Auto Recycling Nederland BV De Entree 258 1101 EE Amsterdam Zuidoost Postbus 12252 1100 AG Amsterdam Zuidoost telefoon +31(0)20 66 131 81 fax +31(0)20 66 131 91 e-mail
[email protected] internetwww.arn.nl
ZEELAND DIRECTIE RMW
AANGETEKEND Provincie Zeeland T.a.v. de heer B.J. Hanning Postbus 165 4330 AD MIDDELBURG
AFO. /Y)Ml/ AFD TERv.'ji
DATUM
,
AMBT. de
3 1 MEI 2906
DOC.NR.
ARN
Auto Recycling Nederland
ZAAK NR.
CLASS.
datum
Amsterdam, 30 mei 2006 referentie
06-0801/AvD/RK/MR
Geachte heer Hanning,
Hierbij ontvangt u in 7-voud de definitieve aanvraag voor de revisievergunning van Garage Bogaert in Clinge. Het rapport van het Akoestisch onderzoek ontbreekt nog. Deze zal zo snel mogelijk worden nagezonden.
*««=—
Met vriendelijke groet,
Ir. A. E. van Duuren Manager Autodemontagebedrijven
KvK Amsterdam nr. 33249829 BTW nr. NL00803895045B01
Provincie Zeeland
iw->;,.v ;-^ELANfc l
; • , mn
,.lï de
£5 2fl06
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Versie: 4 Datum: 29-05-2006
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer ProvkicteZeetaml
Hoofdstuk 1. Basisgegevens
1. Basisgegevens 1.1
Naam aanvrager
C Bogaert
1.2
Voeg bedrijfslogo toe (in .jpg formaat)
1.3
Datum
28/11/2005
1.4
Project
aanvraag revisievergunning, art 8.4Wm
1.5
Categorie IVB
28,4, a4/c.2
1.6
Status
definitief
1.7
Geef de provinciale contactpersoon op
B.J. Hanning
pagina 2 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie1 Zeeland ——
,, ,. . , „ ... . . . . . ... Hoofdstuk 2. Niet-technische samenvatting
2. Niet-technische samenvatting 2.1
Niet technische samenvatting
De Aangevoerde autowrakken worden in de werkplaats op een vloeistofdichte betonvloer gezet. Deze autowrakken worden vervolgens volgens voorschrift ARN gedemonteerd in de werkplaats.die voorzien is van een vloeistofdichte vloer. De bij de demontage vrijgekomen afvalstoffen worden gescheiden opgeslagen in de daarvoor bestemde containers en vaten .De containers voor bijv.pur.glas en rubberstrips staan buiten opgesteld, de vaten voor afgewerkte olie,remolie,koelvloeistof etc staan in de werkplaats. Accus worden in een speciale bak bewaard in de werkplaats. De afvalstoffen worden m.b.v. vacuumwagens of andere vrachtwagens afgevoerd. De bij demontage vrijgekomen bruikbare onderdelen worden opgeslagen in de loods De gedemonteerde wrakken die klaar staan om afgevoerd te worden naar een schredderbedrijf bevinden zich op een vloeistofdichte vloer achter de loods. De afvoer van de wrakken geschiedt in eigen beheer, de gedemonteerde wrakken welke nog bruikbare onderdelen bevatten bevinden zich op een onverhard terrein achter de loods, er bevinden zich maximaal 100 wrakken binnen en buiten de loods op het terrein.
2.2
Voeg hier benodigde bijlagen toe
Bijlage_ll_a_Brochure_Seda_2004_binnen_2.pdf
pagina 3 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer ProvincieZeelarxJ .—--
,. ,. A , „ Al . , .. Hoofdstuk 3. Algemene informatie
3. Algemene informatie a. Algemene informatie aanvrager 3.1
Naam exploitant van het bedrijf
Garage Bogaert 3.2
Adres
Gravenstraat 293 3.3
Postcode
4567 AG
3.4
Plaats
Clinge 3.5
Postbus
3.6
Postcode
3.7
Plaats
3.8
Naam Contactpersoon
Dhr C Bogaert 3.9
Telefoon
0114-312190/06-53574116
3.10
Fax
0114-319930
3.11
E-mail
[email protected]
pagina 4 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland — 3.12
,, ,. . . 0 Al . , Hoofdstuk 3. Algemene informatie
Zijn binnen de inrichting meerdere rechtspersonen verantwoordelijk voor de gang van zaken?
Nee
3.73
Welke rechtspersonen
3.14
Betreft het een inrichting voor het bewaren en/of be/verwerken van afvalstoffen?
Ja
b. Algemene informatie inrichting Plaats waar de inrichting is of zal worden opgericht 3.15
Adres inrichting
Tiberghienweg 26 3.16
Postcode Inrichting
4567 BR
3.17
Plaats inrichting
Clinge Kadastrale ligging waar de inrichting is of zal worden opgericht 3.18
Gemeente
Hulst 3.19
Sectie
K
3.20
Nr(s)
948 gedeeltelijk 3.21
Handelsregistratienummer Kamer van Koophandel
18.603
c. Aard van de aanvraag
pagina 5 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland 3.22
Hoofdstuk 3. Algemene informatie
De Wet milieubeheer (Wm)-vergunning wordt gevraagd voor het:
reviseren: veranderen en het in werking hebben na die verandering van de inrichting (Wm-art. 8.4)
d. Inhoud van de aanvraag 3.23
Aantal genummerde en gewaarmerkte bijlagen waarnaar in de tekst wordt verwezen.
10
e. Ondertekening Ondergetekende, die bevoegd is namens de aanvrager/vergunninghouder te handelen, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n), naar waarheid te hebben opgesteld, 3.24
Plaats
Clinge
3.25
Datum
29/05/2006
3.26
Naam
Carl Bogaert
3.27
Functie
Directeur / Eigenaar
3.28
Telefoon
0114-312190
3.29
Bijlage machtiging
3.30
Handtekening
pagina 6 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland —
,, ,. . . A w . . Hoofdstuk 4. Vergunningen, kennisgevingen en wetten
4. Vergunningen, kennisgevingen en wetten Bouwvergunning 4.1
Vinden er bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbouw plaats?
Nee
4.2
Bijlage voorblad aanvraag bouwvergunning
Wet verontreiniging oppervlaktewateren 4.3
Vinden er lozingen plaats waarvoor een Wvo-vergunning vereist is?
nee, er vinden geen lozingen plaats. 4.4
Bijlage
Algemeen 4.5
Zijn er nog andere vergunningen c.q. ontheffingen of richtlijnen op het gebied van milieu, water en of ruimtelijke ordening aan de orde of beschikt het bevoegd gezag over informatie die betrekking heeft op deze aanvraag
Nee
4.6
Geef een overzicht van bestaande Wm-vergunningen en -meldingen
Revisievergunning, 24 juli 2001; kenmerk: 016974. Ambtshalve wijziging BBSA, 26-februari 2003; kenmerk: 032055. 4.7
Welke vergunningen/meldingen moeten vervallen als de gevraagde vergunning verleend wordt?
Onder 4.6 genoemde vergunning. De onder item 4.6 genoemde vergunningen komen met ingang van 24 juli 2006 van rechtswege te vervallen of indien de gevraagde vergunning voor 24 juli 2006 onherroepelijk is.
4.8
Worden grond of secundaire bouwstoffen gebruikt waarop het Bouwstoffenbesluit van toepassing is?
pagina 7 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer c>e ee
—.
Hoofdstuk 4, Vergunningen, kennisgevingen en wetten
nee
4.9
Bijlage
4.10
Zijn de activiteiten waarvoor vergunning gevraagd wordt m.e.r.-plichtig?
nee
4.11
Bijlage
4.12
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 8 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland • ——
u ,. . . _ A .. .. .. .. Hoofdstuk 5. Activiteiten en ligging
5. Activiteiten en ligging Informatie over de ligging van de inrichting 5.1
Situatietekening
5.2
Zijn er in de omgeving gebieden met een speciale status zoals genoemd in vraag 5.3?
nee
5.3
Selecteer gebieden met een speciale status in de omgeving van de inrichting
Indien er sprake is van een van de genoemde vormen van bescherming moet in een bijlage bij deze aanvraag met zekerheid worden aangegeven of uitgesloten kan worden dat er aantasting plaatsvindt. 5.4
Bijlage
5.5
Maak melding van redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen in en nabij de inrichting die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn.
Nee
5.6
Is de inrichting gelegen
anders 5.7
Specificatie vorige vraag
Anders.namelijk bedrijventerrein aan rand van het dorp. 5.8
Wat is de planologische bestemming van het gebied waarbinnen de inrichting is gelegen?
Het is een bedrijventerrein, volgens het Bestemmingsplan Clinge [Nr.: 6156], goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, 12 april 2005 5.9 Ja 5.10
Passen de gevraagde activiteiten binnen dat kader? Informatie over de activiteiten Voeg plattegrond(en) met indeling van het bedrijf toe als bijlage(n) pagina 9 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer ProvincieZeelarvd
—
..
,. . • - » * • • * • *
••
Hoofdstuk 5. Activiteiten en ligging
Geen bestanden beschikbaar 5.11
Omschrijving van de (verandering van de) activiteiten en processen, de benodigde installaties en voorzieningen.
Per jaar komen ongeveer 500 wrakken binnen en deze worden volgens ARN normen gedemonteerd. De autowrakken worden aangevoerd met eigen vrachtwagen of komen nog rijdend binnen de inrichting aan. Ze worden op een vloeistofdichtevloer geplaatst en afgemeld voor demontage bij de RDW. Het eigenijke demonterengebeurt in de werkplaats. Daar worden eerst de vloeistoffen afgetapt. Deze worden gescheiden van elkaar in speciale vaten en tanks opgeslagen. Ook word de accu eruit gehaald en een eventuele LPG-tank wordt verwijderd. Meestal worden vervolgens de andere stoffen die volgens richtlijnen van ARN verwijderd moeten worden er af gehaald, waarna de wrakken rechtstreeks met de eigen vrachtwagen afgevoerd worden naar de schredder in Kallo. In afwachting van afvoer wordt met behulp van de shovel het dak ingedrukt, waarna de wrakken gestapeld kunnen worden (3 op elkaar). Soms worden autowrakken waar de vloeistoffen e.d. uit verwijderd zijn op het terrein achter de loods bewaard. Daar worden nog bruikbare onderdelen zoals spatborden, portieren etc. van verwijderd. Onderdelen worden opgeslagen op rekken in de loods achter wekplaats. Deze onderdelen worden weer gebruikt om andere autos te herstellen. Daarna word ook van deze wrakken het dak ingedrukt, waarna ze gestapeld worden en vervolgens afgevoerd. Binnen de inrichting kunnen alles bij elkaar maximaal 100 wrakken bewaard worden. Dit jaar zal er een droogleginstallatie van ARN geplaatst worden.
5.12
Voeg bestanden bij vraag 5.11
BijlageJI_b_Onderbouwing_alternatief_16_01_20062.doc 5.13
Geef een opgave van de (verandering van de) verwerkings- en/of produktiecapaciteit van de inrichting die hierboven is beschreven.
De verwerkingscapaciteit van de inrichting bedraagt ongeveer 750 wrakken. Op dit moment komen er ca. 500 wrakken per jaar binnen.
5.14
Geef de opgave van tijden en dagen waarop de inrichting of de onderscheiden onderdelen daarvan in werking zal of zullen zijn.
Dagelijks tussen 8.00 uur en 17.00 uur gedurende twee uur m.u.v. zon-en feestdagen. In uitzonderingsgevallen kan het voorkomen dat door de weeks op afwijkende uren werkzaamheden worden verricht in de avonduren. Dat is echter incidenteel, niet structureel en niet op vaste tijden. Het gaat hierbij om enkele keren per jaar, afhankelijk van de werkdruk die zich op dat moment voordoet. Het betreft dan alle mogelijke werkzaamheden die dagelijks verricht worden.5.15 Kunnen in het kader van de aangevraag proefnemingen plaats vinden?
pagina 10 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland ——
,, ,. , . _ . .. .. .. ,. Hoofdstuk 5. Activiteiten en ligging
Nee
5.16
Specificatie proefnemingen
5.17
Zijn er nadere gegevens die naar de mening van de aanvrager nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag?
Nee
5.18
Specificatie nadere gegevens
5.19
Is Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn) van toepassing op uw inrichting?
Nee, (geef een toelichting bij 5.20) 5.20
Toelichting bij vraag 5.19
De verwerkte hoeveelheden zijn beperkt. 5.27
Is er sprake van een nieuwe installatie of een belangrijke wijziging in de exploitatie van een bestaande installatie?
5.22
Geef aan op welke wijze in deze aanvraag invulling is gegeven aan de definitie van "best beschikbare techniek", zoals bedoelt in de richtlijn of het betreffende BREF (BAT Reference Document) voor deze bedrijfstak.
5.23
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Bijlage_ll_a_Brochure_Seda_2004_binnen_2.pdf Bijlage_VII_RIE_Kleine_Tankinstallaties.pdf
pagina 11 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer ProvHicteZeeland —
,, . . . , _ , ..... Hoofdstuk 6. Milieuzorg
6. Milieuzorg 6.1
Is er een bedrijfsintern milieuzorgsysteem?
ja, niet gecertificeerd 6.2
wordt ingevoerd per
00/00/0000 6.3
Is er voor de inrichting een milieujaarplan?
Nee
6.4
Is er voor de inrichting een milieujaarverslag?
Nee
6.5
Is er voor de inrichting een bedrijfsmilieuplan?
Nee
6.6
Is een meet- en registratiesysteem geïmplementeerd?
ja, ik voeg de bijlage toe bij de volgende vraag 6.7
Bijlage meet- en registratiesysteem
V. Acceptatieprocedure_autodemontage.doc 6.8
Beschrijf op welke wijze (bij voorbeeld met een KAM-systeem) u milieuzorg binnen uw bedrijf gestalte geeft anders dan met een gecertificeerd milieuzorgsysteem.
Bogaert is aangesloten bij ARN en demonteert daarom volgens ARN-normen. Ook de registratie van de afgevoerde materialen voldoet aan deze richtlijnen. Bovendien heeft Bogaert haar werkzijze vastgelegd in het kwaliteitshandboek, volgens de KZD*-norm. De ADB wordt in dit kader jaarlijks door de Kiwa geschouwd.
6.9
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 12 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland —•
.. ,. . , _ _ . „ Hoofdstuk 7. Bodem en grondwater
7. Bodem en grondwater 7.1
Is met betrekking tot de gevraagde activiteiten een bodemonderzoek uitgevoerd?
nee (reden vermelden bij volgende vraag) 7.2
Reden geen bodemonderzoek
Een verkennend bodemonderzoek aan de tiberghienweg 26 is op 09-04-1999 uitgevoerd. Bijlage bodemonderzoek is in uw bezit.
7.3
Bijlage bodemonderzoek
7.4
Moet voor de gevraagde activiteit grond worden ontgraven?
nee 7.5
De ontgraven grond zal worden gebruikt voor
7.6
Is ten aanzien van de gevraagde activiteit een bodemrisico inventarisatie, als bedoeld in de Nederlandse richtlijn bodembescherming uitgevoerd?
ja 7.7
Voeg bodemrisicodocument toe
X. NRB-toets_voor_nieuwe_situatie_van_autodemontagebedrijf.doc 7.8
Welke bodembeschermende maatregelen zijn of worden met betrekking tot de gevraagde activiteiten getroffen?
7.9
Wordt de kwaliteit en het functioneren van de voorzieningen gecontroleerd?
7.10
Beschrijf de wijze waarop de controle plaatsvindt
7.11
Op welke wijze stelt u financieel zeker dat de aanwezig bodembeschermende
pagina 13 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 7. Bodem en grondwater
voorzieningen in stand worden gehouden? Via afgesloten onderhoudscontracten.
7.12
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 14 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
.. , . . . _ , . . Hoofdstuk 8. Lucht
8. Lucht a. Emissies 8.1
Hebben de gevraagde activiteiten gevolgen voor emissies naar de lucht?
Nee
Verstrek gegevens over aard en omvang van de emissies naar de atmosfeer. Verdeel de emissies in puntbronnen, opslagtanks, diffuse emissies en emissies ten gevolge van op- en overslag. In de tabellen mogen ook jaarvrachten worden vermeld. Geef aan hoe emissies zo veel mogelijk voorkomen of beperkt worden. 8. 2
Tabel l puntbronnen
8.3
Tabel II diffuse emissies
8.4
Deze emissies zijn bepaald door
8.5
Tabel III opslagtanks
8.6
Tabel IV op- en overslag
8.7
De emissie is bepaald door
b. Geur 8.8
Zijn er geuremissies
nee
Welke maatregelen zijn of zullen worden genomen om geuremissies te voorkomen of te beperken: 8.9 8.10
Tijdens normaal bedrijf Tijdens bijzondere omstandigheden (bijv. starten, stoppen, onderhoud)
pagina 15 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland 8.11
Hoofdstuk 8. Lucht
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 16 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland ——
u ,. . . „ ^ . . . _ .... Hoofdstuk 9. Geluid en Trillingen
9. Geluid en Trillingen 9.1
Is een akoestisch onderzoek uitgevoerd?
nee, na overleg met de vergunningverlener is volstaan met een beperkt akoestisch onderzoek 9.2
Voeg (beperkt) akoestisch onderzoek toe
VI. Geluidtestformulier_Creemer_RCB_15_10_bar.doc 9.3
Zijn voor stationaire en mobiele trillingsbronnen (die buiten de inrichting hinder kunnen veroorzaken) trillingsberekeningen uitgevoerd?
nee
9.4
Voor de beschrijving wordt verwezen naar de volgende bijlage
9.5
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 17 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
.. * . * • , .10. « .Afvalwater *. • * Hoofdstuk
10. Afvalwater 10.1
Hoe wordt het huishoudelijke en het bedrijfsafvalwater geloosd?
openbaar riool
10.2
Beschrijf hoe het huishoudelijke en het bedrijfsafvalwater worden geloosd.
Afvalwater word rechtstreeks op het openbare riool geloosd. Van bedrijfsafvalwater is geen sprake. Alle werkzaamheden vinden overdekt boven een vloeistofdichte vloer plaats. Bij Bogaert wordt een SEDA-droogleginstallatie, generatie ll-systeem geplaatst, zonder OBAS.
10.3
Welke van de volgende speciale voorzieningen zijn aangebracht?
geen voorzieningen, er wordt rechtstreeks geloosd
10.4
Voeg de tekeningen van de vermelde voorzieningen toe als bijlage
Geen bestanden beschikbaar
10.5
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 18 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 11. Verkeer
11. Verkeer 11.1
Is er een bedrijfsvervoerplan aanwezig ?
nee 11.2
Voeg het bedrijfsvervoerplan toe
11.3
Geef aan wat de omvang is van het verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting vanwege de activiteiten waarop deze aanvraag betrekking heeft
Tussen de 100 en 200 keer aanvoeren van autos met vrachtwagen. tussen de 5 en 10 keer ophalen van afvalstoffen met vrachtauto. tussen de 12 en 20 keer afvoeren van wrakken met vrachtauto. Tussen de 250 en 300 keer heen en weer rijden van personeelvoor uitvoeren van werkzaamheden. alle gegevens zijn op jaarbasis, gemiddeld is dit 5-6 vrachtwagens en 5-6 perdonenwagens per week.
11.4
De volgende maatregelen zijn getroffen om het verkeer van personen en goederen te beperken
Grotere vervoerscapaciteit aangeschaft(vrachtauto met oplegger).
