Ambacht uit de loopgraven De stellingenoorlog dwingt onze soldaten tot lange periodes zonder actie. Om de verveling te verdrijven wijden ze zich aan verschillende soorten handenarbeid. Ze zijn niet allemaal in de loopgraven uitgevoerd zoals de benaming het laat denken. De meeste voorwerpen zijn achter het front vervaardigd, tijdens rustperiodes, in de tweede of derde linie of nog in het arsenaal of in gevangenenkampen. De gewonden of verminkten uit de revalidatiecentra wijden zich ook aan dit ambacht dat zich ontwikkeld tot een ware handel. De soldaten gebruiken eerst wat ze ter plaatse vinden: patroonhulzen, gordels, hout… Uit al deze verschillende materialen ontstaan vulpennen, stempels, papiersnijders, aanstekers, inktpotjes, en nog veel meer. Met de aankomst van obuswerpers in aluminium komt een nieuwe industrie op: het vervaardigen van ringen. Deze kennen een groot succes. Men opent zelfs gemeenschappelijke werkplaatsen om de groeiende vraag naar deze ringen, die zo geprezen waren door de verloofden van de soldaten, te beantwoorden.
De oorlogsschriftjes “Oorlogsverhalen bestaan al sinds Xenophon en Caesar maar geen enkel conflict had tot nu toe zoveel pagina’s geteld die door de strijders zelf geschreven zijn”. Deze constatering over de Franse “poilus” van de Grote Oorlog geld ook voor België waar de dagboeken van soldaten in overvloed aanwezig zijn. De uitleg daarvoor bevindt zich in het massaverschijnsel van dit wereldwijd conflict dat op duurzame wijze beroepsmilitairen en gemobiliseerde burgers samen brengt, waarvan de meeste (meer dan 90%) kunnen lezen en schrijven. De routine van de stellingenoorlog in afwisseling met lange rustperiodes laat genoeg tijd over om te schrijven. Door een dagboek te houden verdrijft men ook de verveling, de eenzaamheid en de neerslachtigheid. Het laat ook toe in gedachten gebonden te blijven aan de dierbare vrienden en familie die men heeft achtergelaten. Deze nota’s zijn zoveel herinneringen die gericht zijn tot de ouders of een verloofde, zoals bij Gustave Groleau. Het is ook omdat deze manen bewust zijn een bijzonder avontuur te leven dat ze schrijven. Voor de historicus leveren deze documenten een buitengewoon rijke informatie. In deze pagina’s geeft de soldaat zich bloot, zonder omwegen, en levert hij een getuigenis zonder toegeving. De notitieboekjes van Groleau zijn in dit opzicht voorbeeldig. Ze bespreken ook alle aspecten van het leven van een strijder en betreffen de hele periode van de oorlog, wat zeldzaam is.
Het Belgisch leger in 1914 Op 31 juli 1914 is het Belgisch leger gemobiliseerd, op het initiatief van de koning. De mobilisatie betreft vijftien klassen: één uit de generale dienst (1913); vier uit de persoonlijke dienst (1909 tot 1912); tien uit het oude systeem van de loting (1899 tot 1908). Op 4 augustus is het effectief 234.000 mannen, waarvan 117.500 voor het veldleger. Deze bevat zes legerdivisies, één divisie ruiters en legereenheden. Het vliegwezen telt een dertigtal vliegtuigen, waarvan zestien operationeel zijn, en 45 gediplomeerde piloten. In die tijd bestond regionale aanwerving niet. Vlamingen, Brusselaren en Walen waren gemengd in de eenheden tot in de kleinste rangen, in perfecte harmonie.
