ampersand
Foto Leo debock
energie
Een energiezekere toekomst:
Duurzaam, betaalbaar en betrouwbaar www.cdenv.be
1
inhoud
1. Een goede fuelmix 2. De vrije markt 3. Hernieuwbare energie 4. Sociaal energiebeleid 5. Rationeel energiegebruik 6. Netinfrastructuur, slimme netten en slimme meters 7. Energie en wonen
EEN ENERGIEZEKERE TOEKOMST Onze Europese, Vlaamse en federale beleidsmakers staan voor de uitdaging om de energiebevoorrading van ons land te verzekeren. Milieuvriendelijk en tegen betaalbare prijzen voor gezinnen en bedrijven. Voor CD&V zijn duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid perfect met elkaar te verzoenen. Duurzaam, door in te zetten op minder energiegebruik, en maximaal gebruik te maken van hernieuwbare energie.
Deze infobrochure is een initiatief van gewezen Vlaams volksvertegenwoordiger Carl Decaluwé, huidig gouverneur van West-Vlaanderen.
Betrouwbaar, door realistische keuzes die de energietoelevering voor onze gezinnen en bedrijven veilig stellen. Naast een goede mix van hernieuwbare energiebronnen met fossiele brandstoffen , blijft kernenergie voorlopig een noodzakelijk kwaad. Betaalbaar, door een goede vrije marktwerking, die zonder twijfel leidt tot prijsverlagingen. CD&V wil de markt verder openbreken, om investeringen in productiecapaciteit te stimuleren en de consument toe te laten gunstiger tarieven af te dwingen. Voor mensen die het moeilijk hebben om de aardgas- en elektri-
Leen Dierick, Liesbeth Van Der Auwera, Peter Van Rompuy, Veerle Heeren, Dirk de Kort, Tinne Rombouts, Robrecht Bothuyne, Sonja Claes, Valerie Taeldeman
citeitsfactuur te betalen breiden we het vangnet verder uit. Afsluiten om redenen van armoede mag geen optie meer zijn.. Om deze doelen te bereiken wil CD&V werk maken van bewustmaking op alle maatschappelijke niveaus. Tegelijkertijd voorzien we de nodige financiële aanmoediging om iedereen deelgenoot te maken van projecten die onze doelstelling ondersteunen.
Colofon Redactie: Mathieu Vermeersch, Hans Knop, Mark Meesen Verantwoordelijke uitgever: Jonathan Cardoen Wetstraat 89 – 1040 Brussel Re(d)actieadres: Wetstraat 89 – 1040 Brussel,
[email protected] Vormgeving: LUNA
22
Robrecht BOTHUYNE Sonja CLAES Promotor energiebeleid Promotor sociaal CD&V-fractie energiebeleid Vlaams Parlement CD&V-fractie Vlaams Parlement
Liesbeth VAN DER AUWERA Voorzitter commissie bedrijfsleven CD&V-fractie kamer van volksvertegenwoordigers
3
Een goede fuelmix Een gezonde energiemix bestaat uit een combinatie van energie-efficiëntie, fossiele energie (aardolie, gas en steenkool), hernieuwbare energie en kernenergie. Het ontbreken van een van deze componenten heeft gevolgen voor de bevoorradingszekerheid, de betaalbaarheid en de duurzaamheid van de energievoorziening in ons land. Elektriciteitsproductie in België volgens energiebron
Energiebron
Mensen moeten in de eerste plaats aangezet worden om hun energieverbruik te verminderen. De goedkoopste en meest milieuvriendelijke energie is nog altijd de niet-verbruikte energie.
Aandeel in totale productie
Kernenergie 51,8% Gassen 33,2% Hernieuwbaar en recuperatie 5,8% Vaste brandstoffen 5,7% Hydraulische energie, 3,3% wind- en pompcentrales Vloeibare brandstoffen 0,3%
CD&V onderschrijft de Trias Energetica: Stap 1 Het terugdringen van het energieverbruik Stap 2 De maximale aanwending van duurzame energie Stap 3 De efficiënte inzet van eindige energiebronnen tot het aanbod aan hernieuwbare energie volstaat om aan de energiebehoefte te voldoen.
Bron: FOD Economie, KMO, middenstand en energie
Gas speelt een belangrijke rol in onze energievoorziening. Van de fossiele brandstoffen stoot aardgas het minst CO2 uit bij verbranding. Doordat gascentrales flexibel aan- en uitgeschakeld kunnen worden, vormen zij de ideale back-up wanneer er onvoldoende hernieuwbare energie beschikbaar is (het waait immers niet altijd, de zon schijnt niet altijd). Opdat steenkool ook in de toekomst deel kan blijven uitmaken van onze energiemix, dient het onderzoek naar de afvang en opslag van CO2 verder gezet te worden. Tegen 2020 moet de productie van hernieuwbare energie in 13% van onze totale energiebehoefte voorzien. De ontwikkeling van hernieuwbare energie dient op een kostenefficiënte wijze te gebeuren zodat de energiefactuur betaalbaar blijft voor gezinnen en bedrijven. Kernenergie vormt het sluitstuk van een goede energiemix. Kerncentrales kunnen goedkoop produceren en stoten nauwelijks CO2 uit. De brandstof, uranium, is nog ruim voorhanden en afkomstig uit politiek stabiele regio’s. Na de kernramp in Japan rees er twijfel over de veiligheid van de kerncentrales. Als antwoord hierop heeft de regering beslist om onze centrales aan bijkomende veiligheidstests te onderwerpen. Uit een eerste voorlopige evaluatie van het Federaal Agentschap voor de Nucleaire Controle (FANC) blijkt dat de Belgische kerncentrales voldoende bestand zijn tegen natuurfenomenen zoals aardbevingen en overstromingen, tegen terroristische aanslagen en vliegtuigcrashes. Nucleaire rente De zeven kerncentrales in België werden gebouwd tussen 1975 en 1985. De markt was toen nog niet geliberaliseerd en de elektriciteitsprijzen werden bepaald door het Controlecomité. Het Controlecomité stelde de prijs vast op basis van de productiekosten, vermeerderd met een billijke winstmarge. De kerncentrales werden op 20 jaar versneld afgeschreven. De afschrijvingskosten werden doorgerekend aan de consument, die gedurende 20 jaar hoge elektriciteitsprijzen betaalde. Het opzet was dat wanneer de kerncentrales na 20 jaar zouden afgeschreven zijn, de consumenten lagere prijzen zouden genieten, door het wegvallen van de afschrijvingskosten. Helaas voor de consument viel de omschakeling van 20 jaar betalen naar 20 jaar genieten ongeveer samen met de vrijmaking van de markt. De Belgische consument heeft daardoor nooit de prijsdaling gekregen waarop hij recht had. Door te beschikken over grotendeels afgeschreven kerncentrales, zijn de kernexploitanten met een enorm competitief voordeel de vrije markt kunnen instappen. Hierdoor is het voor andere elektriciteitsproducenten moeilijk om de concurrentie aan te gaan. Dit levert de historische operator tot op de dag van vandaag grote winsten op. De onderhandelende partijen voor een nieuwe regering hebben het bedrag van de nucleaire heffing vastgelegd op 550 miljoen euro. De opbrengst van de heffing kan onder meer dienen voor de financiering van de windmolenparken op de Noordzee, die anders ten laste van de consument zou vallen, en het bevorderen van energie-efficiënte. ‘de verklaring van woorden die in rood zijn aangeduid doorheen de brochure, kan u op de achterflap terugvinden’
4
R Werkpunt Er wordt in ons land te weinig geïnvesteerd in elektriciteitsproductie. Het gevolg is dat er de komende jaren problemen zouden kunnen ontstaan op het gebied van de bevoorradingszekerheid. Het gebrek aan investeringen zorgt er tevens voor dat er onvoldoende concurrentie is op het vlak van de productie en de prijs van elektriciteit. Het is cruciaal dat er bijkomende investeringen komen in nieuwe productiecapaciteit. De stijgende elektriciteitsvraag, de mogelijke sluiting van de drie oudste kerncentrales en van oude klassieke thermische centrales, maken het aantrekken van nieuwe investeringen tot één van de belangrijkste uitdagingen van het energiebeleid.
