitie. We moeten de meldkamers ontvlechten uit de huidige organisaties, regionaal samenvoegen en ook onderbrengen bij de Natio-
Alles over de voorgeschiedenis van de meldkamerorganisatie in de speciale uitgave van De Veiligheidsregio van oktober 2013. Deze is als pdf te downloaden via de site van het Veiligheidsberaad. De meldkamerspecial is destijds verschenen ter gelegenheid van de ondertekening van het Transitieakkoord.
8 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
De huidige 25 meldkamers, waarvan 22 regionale, gaan door samenvoegingen en schaalvergroting terug naar tien. Het eindbeeld is één LMO met maximaal tien meldkamerlocaties die werken volgens een landelijk gestandaardiseerde werkwijze: zoveel mogelijk geprotocolleerd en multidisciplinair. Daardoor wordt een substantieel deel van de noodhulpvragen in het eerste contact afgehandeld.
nale Politie. Met één kernvoorwaarde: het mag niet misgaan. We hebben het hier wel over een 24/7 bedrijf waarin het om leven of dood gaat”, aldus Wilkinson. Ze is begin januari met een blanco vel papier begonnen de kwartiermakersorganisatie neer te zetten en de stappen die invulling geven aan het Transitieakkoord uit te stippelen. “Ik heb een team gecreëerd met kwartiermakers vanuit de kolommen en inhoudelijk deskundigen, heb gesproken met stakeholders en alle meldkamers bezocht.” Parallel aan het creëren van het eindbeeld voert de kwartiermaker nu een nulmeting uit in de huidige meldkamers: “Ik moet weten wat er is aan mensen, infrastructuur en contracten en wat overkomt naar de LMO. Op basis daarvan kan ik de financiële overdracht voorbereiden én de veranderopgave vaststellen.” Verder is Wilkinson samen met haar team bezig met het interpreteren en beschrijven van de taken van de meldkamer in de toekomst: wat is en doet zij wel en wat niet? Daarachter liggen vragen als: hoe organiseer je het landelijk; hoe zorg je ervoor dat er verbinding komt met al die ruimtes, waaronder ook opschalingsruimtes die niet van de LMO zijn? En hoe houd je het ontwerp flexibel? Eind juni moet het concept-ontwerpplan en het conceptplan van aanpak voor nadere detaillering van de inrichtings- en realisatieplannen klaar zijn.
De verantwoordelijkheid over de regionale meldkamers gaat over van de besturen van de veiligheidsregio’s naar de minister van VenJ. De minister heeft de uitvoering van de transitie opgedragen aan de korpschef van de politie, die deze bevoegdheid heeft gemandateerd aan de kwartiermaker LMO.
Op weg naar één landelijke meldkamerorganisatie Mooie toekomst Wilkinson zegt erbij dat rekening moet worden gehouden met hoeveel partijen hierbij betrokken zijn en hoeveel verschillende beelden er leven, ook binnen de kolommen. Ze vindt dat er nu een kans ligt om een gezamenlijk beeld van een ‘mooie toekomst’ neer te zetten. Met een meldkamer waar het goed werken is, met ruimte voor verdere ontwikkeling en innovatie, bestemd voor burgers die nog beter worden geholpen en hulpverleners die goed worden bediend. En dat alles ook nog met minder belastinggeld, want er is een taakstelling oplopend tot 50 miljoen euro structureel in 2021. De personele kant en de medezeggenschap (zie ook elders op deze pagina; red.) valt voor een belangrijk deel ook onder de landelijk kwartiermaker, al heeft zij er op dit moment geen zeggenschap over. ”Voor mij is een belangrijke vraag hoe we de bezetting van de meldkamers borgen in de toekomst en tijdens de transitie. Dat wil ik doen met respect en zorg voor het betrokken personeel”, zegt ze hierover. Een andere belangrijke taak is de aanbesteding van het nationale meldkamersysteem
NMS. Deze enorme klus wordt momenteel voorbereid door het Veiligheidsberaad. Het vervolg daarop wordt bij de LMO neer gelegd. Er zijn ook onderwerpen waar de landelijke meldkamerorganisatie niet over gaat. Zo heeft zij niets over het gezag over de meldkamer te zeggen, want dat blijft ongewijzigd. En de disciplines zorgen zelf voor standaardisering van hun werkprocessen in aansluiting op de LMO. Daarnaast is het departement bezig met het wetstraject waarin wordt geregeld dat het beheer van de meldkamers bij de politie wordt ondergebracht. Dat traject loopt separaat en moet op 1 januari 2016 klaar zijn. Uiteraard kijkt de kwartiermaker in dit traject wel geïnteresseerd mee, daarbij vooral kijkend of de wetgeving de vier taken (zie kader) van de LMO faciliteert. De opdracht van Jill Wilkinson en het Transitieakkoord zijn te downloaden via de site van het Veiligheidsberaad. Stuur voor meer informatie, suggesties, wensen, klachten of complimenten een mail naar
[email protected].
Hier komen de meldkamers:
Brandweer/ Veiligheidsregio’s 21%
Defensie/Kmar ca. 1-2%
• Drachten voor de regio Noord-Nederland • Apeldoorn voor de regio Oost-Nederland • Soest voor de regio Midden-Nederland (incl. landelijke functionaliteit) Politie/VenJ 54,5% • Haarlem voor de regio Noord-Holland (incl. Schiphol) • Amsterdam voor de regio Amsterdam • RAV’s/VWS Den Haag voor de regio Den Haag 22,5%voor de regio Rotterdam • Rotterdam • Bergen op Zoom voor de regio Zeeland/West-Brabant • Den Bosch voor de regio Oost-Brabant • Maastricht voor de regio Limburg
Drachten
De vier taken van de LMO Het Transitieakkoord beschrijft de volgende vier taken voor de LMO: A. Het beheer; dit betreft in ieder geval de huisvesting en bedrijfsvoering ten behoeve van de uitvoering van multi- en monomeldkamertaken, het multi- en beheerspersoneel, de multi-ICT inclusief de koppelvlakken met de monosystemen én multidisciplinaire landelijke protocollen en procedures ten behoeve van het meldkamerproces. B. Het verzorgen van de multidisciplinaire intake. C. Opschaling: 1 het organiseren van meldkamertaken ten behoeve van de multidisciplinaire opschaling onder verantwoordelijkheid van het gezag als onderdeel van de operationele hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hieronder valt in ieder geval het genereren van een landelijk meldkamerbeeld en de multidisciplinaire informatievoorziening én 2 het faciliteren van monodisciplinaire opschaling binnen de meldkamer. D. Het bevorderen van de samenwerking binnen het meldkamerdomein. De kwartiermaker is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de going concern en het beheer van de huidige meldkamers.
Transitieprogramma - concept
Stuurgroep Leden: NP, AZN, Dir VRs, BW, Kmar, NCTV, DG Pol (vz)
Kwartiermaker LMO Jill Wilkinson Hfd. going concern Jac Rooijmans (v.a. 1/8)
Going concern en beheer
Km ANZ Tom v.d. Vlist
Km VR/Bw Johan Postma
Km Kmar Johan Langes
Prog. Control
Km Pol Arend Kloosterman
Rotterdam Den Bosch Bergen op Zoom
Maastricht N.B. In een aantal veiligheidsregio’s waar in de toekomst geen meldkamer meer is, zal nog wel behoefte zijn aan opschalings ruimtes zoals de regionale coördinatiecentra. In die regio’s zal het ministerie zorg dragen voor de verbinding naar maximaal één opschalingsruimte.
Going Concern
Regiegroep Leden: VenJ (vz), VWS, DEF, VB
KL NP
Haarlem Amsterdam Soest Apeldoorn Den Haag
De huidige directeur Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, Jac Rooijmans, gaat per 1 augustus als hoofd Going Concern aan de slag met de vorming van de LMO. Zijn grote kennis van en over openbare orde en veiligheid en zijn bestuurlijke ervaring binnen deze sector waren voor de landelijke kwartiermaker een belangrijke aanleiding om Jac Rooijmans voor deze functie te vragen.
Prog. Office Communicatie
Ontwerp en realisatie Diensten Producten en Organisatie Governance HR Fincanciën Huisvesting en inrichting IM en ICT primaire proces
Personeel en medezeggenschap Zoals opgemerkt in het interview met Jill Wilkinson, de personele kant en de medezeggenschap in relatie tot de LMO in opbouw vallen voor een belangrijk deel ook onder de landelijk kwartiermaker, al heeft zij er op dit moment geen zeggenschap over. In overleg met vakbonden, ondernemingsraden en werkgevers gaat zij voorstellen doen voor het inrichten van de medezeggenschap.