De grenadiers Het regiment der grenadiers werd gesticht in 1837 door Leopold I die over een elite eenheid wou beschikken. Haar nauwkeurig gekozen effectieven komen uit heel België. Vanaf 1845 dragen de grenadiers de beremuts, vereeuwigd door de “Grognards” van Napoleon en de soldaten van de Engelse wacht. In 1846 is de toekomstige koning Leopold II opgenomen bij de grenadiers en zo begint de traditie waarbij de Koninklijke prinsen hun opleiding voortzetten bij de grenadiers. Vanaf 1894 is het regiment gekazerneerd in Brussel dicht bij het Koninklijk paleis. Op 3 augustus 1914 voegen de grenadiers zich bij het Belgisch veldleger, ze zijn in twee regimenten verdeeld en in het 6de regiment opgenomen. We vinden ze terug in Antwerpen en aan de IJzer waar ze zich met roem overladen. Daarna volgt de lange stellingenoorlog waar ze zich onderscheiden in april 1915 in Steenstrate tijdens de eerste gasaanslag. De grenadiers die gedecimeerd werden door het Duitse offensief zijn in december 1914 samengebracht in één enkel regiment met drie bataljons. In februari 1915 wordt een vierde bataljon opgesteld dankzij de aankomst van versterking, waarvan Groleau deel uitmaakt. In december 1916 zijn de grenadiers verdeeld in twee regimenten met twee bataljons. De oorlog eindigt met het bevrijdingsoffensief en de triomfale ingang in de hoofdstad op 22 november 1918.
De kodak van de soldaat Eind 1913 onderneemt de Eastman Kodak Company (Rochester, Verenigde-Staten) de commercialisering van een fototoestel van klein formaat: de Vest-Pocket. Deze is perfect geschikt voor de zakken van de soldaten van de oorlog 1914-1918. Gesloten ziet de Vest-Pocket eruit als een klein zwart doosje, breed en hoog als een pakje sigaretten. Voor gebruik moet men de voorkant helemaal opentrekken om het toestel te ontplooien, dit zorgde voor genoeg strakheid en evenwijdigheid. De afsluiter is de bekende “Ball-Bearing” die de 25ste, de 50ste en de twee poses geeft. Alhoewel het objectief heel eenvoudig is geeft het heel nette foto’s. De zoeker is geplaatst op borsthoogte en kan omgedraaid worden. Als het toestel gesloten is gaat het er helemaal in logeren. Om het filmpje te laden moet men het langs de zijkant in het toestel schuiven, ook in daglicht. De Vest-Pocket gebruikt 4 x 6,5 filmpjes, 127 genaamd, meestal in de vorm van rolletjes van 8 poses. Hij is ook begiftigd met een grote nieuwigheid, het systeem “Autographic” die toelaat om op het negatief te schrijven tijdens dankzij het kleine stilet dat aan het toestel gevestigd is (datum, onderwerp, eventueel een handtekening). Daarna gaat de Vest-Pocket steeds ingewikkelder worden en zo één van zijn belangrijkste kwaliteiten verliezen. Dit soort toestel verdwijnt net vóór de Tweede Wereldoorlog.
De bevrijding van Bergen Na het overwinnend offensief aan de IJzer en aan het Franse front, verjagen de geallieerde legers de Duitsers uit de bezette gebieden. Begin november 1918 bevrijd het Belgisch leger de streek van Gent met de slag van de Leie. Op hetzelfde ogenblik in Henegouwen zetten de Canadezen hun vordering verder naar Bergen, nadat ze de stad Valenciennes van de Duitsers hadden ingenomen. Op 9 november staat het Canadze leger voor de stad. Op aanbeveling van de staf, die het eeuwenoude erfgoed van de Henegouwse stad wou bewaren, zal er geen enkel artillerieschot afgevuurd worden. Vanaf 23u de volgende dag komen de pelotons van het 42ste bataljon de stad binnen, beschermd door het vuur van de geallieerde machinegeweren. Op 11 november om 6u ’s morgens ontvangen de Canadeze troepen een bericht waarin vermeld staat dat de
vijandelijkheden om 11u zullen stoppen. Op hetzelfde ogenblik verlaten de laatste Duitsers de stad en laten ze de doedelzakspelers van het 42ste bataljon in Bergen binnen, wat een enorm enthousiasme opheft.