CD&V wil... l De kalender voor de uitstap uit kernenergie beoordelen in het licht van de beschikbaarheid van vervangingscapaciteit zodat de bevoorradingszekerheid verzekerd blijft l Een gunstig klimaat creëren om meer investeringen in productiecapaciteit te stimuleren. We willen competitieve productiesites aanbieden aan andere spelers. In samenspraak en overleg met de Gewesten willen we de procedures voor de bouw en exploitatie van nieuwe sites vereenvoudigen en versnellen. l Het aandeel hernieuwbare energie in de finale vraag verhogen tot 13% tegen 2020 (en tot onge- veer 20% in de elektriciteitsproductie), met aandacht voor kostenefficiëntie opdat de energiefac- tuur betaalbaar blijft.
CD&V wil...
… dat de nucleaire rente onder meer wordt gebruikt voor de financiering van projecten voor de winning van hernieuwbare energie op de Noordzee. 5
De vrije markt
Tot 1999 werd de Belgische elektriciteits- en gasmarkt strikt gecontroleerd door de overheid via het controlecomité voor Gas en Electriciteit. In de tweede helft van de jaren negentig startte de Europese overheid met de vrijmaking van die markten. De Vlaamse markt is sinds 1 juli 2003 volledig geliberaliseerd, de markten van Brussel en Wallonië sinds 1 juli 2007. De quasi-monopoliesituatie waaruit België kwam maakte dat de historische marktspelers over heel wat troeven beschikten. Die bleken een aanzienlijke drempel voor nieuwe spelers om tot de markt toe te treden en belemmer(d) en de marktwerking. De federale overheid heeft vervolgens een aantal maatregelen genomen om de concurrentie in de elektriciteitsmarkt te bevorderen. Desondanks blijven er ook nu te veel pijnpunten om van een geslaagde vrije marktwerking te kunnen spreken. De dominantie van één speler is nog steeds sterk aanwezig. De reeds genomen maatregelen zijn onvoldoende gebleken om de gekende marktbelemmeringen ongedaan te maken. Het is voor nieuwkomers nog steeds haast onmogelijk om tegen een even lage kost te produceren als de afgeschreven kerncentrales. Elektriciteitsprijzen en het derde energiepakket Onze elektriciteitsprijzen behoren tot de hoogste van Europa. We moeten de energieprijzen in ons land terugbrengen tot op het niveau van de buurlanden. Het Parlement nam een nieuwe wet aan die de gas-en elektriciteitsmarkt grondig hervormt. Deze nieuwe wet is de omzetting van een aantal Europese richtlijnen (zogenaamde ‘derde energiepakket’). Deze hervorming maakt het mogelijk om de energieprijzen strenger te reguleren. Daartoe worden de bevoegdheden van de energieregulator CREG versterkt De CREG bepaalt nu zelf de methode voor de nettarieven. Wanneer een leverancier zijn prijzen wijzigt, zal hij dit moeten verantwoorden bij de CREG. De CREG zal zich in zijn oordeel laten leiden door de leveranciersprijzen in onze buurlanden. Het derde energiepakket streeft ook naar de verdere integratie van de elektriciteitsmarkten van de Benelux, Frankrijk en Duitsland tot één markt met één groothandelsprijs voor het hele gebied. Dit zal de concurrentie en de prijzen voor de Belgische consument ten goede komen. De bescherming van de consument en het derde energiepakket Het akkoord “De consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt"
6
beschermt de consumenten tegen eventuele onrechtmatige praktijken of misleidende informatie in de relaties met hun elektriciteits- of gasleverancier. De leveranciers moeten de bepalingen van dit akkoord strikt naleven. In het kader van de hervorming van de gas- en elektriciteitsmarkt, werd ook de bescherming van de consument versterkt. Het akkoord bleek immers niet alle problemen op te lossen die in de praktijk bestaan. Zo moeten de leveranciers een standaardfactuur gaan gebruiken. De standaardfactuur zal eenvoudiger en beter begrijpbaar zijn, en alle nodige informatie bevatten. Elke wijziging van de voorwaarden van het contract die van die aard zijn dat de klant het contract zonder vooropzeg kan opzeggen, moet op de factuur vermeld staan. Het zal ook makkelijker worden het verbruik te vergelijken met dat van de voorgaande jaren. De maximale verbrekingsvergoeding die een klant moet betalen wanneer hij zijn contract met zijn leverancier verbreekt, zal maximum 50 euro bedragen. Om te vermijden dat klanten die via domiciliëring betalen voor verrassingen komen te staan wanneer het bedrag van de jaarfactuur van de rekening gaat, moeten de leveranciers de mogelijkheid bieden om de betaling van de jaarfactuur van het domiciliëringsmechanisme uit te sluiten.
Wie is wie? CD&V wil...
Veranderen van leverancier
Veranderen van leverancier is heel eenvoudig. Van zodra een contract is afgesloten bij een nieuwe leverancier, zal deze contact opnemen met de oude leverancier. Zij handelen de overdracht onderling af. De nieuwe leverancier moet ervoor zorgen dat de nieuwe overeenkomst pas ingaat op de einddatum van het oude contract, tenzij de klant vraagt om het contract vroeger te laten beginnen. Opgepast! Indien het oude contract vroegtijdig wordt stopzet, kan de oude leverancier een boete aanrekenen die maximaal 50 euro bedraagt. De nieuwe leverancier zal de netbeheerder verwittigen, die de meterstand zal opvragen. Op basis van deze gegevens zal de oude leverancier binnen een redelijke termijn een slotfactuur versturen. Bij recht op een terugbetaling, moet de leverancier de terugbetaling uitvoeren binnen de 15 kalenderdagen na ontvangst van de slotfactuur. Hij mag geen administratieve kosten aanrekenen als de beëindiging van het contract is gebeurd met eerbiediging van de contractuele voorwaarden.
… dat Vlaanderen op zoek gaat naar een optimaal model dat marktwerking en mededinging verzekert, met duidelijke en transparante regels. … dat de federale overheid een duidelijke strategie ontwikkelt om de toetredingsbarrières en de dominantie op vlak van productie aan te pakken. Een aantrekkelijk investeringsklimaat is noodzakelijk om een vrijmaking van de markt echt te doen slagen.