11.5
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 19 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland —
., * . . , „ « , . Hoofdstuk 12. Energie
12. Energie a. Energie-efficiency 12.1
Is de inrichting toegetreden tot een meerjarenafspraak energie-efficiency 2001-2012 (MJA2)?
nee 12.2
Toetredingsbrief meerjarenafspraak energie-efficiency
12.3
Is er een energiebesparingsplan opgesteld?
nee
72.4
Bijlage energiebesparingsplan
12.5
Is de inrichting toegetreden tot het convenant Benchmarking Energie Efficiency?
nee
12.6
Is er een Energie Efficiencyplan in het kader van het convenant Benchmarking opgesteld?
12.7
Bijlage Energie Efficiencyplan
12.8
Datum concept gereed
00/00/0000 b. Analyse energiegebruik 12.9
Zijn of worden de mogelijkheden voor energiebesparing binnen het bedrijf onderzocht?
nee 72.70
Bijlage onderzoek energiebesparing
pagina 20 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland 12.11
Hoofdstuk 12. Energie
Welke energiegegevens worden gemeten en geregistreerd?
aardgas ,electriciteit,olie en water 12.12
Met welke frequentie gebeurt dit?
jaarlijks.
12.13
Energiezorg is systematische aandacht voor het energiegebruik en de -kosten in de organisatie. Wordt er aan energiezorg gedaan?
nee
12.14
Wijze van energiezorg
12.15
Is de aanvrager van plan een energiezorgsysteem op te zetten volgens de Referentie Energiezorg van Novem? (zie www.energiezorg.novem.nl)
nee
12.16
Overzicht energiegebruik in een recent, representatie jaar, of maak een schatting:
energiedrager gas (m3) elektriciteit (kWh) huisbrandolie (liter) diesel (liter) propaan (liter) butaan (liter) totaal
12.17
995
omrekenfactor 31,65 9,0 36,2 35,9 23,2 26,6
energiegebruik (MJ) 8955 0
8955
Kosten energieverbruik
energiedrager gas elektriciteit huisbrandolie diesel propaan butaan
12.18
hoeveelheid
kosten 46,57
Bovenstaande gegevens zijn van het jaar pagina 21 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 12. Energie
2005 12.19
Is het energieverbruik dat u in bovenstaande tabel hebt ingevuld representatief voor het bedrijf?
ja
12.20
De gegevens zijn niet representatief, want
12.21
Overzicht van installaties en bedrijfstijden
installatie
aantal
1-koloms 1 brug Compressor 1 Electrokach 1 el [IR]
12.22
vermogen totaal per inst. kW vermogen kW
ca. 2000
ca. 2000
frequentiere efficiency geling klasse of ja/nee rendement (zie toelichting) nee
ca. 2500 ca. 1000
ca. 2500 ca. 1000
nee nee
-
draai-uren h/j
energiegebr uik MJ/j
ca. 208 ca. 520 ca. 240
Verdeling energie over de onderdelen van het bedrijf
onderdeel gebouwen faciliteiten processen totaal
gas (m3)
elektriciteit (kWh)
overig (MJ)
Jotaal (MJ)
12.23
Geeft de energiebesparende maatregelen die in het bedrijf getroffen zijn aan, inclusief besparing in MJ/jr
12.24
Geef de energiebesparende maatregelen aan, die gedurende de komende jaren getroffen zullen worden Welke veranderingen, die van invloed kunnen zijn op het energiegebruik en/of op de fasering van de energiebesparende maatregelen, worden gedurende de volgende
12.25
pagina 22 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 12. Energie
jaren verwacht?
12.26
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 23 van 36
Provincie Zeeland
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Hoofdstuk 13. Stoffen
13. Stoffen 13.1
Verstrek een overzicht van alle grondstoffen, hulpstoffen, halffabrikaten en eindproducten die in de inrichting aanwezig kunnen zijn in een hoeveelheid van 100 kilogram of meer Cas-nummer
Naam van de stof
Hoeveelheid maximaal aanwezig (ton) 40ltr 40ltr 2000 Itr 2000 Itr 280 Itr 600 Itr 270 Itr 270 Itr 270 Itr
Acetyleen Zuurstof Koelvloeistof Afgewerkte olie Remvloeistof Ruitensproeivloeistof Vuile brandstof (benzine/diesel Benzine Diesel
13.2
Welke maatregelen zijn of worden genomen om het verbruik van de in de vorige vraag genoemde grond- of hulpstoffen te beperken?
N.v.t.
13.3
Verstrek tenminste de volgende informatie van grondstoffen, hulpstoffen, halffabrikaten en eindprodukten, waarvan binnen de inrichting meer aanwezig is dan de waarden genoemd in de tabel van de toelichting (laatste kolom)
Naam van de stof
13.4
Maximale Doorzet (ton/jaar)
Wijze van aanvoer/afvoer Maximaal aantal Overslaghandelingen per jr.
Verstrek van grondstoffen, hulpstoffen, halffabrikaten en eindproducten waarvan binnen de inrichting meer aanwezig kan zijn dan de in 13.3 vermelde drempelwaarde en die opgeslagen zijn in opslagtanks en/of procesvaten volgende informatie.
pagina 24 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 13. Stoffen
Tanknumme Tankinhoud Tankfunctie Stof r (mS.max.) (tanknaam)
13.5
Verstrek van grondstoffen, hulpstoffen, halffabrikaten en eindproducten, waarvan binnen de inrichting meer aanwezig kan zijn dan de in 13.3 genoemde drempelwaarden en die opgeslagen zijn in opslaggebouwen of op opslagplaatsen de volgende informatie.
Aanduiding PGS15 opslaggebo opslag uw en/of (ja/nee) opslagplaat s
13.6
Stofcategori Opslagdruk Opslagtemp Aggregatie! e (bar) eratuur oestand (graden C)
Naam van de stof
Eenheid Stofcategori Opslagmedi Maximale opslagcapa (ton of m3) um e citeit
Aggregatie toestant
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 25 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 14. Afvalstoffen
14. Afvalstoffen 14.1
Welke gevaarlijke afvalstoffen ontstaan binnen de inrichting tengevolge van de gevraagde activiteiten
afvalstof
Euralcode
Wrakken Benzine
160104*
1000 Itr
Vuile brandstof
13.02.08*
Olie
hoeveelheid (kg/jaar) Ca. 200 st. p/jr. 1000 itr
940 Itr
1000 Itr
Diesel
14.06.03*
680 Itr.
Ruitensproeiervl oeistof 16.01.13* Remvloeistof
220 kg
Koudemiddelen 16.01.99 (i-g-v. STEK-erkenning ) 16.01.16 LPG-tanks
2 kg
Koelvloeistof
14.2
70 kg
wijze van opslag en opslaglocatie Sloopterrein Tank. Zie tekening drooglegsyst. Tank. Zie tekening drooglegsyst. Tank. Zie tekening drooglegsyst. Tank. Zie tekening drooglegsyst. Tank. Zie tekening drooglegsyst. Vat. Zie tekening drooglegsyst. Kuli + Vat. Zie tekening drooglegsyst. Vat. Zie tekening drooglegsyst.
maximale opslag afvoerkosten (€/jaar) ca. 50 st. 270 Itr.
270 Itr.
2000 Itr.
270 Itr.
2000 Itr.
600 Itr. 280 Itr.
12 kg.
In rekken van 12 12st. st. Zie overzichtstek.
8st.
Welke niet-gevaarlijke afvalstoffen ontstaan binnen de inrichting tengevolge van de gevraagde activiteiten
afvalstof
Euralcode
Accu's
16.0605
Pur-schuim/Koko shaar
hoeveelheid (kg/jaar) 2600 kg 1460 kg.
wijze van opslag maximale opslag afvoerkosten (€/jaar) en opslaglocatie Rechtop in bak. 1750 kg Zie tek. Balen van 50 kg. 850 kg.
pagina 26 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincte Zeeland Banden
Hoofdstuk 14. Afvalstoffen 16.01.03
5580 kg.
Bumpers (PP en 16.01.19/16.01.0 1400 kg. PC) en kunstof 3 Grilles 70 kg. Glas
16.01.20
4960 kg.
Binnenbanden/R 19.12.04 ubber strips Veiligheidsgordel s Wieldoppen
1540 kg
Restafval
19.10.01 / 19.01. 17/ 19.1.202 15.02.03 c
Oliefilters
16.01.07*
Schroot
14.3
70 kg. 140 kg.
100 kg.
Container. Zie tek. Container. Zie tek. Los in bak. Zie tek. Container. Zie tek. Container. Zie tek. Container. Zie tek. Container. Zie tek. Container. Zie tek.
3500 kg. 11 00 kg. 63 kg.
3250 kg. 1000 kg. 200 kg.
Container. Zie tek. Container. Zie tek.
Op welke wijze stelt u financieel zeker dat de onder de punten 14.1 en 14.2 vermelde maximale opslagen zullen worden afgevoerd
Het bedrijf is contractant van ARN.
Preventie / hergebruik 14.4
Welke maatregelen zijn of worden getroffen om het ontstaan van afvalstoffen te voorkomen of te beperken
Werkwijze gericht op zo veel mogelijk hergebruik/recycling volgens normen ARN.
14.5
Worden afvalstoffen die binnen de inrichting zijn ontstaan nuttig toegepast of verwijderd binnen de inrichting
ja, de bewerking voldoet aan de minimumstandaard als genoemd in het LAP (zie toelichting) 14.6
LCA-methode bijvoegen
14.7
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
pagina 27 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
Hoofdstuk 14. Afvalstoffen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 28 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland —
.. .. . . „_ ., ... . .. Hoofdstuk 15. Veiligheid
15. Veiligheid 15.1
Heeft de aanvraag betrekking op een inrichting waarop het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO 1999) van toepassing is?
nee
15.2
Wordt door de aangevraagde activiteiten/installaties het BRZO wel van toepassing?
nee
15.3
Is de kennisgeving nog actueel
15.4
Bijlage kennisgeving
15.5
Datum indienen huidige kennisgeving
00/00/0000 15.6
Bent u VR plichtig
nee
15.7
Is er sprake van een procestechnische uitbreiding in combinatie met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen?
nee
15.8
Zijn de veiligheidsaspecten een punt van aandacht geweest?
15.9
Toelichting veiligheidsaspecten
15.10
Is in het VR beschreven op welke wijze de procesvoering organisatorisch is geregeld
15.11 15.12 15.13
Toelichting procesvoering Is het besluit drukapparatuur van toepassing? Toelichting besluit drukapparatuur
pagina 29 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland —
,, rj < . „ - . , Hoofdstuk 15. Veiligheid
15.14
Kan er sprake zijn van gas- e/o stofontploffingsgevaar?
15.15
Toelichting ontploffingsgevaar
15.16
Bijlage explosieveiligheidsdocument
15.17
Zijn er in het verleden veiligheidsstudie(s) uitgevoerd?
15.18
Wanneer zijn de veiligheidsstudies uitgevoerd?
00/00/0000 15.19
Zijn er daarna nog wijzigingen doorgevoerd?
15.20
Omschrijving wijzigingen
15.21
Verstrek informatie betreffende redelijkerwijs voorzienbare ongewone voorvallen (zie toelichting) met gevolgen voor de omgeving: emissies naar de atmosfeer, lozingen naar oppervlaktewater, bodemverontreiniging, stankemissies, geluidsemissie en externe veiligheid.
- Brand (Voldoende brandblusapparaten en jaarlijkse controle door brandweer); - Atmosfeer (n..v,t. a.g.v. demontage achter gesloten deuren/ opslag in gesloten vaten); - Lozing (n.v.t. a.g.v. vloeistofdichte vloeren /opslag vloeistoffen in tanks die jaarlijks Kiwa-gekeurd worden); - Bodemverontreiniging (n.v.t. a.g.v. 'natte' wrakken en opslag vloeistoffen op vloeistofdichte vloe'; - Stank (n.v.t. a.g.v. opslag in tanks en demontage in afgesloten ruimte); - Externe veiligheid (n.v.t. a.g.v. jaarlijkse controle Kiwa en brandweer).
15.22
Welke maatregelen zijn of zullen worden genomen om de in de vorige vraag genoemde voorvallen te voorkomen dan wel de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken?
- Brandgevaarlijke situaties zijn ondervangen via Brandveiligheids- rapport; - Gebruik van absorptiekorrels; - Demontage vindt in werkpaats alleen plaats op vloeistofdichte vloer [met Cur/Pbv-verklaring;
pagina 30 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeelaraj -—
,,
,. . . „_ .. ... . . .
Hoofdstuk 15. Veiligheid
- Demontage vindt plaats in gesloten ruimte. - Opslag van verontreinigende vloeistoffen in Kiwa-gekeurde tanks in containers met lekbak. - Opslag 'natte' wrakken op vloeistofdichte vloer.
15.23
Geef aan hoe (veiligheid en milieu) incidenten worden geregistreerd en onderzocht. Geef ook aan hoe leermomenten worden benut om de kans op herhaling te voorkomen.
- Middels verbeterformulier kwaliteitssysteem; - Jaarlijkse controle van Kiwa op installatie en tanks.
15.24
Is een onderhoudsmanagementsysteem geïmplementeerd?
nee
15.25
Bijlage onderhoudsmanagementsysteem
15.26
Toelichting onderhoudsmanagementsysteem
N.v.t.
15.27
Geef aan of de volgende richtlijnen wel of niet van toepassing zijn.
PGS 15,Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Voormalig CPR-nummer 15-1,15-2 en 15-3 PGS 28, Vloeibare aardolieproducten - Afleverinstallaties en ondergrondse opslag, Voormalig CPR-nummer 9-1 e PGS 30, Vloeibare aardolieproducten: Buitenopslag in kleine installaties, Voormalig CPR-nummer 9-6
15.28
Toelichting op vraag 15.27
Zie Bijlagen II en VII.
15.29
Is er een bedrijfsnoodplan aanwezig?
ja
15.30
Op welke datum is de meest actuele versie overlegd met de gemeentelijke brandweer?
00/00/0000
15.31
Kunnen er als gevolg van de aangevraagde activiteiten giftige, brandbare, explosieve stoffen vrijkomen (1% letaliteit contour).
pagina 31 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland
—
,.
,. . . „_ .. ... . . ,
Hoofdstuk 15. Veiligheid
nee 15.32
Bereken de effectafstand op basis van de eenvoudige rekenmethodiek. Bijlage berekening.
15.33
Hebben de hierboven vermelde afstanden effect buiten de inrichting?
15.34
Geef aan hoe het starten en stoppen van installaties wordt geregistreerd. Geef ook aan op welke wijze de milieu- en veiligheidsgevolgen van het starten en stoppen in beeld wordt gebracht.
15.35
Is het VR in overeenstemming met het gestelde in deze (revisie-)aanvraag?
15.36
Bijlage (deel-)veiligheidsrapport
15.37
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 32 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Hoofdstuk 16. Afval be- en verwerkende bedrijven
Provincie Zeeland
16. Afval be- en verwerkende bedrijven 16.1
Voor welke termijn wordt vergunning gevraagd?
10 jaar 16.2
Informatie per te accepteren afvalstof
Afvalstof
LAP-sector
Herkomst
Wrakken
11
Nederland
Hoeveelheid [kg/jaar] 50 st. p/jr.
Afgedankte auto's Accu's
11
Nederland
150st. p/jr
11
Banden Brandstoffen Bumpers (PP en PC) en kunststof Glas Gordels
11 11 11
Opslag cap. (max) Totaal 50 voertuigen Zie boven!
Opslagduur (max.) 1>2jr.
Shredder
1jr.
Shredder
NederlandNed 2.600 kg/jaar
1.750 kg.
1jr.
Nederland Nederland Nederland
5.580 kg/jaar 3.000 Itr./jaar 1 .400 kg/jaar
3.500 kg. 810ltr. 1.100 kg.
1>2jr. < 1 jr. 1jr.
Van Vliet Groep Gansewinkel Eigen gebruik Gansewinkel
11 11
Nederland Nederland
4.960 kg/jaar 70 kg/jaar
3.250 kg. 200 kg.
1jr. 1jr.
Grilles
11
Nederland
70 kg/jaar
63 kg.
1jr.
Koelvloeistof Koudemiddele n LPG-tanks Olie Oliefilters
11 11
Nederland N.v.t.
680 Itr./jaar N.v.t.
2.000 Itr. N.v.t.
1jr. N.v.t.
11 11 11
Nederland Nederland Nederland
8 st./jaar 940 ltr./jaar 100 kg/jaar
12st. 2.000 Itr. 200 Itr.
1jr. 1jr. 1jr.
Pur-schuim Remvloeistof
11 11
Nederland Nederland
1 .460 kg/jaar 70 kg/jaar
850 kg. 280 Itr.
1jr. 1>2jr.
Rubber 11 Ruitensproeie 11 rvloeistof Wieldoppen 11
Nederland Nederland
1 .540 kg/jaar 220 kg/jaar
1.000 kg. 600 Itr.
1jr. 1jr.
Nederland
140 kg/jaar
1,1 m3
1jr.
16.3 ^6.5
Bestemming
Gansewinkel Van Vliet Groep Van Vliet Groep Dusseldorp N.v.t. Dusseldorp Dusseldorp Van Vliet Groep Gansewinkel Van Vliet Groep Gansewinkel Van Vliet Groep Van Vliet Groep
Voldoet de be-/verwerking aan de minimumstandaard als genoemd in het LAP? 16.4 Voeg het LCA-rapport toe als bijlage Zijn er voornemens om afvalstoffen uit het buitenland in ontvangst te nemen?
pagina 33 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provincie Zeeland —•
,. .. . . ._ ... .. Hoofdstuk 16. Afval be- en verwerkende bedrijven
ja
16.6
Welke hoeveelheden worden uit het buitenland verwacht
Afvalstof Wrakken 16.01 .04 Afgedankte auto's
16.7
LAP-sector 11 11
Herkomst België België
Hoeveelheid kg/jaar 10st. 15st.
Zullen afvalstoffen worden gemengd?
nee 16.8
De volgende afvalstoffen worden gemengd
Financiële gegevens 16.9
Wat is de omvang van de te plegen investeringen en welke investeringen zijn reeds gepleegd?
Er is en er wordt voortdurend geïnvesteerd in bedrijfsaanpassingen en uitbreiding en vernieuwing van gereedschappen. Recente investeringen betreft o.a. de herinrichting van de werkplaats, vanwege de installatie van een drooglegsysteem. Het drooglegsysteem wordt gefmancieerd via ARN. De overige investeringen zijn uit eigen vermogen gefmancieerd. De nog te plegen investeringen zijn ongeveer 20000 Euro. De reeds gepleegde investeringen zijn 60000 Euro.
16.10
Op welke wijze worden de werkzaamheden gefmancieerd (eigen respectievelijk vreemd vermogen, kort of langlopend kre-diet, enz)?
Eigen vermogen.
16.11
Beschrijf per afvalstof het vastgestelde tarief voor de verwijdering alsmede de wijze waarop dit is vastgesteld, (incl. verpakking, hergebruiksmogelijkheden of opbrengsten van teruggewonnen stoffen)
ARN bepaalt een vast tarief per demontage en per stof voor vervoer, opslag en recycling. Zie 16.12.
16.12
Op welke wijze stelt u financieel zeker dat de onder de punt 16.2 vermelde maximale
pagina 34 van 36
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer Provmcie Zeeland
Hoofdstuk 16. Afval be- en verwerkende bedrijven
opslagen zullen worden afgevoerd? - ADB is lid van ARN.