De Russische revolutie Bij het begin van de oorlog in 1914 beschikt Rusland over het meest talrijke leger uit de tijd. Zoals alle grote instanties van de staat, bevind het leger zich onder het bevel van de Tsar en de leden van de keizerlijke familie. Alleen de Douma (adviserende raad), gesticht in 1906, probeert tevergeefs de macht van de Tsar te matigen. Vanaf 1917 is de moed van de soldaten er slecht aan toe vanwege de opeenvolgende nederlagen en men telt meer en meer deserteurs. Aan hun kant leiden de burgers onder de effecten van een erge economische crisis. In februari bereikt de ontevredenheid van het volk haar hoogtepunt. De stakingen en oproerige betogingen worden algemeen en leiden tot de afstand van Tsar Nicolas II in maart 1917. De Douma stelt dan een nieuwe regering op met als voorzitter de socialist Kerenski. De revolutie is nochtans nog niet afgelopen. De Bolsjewieken veroorzaken een staatsgreep in oktober 1917. De nieuwe regering, onder leiding van Lenine, tekent een afzonderlijke wapenstilstand met Duitsland, wat slecht is voor de geallieerden: de Duitse legers verlaten het Oostfront om zich op het Westfront te concentreren.
De geallieerden Het aantal geallieerde landen stijgt gedurende het conflict. Men moet een onderscheid maken tussen degene die de oorlog verklaren aan Duitsland en op militaire wijze deelnemen aan het conflict en degene die zich ervan onthouden en zich tevreden stellen met een oorlogsverklaring. De kern is gevormd door Frankrijk, het Britse keizerrijk (Australië, Canada, India, NieuwZeeland, Zuid-Afrika…), Servië, Rusland en België. En daarna voegen Montenegro, Japan, Italië, Roemenië, Portugal en Griekenland zich bij de strijd. De Verenigde Staten van Amerika volgen later in december 1917 samen met de landen van Latijns Amerika die, behalve Brazilië, geen troepen naar het Europese front sturen.
Het toetreden tot de oorlog van de Verenigde Staten Als de oorlog uitbarst in 1914 houden de Verenigde Staten zich aan een strikte neutraliteit. Deze houding is te wijten aan de bezorgdheid om de nationale eenheid te bewaren: één Amerikaan op vier is afkomstig uit de oorlogvoerende landen. Nochtans is deze neutraliteit op economisch en financieel vlak betrekkelijk. Groot-Brittannië en Frankrijk voeren veel goederen in uit Amerika. In 1917, om de Amerikaanse hulp te dwarsbomen, stellen de Duitsers de Mexicaanse staat een alliantie voor tegen de Verenigde Staten, met als belofte financiële en territoriale vergoeding. De boodschap is onderschept en verspreid en veroorzaakt de vijandigheid van de Amerikanen tegenover de centrale machten. Daarbij voegt zich de onophoudelijke duikbotenoorlog en de vernietiging van Amerikaanse schepen die de Verenigde Staten uiteindelijk aanzetten tot een oorlogsverklaring tegen Duitsland op 7 december 1917. Voor de geallieerden komt de toetreding van de Verenigde Staten tot de oorlog als geroepen want de Russische terugtrekking liet het Duitse leger toe om haar macht op het Westfront te verzamelen.
De verlofdagen
De verlofdagen, die van gebruik zijn in tijd van vrede, zijn normaal gezien niet van toepassing als de oorlog uitbreekt. Ze werden pas ingevoerd in het voorjaar 1915. De duur ervan is vrij onregelmatig. Zo kunnen de soldaten, naast hun jaarlijks verlof van 10 tot 15 dagen, nog van twee of drie dagen vrijaf per jaar genieten. Het verlof, voorrecht van de militaire autoriteiten, blijft een beloning voor elke soldaat die op het front verblijft en wordt nog meer afgewacht dan de brieven of de pakjes. Het vervoermiddel dat meestal gebruikt wordt is de trein, soms voorbehouden voor verlofgangers. Deze is altijd gratis en zo kunnen de Belgische soldaten, die niet naar hun familie terug kunnen omdat die in de bezette zone wonen, Frankrijk of Engeland bezoeken. Sommigen verblijven in Belgische of buitenlandse opvangfamilies, in tehuizen voor militairen, of bij de “oorlogsmeters”. Deze verlofdagen moeten de moed doen herleven bij de soldaten en de burgers maar ook het economisch leven en de geboorten. Het zijn ook steeds momenten waarop de sociale-, familiale- en liefdesbanden opnieuw aangewakkerd worden.