Hét personeel bij de meldkamer bestaat op dit moment trouwens niet. Landelijk verspreid zijn de medewerkers bij tientallen werkgevers in dienst. Dat betekent ook dat de medezeggenschap op veel verschillende manieren is georganiseerd, aldus Jill Wilkinson. Het Transitieakkoord biedt ruimte om samen met werkgevers en de LMO goede afspraken te maken over de personele capaciteit en om de overgang van de medewerkers goed te regelen.
Wat straks nodig is aan personele omvang kan zij nog niet zeggen. Uit de nulmeting zal blijken wat de bemensing op dit moment feitelijk is. De kwartiermakersorganisatie denkt zeker twee jaar nodig te hebben, eer medewerkers individueel een vertaalslag kunnen maken. Eerder lukt niet. Dat heeft Wilkinson zelf ook in de regio’s verteld. “Dat komt bij de medewerkers best hard aan”, geeft zij toe, “maar ik ben liever eerlijk dan dat ik een onjuist verhaal vertel.” In de eerste maanden van haar aanstelling heeft zij persoonlijk alle 25 regio’s bezocht om specifiek met medewerkers te praten. Wilkinson wilde van henzelf horen wat zij vinden van de toekomst van de meldkamer en de mogelijke gevolgen hiervan in de regio. In haar ronde merkte zij duidelijk verschil tussen de ‘latende’ locaties en de toekomstige locaties. Voor de eerste is het een stuk ingrijpender, omdat
het werk straks verder weg is en de taakuitvoering ook anders wordt. In haar ronde is ook duidelijk geworden dat het Transitie akkoord verschillend wordt beleefd. Van ‘een ver van mijn bed show’ tot ‘nu komt het ineens wel erg dichtbij’. Het akkoord roept nog veel vragen op bij de medewerkers. Ook willen ze graag bij het proces betrokken worden want het gaat immers over hen. De medewerkers pleiten ervoor om bij het standaardiseren van de werkprocessen oog te houden voor vak- en geografische kennis en voor differentiatie daar waar regio’s onderling verschillen. Bijvoorbeeld in grensoverschrijdende samenwerking, omvang risicoprofiel en samenwerkingspartners (zoals Schiphol en het Mediapark). En men is bovenal trots op de multi-samenwerking: we kennen elkaar en elkaars expertise. De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 9
Op weg naar één landelijke meldkamerorganisatie
De kolomkwartiermakers Johan Postma is kwartiermaker voor de brandweer en multiopschaling
bedrijven die ervoor mag zorgen dat de ontwikkelingen in beide organisaties op elkaar afgestemd blijven.
Wat zullen volgens u de belangrijkste resultaten moeten zijn? De hoofdopdracht is dat de LMO gevormd wordt. Maar het gaat er natuurlijk om dat de burger erbij gebaat is en dat de hulpverleningsdiensten elke keer weer vinden dat de LMO hen goede diensten heeft verleend: tijdig en goed. De uitkomst en het resultaat van de intake via 112 is de start van het – in ons geval – politieproduct. Daarnaast is een financiële besparing ingeboekt. Die moeten we natuurlijk wel halen.
Wat deed u ja zeggen tegen deze klus? Er ligt een heel mooi project voor waarin veel moet gebeuren. Het zal ook vast veel pionieren zijn. Na bijna tien jaar als brandweercommandant in Friesland te hebben gewerkt, was het voor mij trouwens ook tijd voor iets anders wat minstens even uitdagend is.
En verder? Ik vind het mooie dat we, in deze fase aangekomen, multidisciplinair aan het bouwen zijn. Dus niet toevallig met elkaar samenwerken maar echt met elkaar bouwen. Wij zijn vertegenwoordigers van de overheid. De burger hoeft zich niet meer de vraag te stellen met wie hij zaken doet. Hij beschikt voor het veiligheidsdomein over één brievenbus. En als de LMO haar werk goed doet hebben wij een goede start voor ons werk.
Wat zal uw rol zijn? Ik krijg een baan met twee rollen. Op verzoek van de Raad van Brandweercommandanten vertegenwoordig ik de brandweerkolom en op verzoek van de raad van directeuren veiligheidsregio’s de multi-opschaling. Dat laatste is vooral van belang vanwege de rol van de meldkamer in de grip-structuur. Onder leiding van de landelijke kwartiermaker ga ik meebouwen aan de nieuwe landelijke meldkamerorganisatie. Daarnaast moet ik er in de eigen kolom voor zorgen dat de brandweer er straks intern ook klaar voor is. Wat zullen volgens u de belangrijkste resultaten moeten zijn? Het Transitieakkoord spreekt van ‘sneller, beter en goedkoper’. Zo moeten burgers straks worden bediend. Als je naar het buitenland kijkt, gaan wij met één nationale meldkamer en tien locaties echt een grote kwaliteitsslag maken. Daarnaast wil ik dat ook de hulpverleners zich in hun werk goed bediend voelen door wat de meldkamer in het operationele hart doet.
de LMO als kwartiermaker. Mijn rol zal zijn dat ik samen met de kwartiermaker Jill Wilkinson en de kwartiermakers van de overige kolommen een meldkamerorganisatie ga neerzetten waarin multi-intake en mono-uitgifte hun plaats zullen krijgen. Specifiek voor de KMar zal mijn rol zijn dat we als KMar vanuit onze opgedragen politietaken goed ingebed raken in de blauwe kolom en dat de uitvoering van de politieprocessen uniform wordt ingericht. Daarnaast is het mijn rol om het operationeel centrum van de KMar en de LMO met elkaar te verbinden.
Tom van der Vlist is kwartiermaker voor de ambulancediensten
Wat zullen volgens u de belangrijkste resultaten moeten zijn? Dat de burger in zijn eerste contact vakkundig wordt geholpen en dat de veiligheid van de hulpverlener maximaal wordt geborgd. En verder? Volgens mij staat er een fantastisch team met veel enthousiasme, kennis en betrokkenheid klaar.
Arend Kloosterman is kwartiermaker voor de politie Wat deed u ja zeggen tegen deze klus? Ik heb de meldkamer altijd een interessante schakel gevonden in het contact met de burger. Die moet geholpen worden. Dat doel zit er bij de landelijke meldkamerorganisatie ook sterk in. En het is een bouwproject. Het vereist vast enig pionierswerk. Daar houd ik wel van.
En verder? Ik merk dat er veel behoefte is aan informatie. We gaan een langjarig traject in. We zijn ook nog wel even onderweg voordat voor individuele medewerkers duidelijk wordt wat het voor hen persoonlijk betekent. Daarom hecht ik er sterk aan dat zij zich betrokken weten bij de bouw en inrichting van de meldkamer.
Johan Langes is kwartiermaker voor de Koninklijke Marechaussee Wat deed u ja zeggen tegen deze klus? Ik ben binnen de Koninklijke Marechaussee (KMar) bekend met vele operationele processen en heb veel van die taken zelf uitgevoerd. Daarnaast ben ik al een paar jaar voorzitter van de expertgroep Intake Service en meldkamerdomein binnen de KMar-organisatie. Die rol is ontstaan omdat ik als commandant de meldkamer van de KMar in mijn eenheid had zitten. De dynamiek en de kundigheid van de centralisten in het hart van de operaties pakten mij én de mogelijkheid om de KMar te vertegenwoordigen in de LMO, waren voor mij aanleiding om ja te zeggen. Wat zal uw rol zijn? Ik zal binnen de KMar optreden als projectleider LMO en binnen 10 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
Wat zal uw rol zijn? Aan de ene kant ben je aan het bouwen aan de LMO maar aan de andere kant ben ik ook de verbindingsofficier met en vanuit de politieorganisatie. Ik voel me ambassadeur van twee
Wat deed u ja zeggen tegen deze klus? Omdat ik hiervoor als algemeen projectleider de meldkamer Noord-Nederland heb ontwikkeld en nu de mogelijkheid heb gekregen die ervaring voor de vorming van de LMO in te zetten. Ik ben vereerd door de vraag vanuit de witte kolom om dit als kwartiermaker voor hun kolom te doen. Wat zal uw rol zijn? Ambulancezorg Nederland (AZN) heeft mij gevraagd of ik hun kolomkwartiermaker wil zijn. Feitelijk heb ik daarmee twee banen. Samen met AZN ontwikkel ik de toekomstige ambulance (mono)meldkamer en samen met de landelijke kwartiermaker en de overige kolomkwartiermakers ontwikkelen we de nieuwe landelijke multi-meldkamer. Wat zullen volgens u de belangrijkste resultaten moeten zijn? Voor mij staat bovenaan dat iedere kolom de LMO als de eigen meldkamer gaat zien. De LMO zijn we met elkaar. Daarnaast zullen de kolommen elkaar kunnen versterken, bijvoorbeeld als het gaat om operationele samenwerking en ICT, zeker ook in de sfeer van uitval en fallback. En verder? Samenwerken betekent dat je allemaal een stukje autonomie inlevert. Dat geldt voor de politie, de brandweer, de marechaussee en ook voor ons als witte kolom. Voor iedere kolom liggen vergelijkbare vraagstukken voor: wat doet de LMO en wat doe je zelf? We lijken daarbij soms meer op elkaar dan dat we zelf denken. Maar belangrijk is om je blijvend te realiseren dat ambulancewerk geen politiewerk is en politiewerk geen brandweerwerk, enzovoorts. Als je dat met elkaar goed in de gaten houdt, zullen we in staat zijn een heel goed functionerende LMO te maken.
Netcentrisch werken tijdens NSS 2014 Tijdens de NSS 2014 (Nucleair Security Summit) is met alle partners samen netcentrisch gewerkt, waarbij vooral voor de politie dit een eerste grote kennismaking was met het LCMS, het landelijk crisismanagementsysteem. “Het besluit om deze werkwijze te hanteren zorgde voor grote gevolgen”, aldus Huib van Nierop, projectleider Informatiemanagement bij de Nationale Politie. “Het doel van ons was vooral een vorm van sturing te hebben door middel van één nationaal operationeel beeld. Dit is opgebouwd aan de hand van regionale beelden van tien politie-eenheden met de koppeling op 25 veiligheidsregio’s. Het was een van de evaluatiepunten naar aanleiding van de Kroning in 2013.” De veiligheidsregio’s hebben naast ervaring, het LCMS, een managementsysteem om een eenduidig beeld te realiseren door middel van een eenduidige wijze van werken: netcentrisch werken. Op basis van deze werkwijze was er op regionaal, nationaal en ministerieel sturingsniveau continu een actueel beeld van de situatie. De regio’s hebben samen met het IFV gezorgd voor de ondersteuning en de organisatie. Van Nierop: “Netcentrisch werken is meer dan intelligence, want het gaat over het met elkaar verkrijgen van relevante informatie voor de gehele crisisbeheersing en dit weer actief beschikbaar stellen aan de crisisorganisatie. Intelligence gaat over het verkrijgen van specifieke informatie voor specifieke delen
van de organisatie.” Dat is precies waar volgens Marijke Visschedijk, projectleider Informatiemanagement Veiligheidsregio AmsterdamAmstelland, nog een lichte verbeterslag is te maken: “Dit was een goede stap voorwaarts naar volledig netcentrisch werken. De politie had een belangrijk aandeel in het leveren van informatie en kon hierdoor goed hun beeld delen. De komende periode moeten we werken aan het met elkaar scherp krijgen wie welke informatie waarom beschikbaar stelt.” Marcel van Vugt, informatiemanager Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, constateert diverse spin-offs als gevolg van deze zogeheten eerste stap. “De koudwatervrees bij de politie voor LCMS lijkt nu weg te zijn, mede als gevolg van de keuze om LCMS als beschikbaar middel te gebruiken. Voordeel voor ons was dat we nu niet zelf op zoek moesten naar het totaalbeeld. Dit heeft gewerkt, zodat we het nu ook tijdens reguliere inzetten gebruiken. Daarbij wordt de veiligheidsregio nu standaard uitgenodigd in het SGBO (Staf Grootschalig Bijzonder Optreden), waarbij het persoonlijk elkaar kennen zorgt voor een verbetering in informatie-uitwisseling. Dit levert een breder en beter operationeel beeld op.” De test is door de partijen als geslaagd beoordeeld. Het LCMS heeft zich, buiten een kleine technische storing, goed gehouden onder de grote drukte. Op dit moment wordt ook buiten de veiligheidsregio’s gekeken wat het LCMS kan betekenen voor andere partners, zoals het waterschap en de geneeskundige diensten.
Inspectierapport over terugkerende knelpunten bij slachtofferregistratie De Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg hebben onderzoek gedaan naar terugkerende knelpunten in de slachtofferregistratie bij grootschalige incidenten. Dit onderzoek is een vervolg op een eerder onderzoek van beide inspecties in 2012. In het onderzoek uit 2012 werden knelpunten gesignaleerd op het gebied van slachtofferregistratie. De inspecties hebben nu onderzocht in hoeverre deze knelpunten zijn opgelost. Enkele knelpunten zijn inmiddels opgelost en enkele nog niet of onvoldoende concludeerden de inspecties.
Welke knelpunten zijn verbeterd? De inspecties constateren verbeteringen ten opzichte van het onderzoek in 2012. De meeste veiligheidsregio’s hebben afspraken met ziekenhuizen over de uitwisseling van slachtoffergegevens. Dit gebeurt nu aan de hand van een landelijk model. Daarnaast heeft het Veiligheidsberaad de Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS) vastgesteld voor eenduidige slachtofferregistratie. De inspecties zien dit als een positieve ontwikkeling. Welke knelpunten zijn nog onvoldoende verbeterd? De gewondenkaart blijkt niet of nauwelijks gebruikt te worden in de praktijk. Dat er vraagtekens zijn bij het nut van de gewondenkaart is bij de inspecties bekend. Maar er zijn geen duidelijke afspraken gemaakt over het gebruik van de gewondenkaart of eventuele alternatieven. De coördinator gewondenvervoer is niet in staat een actuele lijst van slachtoffers bij te houden vanwege het uitgebreide takenpakket en de taakuitvoering. De voorwaarschuwing aan ziekenhuizen is gedeeltelijk opgepakt: dit is een actiepunt in regionale documenten, maar niet verder uitgewerkt. Ook is het onduidelijk welke informatie over slachtoffers bestuurders nodig hebben voor de uitvoering van taken als crisiscommunicatie en nazorg.
Reactie Peter den Oudsten, portefeuillehouder bevolkingszorg Peter den Oudsten, lid van het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad en portefeuillehouder bevolkingszorg: “Ik vind het belangrijk dat de inspecties de veiligheidsregio’s regelmatig onderzoeken en toetsen. Dit houdt ons scherp. De uitkomst van dit onderzoek draagt bij om uiteindelijk tot een betere slachtofferregistratie te komen. Het inspectierapport constateert dat bepaalde knelpunten bij slachtofferregistratie nog onvoldoende zijn opgelost. Hoewel er nog stappen moeten worden gezet, wordt en is er veel gedaan op het gebied van slachtofferregistratie. Ook op het gebied van de knelpunten die de inspecties signaleren. Dat er een oplossing moet komen voor het gebruik van de gewondenkaart en de functie van de coördinator gewondenvervoer is een feit. Daarom onderzoeken we momenteel de praktische meerwaarde van de huidige gewondenkaart. Samen met GGD GHOR Nederland en Ambulancezorg Nederland. Ook beraden we ons over de functie van coördinator gewondenvervoer. Gezien deze onderzoeken vind ik het nog te vroeg om op de uitkomsten hiervan vooruit te lopen. De deadline om voor 1 januari 2015 deze knelpunten op te lossen is realistisch, aangezien we hier mee bezig zijn.” Het Veiligheidsberaad deelt het knelpunt van onduidelijkheid over de informatie die bestuurders nodig hebben voor de crisiscommunicatie en nazorg niet. Den Oudsten: “Het rapport geeft aan dat het slachtofferinformatiesysteem, SIS, alleen informatie geeft over dodelijke en zwaarge-
wonde slachtoffers. Ook zouden bestuurders zich moeten afvragen welke aanvullende informatie zij nodig hebben. Toen het Veiligheidsberaad SIS vaststelde, is besloten dat het informeren van verwanten het doel is van de slachtofferregistratie. Niet het bijhouden van overzichten van alle betrokkenen. In de praktijk blijkt dit ook onwerkbaar: personen zonder verwonding of met een lichte verwonding verlaten al snel de locatie van het incident. Wanneer we deze betrokkenen moeten vasthouden op de locatie voor registratie, schiet slachtofferregistratie zijn doel voorbij. Ook zijn deze personen meestal zo zelfredzaam dat zij zich eventueel achteraf melden voor nazorg, bijvoorbeeld voor gezamenlijke rouwverwerking. Voor mij dit door de inspecties benoemde knelpunt: de inspecties toetsen op volledige registratie, terwijl dit niet wettelijk is vastgelegd en in het Veiligheidsberaad anders is afgesproken. Hierover gaan we in gesprek met het ministerie van Veiligheid en Justitie en de inspecties.”
De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 11
Publicaties en applicaties De Handreiking Kleinschalige chemische decontaminatie is bestemd voor de ambulancezorg/GHOR, brandweer, gemeente/bevolkingszorg en politie. Deze partijen hebben de handreiking ook ontwikkeld en vastgesteld. Met de handreiking wordt een eerste stap gemaakt om vanuit een landelijk kader hulpverleners veiliger en efficiënter op te laten treden. Naast dat dit veiliger is voor de hulpverleners en andere aanwezigen in de omgeving, worden slachtoffers hierdoor veiliger, beter en sneller behandeld.
Deze handreiking past, als onderdeel van de beschrijving van het optreden onder CBRNE-omstandigheden in de crisisbeheersingsprocessen, zoals deze zijn vastgelegd in het Referentiekader Regionaal Crisisplan. De digitale versie van deze handreiking is te downloaden op www.infopuntcbrn.nl
Werkversie, november 2013
Deze fysiekewerd versie is mogelijk gemaakt een door bijdragen van GGD GHOR Nederland en Op 11 juni tijdens minisymposium het Instituut Fysieke Veiligheid. over decontaminatie de nieuwe handreiking Logo GGD GHOR Nederland Logo IFV biedt hulpverlegepresenteerd. De handreiking ners een landelijk kader over het omgaan met incidenten waar sprake is van maximaal tien chemisch besmette slachtoffers. De handreiking is het resultaat van een twee jaar durend project, getrokken door de GHOR, waaraan alle kolommen deelnamen met als doel te komen tot één op elkaar afgestemde werkwijze. Het is de eerste multidisciplinaire handreiking die op deze wijze is ontwikkeld.
Handreiking Kleinschalige chemische decontaminatie
Handreiking ’Kleinschalige Chemische Decontaminatie’
HANDREIKING KLEINSCHALIGE CHEMISCHE DECONTAMINATIE Werkversie, november 2013
Werkgroep: Sjoerd Bloemsma Sandra van der Burg Gertjan van Yperen Irene van der Woude Eindredactie: Caren Mertens Wim ten Wolde Coördinatie: Joyce Nellissen
Met dank aan de begeleidingscommissie: Sjoerd Bloemsma, Wiro Gruijters, Marjan Heijman, George van Leeuwen, Rob Merten, Joyce Nellissen, Merno Scharloo, Chris Slot, Sjef Timmermans, Dirk de Vries, Irene van der Woude Deze handreiking mag -mits onaangepast- worden gekopieerd en verspreid.
De handreiking is te vinden op de site van ggd.kennisnet.nl.
Handboek ‘Sociale media veranderen het veiligheidsdomein’
Eind juni verschijnt het Handboek ‘Sociale media veranderen het veiligheidsdomein’. Een uitgave van het IFV. Dit handboek is een verdieping van de eerder uitgegeven kennispublicaties van Infopunt Veiligheid ‘Veilig omgaan met sociale media’ uit 2011, 2012 en 2013. In dit handboek ligt de focus op de blijvende verandering van sociale media in het veiligheidsdomein en de toepassing van sociale media door organisaties. Het handboek bevat veel tips en ervaringen uit de praktijk en is te vinden op: www.infopuntveiligheid.nl.
Sociale media veranderen het veiligheidsdomein
juni 2014
Sociale media veranderen het veiligheidsdomein
Rapport ‘Bevolkingszorg op orde 2.0’
Het rapport ‘Bevolkingszorg op orde 2.0’ van het Veiligheidsberaad beschrijft een nieuwe visie op bevolkingszorg en de daaraan gekoppelde indicatieve prestatie-eisen. De visie en prestatie-eisen gelden als hét kader voor bevolkingszorg. ‘Bevolkingszorg op orde 2.0’ geeft invulling aan een meer realistische zorg voor de bevolking tijdens en na een ramp of crisis, waarbij wordt uitgegaan van zelfredzaamheid van een groot deel van de betrokkenen.
Bevolkingszorg op orde 2.0
Veiligheidsberaad Postbus 7010 6801 HA Arnhem www.ifv.nl
[email protected] 026 355 24 99
Het Veiligheidsberaad bekijkt begin 2015 of de veiligheidsregio’s voldoen aan de gestelde
12 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
Burgemeesters hebben de afgelopen jaren meer bevoegdheden gekregen op het terrein van openbare orde en veiligheid. In een rapport over de staat van het burgemeestersambt worden daar ook kanttekeningen bij geplaatst. Het Nederlandse burgemeestersambt is de laatste decennia wezenlijk veranderd, mede als gevolg van tal van afzonderlijke maatregelen, met name op justitieel terrein. Als het om veiligheid gaat, krijgt de burgemeester een steeds beleidsinhoudelijker rol. Dat staat volgens een aantal burgemeesters op gespannen voet met de traditioneel apolitieke aard van hun ambt. Uit de enquête komt naar voren dat burgemeesters in meerderheid niet een nog grotere rol willen op het terrein van openbare orde en veiligheid. “We moeten geen ‘super sheriff’ worden”, aldus een van de deelnemers. “Laten we eerst de huidige taken maar eens goed uitvoeren”, vindt een ander. De meeste burgemeesters vinden de recente uitbreiding van de bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid overigens wel een goede ontwikkeling.
Overleggen Openbare orde en veiligheid komen regelmatig aan de orde in het college en de gemeenteraad. Daarbij blijken wel verschillen tussen gemeenten: in gemeenten tot 20.000 inwoners staat het onderwerp openbare en veiligheid beduidend minder vaak op de agenda dan in gemeenten met meer dan 50.000 inwoners. Burgemeesters nemen zelf met regelmaat deel aan een driehoeksoverleg met de officier van justitie en de politiechef. In de ogen van een zeer ruime meerderheid van de burgemeesters functioneert dit overleg goed. Het overleg blijkt vooral een kwartaalfrequentie te hebben, maar ook hier verschilt die naar gemeentegrootte. Burgemeesters van gemeenten boven de 100.000 inwoners hebben veel vaker een driehoeksoverleg dan burgemeesters in kleinere gemeenten.
Bovenlokaal Over het nut van bovenlokaal samenwerken zijn vrijwel alle burgemeesters het eens: het wordt door 95 procent in meer of mindere mate essentieel genoemd. Eén van de geïnterviewde burgemeesters over het belang van bovenlokaal overleg: “De politie is al op eenheidsniveau, of in ieder geval op districtsniveau. De brandweer is regionaal geworden, alle zorgpartners zijn bijna regionaal. Laten we dan zorgen dat wij, als gemeenten met behoud van je eigen verantwoordelijkheid als burgemeester, voor die partners via een beetje voorspelbaar beleid reageren.”
Bevolkingszorg op orde
Het Veiligheidsberaad stemde 16 mei in met het rapport na een experimenteel jaar (zie ook pagina 15). In dit jaar konden alle veiligheidsregio’s reageren op de prestatie-eisen voor bevolkingszorg die eerder door de bevolkingszorgcommissie zijn opgesteld. Het rapport beschrijft de resultaten van dit experimentele jaar. Verder is aan de hand van praktijkervaringen getoetst in hoeverre de eisen toepasbaar zijn en staan de inspanningen vermeld over de bevolkingszorg in de veiligheidsregio’s,maar ook in de samenwerking op landelijk niveau.
Eigentijdse bevolkingszorg, volgens afspraak
Burgemeesters belangrijke spelers in veiligheidsbeleid
prestatie-eisen en of zij de visie hebben doorgevoerd. Voor meer informatie over het rapport: www.veiligheidsberaad.nl.
Vrijwel alle burgemeesters nemen naar eigen zeggen deel aan overleg van het bestuur van de Veiligheidsregio. Veel minder burgemeesters participeren in overleg van het bestuur van een regionale politie-eenheid. Vrij veel
burgemeesters ervaren onduidelijkheid in het functioneren van het nieuwe bestel en hun verantwoordelijkheden daarbij.
Ambtelijk Driekwart van de burgemeesters vindt de ambtelijke ondersteuning op het terrein van openbare orde en veiligheid afdoende. Er is wel variatie tussen verschillende categorieën burgemeesters. Zo zijn burgemeesters van grotere gemeenten (vanaf 50.000 inwoners) het vaker duidelijk oneens met de stelling dat de ambtelijke ondersteuning op het terrein van openbare orde en veiligheid tekort schiet dan burgemeesters van kleinere gemeenten (tot 20.000 inwoners). In kleinere gemeenten schiet deze dus eerder tekort dan in grotere gemeenten. Het rapport is nu voorgelegd aan het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de kring van Commissarissen van de Koning. Minister Opstelten zal het rapport aan de orde stellen in het overleg met de regioburgemeesters. De inhoudelijke beleidsreactie van het kabinet volgt daarna.
Majesteitelijk en magistratelijk De Nederlandse burgemeester en de staat van het ambt ONDERZOEKSRAPPORT 20/03/2014
dr. Niels Karsten MA dr. Linze Schaap prof. dr. Frank Hendriks Sabine van Zuydam MSc dr. Gert-Jan Leenknegt
Tilburgse School voor Politiek en Bestuur DEMOS - Centrum voor Beter Bestuur en Burgerschap
Het rapport ‘Majesteitelijk en magistratelijk, de Nederlandse burgemeester en de staat van het ambt’, is gemaakt in opdracht van de ministeries van BZK en VenJ. Een samenvatting van het rapport is te vinden op de site van het Veiligheidsberaad.
Vuurdoop voor natuurbrandverspreidingsmodel Het natuurbrandverspreidingsmodel dat het IFV samen met de Gelderse veiligheidsregio’s* ontwikkelt, heeft zijn vuurdoop gehad. Praktijktoepassing bij vier grote natuurbranden afgelopen voorjaar heeft waardevolle gegevens opgeleverd voor validatie van het model. Ook is het rekenmodel voor het eerst daadwerkelijk als besluitvormingsinstrument gebruikt. De grootste natuurbrand waarbij het model werd ingezet was de vuurzee op natuurpark De Hoge Veluwe op 20 april. Meer dan 300 hectare heide- en bosgebied ging verloren. “Een moeilijke brand”, zo typeert Jan Slakhorst, directeur Grootschalig Optreden van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, het incident. “Het vuur woedde in een voor brandweervoertuigen niet toegankelijk heidegebied op een soms vochtige ondergrond en er stond een harde wind. Een brand waarbij we moesten anticiperen op de mogelijke ontwikkeling in de tijd en dat is precies waarvoor het model is bedoeld.”
Steun bij ontruiming Het model gaf de operationele leiding bij de
brand op de Hoge Veluwe inzicht in de ontwikkelingssnelheid en –richting van de brand en die gegevens waren mede input voor de beslissing om het museum Kröller-Müller te ontruimen en een deel van de kunstcollectie in veiligheid te brengen. Minister Opstelten van VenJ bezocht na de brand het gebied en was vol lof over de brandbestrijdingsoperatie waar eenheden uit meerdere veiligheidsregio’s aan deel hadden genomen. Drie dagen eerder bewees het natuurbrandverspreidingsmodel ook zijn nut in de regio Midden- en WestBrabant, toen bij Breda tien hectare van het Mastbos in vlammen opging. Hier werden, mede op grond van berekeningen van het model, 65 jongeren van een jeugdstrafinrichting geëvacueerd.
Validatiefase Jan Slakhorst wil geen al te stellige conclusies trekken over de rol die het model heeft gespeeld bij de bestrijding van de brand, omdat het incident nog wordt geëvalueerd. Wel stelt hij dat het model de brandbestrijders inzicht gaf in de mogelijke brandontwikkeling tot enkele uren vooruit, een mogelijkheid die er voorheen niet was. Ester Willemsen, projectleider van het IFV, sluit zich aan bij de woorden van Slakhorst. “Het is en blijft een model, maar de eerste praktijkervaringen op de Veluwe en bij Breda laten zien dat de berekeningen van de brandontwikkeling behoorlijk dicht bij de realiteit lagen. Het model is ook nog toegepast bij twee andere natuurbranden in Brabant. Deze praktijksituaties zijn voor ons erg belangrijk om het natuurbrandverspreidingsmodel te valideren en door te ontwikkelen. Het daadwerkelijk brandverloop moet aantonen of het rekenmodel accuraat genoeg is. Daarom worden we als projectteam standaard gealarmeerd bij grote natuurbranden op de Veluwe, omdat we daar in de acute fase snel ter plaatse kunnen zijn. Ook andere regio’s, die te maken hebben met natuurbranden, kunnen een beroep op ons doen.” In het natuurbrandverspreidingsmodel zijn nu brandstofmodellen voor twee landschapstypen uitgewerkt: heide en duingebied. Momenteel wordt ook een brandstofmodel voor veenge-
Een screenshot van een berekening rondom verzorgingstehuis ’s Heerenlo, locatie de Harten berg/Wekerom voor scenariovorming.
bieden uitgewerkt. Daarvoor is de projectgroep in mei te gast geweest in het Engelse Northumberland, een regio gespecialiseerd in natuurbranden en waar zich uitgestrekte veengebieden bevinden. Studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein en de Stephen F. Austin State University uit Texas zullen hier deze zomer uitgebreid veldonderzoek verrichten. Engelse brandbestrijders en wetenschappers toonden tijdens de studiereis grote interesse in het Nederlandse natuurbrandmodel.
*Het IFV ontwikkelt samen met de veiligheidsregio’s Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland Midden en Gelderland-Zuid het natuurbrandenmodel. Zie voor meer informatie: Infopuntveiligheid.nl.
IFV vanaf 1 juli verantwoordelijk voor SIS Op 1 juli 2014 houdt het ‘project SIS’ op te bestaan. Het IFV is dan de formele borgingsorganisatie voor de slacht offerInformatiesystematiek (SIS) in opdracht van het LO CGS (Landelijk Overleg Coördinerend Gemeentesecretarissen). Het IFV wordt ook verantwoordelijk voor de organisatie en het Opleiden - Trainen en Oefenen (OTO)programma van SIS. Tot die tijd kunnen regio’s met hun implementatievraagstukken terecht bij de accounthouders SIS van de projectgroep.
Invoering in de regio’s De implementatie komt op stoom, ook al loopt in elke regio de invoering van SIS anders op details in de uitwerking en in tempo. SIS moet er voor zorgen dat verwanten van zwaargewonden of dodelijke slachtoffers bij een ramp in Nederland sneller geïnformeerd worden over de toestand en locatie van hun dierbaren. Inmiddels hebben 22 regio’s de besluitvorming Veiligheidsdirectie gereed of verwachten dit gereed te hebben
voor 1 juli 2014. Vijftien regio’s hebben inmiddels een SIScoördinator benoemd en 16 regio’s zijn klaar voor alarmering. De meeste regio’s hebben het convenant met de ziekenhuizen ondertekend. Acht regio’s hebben het Centraal Registratie- en informatiebureau (CRIB)-team opgeheven en geven hier een andere invulling aan, meestal die van informatiepunt. Naar verwachting is het overgrote deel van de veiligheidsregio’s per 1 juli 2014 klaar met de implementatie van SIS.
E-learning In mei 2014 wordt de overdracht van het systeem ‘SVIS’ officieel ondertekend door Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en het IFV. De SLA (service level agreement) voor het onderhoud en beheer van SVIS is op 30 april getekend met de GGD Amsterdam. Op 19 juni vindt de eerste landelijke oefening SIS plaats in de veiligheidsregio Gelderland-Zuid. In juni is ook de e-learningmodule SIS ‘live’ gegaan: http://sis.IFV.nl. De werving van een vaste pool van teamleiders
SIS is momenteel in volle gang en moet op 1 juli rond zijn. Zodra deze gereed is, komt de tijdelijke pool van teamleiders te vervallen.
SIS-congres op 24 september Op 24 september 2014 is er een eendaags congres om de overgang van project naar borgingsorganisatie te markeren. Organisaties als het Landelijk Team Forensisch Onderzoek, de GHOR, het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum en de ANWB, die een onderdeel van de SIS-organisatie invullen presenteren zich en veiligheidsregio’s delen praktijkkennis over de implementatie. Minister Opstelten, die vijf jaar geleden de opdracht gaf tot het uitwerken van een nieuwe systematiek voor slachtofferinformatie, zal een dankwoord uitspreken. Meer informatie over SIS is te vinden op: www.snellerinformatieslachtoffer.nl De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 13
Drinkwatersector vergroot vitaliteit door samenwerking
Partner van de veiligheidsregio: Vewin De veiligheidsregio’s zijn opgericht om de samenwerking tussen brandweer, politie, GHOR en gemeenten te versterken. Maar het samenwerkingsverband is groter dan deze vier kolommen. Ook waterschappen, Defensie, Justitie, vitale partners en anderen werken samen met de veiligheidsregio’s. In deze rubriek belichten wij telkens een samenwerkingspartner. Dit keer het Vewin.
In de categorie ‘vitaal’ is drinkwater zonder twijfel het meest onmisbare product voor de samenleving. Niet voor niets was de drinkwatersector, verenigd in de Vewin, in 2010 de eerste vitale bedrijfstak waarmee het Veiligheidsberaad een modelconvenant voor samenwerking bij rampenbestrijding en crisisbeheersing maakte. Vier jaar na het sluiten van het modelconvenant hebben bijna alle veiligheidsregio’s afspraken gemaakt met de drinkwaterbedrijven in hun verzorgingsgebied. Directeur Renée Bergkamp van branchevereniging Vewin is blij met deze versteviging van de relatie met de veiligheidsregio’s. Toch hebben de drinkwaterbedrijven nog wel wat wensen om de samenwerking verder te verstevigen.
Nog niet klaar “De ondertekening van de convenanten is een mooi begin, maar de implementatie van de afspraken in de praktijk kost tijd”, aldus Bergkamp. “Wij constateren dat niet alle veiligheidsregio’s hier even hoge prioriteit aan geven. Bovendien merken we dat er in de uitwerking van de afspraken structuurverschillen tussen veiligheidsregio’s zitten. Drinkwaterbedrijven bestrijken meerdere veiligheidsregio’s, dus we zijn gebaat bij zoveel mogelijk uniformiteit in afspraken. Wij kijken uit naar de uitwerking van de afspraken tussen het ministerie van VenJ en het Veiligheidsberaad over de samenwerking met vitale partners, zoals toegezegd in het AO Rampenbestrijding van november 2013. Uniforme afspraken rondom medegebruik van NL Alert zou er wat ons betreft één moeten zijn.” Sectorbrede samenwerking Bergkamp wijst op het grote belang van hechte samenwerking met de veiligheidsregio’s en de gemeenten bij langdurige verstoringen van de drinkwatervoorziening. In de koude fase moet helder worden afgestemd wie wat doet en wat de kritische acties zijn om de gevolgen voor de samenleving te beperken. “Het Nederlandse drinkwaternet is het veiligste en betrouwbaarste net ter wereld. Alle drinkwaterbedrijven zijn verplicht eens in de vier jaar een actueel leveringsplan te maken, waarin ook is beschreven hoe we de levering onder verstoorde omstandigheden garanderen. Onderdeel van het leveringsplan is een brede risicoanalyse op basis van de systematiek van de Nationale Risicobeoordeling.” De drinkwatersector vindt zijn vitaliteit ook in een hechte samenwerking tussen de tien
Vewin-directeur Renée Bergkamp: “De drinkwatersector en de veiligheidsregio’s hebben elkaar nodig.” 14 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
drinkwaterbedrijven die Nederland bedienen. De bedrijven wisselen onderling en in koepelverband veel kennis en kunde uit. Zo is het modelconvenant ook tot stand gekomen met steun van specialisten van drinkwaterbedrijven. “Een mooi voorbeeld van de kracht van samenwerking is het landelijke poolingcontract voor nooddrinkwatermateriaal”, vervolgt Bergkamp. “Volgens de Drinkwaterwet heeft elke burger in noodsituaties, waarin het normale drinkwaternet niet functioneert, recht op drie liter nooddrinkwater per dag. De bedrijven hebben daar hun eigen voorzieningen voor, in de vorm van flexitanks met kraanstel of vijfliter zakken van Waterbedrijf Drenthe. Bedrijven leveren onderling bijstand met mensen en middelen om aan de verplichting van nooddrinkwaterlevering te kunnen voldoen.” Een belangrijk zorgpunt voor Vewin is of het nooddrinkwater in de acute fase wel bij iedereen terechtkomt. De drinkwaterbedrijven leveren het product en de noodinfrastructuur, maar zij hebben ook de gemeenten en de veiligheidsregio’s nodig voor de bemensing van de distributiepunten, de ordehandhandhaving en de crisiscommunicatie. Bergkamp: “Hoe zorgen we ervoor dat ook kwetsbare mensen die niet mobiel zijn en niet naar de distri-
Nederland heeft het veiligste en betrouwbaarste drinkwaternet ter wereld.
butiepunten kunnen komen hun dagelijkse minimumrantsoen krijgen? Ook op dat punt, de doorlevering van nooddrinkwater, ligt een taak voor de gemeenten. Nooddrinkwater voor iedereen vraagt een collectieve inspanning van alle veiligheidspartners en de drinkwatersector.
We moeten daarom ook de onderlinge communicatie en operationele informatie-uitwisseling goed regelen, liefst via aansluiting van de sector op het Landelijk Crisis Managementsysteem, zodat we onze crisisorganisatie en die van de overheid beter met elkaar kunnen verbinden.”
Drinkwaterveiligheid:
De Limburgse praktijk Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) levert jaarlijks 72 miljoen kuub drinkwater aan circa 1,2 miljoen mensen. Het werkgebied omvat twee veiligheidsregio’s: LimburgNoord en Limburg-Zuid. Regio’s waarmee het Limburgse drinkwaterbedrijf samenwerkingsconvenanten heeft afgesloten, maar qua uitvoering moeten die convenanten nog verder gestalte krijgen. “We gaan flink investeren in ons relatiemanagement met de veiligheidsregio’s”, voorspelt WML-directeur Ria Doedel. “Eén van onze ambities voor de korte termijn is dat we samen met de veiligheidsregio’s willen gaan oefenen op bestuurlijk en uitvoerend niveau. Dat is tot op heden nog nooit gedaan. Bij een acute calamiteit of crisis waarbij de drinkwaterveiligheid in het geding is, hebben wij onze plek in het beleidsteam en het operationeel team van de veiligheidsregio. Kennen en gekend worden is de sleutel tot effectieve samenwerking. Dat kunnen we bereiken via gezamenlijk oefenen.” WML investeert fors in preventieve drinkwaterveiligheid. Zo is het bedrijf conform zijn drinkwaterleveringsplan bij uitval van de energievoorziening tien dagen lang volledig zelfvoorzienend. Het moet raar lopen wil er in Limburg helemaal geen water meer uit de kraan komen. Met een gesloten ringleiding door een deel van de provincie, twintig productielocaties en zeventig procent grondwater als drinkwaterbron, is een situatie waarin grote
ongevallen of transportongevallen langs de Maas bovenstrooms, ook in België en Frankrijk. Er is een uitgebreid internationaal monitoringnet voor waterkwaliteit, waar alle drinkwaterbedrijven die aangewezen zijn op Maaswater gebruik van maken. De drinkwaterbedrijven werken nauw samen bij die monitoring, maar bijvoorbeeld ook bij de lobby voor een schone Maas. We werken ook samen met de industrie en regionale en landelijke overheden. Zo hebben we op operatorniveau directe contacten met onder andere DSM. Incidenten bij het bedrijf die de drinkwaterkwaliteit kunnen bedreigen, kunnen daardoor zonder tijdverlies aan ons worden gemeld, zodat we tijdig maatregelen kunnen nemen en de inname van water kunnen stoppen.”
Ria Doedel, directeur van WML: “Door directe contacten met bedrijven kunnen we snel maat regelen nemen bij verontreiniging”.
aantallen mensen langdurig zonder drinkwater komen te zitten bijna ondenkbaar. “Toch hebben we voor onze hele infrastructuur back-upscenario’s voorbereid die we regelmatig beoefenen, zowel met ons interne crisisteam als op operatorniveau”, vervolgt Doedel. “Omdat we een deel van ons water uit de Maas betrekken, zijn we kwetsbaar voor oppervlaktewaterverontreiniging. We zijn daarom alert op effecten van industriële
WML wil concrete afspraken maken met de veiligheidsregio’s, zodat de partners weten waar zij elkaar in crisistijd kunnen versterken. Doedel wijst ter illustratie op het thema crisiscommunicatie. “Het is voor de veiligheidsregio’s goed te weten dat wij een eigen crisiscommunicatieplan hebben. Via ons klantcontactcentrum informeren we bij een drinkwaterstoring met alle beschikbare middelen onze afnemers. Wij kennen onze klanten en kunnen ook snel informatie leveren over kwetsbare groepen, zoals nierdialysepatiënten en bewoners van verpleeghuizen. Dat is belangrijke informatie om uit te wisselen met het veiligheidsdomein in het kader van noodmaatregelen, zoals nooddrinkwatervoorziening.”
Uit het Veiligheidsberaad Op vrijdag 16 mei vergaderde het Veiligheidsberaad. Hieronder een toelichting op de belangrijkste bespreekpunten en besluiten.
waterbewustzijn en het bieden van handelingsperspectief aan burgers en bedrijven. Het Veiligheidsberaad stemde in met de voorgestelde ambities en keuzes rondom water en evacuatie.
Waterveiligheidsbeleid Melanie Schulz van Haegen, minister van Infrastructuur en Milieu, verruilde 16 mei de ministerraad voor de vergadering van het Veiligheidsberaad. Zij presenteerde de plannen voor een nieuw waterveiligheidsbeleid. Dit beleid richt zich met name op preventie. Schulz van Haegen in haar inleiding: “De kans op een waterramp is klein, maar de gevolgen zijn enorm. Weinig mensen staan hier bij stil. Ik heb de gevolgen zelf gezien in de landen die ik bezocht na een waterramp.” De belangrijkste taak voor de veiligheidsregio’s is de crisis- en risicobeheersing, informatievoorziening en herstel. Voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu is dat het vergroten van
Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s Het Veiligheidsberaad heeft de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s vastgesteld. In de Strategische Agenda zijn de prioriteiten opgenomen voor de veiligheidsregio’s met als doel een (fysiek) veiliger Nederland door gezamenlijk te werken aan onder andere het versterken van bevolkingszorg en waterveiligheid. De thema’s waterveiligheid, continuïteit van de samenleving en nucleaire veiligheid pakt het Veiligheidsberaad samen met het ministerie van VenJ op. De thema’s kwaliteit en vergelijkbaarheid, bevolkingszorg en versterking civiel militaire samenwerking worden door het Veiligheidsberaad zelf verder uitgewerkt en uitgevoerd. De
agenda heeft een doorlooptijd van twee jaar. De volgende stap is het uitwerken van de benoemde prioriteiten in uitvoeringsvoorstellen. Deze voorstellen worden op de volgende vergadering van het Veiligheidsberaad besproken (zie ook cover).
‘Bevolkingszorg Op Orde 2.0’ Het rapport ‘Bevolkingszorg op orde 2.0’ presenteert een nieuwe visie op bevolkingszorg en daaraan gekoppelde indicatieve prestatie-eisen. Het Veiligheidsberaad stemde in met het rapport na eerst een jaar te hebben geëxperimenteerd. In dit ‘experimentele’ jaar konden alle veiligheidsregio’s reageren op de prestatie-eisen voor bevolkingszorg die eerder door de bevolkingszorgcommissie waren opgesteld. Zie voor meer nformatie over het rapport: pagina 12.
“Het best bewaarde geheim in veiligheidsland”
Reddingsbrigades willen samenwerking met regio’s formaliseren Reddingsbrigade Nederland heeft een boeiende tijd voor de boeg. De implementatie van de Regionale Voorziening reddings brigades (RVR) wordt begin volgend jaar voltooid en het ministerie van VenJ beëindigt na 2015 de financiering waarmee zij de reddingsbrigades de afgelopen jaren gedeeltelijk heeft ondersteund. Tijd voor een nieuwe samenwerkingsformule tussen de reddingsbrigades en het veiligheidsdomein. Reddingsbrigade Nederland en het ministerie van VenJ doen een beroep op de veiligheidsregio’s om via convenanten de samenwerking met de reddingsbrigades te formaliseren.
fondsenwerving volledig onze eigen broek kunnen ophouden”, aldus Van Mourik. “Maar dat zal de eerste jaren wellicht nog niet helemaal lukken. Daarom willen we met de veiligheidsregio’s voor een overgangsperiode beheersafspraken maken. We hebben becijferd dat per veiligheidsregio jaarlijks circa 20.000 euro nodig is voor exploitatie van een hoogwaardige RVR-voorziening. Daarvoor krijgen de veiligheidsregio’s dan wel een professionele waterreddingsorganisatie in hun netwerk, met gewaarborgde paraatheid en kwaliteit, die aangepast kan worden aan het vastgestelde waterrisicoprofiel.”
Hoge urgentie De urgentie om landelijk met alle veiligheidsregio’s bindende afspraken te maken over samenwerking is volgens Raymond van Mourik, directeur van Reddingsbrigade Nederland, groot. Op 1 januari 2015 stopt het ministerie de financiering voor beheer van de C2000-verbindingsmiddelen die de reddingsbrigades met het oog op hun nationale rampentaak in gebruik hebben. Een jaar later stopt ook de financiering van het ministerie voor de opbouw van de RVR-structuur. Circa een half miljoen euro investeerde het ministerie jaarlijks in de opbouwfase, naast 270.000 euro van het Nationaal Rampenfonds en 1,4 miljoen euro uit eigen reserves en donateursgelden. “Uiteindelijk is het de bedoeling dat wij via
Van Mourik is verrast door het feit dat veel bestuurders en managers in veiligheidsregio’s nog niet goed op het netvlies hebben welke kracht en kwaliteit zij via de reddingsbrigades in hun partnernetwerk hebben. “Wij zijn wellicht het best bewaarde geheim in veiligheidsland. En dat terwijl volgens recente inzichten meer dan drie miljoen mensen in
Samenwerkingsoefening met brandweer en andere hulpdiensten op de Lek.
Personalia Met ingang van 6 mei is Hans Blokker aangesteld voor anderhalf jaar bij Veiligheidsregio Fryslân als directeur brandweer/commandant brandweer. Hij volgt Johan Postma op die per 1 april werd aangesteld als kwartiermaker brandweer/ multi-opschaling bij de Landelijke Meldkamer Organisatie.
Raymond van Mourik: “De reddingsbrigades hebben de veiligheidsregio’s veel te bieden op het gebied van waterveiligheid.”
Nico van Mourik, algemeen directeur Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is de nieuwe voorzitter Raad Directeuren Veiligheidsregio.
Nederland een veel groter overstromingsrisico blijken te lopen dan eerder werd aangenomen. In het kader van de waterveiligheid hebben we de regio’s dus veel te bieden. Dat gaan we ook beter uitleggen.”
Karin van Esch is op 24 april benoemd tot directeur publieke gezondheid BrabantNoord.
Afspraken per regio Het ministerie van VenJ onderkent de belangrijke rol van de reddingsbrigades als partner
in de rampenbestrijding. Directeur Weerbaarheidsverhoging Paul Gelton vroeg begin dit jaar per brief aan het Veiligheidsberaad om de besturen van de veiligheidsregio’s te stimuleren convenanten te sluiten met de reddingsbrigades om de samenwerking op regionaal niveau te bekrachtigen. Ook vroeg hij aandacht voor het urgente vraagstuk van het beheer van de C2000-middelen van de brigades. Antoin Scholten, portefeuillehouder crisisbeheersing in het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad, heeft in zijn antwoord gesteld dat het sluiten van convenanten en het maken van C2000-beheersafspraken een zaak is voor de afzonderlijke veiligheidsregio’s en de RVR in hun werkgebieden. De risicoprofielen qua waterveiligheid en waterincidenten verschillen immers van regio tot regio en dus zijn maatwerkafspraken nodig. Het Veiligheidsberaad heeft de regionale veiligheidsbesturen per brief gevraagd de samen-
werking met de reddingsbrigades op de agenda te zetten. Gevraagd wordt om per regio nadere afspraken met de reddingsbrigades te maken over ondersteuning van de RVR, intensivering van de samenwerking en regulier medegebruik van C2000 als gelieerd gebruiker.
Sinds 2011 werkt Reddingsbrigade Nederland aan het vestigen van een nieuwe samenwerkingsstructuur op de schaal van de veiligheidsregio’s. Vijfentwintig Regionale Voorzieningen Reddingsbrigades staan 24 uur per dag en 365 dagen per jaar paraat om bij overstromingen en andere waterincidenten professionele hulpverlening te bieden. Onder andere met een nationale reddingvloot van 90 professionele eenheden met 1700 getrainde bemanningsleden. De Veiligheidsregio juni 2014 nr. 21 15
Kort (regio)nieuws De volgende bijeenkomst wordt georganiseerd door medewerkers uit Brabant en zal plaatsvinden bij Veiligheidsregio Haaglanden. De academie zal hand- en spandiensten blijven verlenen om dit netwerk te laten groeien. Voor meer informatie over dit netwerk kan contact worden opgenomen met: Roos Dael:
[email protected].
Film over Netcentrisch P!T Werken GHOR De veiligheidsregio’s IJsselland en Noorden Oost-Gelderland hebben een korte film gemaakt over ‘Netcentrisch werken binnen de GHOR’. De film legt uit hoe alle partners binnen GHOR informatie met elkaar delen bij een incident en is een vervolg op het filmpje ‘Werken voor de GHOR bij een crisis’ die Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland vorig jaar ontwikkelde samen met GHOR Nederland. Bij netcentrisch werken in het geneeskundig netwerk verzamelen de informatiecoördinatoren (Ico) informatie uit hun eigen instelling. Het Hoofd Informatie van de GHOR (HIN) maakt aan de hand daarvan een samenvatting van wat er speelt binnen de gezondheidszorg. Hij is ook het filter tussen het geneeskundig netwerk en de veiligheidsregio, want sommige informatie kan en mag niet worden gedeeld of is gewoonweg niet relevant. Netcentrisch werken zorgt voor een actueel incidentbeeld binnen het netwerk van zorgverleners. Daardoor kunnen crisisteams en zorginstellingen snel besluiten nemen en tot actie over te gaan. Beide filmpjes zijn te downloaden via: www.youtube.com/watch?v=0xOWdtghAyc Meer informatie is op te vragen bij: Jimmy Korswagen,
[email protected] en Norbert Bosman,
[email protected]
Het gaat goed in Almere: P!T, het centrum voor interactieve exposities, evenementen en symposia op het gebied van veiligheid dat op 12 april officieel werd geopend door Pieter van Vollenhoven, heeft in de eerste maanden van zijn bestaan al aardig wat bezoekers mogen ontvangen. Schoolgroepen, kinderpartijtjes en zelfs voor trouwfotorapportages kwamen de bezoekers naar P!T. Ook biedt het centrum de mogelijkheid voor vergaderingen, expertmeetings en workshops voor bedrijven. Nieuwsgierig naar de activiteiten van P!T?: zie www.pitveiligheid.nl of de Facebookpagina van P!T.
Zie voor meer informatie over de faciliteit Landelijke Inkoop Brandweer Nederland en de verschillende projecten, op: www.brandweernederland.nl/flibn.
Intentie voor meer wetenschappelijk onderzoek crisisbeheersing publieke gezondheid Op 9 april ondertekenden Leo Zaal namens het IFV, Marcel vanRaaij voor het RIVM en Ed d’Hondt voor GGD GHOR Nederland de intentieverklaring voor meer academisering van crisisbeheersing in de publieke gezondheid. De intentieverklaring legt de basis voor meer wetenschappelijk onderzoek in crisisbeheersing publieke gezondheid. Crisisbeheersing
Start team Landelijke Inkoop Brandweer Nederland Op 1 juli start het team Faciliteit Landelijke Inkoop Brandweer Nederland. Dit team, bestaande uit een accountmanager Inkoop en drie portfoliomanagers die landelijk aan de slag gaan, ondersteunt de regio’s bij landelijke aanbestedingen. Portefeuillehouder en commandant John van der Zwan is namens de Raad van Brandweercommandanten voorzitter van de stuurgroep inkoopsamenwerking. De faciliteit is een twee jaar durende pilot en opgezet bij het IFV op verzoek van de RBC die graag wil dat vanuit de regio’s meer geza-
Netwerken voor jong talent De Academie voor Talent en Leiderschap van het IFV nam het initiatief om een bijeenkomst te organiseren voor ‘jong talent’ bij de veiligheidsregio’s. Doel: het ontwikkelen via verbinden van netwerken en externe relaties. Op 8 april kwamen 29 mensen uit verschillende regio’s bijeen. Niet alleen uit de regio’s, maar ook medewerkers van Schiphol, ProRail en het ministerie van VenJ namen deel. Aan het eind van de bijeenkomst gaven de deelnemers aan dat ze willen dat het een netwerk wordt zonder leeftijdsgrens en voor mensen met ambitie die willen ont-moeten, verbinden en inspiraties willen delen.
Lezersonderzoek De Veiligheidsregio Welke onderdelen in De Veiligheidsregio leest u het liefst? Ontvangt u De Veiligheidsregio vaak genoeg? Mist u informatie in De Veiligheidsregio? De redactie van De Veiligheidsregio wil de krant zo goed mogelijk afstemmen op de wensen van de lezers. Daarom is er een lezersonderzoek gestart. De enquête bestaat uit twaalf vragen en het invullen kost circa vijf minuten. Laat ons weten wat u van De Veiligheidsregio vindt via www.veiligheidsberaad.nl . De enquête is nog tot 7 juli online in te vullen.
16 nr. 21 juni 2014 De Veiligheidsregio
menlijk wordt ingekocht en samengewerkt bij bijvoorbeeld Europese aanbestedingen. Doel van de faciliteit is het verder professionaliseren van het inkoopproces en zorgen voor een betere samenwerking. Het team ‘ontzorgt’ de regio’s en helpt de inkopers grip en controle te krijgen op aanbestedingstrajecten. Van der Zwan: “Het team staat nu. We hebben in de aanloop van de startdatum 1 juli al een aantal projecten kunnen opzetten. Zoals het Europese aanbestedingsproject voor tankpassen. Hier doen inmiddels vijftien regio’s aan mee. Een ander project wat gaat lopen is het verzekeringspakket. Ook hier hebben al heel wat regio’s aangegeven aan te willen haken. ”
Hier kan uw nieuws staan Wilt u uw kennis over projecten en initiatieven delen met uw partners in het land? Of heeft u nieuws betreffende uw veiligheidsregio? Stuur dan een mail naar de redactie:
[email protected]
De veiligheidsregio in uw brievenbus? De Veiligheidsregio niet ontvangen? Of zijn uw adresgegevens veranderd? Stuur dan een mail naar:
[email protected]
Agenda > 24 september: SIS-Congres > 2- 3 oktober: Jaarcongres Brandweer Nederland
Colofon De Veiligheidsregio is een kwartaaluitgave van het Veiligheidsberaad in samenwerking met Brandweer Nederland, GGD GHOR Nederland, het IFV, de Nationale Politie, de VNG en het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het kopiëren en/of overnemen van (delen van) de inhoud van deze uitgave is toegestaan, mits men vooraf toestemming vraagt aan de redactie en onder bronvermelding.
Redactieadres Instituut Fysieke Veiligheid T.a.v. redactie De Veiligheidsregio Postbus 7010 6801 HA Arnhem
is in de publieke gezondheid een relatief jong vakgebied en heeft nog geen sterke verbinding met de academische wereld. Binnen het programma Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid (AWPG) is daarom de afgelopen periode de samenwerking tussen beleid, onderzoek en praktijk gestimuleerd. Dit resulteerde in zes onderzoeksprojecten waarin vraagstukken uit de praktijk zijn onderzocht. Zoals aspecten voor maatschappelijke onrust bij incidenten. Of aanbevelingen voor geloofwaardige en effectieve publieksvoorlichting. Voor meer informatie zie de website van ZonMW. Meer informatie: Vincent Pot,
[email protected]
Rapport Algemene Rekenkamer: najaar 2014 De Algemene Rekenkamer startte eind december 2012 een onderzoek naar rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Rekenkamer richtte zich in dit onderzoek vooral op de Strategie Nationale Veiligheid en de veiligheidsregio’s. Twee veiligheidsregio’s werden nader onderzocht: Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Limburg. Voorafgaand aan de publicatie wordt het rapport voor bestuurlijk wederhoor voorgelegd aan de minister van VenJ, de voorzitter van het algemeen bestuur van het IFV, de voorzitter van het Veiligheidsberaad en de voorzitters van de betreffende veiligheidsregio’s. Naar verwachting verschijnt het rapport in het najaar van 2014.
Hoofdredactie Veiligheidsberaad, Leo Zaal, algemeen directeur IFV en secretaris Veiligheidsberaad Redactieraad Brandweer Nederland, Frank Huizinga GGD GHOR Nederland, Erik Riemens IFV, Yvonne Stassen Nationale Politie, Angelique van Campen VNG, Rob van Gerwen Het Veiligheidsberaad, Marleen Oldenhave Ministerie van Veiligheid en Justitie, Erik van Buuren Redactie Ministerie Veiligheid en Justitie, Erik van Buuren Het Veiligheidsberaad, Marlene Oldenhave Eindredactie: Ada Kraft Redacteuren: Rob Jastrzebski, Roy Johannink, Klaas Salverda Traffic: PINO evenementen & congressen Ontwerp en opmaak: Bor Borren Design Fotografie: Rob Jastrzebski, VNG, John Voermans, LMO, Veiligheidsregio Utrecht, Peter Hofman, Jose Deekens, P!T, IFV, Vewin, de gemeenten Enschede,Tilburg, Terneuzen, de veiligheidsregio’s Zuidoost-Brabant, en Gooi- en Vechtstreek, Nationale Politie, ANP Cartoon: Patrick van Gerner Drukwerk: Roto Smeets Utrecht Oplage: 9.500 - juni 2014