- ARN draagt zorg voor de afvoer van stoffen. - ARN selecteert en contracteert de afvoerder. - ARN betaalt per kg., na overleggen van weegbon en/of geleidebrief. - ARN stelt emballage ter beschikking. - Kosten van demontage en transport en recycling kunnen bij ARN worden gedeclareerd. - Indien ADB besluit om afvoer via derden te regelen, dan vervalt de demontagepremie en de is de afvoer voor eigen rekening
Personeel 16.13
Voeg een organisatieschema van het bedrijf met de namen en functies van de relevante milieu personen alsmede beschikbaarheid en vakbekwaamheid van de werkzame personen toe
VIII. Bijlage_VIII_Organisatieschema_Bogaert.doc De Verwerking Verantwoord 16.14
Voeg een beschrijving van het acceptatie- en verwerkingsbeleid toe
V. Zie_bijlage_V_Primair_proces_ADB 16.15
Voeg een omschrijving toe van het systeem van administratieve organisatie en interne controle
16.16
Voeg een beschrijving toe van het verband tussen de goederen en financiële administratie, de meldingen in het kader van de Wet milieubeheer en de acceptatieprocedure die wordt gevolgd
16.17
Indien u aanvullende informatie heeft die u in bovenstaande vragen niet kwijt kunt, dan kunt u dit hier in de bijlagen bijvoegen
Geen bestanden beschikbaar
pagina 35 van 36
<
j||
Leidraad vergunningaanvraag wet milieubeheer
Provincie Zeeland
Bijlagen Toegevoegde bijlagen: V. Acceptatieprocedure_autodemontage.doc X. NRB-toets_voor_nieuwe_situatie_van_autodemontagebedrijf.doc VI. Geluidtestformulier_Creemer_RCB_15_10_bar.doc VIII. Bijlage_VIII_Organisatieschema_Bogaert.doc V. Zie_bijlage_V_Primair_proces_ADB
Overige bijlagen Bijlage_ll_b_Onderbouwing_alternatief_16_01_20062.doc Bijlage_ll_a_Brochure_Seda_2004_binnen_2.pdf Bijlage_ll_a_Brochure_Seda_2004_binnen_2.pdf Bijlage_VII_RIE_Kleine_Tankinstallaties.pdf
pagina 36 van 36
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
Bijlagen: I.
Situatietekening Bogaert_Droogleg.
II.
H-a: Brochure Seda 2004; H-b: Onderbouwing alternatief 16_01_2006-2.
III.
Uittreksel van het Kadaster.
IV.
Uittreksel van de Kamer van Koophandel.
V.
Primair proces.
VI.
Geluidstest formulier_Creemer_RCB-15_10_bar.
VII.
Risico Inventarisatie en Evaluatie [= RIE]: - Beoordeling ontwerp kleine tankinstallaties op specifiek ADBinstallaties; - Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie. - Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADBinstallaties.
VIII.
Acceptatieprocedure.
IX.
Organisatieschema.
X.
Brandveiligheidsrapport.
XI.
Bodemrisicotoets, volgens NRB.
XII.
Overzichts tekening Bogaert.
XIII.
Beperkt Akoestisch onderzoek.
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
I.
Situatietekening Bogaert:
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
II.
ll-a: Brochure_Seda_2004_binnen.pdf* H-b: Onderbouwing alternatief 16_01_2006-2:
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
ll-b: Onderbouwing alternatief 16_01_2006-2:
iHi
Installatietechniek B.V.
Betreft
: Onderbouwing alternatieve drooglegopstelling
Apeldoorn, 16 januari 2006
P.O. Box 525 7300 AM Apeldoorn Stadhoudersmolenweg 23 7317 AV Apeldoorn The Netherlands Tel.: +31 55 577 72 00 Fax: +31 55 577 72 02 E-mail:
[email protected]
In opdracht van Auto Recycling Nederland B.V. heeft Hamer Installatietechniek B.V. een alternatieve opstelling ontworpen voor het veilig en milieuverantwoord opslaan van verwijderde vloeistoffen. Hierbij worden de K3 - vloeistoffen bovengronds opgeslagen conform BRL-K903 en CPR9-6 en is er een specifiek ontwerp gemaakt voor een bovengrondse, inpandige tankinstallatie in een brandwerende constructie. Deze wordt gebruikt voor K1 - vloeistoffen, zijnde schone benzine, schone diesel en vervuilde brandstoffen. Casimir bedrijfsadvisering
SMR
H i i i K 11 f 'i A t J V l s Y K J N C ,
Hamer Installatietechniek B.V. voor de opslagtanks
l Hamer Installatietechniek B.V.
Kiwa voor de certificering en muurcertificaten
kiwa Partner for progress
Bovengrondse, uitpandiqe opslag van vloeistoffen.
KvK: 08017716
Rabobank: 39 40 83 830
BTW: NL006483616B01
Internet: www.hamer.net
iHi Installatietechniek B.V.
Bovengrondse uitpandige opslag van vloeistoffen: Voor de uitpandige opslag van vloeistoffen is gekozen voor een standaard opslag van: • 2.000 liter afgewerkte olie; • 2.000 liter koelvloeistof en • 600 liter ruitensproeiervloeistof. De afgewerkte olie en koelvloeistof zullen worden opgeslagen in een twee compartimenten tank terwijl de ruitensproeiervloeistof wordt opgeslagen in een dubbelwandig kunststof vat. Verder is de container standaard voorzien van een vangrail ter bescherming van de tanks, een leegzuigbak en een brandblusser. Hiermee blijft de buitenopstelling voldoen aan de bestaande beoordeling van het ontwerp als omschreven in de laatste RIE nummer 16. Bovengrondse, inpandige opslag en afgifte van benzine, diesel en verlading van vervuilde brandstoffen op specifieke ADB - locaties. In opdracht van Auto Recycling Nederland B.V. heeft Hamer Installatietechniek B.V. een bovengrondse, inpandige tankinstallatie in een brandwerende constructie ontworpen. Deze wordt gebruikt voor opslag en afgifte van K1 - vloeistoffen, zijnde schone benzine, schone diesel en verlading van vervuilde brandstoffen. De reden voor een bovengrondse brandwerende constructie is dat de ARN - projectorganisatie met het probleem geconfronteerd werd, dat er op diverse ADB -inrichtingen de bodem verontreinigd is. Hierdoor ontstonden situaties waardoor het niet verantwoord is om in de bodem te werken en omdat er op diverse locaties een gebrek aan ruimte is voor een terp c.q. bovengrondse brandwerende constructie op afstand. Een verder probleem ontstaan probleem is de bovengrondse stortleiding van de terpconstructie. Deze levert in bepaalde situaties een risico op tijdens het interne transport op de ADB - inrichting rond de terp. Door het KIWA is hierop een aanvullende ontwerpbeoordeling uitgevoerd. Zie bijlage l ("Beoordeling ontwerp kleine tankinstallaties op specifieke ADB - locaties") Ontwerp: Op een basisframe, in een staalconstructie worden drie dubbelwandige vaten geplaatst. De staalconstructie aan alle zijden wordt bekleed met sandwichpanelen van het type KS1000RW 40/75 "Firesafe", met een gecertificeerde brandwerendheid van 60 minuten (integriteit) en conform NEN6069). Het leidingwerk, op de drie dubbelwandige vaten, wordt opgebouwd conform de opgestelde RIE door het kiwa. (Zie bijlage l) Dit houdt in dat de ontluchtingsleidingen naar buiten worden gevoerd en de verdere standaard voorzieningen zoals brandsmelt kleppen, detonatie beveiligingen, aarding c.q. potentiaalvereffeningen, beveiligingen tegen overvullen, antihevel voorzieningen voor het leidingwerk dat met het product in aanraking komt, ook bij deze installatie van toepassing zijn. Op hetzelfde basisframe wordt een dubbele brandstofafgifte pomp voor de afgifte van de schone benzine en diesel geplaatst. De pomp is voorzien van een dampretour systeemfase II (efficiëntie 110%). Alle dampretour systemen zijn voorzien van een certificaat wat waarborgt dat het systeem door het
Itii
Installatietechniek B.V.
ministerie van VROM is goedgekeurd. Bij het keuren wordt bepaald of de benodigde volumehoeveelheid damp die wordt afgezogen in efficiency overeenkomt met getankte volumehoeveelheid brandstof. Uiteraard worden hiervoor geijkte en gekalibreerde meetinstrumenten gebruikt. Dit gebeurd vanaf fabriek. Hamer Installatietechniek B.V. zal voor deze pompen, die niet voor handelsdoeleinden zijn geen NMI keuring uitvoeren. Bij het ontwerp is rekening gehouden met de voorschriften opgenomen in de PGS 15 en 30. Voorschriften bovengrondse, inpandige opslag en afgifte van benzine, diesel en verlading van vervuilde brandstoffen op specifieke ADB - locaties: PGS 15: Onderscheid inpandig/uitpandig In PGS 15 wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige en uitpandige opslagvoorzieningen. Onder inpandige opslagvoorziening worden alle voorzieningen verstaan die in een (ander) bouwwerk zijn gesitueerd. Tot nu toe werden hiervoor termen als (bouwkundig) kast en kluis gebruikt. Echter ook kant en klare opslagsystemen kunnen inpandig gebruikt worden.
3.2.1:
Voorschriften inpandige opslagvoorziening
3.2.1.1: De WBDBO van een inpandige opslagvoorziening nar een andere ruimte en van een andere ruimte naar een opslagvoorziening moet ten minste 60 minuten bedragen. De wanden, het dak en de draagconstructie van de opslagvoorziening moeten een brandwerendheid van ten minste 60 minuten. Toelichting: Een opslagvoorziening waarin gevaarlijke stoffen wordt in beginsel gelijk gesteld met een brandcompartiment als bedoeld in het "Bouwbesluit 2003". Hét bedoelde brandcompartiment heeft "rondom" dezelfde "WBDBO". 3.2.1.2: De omschreven inpandige opslagvoorziening heeft opslagcapaciteit van maximaal 900 liter. 3.2.1.3: De omschreven inpandige opslagvoorziening is niet voorzien van een brandmeldinstallatie, daar de opslag maximaal 900 liter is. 3.2.1.4: De omschreven inpandige opslagvoorziening mag niet op een verdieping van een gebouw zijn gelegen. 3.2.1.6: De omschreven inpandige opslagvoorziening mag niet in een vluchtroute zijn gelegen en mag vluchten niet belemmeren. 3.3:
Kwaliteit vloeren (Wm) Binnen een opslagvoorziening of bij een overslag - of laad - en losgedeelte moeten bodembeschermende voorzieningen en maatregelen zijn getroffen die in combinatie leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico (A) conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB).
3.3.3:
Indien een vloer vloeistofkerend is uitgevoerd. Moet de vloer periodiek visueel worden geïnspecteerd en moet opruimen van gelekte of gemorste stoffen zijn gewaarborgd hiertoe moet binnen de inrichting een procedure incidentenmanagement aanwezig zijn. Toelichting: De procedure incidentenmanagement moet geschikt zijn om ingrijpen bij incidenten bij alle vloeistofkerende vloeren en vloeistofdichte lekbakken die binnen de inrichting aanwezig zijn mogelijk te maken. Aandacht moet zijn besteed aan instructies van het 3
iHi
Installatietechniek B.V.
personeel, aanwezigheid van absorptiematerialen (op welke locaties binnen de inrichting aanwezig), overzicht van uitgevoerde en uit te voeren periodieke visuele inspecties, en de te treffen handelingen indien een vloer niet meer vloeistofkerend is. PGS 30:
4.1.1:
Vloeistofdicht zijn Om het vloeistofdicht zijn van de opslagtanks voor de schone benzine, schone diesel en vervuilde brandstof voor een minimale periode van 15 jaar te garanderen zijn de tanks dubbelwandig uitgevoerd en voorzien van een lekdetectie.
4.1.2:
Normen en beoordelingsrichtlijnen De stalen dubbelwandige tanks worden vervaardigd volgens de BRL- K 797 voor bovengrondse drukloze opslag van vloeistoffen tot 5.000 liter. Vloeistoffen met een s.g. kleiner of gelijk aan 1,9 kg/dm3 Maximum inhoud 5.000 liter; Wanddikte minimaal 3 (+3) mm; Mangatdiameter minimaal 600 mm. De aflevering van benzine wordt aangemerkt als beperkte aflevering, dit op basis van het zeer beperkte vofume van de opsfag (maximaaf 300 titer) en affevering (circa 40 titer per dag).
iHa
Installatietechniek B.V.
Specificatie van de dubbelwandige vaten: Inhoud ± 270 liter Diameter 600 mm Cilinder hoogte 1.000 mm Totale hoogte 1.100 mm Aansluitingen Mangat NW 600 inclusief blindflens, pakking, bouten en moeren Pijpnippel 3" 1 Sokken 2" 2 Peilpijp 72 1 Zuigpijp 2" 1 Oppervlaktebehandeling Alzijdig gestraald en uitwendig voorzien van 1 laag minimaal 80 mu Arconal RAL 5010, inwendig 1 laag minimaal 420 mu Permacor 2807 HSA. Ontwerpdruk : atmosferisch Ontwerptemperatuur : 35 gr. C°. 4.1.3:
Fundering en ondersteuning »
4.1.4:
Bescherming tegen uitwendige corrosie •
4.1.5:
De opslagtanks voor benzine, diesel en vervuilde brandstoffen worden op een stalen frame geplaatst.
De dubbelwandige tanks zijn intern voorzien van epoxy coating volgens BRL-K779 en uitwendig van een coating volgens BRL-K903/06.
Afsluitbare openingen, mangaten en inspectieopeningen •
Voor de inwendige inspectie zijn de verticale dubbelwandige tanks aan de bovenzijde voorzien van een mangat. Daar de maximale hoogte van de tanks slechts 1.200 mm is hoeven de tanks niet betreden te worden om deze te kunnen inspecteren.
N.B. In de risico-inventarisatie en evaluatie, welke door de Kiwa is opgesteld, zijn de onderstaande afwijkingen opgenomen: Geen jaarlijkse controle op water/bezinksel van de tanks. 5 jaarlijkse controle onderhoud van het niveaumeetsysteem, het lekdetectiesysteem, uitwendige toestand van de tankinstallatie en de brandwerende dichte ruimte. 25 jaarlijkse inspectie van de tankinstallatie, inwendig, uitwendig en op dichtheid. 4.1.6:
Peilinrichting of vloeistofstandaanwijzer •
4.2.1:
De tanks zijn uitgevoerd met een aansluiting voor een peilinrichting. De peilleiding zal echter niet door de brandwerende omkasting gevoerd worden, dit om het risico dat er, na het peilen, dampen in de inrichting kunnen ontstaan ( b.v. peilleiding vergeten af te sluiten)
Vloeistofdicht zijn, normen en richtlijnen voor leidingen en bekleding •
Het leidingwerk wordt uitgevoerd in een zware staal gegalvaniseerde uitvoering.
iHi installatietechniek B.V.
4.2,2:
Verbindingen •
4.2,3:
Mechanische en elektrische spanningen tussen tank en leidingen: •
4.2.4:
De leidingen worden zodanig met fitwerk uitgevoerd, dat bij zetting van de tank of de leidingen geen mechanische spanningen kunnen optreden die voor het leidingwerk of de tank schadelijk kunnen zijn. De leidingen worden doelmatig ondersteund.
Ontluchtingsleidingen •
4.2.5:
Alle verbindingen worden gefit.
De tanks zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met een diameter van 1 V* uitwendig. De Ontluchtingsleidingen van de dubbelwandige opslagtanks voor schone benzine, schone diesel en vervuilde brandstof worden, aan de bovenzijde, door de brandwerende beplating gevoerd waarna deze naar buiten zal worden gevoerd zodat te allen tijde een open verbinding van de tank met de buitenlucht is verzekerd. De uitmonding van de Ontluchtingsleidingen wordt naar minimaal 5 meter boven het maaiveld gebracht en is voorzien van een vlamkerendrooster.
Aansluitingen beneden hoogste vloeistofniveau, anti-hevel voorziening •
In de afname leidingen op de tanks wordt een antihevel klep volgens BRL-K916/2 aangebracht
4.2.6: Vulleiding, overvulbeveiliging •
De vulleiding (stortleiding), voor de schone benzine en vervuilde brandstof, wordt onder afschot (1:100) naar de tank gemonteerd. Op de overgang brandwerende kast en het leidingwerk wordt een brandklep gemonteerd. Op de overgang van de slang, van de droogleginstallatie, naar de stalen vul(stort)leidingen wordt een detonatiebeveiliging gemonteerd.
•
ledere tank (installatie) is voorzien van een hoogniveau signalering (95%) en een niveausignalering.
Hoogniveau signalering (95%) • Voor de lucht aangedreven pomp is een magneetklep gemonteerd. Deze wordt aangestuurd door een elektrische schakeling die in verbinding staat met de sensor in de tanks. De magneetklep zal alleen geopend zijn als er geen hoogniveau is (<95% vulling) en de schakeling naar behoren functioneert. In alle andere gevallen is de magneetklep gesloten en kan er geen product worden gestort. De droogleginstallatie kan hierdoor niet meer functioneren en geen product leveren aan de tankinstallatie. Niveausignalering • De tanks zijn voorzien van een sensor. Deze sensor detecteert de hoeveelheid product, welke zich in de tank bevindt. De vullinggraad is uit te lezen op een uitleesunit. » De niveausignalering geeft 2 meldingen 1e melding: visueel alarm, 2e melding: visueel en akoestisch alarm. Het hele systeem wordt uitgeschakeld en moet handmatig door de operator worden gereset, voordat er verder kan worden gewerkt. 3e melding: hoogniveau signalering treedt in werking en stopt het proces.
1H
II • ••=•
Installatietechniek B.V.
4.2.7:
Doorvoering van leidingen •
4.2.11:
De doorvoeringen, naden, voegen en aansluitingen worden afgedicht met een bij hitte opschuimende en isolerende kit van het fabrikaat Promaseal- W. Promaseal - W brandwerende afdichtingen zijn vlam- en rookdicht. Promaseal - W is een milieuvriendelijke kit op waterbasis, vrij van organische oplosmiddelen. Het schuimt op bij een temperatuur vanaf 150° C tot maximaal 7 keer het oorspronkelijke volume. Tevens bezit het een sterk drukvormend vermogen onder invloed van hitte. Bij volledige inklemming kan deze druk oplopen tot 7 bar. Naden en openingen worden hierdoor tijdens brand hermetisch gedicht.
Toegankelijkheid mangat •
Uit oogpunt van veiligheid is er voor de bovengrondse, inpandige opslag van benzine, diesel en vervuilde brandstof, gekozen de tanks op te stellen in een brandwerende kast. » De installatie heeft de mogelijkheid voor onderhoud, daar er een paneel van de ruimte, door deskundig personeel gedemonteerd kan worden en na onderhoud weer door deskundig personeel terug gemonteerd moet worden. • De brandwerende kast mag niet door de gebruiker geopend c.q. betreden worden. » Er is voor gekozen om het leidingwerk aan de bovenzijde van de brandwerende kast door te voeren. Dit geldt voor de: • Ontluchtingsleidingen, de stortleidingen, de persleidingen naar de afgiftepomp en de terugvoerleiding van het dampretour systeem naar de benzinetank.