Wie wil weten of hij geld kan besparen door van leverancier te wisselen, kan de V-Test doen op de website van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (www.vreg.be). Daar kunnen de tarieven van alle energieleveranciers in Vlaanderen vergeleken worden.
De energiemarkt De Vlaamse energiemarkt is sinds 1 juli 2003 volledig geliberaliseerd. Dit betekent dat elke afnemer in alle vrijheid zijn elektriciteits- of aardgasleverancier kan kiezen. Elektriciteit wordt hier geproduceerd of ingevoerd vanuit het buitenland. De transmissienetbeheerder Elia transporteert deze elektriciteit over het hoogspanningsnet tot aan het distributienet. Op hun beurt brengen de distributienetbeheerders (Eandis, Infrax, PBE, AGEM, GHA en DNB BA) de elektriciteit tot bij de consument. Deze kan er pas gebruik van maken, nadat hij een contract afsloot met een leverancier die de elektriciteit verkoopt. In België wordt geen aardgas ontgonnen, dus wordt deze ingevoerd via ondergrondse en onderzeese pijpleidingen en schepen. Fluxys vervoert het ingevoerde aardgas onder hoge druk tot aan het distributienet. Naar analogie met elektriciteit distribueert de
distributienetbeheerder het gas tot bij de consument, die een contract heeft met een leverancier voor de levering van het gas. Transmissie van elektriciteit, vervoer van aardgas en distributie zijn niet geliberaliseerd of vrijgemaakt. Hier speelt dus geen concurrentie. Deze taken werden door de overheid aan één maatschappij toegewezen die daarvoor een wettelijk monopolie krijgt. De andere schakels in de markt (invoer, productie en levering) zijn vrijgemaakt. Er bieden zich hier meerdere spelers aan die met elkaar concurreren. Het openbreken van de energiemarkt heeft voor een internationalisering van de markt gezorgd met het ontstaan van een aantal grote energiegroepen (GDF Suez, EDF-Luminus, RWE-Essent, Nuon-Vattenfall, …).
Electrabel/GDF Suez is nog steeds goed voor ongeveer 70% van de productiecapaciteit in België. SPE en E.ON nemen elk ongeveer 12% van de capaciteit voor hun rekening. Als we de groothandelsmarkt van aardgas bekijken had Distrigas in 2009 een aandeel van 70%, GDF Suez 12,4%, SPE 6,9% en Wingas 6%.
7
hernieuwbare energie
In 2020 wil Europa 20% van het totale energieverbruik uit hernieuwbare bronnen realiseren. Daarom legt het haar lidstaten een bindende algemene doelstelling op. Door een combinatie van maatregelen op het vlak van groenestroomproductie, het aanwenden van groene warmte/koude en het gebruik van biobrandstoffen, kunnen de lidstaten zelf bepalen hoe zij die doelstelling zullen realiseren. Slechts op één domein legt Europa het te behalen resultaat specifiek vast: minstens 10% van de energiebehoefte in de transportsector moet met biobrandstoffen worden afgedekt. De bindende algemene doelstelling voor België bedraagt 13%. Hoewel België de te leveren inspanning nog niet verdeelde over de Gewesten, ambieert Vlaanderen tegen 2020 een aandeel van 13% groenestroomproductie. Het warmteverbruik is echter veel groter dan het elektriciteitsverbruik. Vlaanderen zal dus een grote inspanning moeten leveren met het oog op het realiseren van het potentieel aan groene warmte.
VISIE
CD&V zet hoog in op een duurzame leefomgeving. Hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik maken daar deel van uit. Precies daarom steunen we ook de Europese aanpak.
de prognoses van VITO De prognoses van VITO tonen aan dat de weg nog lang is met het oog op het bereiken van de Europese doelstelling. Het levert dit beeld van hernieuwbare energie in Vlaanderen: Potentieel 2020 Vandaag benut potentieel Groene stroom 12.371 GWh (incl. offshore windparken) 3.507 GWh 28,0% Groen warmte 17.968 GWh 4.307 GWh 24,0% Groen transport 6.950 GWh 2.259 GWh 32,5% TOTAAL 33.569 GWh 10.073 GWh <30,0%
In totaal ziet het VITO dus een potentieel voor energie uit hernieuwbare bronnen van 33.569 GWh, waarvan op dit moment 10.073 GWh wordt gerealiseerd. Dat is amper 30%. Voor Vlaanderen voorziet het VITO een totale energiebehoefte van 325.216 GWh tegen 2020. Als het hernieuwbaar potentieel volledig wordt gerealiseerd, wordt 11,5% van die energiebehoefte afgedekt. Om 13% te halen zullen dus extra inspanningen nodig zijn.
8
Fossiele brandstoffen worden niet alleen steeds schaarser, ook de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van het gebruik ervan moet om klimaatredenen drastisch worden terug gedrongen. Investeren in hernieuwbare energie vermindert niet alleen onze afhankelijkheid van een te beperkt aantal (vervuilende) energiebronnen, het maakt ons ook minder afhankelijk van buitenlandse energieproductie.
9
R WERKPUNT
Voor windturbineprojecten in landbouwzone is geen ruimtelijk planningsproces meer nodig. Dit leidt tot ondoordachte inplanting. Een goede ruimtelijke ordening maakt nochtans dat het potentieel maximaal wordt benut, verzekert de economische rendabiliteit en vergroot het maatschappelijk draagvlak.
AANDEEL GROENESTROOMPRODUCTIE 2010 13,5 % Zonne-energie (PV)
Om de Vlaamse groenestroomdoelstelling van 13% en de doelstelling inzake energieefficiëntie tegen 2020 te halen, moeten leveranciers jaarlijks een hoeveelheid groene stroom en stroom uit warmtekrachtkoppeling (WKK) leveren bij hun klanten. De groenestroomproductie wordt in Vlaanderen op 2 manieren ondersteund: enerzijds via certificaten en anderzijds via een minimumsteun voor het geval de verkoop van certificaten niet volstaat om rendabel te zijn.
72,2 % Biomassa
Het certificatensysteem Producenten van groene stroom en WKK krijgen voor deze productie certificaten: groenestroomcertificaten (GSC) of warmtekrachtcertificaten (WKC).