De Duitse gruwelijkheden, werkelijkheid of verzinsel? Vanaf de inval in België spreidt het rumoer over de Duitse gruwelijkheden zich uit: gefusilleerde gijzelaars, verkrachte vrouwen, neergeschoten kinderen, burgers gebruikt als menselijk schild en de verwoesting van volledige dorpen. De geallieerde propaganda maakt hiervan gebruik om de “Pruisische barbaren” te geselen. De meest zwaar geraakte gemeentes zijn Tamines en Dinant waar meer dan 600 bewoners vermoord zijn. De Duitsers verzamelen er de manen die ze massaal fusilleren. De vrouwen, die niet altijd bespaard worden, zijn vaak gedwongen om de executie bij te leven. In Vlaanderen, lijdt de bevolking van de stad Aerschot het zelfde lot. De verwoesting van Leuven, en vooral de brand van de bibliotheek, worden wereldwijd bekend. De Duitsers, beïnvloed door de herinnering aan de oorlog van 1870-1871, roepen acties van vrijschutters aan als rechtvaardiging voor hun weerwraak. De Belgische bevolking wordt zelfs verdacht van criminele brutaliteit op Duitse gewonden. Deze beschuldigingen werden nochtans nooit bewezen. De angst, de vermoeidheid en de verliezen veroorzaakt door de Belgische weerzet verklaren deze Teutoonse woede gedeeltelijk.
Hygiëne In de loopgraven lijden de soldaten aan gebrek aan hygiëne. Ze wassen zich in plassen of in beken vol met water. Ze veranderen weinig van kleren. Ze zijn bedekt met vlooien en luizen. Schurft is endemisch wegens haar verspreiding in kleren of lakens die niet in kokend water gewassen worden. In die tijd was de enige oplossing om zwavel in het water van de baden te gebruiken. De eerste badinrichtinge voor soldaten opent in De Panne in maart 1915. Duizend vijfhonderd mannen kunnen er elke dag terecht. In de zomer 1916 is er een washuis aan toegevoegd: vierhonderd vrouwen wassen, herstellen en stoppen er elke dag 15.000 stukken linnen. Na de douche krijgen de mannen ook vers ondergoed. In de zomer kan men in De Panne ook in de zee baden. Steeds in 1915 opent er ook een badinrichting dichter bij het front, in Elzendamme (Vleteren) en daarna, in oktober 1915 vier bad- en douche-inrichtingen: in Steenkerke (Furnes), Oeren (Alveringem), Sint-Rijkers (Alveringem en Wulpen (Koksijde), in iedere instelling kon men elke maand 25.000 baden nemen. “…het bad begon iets later. Ik was als eerste aan de beurt in de douche. Ik waste me zorgvuldig, hoewel ik niet zo zwart was…” (10 december 1916).
Bevoorrading Vanaf de eerste weken bezetting reglementeren de Duitsers de prijs en de verdeling van voedingsmiddelen zoals aardappelen, brood en vlees. Bevoorradingsboekjes zijn ingesteld. Het brood is aan de bevolking uitgedeeld door de gemeente op bepaalde dagen en in bepaalde lokalen. De aardappelen zijn opgeslagen, wat het spijtig genoeg gemakkelijker maakt om ze op te eisen. Slagers uit de gemeenten bevoorraden de bevolking in vlees en charcuterie van goede kwaliteit en aan een goede prijs. De hulp van de neutrale landen speelt hier een belangrijke rol, onder andere met de Commission for Relief in Belgium. Elke schoolklas laat zich fotograferen naast een bordje met “Al onze dankbaarheid aan…” Gemeentelijke winkels zorgen er voor dat de levensmiddelen aan een degelijke prijs verkocht worden. In de meeste industriële gemeenten opent men gaarkeukens waar ongeveer 40% van de bevolking, gratis of tegen een kleine betaling, van een maaltijd kan genieten die klaargemaakt is door de comités waar de rol van de vrouwen heel belangrijk is. De kinderhulp wordt aangericht rondom kantines voor kleuters. Toch heeft de Belgische bevolking honger!