4.3.1:
Erkende installateur Hamer Installatietechniek B.V. is BRL-K 903 gecertificeerd. Hamer Installatietechniek B.V. geeft een genummerd en geregistreerd installatiecertificaat af. Eventuele wijzigingen worden eveneens door Hamer Installatietechniek B.V. aangebracht. Ook hierbij geeft Hamer Installatietechniek B.V. een geregistreerd deelcertificaat af.
i
iHi
l Installatietechniek B.V.
4.3.8:
Bereikbaarheid van de tank •
4.3.9:
Beveiliging tegen aanrijding •
4.3.11:
De leidingen voor de schone benzine en vervuilde brandstof worden onder afschot (1:100) naar de tanks gelegd.
Controle op aanwezigheid van water in stalen tanks •
4.4.5:
Daar er geen jaarlijkse controle plaats vindt op water/bezinksel van de tanks worden de tanks niet onder afschot geplaatst.
Het onder afschot leggen van leidingen •
4.4.4:
De unit is voorzien van een aanrijdbeveiliging.
Het onder afschot plaatsen van de tank •
4.3.12:
Zie omschrijving onder 4.2.11.
Daar de opslagtanks voor de schone benzine, schone diesel en vervuilde brandstof staan opgesteld in een compleet afgesloten brandwerende kast, is het niet mogelijk om vrij water en sludge te constateren. Zie ook punt 1.4 van de "Beoordeling ontwerp kleine tankinstallaties op specifieke ADB-locaties".
Maximale vulling en overvulbeveiliging Hoogniveau signalering (95%) • Voor de lucht aangedreven pomp is een magneetklep gemonteerd. Deze wordt aangestuurd door een elektrische schakeling die in verbinding staat met de sensor in de tanks. De magneetklep zal alleen geopend zijn als er geen hoogniveau is (<95% vulling) en de schakeling naar behoren functioneert. In alle andere gevallen is de magneetklep gesloten en kan er geen product worden gestort. De droogleginstallatie kan hierdoor niet meer functioneren en geen product leveren aan de tankinstallatie.
4.4.7:
Schoonhouden van de installatie •
4.4.8:
De inpandige brandstofafgifte unit is voorzien van een lekbak. Het product dat eventueel is opgevangen in de lekbak, moet in verband met brandgevaar direct worden verwijderd.
Logboek •
In het logboek worden de documenten van de beproeving, meting of inwendige inspectie vastgelegd. Het logboek wordt aan Auto Recycling Nederland B.V. afgegeven. Auto Recycling Nederland B.V. zal er zorg voor dragen dat het logboek in de betreffende inrichting aanwezig is. Hamer Installatietechniek B.V. zal een afschrift van het beproeving - of inspectierapport aan het bevoegd gezag overleggen.
iHi
installatietechniek B.V.
4.5:
Voorschriften t.a.v. inspectie, keuring, onderhoud en reparatie •
4.5.2:
Inwendige en uitwendige inspectie •
4.5.3:
Indien blijkt dat de opslagtanks voor de schone benzine, schone diesel en vervuilde brandstof na de 25 jaarlijkse inspectie in een slechte staat verkeren wordt: a) deze aantasting terstond gemeld aan het bevoegd gezag; b) de vloeistof zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 2 maanden uit de tank verwijderd; c) binnen vier maanden wordt de geledigde tank verwijderd.
Herstel van beschadigingen •
4.5.5:
In afwijking van het gestelde onder dit punt wordt er, in overleg met het KIWA, een 25 jaarlijkse inspectie uitgevoerd van de tankinstallatie, inwendig, uitwendig en op dichtheid.
Beoordeling inspectieresultaat, herstellen of buiten gebruik stellen van tanks •
4.5.4:
Vóór het in gebruik nemen van de installatie moet een door of namens KIWA geregistreerd certificaat zijn afgegeven. Hamer Installatietechniek B.V. zal hiervoor een installatiecertificaat in het logboek opnemen.
Bij beschadigingen aan de brandwerende kast, tanks of frame dient het ADB hiervan direct melding te maken, zodat de beschadigingen direct gerepareerd kunnen worden. Na reparatie wordt door het KIWA vastgesteld of er nog wordt voldaan aan de gestelde eisen.
Beproeving onder druk, controle op vloeistofdichtheid •
Voor de gehele installatie van de tank en de leidingen moeten vloeistofdicht zijn, wat voor het in gebruik nemen of na een grote reparatie moet worden aangetoond. Een eventuele inspectie zal vooraf gaan aan de dichtheidsbeproeving.
N.B. Voor het beproeven van de dubbelwandige tanks zie ook 4.6.4. Beproeving onder druk • De door of namens KIWA uit te voeren beproeving geschiedt met lucht met een overdruk van 20 kPa; bij de beproeving moet de tank leeg zijn. • De tank moet voorzien zijn van een overdrukbeveiliging. • Tijdens deze beproeving mogen zich geen personen op de tank bevinden. Dichtheidscontrole • Vervolgens worden de aansluitingen en de afdichtingen van het mangat gecontroleerd op dichtheid door middel van "afzepen". Bij het afzepen mag geen vloeistof in de leidingen aanwezig zijn. N.B. bij de eerste beproeving moet het leidingwerk productvrij zijn. Tijdige melding • Vóór de beproeving wordt (ten minste 2x24 uur tevoren) kennis gegeven aan het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag in de gelegenheid is om bij de beproeving aanwezig te zijn.
m
Installatietechniek B.V.
Bewijs van beproeving • Een door of namens KI WA afgegeven bewijs van de beproeving, alsmede de resultaten hiervan, worden aan het bevoegd gezag overlegd door middel van het installatiecertificaat. 4.5.6:
Brandbeschermende bekleding •
• «
4.5.7:
Registratie van resultaten van beproeving, inspectie of controle •
4.5.8:
Indien aan een tank ingrijpende werkzaamheden moeten worden verricht of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de sterkte van de tank is aangetast, wordt dit aan het bevoegd gezag gemeld.
Reinigen van tanks, afvoer afvalstoffen, verstikkingsgevaar en voorkomen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. •
4.6.2:
Van elke beproeving, meting of inwendige inspectie worden de bevindingen en de gegevens vastgelegd in een door of namens KIWA afgegeven bewijs dat moet worden opgenomen in het logboek, dat in de inrichting aanwezig moet zijn en te allen tijde aan een door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaar moet kunnen worden getoond. Een afschrift van het beproevings- of inspectierapport wordt aan het bevoegd gezag overlegd.
Werkzaamheden of anderszins aantasting van de sterkte van de tank •
4.5.11:
De drie dubbelwandige vaten worden op het basisframe, in een staalconstructie, geplaatst waarna de staalconstructie aan alle zijden wordt bekleed met sandwichpanelen van het type KS1000RW 40/75 "Firesafe", met een gecertificeerde brandwerendheid van 60 minuten (integriteit) en conform NEN6069). Het leidingwerk, op de drie dubbelwandige vaten, wordt opgebouwd conform de opgestelde RIE door fret kiwa. (Zie bijlage) Dit houdt in dat d&tankontfuchtingen naar byiten worden gevoerd en de verdere standaard voorzieningerf zoals brandsmelt kleppen, detonatie beveiligingen, aarding c.q. potentiaalvereffëriingen, overvul voorzieningen, antiheyel voorzieningen voor het leidingwerk dat met het product in aanraking komt, ook bij deze installatie van toepassing zijn.
Tanks .moeten worden gereinigd door bedrijven die zijn gecertificeerd volgens BRLK 905 Tankreiniging'. Bij het schoonmaken van tanks moet ervoor worden gezorgd dat geen schoonmaakmiddelen en productresten vrijkomen. Deze moeten op een milieuhygiënisch-verantwoorde wijze worden afgevoerd. Tanks moeten bij voorkeur worden gereinigd meteen methode waarbij de tank niet wordt betreden.
Constructie-eisen •
De stijfheid en sterkte van een tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervormingen als gevolg van overdruk bij vulling van de tank te voorkomen. Beide wanden van de tank moeten blijvend vloeistofdicht zijn (indien een gasvormig detectie medium wordt toegepast, kan het noodzakelijk zijn dat de wanden tevens gasdicht zijn). De van toepassing zijnde beoordelingsrichtlijnen (BRL's) zijn vermeld in 4.1.2.
10
iHi
l Installatietechniek B.V.
4.6.3:
Tankopstelling, bescherming tegen aanrijding •
4.6.4:
De tank dient opgesteld te zijn boven een verhard oppervlak. Indien er aanrijdinggevaar bestaat moeten er maatregelen zijn genomen om beschadiging van de tank te voorkomen (b.v. door het aanbrengen van een vangrail). Voor de minimaal aan te houden afstanden van een dubbelwandige tank tot de erfscheiding of tot andere objecten binnen de inrichting is 4.3.3 van toepassing, waarbij de buitenwand van de tank gerekend wordt als de wand van de in 4.3.3 genoemde opvangbak.
Dichtheidsbeproeving van de spouw •
4.6.5:
Alvorens de tank in gebruik wordt genomen moet de ruimte tussen de twee wanden door of namens KIWA worden beproefd bij een door de tankfabrikant te specificeren druk. Bij deze beproeving moet de overdruk gedurende 15 minuten constant zijn. Ook bij latere beproevingen (zie 4.5.5) moet de spouw worden beproefd met een door de tankfabrikant te specificeren druk. Indien bij de beproeving een lekkage of een andere ongerechtigheid wordt geconstateerd, mag de tank niet in gebruik worden gesteld. Een door of namens KIWA afgegeven bewijs van deze beproeving, evenals de resultaten hiervan, moeten aan het bevoegd gezag c.q. het vergunningverlenend gezag worden overgelegd.
Lekdetectiesvsteem
4.6.5.1: Tank niet geplaatst in opvangbak •
Niet van toepassing
4.6.5.2: Tank geplaatst in opvangbak •
Indien de tank in een opvangbak is geplaatst is het niet noodzakelijk dat het lekdetectie systeem permanent in werking is. Ook een noodstroomvoorziening is dan niet vereist. Omdat bij ongemerkt defect raken van binnen - en buitenwand in korte tijd grote hoeveelheden product kunnen vrijkomen, moet - indien het lekdetectie systeem niet permanent in bedrijf is - ten minste éénmaal per jaar met behulp van het lekdetectie systeem worden gecontroleerd of lekkage is opgetreden (zie ook 4.6.5.3).
4.6.5.3: Controle van het lekdetectiesysteem •
4.6.6:
Het lekdetectie systeem moet ten minste jaarlijks volgens de voorschriften van de fabrikant worden gecontroleerd op goede werking. Bij het constateren van gebreken die kunnen leiden tot het optreden van niet gedetecteerde lekken, moet het lekdetectie systeem binnen een periode van een maand zijn hersteld. Van de controle moet een aantekening in het logboek worden gemaakt.
Detectiemedium «
Het detectiemedium mag niet corrosief zijn, geen gevaar voor mens of milieu vormen en moet gedurende ten minste 15 jaar zijn eigenschappen behouden. Ook bij extreme omgevingstemperatuur (- 20 tot + 40 graden Celsius) moet het detectiemedium goed functioneren.
11
— Installatietechniek B.V.
4.6.7:
Lek in tankwand •
Indien blijkt dat de binnen - of de buitenwand van de tank lek is, moet de tank binnen één maand zijn vervangen of hersteld, waarna ingebruikname kan plaats vinden na beproeving in overeenstemming met 4.5.5 en 4.6.4.
De inpandige opslag van benzine, diesel en verontreinigde brandstoffen voldoet naast het voorschrift 3.1.1 aan het gestelde in de volgende voorschriften van de richtlijn PGS 30: 4.8.4:
Beluchting en ontluchting • Beluchting en ontluchting geschieden met een rechtstreekse verbindingsleiding met de buitenlucht. Inregenen in deze leiding moet worden voorkomen.
4.8.5.3: Rookverbod •
In de opslagruimte moet een verbod zijn op roken en open vuur. Dit moet zijn aangegeven met pictogrammen in overeenstemming met Bijlage^ XA bij artikel 8.10 van de Arbeidsomstandighedenregeling (Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet en enige andere wetten gestelde regels).
4.8.5.6: Ruimteverwarming •
4.8.5.7:
Ruimteverwarming mag slechts geschieden door verwarmingstoestellen, waarvan de verbrandingsruimte niet in open verbinding staat of kan worden gebracht met de opslagruimte. In de opslagruimte mogen geen apparaten of andere objecten aanwezig zijn met een oppervlaktetemperatuur van meer dan 150°C.
Elektrische installatie •
Elektrische aansluitingen en schakelaars in een als opvangbak uitgevoerde ruimte moeten zich boven het hoogste 'vloeistofniveau' bevinden (boven het niveau bij eventuele maximale productopvang). Ten behoeve van de opslag hoeft geen noodverlichting te zijn aangebracht.
4.8.5.9: Branddetectie en Brandbestrijding •
4.8.6:
Branddetectie is niet vereist bij de opslag van. producten met een vlampunt boven 55°C. In de ruimte waarin de opslagtanks zijn geplaatst moet binnen 10 meter van enige tank een draagbaar blustoestel aanwezig zijn met een blusequivalent van 6 kg bluspoeder (zie ook 4.4.6).
Opslag in een werkruimte •
Opslagtanks voor de opslag van brandbare vloeistoffen met een gezamenlijke 3 capaciteit van ten hoogste 3 m mogen zich bevinden in en werkruimte - b.v. een garagebedrijf, of in één ruimte met een noodstroomaggregaat, terwijl grotere opslagen in een aparte ruimte moeten plaatsvinden. Indien de opslag plaats vindt in een werkruimte dan geldt het rookverbod (4.8.5.3) en het verbod op de aanwezigheid van hete voorwerpen (4.8.5.6) slechts tot een afstand van drie meter vanaf de tank of de opvangbak. Binnen deze afstand van 3 meter van de opslag mag geen brandgevaarlijk werk worden verricht.
12
1H
n • it=r
Installatietechniek B.V.
Afleverpomp voor hergebruik van diesel en benzine Gemorst product moet direct verwijderd worden met absorptiemateriaal, dat in voldoende hoeveelheden bij de opstelplaats voorhanden moet zijn. Op of bij de pomp moet duidelijk zichtbaar het veiligheidssignaal (pictogram) zijn aangebracht:" VUUR, OPEN VLAM EN ROKEN VERBODEN". Tevens moet worden vermeld: "MOTOR AFZETTEN". De pomp moet zodanig zijn geplaatst en de lengte van de afleverslang moet zodanig zijn bemeten dat aflevering van brandstof aan een voertuig alleen kan plaatsvinden boven de vloeistofdichte vloer. De afleverslang mag niet langer zijn dan 2 meter. De pompkast van een elektrische pomp moet voldoende zijn geventileerd. De uitsparing in de pompkast, waarin het vulpistool en de afleverslang in ruststand wordt geborgen, moet gasdicht van het inwendige van de pompkast zijn uitgevoerd. Een afleverinstallatie moet zodanig zijn ingericht dat slechts gedurende een daartoe strekkende opzettelijke bediening van de vulafsluiter vloeistof kan worden afgeleverd. De aflevering van vloeistof moet automatisch stoppen als het reservoir waaraan wordt afgeleverd, vrijwel gevuld is. Het afslagmechanisme moet tevens in werking treden bij een lichte schok, bijvoorbeeld ten gevolge van vallen. De greep van het vulpistool mag niet zijn voorzien van een vastzetinrichting. Het vulpistool voor de aflevering van benzine dient voorzien te zijn van een dampretourfase II systeem en een hoes over de aflevertuit van het vulpistool om verdamping te beperken. De afleverzuil dient voorzien te zijn van een thermische brandmelder die is aangesloten op een doormeld station. Het vulpistool moet goed weggehangen worden. Na gebruik mag er geen brandstof uit het vulpistool weglekken.
13
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
III.
Uittreksel van het Kadaster:
l-JflN-2003 03:50
VfiN:GflRftGE BOGflERT 0114319930
flflN:16020847455024
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
IV.
Uittreksel van de Kamer van Koophandel:
KAMER VAN KOOPHANDEL ^ZEELAND
Dossiernummer: 21018603
Blad 00001
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeland Onderneming; Handelsna(a)m(en) Rechtsvorm Adres Correspondentieadres •\Te lef oonnummer Faxnummer Datum vestiging Bedrijfsomschrijving
:C. Bogaert :Eenmanszaak :Tiberghienweg 26, 4567BR Clinge :'s Gravenstraat 293, 4567AG Clinge .. :0114-312190 -.0114-319930 :19-12-1995 :Autodemontagebedri j f, groothandel in gebruikte onderdelen en secundaire .. materialen afkomstig van autowrakken ten behoeve van materiaal- en produktiehergebruik
Werkzame personen De onderneming wordt gedreven voor rekening van: Naam Geboortedatum en -plaats Adres
:Bogaert, Carolus Petrus Helena Maria :05-09-1963, Hulst :'s-Gravenstraat 293, 4567AG Clinge ..
Alleen geldig indien door de kamer voorzien van een ondertekening.
Middelburg, 24-01-2005 Voor uittreksel
J.M. de Feijter-Zegers
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
V.
Primair proces:
Organisatieschema van Bogaert
Directeur [Dhr. Bogaert]
Administratie [Dhr. Bogaert]
Demontage [Dhr. Boaaertl
Milieu contactpersoon
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
VI.
Geluidstest formulier Creemer RCB-15 10 bar:
Creemers Schroef compressor RCB 15
GeliütestÊximiüÈrRCB 1510 barbfed 1/2 O 1217.
l.
CompiessDr
Fabrisnt Model HooBafnetiig
:C3BemeosCcmpies3CitsBV. :RCB15 Secdsnunmer :L1000mm.xB650mm .xH I045mm. Capactet COPK)mctar.
2.
BedrgfesluatBS .
21.
Bakst.
:CAI078335
:10bar 3. Ttestex>nd±E3 BarmeteiBfend : 1022 m bar Refectfevflak Opmeikrgai :Geen
OtngevigstEmp. :; Afiietig :26x26m.
om^vrgs^liii:39dB &).
4. listnim aitai M riDfccn Geliöaneter
:Bn&L&
Serferammer Sesrfaiunmer
: 1780414 : 1794203
Cattastor
:Biel& K$er4l33
Sereunmer
:1795]
5.
Mee^ifeate
7
2
s
7" i: ,
3.
/T.
: : i,
rlfh^l?»f,
--*«
i,
,
f
X
4
M ajanaalgelröaikeoiu^netai iapostfe 5 .omgevligE^liö^metai ia poste 6. 6 . Resulaat Geloflaiteaucp l meter :64 dB :ïg.T.Heqj&j=as
Gelriaaii©aucp7 meter 61 dB ?\.). Datum: 17-12-2002.
Creemers Schroefcompressor RCB 15
1217. GecotdgeentegelilJsni'Bauecp i m eter. Mee^ate <JB^>
Meetf&ate 63 HZ 125 HZ 250 HZ 500 HZ 1XHZ 2 KHZ
4 KHZ s KHZ
l 66
1 79^ 70 72 69 59 48 47 3.3
2 64
4 64
5 67
G<=m.
<52£
2 82 70 72 70 60 53 50 44
3 80 69 69 63 57 48 46 30
4 83 67 73 69 55 50 47 32
5 74 64 73 63 53 49 47 33
Gan,
8 60
9 60
10 61
Gan.
3
64
80 68 72 67 57 47 47 34
B op 7m eter.
Meöp&Xs dB W
6 63
7 64
61
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
VII.