11,1% Wind op land 3,1 % Wind op zee
100%
0,1% Waterkracht
CD&V wil... … dat de milieu- en stedenbouwkundige vergunning wordt vervangen door één omgevingsvergunning. Zo wordt de procedure voor de inplanting van windturbines versneld, en maken tegenstrijdige beslissingen geen kans. … een mix van verschillende energietechnologieën hanteren, waarbij de keuze wordt bepaald door de mate van CO2-besparing en groenestroomproductiecapaciteit. Duurdere technieken worden enkel ondersteund als ze op termijn een betaalbare bijdrage kunnen leveren. …grootschalige, gegroepeerde projecten met het oog op CO2-neutrale bedrijventerreinen en woonwijken. Productie en verbruik worden er zo dicht mogelijk bij elkaar gebracht, wat opnieuw bijdraagt tot kosten- en milieuefficiëntie. … meer publieksparticipatie mogelijk maken. Door de oprichting van coöperatieve vennootschappen kunnen mensen hernieuwbare energie mee financieren en delen in de opbrengst ervan. Deze aanpak verhoogt ook het maatschappelijk draagvlak voor de realisatie van hernieuwbare energieprojecten. … volop inzetten op het potentieel aan groene warmte. Dat betekent investeren in warmteproductie uit biomassa, zonneboilers, warmtepompen en pelletkachels, restwarmtevalorisatie, en de uitbouw van warmtenetten. 10
Ondersteuning groene stroom en warmtekrachtkoppeling
… de transportsector vergroenen zodat biobrandstoffen een belangrijke bijdrage van minstens 10% leveren aan de Europese 20/20/20-doelstelling. … een ruimtelijk kader creëren voor de inplanting van hernieuwbare energieprojecten. Voor alle vormen van hernieuwbare energieproductie moeten zones worden bepaald waar projecten op een economisch, technisch en maatschappelijk haalbare manier kunnen gerealiseerd worden. Voor windturbines moeten die afbakening rekening houden met slagschaduw, geluidsoverlast, landschappelijke inpasbaarheid en aansluitbaarheid op het net. Ook bedrijventerreinen en havengebieden komen in aanmerking. Hierdoor wordt een halt toegeroepen aan de ondoordachte inplanting. … windenergieprojecten moeten vervolgens vergund worden op basis van rendabiliteit, en niet langer via het ‘wie eerst komt, eerst maalt,’-principe. De aanvrager die het beste scoort op de kostprijs per MWh, kan de milieu- en bouwvergunning aanvragen.
Producenten hebben dus een certificatenrecht. De productie van 1.000 kWh groene stroom geeft recht op 1 GSC. Een WKK-certificaat wordt afgeleverd per 1000 kWh energie die minder nodig is om een zelfde hoeveelheid elektriciteit en warmte te produceren in twee afzonderlijke installaties. Leveranciers hebben dan weer een certificatenplicht. Voor elk jaar zijn quota vastgelegd voor de levering van groene stroom en WKK. De leverancier toont het behalen van die quota aan door het inleveren van GSC en WKC bij de VREG. Het certificatensysteem voorziet in een groeipad. Leveranciers moeten volgende certificatenquotum behalen: - voor groene stroom: 6% in 2011 en jaarlijks toenemend tot 13% in 2021 - voor WKK: 4,9% in 2011 en jaarlijks toenemend tot 10,25% in 2021 Leveranciers kunnen op verschillende manieren aan de certificatenplicht voldoen: 1. Door zelf groene stroom en/of WKK te produceren en de ontvangen certificaten te gebruiken voor de certificatenplicht. 2. Door certificaten op de kopen bij producenten van groene stroom of WKK. 3. Door een boeteprijs te betalen per ontbrekend certificaat.
Doordat de leveranciers verplicht zijn om jaarlijks een hoeveelheid certificaten op te kopen bij de producenten, wordt deze laatste dus onrechtstreeks gesubsidieerd. Op die manier wordt de groene stroomproductie rendabel gemaakt. De leveranciers rekenen de kostprijs van de certificatenplicht door in de energiefactuur. De minimumsteun In de gevallen dat de marktwaarde van zo’n certificaat te laag is om de groene stroominstallatie rendabel te houden, voorziet de overheid een minimumsteun. Deze minimumsteun is gelijk aan het bedrag dat een groene stroomproject nodig heeft om rendabel te zijn. Wanneer die minimumsteun hoger is dan de marktwaarde van een certificaat, is het voor de producent interessanter om het certificaat aan de distributienetbeheerder te verkopen. Die is verplicht om de aangeboden certificaten op te kopen. De distributienetbeheerder zal deze opgekochte certificaten dan weer doorverkopen op de markt, dus aan de energieleveranciers. Doordat de distributienetbeheerder de certificaten duurder kocht dan de marktwaarde, maar bij verkoop enkel de marktwaarde kan recupereren, blijft hij opgezadeld met een verlies. Dat verlies wordt doorgerekend aan de consument.
Voor 2011 bedraagt de boeteprijs 125 euro voor een GSC, en 45 euro voor een WKC. De marktwaarde voor een GSC schommelt rond de 105 euro, voor een WKC rond de 37 euro.
11
R WERKPUNT
Ons huidig ondersteuningsmechanisme heeft geresulteerd in heel wat investeringen in groene stroom en warmtekrachtkoppeling. Dat leidde tot een Vlaamse groenestroomproductie van 6% in 2010. Maar het systeem kampt met een aantal belangrijke beperkingen. 1) Hoge maatschappelijke kost: - de minimumsteun voor bepaalde technologieën werd te hoog vastgelegd. Hierdoor ontstaan aanzienlijke extra winsten voor de producent op kosten van de maatschappij. Schoolvoorbeeld hiervan was de oversubsidiëring van zonnepanelen tegen een minimumsteun van 450 euro per certificaat. - door het toekennen van certificaten niet te beperken in de tijd ontstaan onnodige en langdurige kosten voor de maatschappij. Een project heeft in principe slechts certificatensteun nodig tot op het moment dat de investering is terugverdiend. - Doordat leveranciers niet de
reële kost (marktwaarde) van de certificatenplicht doorrekenen in de energiefactuur, maar de hogere boeteprijs. Ook daardoor ontstaat een onnodige extra kost die betaald wordt door alle afnemers. 2) Er is onvoldoende marktwerking door een aanzienlijk overschot aan certificaten. Dit overschot doet de marktprijs gevoelig dalen. Daardoor dreigt de marktwaarde te dalen onder de minimumsteun. Hierdoor zullen heel wat certificaten tegen minimumsteun verkocht worden aan de distributienetbeheerder. Dit leidt dan weer tot verhoogde nettarieven voor de consument. Op 31 maart 2011 dienden er 2.252.388 WKC ingediend te worden om het opgelegde quotum te behalen (zie boven). Na inlevering waren er nog 4.537.298 WKC beschikbaar. Wat GSC betreft, moesten er 2.474.430 ingediend worden, na inlevering waren er nog 1.619.147 certificaten beschikbaar.
3) De dominante positie van de historische spelers creëert marktmacht en blokkeert de marktwerking. 4) Er kan niet snel genoeg ingegrepen worden op marktevoluties. De omslachtige procedure via het parlement om de minimumsteun aan zonnepanelen te wijzigen is daarvan een voorbeeld. Hierdoor gaat heel wat kostenefficiëntie verloren. 6) Er is geen gelijke verdeling van de kosten: Prosumenten dragen te weinig bij tot de netkosten, terwijl er door afname en injectie wel dubbel gebruik gemaakt wordt van het net. Ze dragen ook niet bij aan de kosten van de openbare dienstverplichtingen (de gratis kWh, energiescans, premies voor energiebesparende maatregelen, de opkoopkost voor GSC, …). Dit betekent dat een steeds kleinere groep van consumenten moet opdraaien voor alle kosten verbonden aan het elektriciteitsnet.
CD&V wil...
… de groenestroomdoelstelling bereiken door investeerders zekerheid te bieden en dus voldoende steun te geven zonder dat de kosten voor de maatschappij de pan uitswingen.
voor de maatschappij vermeden. - kostenefficiënte technologieën aan te moedigen en kosteninefficiënte technologieën af te remmen. - het overschot aan certificaten en de marktmacht aan te pakken. - de toekenning van certificaten beperken in de tijd in functie van de afschrijfperiode van de installa tie en nadien beperken tot de werkelijke nood aan steun om deze rendabel te houden. - energieleveranciers verbieden om meer dan de werkelijk gemaakte kosten door te rekenen in de factuur.