Voedsel aan het front Voedsel is aan het front een dagelijkse bezorgdheid. Brood en aardappelen vormen de basiselementen van de voeding van de Belgische soldaat. Soms komt er een tekort aan deze ingrediënten, wat een verklaring geeft aan de plunderingen die de soldaten begaan in 1916 en 1917 in de velden achter het front. De intendance tracht zo goed mogelijk om de soldaten te bevoorraden aan verse producten, maar in de loopgraven moet men zich vaak tevreden stellen met blikjes. Elke soldaat neemt porties mee naar de eerste linie. Deze bestaan uit: militaire koekjes, een blikje vlees met verschillende benamingen “aap”, “plata”, “macanochie”. Meestal is het rundvlees in gelei of is het een min of meer smakelijke ragout. Daarbij vindt men nog een portie gemalen koffie, een portie cichorei, een portie zout en twee porties suiker. Om dit alles te verbeteren doen sommige soldaten beroep op de sjacheraars, koopmannen of boeren die zich naar het front verplaatsen om voedsel en drank heel duur te verkopen. Als reactie daartegen richt het leger militaire winkels aan in de rustposten. Van december 1916 tot april 1917 is een portie van 2,5 cl brandewijn verdeeld aan de soldaten die in dienst zijn in de loopgraven. Ook al bezit het leger mobile keukens waarmee men het eten kan opwarmen, genieten de mannen aan het front er niet van en eten ze meestal koud.
De wapenstilstand van Rethondes De nederlaag bij de aanvallen van juni en juli 1918 en de massale aankomst van Amerikaanse versterking beroven aan Duitsland alle hoop van overwinning. Daaraan voegt zich de binnenlandse onrust die het land in wanorde brengt. Op 3 oktober benoemt Willem II, Max van Bade als nieuwe kanselier. Deze geraakt er niet in om de onrust, die zicht nu uitspreid tot het leger en de marine, te bedwingen. Duitsland overlegt met de Amerikaanse president Wilson over een mogelijke vrede. Begin november volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. De Duitse generale staf stuurt een vraag voor wapenstilstand naar Foch, opperbevelhebber van de geallieerden. Er heeft een ontmoeting plaats in een open plek in de bossen van Rethondes dichtbij Compiègne. De geallieerden zijn geleid door maarschalk Foch terwijl de Duitsers onder leiding staan van Matthias Erzberger, vertegenwoordiger van de regering. Op 9 november treedt keizer Willem af tijdens de onderhandelingen. De nieuwe Duitse regering beslist om de zaken sneller vooruit te doen gaan en onderwerpt zich aan de eisen van de geallieerden. Op 11 november om 5u15 ’s morgens is de wapenstilstand getekend. Het treedt
in werking vanaf 11u ’s morgens dezelfde dag. De Duitse troepen moeten binnen de vijftien dagen België en Frankrijk verlaten. De wapenstilstand werd eerst voor zesendertig dagen getekend maar wordt meerdere keren vernieuwd tot aan de ondertekening van de vrede.
Gevechtsgas, hoe kan men zich ertegen beschermen? Het gebruik van gevechtsgas ontwikkelt zich na de slag van Steenstrate in april-mei 1915. Men gebruikt eerst samenstellingen van gasachtig chloor die verstikking veroorzaken, daarna stoffen met blaartrekkende effecten die huidkwalen veroorzaken en andere stoffen op basis van arsenicum. In 1916 gebruiken de Duitsers fosgeen met verstikkende werking en die zich op een onzichtbare manier verspreid. De Fransen antwoorden met cyaanwaterstofzuur en zoeken, zoals hun tegenstanders, naar een gas dat nog dodelijker is maar minder vluchtig. In juli 1917, stellen de Duitsers een nieuw gas op punt: het yperiet met zijn typische mosterdgeur. Dit gas is bijzonder giftig, als de huid niet bedekt is, is men meteen vergiftigd. Hoe kan men zich verdedigen? Eerst is het improviseren, de soldaten gebruiken zakdoeken of stukken gaas met water, onderzwavelingzuur natrium of urine…Daarna worden hieraan mica brillen toegevoegd om de ogen te beschermen. Vanaf 1916 zijn werkelijke ademmaskers ingevoerd. In het Belgisch leger krijgen de soldaten T maskers en daarna NT maskers, ze worden in een anti-gas zak op de borst gedragen. Dit chemisch wapen heeft relatief weinig slachtoffers gemaakt, 0,5 tot 1% van de doden van de Grote Oorlog. Echter hebben deze gassen enorm veel gewonden veroorzaakt door de longen te branden en door duizenden mannen te verblinden of te verminken, zij zullen hun miserie meeslepen van sanatorium tot sanatorium.