Risico Inventarisatie en Evaluatie [= R l E]: • • •
Beoordeling ontwerp kleine tankinstallaties op specifiek ADB-installaties; Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie; Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB- installaties.
kiwa Partner for progress
9 maart 2006
Beoordeling ontwerp kleine tankinstallatie op specifieke ADB-locaties ?
Risico inventarisatie en evaluatie
jcfinra Colofon
Partner for progre&s
Titel Beoordeling ontwerp kleine tankinstallatie op specifieke ADBlocaties Projectnummer
t openbaar en,slechts verstrekt aan de opdrachtgevers.van het . EventueleVerspreiding daarbuiten vindt alleen plaats door de zelf. ' ' ' " " . " •'.'•".." • ' -„ '.'
Voorwoord ARN is bezig met de realisatie van een project, waarbij het proces van autodemontage professioneler wordt ingezet. Het eerste onderdeel hiervan is het veilig en milieuverantwoord aftappen van vloeistoffen van de te demonteren auto's. De bestaande manier leidde tot onveilige situaties tijdens het aftappen. De nieuwe methode voorziet in een droogleginstallatie, die alle restvloeistoffen efficiënt en veilig uit de auto verwijdert. Het tweede onderdeel hiervan is het veilig en milieuverantwoord opslaan van de verwijderde vloeistoffen. Hierbij worden de K3- vloeistoffen bovengronds opgeslagen conform BRL-K903 en CPR9-6 (tegenwoordig PGS30) en de KI-vloeistoff en normaal ondergronds opgeslagen conform CPR9-1 (tegenwoordig PGS28) en BRL-K903. Deze tankinstallatie is met een aantal afwijkingen is al beoordeeld in een ontwerpbeoordeling. In opdracht van ARN is een aanvullende ontwerpbeoordeling uitgevoerd op een specifiek ontwerp van een bovengrondse tankinstallatie in een bovengrondse brandwerende constructie. Deze wordt gebruikt voor KI-vloeistoffen, zijnde schone en vuile benzine. Deze beoordeling van het ontwerp is aanvullend op de al bestaande beoordeling voor tankinstallaties bij de ADB - inrichtingen. Deze bestaande beoordeling geeft al invulling aan een ontwerp van een terpopslag voor KI-vloeistoffen. Bij dit ontwerp zijn als maatregelen onder andere veiligheidsafstanden opgenomen ten opzichte van omliggen gebouwen en objecten. De reden voor een bovengrondse brandwerende constructie is dat de ARN - projectorganisatie met het probleem geconfronteerd werd dat op diverse ADB - inrichtingen de bodem verontreinigd is. Hierdoor ontstonden situaties waardoor het niet verantwoord is om in de bodem te werken vanwege; milieuhygiënische redenen en / of ondergrondse technische voorzieningen in verband met deze verontreiniging. In dit specifieke ontwerp zijn deze veiligheidsafstanden t.o.v. ADB - opslagloods c.q. werkplaats niet opgenomen omdat er op diverse locaties een gebrek aan ruimte is voor een terp c.q. bovengrondse brandwerende constructie op afstand. Een verder ontstaand probleem is de bovengrondse stortleiding van de terpconstructie. Deze levert in bepaalde situaties een risico op tijdens het interne transport op de ADB - inrichting rond de terp. Deze beoordeling van het ontwerp is uitgevoerd op basis van een risico inventarisatie volgens de procesgang in "PBV -richtlijn Tankinstallatie voor vloeistoffen en dampen, ondergronds en bovengronds" van 2004-01-12.
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-tocaties 0
Kiwa N.V.
-1-
9 maart 2006, 3" versie
Samenvatting Op basis van deze ontwerpbeoordeling kan gesteld worden dat het ontwerp van de terpconstructie voldoet aan de minimale eisen ten aanzien van brandwerendheid. In principe kan deze bovengrondse constructie een brand van een naast gelegen ADB opslagloods l uur weerstaan. Binnen deze periode zal de brandweer ter plaatse moeten zijn om de brand onder controle te houden.
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-tocaties 0
Kiwa N.V.
-2-
9 maart 2006, 3" versie
Inhoud Voorwoord
1
Samenvatting
2
Inhoud
3
1
Beoordeling ontwerp
4
1.1
Algemeen
4
1.2
Referentie richtlijnen:
4
1.3
Documenten
5
1.4 1.4.1
Tankinstallatie Verschillen met het eerdere en grotere ontwerp
5 5
1.5
Leidingen
6
1.6 1.6.1
Aflevering Onderzoek effectiviteit dampretoursysteem fase 2 bij de aflvering
6 6
1.7
Het proces bij de tankinstallatie
7
1.8 1.8.1 1.8.2
Het specifieke proces bij de ontwerpbeoordeling Processtap 6 Processtap 9
7 7 8
2
Risico inventarisatie en evaluatie
9
BeoordeKng ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties e Kiwa N.V. -39 maart 2006, 3e versie
l Beoordeling ontwerp 1.1
Algemeen In opdracht van ARN is een ontwerpbeoordeling uitgevoerd op een specifiek ontwerp van een ondergrondse tankinstallatie voor KI-vloeistoffen, zijnde schone en vuile benzine. Het gaat hierom een opslag in een bovengrondse constructie. Deze ontwerpbeoordeling is aanvullend op de al bestaande beoordeling voor tankinstallatie bij de ADB-inrichtingen. De opdracht is uitgevoerd onder AVOK2004: Algemene Voorwaarden voor Opdrachten aan Kiwa N.V. 2004 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te "s-Gravenhage en liggen ter inzage bij Kiwa N.V. De ontwerpbeoordeling is uitgevoerd op basis van een risico inventarisatie volgens de procesgang in "PBV -richtlijn Tankinstallatie voor vloeistoffen en dampen, ondergronds en bovengronds" van 2004-01-12 . Een eerste overleg heeft plaatsgevonden bij Hamer Installatietechniek over het ontwerp waarna de randvoorwaarden voor een dergelijke installatie zijn vastgesteld. Op 22 september 2005 is een bezoek gebracht aan een installatie op een locatie te Bornerbroek. Op 27 oktober 2005 zijn bij Hamer Installatietechniek componenten beoordeeld op hun functie binnen de tankinstallatie, deze beoordelingen waren nodig voor een goede evaluatie van de te treffen maatregelen.
1.2
Referentie richtlijnen: % = deels
Ja Ja
Nee
Nee Nee
Ja Ia Nee Nee Nee
Nee Ja Ja Ja
l3.
Ja
BRL-K903/06; 1999-11-02 - Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Regeling Erkenning Installateurs Tanks en leidingen voor drukloze opslag van vloeibare aardolieproducten (REIT). CPR9-1; vijfde druk 1993- Vloeibare aardolieproducten - Ondergrondse opslag in stalen tanks en afleverinstallaties voor motorbrandstof - Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen. Tegenwoordig vervangen door: Publicatiereeks Gevaarlijkse stoffen 28: maart 2005. Vloeibare aardolieproducten. Afleverinstallaties en ondergrondse opslag(PGS 28). CPR9 -5; eerste druk 1993 - Vloeibare aardolieproducten - Ondergrondse opslag van vloeibare aardolie producten in kunststof tanks - Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen. CPR9 -6; tweede druk 1999 - Vloeibare aardolieproducten - Opslag tot 150m3 van brandbare vloeistoffen met een vlampunt van 55°C en meer in bovengrondse tanks. Tegenwoordig vervangen door: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30:10 juni 2005. Vloeibare aardolieproducten. Buiten opslag in kleine installaties (PGS30). BRL-K548 - Horizontale GVK tanks BRL-K552 - Underground thermoplastics piping systems for the transport of liquid oil producls and their vapours. BRL-K636 - Overvulbeveiligers voor tankinstallaties BRL-K747 - Horizontale cilindrische stalen tanks voor de ondergrondse drukloze opslag van vloeistoffen. BRL-K771 - Stalen draadpijpen en sokken voor het transport van water en gas (ook verzinkt) BRL-K780 - Flexibele metalen leidingen BRL-K791 - Stalen opvangbakken BRL-K798 - Stalen enkelwandige niet cilindrische tanks voor bovengrondse drukloze opslag van vloeistoffen tot 3m3. BRL-K916 - Antihevel beveiligingen voor tankinstallaties BRL-K910 - lekdetecüesystemen PBV - Richtlijn tankinstallaties voor vloeistoffen en dampen, ondergronds en bovengronds: 2003 prEN 13463-1 = Non-electrical equipment for potentially explosive atmospheres - part 1: ba sic method and requirements. NEN-EN1127-1 = Ontploffingsgevaarlijke atmosferen - Voorkoming van bescherming tegen ontploffingen - Deel l: Grondbeginselen en methodologie. NPR7910-1 = Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffingsgevaar - Deel 1: Gasontploffingsgevaar, gebaseerd op NEN-EN-IEC6Q079-10 gebaseerd op de Europese ATEX-richtlijn. NRB-2001 Nederlandse Richtlijn Bodembescherming NEN6909 - Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen EN12874 - Flame arrestere - Performance requirements, test methods and limits for use
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties ® Kiwa N.V. -4 9 maart 2006, 3e versie
1.3
Documenten De tekening van Hamer Installatietechniek B.V. van , nummer .... met onderwerp "Bovengrondse kleine tankinstallatie t.b.v. KI vloeistoffen in een brandwerende constructie".
1.4
Tankinstallatie Drie tanks in een brandwerende dichte ruimte. Brandwerendheid minimaal 60 minuten (WBDO). Maximale opslag is 3 x 270 liter. De brandwerende dichte ruimte; • Heeft geen ventilatie openingen en is een gesloten compartiment. • Heeft een vloeistofdichte bak van minimaal 300 liter. • Heeft een werkbare hoeveelheid ruimte boven de tanks. • Heeft de mogelijkheid voor onderhoud, een paneel van de ruimte kan verwijderd worden door deskundig personeel en zal door deskundig personeel terug geplaatst moeten worden. • Mag niet door de gebruiker geopend c.q. betreden worden. • Heeft geen roosters op de vloer. • Is opgebouwd uit panelen met een WBDO van 60 minuten met KOMO-keur, de aansluitingen moeten gemaakt worden met een kit met een minimale WBDO 60 minuten. • Heeft doorvoeringen van leiding, het gaat hier om de stortleiding, de leegzuigleiding en de ontluchtingsleiding. Er gaat geen peilleiding door de wand heen. De doorvoeringen zijn aan de bovenzijde van de ruimte geprojecteerd, de beveiligingscomponenten zoals de brandsmeltkleppen en detonatie beveiligingen zijn direct aan de buitenzijde van de ruimte bevestigd. De doorvoeringen van de leidingen zijn dichtgemaakt met een kit met een minimale WBDO 60 minuten. • Heeft een potentiaal vereffening aangesloten aan de buitenzijde van de ruimte, doorgelust aan het frame van de tanks en de tankinstallatie d.m.v. de natuurlijk aanwezige metallische verbinding. • Is beveiligd tegen brand d.m.v. brandbluscomponenten conform BRL-K23001. De tanks; • Zijn dubbelwandig conform BRL-K747 met vloeistof lekdetectie met een overmaat aan vloeistof in het reservoir van de lekdetectie vloeistof. Het reservoir is simpel bewaakt op droogvallen door middel van een vochtigheidsgevoelige weerstand. • Zijn intern voorzien van epoxy coating volgens BRL-K779 en uitwendig van een coating volgens BRL-K903/06. • Staan op het basis frame gemonteerd d.m.v. bout verbinding; M12/16 of een lasverbinding die overeenkomt met de eisen die gesteld worden in BRL-K747. De tankinstallaties; • Heeft peilleidingen die niet buiten de ruimte komt. Er wordt alleen elektronisch gepeild? • Heeft leidingen van staal gegalvaniseerde, zware wanddikte en op de verbindingen gefit. • Heeft een elektronisch niveaumeetsysteem, zie verder standaard ontwerpbeoordeling. De doorvoering van de kabel in de tank is van metaal met een kitring met een minimale WBDO 60 minuten. • Heeft geen isolatiestukken. Onderhoud • Geen jaarlijkse controle op water/bezinksel van de tanks. • 5 jaarlijkse controle onderhoud van het niveaumeetsysteem, het lekdetectiesysteem, uitwendige toestand van de tankinstallatie en de brandwerende dichte ruimte. • 25 jaarlijkse inspectie van de tankinstallatie, inwendig, uitwendig en op dichtheid. Gebruik • De gebruiker mag de ruimte niet openen • De gebruiker voor de aflevering moet dezelfde kwalificatie hebben als gebruiker van de leegzuiginstallatie.
1.4.1
Verschillen met het eerdere en grotere ontwerp De verschillen zijn in grote lijnen de volgende; 1. Remolie; identiek 2. Koelvloeistof; kleinere tank 2000 liter buiten
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties e Kiwa N.V. -59 maart 2006, 3e versie
3. Afgewerkte olie; kleinere tank 2000 liter buiten 4. Ruitensproeiervloeistof; kleinere tank 600 liter buiten 5. Diesel; kleinere tank 300 liter binnen, aflevering binnen 6. Vervuilde brandstof; kleinere tank 300 liter binnen 7. Benzine; kleinere tank 300 liter binnen, aflevering binnen. 1.5
Leidingen De leidingen van zijn staal en komen bovengronds vanaf het ADB naar de brandwerende constructie gelopen.
1.6
Aflevering Afleverapparatuur en overige apparatuur binnen een straal van l m + 2 m slanglengte moet zijn voorzien van de benodigde ATEX certificaten. Op de afleverunit dienen de specifieke gebruiksinstructies goed zichtbaar aanwezig te zijn. De aflevering van benzine dient aangemerkt te worden als beperkte aflevering, dit op basis van het zeer beperkte volume van de opslag (maximaal 300 liter) en aflevering (circa 40 liter per dag). Verdere risicobeperking kan worden gevonden in organisatorische maatregelen. Het gebruikte afleverpistool zal voorzien moeten zijn van een automatisch afslag mechanisme, dampretourfase II systeem en een hoes over de aflevertuit van het afleverpistool komt om verdere verdamping te beperken. De afleverinstallatie moet van de benodigde ATEX certificaten voorzien zijn. De slanglengte moet hierbij zo kort mogelijk gehouden worden, denk hierbij aan 2 meter. De vloer waarop afgeleverd wordt moet voorzien zijn van een CUR/PBV-44 verklaring. Bij de afleveringinstallatie moet absorptiemateriaal aanwezig zijn om eventueel gemorst product direct te kunnen opruimen. Personeel dat de afleverinstallatie bedient dient aantoonbaar getraind te zijn voor het afleveren van brandstof (voor eigen gebruik). Bij de afleverinstallatie dienen de relevante organisatorische maatregelen schriftelijk te worden weergegeven en borden die de zones volgens ATEX weergegeven. Hierbij kan gedacht worden aan de verplichting de deuren van de loods waar de installatie zich in bevind tijdens de aflevering geheel geopend te hebben om zo weinig mogelijk opeenhoping van dampen te krijgen. De afleverzuil heeft een thermische brandmelder die is aangesloten op een doormeld station.
1.6.1
Onderzoek effectiviteit dampretoursysteem fase 2 bij de aflvering Met een Ex/O2-meter zijn metingen verricht bij de uitlaat van een pistool van een afleverzuil in de S&O werkplaats bij Hamer Installatietechniek B.V. Er is gemeten met een Ex/O2-meter "QRAY+" van Raychem . De meter had een kalibratie termijn tot 21-1-2006. Gekalibreerd op 21-7-2005 met methaan. De ruimte is geventileerd. De afmetingen van de ruimte zijn 3m hoog, 3m breed, 5m lang. De temperatuur was 21C. De roldeur om de hoek stond open, afmeting 2m x 2m. Bij de tuit op l cm afstand horizontaal is gemeten bij de opening van de tank. Vervolgens is 10 cm lager en op de vloer van de ruimte gemeten direct onder tankopening. Locatie meter
Vloeistof meter in liters
Gasmeter in m3/u
DRII
Ruimte ventilatie
LEL in %
Tuit
Ocm Ocm
95 115 140 160 180
1202 1237 1258 1283
Nee Ja Ja Ja Ja
5±2 5±2
.
-
Nee Nee Nee Nee Ja
200 220
-
Ja Ja
Ja Ta
0 0
10 cm Vloer Ocm Ocm
10 cm
50 tot 10 0 5±2
1 cm boven de opening 1 cm in de opening 1 cm in de opening
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties Kiwa N.V. -G9 maart 2006, 3e versie
c
Conclusie; De verwachtingen worden bevestigd door de gedane metingen. De beschreven situatie is mogelijk onder de genoemde voorwaarden. Er moet hierbij dan wel een duidelijke opvolging van de instructie zijn dat de DR-II tuit in de monding van de vulopening van de auto is gestoken.
1.7
Het proces bij de tankinstallatie De tanks worden gebruikt voor de opslag van ingenomen brandstoffen. Boven een vloeistofdichte vloer worden de afvalstoffen opgezogen. Deze gaan via de leidingen op vrij verval naar de tank. Het leegzuigen van de tank gaat op vrij verval en onder vacuüm van de aangesloten tankauto of afleverzuil.
1.8
Het specifieke proces bij de ontwerpbeoordeling Het specifieke proces bij de ontwerpbeoordeling van de brandwerende tankinstallatie. Binnen het onderstaande proces is aangegeven hoe de ontwikkeling verloopt voor de specifieke ingeterpte opslagtankinstallaties.
1.8.1
Processtap 6 Om processtap 6 verantwoord te kunnen invullen, zal antwoord gegeven moeten worden op de vraag of detectie en repressie van de brand voldoende ingevuld kan worden. Dit omdat de veiligheidsafstanden tussen en terp en gebouw niet gehaald kunnen worden. De nadruk ligt hierbij dus op de organisatorische aspecten van de risicobeheersing. Hierbij moet aandacht zijn voor de volgende punten: • • •
•
Het kooppunt van benzine ligt tussen de 35 en 210°C; De brandwerendheid van de constructie wordt gegeven in minuten bij 180°C en is minimaal l uur; Detectie van de brand en de aanrijdtijd van de brandweer moeten passen in de relatie brandwerendheid van de constructie in relatie tot het geschatte kooppunt van de benzine; Een goede bereikbaarheid op de locatie van de tankinstallatie voor repressie is een gegeven, wat ingevuld en beoordeeld moet worden door alle partijen. Hierbij moet de handhaving van dit aandachtspunt door de ADB, ARN en het bevoegde gezag meegenomen worden. Mogelijk kan via inspectie ook invulling gegeven worden aan dit punt.
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-tocaties ® Kiwa N.V. -7 9 maart 2006, 3" versie
1.8.2
Processtap 9 Om processtap 6 niet nodig te hebben is nagedacht over een andere oplossing. Deze is om de relatie tussen de brandwerendheid van de terpconstructie is in overeenstemming met de verwachte brandgrootte en de brandduur van de naastgelegen loods. Het gaat hierbij om processtap 9. Deze optie is in dit ontwerp verder niet uitgewerkt.
1. Ondergrondse tankinstallatie
Nee
Ja 2. Kiwa verklaring, voorkeur situatie
3. Bovengrondse tankinstallatie in brandwerende constructie
l 4. Volgens basis ontwerpbeoordeling
^ —
Nee
_ ,,
Afstanden zijn hierbij lastig te realiseren
Nee
., -p
Ja
ir
9. Terpconstructie voldoende brandwerend
5. Kiwa verklaring
r
Nee
Nee
Ja
Ja 10. Kiwa verklaring
1
6. Tankinst. heeft basis WBDO, detectie en repressie voldoende
8. Geen Kiwa verklaring
7. Kiwa verklaring
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties Kiwa N.V. -89 maart 2006, 3B versie
0
2 Risico inventarisatie en evaluatie Extra risico en/of Afwijking 1.
•
Extra eisen en/of Maatregelen
De tanks zijn niet uitgerust met een mechanische overvulbeveiliging met Kiwa-certificaat volgens BRLK636/02. Het is onduidelijk of het aangeboden overvulbeveiliging systeem voldoet aan de eisen uit BRL-K636/02, waardoor over vulling kan ontstaan.