… het huidige certificatensysteem bijsturen door: - te evolueren naar een systeem dat oversubsidië ring aanpakt. Op die manier worden extra kosten
Deze maatregelen zorgen voor een kostenefficiënte aanpak waardoor de maatschappelijk kosten aanzienlijk zullen dalen.
… ook voor groene warmte en onbenutte restwarmte een ondersteuningsmechanisme uitwerken. Door louter in te zetten op groene stroom wordt groene warmte vergeten, terwijl net daar het meeste potentieel zit.
SOCIAAL ENERGIEBELEID De vrijmaking van de energiemarkt legde het probleem van energiearmoede bloot. Voor CD&V is energie echter een basisrecht en dus werd er een sociaal vangnet gecreëerd voor mensen die moeilijkheden hebben om de energiefactuur te betalen. Dat vangnet moet ervoor zorgen dat armoede er nooit mag toe leiden dat mensen de toegang tot energie wordt ontzegd. Het omvat regels voor het uitsluiten van mensen door de energieleverancier (drop), de levering door de sociale leverancier (de distributienetbeheerder), het plaatsen van de budgetmeter,
Hoe de oversubsidiëring werkt … en doorgerekend wordt aan de consument (Voor installaties vanaf 1/10/2011 en 31/12/2011)
Productie van 1000 kWh groene stroom
Extra winst leverancier 20eur €(125€-105 euro€)
Vastgelegde minimumsteun ligt lager dan marktwaarde van certificaat
Producent verkoopt aan leverancier tegen marktwaarde (105 euro€)
Producent ontvangt 1 certificaat
Bijvoorbeeld: minimumsteun windenergie op land =90 euro
Extra winst producent 15euro€ (105€-90€euro)
Marktwaarde 105 euro
Vastgelegde minimumsteun ligt hoger dan marktwaarde van certificaat EN vastgelegde minimumsteun is hoger dan de werkelijk nodige minimumsteun
= 145 euro€ extra kost voor maatschappij (270 euro€-125 euro)
12
Leverancier rekent certificatenkost door aan consument tegen boetetarief (125 euro€)
Bijvoorbeeld: vastgelegde minimumsteun zonnepanelen = 270€euro Werkelijk nodige minimumsteun = 125€euro
Producent verkoopt aan distributienetbeheerder die opkoopplicht heeft tegen minimumsteun (270 eur€)
Distributienetbeheerder rekent verlies (165 euro€) door aan consument
Distributienetbeheerder verkoopt certificaat aan leverancier tegen marktwaarde (105 euro€)
Distrubutienettarieven Distributienetstijgen tarieven stijgen
Verlies distributieVerlies distributienetbeheerder netbeheerder 165 euro€ 165eur€(270-105eur) (270-105 euro)
het hulpkrediet, de minimumlevering en de LAC-procedure. = 20 euro€ extra kost voor maatschappij
= 15 euro€ extra kost voor maatschappij
Mensen die de factuur van hun commerciële leverancier niet kunnen betalen, komen terecht bij de distributienetbeheerder als sociale leverancier. Het tarief bij die socale leverancier is hoger dan de gemiddelde marktprijs. In 2009 steeg het aantal huishoudelijke klanten bij de sociale leverancier met ruim 20%. Voor elektriciteit hadden de sociale leveranciers in 2009 ongeveer 73.000 klanten, voor aardgas ongeveer 41.500. In 2010 steeg het aantal voor elektriciteit naar 77.324 en naar 54.701 voor aardgas. Hierdoor behoren de netbeheerders tot de top 4 van de elektriciteitsleveranciers. Voor aardgas hebben ze het 5de grootste marktaandeel.
R WERKPUNT
Klanten die bij een sociale leverancier terecht komen, moeten gestimuleerd worden om terug een commerciële leverancier te vinden omdat op de commerciële markt de voordeligste prijs te vinden is. De sociale leverancier is immers geen volwaardig alternatief. Alleen wordt terugkeren op de commerciële markt vaak moeilijk gemaakt omdat er aan die gedropte klanten te hoge waarborgen, te hoge prijzen en te strenge voorwaarden worden gevraagd. Gratis kWh Elk gezin heeft recht op 100 kWh gratis elektriciteit vermeerderd met 100 kWh per gezinslid. De vraag is of de toekenning van een hoeveelheid gratis stroom wel de juiste aanpak is om de vooropgestelde sociale en ecologische doelen te behalen. Stopt de maatregel, dan ook het effect
op sociaal en ecologisch vlak. Van een blijvend effect is geen sprake. Maatregelen als bijvoorbeeld woningisolatie, hoogrendementsglas of energieefficiënte verwarmingsinstallaties, vragen een eenmalige investering voor een onmiddellijk effect dat enkele tientallen jaren aanhoudt. De toekenning van de gratis stroom kent ook een aantal duidelijke beperkingen: • Eigenaars van zonnepanelen bijvoorbeeld, ont vangen de gratis kWh maar dragen nauwelijks bij in de financiering van de maatregel gezien hun laag verbruikssaldo. • Kwetsbare groepen hebben vaak een hoog verbruik door minder kwalitatieve woningen en huishoudapparaten. Daardoor dragen ze re- latief meer bij in de financiering van de maatregel. • Niet iedereen ontvangt de gratis kWh, bijvoor beeld als gevolg van verhuis. Bovendien is er een verband tussen mensen in armoede en het aantal verhuisbewegingen.
R WERKPUNT
Iedereen betaalt mee voor de kosten van de gratis kWh via de distributienettarieven. Tot op vandaag is er geen sluitend antwoord op hoe de kosten en de baten in de praktijk over de gezinnen herverdeeld worden. In theorie is de maatregel in het voordeel van kwetsbare groepen en grote gezinnen, maar dit kan in praktijk niet worden aangetoond. 13
CD&V wil... … dat elke commerciële leverancier naar Nederlands model wordt verplicht om elke huishoudelijke afnemer een aanbod te doen tegen marktconforme prijzen en voorwaarden, ook wanneer de afnemer al eerder door een leverancier werd gedropt.
… een grondige studie aan de hand waarvan kan worden bepaald wie het meest gebaat is bij de gratis kWh. Wanneer er sprake is van mattheuseffecten, moet de gratis kWh worden geherdefinieerd, zodat in eerste instantie de sociaal zwakkeren en grote gezinnen van de maatregel genieten, zoals oorspronkelijk bedoeld.
… een evaluatie van de sociale openbare dienstverplichtingen om een onderbouwde keuze te kunnen maken voor kostenefficiënte maatregelen met een langetermijneffect op sociaal en ecologisch vlak.
… voldoende budgetten vrijmaken zodat die kunnen aangewend worden voor maatregelen in kostenefficiënte investeringen zoals isolatie, hoogrendementsglas en energie-efficiënte verwarmingsinstallaties.
RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK Efficiënte energiebesparingsmaatregelen verdienen onze steun. Naar huishoudens toe is er een dringende noodzaak aan verticale en horizontale stroomlijning van alle bestaande financiële tegemoetkomingen. • Verticaal: de verschillende beleidsniveaus ontwikkelen elk hun eigen premiebeleid.
Mattheuseffecten Koken kost geld, en dus worden de kosten voor de gratis kWh, de premies voor energiebesparende maatregelen, de energiescans,… doorgerekend in de distributienettarieven via een progressieve tarifering. Progressieve tarifering betekent dat hoe meer je verbruikt, hoe meer je bijdraagt in de kosten. Deze progressieve tarifering leidt vaak tot ongewenste effecten: • Sociaal kwetsbare groepen hebben vaak niet de financiële middelen om te investeren in energiebesparende maatregelen waarvoor de distributienetbeheerder premies voorziet. Door progressieve tarifering delen ze echter wel in de kostprijs van die premies. • Prosumenten dragen door het verlaagde verbruikssaldo te weinig bij in de kosten van deze maatrege-
len en het gebruik van het net. Door afname en injectie maken zij nochtans dubbel gebruik maken van het net. Immers, hoe meer prosumenten (inmiddels 127.000 zonnepanelen), hoe kleiner de groep van afnemers die betalen voor de aan het net verbonden kosten. VOORBEELD Een prosument die jaarlijks 3.500 kWh aan energie verbruikt en dezelfde hoeveelheid produceert door middel van zonnepanelen, heeft een verbruikssaldo gelijk aan nul. Het systeem van progressieve tarifering maakt dat daardoor geen kosten moeten worden betaald. Nochtans maakt deze consument dubbel gebruik van het net en kan hij aanspraak maken op de gratis 100 kWh en tal van premies voor energiebesparende maatregelen. De kosten hiervan worden doorgerekend aan de overblijvende consumenten, die
Samenstelling kost elektriciteit en gas 1 euro elektriciteit:
1 euro gas:
56% energie
70,5% energie
24,2% distributie 1,5% taksen
14
Door het invoeren van een capaciteitstarief betaalt elke consument jaarlijks een forfaitair bedrag voor de sociale en openbare dienstverplichtingen en het gebruik van het net. Daarbovenop komt dan de kost voor het eigenlijke verbruik. Is dat verbruik nul, dan blijft de factuur beperkt tot het capaciteitstarief. Dit maakt dat bijvoorbeeld ook eigenaars van zonnepanelen hun deel van de kost betalen, zonder hen het financiële voordeel van de eigen energieproductie te ontzeggen. Het capaciteitstarief wordt bepaald op basis van het ter beschikking gestelde vermogen. Deze werkwijze heeft volgende voordelen: • De stijgende kosten van het netbeheer worden op een verantwoorde manier herverdeeld. Doordat de netkosten kunnen gespreid worden over meer consumenten daalt het distributienettarief. • De omschakeling naar een duurzame energievoorziening door bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen, wordt op een sociaal verantwoorde manier gedragen door alle netgebruikers.
CD&V wil...
•
Horizontaal: vaak wordt eenzelfde investering op diverse manieren gesubsidieerd, wat leidt tot ondoorzichtigheid, administratieve rompslomp en uiteindelijk ontmoediging.
CD&V wil... … het premiebeleid koppelen aan het E-peil. Wie beter doet dan het opgelegde E-peil kan rekenen op meer financiële ondersteuning … dat gemeenten en provincies hun middelen meer inzetten voor het begeleiden van mensen op het vlak van rationeel energiegebruik, en niet langer te kiezen voor supplementen op premies die door andere overheden worden verstrekt. … het éénloketprincipe aanmoedigen door bijvoorbeeld in gemeenten woon- en energieloketten uit te bouwen. … voldoende budgetten vrijmaken zodat die kunnen aangewend worden voor maatregelen in kostenefficiënte investeringen zoals isolatie, hoogrendementsglas en energie-efficiënte verwarmingsinstallaties.
… een snelle regionalisering van de tariefbevoegdheid zoals afgesproken in de federale regeringsonderhandelingen.
35% distributie
7,5% transmissie
dus proportioneel meer betalen dan wat hun eigen verbruik zou rechtvaardigen.
2,6% taksen 2,7% vervoer
… de netkosten opnieuw verdelen door de invoering van een capaciteitstarief zodat alle netgebruikers op een sociaal verantwoorde manier bijdragen aan het gebruik van het net en de openbare dienstverplichtingen. … een transparante energiefactuur, zodat de gebruiker weet welke maatschappelijke kosten worden aangerekend. 15
energieprestaties De nieuwe Europese energieprestatierichtlijn bepaalt onder meer dat: • de haalbaarheid van alternatieve systemen van energie opwekking moet worden onderzocht, • vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen ‘bijna-energieneutraal’ moeten zijn, • er eisen moeten vastgelegd worden voor ingrijpende renovaties ongeacht de grootte van het gebouw, • het energieprestatiecertificaat de technische haalbaar heid en kosteneffectiviteit van de aanbevolen maatrege len moet vermelden, • de energieprestatie-indicator moet worden vermeld in de advertenties voor de verkoop of verhuur van gebouwen, • er een controlesysteem moet ingevoerd worden voor de certificaten en inspecties, • de certificatenplicht voor publieke gebouwen wordt uitgebreid.
energie & wonen
Subsidies zijn onontbeerlijk om duurzaam wonen betaalbaar te maken. Alleen kunnen die subsidiemechanismen zeker geoptimaliseerd worden. Door de staatshervorming krijgt Vlaanderen zelf de instrumenten in handen om hiervan werk te maken. Een rechtstreekse fiscale aftrek zou alvast tot een sterke administratieve vereenvoudiging leiden. Het vermijden van voorfinanciering door de consument neemt de investeringsdrempel weg. De subsidiëring afhankelijk maken van gerealiseerde energiewinsten verhoogt dan weer de effectiviteit. Er zijn twee soorten criteria op basis waarvan kan gesubsidieerd worden: • Productiecriteria: hierbij is er geen relatie tot de bespa- ring. Deze vorm is vooral interessant voor de lancering van nieuwe technieken en het bereiken van een vol- doende groot publiek. • Prestatiecriteria: waarbij de subsidie in functie staat tot de besparing (vb. E-peil). Deze vorm sluit veel nauwer aan bij het bereiken van een maatschappelijk doel en heeft het voordeel van innovatiestimulerend te zijn. Veel nieuwe technologieën renderen pas op een grotere schaal. Er moet dus niet alleen op het niveau van de individuele woningen worden gewerkt, maar ook op wijkniveau.
R WERKPUNT
Een groot probleem bij de isolatie van daken van grote appartementsgebouwen is de federale wetgeving op de mede-eigendom. Die maakt het quasi onmogelijk om dergelijke werken uit te voeren, omdat 75% van de eigenaars hiermee akkoord moet gaan. En dat terwijl enkel de bewoners van de dakappartementen er onmiddellijk bij gebaat zijn. Eén van de voornaamste obstructies bij oudere eigenaars-verhuurders om energie-efficiënte investeringen te doen, is de administratieve rompslomp die ermee gepaard gaat. Nochtans is het kapitaal om te investeren wel aanwezig. Daarom zou het zinvoller zijn mochten gemeenten en provincies veel selectiever te werk gaan en zich focussen op het begeleiden van die groep van mensen in plaats
16
van te kiezen voor supplementen op bestaande premies. Er kunnen zelfs sociale economie-projecten aan gekoppeld worden om de werken uit te voeren.
De Vlaamse Regering heeft deze richtlijn omgezet in een decreet dat op 9 november 2011 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. De energieprestatieregelgeving bepaalt dat bij verkoop of verhuur van een woning of appartement een energieprestatiecertificaat (EPC) dient opgemaakt te worden. Dat gebeurt door een erkend energiedeskundige. Een EPC voor een normale woning kost doorgaans 250 euro. Dat certificaat geeft het energieverbruik van een gebouw weer op een schaal van 0 tot 700. Het energiegebruik wordt een steeds belangrijker gegeven voor kandidaat-huurders of –kopers.
Vanaf 2012 is het ook verplicht om de EPC-waarde te publiceren bij vastgoedpublicaties.
R WERKPUNT
Deels door het overaanbod aan energiedeskundigen is het EPC momenteel een louter administratieve formaliteit waaraan geen enkele kwaliteitsgarantie gekoppeld is. Mits de nodige begeleiding kan dit attest veel beter onderbouwd worden. Op termijn kan de E-waarde van een woning worden gebruikt voor het bepalen van het kadastraal inkomen. Een betere E-waarde kan beloond worden met een lagere onroerende voorheffing. Een EPC is een momentopname en zou na elke aanpassing opnieuw moeten opgemaakt worden om up to date te zijn. Een oplossing hiervoor kan gevonden worden in een energetisch kadaster. Op die manier kan de energiewaarde van een woning systematisch bijgehouden en geconsulteerd worden. Momenteel laat het EPC niet toe in te schatten welke meerkosten noodzakelijke investeringen met zich meebrengen. Nochtans niet onbelangrijk bij het afwegen van een eventuele aankoop.
CD&V wil...
CD&V wil...
… een subsidiëringssysteem dat evolueert en uitdovend is. Het is bedoeld als stimulans om werken die nu worden gesubsidieerd op een vooraf bepaalde en duidelijk gecommuniceerde termijn algemeen te verplichten.
… dat de E-waarde van de woning niet alleen verplicht vermeld wordt in alle vastgoedpublicaties, maar dat het EPC ook informatie bevat over de kosten die een verlaging van de waarde tot een bepaald niveau met zich meebrengt.
… ook eigenaars-verhuurders op basis van dit uitgangspunt doen investeren in hun huurwoning. … grootschaliger projecten op wijkniveau bevorderen (bv. CO2-neutrale woonwijken) omwille van de betere milieu- en kostenefficiëntie ten opzichte van maatregelen op het niveau van de individuele woning. … de federale wetgeving op de mede-eigendom aanpassen om het mogelijk te maken dat appartementen op het bovenste niveau geïsoleerd kunnen worden ondanks het feit dat slechts een minderheid van de mede-eigenaars hierbij direct baat heeft. … dat gemeenten en provincies hun duurzaamheidsbeleid niet in eerste instantie richten op supplementen op Vlaamse premies, maar zich richten op het begeleiden van mensen of de nodige werken via bijvoorbeeld sociale economieprojecten in hun plaats doen.
… de kwaliteitsvereisten die gesteld worden aan een EPC beduidend verhogen. Het huidig overaanbod aan energiedeskundigen leidt tot prijsdumping en gaat ten koste van de kwaliteit. … een ‘energetisch kadaster’ aanleggen om te vermijden dat telkenmale vanaf nul dient begonnen te worden. Hierdoor wordt ook vermeden dat bepaalde bewijskrachtige documenten (bv. facturen) verloren gaan. … een sterkere opvolging van de toekenning van energieprestatiecertificaten (EPC) om de kwaliteit ervan te kunnen garanderen
Europa aan de vooravond van een energierevolutie
NETINFRASTRUCTUUR, SLIMME NETTEN EN SLIMME METERS Een sterk productieapparaat is heel belangrijk. Een sterke, internationale netinfrastructuur is minstens even belangrijk. De uitbouw en het intelligenter maken daarvan zal de bepalende factor zijn voor het welslagen van onze energiemarkt. De liberalisering van de elektriciteits- en aardgasmarkt is een Europese zaak. De lidstaten maken elk op hun tempo de markt vrij. Alleen blijft de koppeling van die markten achter. Europa moet uiteindelijk één koperen plaat worden. Grensoverschrijdende netinfrastructuur is nodig om op de Europese markt te kunnen shoppen. Ook de groei van decentrale productie vereist investeringen in het net. Onze elektriciteitsinfrastructuur werd gebouwd rond centrale productie, waarbij de netten de geproduceerde stroom uit enkele grote elektriciteitscentrales in één richting tot bij de afnemers brengen. Het aansluiten van vele kleinere decentrale groenestroominstallaties op het net zorgt voor onevenwicht tussen vraag en aanbod. Dat leidt tot overbelasting van het net. Daarom is er dringend nood aan netuitbreiding, betere koppeling met het buitenland en het intelligenter maken van de netten. België mag deze boot niet missen. Om onafhankelijkheid van het buitenland te verzekeren moeten onze netten ook overwegend in overheidshanden blijven. Om tot slimme netten te komen, is een ruimtelijk kader nodig op basis waarvan de verschillende vormen van hernieuwbare energieprojecten op een economisch, technisch en maatschappelijk haalbare wijze kunnen ingeplant worden. Deze afbakening helpt om te bepalen waar geïnvesteerd moet worden in het “verslimmen” van het net. Zo vermijden we onnodig hoge investeringen op plaatsen waar nieuwe decentrale productie economisch, technisch en maatschappelijk niet haalbaar is.