De dieren en de oorlog Men vindt aan het front heel wat dieren die gemobiliseerd zijn in dienst van de legers. Het beeld van de hond die de machinegeweren trekt is voor altijd verbonden aan dat van het Belgisch leger van 1914. Hoewel de paarden niet meer gebruikt worden voor de stormaanvallen van de cavalerie die geen plaats meer hebben in de moderne oorlog, heeft men ze wel nog nodig voor het transport van kanonnen en bevoorradingswagens. De duif speelde toen ook een grote rol voor het verspreiden van berichten omdat de telefonie nog gebrekkig was. De herinnering aan de onschatbare dienst dat deze vogels bewezen hebben is nog levendig dank zij de herdenkingsmonumenten die voor hen in België en Engeland aangericht werden. In Frankrijk roemt men de duif die van verstikking omkwam nadat hui van het fort van Vaux terug kwam, vanwaar hij een bericht had moeten dragen om de komende val van het fort aan het commando van Verdun te melden. De dieren zijn heel nuttige hulpmiddelen voor de oorlog en worden op verschillende manieren beschermd: dierenartsen, gasmaskers voor honden en paarden. Er zijn ook dieren aanwezig in de loopgraven wat een positieve rol speelt voor de moed van de soldaten. Dit kan men nochtans niet zeggen van de ratten die zich vermenigvuldigen en het leven van de strijders verbitteren.
De militaire rechtspraak De gerechtelijke onderdrukking in het Belgisch leger blijkt op het eerste zicht minder streng dan in de andere oorlogvoerende legers. Nochtans bestaat ze. Van 1914 tot 1919 behandelen de militaire rechtbanken 87.805 zaken waarvan 41% aanleiding geven tot veroordelingen. Men telt 220 doodstraffen. Slechts 12 soldaten werden geëxecuteerd: 5 omdat ze hun post verlaten hadden, 4 voor insubordinatie, 2 omdat ze hun meerdere vermoord hadden en één omdat hij een burger vermoorde. Behalve deze strijder die onthoofd werd voor een misdaad
van algemeen recht, waren de andere allemaal gefusilleerd op dageraad door een peloton van 12 vrijwilligers. De meeste straffen zijn vrij zachtaardig en bestaan meestal uit enkele dagen celstraf wegens ongezeglijkheid. In 1915 kent het gerechtelijke tuighuis een grote verandering met de invoer van compagnies voor discipline en voor rehabilitatie, die een tweede kans geven aan de veroordeelden. De discipline van het Belgisch leger is veel minder sterk dan in de Franse of Engelse ranken. Een “Pruisische” discipline zou trouwens moeilijk aanvaard zijn in een leger waar de gemobiliseerde soldaten zich vaak beschouwen als een burger in uniform.
De briefwisseling Voor de Belgische soldaten die gescheiden zijn van hun familie die in het bezette België gebleven is, zoals voor Gustave Groleau, is briefwisseling de enige manier om in contact te blijven met familie en vrienden. Ook de analfabeten sturen letters die ze dicteren aan hun kameraden. De briefwisseling tussen het Belgisch front en het bezette België reist via officiële of privé agentschappen uit Frankrijk, Engeland, Nederland of Zwitserland. De brieven die de soldaten van het front sturen ondergaan de censuur van de militaire autoriteiten. Vanaf 1915 bestaan er twee burelen die de brieven van de soldaten controleren, één in Folkestone (Engeland) en één in Calais (Frankrijk). De brieven zijn daarna opgestuurd, meestal door tussenkomst van Belgische consultanten in Nederland. Men moet ook rekening houden met de censuur van de Duitsers die de briefwisseling kan verhinderen. Daarom organiseren sommige patriotten geheime netwerken om de overdracht van de brieven tussen de soldaten en hun corespondenten in het bezette België te verzekeren. Marthe Boël, grote feminist, zal zich beroemd maken in dit soort weerstand en zal door de Duitsers gevangen genomen worden.