• • •
De gescheiden elektronische niveaumeting en de automatische autonome aansturing van de pompen functioneel laten controleren door de REIT-installateur. Dit betekent een functionele verificatie van het systeem. Hamer zal per systeem en per installatie een aparte registratie dienen te maken over de functionele controle. De inhoud van de registratie is afgestemd met Kiwa. De registratie zal bij het installatiecertificaat en de kwaliteitsregistraties van de tankinstallatie moeten worden gevoegd (*). De installatie is voorzien van een hoogniveau signalering (95%) en een niveausignalering (HORN levelmaster). Hoogniveau signalering (95%) Voor de lucht aangedreven pomp zit een magneetklep. Deze wordt aangestuurd door een elektrische schakeling die in verbinding staat met een sensor in de tank. De magneetklep zal alleen geopend zijn als er geen hoogniveau is (<95% vulling) en de schakeling naar behoren functioneert. In alle andere gevallen is de magneetklep gesloten en kan er geen product worden gestort. De droogleginstallatie kan hierdoor niet meer functioneren en geen product leveren aan de tankinstallatie. Niveausignalering De tanks zijn voorzien van een sensor. Deze sensor detecteert de hoeveelheid product, welke zich in de tank bevindt. De vullinggraad is uit te lezen op de HORN-unit. De niveausignalering geeft 2 meldingen (**). le melding: visueel alarm, 2C melding: visueel en akoestisch alarm. Het hele systeem wordt uitgeschakeld en moet handmatig door de operator worden gereset, voordat er verder kan worden gewerkt. Bij de 3e melding treedt de hoogniveau signalering in werking en stopt het proces.
Toelichting. De KI-tank, de leidingen en de appendages moeten voldoen aan de ATEX-richtlijn (*). (*) De ATEX wordt gevolgd op basis van de ontwerpbeoordeling van de tankinstallatie. Bij de gehele droogleginstallatie behoort een logboek te worden gemaakt en bijgehouden. (**) De vulgraad, waarbij de eerste en tweede melding worden geactiveerd, wordt bedrijfsspecifiek ingesteld (afhankelijk van de grootte van de tanks en de hoeveelheid wrakken die worden verwerkt).
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties 0
Kiwa N.V.
-9-
9 maart 2006, y versie
Extra risico en/of Afwijking 2.
Extra eisen en/of Maatregelen
Boven en ondergrondse stortleidingen voor benzine. Het ongemerkt ontsnappen van product t.g.v. een lek in de ondergrondse leiding.
De ondergrondse leidingen worden uitgevoerd volgens CPR9-1 (tegenwoordig PGS28)/ het onderdeel stortleidingen voor afgewerkte olie. Er is hierbij doorARN een keuze gemaakt voor een enkelwandige stortleiding. Er is hierbij een vergelijk gemaakt met een stortleiding voor afgewerkte olie, zoals deze is beschreven binnen CPR9-1 (tegenwoordig PGS28). Er is voor dit risico niveau gekozen.
Bij brand in het gebouw zullen de bovengrondse stortleidingen voor benzine een verhoogd risico opleveren. 3.
•
• •
Op sommige locaties is het operationeel niet mogelijk om tanks ondergronds te plaatsen i.v.m. bestaande milieuproblematiek op de bedrijfsterreinen. In deze gevallen wordt een kleine tank in een kleine constructie geplaatst, waarbij de constructie als brandbescherming fungeert. Er is echter een zware voorkeur in het ontwerp voor ondergrondse tankinstallaties. Gevaren zijn plasbrand bij lekkage tank, brandgevaar van de constructie door een gevelbrand van het pand, gevaar voor een blikseminslag in de constructie.
Geadviseerd wordt om de tankinstallatie ondergronds te plaatsen in een dichte
Op de overgang van de slang naar de stalen leiding dient de detonatiebeveiliging gemonteerd te worden. De benzine stortleiding dient op afschot naar de tank te worden gemonteerd. Op de overgang ondergronds / bovengronds dient de brandklep te worden gemonteerd. Het aanbrengen van een dampretour klep in de ontluchtingsleiding. De specificatie van de klep moet nog bepaald worden. Het aanbrengen van een vlamkerende voorziening in de ontluchtingsleiding volgens EN12874. Het aanbrengen van handbediende kogelafsluiters in de stort- en afnameleidingen op de tank. De stortleiding ligt op afschot (1:100) naar de tank. De aansluitende leidingen zijn van staal volgens BRL-K771, uitvoering dikwandig. In de aansluitende leiding komen smeltbrandkleppen en detonatiekleppen. Het aanbrengen van een antihevelklep volgens BRL-K916/02 in de afname leidingen op de tank. De afleverzuil voor benzine heeft een pomp ontluchter, deze kan damp verspreiden, deze moet een ontluchting krijgen op 5 meter hoogte met een vlamkerende rooster. De tankontluchting heeft een hoogte van minimaal 5 meter met een vlamkerendrooster. Het aanbrengen van een potentiaalvereffening op de gehele tankinstallatie. Het aanbrengen van een potentiaal vereffening op het leegzuigpunt van ten hoogste 1000 ohm. Er moeten geen isolatiestukken aangebracht worden in de stort- en afname leidingen. Een gevarenzone indeling volgens NPR7910-1. De aanwezigheid van een gekeurde brandblusser volgens artikel 8.2.5 van CPR11-6; 1998. De tanks en leidingen voorzien van een aanrijdbeveiliging. Het afnamepunt en de afleverzuil moeten zo dicht mogelijk tegen de constructie komen i.v.m. aanrijdinggevaar. Alleen voor buiteninstallaties van toe-passing: De afstand tussen de tankinstallatie naar woningen moet 15 meter zijn, er mag geen open vuur op 15 meter van tank zijn, zie tabel 8-II van CPR11-6. De afstand van tankinstallaties tot de erfgrens moet 5 meter zijn. Indien de naastgelegen locatie ook een ADB is of vergelijkbaar, kan de afstand l meter worden.
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties
*> Kiwa N.V.
-10-
9 maart 2006, 3e versie
Extra risico en/of Afwijking
Extra eisen en/of Maatregelen
constructie, die de schone grond scheidt van de verontreinigde grond en het brandgevaar op de locatie zelfverder beperkt. In het kader van een integrale risicobenadering heeft een ondergrondse tankinstallatie in een compartiment duidelijk de voorkeur boven een terp tankinstallatie.
Bij inpandige installaties mag buiten het pand geen open vuur op 15 meter van de tank zijn, zie tabel 8-II van CPR11-6. Er moet een noodplan aanwezig zijn voor deze tankconstructie. Er moet een onderhouds- en inspectie schema zijn dat rekening houdt met de organisatorische aspecten van de beveiliging van de locatie. Zie verder de eisen in 1.4.
4. 5.
Zie verder de eisen in 1.6. Aanbeveling 44
Aflevering Opvangproduct bij de afleverzuil
Beoordeling ontwerp kleine bovengrondse tankinstallatie op specifieke ADB-locaties Kiwa N.V. -119 maart 2006, 3e versie
c
Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie
Kiwa Nv Certificatie en Keuringen
Sir W. ChurchilHaan 273 Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK ZH Tel. (070) 414 44 00 Fax (070) 414 44 20 www.kiwa.nl
Risico inventarisatie van: Projectnummer: Rapportversie: Leveringsvoorwaarden: Opdrachtgever: Certificatie deskundige: Leverancier: Inrichting bij: Installatie: Regelgeving:
03 maart 2006 P109056 108 b AVOK 2004 Auto Recycling Nederland B.V. P.E. Voshol Seda Environmental Benelux B.V. Diverse autodemontage inrichtingen van de branche Auto Recycling Nederland B.V. Droogleginstallatie voor dieselolie, afgewerkte olie, koelvloeistof, ruitenwisservloeistof en benzine (KI). Besluit beheer autowrakken De beoordeling externe veiligheid is aan het bevoegde gezag.
Referentie richtlijnen: BRL-K903/06; 1999-11-02 - Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Regeling Erkenning Ja Installateurs Tanks en leidingen voor drukloze opslag van vloeibare aardolieproducten (REIT). BRL1151 - Inspectie voor bodembeschermende voorzieningen BRL2319 - Aanleg vloeistofdichte voorzieningen met prefab verhardingselementen van beton BRL2362 - Aanleg vloeistofdichte voorzieningen in ter plaatse gestort beton CPR 9-1; vijfde druk 1993 - Vloeibare aardolieproducten - Ondergrondse opslag in stalen tanks en Ja afleverinstallaties voor motorbrandstoffen - Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen. Tegenwoordig vervangen door: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 28; maart 2005. Vloeibare aardolieproducten. Afleverinstallaties en ondergrondse opslag (PGS 28). CPR 9-6; tweede druk 1999 - Vloeibare aardolieproducten - opslag tot 150 m3 van brandbare vloeistoffen met een vlampunt van 55 °C en meer in bovengrondse tanks. Tegenwoordig vervangen door: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30; 10 juni 2005. Vloeibare aardolieproducten. Buiten opslag in kleine installaties (PGS 30). Directive Machine safety 98/37/EC Ja Directive Electromagnetic compatibility 89/336/EEC Ja Directive Low voltage equipment 73/23/EEC Ja Equipment and protection systems intended for use in potentially explosive atmospheres 94/9/EC Ja EN1127-1; 1997; Explosive atmospheres - Explosion prevention and protection - Part 1; basic concepts and Ja methodology NPR7910; 1997; Interpretations to NEN10079-10 - Classification of hazardous areas with respect to gas explosion Ja hazard (formerly PI82 of the Ministry of SZW) NPR7910-1; 2001; Classification of hazardous areas with respect to explosion hazard - Part 1: Gas explosion hazard Ja based on NEN-EN-IEC60079-10
Droogleginstallatie bij ARN demontage inrichtingen, 10" versie
Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie
Partner for progress
Bevindingen maatregelen 1. •
• •
Ontsteking Te hoge ontsteking energie bij metaal op metaal bewegingen nabij de af te voeren brandstof (KI) Elektrostatische ontlading (KI) Vonkvorming t.g.v. een laagspanningsinstallatie die niet ontworpen is voor zones, waar explosieve en brandbare mengsels kunnen ontstaan.
Kritisch is de boorpunt, die door de brandstoftank van het autowrak boort. De energie die vrij mag komen, mag niet meer dan 0,6 millejoules zijn (Chemiekaarten 2005, Kaartnummer C-1027, CAS nummer 86290-81-5). Volgens informatie van Seda gaat het hier om een boorpunt van Litzko Werkzeuge. De informatie van Litzko geeft geen verwijzing naar de Directive Equipment and protection systerns intended for use in potentially explosive atmospheres 94/9/EC. Seda geeft verder informatie over de ontstekingsmogelijkheid bij de boorpunt. Aangegeven is, dat het om een harde metaalsoort gaat, waarbij de kans op verspanen klein is. Het te doorboren materiaal van de brandstoftank van de auto's is dun en de draaisnelheid van de boor is laag. Hierdoor is de kans op een hoge ontstekingstemperatuur klein. Het te doorboren materiaal is van kunststof of staal. Bij kunststof is er geen gevaar op ontsteking, bij staal is er een gering gevaar op verspanen van het staal van de brandstoftank. Er wordt al jaren met de droogleginstallatie gewerkt en er zijn op dit punt geen problemen bekend. Dit geeft enigszins statistische onderbouwing, dat er geen verspaning plaatsvindt of, indien dit plaatsvindt dit dan gebeurt in een te rijk of een te arm luchtbrandstofmengsel. Seda heeft een wetenschappelijke onderbouwing gegeven in een onderzoeksrapport, dat de energie beneden de 0,6 millejoules blijft. Zie EN1127-1 paragraaf 6.4.4 categorie 1. Seda heeft een certificaat nummer ZlA 03 01 23677 002 overlegd, afgegeven door TUV Product Service GMBH te Munchen. Dit certificaat geeft de droogleginstallatie een GS-zeichen. Het is vergelijkbaar met een verklaring Machineveiligheid. Alle contactplekken van de Seda installatie dienen te zijn voorzien van een voldoende potentiaalvereffening, namelijk minder dan 5 ohm. Zie EN1127-1 paragraaf 6.4.7. Dit betreft zowel de auto, als de mens. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de ophanginrichting van het autowrak, de boor met arm, de stalen plaat onder de ophanginrichting. De handleiding van firma Holten bevestigt deze (5.6). Verder is een schematekening ontvangen, waarin de potentiaalvereffening is weergegeven. Er wordt een instructie op de inrichting gehangen, waarin de procedure rond potentiaalvereffening wordt uitgelegd. De goede elektrische geleidbaarheid van rubber (Sempler Flex) slangen is gevonden binnen de documentatie in verband met de elektrostatische ontlading. Toelichting 1. Zie verder onderaan de tabel. Binnen de zonering gedefinieerd in EN1127 paragraaf 6.3.2 is bij de boorpunt binnen de hoes voor benzine zone O van toepassing tijdens gebruik. Op de lekopvang inrichting onder de droogleginstallatie is zone 2 van toepassing uitgaande van een goed functionerende droogleginstallatie en het beëindigen van het proces indien de installatie niet goed functioneert. Toelichting 2. Zie verder onderaan de tabel. Fabrikant Holzbau Holyen GMBH & CO KGV heeft een CE conformiteitverklaring afgegeven over het "fuel, coolant and lubricant removal system Brisey 4.1". Hierbij wordt verwezen naar; Machine Directive 98/37/EC, Electromagnetic compatibility 89/336/EEC, Low Voltage Directive 73/23/EEC, Electrical equipment for use in explosion atmospheres 76/117/EEC Verder is er informatie beschikbaar dat de lampen explosieveilig zijn. Er is verder een schematekening van de elektrische installatie ontvangen. Volgens informatie van ARN zullen er geen wandcontactdozen of andere potentiële ontstekingsbronnen binnen de zonering aanwezig zijn. Lees verder ook goed hoofdstuk 5.5 in de handleiding van de firma Holten.
Droogleginstallatie bij ARN demontage inrichtingen, l O6 versie
Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie
kiwa Partner for progress
Bevindingen maatregelen Explosief en brandbaar mengsel Rond de metalen boorpunt is een rubber hoes gepositioneerd, die onder vacuüm staat en alle ontsnappende benzine wegzuigt Het vrijkomen van benzine buiten naar de pomp van de Seda-drooglegunit. De functionele en prestatie-eisen van dit installatieonderdeel zijn ingevuld via een de droogleginstallatie en de beschrijving van de werking van de hoes. Toelichting; Er dient zo weinig mogelijk valse lucht aangezogen te worden. brandstoftank van het wrak. De inrichting zal volgens bouwvoorschriften en de voorschriften in CPR 9-6/PGS 30 opgeleverd moeten worden. Ruimte is niet geschikt voor de behandeling van brandstoffen. Onvoldoende onderhoud Het onderhoudsschema is beoordeeld en akkoord. Het onderhoudsschema gaat Het onderhoudscontract is beoordeeld en akkoord onvoldoende in op het gebruik. Het onderhoudsschema wordt niet gevolgd. Ondeskundig gebruik Volgens informatie wordt het bewustzijn en de kennis van de operators van de droogleginstallatie na installatie getraind. Gebruikers zijn zich onvoldoende De training is niet beoordeeld. Er zijn Nederlandstalige instructies, deze zijn beoordeeld en voldoen. Er is ook een Duitstalige bewust van de risico's handleiding van Holten Umwelttechnik ontvangen. Zie EN1127-1 paragraaf 7.3 en 7.4. Gebruikers zijn onvoldoende Het toezichtsysteem op het gebruik van de installatie en inrichting is niet beoordeeld. getraind in het gebruik van de droogleginstallatie en de stoffen waarmee gewerkt wordt. Geen toezicht op het gebruik van de installatie Onvoldoende functionerend Dit valt onder verantwoordelijkheid van het autodemontage bedrijf. noodplan Het noodplan is niet voldoende toegespitst op de droogleginstallatie Het noodplan is niet geoefend en geëvalueerd Er is onvoldoende getraind personeel voor de uitvoering van het noodplan
Droogleginstallatie bij ARN demontage inrichtingen, l O6 versie
Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie
kiwa
Partner for progress
Bevindingen maatregelen 6,
Bewegende delen Beknelling van gebruikers
• • •
7. •
Morsproduct Morsproduct kan in de bodem terechtkomen.
Dient te voldoen aan de Directive Machine safety. Volgens de informatie van Seda voldoet de installatie hieraan. Seda heeft een certificaat nummer ZIA 03 01 23677 002 overlegd afgegeven door TUV Product Service GMBH te Munchen. Dit certificaat geeft de droogleginstallatie een GS-zeichen en is vergelijkbaar met een verklaring Machineveiligheid. Fabrikant Holzbau Holyen GMBH & CO KGV heeft een CE-conformiteitverklaring afgegeven over het "fuel, coolant and lubricant removal system Brisey 4.1". Hierbij wordt verwezen naar; • Machine Directive 98/37/EC • Electromagnetic compatibility 89/336/EEC • Low Voltage Directive 73/23/EEC • Electrical equipment for use in explosion atmospheres 76/117/EEC De inrichting zal getoetst moeten worden aan de hand van BRL-K1151 en PGS 30 en het geldende besluit. Nieuwe vloeistofdichte voorzieningen worden aangelegd volgens BRL2319 of -2362.
Droogleginstallatie bij ARN demontage inrichtingen, 10* versie
Ontwerpbeoordeling, Risico-inventarisatie en evaluatie Droogleginstallatie
Partner for progress
Toelichting l Binnen het ontwerp is een stalen lekbak met een stalen bovenrooster onder de droogleginstallatie gepositioneerd. Deze lekbak dient de volgende doelen: Het creëren van een opvangen van mogelijk morsproduct; Het creëren van een potentiaal vereffening tussen de gebruiker van de installatie en de installatie zelf om elektrostatische lading te voorkomen. Het creëren van een antislip vloer onder de installatie. De gebruikers van de stalen lekbakken hebben de volgende negatieve kenmerken naar voren gebracht. Deze zijn: - het verlies van hoogte onder de brug (beperking ergonomie); - het moeilijke schoonmaken van de bakken; - het struikelgevaar door de opstaande rand; - het moeilijk bewegen van het boren op wielen op de roosters (beperking ergonomie). De gebruikers hebben gevraagd of er onoverkomelijke bezwaren zijn om deze lekbakken achterwege te laten. Hierbij spelen de volgende overwegingen. Bevindingen maatregelen 8.