Slimme netten registreren de hoeveelheden stroom die decentraal op het net worden gestoken permanent, waardoor de centrale productie kan worden aangepast. Overbelasting wordt zo vermeden. Ook slimme meters passen in dit verhaal. Europa wil de uitrol van slimme meters tegen 2020. Dit vraagt een weloverwogen aanpak, gezien de hoge kostprijs. Een volledig uitrol zou Vlaanderen minstens 1 à 1,5 miljard euro kosten. Daarom moet er een degelijke kostenbatenanalyse gebeuren om te bepalen welke doelgroepen er gebaat zijn bij de slimme meter. Na een positieve analyse laat Europa toe om de uitrol te beperken tot 80% van de afgebakende doelgroepen. Slimme meters bieden een aantal voordelen ten opzichte van de huidige elektriciteits- en aardgasmeters. Zo kunnen de meterstanden op afstand en in “real time” gelezen worden. Er hoeft dan geen meteropnemer meer bij u thuis te komen. Verhuis en veranderen van leverancier zou veel sneller kunnen geregeld worden. De consument kan op elk moment van de dag zien hoeveel elektriciteit kost, hij zou zijn elektriciteitsverbruik hieraan kunnen aanpassen. Slimme huishoudapparaten zouden in combinatie met slimme meters automatisch kunnen starten wanneer elektriciteit goedkoop is. De slimme meter is bovendien een uiterst geschikt instrument om aan prosumenten de reële kosten van het netgebruik aan te rekenen. Een eigenaar van zonnepanelen gebruikt het net twee keer, door afname en injectie van stroom, maar betaalt er nul keer voor. Dit versterkt het mattheuseffect. Daarom is het aangewezen om bij de verdere uitrol van de slimme meters prioriteit te geven aan een uitrol bij de prosumenten. Zo kan een veel rechtvaardiger kostprijs voor het netgebruik aangerekend worden
Europa zet de komende jaren maximaal in op energie-efficiëntie en extra grensoverschrijdende energienetten. Tegen 2020 moeten we 20% efficiënter omgaan met energie. Dat is beter voor de portemonnee, beter voor het milieu, en maakt ons minder afhankelijk van onstabiele leveranciers. Concreet: - elk jaar moeten 2,5% van de over heidsgebouwen energiezuiniger; - elk jaar moeten energieleveranciers 1,5% van het verbruik terug- dringen (bv. door aan te zetten tot het vervangen van oude boilers of het isoleren van daken); - grote bedrijven moeten hun energie - verbruik geregeld doorlichten; - consumenten krijgen duidelijke infor- matie over hun verbruik via de factuur en slimme energiemeters. Met een ambitieus investeringsprogramma zal Europa ook werken aan nieuwe grensoverschrijdende energieinfrastructuur. Daardoor wordt het transport van hernieuwbare energie van het ene land naar het andere makkelijker, en kan de verbruiker zelf geproduceerde energie op het net te zetten. Overtollige zonne- of windenergie zal zo van de ene Europese regio naar de andere kunnen. Ivo Belet, Europarlementslid
CD&V wil... … dat de federale overheid werk maakt van de interconnectiviteit en netuitbreiding. Onze netten moeten nog meer worden aangesloten op die van de buurlanden. Dit verzekert de bevoorrading, laat de Europese concurrentie spelen en creëert nieuwe afzetmarkten voor onze producenten. … dat Vlaanderen investeert in onderzoek naar de uitrol van slimme meters, zodat deze doordacht kan worden aangepakt. Het risico op een te dure investering met een te laag rendement is te groot. … dat bij de verdere uitrol van slimme meters prioriteit wordt gegeven aan de prosumenten. Dit laat een rechtvaardige kostberekening voor het netgebruik toe en vermijdt mattheuseffecten. … dringend werk maken van intelligente netten op plaatsen waar reeds hernieuwbare energie wordt geproduceerd of een potentieel daarvoor aanwezig is. Een ruimtelijk kader helpt bij het bepalen van deze locaties. Zo krijgt decentrale groenestroomproductie alle ontwikkelingskansen. beeld in gemeenten woon- en energieloketten uit te bouwen. 18
19
woordenlijst Geliberaliseerd Liberaliseren of vrijmaken: concurrentie en keuzevrijheid invoeren. Derde energiepakket Een verzameling van Europese richtlijnen die een betere organisatie van de energiemarkt tot doel hebben. CREG Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas. De CREG controleert of de regels worden toegepast inzake de federale aspecten van de energiemarkt: tarifering, productie en transport. Nettarieven Tarieven voor het transport/vervoer en de distributie over de elektriciteits- en aardgasnetten. V-test Vergelijkingstest van leveranciers op www.vreg.be CO2 Koolstofdioxide. Back-up Back-up installaties worden in gang gezet wanneer er te weinig hernieuwbare energie voorhanden is.
Broeikasgassen Gassen die bijdragen aan het broeikaseffect: CO2, methaan, lachgas, ozon, koolwaterstoffen. VITO Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek Publieksparticipatie Participeren van het publiek in hernieuwbare energieprojecten. In ruil daarvoor kan het publiek dividenden opstrijken. Restwarmtevalorisatie Warmte die vrijkomt bij productieprocessen gebruiken voor verwarming of andere industriële processen Warmtenetten Verwarmingsnetwerk waar meerdere gebouwen op aangesloten zijn. Warmtekrachtkoppeling Een energie-efficiënte technologie om warmte en elektriciteit gelijktijdig te produceren.
Hernieuwbare energie Energie gewonnen uit onuitputtelijke bronnen.
VREG Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. De VREG is de Vlaamse tegenhanger van de CREG, en bewaakt de Vlaamse aspecten van de energiemarkt: distributie, levering, hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik.
Afvang en opslag van CO2 Het opvangen en opslaan van CO2 tijdens het verbranden van (fossiele) brandstoffen.
Prosumenten Zijn zowel producent als consument van stroom (bv. eigenaar van zonnepanelen).
Trias Energetica Driestappenplan om stap voor stap klimaatneutraal te worden.
Openbare dienstverplichtingen Verplichtingen die de overheid oplegt aan netbeheerders of leveranciers ten dienste van de maatschappij. Bijvoorbeeld leesbare facturen, premies voor energiebesparende maatregelen, energiescans, gratis kWh,…
Nucleaire heffing Heffing op de nucleaire rente (winst) die stroomproducenten maken uit afgeschreven kerncentrales. Groene warmte/koude Het op een milieuvriendelijke manier opwekken van warmte of koude door bijvoorbeeld hernieuwbare energiebronnen als grondstof te gebruiken. Biobrandstoffen Brandstoffen die gemaakt worden uit biomassa (vb. planten). Kan vast, vloeibaar of gasvormig zijn.
Energiearmoede Het niet meer kunnen betalen van de elektriciteits- en/of aardgasfactuur. Drop Het stopzetten van het leveringscontract door de leverancier omwille van betalingsmoeilijkheden bij de klant.
Sociale leverancier Wanneer een klant na drop geen nieuwe leverancier vindt, wordt hij beleverd door de distributienetbeheerder die dan optreedt als sociale leverancier. Budgetmeter Apparaat dat er voor zorgt dat je eerst moet betalen vooraleer je elektriciteit of aardgas krijgt. De voorafbetaling gebeurt door een budgetmeterkaart op een oplaadpunt van krediet te voorzien. Hulpkrediet Als de budgetmeterkaart leeg is voorziet de budgetmeter nog steeds een hulpkrediet van 200 kWh elektriciteit en 1.000 kWh aardgas. Minimumlevering Wanneer de budgetmeter niet meer wordt opgeladen, wordt een minimumlevering van 10 ampère elektriciteit voorzien. Het OCMW voorziet de minimale levering van aardgas. LAC-procedure Lokale Adviescommissie is ingebed in de schoot van het OCMW en beslist over het al dan niet afsluiten van gas of elektriciteit. Mattheuseffecten ffect waarbij zij die al veel hebben, meer krijgen, en zij die weinig hebben, ontnomen worden wat ze verdienen. Capaciteitstarief Vast tarief voor het transport van elektriciteit en aardgas, onafhankelijk van het verbruik. Decentraal Groenestroomproductie wordt op vele diverse plaatsen aangesloten op het net en is dus niet gecentraliseerd (bv. zonnepanelen en windenergie). Interconnectiviteit Aansluiting van de netten met de buurlanden. E-peil Is een maat voor de energieprestatie van een woning en wordt gemeten bij nieuwbouw. Hoe lager het E-peil hoe energiezuiniger de woning. Energieprestatiecertificaat Een certificaat dat via een score weergeeft hoeveel energie een woning verbruikt per vierkante meter per jaar.