Het toepassen van geen lekbakken onder de droogleginstallatie
9. Kleinere zone bij de droogleginstallatie volgens NPR7910-1.
Opvang van mogelijk morsproduct; Is ondervangen door de maatregelen al eerder genoemd in 7. Potentiaal vereffening gebruiker; De bediener van de droogleginstallatie kan statisch geladen zijn maar wordt middels de metalen handgreep van de boor ontladen. Slip gevaar bediener; Het risico's worden beperkt doordat er van uitgegaan wordt, dat alleen gekwalificeerd perso neel met de droogleginstallatie werkt. De scholing wordt verzorgd door Seda en het ADB valideert voor de ontvangen scholing. Onderdeel is dat de vloer onder de droogleginstallatie zo goed mogelijk schoongehouden moet worden om slipgevaar te voorkomen. Verder vallen de risico's van slipgevaar tegen struikelgevaar tegen elkaar weg. Op basis van NPR7010-1 zijn verdere instructies ontwikkeld, waardoor de zone 2 buiten de hoes van de boor voor benzine van de droogleginstallatie qua omvang beperkt kan worden. Er zijn nu schriftelijke gedetailleerde instructies op basis van een risico inschatting met tekening per type installatie. Hierdoor is de bolvorm rond de hoes nu l meter geworden. Deze instructies worden tijdens de training behandeld. De instructies worden verder als volgt onder de aandacht gebracht. Er hangt bij elke installatie een bord met maatregelen die genomen dienen te worden bij het overvloedig morsen van benzine. Deze maatregelen zijn: - Schakel alle elektrische apparatuur in de directe omgeving van de drooglegunit uit. - Schakel tevens alle mechanische componenten uit, die vonken kunnen veroorzaken. - Zorg voor een goede ventilatie in de ruimte waar de calamiteit zich voordoet. - Ruim de gemorste benzine op. - Maak de drooglegunit vrij van de gemorste benzine.
Droogleginstallatie bij ARN demontage inrichtingen, l O6 versie
03 maart 2006
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties Risico inventarisatie en evaluatie
e
2004 Kiwa N.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen Sir W. ChurchilHaan 273 Postbus 70 2280 AB Rjjswjjk Telefoon
070 41 44 400
Fax
070 41 44 420
Internet
www.kiwa.nl
Colofon Titel
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADBlocaties Projectnummer
P113586, versie 5 Projectmanager
P.E. Voshol Kwaliteitsborger(s)
R.G. Braat Auteur(s)
P.E. Voshol Leveringsvoorwaarden
AVOK 2004
Dit rapport is niet openbaar en slechts verstrekt aan de opdrachtgevers van het onderzoeksproject. Eventuele verspreiding daarbuiten vindt alleen plaats door de opdrachtgever zelf.
Voorwoord ARN is bezig met de realisatie van een project, waarbij het proces van autodemontage professioneler wordt ingezet. Het eerste onderdeel hiervan is het veilig en milieuverantwoord aftappen van vloeistoffen van de te demonteren auto's. De bestaande manier leidde tot onveilige situaties tijdens het aftappen. De nieuwe methode voorziet in een droogleginstallatie, die alle restvloeistoffen efficiënt en veilig uit de auto verwijdert. Het tweede onderdeel hiervan is het veilig en milieuverantwoord opslaan van de verwijderde vloeistoffen. Hierbij worden de K3- vloeistoffen bovengronds opgeslagen conform BRL-K903 en CPR 9-6 (tegenwoordig PGS 30) en de KI-vloeistoffen normaal ondergronds opgeslagen conform CPR 9-1 (tegenwoordig PGS 28) en BRL-K903, Deze tankinstallatie is met een aantal afwijkingen is al beoordeeld in een ontwerpbeoordeling. In opdracht van ARN is een aanvullende ontwerpbeoordeling uitgevoerd op een specifiek ontwerp van een ondergrondse tankinstallatie in een bovengrondse terpconstructie. Deze wordt gebruikt voor KI-vloeistoffen, zijnde schone en vuile benzine. Deze beoordeling van het ontwerp is aanvullend op de al bestaande beoordeling voor tankinstallaties bij de ADB - inrichtingen. Deze bestaande beoordeling geeft al invulling aan een ontwerp van een terpopslag voor KI-vloeistoffen. Bij dit ontwerp zijn als maatregelen onder andere veiligheidsafstanden opgenomen ten opzichte van omliggen gebouwen en objecten. De reden voor een terpconstructie is dat de ARN - projectorganisatie met het probleem geconfronteerd werd dat op diverse ADB - inrichtingen de bodem verontreinigd is. Hierdoor ontstonden situaties waardoor het niet verantwoord is om in de bodem te werken vanwege; milieuhygiënische redenen en / of ondergrondse technische voorzieningen in verband met deze verontreiniging. In dit specifieke ontwerp zijn deze veiligheidsafstanden t.o.v. ADB - opslagloods c.q. werkplaats niet opgenomen omdat er op diverse locaties een gebrek aan ruimte is voor een terp op afstand. Een verder ontstaand probleem is de bovengrondse stortleiding van de terpconstructie. Deze levert in bepaalde situaties een risico op tijdens het interne transport op de ADB - inrichting rond de terp. Deze beoordeling van het ontwerp is uitgevoerd op basis van een risico inventarisatie volgens de procesgang in "PBV -richtlijn Tankinstallatie voor vloeistoffen en dampen, ondergronds en bovengronds" van 2004-01-12 .
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties c
Kiwa N.V.
-1-
3 maart 2006 versie 5
Samenvatting Op basis van deze ontwerpbeoordeling kan gesteld worden dat het ontwerp van de terpconstructie voldoet aan hoge eisen ten aanzien van brandwerendheid. In principe kan deze terpconstructie een brand van een naast gelegen ADB opslagloods weerstaan. Hierbij moet dan antwoord gegeven worden op de vraag of de vuurbelasting op de terp t.g.v. de naastgelegen opslagloods een duur heeft tot 6 uur. Het ontwerp voorziet in een model terpconstructie met een brandwerendheid tot 6 uur en een model met een brandwerendheid tot 9 uur.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties e
Kiwa N.V.
-2 -
3 maart 2006 versie 5
Inhoud Voorwoord
1
Samenvatting
2
Inhoud
3
1
Beoordeling ontwerp
4
1.1 1.1.1 1.1.2
Algemeen Referentie richtlijnen: Documenten
4 5 5
1.2
Tankinstallatie
5
1.3
Leidingen
5
1.4
Het proces bij de tankinstallatie
6
1.5 1.5.1 1.5.2
Het specifieke proces bij de ontwerpbeoordeling van de terp Processtap 6 Processtap 9
6 6 7
2
Risico inventarisatie en evaluatie
9
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties Kiwa N.V. -33 maart 2006 versie 5
c
l Beoordeling ontwerp 1.1
Algemeen In opdracht van ARN is een ontwerpbeoordeling uitgevoerd op een specifiek ontwerp van een ondergrondse tankinstallatie voor KI-vloeistoffen, zijnde schone en vuile benzine. Het gaat hierom een opslag in een bovengrondse terpconstructie. Deze ontwerpbeoordeling is aanvullend op de al bestaande beoordeling voor tankinstallatie bij de ADB-inrichtingen. De opdracht is uitgevoerd onder AVOK 2004: Algemene Voorwaarden voor Opdrachten aan Kiwa N.V. 2004 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te "s-Gravenhage en liggen ter inzage bij Kiwa N.V. De ontwerpbeoordeling is uitgevoerd op basis van een risico inventarisatie volgens de procesgang in "PBV -richtlijn Tankinstallatie voor vloeistoffen en dampen, ondergronds en bovengronds" van 2004-01-12. Op 14 mei 2004 is bezoek gebracht aan een terpconstructie op een locatie te Zevenhuizen. Het ontwerp van de installatie en de diverse installatie onderdelen zijn via en rondgang beoordeeld. Verder zijn met Hamer Installatietechniek en/of ARN diverse sessies geweest op 22 april, 27 augustus 19 en 21 oktober en 2 november 2004 om het ontwerp verder te vormen. Op 8 september 2004 heeft nog een sessie plaatsgevonden op de locatie "de Lieden" te Vijfhuizen, waarbij met terreinbeheerders en bevoegd gezag over het ontwerp van een tankinstallatie in een terpconstructie is overlegd. 12 april, 19 mei, 10 augustus 2005 zijn terptankinstallaties buiten beoordeeld om te verifiëren of alle ontwerp variaties geïnventariseerd zijn en passen in het inspectieprotocol. Op basis hiervan is nog een aanvulling op het ontwerp en het protocol gemaakt, waarbij de toepassing van een lange zuig/afname/pomp leiding is opgenomen. Deze toepassing heeft niet de voorkeur, maar is in uitzonderlijke situaties t.g.v. de inrichting niet anders mogelijk.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties 0
Kiwa N.V.
-4-
3 maart 2006 versie 5
1.1.1
Referentie richtlijnen: % = deels Ja
Nee
Nee Nee
Ia Ja Nee Nee Nee
Nee
Ja Ja Ja Ja
1.1.2
BRL-K903/06; 1999-11-02 - Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Regeling Erkenning Installateurs Tanks en leidingen voor drukloze opslag van vloeibare aardolieproducten (REIT). CPR 9-1; vijfde druk 1993- Vloeibare aardolieproducten - Ondergrondse opslag in stalen tanks en afleverinstallaties voor motorbrandstof - Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen. Tegenwoordig vervangen door: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 28, maart 2005. Vloeibare aardolieproducten. Afleverinstallaties en ondergrondse opslag CPR9 -5; eerste druk 1993 - Vloeibare aardolieproducten - Ondergrondse opslag van vloeibare aardolie producten in kunststof tanks- Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen. CPR9 -6; tweede druk 1999 - Vloeibare aardolieproducten - Opslag tot 150m3 van brandbare vloeistoffen met een vlampunt van 55 °C en meer in bovengrondse tanks. Tegenwoordig vervangen door: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30, 10 juni 2005. Vloeibare aardolieproducten. Buitenopslag in kleine installaties (PG5 30). BRL-K548 - Horizontale GVK tanks BRL-K552 - Underground thermoplastics pip ing systems for the transport of liquid oil products and their vapours. BRL-K636 - Overvulbeveiligers voor tankinstalkties BRL-K747 - Horizontale cilindrische stalen tanks voor de ondergrondse drukloze opslag van vloeistoffen. BRL-K771 - Stalen draadpijpen en sokken voor het transport van water en gas (ook verzinkt) BRL-K780 - Flexibele metalen leidingen BRL-K791 - Stalen opvangbakken BRL-K798 - Stalen enkelwandige niet cilindrische tanks voor bovengrondse drukloze opslag van vloeistoffen tot 3m3. BRL-K916- Annhevel beveiligingen voor tankinstallaBes BRL-K910- Ickdetectiesystemen PBV - Richtlijn tankinstallaties voor vloeistoffen en dampen, ondergronds en bovengronds: 2003 prEN 13463-1 = Non-electrical equipment for potentially explosive atmospheres - part 1: basic method and requirements. NEN-EN1127-1 = Ontploffingsgevaarlijke atmosferen - Voorkoming va n bescherming tegen ontploffingen - Deel l: Grondbeginselen en methodologie. NPR7910-1 = Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffingsgevaar - Deel l: Gasontploffingsgevaar, gebaseerd op NEN-EN-IEC60079-10 gebaseerd op de Europese ATEX-richtlijn NRB-2001 Nederlandse Richtlijn Bodembescherming NEN6909 - Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen EN12874 - Flame arrestere - Performance requirements, test methods and limits for use
Documenten De tekening van Hamer Installatietechniek B.V. van 1-11-2004, nummer met onderwerp "Bovengrondse tankinstallatie t.b.v. KI vloeistoffen in terp".
1.2
Tankinstallatie De tankinstallatie bestaat uit een tank met twee compartimenten. De tankinstallatie is gelegen in een bovengrondse terpconstructie. Er zijn twee opties; Ie. Een tankinstallatie met de optie, waarbij de nadruk ligt bij detectie en repressie van brand. 2e. Een tankinstallatie met de optie, waarbij de nadruk ligt brandwerendheid. Hierin zijn twee modellen te onderscheiden. De compartimenten zijn elk 590 liter en de terpconstructie heeft een brandwerendheid van 9 uur naar de naast gelegen loods. De compartimenten zijn elk 1500 liter met een brandwerendheid van 6 uur.
1.3
Leidingen De leidingen van zijn staal en komen bovengronds vanaf het ADB naar de terp gelopen.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties 3 maart 2006 versie 5 - 5 *> Kiwa N.V.
1.4
Het proces bij de tankinstallatie De tanks worden gebruikt voor de opslag van ingenomen brandstoffen. Boven een vloeistofdichte vloer worden de afvalstoffen opgezogen. Deze gaan via de leidingen op vrij verval naar de tank. Het leegzuigen van de tank gaat op vrij verval en onder vacuüm van de aangesloten tankauto of afleverzuil.
1.5
Het specifieke proces bij de ontwerpbeoordeling van de terp Binnen het onderstaande proces is aangegeven hoe de ontwikkeling verloopt voor de specifieke ingeterpte opslagtankinstallaties.
1.5.1
Processtap 6 Om processtap 6 verantwoord te kunnen invullen, zal antwoord gegeven moeten worden op de vraag of detectie en repressie van de brand voldoende ingevuld kan worden. Dit omdat de veiligheidsafstanden tussen en terp en gebouw niet gehaald kunnen worden. De nadruk ligt hierbij dus op de organisatorische aspecten van de risicobeheersing. Hierbij moet aandacht zijn voor de volgende punten; • Het kooppunt van benzine ligt tussen de 35°C en 210°C. • De brandwerendheid van de betonnen terpconstructie wordt gegeven in minuten bij 180°C en is drie uur. • Detectie van de brand en de aanrijdtijd van de brandweer moeten passen in de relatie brandwerendheid van de constructie in relatie tot het geschatte kookpunt van de benzine. • Een goede bereikbaarheid op de locatie van de terp voor repressie is een gegeven, wat ingevuld en beoordeeld moet worden door alle partijen. Hierbij moet de handhaving van dit aandachtspunt door de ADB, ARN en het bevoegde gezag meegenomen worden. Mogelijk kan via inspectie ook invulling gegeven worden aan dit punt.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locattes
* Kiwa N.V.
-6 -
3 maart 2006 versie 5
1.5.2
Processtap 9 Om processtap 6 niet nodig te hebben is nagedacht over een andere oplossing. Deze is om de relatie tussen de brandwerendheid van de terpconstructie is in overeenstemming met de verwachte brandgrootte en de brandduur van de naastgelegen loods. Het gaat hierbij om processtap 9. Er zijn twee opties; le. De compartimenten zijn elk 590 liter met een brandwerendheid van 9 uur naar de naastgelegen loods. 2e. De compartimenten zijn elk 1500 liter met een brandwerendheid van 6 uur naar de naastgelegen loods. Bij optie l is het volume van de opslag kleiner dan de standaard uitvoering, zodat het risico kleiner wordt en er meer ruimte is voor voorzieningen voor brandwerendheid. Het gaat hierbij om de extra ruimte tussen de terp en de tank, die een nog hogere brandwerendheid geven. Hierbij is dat het uitgangspunt dat het gebouw van de ADB - inrichting afbrand zonder, dat de terp zelf tot gevaarlijke ontbranding komt. Het ontwerp geeft hier invulling aan. Het aflaten van damp t.g.v. van een hogere temperatuur in de terp via de tankontluchting en vervolgens het affakkelen via de tankontluchting op de veilige manier is hierbij een aandachtspunt. Een goede vlamkerende voorziening is hierbij een vereiste. De temperatuur van de tank mag niet zodanig worden dat de mechanische integriteit van de tank een risico gaat worden. Het ontwerp geeft invulling aan. De brandwerendheid van de betonnen terpconstructie wordt gegeven in minuten bij 180°C en is gegeven op ca. 180 minuten. Volgens informatie van TNO Building and Construction Research is de brandwerendheid van rivierzand (klapzand met 4% vocht) van 60 minuten per 10 cm. Deze informatie is hierbij bepalend geweest voor het ontwerp van de tankinstallatie in de terp. Het model in optie l heeft een afstand tussen de tank en de terp van 60 cm en het model in optie 2 heeft 30 cm gevuld met zand. Hierdoor wordt een vergelijk met een standaard ondergrondse tankinstallatie mogelijk die ligt ingegraven in een gelijke kwaliteit zand met een gronddekking van 60cm of meer.
Processtap 9 wordt verder uitgewerkt in de aanvullende ontwerpbeoordeling.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-tocaties ® Kiwa N.V. -7 3 maart 2006 versie 5
1. Ondergrondse tankinstallatie
Nee W
Ja
•\
2. Kiwa verklaring, voorkeur situatie
r
3. Bovengrondse terp tankinstallatie
l
4. Volgens basis ontwerpbeoordeling
Afstanden zijn hierbij lastig te realiseren
Nee
Nee
w
^
Ja
r
9. Terpconstructie voldoende brandwerend
ir 6. Detectie en repressie voldoende
5. Kiwa verklaring
Nee
Nee
w -^ Ja 10. Kiwa verklaring
1r
8. Geen Kiwa verklaring
Ja 7. Kiwa verklaring
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-tocaties Kiwa N.V. -8 3 maart 2006 versie 5
e
2 Risico inventarisatie en evaluatie Extra risico en/of Afwijking l.
Extra eisen en/of Maatregelen
De tanks zijn niet uitgerust met een mechanische overvulbeveiliging met Kiwa-certificaat volgens BRLK636/02. Het is onduidelijk of het aangeboden overvulbeveiliging systeem voldoet aan de eisen uit BRL-K636/02, waardoor overvulling kan ontstaan.
• • •
De gescheiden elektronische niveaumeting en de automatische autonome aansturing van de pompen functioneel laten controleren door de REIT-installateur. Dit betekent een functionele verificatie van het systeem. Hamer zal per systeem en per installatie een aparte registratie dienen te maken over de functionele controle. De inhoud van de registratie is afgestemd met Kiwa. De registratie zal bij het installatiecertificaat en de kwaliteitsregistraties van de tankinstallatie moeten worden gevoegd (*). De installatie is voorzien van een hoogniveau signalering (95%) en een niveausignalering (HORN levelmaster). Hoogniveau signalering (95%) Voor de lucht aangedreven pomp bevindt zich een magneetklep. Deze wordt aangestuurd door een elektrische schakeling die in verbinding staat met een sensor in de tank. De magneetklep zal alleen geopend zijn als er geen hoogniveau is (<95% vulling) en de schakeling naar behoren functioneert. In alle andere gevallen is de magneetklep gesloten en kan er geen product worden gestort. De droogleginstallatie kan hierdoor niet meer functioneren en geen product leveren aan de tankinstallatie. Niveausignalering De tanks zijn voorzien van een sensor. Deze sensor detecteert de hoeveelheid product, welke zich in de tank bevindt. De vullinggraad is uit te lezen op de HORN-unit. De niveausignalering geeft 2 meldingen (**). le melding: visueel alarm, 2e melding: visueel en akoestisch alarm. Het hele systeem wordt uitgeschakeld en moet handmatig door de operator worden gereset, voordat er verder kan worden gewerkt. Bij de 3e melding treedt de hoogniveau signalering in werking en stopt het proces.
Toelichting. De KI-tank, de leidingen en de appendages moeten voldoen aan de ATEX-richtlijn (*). (*) De ATEX wordt gevolgd op basis van de ontwerpbeoordeling van de tankinstallatie. Bij de gehele droogleginstallatie behoort een logboek te worden gemaakt en bijgehouden. (**) De vulgraad, waarbij de eerste en tweede melding worden geactiveerd, wordt bedrijfsspecifiek ingesteld (afhankelijk van de grootte van de tanks en de hoeveelheid wrakken die worden verwerkt).
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties
* Kiwa N.V.
-9 -
3 maart 2006 versie 5
Extra risico en/of Afwijking
Extra eisen en/of Maatregelen
2.
Boven en ondergrondse stortleidingen voor benzine. Het ongemerkt ontsnappen van product t.g.v. een lek in de ondergrondse leiding.
•
Bij brand in het gebouw zullen de bovengrondse stortleidingen voor benzine een verhoogd risico opleveren. Ondergrondse leidingen, die niet op afschot liggen naar de bovengrondse tanks (indien van toepassing). Het ongemerkt ontsnappen van product t.g.v. een lek in de leiding.
• •
•
•
De ondergrondse leidingen worden uitgevoerd volgens CPR9-1, het onderdeel stortleidingen voor afgewerkte olie.
Er is hierbij door ARN een keuze gemaakt voor een enkelwandige stortleiding. Er is hierbij een vergelijk gemaakt met een stortleiding voor afgewerkte olie, zoals deze is beschreven binnen CPR9-1. Er is voor dit risico niveau gekozen. Op de overgang van de slang naar de stalen leiding dient de detonatiebeveiliging gemonteerd te worden. De benzine stortleiding dient op afschot naar de tank te worden gemonteerd. Op de overgang ondergronds / bovengronds dient de brandklep te worden gemonteerd. De ondergrondse leiding dubbelwandig uitvoeren met de mogelijkheid van lekdetectie. Het lekdetectiesysteem moet geïnstalleerd worden conform BRL-K910/01 met een automatische autonome afschakeling van de pompen bij een lekkagemelding. De melding dient automatisch en autonoom doorgemeld te worden aan de gecertificeerde tankinstallateur. De installatie mag alleen weer in gebruik worden genomen na onderzoek van de REIT-installateur nadat is vastgesteld dat deze voldoet. Het lekdetectiesysteem dient jaarlijks door de gecertificeerde REIT-tankinstallateur onderhouden en gecontroleerd te worden. Het lekdetectiesysteem dient jaarlijks door een onafhankelijke deskundige geïnspecteerd te worden, bijvoorbeeld Kiwa. De aanleg van het lekdetectiesysteem dient door Kiwa (partij)gekeurd te worden. Dit betekent een functionele verificatie van het systeem. De aanleg van de dubbelwandige leidingen dienen door Kiwa (partij)gekeurd te worden. Dit betekent een beproeving op 0,3 bar lucht met sop en 2 bar vloeistof test met veiligheidsafstanden. Hierbij moeten de leidingen en aansluitingen dicht zijn.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties e
Kiwa N.V.
- 10 -
3 maart 2006 versie 5
txtra eisen en/of Maatregelen
Extra risico en/of Afwijking 4.
•
Op sommige locaties is het operationeel niet mogelijk om tanks ondergronds te plaatsen i.v.m. bestaande milieuproblematiek op de bedrijfsterreinen. In deze gevallen wordt een tank in een terpconstructie geplaatst, waarbij de terpconstructie als brandbescherming fungeert. Er is echter een zware voorkeur in het ontwerp voor ondergrondse tankinstallaties. Gevaren zijn plasbrand bij lekkage tank, brandgevaar van de terp door een gevelbrand van het pand, gevaar voor een blikseminslag in de terp.
Geadviseerd wordt om de tankinstallatie ondergronds te plaatsen in een dichte constructie, die de schone grond scheidt van de verontreinigde grond en het brandgevaar op de locatie zelfverder beperkt. In het kader van een
integrale risicobenadering heeft een ondergrondse tankinstallatie in een
compartiment duidelijk de voorkeur boven een terp tankinstallatie.
De uitwendige EP beklede stalen tank (maximaal 2x 590 liter volgens BRL-K747) wordt geplaatst in een dichte betonnen bak van voldoende inhoud om de gehele inhoud van de tank te kunnen bevatten. Het aanvulzand (Kiwa-tankzand fijn of rivier/ klapzand fijn) in de bak heeft een korrelgrootte van maximaal 3 mm en een bodemweerstand van minimaal 100 ohmmeter en een brandwerendheid van 60 minuten per 10 cm zanddikte. De afstand tank tot bak moet overal minimaal 30 cm zijn. De dekking op het mangatdeksel ca, 80 cm. De afstand tank tot de bak is aan de gebouwzijde 60 cm. De betonnen bak is zodanig geconstrueerd dat deze een brandwerendheid heeft van minimaal 60 minuten (ca. 180 minuten). Volgens informatie gaat het om een bak van 15 cm dikte met een dubbele bewapening met betonstaal. 10 cm met enkele bewapening heeft 100 minuten brandwerendheid, 20 cm met dubbele bewapening heeft 360 minuten brandwerendheid. Deze bak voorkomt brandplassen bij lekkage van de tank en voorkomt het aanstralen van de tank door een gevelbrand. Het aanbrengen van een dampretour klep in de ontluchtingsleiding. De specificatie van de klep moet nog bepaald worden. Het aanbrengen van een vlamkerende voorziening in de ontluchtingsleiding volgens EN12874. Het aanbrengen van handbediende kogelafsluiters in de stort- en afnameleidingen op de tank. De stortleiding ligt op afschot (1:100) naar de tank. De aansluitende leidingen zijn van staal volgens BRL-K771, uitvoering dikwandig. In de aansluitende leiding komen smeltbrandkleppen en detonatiekleppen. Het aanbrengen van een antihevelklep volgens BRL-K916/02 in de afname leidingen op de tank. De afleverzuil voor benzine heeft een pomp ontluchter, deze kan damp verspreiden, deze moet een ontluchting krijgen op 5 meter hoogte met een vlamkerende rooster. Het aanbrengen van een bliksembeveiliging volgens NEN1014 met een afvanger boven de tankontluchting. De tankontluchting heeft een hoogte van minimaal 5 meter met een vlamkerendrooster. Het aanbrengen van een potentiaal vereffening op het leegzuigpunt van ten hoogste 1000 ohm. Er mogen geen isolatiestukken aangebracht worden in de stort- en afname leidingen. Een gevarenzone indeling volgens NPR7910-1. De aanwezigheid van een gekeurde brandblusser volgens artikel 8.2.5 van CPR11-6; 1998. De tanks en leidingen voorzien van een aanrijdbeveiliging. Het afnamepunt en de afleverzuil moeten zo dicht mogelijk bij de terp komen i.v.m. aanrijdinggevaar. De afstand tussen de terp naar woningen moet 15 meter zijn, er mag geen open vuur op 15 meter van tank zijn, zie tabel 8-II van CPR11-6. De afstand van tankinstallaties tot de erfgrens moet 5 meter zijn. Indien de naastgelegen locatie ook een ADB is of vergelijkbaar, kan de afstand l meter worden. Er moet een noodplan aanwezig zijn voor deze terpconstructie.
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties
« Kiwa N.V.
- 11 -
3 maart 2006 versie 5
Extra risico en /of Afwijking
Extra eisen en/of Maatregelen
5.
Opvangproduct bij de afleverzuil
De vloeistofdichte vloer bij de afleverzuil wordt ter plaatse anders ingericht t.g.v. de onmogelijkheid om grondwerkzaamheden te kunnen verrichten. Het ontwerp is hier als volgt; Vloeistofdichte elementen van voldoende oppervlakte aangebracht op de bestaande ondergrond. Deze wordt volgens BRL2319 aangelegd en afgekit. Tevens worden er rondom lage dorpels aangelegd, die op l zijde op afschot liggen naar een lijnafwatering. Zodra men product morst, moet dit worden opgeruimd met absorptie korrels. Dit wordt duidelijk met een instructiebord kenbaar gemaakt. Een bak met absorptie korrels moet aanwezig zijn. Indien het een bestaande betonvloer betreft, zal deze zodanig worden behandeld of hersteld, dat deze vloeistofdicht is met verklaring volgens BRL-K1151. Tevens worden er lage dorpels geplaatst om het gedeelte van de tankplaatsvloer om dit af te scheiden van het overige gedeelte. De voorziening is niet aangesloten op een afscheider.
6.
De toepassing van een lange zuig/afname/pomp leiding. Extra risico op brand en explosiegevaar bij abnormale situaties.
Deze lange zuigleiding alleen buiten plaatsen tegen de gevel om het gevaar van aanrijdingen te beperken. De leidingen mogen niet in gebouwen worden geplaatst. De zuigleiding moet op afschot naar de tank lopen. Het hoogste punt in de zuigleiding is boven de zakleiding. De zakleiding loopt zo kort mogelijk verticaal naar de afleverzuil. Op hoogste punt in de zuigleiding boven de zakleiding moet een antihevelklep worden geplaatst met een geschakelde ontluchter op de leiding t.b.v. calamiteiten. Indien de ontluchter met vlamkerend rooster wordt geopend, zal het product in de leiding teruglopen naar de ingeterpte tank en geen brandrisico meer vormen. De initiatie van de schakeling zal plaatsvinden via een handbrandmelder nabij de afleverzuil en/of een standaard thermisch schakelcontact (ca. 70°) wat gebruikt wordt bij onbewaakte aflevering. Deze antihevelklep c.q. gestuurde ontluchter en thermisch schakelcontact moeten opgenomen worden in het onderhoudscontract. De specificatie van veiligheidsappendage zal in overleg met de installateur nog bepaald worden.
•
Deze toepassing heeft niet de voorkeur, maar is in uitzonderlijke situaties t.g.v. de inrichting niet anders mogelijk
Beoordeling ontwerp terp tankinstallatie op specifieke ADB-locaties e
Kiwa N.V.
- 12 -
3 maart 2006 versie 5
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
VIII. Acceptatieprocedure
Acceptatieprocedure Onderwerp l Afval dat het bedrijf accepteert 1.1 Afvalstoffenregistratie Geef aan welke afvalstoffen door het bedrijf worden geaccepteerd. Geef hierbij aan: • Gebruikelijke benaming van het afval • Eural-code(s)
Werkwijze Autosloperij Bogaert
Autosloperij Bogaert accepteert de afvalstoffen: sloopauto's en schade-auto's (demontagevoertuigen) • Sloopauto's": worden om niet ingenomen en gerecycled (vloeistofvrij gemaakt, afvalstoffen gescheiden en apart afgevoerd). • Schade-auto's: worden door Autosloperij Bogaert ingekocht, aangezien er onderdelen geschikt zijn voor verkoop M.b.t Eural: • Hoofdstuk 16: Niet elders in de lijst genoemd afval • Subhoofdstuk 1601*: Afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer en afval van de sloop van afgedankte voertuigen • Afvalcode 16 01 04: afgedankte voertuigen (zgn. natte wrakken) • Afvalcode 1601 06: afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten (zgn. droge wrakken) Indien de staat van het voertuig daartoe aanleiding geeft en indien behorend bij het aangeboden voertuig worden ook de daarbij behorende stoffen geaccepteerd zoals o.a.: • Afvalcode 16 01 03: afgedankte banden • Afvalcode 16 01 07*: oliefilters • Afvalcode 16 01 16: tanks voor vloeibaar gas • Afvalcode 16 01 17: ferrometalen • Afvalcode 16 01 20: glas • Afvalcode 16 06 01*: loodaccu's
Verwerk de te accepteren afvalstromen in een registratiesysteem en verwerk hierin per afvalstof de volgende gegevens: 1. Gebruikelijke benaming van afval 2. Eural-codes 3. Criteria voor acceptatie 4. De wijze waarop het afval aangeleverd moet worden 5. De mogelijke verwerkingsroute 6. De wijze waarop de ingangscontrole plaatsvindt
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Autowrak Zie antwoord vraag l Geldig kenteken + chassisnummer De autowrakken worden middels een autoambulance opgehaald of door particulieren 'aan de poort' aangeboden Zie bijgevoegde processchema Controle geldigheid papieren en of de papieren bij de betreffende auto horen (chassisnummer). Ook worden in geval van schade auto's de taxatie gegevens vergeleken met de geleverde schadeauto.
Binnen de auto(demontage)branche is de registratie van voertuigen, ook tijdens demontage, geregeld via het RDW. De verwerking van demontage-voertuigen, alsmede de registratie van deze voertuigen en de daaruit voortkomende afvalstromen is geregeld via het systeem van Auto
Acceptatieprocedure Recycling Nederland (ARN). Een van de door ARN goedgekeurde registratiesystemen is Promasy : hierin zijn alle ingenomen voertuigen inzichtelijk, alsmede de complete afvalstoffenadministratie. Autosloperij Bogaert maakt actief gebruik van het Promasy systeem. Bij ARN aangesloten bedrijven worden jaarlijks geaudit door een certificerende instelling op het voldoen aan alle eisen. In het geval van de Autosloperij Bogaert is dit Kiwa. Zie ook bijgevoegde processchema.
3
Geef aan hoe wordt omgegaan met het wijzigen van het registratiesysteem
4 5
2 Het acceptatieproces 2.1 de vooracceptatie Geef aan wanneer de vooracceptatie start
6
Geef aan wat wordt beoogd met de vooracceptatie
7 8
2.2 De acceptatiefase Geef aan wanneer de acceptatiefase start Geef aan wanneer het acceptatieonderzoek start
9
Geef aan hoe wordt omgegaan met een aanlevering waarvan tijdens de acceptatiefase blijkt dat de gegevens niet overeenkomen met de vooracceptatie
10
Geef aan hoe wordt gehandeld bij onregelmatigheden
11 12
2.4 Het moment van feitelijk acceptatie Geef aan wat het moment is van de feitelijke acceptatie waarop het bedrijf alle verantwoordelijkheden voor een afvalstof overneemt van de ontdoener 2.5 Geweigerde afvalstoffen Geef aan hoe gehandeld moet wordt indien een afvalstof wordt geweigerd
Eisen aan het registratiesysteem vloeien voort uit deelname aan het ARN-systeem. Het systeem wordt goedgekeurd voordat de aangesloten bedrijven er gebruik van kunnen maken. Binnen Autosloperij Bogaert is het registratiesysteem te allen tijden inzichtelijk.
Vooracceptatie start zodra een voertuig bij Autosloperij Bogaert wordt aangeboden, hetzij telefonisch, hetzij via internet of een andere wijze, hetzij met een voertuig aan de poort. Beoogd wordt het vaststellen van de waarde het aangeboden voertuig en het vaststellen het feit dat het voertuig niet is voorzien van afwijkende stoffen (bijvoorbeeld overig afval in de kofferbak). De aansluiting bij ARN verplicht Autosloperij Bogaert tot het aannemen van afgedankte voertuigen (om niet). Autosloperij Bogaert mag aangeboden sloopvoertuigen dus niet weigeren. Autosloperij Bogaert mag voertuigen wel weigeren indien door de ontdoener 'extra of afwijkende afvalstoffen' aan het voertuig zijn toegevoegd of indien de registratiegegevens niet kloppen. De acceptatiefase start eigenlijk reeds bij het eerste contact met de ontdoener. Hier start ook reeds het acceptatieonderzoek door het inwinnen van alle relevante informatie. De uiteindelijke ingangscontrole start wanneer: • Het voertuig op het bedrijf binnenkomt • Het voertuig door de chauffeur wordt opgehaald. M.b.t. afvalstoffen: Indien een voertuig andere afvalstoffen met zich meedraagt dan die bij een sloop-/schade-voertuig kan worden verwacht, kan het gevolg zijn dat een aangeboden voertuig wordt geweigerd. Dit geldt ook indien de registriegegevens van de auto niet kloppen. M.b.t. overige aspecten (onderdelen/wielen e.d.) sloopauto's worden nog steeds ingenomen, van schade-auto's wordt de prijs herbepaald. De ontdoener wordt op de hoogte gesteld van wat geconstateerd is en de gelegenheid geboden het voertuig in de gewenst staat aan te bieden (ontdaan van de onregelmatigheden) Zodra het voertuig is overgeschreven en de vrijwaring is afgegeven heeft Autosloperij Bogaert de verantwoordelijkheden overgenomen van de ontdoener. Indien een voertuig wordt geweigerd: • Wordt het voertuig niet op bedrijf aangenomen • Wordt het voertuig niet opgehaald/meegenomen
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
IX.
Organisatieschema_Bogaert.
Organisatieschema van Bogaert
Directeur [Dhr. Bogaert]
Administratie [Dhr. Bogaert]
Demontage [Dhr. Boaaertl
Milieu contactpersoon
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
X.
Brandveiligheidsrapport:
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
XI.
Bodemrisicotoets, volgens NRB:
NRB-toets voor nieuwe situatie van autodemontagebedrijf
NRB-toets ta.v. gevaarlijke vloeistoffen die betrekking hebben op de veranderingsaanvraag. De eindemissiescore, de bodemrisicocategorie en de maatregelen waardoor een verwaarloosbaar bodemrisico wordt bereikt. (Zie ook Bijlage I: 'Overzichtstekening Hamer" [Legenda] én Bijlage II: 'Onderbouwing alternatieve drooglegopstelling') EIND EMISSIE AFVALSTOFFEN:
Container 2: Afgewerkte olie [Eural: 13.02.08*]
SCORE NA
BODEMRISICO
MAATREGELEN:
CATEGORIE:
WIJZE VAN OPSLAG :
MAX OPSLAG:
Tankopslag buiten.
-
Stalen constructie met 2-zijdig en bovenzijde voorzien van sandwichpanelen WBDBO, >60 min. (NEN 6069); Voorzien van aanrijbeveiliging. Container is geplaatst op asfaltverharding. Onderdeel van 4.000 l dubbelwandige cilindrische, 2compartimenten tank volgens ; Tank is KIWA gekeurd volgens BRL K-791 ; Onderdeel van 4.000 l dubbelwandige cilindrische, 2compartimenten tank volgens ; Tank is KIWA gekeurd volgens BRL K-791 ;
-
Tank van HDPE, door KIWA gekeurd;
Tank. Zie tek. 2.
1
GENOMEN MAATREGELEN:
2.000 l
A
-
Koelvloeistof [Eural: 14 06 03*]
1
Ruitensproeivloestof
1
A
A
Tank. Zie tek. 2.
Vat. Zie tek. 2.
2.000 l 600 l
Container 3:
-
Inpandige opslag voor (vuile) brandstoffen en herafgiftepunt.
Benzine Diesel Vuile brandstof *
1 1 1
A
Remvloeistof [Eural: 1601 13*] Koudemiddel **
1
A
1
A
A A
Tank. Zie tek. 3. Tank. Zie tek. 3. Tank. Zie tek. 3. Kuli + Vat. Zie tek. 5 Cilinder
270 l 270 l 270 l 280 l
12 kg
Stalen constructie, voorzien van lekbak bij de vaten; Volledig voorzien van sandwichpanelen WBDBO, >60 min. (NEN 6069); Doorvoeren, voegen en naden afgewerkt met Promaseal - W. Inpandige opslag: zie Bijlage 2, blz. 13 en 14! Bovengrondse dubbelwandige verticale opslagtank geschikt voor brandstoffen [Voor specificaties, zie Bijlage 2, blz. 4 en 5!]
-
Kuli: 80 l en vat van 200 l.
-
Zie **.
Mengsel van vuile benzine en vuile diesel; Afzonderlijke apparatuur zal worden gebruikt om koudemiddelen uit arico's te demonteren wanneer het bedrijf in het bezit is van een STEK-erkenning. Voor de opslag is er een metalen opvangcylinder met een opslagcapaciteit van 12 kg.
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
XII.
Overzichtstekening Bogaert:
GARAGE BOGAERT T i b e r g h i e n w e g U^S6?8R C L i n g e
l
t
N
'T I
l
Bijlagen_Bogaert_Clinge_p-Z
XIII. Beperkt Akoestisch onderzoek: