AMAX panel 4000 EN

AMAX panel 4000 / AMAX panel 4000 EN ICP-AMAX4-P1 / ICP-AMAX4-P2-EN / ICP-AMAX-P3-EN

nl

Installation Manual

AMAX panel 4000 / AMAX panel 4000 EN

Inhoud | nl

3

Inhoudsopgave 1

Graphics

7

2

Veiligheid

8

3

Informatie in het kort

4

Systeemoverzicht

10

4.1

Communicatietest

10

4.2

Zones

10

4.3

Sabotagebeschrijving

10

4.4

Gebied

10

4.5

Gebruiker

10

4.6

Programmeerbare output

10

4.7

Sleutelschakelaar

10

4.8

Gebeurtenissenlogboek

10

4.9

Bedieningspanelen

11

5

Optionele modules en randapparatuur

12

5.1

Bedieneenheid

12

5.1.1

Beknopte inleiding

12

5.1.2

Adresinstelling

12

5.1.3

Bekabeling en installatie

13

5.1.4

Test

14

5.2

Ingaande uitbreidingsmodule DX2010

14

5.2.1

Installatie

14

5.2.2

Bekabeling

14

5.2.3

Sabotage

16

5.2.4

Adresinstelling

16

5.2.5

Statusindicator

17

5.2.6

Test

17

5.3

Uitgaande uitbreidingsmodule DX3010

18

5.3.1

Installatie

18

5.3.2

Bekabeling

18

5.3.3

Adresinstelling

19

5.3.4

Test

20

5.4

B426 Netwerkinterfacemodule

20

5.4.1

Beknopte inleiding

20

5.4.2

Installatie

20

5.4.3

Bekabeling

20

5.4.4

Adresinstelling

21

5.4.5

Configuratie

21

5.4.6

Statusindicator

21

5.4.7

Test

22

5.5

ITS-DX4020-G Communicatiemodule

22

5.5.1

Beknopte inleiding

22

5.5.2

Installatie

22

5.5.3

Aansluiting

22

5.5.4

Test

23

5.6

RF 3227E Draadloze ontvanger

24

5.6.1

Beknopte inleiding

24

5.6.2

Montage

24

Bosch Sicherheitssysteme GmbH

9

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

4


nl | Inhoud

5.6.3

Adresinstelling

26

5.6.4

Bekabeling

27

5.6.5

Statusindicator

28

5.7

RFRC-OPT RADION-ontvanger

28

5.8

Software voor programmeren op afstand

28

5.9

Programmeersleutel/firmware-upgradesleutel

28

6

Installatie

29

6.1

Module installeren

29

6.2

Accu installeren

30

6.3

Opstarten systeem

32

6.4

Systeemstatusindicator

32

6.5

Voorwaarden voor een certificaat-conforme installatie

32

6.5.1

EN 50131-3 Grade 2, Milieuklasse 2

32

7

Instellingen

34

7.1

Communicatie en rapportage

34

7.1.1

Telefoonnummer/IP-adres en poort van ontvanger

34

7.1.2

Abonnee ID-nummer ontvanger

35

7.1.3

Transmissieformaat ontvanger

35

7.1.4

Programmeeropties voor ontvangernetwerk

40

7.1.5

Dubbele IP

40

7.1.6

Systeemrapportage

42

7.1.7

Rapport automatische test

47

7.1.8

Rapport verstreken tijd

48

7.1.9

Instellingen externe PC

48

7.1.10

Persoonlijke oproep

49

7.2

Zones

50

7.2.1

Zone-ingangen

50

7.2.2

Functie-instellingen zone/zone-opties

51

7.2.3

Functie-instellingen zone/zone-opties

58

7.2.4

Zone toevoegen en wijzigen

62

7.2.5

Zone-indicatie op bedieningspaneel en gebeurtenissenlogboek

62

7.3

Uitgangen

63

7.3.1

On-board-/uitbreidingsuitgang

63

7.3.2

Uitgangsgebeurtenissen

63

7.3.3

Uitgangsopties

69

7.3.4

Signaleringstijd alarmsirene

70

7.4

Toegangscodes

70

7.4.1

Installateurscode

70

7.4.2

Gebruikerscodes

71

7.5

Systeeminstellingen - algemeen

71

7.5.1

Toegang installateur tot aan volgende Inschakeling

71

7.5.2

Geforceerde Inschakeling wanneer systeem zich in probleemtoestand bevindt

71

7.5.3

Sirene/PO-1+PO-2 bewaking

71

7.5.4

Alarm toets 2 bedieningspaneel

71

7.5.5

Bewaking telefoonlijn

72

7.5.6

Pieptoon voor waarschuwingsapparaten

72

7.5.7

Stil waarschuwingsapparaat in Uitgeschakelde modus

72

7.5.8

Aantal gebeurtenisrecords per Ingeschakelde/Uitgeschakelde periode

72

7.5.9

Indicatie van systeemsabotage in partitie

72

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Inhoud | nl

5

7.5.10

Pieptoon interne sirene als indicatie

72

7.5.11

Interval batterijcontrole

72

7.5.12

Timer doorloopzones

72

7.5.13

Vertraging rapport storing netvoeding

72

7.5.14

Datum en tijd

73

7.5.15

Storingsinventarisatie

73

7.5.16

Snel het alarm inschakelen

85

7.5.17

Instellingen bedieningspaneel

86

7.5.18

Instellingen storingsrapport

86

7.5.19

Zonesabotage uitschakelen wanneer DEOL-zone wordt overbrugd

86

7.6

Systeeminstellingen - Opties RF

87

7.7

Gebiedsinstellingen

87

7.7.1

Algemeen gebied

87

7.7.2

Gebiedsvertraging

87

7.7.3

Gebied bedieningspaneel

88

8

Configuratie

89

8.1

Opstarten systeem

89

8.2

Systeemstatusindicator

89

8.3

Opdrachten gebruikerscode en installateurscode

89

8.4

Fabrieksinstellingen resetten

91

8.5

Programmeren met het bedieningspaneel

91

8.5.1

Programmeren vanaf het LCD-bedieningspaneel met behulp van menu's

8.5.2

LED/LCD-bedieningspaneel programmeren

100

8.6

PC programmeren

101

8.6.1

Directe verbinding

103

8.6.2

Modemverbinding

105

8.6.3

Verbinding IP

110

8.7

Programmeren met de ICP-EZPK Programmeersleutel

115

8.8

Firmware-upgrade met de ICP-EZRU2 Upgradesleutel

116

9

Programmering

117

9.1

Instelling communicatie en rapporten

117

9.2

Zoneprogrammering

124

9.3

Uitgangsprogrammering

135

9.4

Toegangscodes

140

9.5

Systeemprogrammering

146

10

Bediening en werking bedieningspaneel

164

10.1

Gebruiksaanwijzing bedieningspaneel

164

10.2

Systeem inschakelen en uitschakelen

169

10.2.1

Systeem inschakelen

169

10.2.2

Systeem uitschakelen

170

10.3

Storingen en sabotagecondities

170

10.3.1

Analysemodus voor systeemstoringen en sabotage in LED-bedieningspaneel

171

10.3.2

Analysemodus voor systeemstoringen en sabotage in tekstbedieningspaneel

173

10.4

Systeemtest

174

10.4.1

Sirenetest

174

10.4.2

Manuele kiezertest

174

10.4.3

Looptestmodus

174

10.5

Modus "Opnieuw oproepen gebeurtenislogboek"

174

10.6

Inbraakcentrale resetten

175


Installation Manual

91

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

6


nl | Inhoud

10.7

Overbruggen

175

10.7.1

Zones overbruggen

175

10.8

Codes

176

10.8.1

Toevoegen/wijzingen en verwijderen van gebruikerscode

176

10.8.2

Individuele code wijzigen

177

10.9

Alarmopdrachten bedieningspaneel

178

10.9.1

Paniekalarm bedieningspaneel

178

10.9.2

Brandalarm bedieningspaneel

178

10.9.3

Medisch alarm bedieningspaneel

178

10.10

Persoonlijke oproepen

178

11

Storingen verhelpen

179

12

Onderhoud

183

13

Technische gegevens

184

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Graphics | nl

7

Graphics

1

R

B

G

Y

Elektrocutiegevaar als N, L1 of incorrect is aangesloten. Voor veilige bediening moeten de aardklemmen zijn aangesloten.

_ 900 mA AUX 1: < _ 900 mA AUX 2: < TIP

TH

RH

RING

R

B

G

Y

AUX1 AUX2 AUX2 AUX1 +12V +12V -

Bedieningspanelen:

Extra voeding

GND

I C

I ∑ _ < 2000 mA

1= 2=

IUI-AMAX4-TEXT IUI-AMAX3-LED16 3 = IUI-AMAX3-LED8 4=

Transformator

Bosch-optie_ 900mA bus 2 <

I C

18 VAC bij 50 VA

+

Accu 12V 7Ah _ 18Ah 12V <

Zekering 1 A

5-16 installatiehandleiding Bedieningspanelen: 1= IUI-AMAX-LED8 2= IUI-AMAX-LCD8 I/O-modules: DX2010 DX3010 DX4010

Bosch-optie_ 900mA Bus 1 <

Adr. 103 - 108 Adr. 150 - 151 Adr. 253

Communicatieapparatuur: DX4020G Adr. 134 B426 Adr. 134(6) / 250(9) RF toestel: RF3227E RFRC-OPT

Y

Y

G

G

B

B

R

R

+12V

P0+4

+12V

P0+3

+12V

P0+

COM

P0-2

COM

P0-1

PO+4: _ < 750 mA _ 750 mA PO+3: < _ 500 mA PO -2: < _ 500 mA PO -1: <

L16

1= 1 = (1)

230 V ~50Hz 230 mA

bewaakt

100 Ω - 2,2 k

COM L15

Fabriek Standaard

L14

Programmeersleutelpoort

3

COM

1 3

2

L13

Zones

L12

Watchdog uitgang <100 mA _ PO-5

+12V

3

COM

♥

Langzaam knipperen: normale status Aan: probleemstatus Uit: probleemstatus

2

L11 L10

3

Zones

COM

2 +

0V

L9

Sabotage L1a

L1b

L2

L3

COM

L4

L5

L6

COM

L7

COM

L8

IUI-AMAX3 +4 bedieningspaneel 2

3

1 3

Z1

3

Brand

2

Inbraak

3

1 Sabotageschakelaar 2 Zoneschakelaar 3 EOL 2,2 k

2

B

G

3

1

Y

COM

2

R

3


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

8

2


nl | Veiligheid

Veiligheid Dit systeem/product moet worden geïnstalleerd door een gekwalificeerde installateur/ onderhoudstechnicus. Tijdens de installatie en het aansluiten van de bekabeling moet de voeding van de centrale worden uitgeschakeld om schade aan de uitrusting te voorkomen. –

Voor het uitschakelen van de voedingsbron moet een eenvoudig toegankelijke stroomonderbreker beschikbaar zijn.

–

Het systeem/product moet met een aardingsaansluiting worden aangesloten op een netvoeding.

De gebruiker dient alle connectoren van het telecommunicatienetwerk los te koppelen voordat de voedingsadapter wordt losgenomen. Nadat het aansluiten van de bekabeling van de centrale is voltooid, moeten de netvoeding en de noodbatterijen worden aangesloten. De netvoedingsindicator op het bedieningspaneel knippert om aan te geven dat de netvoeding is aangesloten. Aanwijzing! - Gebruik alleen een batterij met vaste vulling - De batterij moet worden gerecycled - Kans op brand, explosie of verbranding wanneer de batterij niet correct wordt vervangen - Vervang de batterij iedere 3-5 jaar onder normale gebruiksomstandigheden - Plak een label met de vervangingsdatum op de batterij

Aanwijzing! Het systeem moet worden geïnstalleerd en onderhouden door een gekwalificeerde installateur/onderhoudstechnicus. Bosch raadt aan het gehele alarmsysteem minimaal eenmaal per week te testen. Onderhoud dient vier keer per jaar te worden uitgevoerd door een gekwalificeerde installateur/onderhoudstechnicus. Gevolgen

Gevaar! Aangezien er statischgevoelige componenten zijn opgenomen in PCB's, moeten anti-statische stappen worden gevolgd en moeten PCB's voorzichtig worden geïnstalleerd. Alvorens de alarmcentrale te installeren moet de mogelijk gedragen statische elektriciteit worden ontladen door de massaklem van de alarmcentrale aan te sluiten.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



3

Informatie in het kort | nl

9

Informatie in het kort Gefeliciteerd met de keuze van het AMAX Panel 4000 voor uw installatie. Neem de tijd om de handleiding door te lezen en bekend te raken met de uitstekende product- en installatiekenmerken van dit systeem zodat u het meeste uit uw systeem kunt halen. In alle aspecten van planning, engineering, vormgeving, bediening, gemak en flexibiliteit, proberen we aan al uw eisen te voldoen. Gebruiksgemak en snelheid zijn onze speerpunten; wij zijn ervan overtuigd dat onze doelen zijn bereikt. In de installatiehandleiding worden alle aspecten uitgelegd van het programmeren van AMAX Panel 4000, van fabrieksinstellingen tot uiteindelijke ingebruikname. Alle systeemparameters en opties worden gedetailleerd behandeld. Elke centrale kan snel en gemakkelijk worden afgestemd op uw eisen. Het gemak van het programmeren maakt uw installatie snel, nauwkeurig en eenvoudig. De AMAX Panel 4000 met 16 on-board bekabelde zones kan worden uitgebreid tot 64 bekabelde zones.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

10


nl | Systeemoverzicht

4

Systeemoverzicht

4.1

Communicatietest De AMAX4000 centrale verzendt rapporten via Contact ID en SIA, en ondersteunt ook Volg-Mij oproepen. Met de extra modules B426 en/of DX4020G wordt naast dubbele IP-communicatie ook Conettix IP via Ethernet of GPRS ondersteund. De AMAX4000 centrale ondersteunt programmeren en bediening op afstand, door het gebruik van A-LINK PLUS-software voor programmeren op afstand.

4.2

Zones De alarmcentrale ondersteunt maximaal 64 zones, inclusief 16 on-board zones en maximaal 48 zones door middel van zes DX2010 zone uitbreidingsmodules of draadloze apparatuur.

4.3

Sabotagebeschrijving Het moederbord is uitgerust met een afzonderlijke ingang voor een sabotagecontact van een behuizing die niet bij de 16 on-board zones hoort.

4.4

Gebied Het systeem ondersteunt maximaal 16 onafhankelijke partities. Partitie 1 kan worden gebruikt als gemeenschappelijke partitie.

4.5

Gebruiker De alarmcentrale ondersteunt maximaal 64 onafhankelijke gebruikers. De gebruikerscode en autorisatie kunnen voor iedere gebruiker worden gespecificeerd. Bij een draadloze installatie kunnen tot 128 handzenders worden gebruikt, voor 128 extra gebruikers.

4.6

Programmeerbare output De alarmcentrale ondersteunt maximaal 20 programmeerbare uitgangen waaronder de vier onboard uitgangen en maximaal 16 externe uitgangen door middel van twee DX3010 uitgangsmodules.

4.7

Sleutelschakelaar Het systeem kan worden in-/uitgeschakeld met behulp van een pulssleutelschakelaar en een aan/uit-sleutelschakelaar. Sleutelschakelaars zijn aangesloten op de zone-ingangen van on-board of uitbreidingsmodules.

4.8

Gebeurtenissenlogboek De AMAX4000 centrale slaat gebeurtenissen op in het permanente geheugen. Zelfs wanneer de alarmcentrale geen bijbehorend gebeurtenisrapport verzendt, blijft de gebeurtenis opgeslagen. De gebeurtenissen in de geschiedenis kunnen rechtstreeks worden opgevraagd via het bedieningspaneel of worden geladen naar de software voor programmeren op afstand. De AMAX4000 centrale slaat de volgende gebeurtenissen op:

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Systeemoverzicht | nl


Aantal gebeurtenissen

Gebeurtenistype

Logboekbestand alle

254

Alle gebeurtenissen

EN-gebeurtenissenlogboek

254

EN-gebeurtenissen


254

Gebeurtenissen kiezer

11

gebeurtenissen

kiezer

4.9

Bedieningspanelen Via het bedieningspaneel en het document bij de alarmcentrale wordt de installatie en de bediening van de alarmcentrale verder vereenvoudigd.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

12


nl | Optionele modules en randapparatuur

5

Optionele modules en randapparatuur

5.1

Bedieneenheid

5.1.1

Beknopte inleiding Het systeem ondersteunt maximaal 16 bedieningspanelen. De volgende vijf ondersteunde bedieningspanelen zijn beschikbaar: –

IUI-AMAX4-TEXT (LCD tekstbedieningspaneel)

–

IUI-AMAX3-LED16 (LED-bedieningspaneel met 16 zones)

–

IUI-AMAX3-LED8 (LED-bedieningspaneel met 8 zones)

–

IUI-AMAX-LED8 (LED-bedieningspaneel met 8 zone weergave)

–

IUI-AMAX-LCD8 (ICONEN-bedieningspaneel met 8 zone weergave)

5.1.2

Adresinstelling Voor bedieningspaneel IUI-AMAX4-TEXT, IUI-AMAX3-LED16, IUI-AMAX3-LED8 wordt het adres van het bedieningspaneel geprogrammeerd met een DIP-switch met 6 posities. Zie, Pagina 12. Het adres van ieder bedieningspaneel is uniek.

Aan

Uit

Afbeelding 5.1: DIP-switch met 6 posities

DIP-switch 5 en 6 worden niet gebruikt. DIP-switch

S1

S2

S3

S4

S5

S6

Adres

1

2

3

4

5

6

1

Aan

Uit

Uit

Uit

Uit

Uit

2

Uit

Aan

Uit

Uit

Uit

Uit

3

Aan

Aan

Uit

Uit

Uit

Uit

4

Uit

Uit

Aan

Uit

Uit

Uit

5

Aan

Uit

Aan

Uit

Uit

Uit

6

Uit

Aan

Aan

Uit

Uit

Uit

7

Aan

Aan

Aan

Uit

Uit

Uit

8

Uit

Uit

Uit

Aan

Uit

Uit

9

Aan

Uit

Uit

Aan

Uit

Uit

10

Uit

Aan

Uit

Aan

Uit

Uit

bedieningspaneel

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Optionele modules en randapparatuur | nl

11

Aan

Aan

Uit

Aan

Uit

Uit

12

Uit

Uit

Aan

Aan

Uit

Uit

13

Aan

Uit

Aan

Aan

Uit

Uit

14

Uit

Aan

Aan

Aan

Uit

Uit

15

Aan

Aan

Aan

Aan

Uit

Uit

16

Uit

Uit

Uit

Uit

Aan

Uit

13

Tabel 5.1: Adresinstellingen bedieningspaneel

De bedieningspanelen IUI-AMAX-LED8 en IUI-AMAX-LCD8 kunnen alleen worden ingesteld op adres 1 of adres 2 via de adresjumper. –

Jumper niet kortgesloten: adres 1.

–

Jumper kortgesloten: adres 2.

Adres 1

Jumper niet kortgesloten:

Adres 2

Jumper kortgesloten (beide metalen pennen zijn bedekt)

Tabel 5.2: Jumperinstellingen bedieningspaneel

Zie ook –

5.1.3

Adresinstellingen bedieningspaneel, Pagina 12

Bekabeling en installatie Sluit het bedieningspaneel aan op de bus van de alarmcentrale. Zie , Pagina 14 –

R: levert 12V voeding voor het bedieningspaneel en andere apparatuur.

–

B: aardgeleider.

–

G: verzenden van data naar externe apparatuur vanaf de alarmcentrale.

–

Y: verzenden van data naar de alarmcentrale vanaf externe apparatuur.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

14



Alarmcentrale PO 1 PO 2 PO 3 PO 4

Bedieneenheid

Rood

B

Zwart

G

Groen

Y

Geel

R

R

B

G

Y Afbeelding 5.2: Aansluiten op de alarmcentrale

De lengte van de 0,8 mm of 1,0 mm kabel voor aansluiten van een bedieningspaneel mag niet meer zijn dan 200 m. Aanwijzing! Er kunnen tot16 bedieningspanelen tegelijkertijd aangesloten worden op de alarmcentrale, waarvan maximaal 8 aangesloten op Bosch optiebus 1 en maximaal 8 aangesloten op Bosch optiebus 2. De totale lengte van de kabel voor het aansluiten van alle bedieningspanelen en de uitbreidingsmodule op één Bosch optiebus mag niet meer zijn dan 700 m.

5.1.4

Test De alarmcentrale test de communicatie met het bedieningspaneel en verzendt het rapport communicatiestoring bedieningspaneel in geval van een communicatiestoring.

5.2 5.2.1

Ingaande uitbreidingsmodule DX2010 Installatie De alarmcentrale ondersteunt maximaal zes DX2010 zone uitbreidingsmodules. De module is verbonden met Bosch optiebus 1 of 2. de databus van de alarmcentrale. Elke uitbreidingsmodule ondersteunt tot acht zone-ingangen. Zie , Pagina 29 voor meer details.

5.2.2

Bekabeling Gebruik geen getwiste kabel of een afgeschermde kabel om de DX2010 en de alarmcentrale op elkaar aan te sluiten. Zie de onderstaande tabel voor informatie over de kabellengte. Voeding

Draaddiameter van 0,8 mm


Externe voeding

200 m

200 m

Alarmcentrale

30 m

76 m

Tabel 5.3: Kabellengten voor DX2010

Zie de onderstaande afbeelding voor het aansluiten van de DX2010 op de bus van de alarmcentrale voor voeding. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




15

Alarmcentrale AUX 1- AUX 2- AUX 2+ AUX 1+

DX2010

COM 1

Geel

G

Groen

B

Zwart (-)

R

Rood (+)

Y

Y

G B

R

TMPR Afbeelding 5.3: DX2010 aansluiten op de alarmcentrale

Zie de onderstaande afbeelding voor het gebruik van externe voeding.


DX2010

COM 1

Geel

G

Groen

B

Zwart (-)

R

Rood (+)

Y

Y

G

B R

TMPR

(+)

(-)

12 VDC

Externe voeding Afbeelding 5.4: DX2010 aansluiten op de alarmcentrale met externe voeding

Aanwijzing! De alarmcentrale levert 12 VDC voeding met maximaal 900 mA voor iedere bus of extra voeding voor de uitgang van externe apparatuur. Als de totale stroom van de bus en de extra voeding hoger zijn dan 2A, dan is een externe voeding benodigd. Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

16



5.2.3

Sabotage Iedere DX2010 module beschikt over een on-board sabotage en een sabotage-ingang die onafhankelijk zijn van de zone-ingangen. Als een sabotagegebeurtenis van de DX2010 module plaatsvindt, wordt het sabotagestoringsrapport verzonden met het module-adres.

5.2.4

Adresinstelling Aanwijzing! Wanneer het databusadres is gewijzigd, moet de module opnieuw onder spanning worden gebracht om het nieuwe adres van kracht te laten worden.

Iedere op de alarmcentrale aangesloten DX2010 module moet beschikken over een eigen databusadres. Zie de onderstaande tabel voor informatie. Module

Databusadres

DX2010 module 1 (zones 17 - 24)

103


104


105


106


107


108

Tabel 5.4: Adresinstellingen DX2010

Zie de onderstaande tabel voor adres-DIP-switch-instellingen. DIP-switch

S1

S2

S3

S4

S5

S6

Databusadres

32

16

8

4

2

1

103

Uit

Uit

Uit

Uit

Aan

Uit

104

Uit

Uit

Uit

Uit

Aan

Aan

105

Uit

Uit

Uit

Aan

Uit

Uit

106

Uit

Uit

Uit

Aan

Uit

Aan

107

Uit

Uit

Uit

Aan

Aan

Uit

108

Uit

Uit

Uit

Aan

Aan

Aan

Tabel 5.5: DIP-switch-instellingen DX2010

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




17

Uit Aan

Voorbeeld : databuslocatie 103 - DIP-instellingen

Afbeelding 5.5: DIP-switch-instellingen DX2010

5.2.5

Statusindicator –

Knippert eenmaal per seconde: indicatie normale bedrijfstoestand.

–

Constant oplichten geeft de volgende condities aan:

–

De aardgeleider is niet aangesloten of er is een communicatiestoring tussen de alarmcentrale en de module.

–

Er worden geen zones gedistribueerd naar modules met bijbehorende adressen.

–

Fout instelling module-adres.

–

Uit: De module is stroomloos.

Statusindicator

DIP-switch

Afbeelding 5.6: Statusindicatoren DX2010

5.2.6

Test De alarmcentrale test of deze normaal kan communiceren met de module. In het geval van een communicatiestoring wordt een storingsrapport met het desbetreffende module-adres verzonden.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

18



5.3

Uitgaande uitbreidingsmodule DX3010

5.3.1

Installatie De alarmcentrale ondersteunt maximaal twee DX3010 uitgang uitbreidingsmodules. De module is verbonden met Bosch optiebus 1 of 2. Elke module ondersteunt acht volledig programmeerbare relaisuitgangen. Net als bij de on-board uitgang kan elke DX3010 uitgang worden geprogrammeerd om een partitie aanverwante conditie te volgen (zoals alarmgebeurtenis, statusgebeurtenis inschakelen/uitschakelen en zonealarmgebeurtenis). Zie voor meer informatie over de installatie de installatiehandleiding van de DX3010. Zie ook , Pagina 29 voor meer details.

5.3.2

Bekabeling Wanneer de module in de behuizing van de alarmcentrale is geplaatst, kan de voeding voor de centrale of de externe voeding worden gebruikt. Voor een afzonderlijke installatie moet de externe voeding worden gebruikt. Voeding



Alarmcentrale

12,2 m

24,4 m

Externe voeding

305 m

610 m

Tabel 5.6: Kabellengten voor DX3010

Zie de onderstaande afbeelding voor meer informatie.


DX3010

Geel

G

Groen

B

Zwart (-)

R

Rood (+)

Y

Y

G B

R Afbeelding 5.7: DX3010 aansluiten op de alarmcentrale

Zie de volgende afbeelding voor het aansluiten op een externe voeding.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




19


DX3010

Geel

Y

Y

R

Rood (+)

(+)

R

Zwart (-)

B

B

G

G Groen

(-)

Externe voeding Afbeelding 5.8: DX3010 aansluiten op de alarmcentrale met externe voeding

Aanwijzing! Als de externe voeding wordt gebruikt, mag de zwarte draad (-) niet worden geaard.

5.3.3


Iedere op de alarmcentrale aangesloten DX3010 module moet beschikken over een eigen databusadres. Zie de onderstaande tabel voor meer informatie. Module

Databusadres

DX3010-module 1 (uitgang 5 - 12)

150

DX3010-module 2 (uitgang 13 - 20)

151


Zie de onderstaande tabel voor adres-DIP-switch-instellingen. DIP-switch

S1

S2

S3

S4

S5

S6

Databusadres

1

2

4

8

16

Modus


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

20



150

Aan

Aan

Aan

Aan

Aan

Uit

151

Uit

Aan

Aan

Aan

Aan

Uit

Tabel 5.8: DIP-switch-instellingen DX3010

Aan

Uit

Voorbeeld: databuslocatie 150 - DIP-instellingen Afbeelding 5.9: DIP-switch-instellingen DX3010

5.3.4


5.4

B426 Netwerkinterfacemodule

5.4.1

Beknopte inleiding De B426 Ethernet communicatiemodule ondersteunt bewaakte tweewegcommunicatie via Ethernet voor alarmtransmissie, programmeren op afstand en bediening van de alarmcentrale. De alarmcentrale ondersteunt maximaal twee B426-modules.

5.4.2

Installatie Alvorens B426 te installeren moeten alle voedingen (netvoeding en noodbatterij) van de centrale worden ontkoppeld. Gebruik de standaard installatiemodus met drie gaten om B426 te installeren in de behuizing van de alarmcentrale of in een andere behuizing. Zie voor meer informatie over de installatie de installatie- en bedieningshandleiding van de B426. Zie ook , Pagina 29 voor meer details.

5.4.3

Bekabeling Sluit B426 aan op Bosch optiebus 1 of 2. De kabel mag niet langer zijn dan 150 meter.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




21


B426

Rood

Y

Geel

G

Groen

B

Zwart

Y

R

G B

R Afbeelding 5.10: B426 aansluiten op de alarmcentrale

5.4.4

Adresinstelling Stel de draaischakelaar in op 6 (d.w.z. stel het adres in op 134 wanneer de eerste B426 wordt gebruikt). Stel de draaischakelaar in op 9 (d.w.z. stel het adres in op 250 wanneer de tweede B426 wordt gebruikt). Aanwijzing! Wanneer het databusadres is gewijzigd, moet de module opnieuw onder spanning worden gebracht om het nieuwe adres van kracht te laten worden.

5.4.5

Configuratie Voor het herconfigureren van de op de alarmcentrale aangesloten module moet het netwerk of de directe verbinding worden gebruikt voor toegang tot de ingebouwde webserver. Zie voor meer informatie over configuratie de installatie- en bedieningshandleiding van de B426.

5.4.6

Statusindicator B426 biedt de volgende on-board LED-indicatoren voor hulp bij het oplossen van problemen. –

Blauwe systeemstatusindicator.

–

Groene databusindicator.

–

Groene indicator ethernet-verbinding.

Zie de onderstaande tabel voor meer informatie. Kleur

Knippermodus

Functie

Blauw

Stabiel knipperen

Normale werking.

Blauw

Knippert 3x

Normale voeding, zonder communicatie.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

22



Blauw

Constant oplichten

Storingssituaties.

Blauw

Constant uit

Stroomstoring of andere storingssituaties.

Tabel 5.9: Functies van B426 systeemindicatoren

Zie voor meer informatie over indicatoren de installatie- en bedieningshandleiding van de B426.

5.4.7


5.5

ITS-DX4020-G Communicatiemodule

5.5.1

Beknopte inleiding Met behulp van de Conettix ITS-DX4020-G GPRS communicatiemodule is IP-communicatie mogelijk via het commerciële GPRS-netwerk. Verzending van alarminformatie via GPRS is standaard voor ITS-DX4020-G. De SMS- of USB-modus kan worden gekozen voor configuratie. Het op afstand programmeren en bedienen van de alarmcentrale wordt ondersteund. De alarmcentrale ondersteunt maximaal twee communicatiemodules.

5.5.2

–

1 ITS-DX4020-G en 1 B426, of

–

2 B426

Installatie 1.

Alvorens ITS-DX4020-G te installeren moeten alle voedingen van de centrale worden ontkoppeld.

2.

Plaats de SIM-kaart.

3.

Gebruik de standaard installatiemodus met drie gaten om ITS-DX4020-G te installeren in de behuizing van de alarmcentrale of in een andere behuizing.

4.

5.5.3

Sluit de magnetische antenne van ITS-DX4020-G aan.

Aansluiting Als ITS-DX4020-G wordt gebruikt voor communicatie met de alarmcentrale moet het busadres worden ingesteld op 134. De aansluiting van ITS-DX4020-G en de alarmcentrale is onderverdeeld in twee modi: GPRS en GSM.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




23

Alarmcentrale

Afbeelding 5.11: GPRS-modus ter ondersteuning van IP

Alarmcentrale

Afbeelding 5.12: GSM-modus ter ondersteuning van PSTN (Contact ID)

Zie de installatie- en bedieningshandleiding voor de statusindicator, configuratie en meer informatie over ITS-DX4020-G.

5.5.4



Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

24



5.6

RF 3227E Draadloze ontvanger

5.6.1

Beknopte inleiding Via de RF3227E Draadloze ontvanger kunnen draadloze apparaten worden gebruikt met behulp van AMAX Panel 4000.

5.6.2

Montage Overwegingen De ontvanger moet indien mogelijk worden gemonteerd op een centrale locatie ten opzichte van alle draadloze sensoren. De ontvanger dient verticaal te worden gemonteerd met een lege bovenruimte van minimaal 25 cm voor de antennes. Monteer de ontvanger niet in ruimten met veel metalen en elektrische bekabeling, zoals in bijkeukens of ketelruimten. Indien dit onvermijdelijk is, monteert u de ontvanger zo, dat de antennes boven alle metalen oppervlakken uitsteken. Monteer de ontvanger niet op plaatsen waar deze kan worden blootgesteld aan vocht. De ontvangstafstand neemt toe als de montageplaatsen hoger liggen en er geen metalen voorwerpen in de buurt van de antennes aanwezig zijn. Wandsabotageschakelaar instellen Aanwijzing! Als de wandsabotageschakelaar niet wordt gebruikt, gaat u verder naar hoofdstuk 3.3.

Wandsabotageschakelaar inschakelen: –

Verwijder de buitenafdekking van de ontvanger (zie afbeelding 1) en leg deze terzijde.

Plaats schroevendraaier hier en druk in. Afbeelding 5.13: Buitenafdekking verwijderen

–

Verwijder de binnenafdekking door op de nok te drukken.

Kap Sabotage Druk op grendel om binnenafdekking te verwijderen.

R

B

G

Y

ADDR

Afbeelding 5.14: Binnenafdekking verwijderen

–

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Verplaats de jumper van de wandsabotageschakelaar (zie afbeelding 3).

Installation Manual




Jumper wandsabotageschakelaar

R

B

G

25

Y

ADDR

Wandsabotageschakelaar uitgeschakeld (standaard positie)

Wandsabotageschakelaar ingeschakeld Jumper alleen voor opslag op pin gelaten.

Afbeelding 5.15: Jumper wandsabotageschakelaar

–

Vervang de binnenafdekking.

–

Plaats de veer uit het hardwarepakket over de as van de wandsabotageschakelaar op de achterzijde van de ontvanger (zie afbeelding).

Achterzijde ontvanger Afbeelding 5.16: Achterzijde ontvanger

Aanwijzing! Oorzaak van gevaar Druk de veer voorzichtig op de conische as. Druk de veer niet te krachtig op de as.

De ontvanger monteren • Bepaal de montageplaats van de ontvanger. • Verwijder de buitenafdekking van de ontvanger (zie afbeelding) wanneer dit niet reeds is gedaan en leg deze terzijde. • Plaats de ontvangervoet op de wand op de gewenste montageplaats en markeer de twee montagegaten (zie afbeelding).


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

26



Montagegaten

Antenne-aansluitingen

R

B

G

Y

ADDR

Sabotageschakelaar in kap

LED

Bus- en voedingsstekker

Afbeelding 5.17: De ontvanger monteren

Aanbevolen locatie

Gebruik een van deze locaties voor de antenne.

Afhankelijk van de installatie kan deze locatie betere prestaties leveren. Afbeelding 5.18: Antennes aansluiten

Ontvangeropties instellen Voor het wijzigen van deze instellingen moet de voeding naar de ontvanger worden ontkoppeld en weer worden aangesloten om de wijzigingen van kracht te laten worden. –

Stel indien nodig de ontvangeradresoptie in.

5.6.3


De ontvangeradresoptie moet ingesteld zijn op ontvanger #1. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




27

De AMAX4000 centrale ondersteunt alleen ontvanger 1, ontvanger 2 wordt niet ondersteund.

Adresjumper Geen jumper = ontvanger # 1 (standaard) Jumper alleen f voor opslag op pin gelaten. ADDR

R

B

G

Y

Jumper = ontvanger # 2 Afbeelding 5.19: Adres

5.6.4

Bekabeling Sluit de RF3227E-ontvanger aan op Bosch optiebus 1 of 2. De kabel mag niet langer zijn dan 300 m. Het toevoegen van extra apparatuur op de bus vermindert wellicht de maximale afstand. Afgeschermde kabel is niet vereist. Gebruik geen twisted-pair-kabels.


RF3227E

Geel

G

Groen

B

Zwart (-)

R

Rood (+)

Y

Y

G B

R

Afbeelding 5.20: RF3227E aansluiten


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

28



5.6.5

Statusindicator In de tabel wordt de status van de ontvanger beschreven gebaseerd op de LED-stand. LED-stand

Geeft aan

Aan

De ontvanger werkt normaal.

Uit

Er is een stroomstoring aanwezig of de ontvanger is niet correct bekabeld.

Wordt tijdelijk ingeschakeld

De ontvanger heeft bevestigd een bericht te ontvangen van een compatibele zender.

Knippert snel gedurende minder De ontvanger wordt geprogrammeerd met zone- en zenderdan 1 minuut.

ID's van de compatibele centrale. Deze situatie komt voor tijdens initialiseren van het systeem (opstarten) of wanneer nieuwe zone-informatie wordt geprogrammeerd in het systeem. Het snel knipperen duurt minder dan 1 minuut.

5.7

Knippert snel gedurende meer

De zelftests voor opstarten van de ontvanger zijn mislukt.

dan 1 minuut.

Vervang de ontvanger.

RFRC-OPT RADION-ontvanger Algemene informatie Via de RFRC-OPT RADION-ontvanger kunnen draadloze apparaten worden gebruikt op de AMAX4000 centrale. Installatie Adresinstelling De AMAX4000 centrale ondersteunt slechts één ontvanger. Bekabeling Sluit de RFRC - OPT Radion-ontvanger aan op Bosch optiebus 1 of 2. Statusindicator

5.8

Software voor programmeren op afstand Er kan op afstand verbinding worden gemaakt aan de hand van de door Bosch ontwikkelde software ITS-A-Link Plus of de met BOSCH SDK geïntegreerde software van derden om de alarmcentrale te programmeren. De software heeft toegang tot alle opties en functies en kan gebeurtenisrecords en servicerapporten beheren en onderhouden. Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie over ITS-A-LINK PLUS.

5.9

Programmeersleutel/firmware-upgradesleutel De programmeersleutel kan alle programmeerinformatie uit de alarmcentrale kopiëren en opslaan. De firmware-upgradesleutel wordt gebruikt voor het upgraden van firmware.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



6

Installatie | nl

29

Installatie In dit hoofdstuk wordt de installatie en opstarten van het systeem van de AMAX4000 centrale behandeld. Dit systeem/product moet worden geïnstalleerd door een gekwalificeerde installateur/ onderhoudstechnicus. Tijdens de installatie en het aansluiten van de bekabeling moet de voeding van de centrale worden uitgeschakeld om schade aan de uitrusting te voorkomen. –

Voor het uitschakelen van de voedingsbron moet een eenvoudig toegankelijke stroomonderbreker beschikbaar zijn.

–

Het systeem/product moet met een aardingsaansluiting worden aangesloten op een netvoeding.

De gebruiker dient alle connectoren van het telecommunicatienetwerk los te koppelen voordat de voedingsadapter wordt losgenomen. Nadat het aansluiten van de bekabeling van de centrale is voltooid, moeten de netvoeding en de noodbatterijen worden aangesloten. Het voedingslampje op het bedieningspaneel knippert om aan te geven dat de netvoeding is aangesloten. Aanwijzing! - Gebruik alleen een batterij met vaste vulling - De batterij moet worden gerecycled - Kans op brand, explosie of verbranding wanneer de batterij niet correct wordt vervangen - Vervang de batterij iedere 3-5 jaar onder normale gebruiksomstandigheden - Plak een label met de vervangingsdatum op de batterij

Aanwijzing! Het systeem moet worden geïnstalleerd en onderhouden door een gekwalificeerde installateur/onderhoudstechnicus. Bosch raadt aan het gehele alarmsysteem minimaal eenmaal per week te testen. Onderhoud dient vier keer per jaar te worden uitgevoerd door een gekwalificeerde installateur/onderhoudstechnicus.

6.1

Module installeren De behuizing bevat alleen PCB's en transformators van de vaste alarmcentrale en geen andere hardware voor de installatie. 1.

Open de uitdrukbare uitsparingen voor de bekabeling.

2.

Maak twee montagegaten voor de pluggen in de installatiewand.

3.

Breng schroeven aan in de montagegaten (te voorzien door de installateur).

4.

Bevestig de behuizing via de schroeven en de pluggen.

5.

Zet de schroeven vast.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

30


nl | Installatie

6.

Bevestig de onderste twee montagegaten met behulp van schroeven.

Aanwijzing! Selecteer een kit van schroeven en pluggen die geschikt zijn voor installatie in een wand die niet is gemaakt om te worden belast.

Bovenste montagegaten

1

Bovenste montagegaten

2

1

2

3 EN √

4 EN √

Onderste montagegaten

Onderste montagegaten

Behuizing - standaard

Behuizing met montageplaat 6.2 Behuizing met montageplaat

Afbeelding 6.1: Behuizing / met montageplaat

In de behuizing van de alarmcentrale kunnen uitbreidingsmodules worden geplaatst. Er zijn diverse plaatsen beschikbaar. Afbeelding 6.1. toont de standaard installatie van de behuizing en de installatie van de behuizing met montageplaat

6.2

Accu installeren Het systeem ondersteunt 1 gesloten oplaadbare loodaccu. Nadat de accu volledig is opgeladen, kan deze worden gebruikt als back-upvoeding om het systeem te ondersteunen. Zie , Pagina 184

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Installatie | nl

31

Aanwijzing! - Gebruik alleen een batterij met vaste vulling - De batterij moet worden gerecycled Wanneer de batterij niet correct wordt vervangen - Kans op brand, explosie of verbranding. Vervang de batterij iedere 3-5 jaar onder normale gebruiksomstandigheden. Breng elke keer na het plaatsen van een nieuwe batterij een label aan voorzien van de datum. Gevaar! Wees voorzichtig bij het aansluiten van de pluskabel (rood) en de "BATT +" klem van de alarmcentrale. In het geval van kortsluiting met de "BATT +" klem van de alarmcentrale of de behuizing ontstaat er een elektrische boog. Voor het verwijderen van de batterij uit de centrale moet eerst de pluskabel van de batterij worden ontkoppeld.

1.

Plaats de batterij op de bodem van de module.

2.

Plaats de rode en zwarte draden die bij de batterij zijn meegeleverd.

3.

Sluit het ene uiteinde van de zwarte draad aan op de "BATT -" klem van de alarmcentrale

4.

Sluit het ene uiteinde van de rode draad aan op de "BATT +" klem van de alarmcentrale en

en het andere uiteinde op de minpool (-) van de batterij. het andere uiteinde op de pluspool (+) van de batterij. Nadat de noodbatterij en de hoofdvoeding zijn aangesloten, begint de alarmcentrale na voltooien van de installatie met het laden van de batterij.

Rode kabel ( + )

Zwarte kabel ( - )

Noodbatterij

Afbeelding 6.2: Batterij aansluiten


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

32


nl | Installatie

6.3

Opstarten systeem Stel na het opstarten van het systeem datum en tijd in. Anders geeft het systeem een foutmelding. Nadat het systeem is opgestart of gereset, stelt het de vorige ingeschakelde/uitgeschakelde status opnieuw in. Om ongewenste alarmen veroorzaakt door het opstarten van het systeem (of door herstel van de voeding na een storing in zowel de netvoeding als de extra Aux voedingseenheid) te voorkomen, is het systeem zo ontwikkeld dat het geen zonetest uitvoert binnen een minuut nadat het is opgestart.

6.4

Systeemstatusindicator De systeemstatus wordt aangegeven door de LED-statusindicator op de hoofdprintplaat van het systeem. Als de rode statusindicator langzaam knippert (afwisselend aan en uit met een interval van 1 seconde), werkt het systeem normaal.

6.5 6.5.1

Voorwaarden voor een certificaat-conforme installatie EN 50131-3 Grade 2, Milieuklasse 2 –

Het systeem moet in een bewaakt gebied op een stabiele ondergrond worden geplaatst.

–

Bedieningspanelen moeten binnen het bewaakte gebied worden gemonteerd.

–

Als het systeem getest en klaar voor gebruik is, moet de deur van de kast en de accessoirebehuizingen vergrendeld worden met de meegeleverde schroeven

–

Voor een EN-conforme alarmindicatie en -transmissie moet een van de volgende opties worden gebruikt –

Twee bewaakte signaalgevers (PO-1 PO-2 & PO+) en één ATS 2-kiezer (ingebouwde telefoonkiezer, B426, D4020 of DX4020G)

–

Eén signaalgever met eigen voeding en één ATS 2-kiezer (ingebouwde telefoonkiezer, B426, D4020 of DX4020G)

–

Twee kiezers, één ATS 2 (ingebouwde telefoonkiezer, B426, D4020 of DX4020G) en één ATS 1 (ingebouwde telefoonkiezer, B426, D4020 of DX4020G)

–

Eén ATS 3-kiezer (DX4020 of B426)

Alle kiezers moeten worden aangesloten op een centrale meldkamer. Alleen de ingebouwde telefoonkiezer en de kiezers met optiebus kunnen worden gebruikt voor EN-alarmtransmissie. –

één 12V/7Ah- of één 12V/18Ah-accu moet worden aangesloten op het systeem.

–

max. stroomsterkte voor alle onderdelen met een 7Ah-accu = 550 mA

max. stroomsterkte voor alle onderdelen met een 18Ah-accu = 1500 mA (stand-by 12 uur, batterij opladen 80% in 72 uur) (PCB = 100 mA, IUI-AMAX bedieningspanelen = 31 mA, DX2010 = 35 mA, DX3010 = 10 mA, B426 = 100 mA, DX4020G = 65 mA, RF3227E = 30 mA, RFRC-OPT = 30 mA) –

Voor een EN-conforme inschakelprocedure moet een aanduiding van de Inschakelings-/ Uitschakelingsstatus vanaf buiten het bewaakte gebied toegankelijk zijn (deze aanduiding kan een tijdslimiet hebben)

–

Voor een EN-conforme toegang tot het bewaakte gebied moet een van de volgende opties worden gebruikt

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



–

Installatie | nl

33

Het openen van een deur (naar de inloop-/uitlooproute) moet de inloopprocedure starten

–

Aanduiding van de Inschakelings-/Uitschakelingsstatus

–

Toegang tot het bewaakte gebied (deuren starten inloopprocedure niet) wordt voorkomen (bijv. deuropener, mechanisch)

De deurvergrendeling kan alleen worden gebruikt in een niet-EN-installatie. –

Telefonisch Inschakelen kan alleen worden gebruikt in een niet-EN-installatie.

–

Accessoiremodules, uitgezonderd ingangsmodule (DX2010), kunnen alleen in de behuizing (op de adapterplaat) worden gebruikt.

–

Wanneer ingangsmodule (DX2010) in de buitenbehuizing (AE20) wordt gebruikt, moet de sabotageplaat op de PCB of ingangsmodule (DX2010) worden geïnstalleerd

–

Het paneel moet worden geprogrammeerd met de EN-instellingen zoals aangegeven op de programmeerbladen. Wanneer het paneel wordt ingesteld zonder EN-parameters, moet de EN-indicatie (op label) worden verwijderd.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

34


nl | Instellingen

7

Instellingen In dit hoofdstuk worden de eigenschappen en de werking van AMAX Panel 4000 behandeld.

7.1

Communicatie en rapportage Deze sectie behandelt de benodigde programmeringsinformatie van AMAX Panel 4000/AMAX Panel 4000 EN voor communicatie met de meldkamer. Deze parameters specificeren de te bellen telefoonnummers/IP-adressen, transmissieformaten en opties voor internetcommunicatie.

7.1.1

Telefoonnummer/IP-adres en poort van ontvanger De centrale kan gebeurtenisinformatie rapporteren van vier on-board kiezers. De kiezers rapporteren naar ontvanger 1 tot ontvanger 4 via programmering. U kunt elke kiezer programmeren met 4 afzonderlijke telefoonnummers/IP-adressen en poorten, rapportageformaattype en abonnee ID-nummer, en indien nodig opties voor internetcommunicatie. Voorbeeld U kunt kiezer 1 instellen om naar ontvanger 1 te rapporteren in CFSK-formaat en kiezer 2, kiezer 3 en kiezer 4 instellen om naar een ontvanger van een meldkamer te rapporteren in contact ID-formaat, maar alleen als kiezer 1 er niet in slaagt. Om een telefoonnummer te programmeren: Elk adres in de telefoonnummers slaat één cijfer van het telefoonnummer op. Voeg een 15 toe aan het eind van een telefoonnummer om de kiezer aan te geven dat het eind van het telefoonnummer is bereikt. De kiesvolgorde is bepaald zodra de 15 verschijnt. Voorbeeld Om het telefoonnummer 9672 1055 te programmeren als het telefoonnummer voor ontvanger 1, programmeert u de volgende volgorde in adres 000 - 016: [9 6 7 2 1 0 5 5 15 x x x x x x x x] x staat voor elk cijfer. Om een pauze van 4 sec. in te voeren in de kiesvolgorde, programmeert u een 13. Een pauze kan nodig zijn als de kiezer communiceert door een oude (langzamere) telefoonuitwisseling of als er sprake is van een PABX-systeem. Voorbeeld Om het nummer 02 pauze 9672 1055 in te voeren: [0 2 13 9 6 7 2 1 0 5 5 15 x x x x x]. De onderstaande tabel geeft weer hoe de nummers, toetsen en functies worden geprogrammeerd voor een telefoonnummer. Vereist cijfer

Te programmeren

Vereist cijfer

nummer

Te programmeren nummer

0

0

8

8

1

1

9

9

2

2

*

11

3

3

#

12

4

4

4 sec. pauze

13

5

5

Aansluiting

15

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

6

6

7

7

35

Tabel 7.1: Kiescijfers

Om IP-adres en poort te programmeren: Gebruik geen interpunctie in het IP-adres. Als een eenheid van het IP-adres minder is dan 3 cijfers, gebruikt u 0 om de gegevens aan te vullen in de hogere bits. De overige 5 cijfers programmeren de poort. Het poortnummer verschilt van 0-65535. Als een poort minder dan 5 cijfers heeft, gebruikt u 0 om de gegevens aan te vullen. Voorbeeld Om het IP-adres 10.16.1.222:80 te programmeren als het IP-adres voor ontvanger 1, programmeert u de volgende volgorde in adres 000 - 016: [0 1 0 0 1 6 0 0 1 2 2 2 0 0 0 8 0] Aanwijzing! De programmeeropties anti-replay, wachttijdbevestiging en polling-intervaltijd worden alleen gebruikt in Conettix IP.

Telefoonnummer voor ontvanger 1 - 4/IP-adres en poort Als het bijbehorende gegevensformaat voor bovenstaand programmeringsadres een netwerkcommunicatieformaat is, wordt dit aanzien als een IP-adres en poort. Voor een nietnetwerkformaat wordt dit aanzien als een telefoonnummer. Als de centrale een rapport verzendt, kiest deze het telefoonnummer/IP-adres om contact op te nemen met de meldkamer. Als het gesprek succesvol verloopt, wordt de relevante informatie verzonden en keert de kiezer terug naar de stand-by-modus. Neem contact op met uw meldkamer voor het juiste telefoonnummer/IP-adres voordat u deze adressen programmeert.

7.1.2

Abonnee ID-nummer ontvanger Ontvanger 1 - 4 Abonnee ID-nummer Het abonnee ID-nummer wordt verzonden om de centrale te identificeren in de meldkamer. Voer het abonnee ID-nummer in de zes adressen in die voor elk bestemming beschikbaar zijn. Als een abonnee ID-nummer minder dan 6 cijfers bevat; gebruik dan 0 om de gegevens aan te vullen in de hogere bits. Voorbeeld Programmeer het abonnee ID-nummer als 4729 in zes adressen: [0 0 4 7 2 9]

7.1.3

Transmissieformaat ontvanger Transmissieformaat Ontvanger 1 - 4 Transmissieformaat U kunt het transmissieformaat selecteren met de adresopties om te specificeren hoe de informatie naar de ontvanger van de meldkamer moet worden verzonden. Als het contact IDof SIA-formaat is geselecteerd, wordt de informatie verzonden via de telefoonlijn; als Bosch Network is geselecteerd, wordt de informatie verzonden via de verbonden B426/DX4020 of ITS-DX4020G GPRS. Het transmissieformaat staat standaard ingesteld op contact ID.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

36


nl | Instellingen

Transmissieformaten (Contact ID, SIA, Conettix IP) De AMAX Panel 4000/AMAX Panel 4000 EN heeft drie verschillende transmissieformaten voor de oproepen communicatiefuncties: Contact ID-, SIA- en CFSK-formaat. Programmeer het transmissieformaat voor ontvanger 1, 2, 3 en 4 afzonderlijk in adres 023, adres 053, adres 083 en adres 113 (zie Transmission Format). De centrale is in de fabriek ingesteld om in het contact ID-formaat te rapporteren. Contact ID-formaat Het contact ID-formaat kan honderden zones identificeren met hun unieke codes. Dit formaat verstrekt een ééncijferige event qualifier en een driecijferige gebeurteniscode die de gerapporteerde situatie snel identificeert. Over het algemeen is het contact ID-formaat erg eenvoudig, omdat de meeste gebeurteniscodes en point ID codes vooraf zijn gedefinieerd. De software van de meldkamer kan doorgaans een alarmzone identificeren met de point ID code en houdt rekening met de gebeurteniscode. –

Contact ID-berichtformaat

ACCT MT Q EEE GG CCC S ACCT = Abonnee ID MT = Berichttype, H Q = Event qualifier 1= Nieuwe gebeurtenis of Opening (Uitschakeling) 3= Herstel gebeurtenis of Sluiting (Inschakeling) 6= Reeds eerder gerapporteerd als niet-normale gebeurtenis EEE = Gebeurteniscode GG = Groepnummer (altijd 0) CCC = Zone/contact ID, 000 is voor geen zone/ID-bericht S = Checksumcijfer Opmerking: alle 0-waarden moeten worden verzonden als 0x0A. Contact ID-rapportgegevens. SIA-formaat De AMAX4000 centrale ondersteunt SIA-formaat. SIA maakt het verzenden mogelijk van systeem-ID, gebeurteniscode, zone-ID, partitie-ID, gebeurtenistijd en gebeurtenistekst. Conettix IP formaat De AMAX4000 centrale ondersteunt Conettix IP. De AMAX4000 centrale met DX4020G en B426 kunnen worden verbonden met Bosch ontvangers 6600/6100 die gebruik maken van Conettix IP-formaat. Gebeurtenisbeschrijving

CID

SIA

ALLE

Klavie Kiesge

GEBE

r

URTE

opnieu

NISSE

w

N

oproe

EN-

beurte gebeu nis

rtenis

pen SYSTEEMRESET

√

√

INBRAAKALARM

1130

BA

√

√

√

√

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

Gebeurtenisbeschrijving

CID

SIA

ALLE

Klavie Kiesge

GEBE

r

URTE

opnieu

NISSE

w

N

oproe

37

EN-

beurte gebeu nis

rtenis

pen INBRAAKALARM HERSTEL

3130

BR

√

24-UURS INBRAAKALARM

1133

BA

√

√

√

√

24-UURS INBRAAKALARM HERSTEL

3133

BH

√

SENSORSTORING

1380

BT

√

SENSORSTORING HERSTEL

3380

BJ

√

SENSOR OVERBRUGD

1570

BB

√

√

SENSOR OVERBRUGD HERSTELD

3570

BU

√

SENSOR SABOTAGE

1144

TT

√

√

√

SENSOR SABOTAGE HERSTEL

3144

TJ

√

AFWEZIG INSCHAKELEN

3401

CL

√

√

√

AFWEZIG UITSCHAKELEN

1401

OP

√

√

√

AANWEZIG INSCHAKELEN

3441

CL

√

√

√

AANWEZIG UITSCHAKELEN

1441

OP

√

√

√

BEDIENINGSPANEEL OVERVAL (PANIEK)

1120

PA

√

√

BEDIENINGSPANEEL BRAND

1110

FA

√

√

BEDIENINGSPANEEL NOODOPROEP

1100

QA

√

√

UITSCHAKELEN ONDER DWANG

1121

HA

√

√

BEDIENINGSPANEEL TE VEEL POGINGEN

1421

JA

√

√

BATTERIJ BIJNA LEEG

1309

YT

√

√

BATTERIJ HERSTELD

3309

YR

√

√

UITVAL HOOFDVOEDING

1301

AT

√

√

HOOFDVOEDING HERSTELD

3301

AR

√

√

EXTRA VOEDING

1300

IA

√

EXTRA VOEDING HERSTELD

3300

IR

√

COMMUNICATIETEST

1602

RP

CONFIGURATIE GEWIJZIGD

1306

YG

√

√

COMMUNICATIESTORING

1350

YC

√

√

√

COMMUNICATIE HERSTELD

3350

YK

√

√

STORING EXTERNE MODULE

1333

EM

√

√


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

38


nl | Instellingen


CID

SIA

ALLE

Klavie Kiesge

GEBE

r

URTE

opnieu

NISSE

w

N

oproe

EN-

beurte gebeu nis

rtenis

pen EXTERNE MODULE HERSTELD

3333

EN

√

SABOTAGE EXTERNE MODULE

1341

ES

√

√

SABOTAGE EXTERNE MODULE HERSTELD

3341

EJ

√

DATUM EN TIJD INGESTELD

1625

JT

√

√

WIJZIGING GEBRUIKERSCODE

JV

√

√

PROGRAMMEERMODUS BETREDEN

LB

√

PROGRAMMEERMODUS AFSLUITEN

LX

√

STORING TELEFOONLIJN

1351

LT

√

√

√

TELEFOONLIJN HERSTELD

3351

LR

√

√

24-UURS PANIEKALARM

1120

PA

√

√

√

24-UURS PANIEKALARM HERSTELD

3120

PH

√

24-UURS BRANDALARM

1110

FA

√

√

√

24-UURS BRANDALARM HERSTELD

3110

FH

√

STORING UITGANG

1320

YA

√

√

UITGANG HERSTELD

3320

YA

√

ZOMERTIJD (+1u)

1625

JT

√

√

WINTERTIJD (-1u)

1625

JT

√

√

√

√

1422

JP

√

√

YZ

√

√

EXTERNE KOPPELING GESLAAGD

1412

RB

√

STORING KLOK

1626

SABOTAGE SABOTAGEZONE

1137

TA

√

√

√

SABOTAGE SABOTAGEZONE HERSTELD

3137

TH

√

EXTERNE ZONE STORING

1150

UA

√

√

√

EXTERNE ZONE STORING HERSTELD

3150

UR

√

UITLOOPTIJD

1134

BA

√

√

UITLOOPTIJD HERSTELD

3134

BR

√

INBRAAKALARM GEVERIFIEERD

1139

BV

√

√

√

√

FOUT OMZEILD TOEGANG PANEEL SOFTWARE-UPDATE

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl


CID

SIA

ALLE

Klavie Kiesge

GEBE

r

URTE

opnieu

NISSE

w

N

oproe

39

EN-

beurte gebeu nis

rtenis

pen INBRAAKALARM NIET GEVERIFIEERD

1130

BG

√

√

STORING IP-MODULE

1333

EM

√

√

√

IP-MODULE HERSTELD

3333

EN

√

√

PRINTER ONTBREEKT

1336

VZ

√

PRINTER ONTBREEKT HERSTELD

3336

VY

√

STORING PRINTER

1335

VT

√

STORING PRINTER HERSTELD

3335

VR

√

PRINTERMODULE ONTBREEKT

1333

EM

√

PRINTERMODULE ONTBREEKT HERSTELD

3333

EN

√

RF ONTVANGER ONTBREEKT

1333

EM

√

RF ONTVANGER ONTBREEKT HERSTELD

3333

EN

√

SABOTAGE RF ONTVANGER

1341

ES

√

SABOTAGE RF ONTVANGER HERSTELD

3341

EJ

√

FOUT RF ONTVANGER

1333

ET

√

FOUT RF ONTVANGER HERSTELD

3333

ER

√

STORING RF ONTVANGER

1344

XQ

√

STORING RF ONTVANGER HERSTELD

3344

XH

√

CONFIGURATIECONFLICT RF ONTVANGER

√

CONFIGURATIECONFLICT RF ONTVANGER

√

RF-TOESTEL VERMIST

1381

UY

√

RF-TOESTEL VERMIST HERSTELD

3381

UJ

√

RF-TOESTEL BATTERIJ FOUT

1384

XT

√

RF-TOESTEL BATTERIJ HERSTELD

3384

XR

√

RF-TOESTEL FOUT

1380

BT

√

RF-TOESTEL FOUT HERSTELD

3380

BJ

√

RF-REPEATER ONTBREEKT

1382

UY

√

RF- REPEATER ONTBREEKT HERSTELD

3382

UJ

√

RF-REPEATER BATTERIJ FOUT

1384

XT

√

RF-REPEATER BATTERIJ HERSTELD

3384

XR

√

HERSTELD


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

40


nl | Instellingen


CID

SIA

ALLE

Klavie Kiesge

GEBE

r

URTE

opnieu

NISSE

w

N

oproe

EN-

beurte gebeu nis

rtenis

pen SABOTAGE RF-REPEATER

1383

XS

√

SABOTAGE RF-REPEATER HERSTELD

3383

XJ

√

AC-STORING RF- REPEATER

1334

YP

√

AC-STORING RF-REPEATER HERSTELD

3334

YR

√

BATTERIJ FOUT DRAADLOZE

1384

XT

√

3384

XR

√

PANIEKALARM DRAADLOZE HANDZENDER

1120

PA

√

STIL ALARM DRAADLOZE HANDZENDER

1122

HA

√

DRAADLOZE HANDZENDER VERVANGEN

√

1378

FG

√

√

HANDZENDER BATTERIJ HERSTELD DRAADLOZE HANDZENDER

BRAND NIET GEVERIFIEERD

7.1.4

Programmeeropties voor ontvangernetwerk Als de centrale een rapport verzendt via een netwerk moeten de volgende aanvullende opties worden geprogrammeerd naast IP-adres en de poort: Anti-replay Anti-replay voorkomt dat onbevoegde meldingen naar de centrale meldkamer kunnen worden verzonden en aanzien worden alszijnde afkomstig van de centrale. Neem contact op met uw centrale meldkamer voor de correcte instelling. Wachttijd (Acknowledge) bevestiging Als de ontvanger niet heeft bevestigd nadat de bevestigingstijd is bereikt, beschouwt de inbraakcentrale dit als een niet geslaagde communicatie en doet deze nog een poging. De tijd varieert van 5 tot 99 sec. Neem contact op met uw centrale meldkamer voor de correcte instelling. Polling-tijd netwerk Pollingen worden gebruikt door zowel de centrale als de ontvanger op afstand om te controleren of de verbinding goed is of niet. Bij elke polling-intervaltijd, zendt de centrale een pollingbericht. De polling-intervaltijd heeft een bereik van 1 tot 999 minuten. Voor een tijd van minder dan 3 cijfers gebruikt u een 0 als aanvulling. Neem contact op met uw centrale meldkamer voor de correcte instelling.

7.1.5

Dubbele IP Dubbele IP-instellingen zijn alleen geldig, wanneer deze worden gebruikt in het Conettix IPcommunicatieformaat. IP-module 1 is module ITS-DX4020-G of module B426; IP-module 2 is module B426. IP-module 2 ondersteunt geen RPC-verbinding.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

41

Als het rapport wordt verzonden met Conettix IP-communicatie kunnen enkele rapporten worden overgeslagen. Er wordt aanbevolen de module ITS-DX4020-G niet afzonderlijk te gebruiken. Als de module ITS-DX4020-G wordt gebruikt, kunnen andere netwerkmodules (bijvoorbeeld B426) of het openbare telefoonnetwerk worden ingesteld als reservekanaal, zodat geen rapporten worden overgeslagen. Het communicatiepad van B426/ITS-DX4020-G is als volgt: Module

Adresinstelling

Bijbehorend communicatiepad

Module 1: B426-module 1/ITS-

134

Pad 1 en 2

250

Pad 3 en 4

DX4020-G Module 2: B426-module 2

Als IP-module 1 alleen wordt gebruikt en is ingesteld op verzenden naar pad 1 t/m 4, kan het

rapport worden verzonden naar pad 1 t/m 4.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

42


nl | Instellingen

7.1.6

Systeemrapportage Transmissievolgorde van rapport Als het rapport voor de gebeurtenis werd uitgeschakeld (optie 0), wordt er geen rapport verzonden. Het Volg-Mij alarm is ingesteld. Als het rapport een bestemming heeft om contact op te nemen met de centrale (optie 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7), belt deze de gerelateerde bestemming met het gerelateerde rapporteringsformaattype en abonnee ID-nummer. Oproeppogingen: 1.

Tijd en duur voor pogingen –

De volgorde voor opeenvolgende pogingen is bestemming 1, 2, 3, 4 en bestemming Volg-Mij oproepen. Enkele uitgeschakelde bestemmingen worden genegeerd.

–

Wanneer een nieuw rapport moet worden verzonden, verzendt het systeem het rapport gebaseerd op de programmeringslijst van de rapportbestemming.

–

Voor elke ingeschakelde bestemming probeert de centrale het rapport opnieuw naar de bestemming te verzenden totdat het is verzonden; of totdat het logboek te vol is en het oude rapport wordt vervangen door nieuwe binnenkomende rapporten.

–

Voor elke ingeschakelde bestemming bedraagt de tijd tussen twee pogingen 15 seconden voor de 1e tot 4e poging. De tijd tussen twee pogingen bedraagt 10 minuten voor elke 5e tot 8e poging. Na de 8e poging bedraagt de tijd tussen twee pogingen 60 minuten.

–

Voor alle ingeschakelde bestemmingen (behalve bestemming Volg-Mij oproepen) wordt de wachttijd voor de volgende poging teruggezet op 0 zodra er een nieuw rapport is.

2.

Prioriteit van pogingen –

De prioriteit van een poging is bestemming 1, 2, 3, 4, Volg-Mij. De uitgeschakelde bestemmingen worden genegeerd.

3.

Storing communicatiefout –

Als voor een bestemming 4 keer een oproeppoging werd ondernomen, veroorzaakt het systeem een communicatiefoutstoring voor deze bestemming.

4.

Back-up bestemmingsverwerking –

Als voor een bestemming 4 keer een oproeppoging mislukt, zal het te versturen rapport schakelen tussen primaire/back-upbestemmingen in deze groep. Bij rapportoptie 6 is er slechts één groep: 1, 2, 3, 4 bestemmingen. Bij rapportoptie 7 zijn er twee groepen: groep 1 is 1, 2 bestemmingen. Groep 2 is 3, 4 bestemmingen. Het systeem kan maximaal 50 ongerapporteerde gebeurtenissen opslaan. Als er meer dan 50 ongerapporteerde gebeurtenissen zijn, worden eerdere gebeurtenissen verwijderd en alleen de recentste 50 gebeurtenissen worden gebufferd voor verzending.

Sequentiële logica voor verzenden van rapport – Als het pad van de gebeurtenisrapportage is ingesteld op 0 worden de betreffende rapporten niet verzonden. –

Als het pad van de gebeurtenisrapportage is ingesteld op een enkel pad (ontvanger 1, 2, 3 of 4), verzendt de alarmcentrale rapporten naar bijbehorende paden. Een storing in pad 1, 2, 3 of 4 resulteert in een communicatiestoring in pad 1, 2, 3 of 4; een herstel van pad 1, 2, 3 of 4 resulteert in een storingsherstel van communicatiepad 1, 2, 3 en 4.

–

Als het pad van de gebeurtenisrapportage is ingesteld op alle paden (ontvanger 1, 2, 3 en 4), verzendt de alarmcentrale rapporten naar bijbehorende paden. Als één van deze paden uitvalt, dan valt het communicatiepad uit; als het pad wordt hersteld, wordt de storing in het communicatiepad hersteld.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



–

Instellingen | nl

43

Als het pad van de gebeurtenisrapportage is ingesteld op het verzenden van een rapport naar ontvanger 1 (met ontvanger 2, 3 en 4 als backup), verzendt de alarmcentrale rapporten naar bijbehorende paden. Verzenden naar pad 2 wanneer de verzendpoging naar pad 1 is mislukt; Verzenden naar pad 3 wanneer de verzendpoging naar pad 2 is mislukt; Verzenden naar pad 4 wanneer de verzendpoging naar pad 3 is mislukt; een storing in communicatiepad 1 komt voor wanneer alle geldige paden uitvallen; een storing in communicatiepad 1 wordt hersteld wanneer één van de paden is hersteld.

–

Als het pad van de gebeurtenisrapportage is ingesteld op het verzenden van een rapport naar ontvanger 1 (met ontvanger 2 als backup); verzenden van rapport naar ontvanger 3 (met ontvanger 4 als backup); de alarmcentrale verzendt rapporten naar bijbehorende paden.

Een storing in communicatiepad 1 komt voor wanneer pad 1 en geldig pad 2 uitvallen; een storing in communicatiepad 1 wordt hersteld wanneer storing 1 of 2 wordt hersteld. Een storing in communicatiepad 3 komt voor wanneer pad 3 en geldig pad 4 uitvallen; een storing in communicatiepad 3 wordt hersteld wanneer storing 3 of 4 wordt hersteld. De oproeppogingen voor het verzenden van rapporten zijn als volgt: 1 - Aantal pogingen en tijdstip om rapport te verzenden Als voor pad 1-4 het CID-formaat of Conettix IP-communicatie wordt gebruikt, dan is de prioriteitsvolgorde van pogingen pad 1, 2, 3, 4, Volg-mij nummers 1 - 4. De ongebruikte paden worden genegeerd. Als er een nieuw gebeurtenisrapport verschijnt, verzendt het systeem rapporten in overeenstemming met het gespecificeerde pad. Voor ieder gebruikt rapportagepad probeert de alarmcentrale herhaaldelijk het rapport te verzenden tot dit is gelukt. Voor ieder gebruikt rapportagepad is het interval van de eerste 4 pogingen 15 seconden, het interval van de 5e tot 8e poging 10 seconden en het interval achteraf 60 seconden. Voor ieder gebruikt rapportagepad (met uitzondering van Volg-Mij nummers) wordt de wachttijd voor de volgende poging gewist wanneer een nieuwe gebeurtenis voorkomt. Als de nieuwe gebeurtenis een communicatiepadstoring is, dan betreft dit niet de logica van de vorige poging (de wachttijd wordt niet gewist). 2 – De prioriteitsvolgorde van pogingen voor verzenden van een rapport Als voor pad 1-4 het CID-formaat of Conettix IP-communicatie wordt gebruikt, dan is de prioriteitsvolgorde voor het verzenden van een rapport pad 1, 2, 3, 4, Volg-Mij nummers 1 - 4. Enkele ongebruikte paden worden genegeerd. 3 – Communicatiestoring Als een rapport nog steeds niet met succes is verzonden nadat het rapportagepad maximaal viermaal is geprobeerd, genereert het systeem de communicatiestoringsgebeurtenis van het pad. 4 – Back-up gebeurtenis Als een gebeurtenis niet met succes is verzonden, levert de alarmcentrale een buffer voor het opslaan van maximaal 50 gebeurtenissen. Als meer dan 50 gebeurtenissen niet met succes zijn verzonden, worden alleen de laatste 50 gebeurtenissen in het buffer opgeslagen tot de gebeurtenissen zijn verzonden. Overige vorige gebeurtenissen worden gewist. Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

44


nl | Instellingen

5 - Storingsweergave Als meerdere rapporten in de wachtrij worden geplaatst voor verzending, wordt de communicatiepadstoring weergegeven als logica of relatie. Voorbeeld: Stel het herstelrapport zonestatus in op het verzenden van een rapport naar ontvanger 1; stel het noodrapport bedieningspaneel in op het verzenden van een rapport naar ontvanger 1 (met ontvanger 2, 3, 4 als back-up). De communicatiepadstoring is als volgt: Als communicatiepaden 1, 2, 3 en 4 allemaal uitvallen wanneer de communicatiepadstoring wordt weergegeven als logica of relatie, geeft alleen de verlichte zone-indicator 1 aan dat communicatiepad 1 van het herstelrapport zone-status uitvalt en alle communicatiepaden 1, 2, 3 en 4 van het noodrapport bedieningspaneel tevens uitvallen. Het storingsherstel van het communicatiepad is als volgt: –

Als de storing communicatiepad 1 wordt hersteld, gaat zone-indicator 1 uit, wat aangeeft dat de storing communicatiepad 1 van het herstelrapport zone-status wordt hersteld en dat de storing communicatiepad 1 van het noodrapport bedieningspaneel wordt hersteld.

–

Als één padstoring van communicatiepaden 2, 3 en 4 wordt hersteld wanneer de storing communicatiepad wordt weergegeven als logica of relatie, blijft zone-indicator 1 oplichten, wat aangeeft dat de storing communicatiepad 1 van het herstelrapport zonestatus niet is hersteld, maar dat het storingspad van het noodrapport bedieningspaneel is hersteld.

Rapportage zonestatus en zoneherstel Alarmrapport In de ingeschakelde status wordt in het geval van een alarmgebeurtenis een alarmrapport verzonden. Alarmherstelrapport In de Ingeschakelde status wordt, wanneer de zone wordt hersteld, het zoneherstelrapport verzonden aan het einde van de alarmuitgangstijd. Als de niet-24-uurs zone niet in rust is als het systeem wordt Uitgeschakeld, verzendt het systeem automatisch een zoneherstelrapport. De 24-uurs-zone verzendt alleen een zoneherstelrapport wanneer de zone wordt hersteld. Zonestoringsrapport Als de zone aan het einde van de uitloopvertraging in de activeringsstatus staat, wordt een zonestoringsrapport verzonden, wat aangeeft dat de zone automatisch wordt uitgeschakeld door het systeem. Aan het einde van de uitloopvertragingstijd verzendt de 24-uurs-zone in de activeringsstatus geen zonestoringsrapport (de 24-uurs-zone wordt niet automatisch uitgeschakeld). Het storingsherstelrapport niet-24-uurs-zone wordt verzonden wanneer de zone wordt hersteld of het systeem wordt Uitgeschakeld. Voor de 24-uurs-zone vindt alleen de alarmherstelgebeurtenis plaats. De zonestoring vindt plaats wanneer de zone wordt geactiveerd en wanneer de zone normaal is. De zonestoring vindt plaats wanneer aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: –

Als voor de 24-uurs-zone ((interne) directe zone) de optie geforceerde Inschakeling is ingesteld op toestaan, vindt de zonestoringsgebeurtenis plaats wanneer de activering wordt uitgevoerd terwijl de zone in de activeringsstatus staat.

–

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Als de zone is uitgesloten.

Installation Manual



–

Instellingen | nl

45

Voor de (interne) vertragingszone en (interne) volgzone geldt dat wanneer deze aan het einde van de uitloopvertraging nog steeds in de activeringsstatus staan een zonestoringsgebeurtenis plaatsvindt.

–

Voor de 24-uurs-zone geldt dat wanneer deze in de activeringsstatus staat wanneer de overbrugging wordt geannuleerd een zonestoringsgebeurtenis plaatsvindt.

Storingsherstelcondities: –

De zone werkt terug onder normale condities.

–

Als de uitgevallen (interne) vertragingszone, de (interne) directe zone en de (interne) volgzone worden Uitgeschakeld, vindt de storingsherstelgebeurtenis zelfs plaats wanneer de zone nog in de activeringsstatus staat.

Zone-overbruggingsrapport Nadat de handmatige overbrugging van de zone wordt de zone uitgeschakeld. Het zoneoverbruggingsrapport wordt verzonden aan het einde van de uitloopvertragingstijd. Het overbruggingsrapport van de 24-uurs-zone wordt onmiddellijk verzonden na de handmatige overbrugging. De zone-overbrugging wordt hersteld wanneer het systeem wordt Uitgeschakeld en het herstelrapport zone overbruggen wordt tevens verzonden tijdens het Uitschakelen. Sabotagealarm zone In het geval van een zonesabotagegebeurtenis wordt het sabotagerapport verzonden. Als de zonesabotage wordt hersteld, wordt het systeemstatusrapport verzonden. Rapportage Inschakelen/Uitschakelen (systeem) Het rapport systeem Uitschakelen wordt verzonden na het commando tot uitschakelen en het rapport systeem Inschakelen wordt verzonden nadat het Inschakelen is gelukt. Rapport Uitschakeling onder dwang Het rapport Uitschakeling onder dwang wordt verzonden na het commando tot Uitschakelen. Het rapport Uitschakeling onder dwang wordt niet verzonden tijdens het Inschakelen, maar als standaard Inschakelingsrapport. Het rapport Uitschakeling onder dwang heeft geen overeenkomstig alarmherstelrapport. Inschakelen met sleutelschakelaar Het rapport systeem Inschakelen verzenden wanneer de tijdelijke sleutelschakelaar of de vergrendelbare sleutelschakelaar wordt gebruikt voor het Inschakelen van gebieden. Snel het alarm Inschakelen Het rapport systeem Inschakelen verzenden wanneer het bedieningspaneel wordt gebruikt voor snel Inschakelen van het alarm. Telefonisch Inschakelen Het rapport systeem Inschakelen verzenden wanneer de telefoon wordt gebruikt voor het Inschakelen van de centrale. Inschakelen via de telefoon is alleen beschikbaar wanneer er slechts 1 partitie in het systeem is. RPC Inschakelen Het rapport systeem Inschakelen verzenden wanneer de externe PC wordt gebruikt voor het Inschakelen van partities via een netwerk- of telefoonverbinding. Rapportage Inschakelen/Uitschakelen (perimeter) Het rapport perimeter Uitschakelen wordt verzonden na het commando tot Uitschakelen en het rapport perimeter Inschakelen wordt verzonden nadat het Inschakelen is gelukt. Snel het alarm Inschakelen Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

46


nl | Instellingen

Het rapport perimeter Inschakelen verzenden wanneer het bedieningspaneel wordt gebruikt voor snel Inschakelen van het alarm. RPC Inschakelen Het rapport perimeter Inschakelen verzenden wanneer de externe PC wordt gebruikt voor het Inschakelen van partities via een netwerk- of telefoonverbinding. Rapportage systeemstatus Storingsrapport externe module –

Systeemsabotagerapport: In het geval van een sabotagegebeurtenis wordt het systeemsabotagerapport verzonden. Als de sabotagegebeurtenis wordt hersteld, wordt een sabotageherstelrapport verzonden.

–

Storing zone-uitbreidingsmodule: Als zone-uitbreidingsmodule 1 - 6 uitvalt, wordt het rapport verzonden; nadat de storing is hersteld, wordt het herstelrapport verzonden.

–

Storing uitgang-uitbreidingsmodule: Als uitgang-uitbreidingsmodule 1 of 2 uitvalt, wordt

–

Storing netwerkmodule: Als netwerkmodule 1 of 2 uitvalt, wordt het rapport verzonden;

–

Storing bedieningspaneel: Als een storing voorkomt tussen het bedieningspaneel en de

het rapport verzonden; nadat de storing is hersteld, wordt het herstelrapport verzonden. nadat de storing is hersteld, wordt het herstelrapport verzonden. alarmcentrale, wordt het rapport verzonden; nadat de storing is hersteld, wordt het herstelrapport verzonden. –

Sabotage zone-uitbreidingsmodule: Als sabotage voorkomt in de zoneuitbreidingsmodule, wordt het sabotagerapport verzonden; nadat de sabotage is hersteld, wordt een sabotageherstelrapport verzonden.

–

Sabotage bedieningspaneel: Als sabotage voorkomt in een bedieningspaneel, wordt het sabotagerapport verzonden; nadat de sabotage is hersteld, wordt een sabotageherstelrapport verzonden.

Storingsrapport extra voeding Als het systeem een storing in de externe voeding detecteert, wordt het rapport verzonden. Storingsherstelrapport extra voeding Als het systeem storingsherstel in de externe voeding detecteert, wordt het rapport verzonden. Storingsrapport hoofdvoeding Als het systeem detecteert dat de hoofdvoeding losgekoppeld is, wordt het rapport verzonden. Storingsherstelrapport hoofdvoeding Als het systeem herstel van de hoofdvoeding detecteert, wordt het rapport verzonden. Storingsrapport batterij bijna leeg Als de batterijspanning lager is dan 11,0 V of als tijdens de dynamische batterijtest wordt gedetecteerd dat de batterij bijna leeg is, verzendt de alarmcentrale een rapport batterij bijna leeg. Het systeem bewaakt voortdurend de batterijspanning en voert een dynamische batterijtest uit wanneer het systeem wordt Ingeschakeld, wanneer het systeem wordt gereset of iedere 4 uur. Storingsherstelrapport batterij bijna leeg Als de batterijspanning lager is dan 12,0 V of als tijdens de dynamische batterijtest herstel naar normale spanning wordt gedetecteerd, wordt het storingsherstelrapport batterij bijna leeg verzonden. Overschrijden limiet aantal keren invoeren verkeerde code Als het aantal keren dat het invoeren van de verkeerde code een gespecificeerde waarde heeft bereikt, wordt een rapport geen toegang gegenereerd en een alarm verzonden. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

47

Deze functie beperkt het aantal pogingen tot het invoeren van een verkeerd wachtwoord door onbevoegden. Als het aantal keren dat het invoeren van het verkeerde wachtwoord overeenkomt met de geprogrammeerde waarde, voert de alarmcentrale de volgende acties uit: –

Activeren van alarmsirene en andere alarmuitgangen.

–

Vergrendelen van alle bedieningspanelen gedurende 3 minuten.

–

Verzenden van rapport geen toegang.

Storing on-board uitgang 1 – 2 Wanneer on-board uitgang 1 of 2 uitvalt, wordt het rapport verzonden. Als de on-board uitgang weer onder normale condities werkt, wordt het storingsherstelrapport programmeerbare uitgang verzonden. Storing communicatiepad 1 - 4 Als een communicatiepad uitvalt, wordt het rapport verzonden. Als de communicatie weer onder normale condities werkt, wordt het storingsherstelrapport communicatie verzonden. Programmeerparameters wijzigen Als de programmeerparameters worden gewijzigd en van kracht worden, wordt het rapport verzonden. Rapportage noodalarm bedieningspaneel Als toetsen [1] en [3] gedurende 3 seconden ingedrukt worden gehouden of als [#] en [*] gedurende 3 seconden ingedrukt worden gehouden, wordt het rapport noodalarm verzonden. Het rapport noodalarm heeft geen overeenkomstig alarmherstelrapport. Rapportage brandalarm via bedieningspaneel Als toetsen [4] en [6] gedurende 3 seconden ingedrukt worden, wordt het rapport brandalarm verzonden. Het rapport brandalarm heeft geen overeenkomstig alarmherstelrapport. Rapportage medisch alarm bedieningspaneel Als toetsen [7] en [9] gedurende 3 seconden ingedrukt worden, wordt het rapport medisch alarm verzonden. Het rapport medisch alarm heeft geen overeenkomstig alarmherstelrapport. Rapportage automatische test Het systeem ondersteunt het verzenden van een automatisch testrapport. Zie voor meer informatie over programmatie van het tijdstip voor het testrapport . Voor meer informatie over datum- en tijdinstellingen, zie .

7.1.7

Rapport automatische test Het testrapport is onderverdeeld in twee typen: periodiek en regelmatig dagelijks rapport. –

Als het adres 0129-0130 is geprogrammeerd op 1-99, verzendt het systeem periodiek een automatisch testrapport op de door het adres gespecificeerde tijdstippen. Als 0129-0130 is geprogrammeerd op 0, worden geen periodieke testrapporten verzonden.

–

Als 0131-0134 is ingesteld op een geldige tijd, verzendt het systeem iedere dag op hetzelfde tijdstip een automatisch testrapport. Op dit moment moeten de datum en de tijd van het systeem correct zijn ingesteld. Als 0131-0134 is ingesteld op een ongeldige tijd, wordt het dagelijkse regelmatige automatische testrapport gedeactiveerd.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

48


nl | Instellingen

7.1.8

Rapport verstreken tijd Als de vervaltijd van het rapport is verlopen en het rapportpad niet is aangesloten, gaat het rapport verloren en wordt het niet verzonden. Het rapport kan 1-255 minuten behouden blijven. Het systeem wordt gereset naar 000, wat aangeeft dat er een poging is gedaan om het rapport te verzenden zonder een vervaltijdlimiet.

7.1.9

Instellingen externe PC Via Software voor Programmeren op Afstand (RPS) die is geïnstalleerd op een externe PC (RPC), kan de alarmcentrale op afstand worden geprogrammeerd of bediend (inclusief laden/ downloaden van programmeerparameters, op afstand Inschakelen/Uitschakelen van ieder gebied, activeren/deactiveren van de alarmsirene van ieder gebied, activeren/deactiveren van iedere uitgang enz.). RPS (Remote Programming Software) bevat Bosch A-Link Plus software en de software van derden die is geïntegreerd in Bosch SDK. Met behulp van de functie externe verbinding via IP kan een verbinding tot stand worden gebracht van de externe PC naar de alarmcentrale via LAN of WAN voor het uitvoeren van programmeren en bedienen op afstand. Bij een verbinding zendt de alarmcentrale een polling-telegram van 25 bytes. IP-adres Het RPC IP-adres is een vast IP-adres voor software voor programmeren op afstand. Poortnummer Het RPC-poortnummer is het poortnummer van de software voor programmeren op afstand. Vernieuwingsinterval DHCP / tijdsinterval RPC-polling Vernieuwingsinterval DHCP / tijdsinterval RPC-polling is het interval waarmee de alarmcentrale een verbinding maakt met de RPC (PC voor programmeren op afstand). De alarmcentrale verzendt UDP-datapakketten naar de RPC volgens de instelling van het vernieuwingsinterval DHCP (0=uitgeschakeld 1-15 uur interval), wanneer het paneel is gereset en wanneer terugbellen is beëindigd. RPC ontvangt het ID-nummer van de abonnee, het IP-adres en de poort van de UDBdatapakketten (IP-nummer en -poort worden ontleend aan het UDP-datapakket). RPC met RPS (Software voor programmeren op afstand = A-Link Plus) slaat de informatie van het ontvangen UDP-datapakket op in het eigen RAM, de informatie gaat verloren nadat RPS is afgesloten. Wanneer een verbinding wordt gestart en het IP-adres dat is ingesteld in de klantinformatie niet overeenkomt met het IP-adres in het RAM, zal A-Link een nieuw scherm openen en vragen of het nieuwe IP-adres en de poort moeten worden gebruikt. Wanneer RPS is geopend, kan een verbinding alleen tot stand worden gebracht wanneer het IP-adres en poortnummer van de alarmcentrale niet gewijzigd zijn nadat RPS vorige gegevens heeft ontvangen. Indien het IP-adres is gewijzigd, moet een RPC waar RPS op draait wachten op het volgende UDP-datapakket dat vanaf de centrale wordt verzonden.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

49

Aantal ringtonen Het adres stelt het aantal ringtonen van de alarmcentrale in alvorens binnenkomende oproepen te beantwoorden. Stel het correcte aantal ringtonen in. Deze instelling is alleen gerelateerd aan de verbinding van software voor programmeren op afstand via de telefoonlijn. Door dit adres in te stellen op 0 kan het beantwoorden van alle binnenkomende oproepen door de alarmcentrale worden uitgeschakeld ongeacht hoe andere programmeeradressen zijn ingesteld. Externe verbinding telefoon Gebruik de telefoon om het systeem op afstand te programmeren en bedienen. Zie voor het inschakelen van de programmering van de externe verbinding via de telefoonlijn . Telefoonnummer terugbellen Dit adres bevat het te bellen telefoonnummer als upload/download wordt aangevraagd of als de gebruiker zijn code + [5][7] invoert en op [#] drukt om zelf een modemoproep te activeren vanaf de centrale om een communicatieverbinding tot stand te brengen met de computer op afstand. De computer moet zijn uitgerust met A-Link Plus RPS-software en moet zijn ingesteld op "Wacht op inkomend gesprek". Het terugbeltelefoonnummer is ook nodig wanneer verbinding op afstand met terugbelverificatie is vereist. Beltonen Dit adres stelt het aantal keren in dat de telefoon overgaat voordat de alarmcentrale de oproep beantwoordt. Het heeft alleen effect om dit aantal op een acceptabel niveau in te stellen als de functies inschakelen op afstand en uploaden/downloaden op afstand zijn ingeschakeld. Door het adres op 0 te programmeren, wordt voorkomen dat de centrale inkomende gesprekken automatisch beantwoordt, ongeacht andere geprogrammeerde opties.

7.1.10

Persoonlijke oproep Vier telefoonnummers worden ondersteund. Als een sabotage of alarm zich voordoet op een zone van de inbraakcentrale, belt deze het geprogrammeerde telefoonnummer. Alle alarmgebeurtenissen hebben enkel één rapport/bevestiging nodig. De transmissievolgorde wordt herhaald totdat de centrale een bevestigingstoon ontvangt. De alarmcentrale hangt automatisch op na 45 seconden als deze geen bevestigingstoon kan detecteren. En belt later opnieuw. De gebruiker drukt op [#] tussen twee bevestigingstonen om het alarm te bevestigen. De bevestigingstoon is het DTMF-signaal dat wordt verzonden door de gebruiker op afstand via de toets [#]. Als de alarmcentrale de bevestiging [#] van de gebruiker heeft ontvangen, verzendt deze een pieptoon van 2 seconden als bevestigingstoon naar de gebruiker en verbreekt vervolgens de verbinding.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

50


nl | Instellingen

7.2

Zones

7.2.1

Zone-ingangen On-board zones: Er zijn 8 on-board vastbedrade zones op de AMAX4000/AMAX4000 EN centrale. Een extra zone ingang is beschikbaar voor het sabotagecontact van behuizing, zonder verlies van de 8 onboard zones. Reactietijd on-board zones: De reactietijd van elke on-board zone bedraagt: Activeringstijd van zonestatus >= 400 ms, wel reactie Activeringstijd van zonestatus < 300 ms, geen reactie EOL-on-board zone 1. Enkele EOL: als sabotagefunctie niet is geselecteerd, benut elke zone een enkele 2,2 k ohm EOL. De centrale kan de zone detecteren als kortgesloten, normaal of open. Lusweerstand (ohm)

Status van de zone

Min.

Type

Max.

0

1430

geactiveerd

1650

2200

2750

normaal

2970

∞

geactiveerd

De detectietoestellen (sensoren) worden verbonden tussen de zone en COM-terminal door een EOL-serieverbinding (activatie door openen) of EOL-parallelle verbinding (geactiveerd door kortsluiting).

COM Zone De detectietoestellen (sensoren) worden verbonden tussen de zone en COM-terminal door een EOL-serieverbinding (activatie door openen) of EOL-parallelle verbinding (geactiveerd door kortsluiting).

COM

Zone De centrale ziet een kortgesloten/open lus als actief bij verbinding met enkele EOL. Het geldige zonenummer is 1-8 voor AMAX. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



1.

Instellingen | nl

51

Dubbele EOL: wel controle van 24-uurs sabotagefunctie waarbij enkel NG-contacten worden gebruikt. De EOL-status is:

Lusweerstand (ohm)

Status van de zone

Min.

Type

Max.

o

1430

sabotage

1650

2200

2750

normaal

2970

4400

4950

geactiveerd

5220

∞

sabotage

Gebruik de 2,2K-weerstand als de EOL van het sabotagecontact, die samenwerkt met de 2,2K weerstand over het alarmcontact. Zie tekening:

1

COM

2

Z3 BBBBB6DERWDJHVFKDNHODDU BBBBB=RQHVFKDNHODDU Ingang on-board sabotage Een aparte ingang is beschikbaar voor sabotage van behuizing (als aanvulling op de 8 on-board zones). De reactietijd van de sabotage-ingang staat vast. De sabotagelus veroorzaakt een sirenealarm als de lus open is en wordt gerapporteerd als de lus open is (gebaseerd op de "rapportoptie van systeemstatus"). Als het systeem is opgestart, wacht het 60 seconden alvorens de sabotagelus te controleren. Connector voor ingang van sabotageschakelaar: Gesloten: normaal Open: verwerking van sabotagestoring met dezelfde kenmerken als een 24-uurs alarmproces (on-board sabotage wordt verwerkt als zonenummer 17).

7.2.2

Functie-instellingen zone/zone-opties Zonetypes Zonefunctie, optie Zonetype


Omschrijving 00

Zone niet gebruikt

01

Direct

02

Direct binnenhuis

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

52


nl | Instellingen

03

Vertraging

04

Vertraging binnenhuis

05

Volger

06

Volger binnenhuis

07

24-uurs

08

Puls sleutelschakelaar

09

Aan/Uit sleutelschakelaar

10

24-uurs paniekalarm

11

24-uurs brandalarm

12

24-uurs brandalarm met verificatie

13

Sabotage

14

Vergrendelcontact

15

Externe storing

16

Uitlooptijd

17

Interne uitlooptijd

18

Technisch alarm

19

Reset

20

Direct zonder reset

21

Gereserveerd

0 Als een zone niet wordt gebruikt, programmeert u de locatie van het zonetype op 0. Een EOLweerstand is niet vereist als dit zonetype wordt gebruikt. Dit zonetype laat nooit een sirene afgaan en schakelt de kiezer niet in. 1 - Direct De directe zone werkt als volgt: 1.

2.

Uitgeschakeld: –

Zone normaal - geen alarm/geen rapport

–

Zone geactiveerd - geen alarm/geen rapport

AFWEZIG inschakelen: –


–

Zone geactiveerd - alarm/rapport

–

(zone geactiveerd tijdens uitlooptijd - geen alarm/geen rapport)

–

(Zone geactiveerd tijdens inlooptijd - alarm/rapport wordt vertraagd gedurende 30 sec. of wanneer de inlooptijd is verstreken, geen rapport wanneer systeem eerder is Uitgeschakeld)

3.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

AANWEZIG inschakelen: –


–


–

(zone geactiveerd tijdens uitlooptijd - geen alarm/geen rapport) Installation Manual



–

Instellingen | nl

53

(Zone geactiveerd tijdens inlooptijd - alarm/rapport wordt vertraagd gedurende 30 sec. of wanneer de inlooptijd is verstreken, geen rapport wanneer systeem eerder is uitgeschakeld). Als de zone is geactiveerd, niet is overgrugd en het systeem geforceerd wordt Ingeschakeld, wordt een storingsrapport voor de zone verzonden.

–

Als het systeem is Uitgeschakeld en de zone niet eerder is hersteld, wordt een storingsrapport voor de zone verzonden.

2 - Binnenshuis direct De binnenshuis directe zone werkt als volgt: 1.

Uitgeschakeld: –

2.

– 3.

hetzelfde als de Uitschakelstatus van de directe zone

AFWEZIG inschakelen: hetzelfde als de alarmstatus AFWEZIG van de directe zone


Deze zone wordt genegeerd en gedraagt zich als Uitgeschakeld. Zie het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel op pagina 20 om te zien hoe de zone wordt weergegeven tijdens de uitlooptijd.

–

Als de zone wordt geactiveerd, niet wordt overbrugd en het systeem geforceerd wordt ingeschakeld, wordt een storingsrapport voor de zone verzonden.

–


3 - Vertraging De vertragingszone werkt als volgt: 1.

UITGESCHAKELD: hetzelfde als de Uitschakelstatus van de directe zone

2.



–

Zone geactiveerd - inlooptijd gestart - geen alarm/geen rapport

–

Uitschakelen tijdens inlooptijd - geen alarm/geen rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens uitlooptijd - geen alarm/geen rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens inlooptijd - geen alarm/geen rapport

–

Zone geactiveerd - inlooptijd verstreken - alarm/rapport

–

(rapport wordt vertraagd gedurende 30 sec. wanneer systeem eerder is Uitgeschakeld, geen rapport)

3.

Ingeschakeld in modus AANWEZIG: hetzelfde als de werking van Ingeschakeld indien AFWEZIG. –

De eerste vertragingszone start de inlooptijd; alle andere vertragingszones volgen.

–


4 - Vertraging binnenshuis De interne vertragingszone werkt als volgt: 1.

Uitgeschakeld: hetzelfde als de uitschakelstatus van de directe zone

2.

Ingeschakeld in modus AFWEZIG: hetzelfde als de alarmstatus ingeschakeld in mode AFWEZIG van de vertragingszone

3.


Deze zone wordt genegeerd en gedraagt zich als Uitgeschakeld.

–

Zie het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel op pagina 20 om te zien hoe de zone wordt weergegeven tijdens de uitlooptijd.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

54


nl | Instellingen

5 - Volger De volgzone werkt als volgt: 1.

Uitgeschakeld: –

2.

hetzelfde als de Uitschakelstatus van de directe zone



–


–


–


–

De resterende vertragingstijd wordt overgedragen van de vertragingszone naar de volgzone.

–

De volgzone werkt net als de vertragingszone.

–

Als twee of meer zones zijn geprogrammeerd als de vertragingszones en beide worden geactiveerd, dan volgt de volgzone de als eerste geactiveerde vertragingszone.

3.

AANWEZIG INSCHAKELEN: hetzelfde als de vertragingszone.

6 - Volger binnenshuis De binnenhuis volgzone werkt als volgt: 1.


2.

Ingeschakeld in modus AFWEZIG: hetzelfde als de alarmstatus AFWEZIG van de volgzone

3.



–


7-24-uurs zone De 24-uurs zone werkt als volgt: 1.

2.

3.

Uitgeschakeld: –


–




–


–

Zone geactiveerd - tijdens uitlooptijd - alarm/rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens inlooptijd - alarm/rapport

AANWEZIG inschakelen: hetzelfde als de werking van AFWEZIG inschakelen. –

Een 24-uurs zone verzendt geen herstelrapport totdat de zone is hersteld.

8 - Sabotagezone De sabotagezone werkt als volgt: 1.

2.

3. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Uitgeschakeld: –


–




–


–


–


AANWEZIG inschakelen: hetzelfde als de werking van AFWEZIG inschakelen. Installation Manual



–

Instellingen | nl

55

Een sabotagezone verzendt geen herstelrapport totdat de zone is hersteld.

9 - Brandzone De brandzone werkt als volgt: 1.

2.

Uitgeschakeld: –


–



3.


–


–


–



Een brandzone verzendt geen herstelrapport totdat de zone is hersteld.

10 - Externe storingszone De storingszone/ingang reageert als volgt: 1.

2.

3.

Uitgeschakeld: –


–

Zone geactiveerd - storing/rapport



–


–

Zone geactiveerd - tijdens uitlooptijd - storing/rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens inlooptijd - storing/rapport


Het herstelrapport wordt gerapporteerd wanneer de zone hersteld is.

11 - Vergrendelcontactzone De vergrendelcontactzone reageert als hieronder beschreven: 1.

2.

3.

Uitgeschakeld: –


–




–


–


–



Deze zone is voornamelijk bedoeld ter voorkoming van Inschakeling (om ervoor te zorgen dat de uitgangs-/ingangsdeur vergrendeld is voordat het systeem Ingeschakeld kan worden en er geen alarm plaatsvindt wanneer het pand wordt betreden via de ingangs-/uitgangsdeur)

12 - Pulssleutelschakelaar Als een zone als pulssleutelschakelaar wordt geprogrammeerd, negeert deze alle andere programmeringsonderdelen, zoals overbruggen of geforceerd Inschakelen. Als de zonesabotagefunctie is ingeschakeld, reageert de zone als bij zonesabotage. Als een zone is


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

56


nl | Instellingen

geprogrammeerd voor inschakeling via sleutelschakelaar, dan wordt die zone de ingang voor een tijdelijke sleutelschakelaaringang (pulsmodus). Telkens als de ingang van de sleutelschakelaar wordt geactiveerd, wordt het systeem Ingeschakeld. Zone geactiveerd: AFWEZIG inschakelen Zone normaal: geen effect Als het systeem via deze methode wordt Ingeschakeld, wordt het bedieningspaneel geactiveerd, hoort u twee keer een pieptoon en wordt dit gerapporteerd als gebruikerscode 254. 13 - Aan/uit sleutelschakelaar Als een zone als aan/uit sleutelschakelaar wordt geprogrammeerd, negeert deze alle andere programmeringsonderdelen, zoals overbruggen of geforceerd inschakelen. Als de zonesabotagefunctie is ingeschakeld, reageert de zone als bij zonesabotage. Als een zone is geprogrammeerd voor inschakeling via sleutelschakelaar, dan wordt die zone de ingang voor een aan/uit sleutelschakelaaringang. In de aan/uit modus wordt het systeem Ingeschakeld wanneer de zone wordt geactiveerd en Uitgeschakeld wanneer de zone normaal is. Met deze zone kan het systeem worden In- of Uitgeschakeld met een aan/uit-schakelaar die op de sleutelschakelaarzone is aangesloten. De zone sleutelschakelaar aan/uit activeert geen alarmgebeurtenis. Zone geactiveerd: AFWEZIG inschakelen van het systeem. Zone normaal: UITSCHAKELING van het systeem Bekabelingsschema voor sleutelschakelaarzone: kortsluiten voor Inschakelen. De activatieperiode moet minimaal 300 ms duren.

COM Zone Bekabelingsschema voor sleutelschakelaarzone: kortsluiten voor Inschakelen. De activatieperiode moet minimaal 300 ms duren.

COM Zone Als het systeem via deze methode wordt Ingeschakeld, wordt het bedieningspaneel geactiveerd, hoort u twee keer een pieptoon en wordt dit door het systeem gerapporteerd als gebruikerscode 254. Aanwijzing! Als de sleutelschakelaar het In-/Uitschakelen met succes uitvoert, hoort u als indicatie kort de sirene.

16 - Uitlooptijd 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

57

De uitlooptijdzone werkt als volgt: 1.

UITGESCHAKELD: hetzelfde als de Uitschakelstatus van de directe zone

2.



–

Zone geactiveerd - inlooptijd gestart - geen alarm/geen rapport

–

Uitschakelen tijdens inlooptijd - geen alarm/geen rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens uitlooptijd - geen alarm/geen rapport/verkort resterende uitlooptijd naar 5 sec.

–


–

Zone geactiveerd - inlooptijd is verstreken - alarm/rapport (rapport wordt vertraagd gedurende 30 sec. wanneer het systeem eerder is Uitgeschakeld, geen rapport)

3.

Ingeschakeld in modus AANWEZIG: hetzelfde als de werking van Ingeschakeld indien AFWEZIG. – –

De eerste vertragingszone start de inlooptijd; alle andere vertragingszones volgen. Als het systeem is Uitgeschakeld en de zone niet eerder is hersteld, wordt een storingsrapport voor de zone verzonden.

17 - Interne uitlooptijd De interne uitlooptijdzone werkt als volgt: 1.


2.

AFWEZIG inschakelen: hetzelfde als de alarmstatus Ingeschakeld in modus AFWEZIG van de vertragingszone

3.



–


18 - Technisch alarm Het technische alarm werkt als volgt: 1.

2.

3.

Uitgeschakeld: –


–




–


–


–



Een technische zone verzendt geen herstelrapport totdat de zone is hersteld.

19 - Reset De resetzone werkt als volgt: 1.

2.

Uitgeschakeld: –


–

Zone geactiveerd – voert systeemreset uit/geen rapport


3.


AANWEZIG inschakelen: hetzelfde als de werking van AFWEZIG inschakelen.

20 - Direct rapport Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

58


nl | Instellingen

De directe rapportzone werkt als volgt: 1.

2.

3.

Uitgeschakeld: –

Zone normaal - geen alarm/geen herstelrapport

–



Zone normaal - geen alarm/geen herstelrapport

–

Zone geactiveerd - geen alarm/verzendt rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens uitlooptijd - alarm/verzendt rapport

–

Zone geactiveerd - tijdens inlooptijd - alarm/verzendt rapport

AANWEZIG inschakelen: hetzelfde als de werking van AFWEZIG inschakelen.

7.2.3

Functie-instellingen zone/zone-opties Zonefunctie, optie Geforceerde

Omschrijving 0

Uitgeschakeld

1

Geforceerd inschakelen

2

Overbrugd

3

Alle

Stil alarm/

0

Uitgeschakeld

1

Stil alarm

2

Deurbelmodus

3

Alle

Zonepulstelling

0

Uitgeschakeld

1-9

1-9 pulsen

Zoneblokkering

0

Uitgeschakeld

1

Alarmblokkering 1 keer

2


3


4

Alarmduur

0

Uitgeschakeld

1

Ingeschakeld

0

Geen rapport vereist

1

Ontvanger 1

2

Ontvanger 2

3

Ontvanger 3

4

Ontvanger 4

Inschakeling/ Overbrugging

Deurbelmodus

Sabotagezone

Zonestatusrapport

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

59

5

Ontvanger 1, 2, 3 en 4

6

Ontvanger 1 (2, 3 en 4 voor back-up)

7

Ontvanger 1 (2 voor back-up) en ontvanger 3 (4 voor backup)

Niet-geverifieerd alarmrapport/ Doorloopzone

Volg-Mij nummer

0

Uitgeschakeld

1

Niet-geverifieerd alarmrapport

2

Doorloop zone

3

Alle

Volg de logica van de optie 'Alarmrapport'. Bereik 0-7

0

Geen rapporten toegestaan

1

Rapporteren aan bestemming 1

2


3


4


5

Rapporteren aan bestemming 1 ,2, 3, 4

6

Rapporteren aan bestemming 1 (2, 3, 4 back-up)

7

Rapporteren aan bestemming 1 (2 back-up) en 3 (4 backup)

Zone overbruggen Als deze optie is ingeschakeld, kan de beheerder zones overbruggen alvorens het systeem In te schakelen. Als deze optie is uitgeschakeld, is handmatig overbruggen van de zone niet beschikbaar. Na handmatig overbruggen van de zone wordt een zone-uitschakelrapport verzonden. Het overbruggen van de zone is geldig in slechts één inschakelperiode; hervatten van de zonecontrole vindt daarom plaats na Uitschakeling. Vóór het Uitschakelen negeren alle overbrugde zones alle zone-activerings- en herstelgebeurtenissen. De sleutelschakelaarzone kan niet worden overbrugd. Geforceerde Inschakeling Als deze optie wordt geselecteerd, kan het systeem worden Ingeschakeld wanneer de zone in de activeringsstatus staat. Als deze optie niet wordt geselecteerd, kan de PIN-houder het systeem pas Inschakelen nadat de zone met problemen weer in de normale status staat of handmatig wordt overbrugd. Het Inschakelen met een zone in de activeringsstatus wordt geforceerde Inschakeling genoemd. Bij Inschakeling van het besturingssysteem: –

Als het bedieningspaneel- of de sleutelschakelaarzone wordt gebruikt om Inschakelen van het systeem uit te voeren, toont het systeem eerst de zonestatus. Als een actieve zone niet wordt overbrugd en de optie geforceerde inschakeling niet werd geactiveerd, kan succesvol Inschakelen niet plaatsvinden.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

60


nl | Instellingen

–

Als het bedieningspaneel- of de sleutelschakelaarzone wordt gebruikt om Inschakelen van het systeem uit te voeren, toont het systeem eerst de zonestatus. Als een actieve zone niet wordt overbrugd en de optie geforceerde inschakeling wel werd geactiveerd, kan succesvol inschakelen plaatsvinden. Als de zone nog niet is hersteld aan het einde van de uitloopvertragingstijd, toont het systeem het storingsrapport van de zone.

–

Als de storing is hersteld, wordt een zoneherstelrapport verzonden.

Uitzonderingen optie geforceerde inschakeling: –

Bij inschakeling via de telefoon en op afstand inschakelen via de software is geforceerde inschakeling beschikbaar ongeacht het feit of de zone al dan niet is geprogrammeerd voor geforceerde inschakeling.

Stil alarm Na activeren van deze optie kan de zone worden ingesteld op stil alarm. Een stil alarm activeert de zoemer van het bedieningspaneel en de uitgang van het type gebeurtenis van het systeemaudio-alarm niet, maar kan de uitgang van het type gebeurtenis van het systeemalarm (geluid en stil) activeren en de alarmgebeurtenis kan nog steeds worden verzonden aan de hand van het programmeerpad. Zone vergrendelen De optie zone vergrendelen van iedere zone kan worden ingesteld op onvergrendelde tijd, 1 keer alarmvergrendeling, 3 keer alarmvergrendeling, 6 keer alarmvergrendeling en volgalarmtijd. Stel voor ontgrendeling de optie zonevergrendeling in op 0 om de functie zone vergrendelen uit te schakelen. 3 keer alarmvergrendeling Als de vergrendeloptie is ingesteld op 3, kan de zone slechts maximaal 3 keer een alarmrapport verzenden in een Inschakelperiode. Na opnieuw Uitschakelen/Inschakelen van de partitie waartoe de zone behoort, wordt de vergrendeltelling gereset. De alarmcentrale verwerkt de vergrendeling aan de hand van de volgende logica: 1.

Als de zone of zonesabotage wordt geactiveerd met een sirenealarm als resultaat, dan negeert de alarmcentrale verder de status van de zone tot de alarmtijd verstreken is.

2.

Na het bereiken van 3 alarmcondities wordt de zone vergrendeld.

3.

Als een alarm voorkomt voor een vergrendelde zone, verzendt de zone een

4.

Voor het einde van de alarmuitgangstijd wordt de zoneherstelgebeurtenis niet verzonden.

5.

Als de optie zone vergrendelen wordt uitgeschakeld, is er geen beperking aan de tijden

zonestoringsrapport.

van de alarmen. De betreffende zone kan nog steeds een alarm afgeven, ook al zijn andere zones vergrendeld. 6 keer alarmvergrendeling Vergelijkbaar met 3 keer alarmvergrendeling, waarbij het alarm is beperkt tot maximaal 6 keer. Vergrendelen binnen de periode van de alarmuitgangstijd. Herhalen van de procedure voor alarm vergrendelen in de periode van alarmuitgangstijd zonder een beperking op tijden. Sabotagezone Het systeem ondersteunt de sabotagedetectie van de zone. Deze functie zorgt dat de zone in de status normale werking staat. Het proces is als volgt: 1.

Als de 24-uurs zonesabotage is ingeschakeld, is de bekabelingsmethode met dubbele weerstand nodig.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



2.

Instellingen | nl

61

Als de zone detecteert dat de 24-uurs sabotage is geactiveerd, wordt het zonesabotagealarm op dezelfde wijze verwerkt als de 24-uurs zone.

3.

Als de zone een zone-alarm detecteert, wordt de zone verwerkt aan de hand van het gespecificeerde zonetype.

Als de zone is geprogrammeerd om 24-uurs zonesabotage uit te schakelen, is de bekabelingsmethode voor enkele weerstand nodig. Als de zone een alarm detecteert, wordt de zone verwerkt aan de hand van het gespecificeerde zonetype. Rapportage zonestatus De alarmcentrale rapporteert de zonestatus aan de hand van het gespecificeerde pad inclusief alarm, zonestoring, zone overbruggen en zonesabotage-alarm. Deurbelmodus zone Het systeem ondersteunt de deurbelmodus. Het proces is als volgt: –

Als de deurbelmodus wordt gebruikt en er een zone wordt geactiveerd, klinkt de zoemer op het bedieningspaneel 1 seconde (alleen in Uitgeschakelde status).

Zonepulstelling Het systeem ondersteunt de pulstellingsmodus. Het proces is als volgt: –

de duur van de pulstelling moet worden geconfigureerd (zie hoofdstuk 9.1 Instellingen van communicatie en rapporten)

–

de pulstelling voor een zone kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 9 (0 = uitgeschakeld)

Het proces is als volgt: –

een alarm wordt alleen opgewekt wanneer de zone net zo vaak wordt geactiveerd als de waarde "pulstelling" binnen de tijd "tellingsduur".

Volg-Mij nummer Het systeem ondersteunt de modus Volg-Mij oproep. Het proces is als volgt: –

Als de modus Volg-Mij oproep is geconfigureerd voor een zone en een alarm doet zich voor op die zone, wordt het alarm gerapporteerd aan de geconfigureerde bestemming(en) en is bevestiging nodig.

Doorloop zone De optie doorloopzone werkt als volgt: Voorwaarden: –

Ten minste twee zones in hetzelfde gebied hebben de optie doorloopzone ingeschakeld

–

De systeemoptie timer doorloopzone is ingesteld op een waarde hoger dan 0

Wanneer een van deze zones langer dan 20 seconden wordt geactiveerd, wordt een alarm aangemaakt. Wanneer een van deze zones (de eerste zone) korter dan 20 seconden wordt geactiveerd, start de doorloopzone-timer. Er wordt nog geen alarm aangemaakt. –

Wanneer geen andere zones (met de optie doorloopzone) binnen de doorloopzone-tijd worden geactiveerd, wordt er geen alarm aangemaakt.

–

Wanneer de eerste zone binnen de doorloopzone-tijd twee keer of vaker wordt geactiveerd, wordt er geen alarm aangemaakt.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

62


nl | Instellingen

–

Wanneer een tweede zone of meerdere zones (met de optie doorloopzone) wordt/ worden geactiveerd binnen de doorloopzone-tijd, wordt een alarm aangemaakt voor alle geactiveerde zones.

–

Wanneer de eerste zone of een van de andere zones (met de optie doorloopzone) twee keer of vaker wordt geactiveerd nadat de doorloopzone-tijd is verlopen, start de timer opnieuw.

Niet-geverifieerd alarmrapport Schakelt de optie niet-geverifieerd alarmrapport in/uit. Wanneer een doorloopzone wordt geactiveerd, maar nog geen alarm wordt aangemaakt, creëert het systeem een nietgeverifieerd alarm om te verzenden. Het systeem verzendt rapporten van niet-geverifieerde alarmen indien de optie niet-geverifieerd alarmrapport is ingeschakeld.

7.2.4

Zone toevoegen en wijzigen Tijdens het toevoegen of wijzigen van iedere zone is het op basis van zonenummers nodig de partitie te specificeren, de zonefuncties te selecteren en de module van de zonebron te selecteren. Als de zone wordt geselecteerd als 0 (de zone wordt niet gebruikt), zijn adressen die zijn ingesteld op de zonefunctie en de moduleselectie ongeldig.

7.2.5

Zone-indicatie op bedieningspaneel en gebeurtenissenlogboek Zones kunnen op bedieningspanelen en in gebeurtenissenlogboeken worden weergegeven met een nummer dat anders is dan het werkelijke nummer dat wordt gebruikt voor de bekabeling en het programmeren. Systeem met één partitie Zones worden op bedieningspanelen weergegeven volgens de zonenummers. Wanneer een zone wordt uitgeschakeld, worden de indicatienummers van alle volgende (hogere) zonenummers met één verminderd. Systeem met meerdere partities Een bedieningspaneel, waarbij een specifieke partitie-weergave werd geselecteerd, geeft enkel de zones weer van de desbetreffende geselecteerde partitie en dat in oplopende nummerieke volgorde. Voorbeelden: In een systeem met één partitie moet zonenummer 17 op een LED-bedieningspaneel met 16 zones worden weergegeven. Na het uitschakelen van zone 16 (of een andere zone tussen 1 en

16) wordt zonenummer 17 weergegeven op het bedieningspaneel als nummer 16.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

63

De volgende tabel toont de gebiedstoewijzing en indicatie van zones op een bedieningspaneel in een systeem met meerdere partities: Zonenummer

Partitie

Indicatie klavier partitie 1

Indicatie klavier partitie2

1

2

1

2

2

2

3

1

1

4

1

2

5

1

3

6

1

4

7

2

3

8

2

4

9

2

5

10

2

6

11

1

5

12

1

6

7.3

Uitgangen

7.3.1

On-board-/uitbreidingsuitgang De alarmcentrale is uitgerust met vier on-board uitgangen en ondersteunt twee DX3010 uitgang-uitbreidingsmodules, waarbij iedere uitbreidingsmodule 8 relaisuitgangen ondersteunt (in totaal 20 uitgangen). Als on-board uitgang 1 of 2 uitvalt als gevolg van kortsluiting of onderbreking, heeft de uitgangsstoring geen invloed op de normale werking van het gehele systeem zo lang er backupvoeding aanwezig is (de storing wordt echter wel gedetecteerd door het systeem). Iedere uitgang is programmeerbaar en kan worden ingesteld om meerdere gebeurtenissen te volgen. Afhankelijk van het type uitgangsgebeurtenis kunnen de uitgangsparameters worden gedefinieerd als partitieuitgang of zoneuitgang. De uitgangspolariteit van iedere uitgang kan worden geprogrammeerd en gedefinieerd als drie modi: continue uitgang of pulsuitgang of omgekeerd. De maximale activatieduur van iedere uitgang wordt gespecificeerd via programmeren en wordt na het verlopen automatisch gereset. Elektrische eigenschappen: 13,65 VDC ± 3%. Voor PO-1+2 maximaal 750 mA; voor PO+3+4 maximaal 500 mA.

7.3.2

Uitgangsgebeurtenissen 0 - Niet gebruikt 1 - Uitgeschakeld 0=alle partities, 1-16 = partitie1-16 De uitgang werkt op basis van de onderstaande condities: 1.

Systeem Uitgeschakeld na systeemreset

2.

Systeem heeft de opdracht Uitschakelen gekregen

De uitgang wordt gereset: 1.

Als het systeem wordt Ingeschakeld


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

64


nl | Instellingen

2.

Als de geprogrammeerde activatieduur van de uitgang verstreken is

2 - Systeem Ingeschakeld, 0 = alle partities, 1 – 16 = partitie 1 – 16 De uitgang werkt op basis van de onderstaande condities: 1.

Systeem Ingeschakeld na systeemreset

Systeem heeft de opdracht Inschakelen gekregen en de uitgangstijd is verstreken (als het systeem de opdracht Inschakelen heeft gekregen, wordt de uitgang geactiveerd nadat de uitlooptijd verstreken is). De uitgang wordt gereset: 1.

Wanneer het systeem is Uitgeschakeld

2.

Wanneer de geprogrammeerde activatieduur van de uitgang verstreken is.

Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat het systeem Uitgeschakeld is. 3 - Systeemalarm Deze uitgang werkt na een alarm. De uitgang wordt gereset: 1.

Wanneer het systeem wordt Uitgeschakeld en het alarm wordt gereset.

2.


Wanneer er een nieuw alarm plaatsvindt, zal het systeem de activatieduur resetten. Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de zone hersteld is of het systeem Uitgeschakeld is. 4 - Systeemalarm (hoorbaar en stil) In het geval van een audio-alarm van het systeem wordt de uitgang ingeschakeld. –

Zone (alarm of sabotage) ingesteld voor het uitschakelen van het stille alarm van de zone.

–

Systeemsabotage/DX2010 sabotage/sabotage bedieningspaneel.

–

Alarm bedieningspaneel (noodalarm, brandalarm, medisch alarm)

In het geval van een stil alarm van het systeem wordt de uitgang ingeschakeld. –

Zone (alarm of sabotage) ingesteld voor het inschakelen van het stille alarm van de zone. Onder de volgende condities wordt de uitgang gereset.

–

Alarm resetten.

–

Inschakelen van het systeem.

–

Uitschakelen van het systeem.

In het geval van een nieuwe alarmgebeurtenis wordt de uitgangstijd gereset en opnieuw getimed. Als de uitgangstijd is ingesteld op 000 en de alarm sirenetijd ingesteld is op 0t, blijft de uitgang werken tot het resetten van de alarmuitgang of het Uitschakelen van het systeem via het command [PIN] [3] [2] [#]. De uitgang wordt slechts 1 seconde aangestuurd bij: –

Alarmsirene testen.

–

Sabotage/alarm/reset.

–

In/Uitschakelen via sleutelschakelaar.

5 - Externe sirene AFWEZIG De uitgang wordt geactiveerd wanneer: Systeem is Ingeschakeld in de modus AFWEZIG + zone inbraakalarm (inbraakalarm = direct/ direct binnenshuis/vertraging/vertraging binnenshuis/uitlooptijd/interne uitlooptijd/volger/ volger binnenshuis/24-uurs (kan worden uitgeschakeld)/brand (kan worden uitgeschakeld)/ technisch alarm (kan worden uitgeschakeld)) 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

65

Systeem is Ingeschakeld in de modus AFWEZIG + sabotage-alarm (geen alarm wanneer centrale is Uitgeschakeld) 6 - Externe sirene AANWEZIG De uitgang wordt geactiveerd wanneer: Systeem is Ingeschakeld in de modus AANWEZIG + zone inbraakalarm (inbraakalarm = direct/ direct binnenshuis/vertraging/vertraging binnenshuis/uitlooptijd/interne uitlooptijd/volger/ volger binnenshuis/24-uurs (kan worden uitgeschakeld)/brand (kan worden uitgeschakeld)/ technisch alarm (kan worden uitgeschakeld)) Systeem is Ingeschakeld in de modus AANWEZIG + sabotage-alarm (geen alarm wanneer centrale is Uitgeschakeld) 7 - Interne sirene De uitgang wordt geactiveerd wanneer: Systeem is Ingeschakeld in de modus AFWEZIG + zone inbraakalarm (inbraakalarm = direct/ direct binnenshuis/vertraging/vertraging binnenshuis/uitlooptijd/interne uitlooptijd/volger/ volger binnenshuis/24-uurs (kan worden uitgeschakeld)/brand (kan worden uitgeschakeld)/ technisch alarm (kan worden uitgeschakeld)) Systeem is Ingeschakeld in de modus AFWEZIG + sabotage-alarm Systeem is Ingeschakeld in de modus AANWEZIG + zone inbraakalarm (inbraakalarm = direct/ direct binnenshuis/vertraging/vertraging binnenshuis/uitlooptijd/interne uitlooptijd/volger/ volger binnenshuis/24-uurs (kan worden uitgeschakeld)/brand (kan worden uitgeschakeld)/ technisch alarm (kan worden uitgeschakeld)) Systeem is Ingeschakeld in de modus AFWEZIG + sabotage-alarm Systeem is Uitgeschakeld + zonesabotage-alarm Wanneer centrale is Ingeschakeld = activering via 1 puls (1 seconde) (de optie inschakelen/ uitschakelen kan worden gecombineerd met Uitschakelen) Wanneer centrale is Uitgeschakeld = activering via 2 pulsen (1 seconde) (de optie inschakelen/ uitschakelen kan worden gecombineerd met Inschakelen) Wanneer toegang wordt verkregen tot programmeermodus = activering via 1 puls (1 seconde) (optie inschakelen/uitschakelen) 8 - Interne sirene met sabotage De uitgang wordt geactiveerd bij een interne sirene met sabotageconditie. 9 – Waarschuwing inloop-/uitlooptijd Waarschuwing inlooptijd Deze uitgang is actief gedurende de inlooptijd. De uitgang wordt gereset: 1.

Wanneer het systeem wordt Uitgeschakeld

2.

Wanneer de inlooptijd is verstreken

3.


Waarschuwing uitlooptijd Deze uitgang is actief gedurende de uitlooptijd wanneer het systeem werd Ingeschakeld. De uitgang wordt gereset: 1.

Wanneer het systeem is Uitgeschakeld

2.

Wanneer de uitlooptijd is verstreken

3.


Als deze activatieduur als 000 wordt geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de uitlooptijd verstreken is. Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

66


nl | Instellingen

10 - Telefoonlijnstoring Deze uitgang is actief in geval van een telefoonlijnstoring. De uitgang wordt gereset: 1.

Als de telefoonlijn is hersteld en de storing is gereset.

2.


Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de telefoonlijn is hersteld en de storing is gereset. 11 - Storing netvoeding Deze uitgang is actief in geval van een netstroomstoring. De uitgang wordt gereset: 1.

Als de netvoeding is hersteld en de storing is gereset.

2.


Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de hoofdvoeding is hersteld en de storing is gereset. 12 - Batterij laag Deze uitgang is actief in geval van een storing lage batterij. De dynamische batterijtest wordt elke 4 uur uitgevoerd nadat het systeem is opgestart en elke keer als het systeem wordt Ingeschakeld. De uitgang wordt gereset: 1.

Alleen na een rapport dynamische batterijtest waarbij de spanning van de noodbatterij normaal is en de storing is gereset.

2.


Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de batterijspanning is hersteld en de storing is gereset. 13 - Sabotage Deze uitgang is actief wanneer een sabotageconditie plaatsvindt. De uitgang wordt gereset: 1.


Als deze activatieduur als 000 wordt geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de sabotageconditie is hersteld en gereset. 14 - Externe storing Deze uitgang is actief wanneer er een externe storing plaatsvindt. De uitgang wordt gereset: 1.


Als deze activatieduur als 000 wordt geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de externe storing is hersteld en gereset. 15 - Alle fouten Deze uitgang is actief in geval van een fout. De uitgang wordt gereset: 1.


Als deze activatieduur als 000 wordt geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat de fout is hersteld en gereset. 16 - Brandalarm 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

67

De uitgang wordt geactiveerd bij een brandalarm. 17 - Reset brandalarm De uitgang wordt geactiveerd bij een reset van het brandalarm. 18 - AFWEZIG ingeschakeld Deze uitgang is actief wanneer het systeem op AFWEZIG ingeschakeld staat. De uitgang wordt gereset: 1.


Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat het systeem Uitgeschakeld is. 19 - AANWEZIG ingeschakeld Deze uitgang is actief wanneer het systeem op AANWEZIG ingeschakeld staat. De uitgang wordt gereset: 1.


Als deze activatieduur als 000 is geprogrammeerd, zal de uitgang aangestuurd blijven totdat het systeem Uitgeschakeld is. 20 - Reset Deze uitgang is actief wanneer er een reset wordt uitgevoerd in het systeem. 21 - Volg zonenummer zonegebeurtenis Het uitgangsvolgtype imiteert de zone-alarmstatus; wanneer een alarm of sabotage wordt gegenereerd in de betreffende zone wordt de uitgang aangestuurd. Bij Inschakelen/ Uitschakelen van het systeem of wanneer de uitgangstijd wordt beëindigd, wordt de uitgang gereset. Voor de werkelijke uitgangstijd, zie tabel De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties, Pagina 136 22 - Knop 3 RF handzender De uitgang wordt geactiveerd wanneer knop 3 op de handzender wordt ingedrukt. 23 - Knop 4 RF handzender De uitgang wordt geactiveerd wanneer knop 4 op de handzender wordt ingedrukt. 24 - Deurbelindicatie De uitgang wordt geactiveerd bij een deurbelindicatie. 25 - Geverifieerd alarm De uitgang wordt geactiveerd bij een geverifieerd alarm. 26 - Niet-geverifieerd alarm De uitgang wordt geactiveerd bij een niet-geverifieerd alarm. 27 - Technisch alarm De uitgang wordt geactiveerd bij een technisch alarm. 28 - Overbrugde zone De uitgang wordt geactiveerd bij een overbrugde zone. Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

68


nl | Instellingen

29 - Gereed voor Inschakeling De uitgang wordt geactiveerd wanneer het systeem gereed is voor Inschakeling. 30 – Looptest uitgangsmodus

De uitgang wordt geactiveerd bij een looptest uitgangsmodus.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



7.3.3

Instellingen | nl

69

Uitgangsopties De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties Uitgangstype voor

Omschrijving

Uitgangspartitie/-zone

0

Niet gebruikt

Nee

1

Systeem Uitgeschakeld

0 = Alle partities

2

Systeem Ingeschakeld

3

Systeemalarm

4

Systeemalarm (hoorbaar en stil)

5

Externe sirene AFWEZIG

6

Externe sirene AANWEZIG

7

Interne sirene

8

Interne sirene met sabotage

9

Waarschuwing inloop-/uitlooptijd

1 - 16 = Partitie 1 - 16

10

Telefoonlijnstoring

11

Storing netvoeding

12

Lage batterijspanning

13

Sabotage

14

Externe storing

15

Alle storingen

16

Brandalarm

0 = elke partitie,

17

Reset brandalarm

18

AFWEZIG Ingeschakeld

19

AANWEZIG Ingeschakeld

20

Reset *1

gebeurtenissen Uitgang Gebeurte nis

1 – 16 = Partitie 1 - 16 0 = elke partitie, 1 - 16 = Partitie 1 - 16

0 = elke partitie, 1 - 16 = Partitie 1 - 16

1 - 16 = Partitie 1 - 16 0 = Alle partities 1 - 16 = Partitie 1 - 16 0 = elke partitie 1 - 16 = Partitie 1 - 16

21

Volg zonegebeurtenis

Zonenummer 1 - 64

22

Knop 3 RF handzender

0 = elke partitie,

(garagedeur)

1 - 16 = Partitie 1 - 16

23

Knop 4 RF handzender (verlichting)


24

Deurbelindicatie *1

25

Geverifieerd alarm

26

Niet geverifieerd alarm

27

Technisch alarm Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

70


nl | Instellingen

28

Overbrugde zone

29

Gereed voor Inschakeling

0 = alle partities 1 - 16 = partitie 1 - 16

30

Looptest

0

Continue uitgang

1

Puls

2

Omgekeerd

Uitgang

000 -

0 - 999 seconden

Tijd

999

Uitgang Modus

*1 uitgangstimer is vast ingesteld. (1 sec.) Uitgangsmodus Er zijn twee verschillende polariteiten verkrijgbaar. 0 - Continue uitgang Deze polariteit is een stabiele uitgang van een laag niveau. 1 - Pulsuitgang De uitgang gaat naar een laag elektropotentiaal gedurende de pulstijd. Uitgangstijd Iedere uitgang heeft een gespecificeerde activatieduur en wordt gereset aan het einde van de activatieduur. Iedere uitgangstijd neemt drie programmeeradressen in seconden in. Voorbeeld: Voor het beperken van de uitgangstijd van ingang 1 naar 5 minuten, kan het programmeeradres 0545-0547 worden geprogrammeerd naar [300] (300 seconden = 5 minuten). De werkelijke uitgangstijd van het systeemaudio-alarm, systeemalarm en volgzonegebeurtenis is gerelateerd aan de signalering van de alarmsirene.

7.3.4

Signaleringstijd alarmsirene De signaleringstijd van de alarmsirene is alleen geldig wanneer de alarmtoon van het bedieningspaneel is ingeschakeld. In het geval van een audio-alarm in het systeem gaat de alarmsirene af. Na een geldig commando tot inschakelen/uitschakelen, een alarmreset of beëindigen van de signaleringstijd van de alarmsirene stopt de alarmsirene met signaalgeven. Voor het programmeren van de alarmtijd, zie .

7.4

Toegangscodes Deze sectie beschrijft de toegangscodes die worden gebruikt om bevoegdheden en toegangsfuncties toe te kennen aan houders van gebruikerscodes van het systeem. Er zijn twee soorten toegangscodes: de installateurscode en gebruikerscodes. Beide codes maken specifieke toegang en bediening van functies van de centrale mogelijk.

7.4.1

Installateurscode De installateurscode bestaat uit max. zes cijfers. Als het systeem in Uitgeschakelde status staat en geen actief alarm heeft, verschaft deze code toegang tot de programmeermodus van de installateur. Met de installateurscode kan de installateur functies uitvoeren als het systeem is Uitgeschakeld.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

71

Zie hoofdstuk 6 Systeemfuncties op pagina 39 voor meer informatie. Zie Hoofdstuk 3.3.1 Programmeren met het AMAX Bedieningspaneel 4000 op pagina 14 voor meer informatie over systeemprogrammering. De installateurscode werkt alleen als deze is toegelaten door een houder van een gebruikerscode.

7.4.2

Gebruikerscodes Het doel van de gebruikerscodes is het systeem In- en Uitschakelen en systeemfuncties uitvoeren. De alarmcentrale bevat de volgende gebruikerscodes: Gebruikerscodes #1 t/m #64 voor bedieningspaneel (gerapporteerd 1 t/m 64) Gebruikerscodes *1 t/m *128 voor handzenders (gerapporteerd 65 t/m 192) Gebruikerscodes voor speciale doeleinden: Gebruikerscode 254 wordt gebruikt om een rapport te verzenden als het systeem wordt In-/ Uitgeschakeld met de sleutelschakelaar. Gebruikerscode 253 wordt gebruikt om een rapport te verzenden als het systeem met één knop van het bedieningspaneel in de modus AFWEZIG of AANWEZIG wordt Ingeschakeld. Gebruikerscode 252 wordt gebruikt om een rapport te verzenden als het systeem op afstand wordt Ingeschakeld via een telefoongesprek. Gebruikerscode 251 wordt gebruikt om een rapport te verzenden als het systeem op afstand wordt Ingeschakeld met de A-Link Plus-software. De gebruikerscode bestaat uit max. vier cijfers. Elke gebruikerscode dient toegewezen te worden aan een partitie/partities en een autorisatieniveau.

7.5

Systeeminstellingen - algemeen In dit hoofdstuk worden acht categorieën systeeminstellingen inclusief datum en tijd van het systeem, telefooninstellingen enz. beschreven.

7.5.1

Toegang installateur tot aan volgende Inschakeling Voordat toegang voor de installateur wordt gebruikt, moet een standaardgebruiker de toegang voor de installateur inschakelen. Indien de optie "toegang voor de installateur tot aan volgende Inschakeling" is ingeschakeld, heeft de installateur slechts toegang tot de volgende Inschakeling.

7.5.2

Geforceerde Inschakeling wanneer systeem zich in probleemtoestand bevindt Indien de optie "Geforceerde Inschakeling wanneer systeem zich in probleemtoestand bevindt" is ingeschakeld, kan een partitie geforceerd worden Ingeschakeld wanneer er een probleemtoestand is.

7.5.3

Sirene/PO-1+PO-2 bewaking Indien deze optie is ingeschakeld, wordt de stuurdraad van de sirene bewaakt naar kortsluiting of onderbreking.

7.5.4

Alarm toets 2 bedieningspaneel Indien de optie "2-knoppenalarm bedieningspaneel" is ingeschakeld, kunnen de volgende alarmen worden verzonden door twee knoppen op het bedieningspaneel tegelijkertijd ingedrukt te houden.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

72


nl | Instellingen

Het noodalarm wordt verzonden indien toetsen [1] en [3] of [*] en [#] tegelijkertijd ingedrukt worden gehouden. Het brandalarm wordt verzonden indien toetsen [4] en [6] tegelijkertijd ingedrukt worden gehouden. Het stille medische alarm wordt verzonden indien toetsen [7] en [9] tegelijkertijd ingedrukt worden gehouden.

7.5.5

Bewaking telefoonlijn Indien de optie "Bewaking telefoonlijn" is ingeschakeld, bewaakt het systeem of de telefoonlijn ontkoppeld of kortgesloten is.

7.5.6

Pieptoon voor waarschuwingsapparaten Schakelt "pieptoon voor waarschuwingapparaten" in/uit wanneer het systeem is ingeschakeld, uitgeschakeld, of tijdens een looptest.

7.5.7

Stil waarschuwingsapparaat in Uitgeschakelde modus Schakelt "Stil waarschuwingsapparaat in Uitgeschakelde modus" in/uit bij uitgeschakelde modus of door op een willekeurige toets te drukken.

7.5.8

Aantal gebeurtenisrecords per Ingeschakelde/Uitgeschakelde periode De optie "Aantal gebeurtenisrecords per Ingeschakelde/Uitgeschakelde periode" bepaalt het maximale aantal opnamen voor een gebeurtenis in een Ingeschakelde/Uitgeschakelde periode.

7.5.9

Indicatie van systeemsabotage in partitie De optie "Indicatie van systeemsabotage in partitie" bepaalt in welke partitie een systeemsabotagegebeurtenis moet worden weergegeven. Indicatie van systeemsabotage kan worden toegewezen aan de partitie waar zone 1 zich bevindt, of aan alle partities.

7.5.10

Pieptoon interne sirene als indicatie Schakelt "Pieptoon interne sirene als indicatie" in/uit wanneer het systeem is Ingeschakeld, Uitgeschakeld of wanneer de programmeermodus wordt gestart.

7.5.11

Interval batterijcontrole De optie "Interval batterijcontrole" bepaalt het tijdsinterval waarin de batterijtest wordt uitgevoerd. De batterijtest wordt ook uitgevoerd wanneer het systeem wordt Ingeschakeld of onder spanning wordt gebracht.

7.5.12

Timer doorloopzones De optie "Timer doorloopzones" bepaalt het tijdsinterval voor de functie doorloopzone.

7.5.13

Vertraging rapport storing netvoeding De vertraging waarmee het rapport van een storing in de netvoeding wordt gerapporteerd is configureerbaar. De optie "Vertraging rapport storing netvoeding" bepaalt de vertragingstijd.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



7.5.14

Instellingen | nl

73

Datum en tijd De brandmeldcentrale beschikt over een 24-uurs klok en een kalender met 12 maanden die tijdens de installatie moeten worden ingesteld. De volgorde is jaar, maand, dag, uur en minuut, waarbij ieder item bestaat uit twee cijfers [JJ] [MM] [DD] [UU] [MM]. Voor meer informatie over datum- en tijdinstellingen, zie .

7.5.15

Storingsinventarisatie Fout en sabotagecondities


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

74


nl | Instellingen

1 Storing accessoiremodule 1 Storing Netwerk/IP-module 1 1 - 2 Storing Netwerk/IP-module 1 - 2 2 Storing uitgang uitbreidingsmodule 1 - 2 Storing uitgang-uitbreidingsmodule 1 - 2 3 Storing zone uitbreidingsmodule 1 - 6 Storing uitgang-uitbreidingsmodule 1 - 6 4 Storing printer 1 Module DX4010 ontbreekt 2 Printer ontbreekt 3 Storing printer 5 Storing RF ontvanger 1 Storing RF ontvanger 1 2 RF ontvanger 1 ontbreekt 3 Storing RF toestel1 6 Storing RF sensor 1 RF sensor ontbreekt * 2 Storing RF sensor * 7 Storing RF repeater 1 - 8 RF repeater 1-8 ontbreekt 8 Configuratiestoring RF 1 Configuratieconflict sensoren * 2 Configuratieconflict repeaters * 3 Configuratieconflict handzenders *

2 Stroomstoring 1 Stroomstoring paneel 2 Lage batterijspanning paneel 3 Storing extra voedingsspanning paneel 1 - 2 Storing extra voedingsspanning paneel 1 - 2 4 Storing op de voeding van de Bosch-optiebus 1 - 2 Storing op de voeding van Bosch-optiebus 1 - 2 5 Storing netvoeding RF repeater 1 - 8 Storing hoofdvoeding RF repeater 1-8 6 Storing batterij RF repeater 1 - 8 Batterijstoring RF repeater 1-8 7 Storing voeding RF sensor * 8 Storing batterij RF handzender * * LED gaat branden door één of meer storingen in deze categorie.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

75

3 Uitgangsstoring 1 Storing on-board uitgang 1 Storing on-board uitgang 1 2 Storing on-board uitgang 2

4 Storing bedieningspaneel 1 - 16 Storing bedieningspaneel 1 – 16

5 Systeemstoring 1 Datum en tijd niet ingesteld

6 Communicatiestoring 1 Communicatiestoring 1 2 Communicatiestoring 2 3 Communicatiestoring 3 4 Communicatiestoring 4 5 Fout telefoonlijn

7 Sabotage 1 Systeemsabotage 2 Sabotage bedieningspaneel 1 - 16

Sabotage bedieningspaneel 1 – 16

3 Sabotage zone-uitbreidingsmodule 1 - 6 Sabotage zone-uitbreidingsmodule 1 - 6 4 Zonesabotage DEOL 1 - 16

Sensor sabotage DEOL

5 Sabotage zonetype 1 - 16

Sabotage zonetype

6 Blokkering bedieningspaneel 1 Blokkering bedieningspaneel 7 Sabotage RF ontvanger 1 Sabotage RF ontvanger 8 Sabotage RF repeater 1 - 8 Sabotage RF repeater

8 Externe storing 1 - 16

Externe zone-storing 1-16

Het systeem kan acht categorieën van 41 soorten systeemstoringen weergeven. Voor meer informatie over storingsinventarisatie, zie . Storingsbeschrijving 1 - Storing accessoiremodule Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

76


nl | Instellingen

–

Storing Netwerk/IP-module 1

Situatie: Geen communicatie met de DX4020/ITS-DX4020G als DX4020/ITS-DX4020G is geprogrammeerd. Herstel: Communicatie met DX4020/ITS-DX4020G is normaal en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer storing DX4020/ITS-DX4020G naar de geconfigureerde bestemming op adres 124 als de fout is gedetecteerd.

2.

De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel)

3.

Als de storing is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is.

–

Storing uitgang uitbreidingsmodule

Situatie: Geen communicatie met DX3010 als DX3010 is geprogrammeerd. Herstel: De communicatie met DX3010 is normaal en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer storing DX3010 naar de geconfigureerde bestemming op adres 140 als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


–

Storing zone uitbreidingsmodule

Situatie: Geen communicatie met DX2010 als DX2010 is geprogrammeerd. Herstel: De communicatie met DX2010 is normaal en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer storing DX2010 naar de geconfigureerde bestemming op adres 140 als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


–

Storing printer

Module 4010 ontbreekt Situatie: Geen communicatie met DX4010 als printer is ingeschakeld. Herstel: De communicatie met DX4010 is normaal en de storing is gereset. Controle: 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



1.

Instellingen | nl

77

Rapporteer storing DX4010 ontbreekt naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


Printer ontbreekt Situatie: Geen communicatie met de printer als de printer is ingeschakeld en de DX4010 normaal is. Herstel: De communicatie met printer en DX4010 is normaal en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer storing printer ontbreekt naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


Storing printer Situatie: De printer is abnormaal (bijv. printer geen papier/printerbuffer is vol/...) als de printer is ingeschakeld en de DX4010 normaal is. Herstel: De printer en DX4010 zijn normaal en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer printerstoring naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


–

Storing draadloze ontvanger

Storing draadloze ontvanger 1 Situatie: De ontvanger is abnormaal (bijv. draadloze microfoon is verwijderd/RF microfoon wordt gereset/...) als de draadloze module is ingeschakeld. Herstel: De communicatie met ontvanger is normaal, de draadloze module is ingeschakeld en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de ontvangerstoring naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd.

2.



Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

78


nl | Instellingen

3.


Draadloze ontvanger 1 ontbreekt Situatie: 1.

Geen communicatie met ontvanger als draadloze module is ingeschakeld.

2.

Een RF zone, repeater of handzender is geconfigureerd, maar de draadloze module is uitgeschakeld.

Herstel: De communicatie met ontvanger is normaal, de draadloze module is ingeschakeld en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer storing ontvanger ontbreekt naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


Storing RF toestel1 Situatie: Veel storingssignalen rond de ontvanger als de draadloze module is ingeschakeld. Herstel: Weinig storingssignalen rond de ontvanger, de draadloze module is ingeschakeld en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer ontvanger verstoord naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


–

Storing RF sensor

RF sensor ontbreekt Situatie: Een van de draadloze zones verstuurt geen statusrapport naar de ontvanger in het draadloze bewakingsinterval en de draadloze module is ingeschakeld. Herstel: Alle draadloze zones versturen een statusrapport naar de ontvanger in het draadloze bewakingsinterval, de draadloze module is ingeschakeld en de storing is gereset. Controle: 1. Rapporteer storing draadloze zone ontbreekt naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd. 2. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 3. Als de storing is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

79

Storing RF sensor Situatie: Een van de draadloze zones is abnormaal (bijv. pyro verwijderd uit de rookmelder/...) en de draadloze module is ingeschakeld. Herstel: Alle draadloze zones zijn normaal, de draadloze module is ingeschakeld en de storing is gereset. Controle: 1. Rapporteer de storing draadloze zone naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd. 2. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 3. Als de storing is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. –

Storing RF repeater

1-8 RF repeater 1-8 ontbreekt Situatie: Geen statusrapport naar de ontvanger verstuurd in het RF bewakingsinterval en de draadloze module is ingeschakeld. Herstel: Statusrapport wordt naar de ontvanger verstuurd in het RF bewakingsinterval, de draadloze module is ingeschakeld en de storing is gereset. Controle: 1. Rapporteer storing repeater ontbreekt naar de geconfigureerde bestemming als de fout is gedetecteerd. 2. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 3. Als de storing is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. –

Configuratiestoring RF

Configuratieconflict sensoren Situatie: De configuratie van een van de draadloze zones is fout. Herstel: De configuratie van alle draadloze zones is correct en de storing is gereset. Controle: 1. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 2. Wanneer de storing is gereset, wordt de STORINGS-indicator uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. Configuratieconflict repeaters Situatie: De configuratie van een van de repeaters is fout. Herstel: De configuratie van alle repeaters is correct en de storing is gereset. Controle: Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

80


nl | Instellingen

1. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 2. Wanneer de storing is gereset, wordt de STORINGS-indicator uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. Configuratieconflict handzenders Situatie: De configuratie van een van de handzenders is fout. Herstel: De configuratie van alle handzenders is correct en de storing is gereset. Controle: 1. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 2. Wanneer de storing is gereset, wordt de STORINGS-indicator uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. 2 - Stroomstoring De zone-indicator 2 licht op om storingen in de voeding aan te geven. Voer [2] in om naar de voedingstoringslijst te gaan voor meer informatie. –

Stroomstoring paneel

Situatie: 1. Geen 18V AC-voeding naar centrale, veroorzaakt door transformator. 2. 220V-voedingszekering defect. 3. 220V-voedingszekering losgekoppeld. Herstel: AC-netvoeding is opnieuw aangesloten en storing is gereset. 1. Bewaak de spanning met MPU. 2. Als de AC-storing niet binnen 1 uur is hersteld nadat de storing is opgetreden, rapporteert de centrale de storing naar de geconfigureerde bestemming op adres 124. 3. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 4. Omdat de AC-voeding opnieuw is aangesloten, licht de NETSPANNINGS-indicator opnieuw op (behalve in programmeermodus of codefunctiemodus). 1.

Als de storing is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden.

–

Lage batterijspanning Accu

Situatie: 1. Batterijspanning is lager dan 11V+-1%. 2. Geen batterij aangesloten. Herstel: Als de batterijspanning toeneemt tot 12V+-1% wordt de dynamische batterijtest uitgevoerd (tijd ingesteld in programmeringsadres 204) en wordt de storing gereset. Controle: 1. Het systeem voert onder alle omstandigheden een dynamische batterijtest uit (ingesteld in adres 204) en telkens wanneer het systeem wordt Ingeschakeld of gereset. 2. Rapporteer de lage batterij naar de geconfigureerde bestemming die is geprogrammeerd op adres 124. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

81

3. De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 4. Als de storing is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. –

Storing extra voedingsspanning paneel

Situatie: Spanning Aux voeding is lager dan 9V. Herstel: Spanning is toegenomen tot 12V en storing is gereset. Controle: 1.

Bewaak de spanning met MPU.

2.

Rapporteer de storing Aux power naar de geconfigureerde bestemming die is geprogrammeerd op adres 124.

3.


4.


–

Storing op de voeding van de Bosch-optiebus

Situatie: Voedingsspanning van de Bosch-optiebus is lager dan 9V+-5%. Herstel: Spanning is toegenomen tot 12V en storing is gereset. Controle: 1.

Bewaak de spanning met MPU.

2.

Rapporteer de storing op de voedingsspanning van de Bosch-optiebus aan de geconfigureerde bestemming die is geprogrammeerd op adres 124.

3.


4.


–

Storing netvoeding RF repeater

Geen beschrijving gedefinieerd –

Storing batterij RF repeater


Storing voeding RF sensor


Storing batterij RF handzender

Geen beschrijving gedefinieerd 3 - Uitgangsstoring –

Storing on-board uitgang

Storing on-board uitgang 1 t/m 2


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

82


nl | Instellingen

Als de on-board uitgang 1 t/m 2 wordt gedetecteerd als status kortsluiting, onderbreking of overstroom, verschijnt de storing on-board uitgang 1 t/m 2. De storing wordt hersteld nadat de uitgang is hersteld en de opdracht "reset" is uitgevoerd. Storingscondities: Als de uitgang de status kortgesloten, onderbroken of overstroom heeft, verschijnt de storing. Herstelcondities: De storing wordt hersteld nadat de uitgang is hersteld. Storingsbewaking: 1.

Als de storing on-board uitgang 1 t/m 2 is gedetecteerd, wordt het rapport verzonden naar het bijbehorende pad.

2.

De storingsindicator op het bedieningspaneel knippert langzaam

3.

Als de storing on-board uitgang 1 t/m 2 is hersteld, wordt het rapport verzonden naar het bijbehorende pad. Als er op dit moment geen andere storingen zijn en de opdracht "reset" is uitgevoerd, gaat de storingsindicator van het bedieningspaneel uit.

4 - Storing bedieningspaneel Situatie: Een storing van het bedieningspaneel wordt gemeld op elk moment wanneer communicatie mislukt tussen de centrale en het bedieningspaneel met adres 1. Herstel: De communicatie tussen de centrale en de bedieningspanelen wordt weer normaal en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de storing van het bedieningspaneel naar de geconfigureerde bestemming die

2.

De STORINGS-indicator knippert langzaam op het andere bedieningspaneel in normaal

is geprogrammeerd op adres 124. bedrijf (zie de gedetailleerde beschrijving in het hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel). 3.

Een bedieningspaneel dat niet kan communiceren met de centrale reageert als volgt: –

Geen controle van de toetsen van het bedieningspaneel

–

De STORINGS-indicator knippert

–

Het losgekoppelde bedieningspaneel laat geen STORINGS-pieptoon per minuut horen

4.

Als de storing van het bedieningspaneel is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden.

De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is. 5- Systeemstoring –

Datum en tijd zijn niet ingesteld

Situatie: Datum en tijd werden niet ingesteld nadat het systeem onder spanning werd gebracht. Herstel: Datum en tijd zijn geprogrammeerd en de storing is gereset. Zie hoofdstuk 3.1.1 Datum en tijd instellen voor meer informatie. Controle: 1.

Rapporteer de storing datum en tijd naar de geconfigureerde bestemming die is geprogrammeerd op adres 124.

2.


2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



3.

Instellingen | nl

83

Geen rapport naar het centralesysteem wanneer de instelling datum en tijd is opgenomen in het permanente geheugen en het bedieningspaneel is gereset. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is.

6 - Communicatiestoring –

Communicatiestoring 1 - 4

Situatie: De centrale kan het rapport na vier pogingen niet verzenden naar bestemming 1. Herstel: De storing wordt gereset wanneer de eerste bevestigingstoon is ontvangen en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de storing naar de geconfigureerde bestemming op adres 124 als de fout is gedetecteerd.

2.


3.


7- Sabotage De zone-indicator 7 licht op om de sabotagecondities aan te geven. Voer [7] in om naar de sabotageconditielijst te gaan voor meer informatie. Systeemsabotage On-board sabotageconditie wordt geregistreerd als de ingang (P8) van de on-board sabotage open is. Situatie: Ingang P8 van de on-board sabotage van de centrale is open. Herstel: De sabotageconditie wordt gereset wanneer de ingang is kortgesloten en de sabotageconditie is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de sabotageconditie naar de geconfigureerde bestemming op adres 124 als de sabotageconditie is gedetecteerd.

2.


3.

Als de sabotageconditie is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden.

Sabotage bedieningspaneel Situatie: Bedieningspaneel 1 is geopend en het sabotagecontact is geactiveerd. Herstel: De sabotageconditie wordt gereset wanneer het bedieningspaneel is gesloten en de sabotageconditie is gereset. Controle: 1.


2.



Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

84


nl | Instellingen

3.

Als de sabotageconditie is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGS-indicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is.

Sabotage zone-uitbreidingsmodule Sabotage zone-uitbreidingsmodule 1 t/m 6 Als de demontage van DX2010 module 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gedetecteerd, wordt een sabotagerapport voor zone-uitbreidingsmodule 1 of 2 verzonden. Als de module weer normaal werkt, wordt het storingsherstelrapport aangemaakt. Storingscondities: Als demontage van DX2010 module 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gedetecteerd, dan neemt de alarmcentrale sabotage van zone-uitbreidingsmodule 1, 2, 3, 4, 5 of 6 in overweging. Herstelcondities: Als de modulesabotage wordt hersteld, wordt sabotage 1, 2, 3, 4, 5 of 6 hersteld. Storingsbewaking: Als sabotage van DX2010 module 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gedetecteerd, wordt het rapport verzonden naar het bijbehorende pad aan de hand van programmeeradres 0124. De storingsindicator op het bedieningspaneel knippert langzaam Als sabotage van module 1, 2, 3, 4, 5 of 6 wordt hersteld, wordt het rapport verzonden naar het bijbehorende pad. Als er op dit moment geen andere storingen zijn, gaat de storingsindicator van het bedieningspaneel uit. Zonesabotage DEOL Situatie: Het sabotagecontact is geactiveerd (zone is geprogrammeerd als tweevoudige EOL) Herstel: Het sabotagecontact is hersteld en de sabotageconditie is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de sensorsabotage naar de geconfigureerde bestemming op adres 124 als de sensorsabotage is gedetecteerd.

2.


3.


Sabotage zonetype Situatie: Sabotagecontact (direct verbonden met de zone) is geactiveerd (zonetype = Sabotage) Herstel: Het sabotagecontact is hersteld en de sabotageconditie is gereset. Controle: 1.


2.


3.


2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Instellingen | nl

85

Blokkering bedieningspaneel Situatie: Ongeldige code is vaker ingevoerd dan toegestaan volgens het aantal code-invoerpogingen (geprogrammeerd in adres 0499) Herstel: Blokkering van het bedieningspaneel wordt gereset als de blokkeertijd (3 min) van het bedieningspaneel is verstreken en de storing is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de blokkering van het bedieningspaneel naar de geconfigureerde bestemming

2.

De STORINGS-indicator knippert langzaam (zie de gedetailleerde beschrijving in het

op adres 124 als de blokkering van het bedieningspaneel is gedetecteerd. hoofdstuk Indicatoren bedieningspaneel) 3.

Als de conditie voor blokkering van het bedieningspaneel is gereset, wordt het herstelrapport naar de geconfigureerde bestemmingen verzonden. De STORINGSindicator wordt uitgeschakeld als er geen andere systeemstoring aanwezig is.

Sabotage RF toestel Geen beschrijving gedefinieerd Sabotage RF repeater Geen beschrijving gedefinieerd 8 - Externe storing Situatie: Storingscontact (direct verbonden met de zone) is geactiveerd (zonetype = externe storing) Herstel: Het storingscontact is hersteld en de storingsconditie is gereset. Controle: 1.

Rapporteer de storingsconditie naar de geconfigureerde bestemming op adres 124 als de storingsconditie is gedetecteerd.

2.


3.


Externe zone-storing De zone-indicator 8 licht op om de externe storingscondities aan te geven. Voer [8] in om naar de zone-indicatorlijst te gaan om de zone te identificeren waar de storingsingang is aangesloten. 1=Zone 1 2=Zone 2 3=Zone 3 4=Zone 4 5=Zone 5 6=Zone 6 7=Zone 7 8=Zone 8 Zie ook –

7.5.16

Adresinstelling, Pagina 12

Snel het alarm inschakelen Zonder PIN's kan snel inschakelen van het systeem worden uitgevoerd door [#] op het bedieningspaneel gedurende 3 seconden ingedrukt te houden; snel inschakelen van de perimeter kan worden uitgevoerd door [*] op het bedieningspaneel gedurende 3 seconden ingedrukt te houden.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

86


nl | Instellingen

7.5.17

Instellingen bedieningspaneel Klavier alarm toon In het geval van een alarm (als de zoemer van het bedieningspaneel een alarm moet melden) moet de locatie 0503 worden ingesteld op 1 om een uitgang te kunnen geven na de systeemaudio-alarmgebeurtenis van de partitie. De standaardinstelling is uitschakelen van de alarmtoon van het bedieningspaneel. Als de alarmtoon van het bedieningspaneel is ingeschakeld, geeft het bedieningspaneel een alarm af na de signaleringstijd van de alarmsirene en stopt het alarm na voltooien van de signaleringstijd van de alarmsirene of door resetten van de alarmuitgang. Zie voor het programmeren van de alarmtoon van het bedieningspaneel . Tijden van vergrendelen van bedieningspaneel Als het aantal keren dat het invoeren van de verkeerde code de limiet voor het invoeren van de in locatie 0499 geprogrammeerde incorrecte code overschrijdt, worden alle bedieningspanelen vergrendeld. De vergrendeltijd staat vast op 3 minuten.

7.5.18

Instellingen storingsrapport Foutmeldingstoon Als het commando [2] [1] wordt gebruikt voor storingsinventarisatie, kan het bedieningspaneel worden geprogrammeerd om een nieuwe meldingstoon weer te geven bij een nieuwe systeemstoring. Het systeem is standaard ingesteld om een nieuwe meldingstoon weer te geven. In het geval van een nieuwe storing geven alle bedieningspanelen 1 keer per minuut een korte piep af. Alarm of storing uitlooptijd Als de vertragingszone of de volgzone op het einde van de uitlooptijd niet in rust is, kan inschakelen van het alarm of opwekken van een storing ingesteld worden. Instellingen storingsrapport hoofdvoeding In het geval van een storing in de hoofdvoeding wordt het storingsrapport vertraagd met 1 uur of 10 minuten of verzonden met andere rapporten. De gebeurtenis storing in de hoofdvoeding wordt 1 uur of 10 minuten later weergegeven op het bedieningspaneel. Instellingen storingsweergave In het geval van een storing in de instellingen van datum/tijd, kan worden gekozen de storing weer te geven of tegelijkertijd een storingsmeldingstoon te verzenden of om dit niet weer te geven en de storingsmeldingstoon te stoppen. Als er geen weergave wordt gekozen (ook al is de storingsmeldingstoon ingesteld) meldt het systeem niets als geen datum en tijd zijn ingesteld na het opstarten. Versie-informatie Deze instelling kan worden gebruikt om het versienummer van de software van de alarmcentrale weer te geven. Herstellen naar standaardinstellingen Deze instelling kan worden gebruikt om alle in de fabriek ingestelde programmeerparameters te herstellen.

7.5.19

Zonesabotage uitschakelen wanneer DEOL-zone wordt overbrugd Indien "zonesabotage uitschakelen wanneer DEOL-zone wordt overbrugd" is ingeschakeld, creëert het systeem een sabotage-alarm wanneer de DEOL-zone is gesaboteerd, zelfs wanneer deze zone is overbrugd. Pas adres 0184 aan om de parameter te wijzigen. Deze functie is alleen toegankelijk in adresprogrammering. Zie ook hoofdstuk Dubbele IP-instellingen, Pagina 117 voor meer details.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



7.6

Instellingen | nl

87

Systeeminstellingen - Opties RF Functionaliteit RF ontvanger Schakelt de functies van het RF toestel in/uit RF bewakingsinterval Bepaalt het RF bewakingsinterval RF signaal storing detectie Bepaalt het detectieniveau voor RF storing van de ontvanger Geluidsignaal laag batterijniveau RF toestel Schakelt het geluidsignaal laag batterijniveau RF toestel in/uit Piepsignaal voor In-/Uitschakelen Schakelt het piepsignaal voor In-/Uitschakelen aan/uit Paniekoptie handzender Bepaalt de paniekoptie voor de draadloze handzender

7.7

Gebiedsinstellingen

7.7.1

Algemeen gebied Gebied 1 kan worden gebruikt als een algemeen gebied of een onafhankelijk gebied. Het aanvullende algemene gebied werkt als volgt: –

Alleen alle toegewezen onafhankelijke gebieden worden ingeschakeld; het algemene gebied kan worden ingeschakeld.

–

Als een relevant aanvullend gebied perimeterinschakeling is, dan is het algemene gebied tevens perimeterinschakeling.

–

Als een relevant aanvullend gebied wordt uitgeschakeld, wordt het algemene gebied ingeschakeld.

–

Als zones onder algemene zones in de geactiveerde status of sabotagestatus staan en de geforceerde inschakeling is uitgeschakeld, kan het algemene gebied niet worden ingeschakeld.

Zie voor het programmeren van een algemeen gebied .

7.7.2

Gebiedsvertraging Uitloopvertraging Voor het programmeren van de uitlooptijd geldt een programmeringsbereik van 0 - 255 seconden. In de modus systeeminschakeling geeft het bedieningspaneel een pieptoon tijdens het uitlopen en een continue lange pieptoon in de laatste 10 seconden af om aan te geven dat de uitlooptijd ten einde komt. Zie voor programmeren van de uitloopvertraging . Inlooptijd Voor het programmeren van de inlooptijd geldt een programmeringsbereik van 0 - 255 seconden. De inlooptijd is de vertragingstijd van de vertragingszone. Zie voor programmeren van de uitloopvertraging . Voor meer informatie over de vertragingszone, zie .


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

88


nl | Instellingen

7.7.3

Gebied bedieningspaneel Master-bedieningspaneel Het systeem ondersteunt maximaal 16 bedieningspanelen als master. Inschakelen/ uitschakelen, partitiealarm, storing hoofdvoeding, systeemstoring en systeemgebeurtenis van iedere partitie kunnen worden weergegeven op het master-bedieningspaneel. Uitvoeren van Inschakelen/Uitschakelen en overbruggen is niet mogelijk via het master-bedieningspaneel. Als relevante handelingen dienen uitgevoerd te worden voor een specifieke partitie, moet het master-bedieningspaneel worden geschakeld naar deze specifieke partitie. Partitie bedieningspaneel Iedere partitie kan worden bediend met één of meerdere onafhankelijke bedieningspanelen. Ieder partitiebedieningspaneel kan alleen de betreffende partitie bedienen volgens de programmering, Als het partitiebedieningspaneel geen overeenkomende zones heeft, kan het partitiebedieningspaneel niet worden gebruikt om zone-gerelateerde handelingen uit voeren zoals Inschakelen/Uitschakelen en overbruggen, maar kan het paneel wel worden gebruikt om handelingen uit te voeren zonder relaties ten opzichte van de zone (bijvoorbeeld gebeurtenisinventarisatie). Ieder partitiebedieningspaneel kan de status van de zone behorende bij de partitie weergeven. Voor de bedieningspanelen IUI-AMAX3-LED8, IUI-AMAX-LED8 en IUI-AMAX-LCD8 geldt dat iedere partitie maximaal 8 zones kan weergeven en geen andere zones kan weergeven (zonegebeurtenissen kunnen wel worden gerapporteerd). Voor het IUI-AMAX3-LED16 bedieningspaneel geldt dat iedere partitie maximaal 16 zones kan weergeven en geen andere zones kan weergeven (zonegebeurtenissen kunnen wel worden gerapporteerd). Het bedieningspaneel kan maximaal 64 zones weergeven. Voor alle partities worden de logische nummers van de zones weergegeven op het LED/ICONbedieningspaneel en worden logische nummers of zonenamen van de zones weergegeven op het bedieningspaneel in plaats van fysieke nummers. Bijvoorbeeld: De zones 1, 2 en 3 van partitie 1 op het klavier zijn eigenlijk zones 20, 31 en 37. Voor het programmeren van een specifieke partitie voor een bedieningspaneel, zie .

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



8

Configuratie | nl

89

Configuratie In dit hoofdstuk wordt gespecificeerd hoe AMAX Panel 4000 moet worden geconfigureerd. Er worden verschillende manieren beschreven om AMAX Panel 4000 te programmeren.

8.1

Opstarten systeem Stel na het opstarten van het systeem datum en tijd in. Anders geeft het systeem een foutmelding. Nadat het systeem is opgestart of gereset, stelt het de vorige ingeschakelde/uitgeschakelde status opnieuw in. Om ongewenste alarmen veroorzaakt door het opstarten van het systeem (of door herstel van de voeding na een storing in zowel de netvoeding als de extra Aux voedingseenheid) te voorkomen, is het systeem zo ontwikkeld dat het geen zonetest uitvoert binnen een minuut nadat het is opgestart.

8.2

Systeemstatusindicator De systeemstatus wordt aangegeven door de LED-statusindicator op de hoofdprintplaat van het systeem. Als de rode statusindicator langzaam knippert (afwisselend aan en uit met een interval van 1 seconde), werkt het systeem normaal.

8.3

Opdrachten gebruikerscode en installateurscode Het systeem ondersteunt een programmeerbare 4- tot 6-cijferige gebruikerscode en installateurscode om de volgende programmeer- en bedieningscommando's uit te voeren. De installeursopdrachten kunnen alleen worden gebruikt, wanneer alle partities in het systeem zich in de Uitgeschakelde status bevinden, wanneer er geen alarm geactiveerd is en wanneer de gebruiker toegang door de installateur heeft ingeschakeld. Aanwijzing! Identieke gebruikerscodes zijn niet toegestaan. Gebruikerscodes mogen niet gelijk zijn aan installateurscodes.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installateur

Meestergebruiker

Hoofdgebruiker

(Standaard gebruikerscode = 2580 standaard installatiecode = 1234)

Basisgebruiker

Opdrachten gebruikerscode Gebruiker die enkel kan inschakelen


nl | Configuratie

Gebruiker voor uitschakelen onder dwang

90

Functie

Opdracht

Schakelen naar hoofdbedieningspaneel

[Code] + [0][0][0] + [#] tekst-KLAV)

√

√

Schakelen naar partitie 01-16

[Code] + [0][ _ ][ _ ] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

AFWEZIG Inschakelen

[Code] + [1][1] + [#] / [Code] + [#] / [#] (snel inschakelen)

√

√

√

√

√

√

AANWEZIG Inschakelen

[Code] + [1][2] + [#] / [Code] + [*] / [*] (snel inschakelen)

√

√

√

√

√

√

Uitschakelen

[Code] + [#]

√

√

√

√

√

Display-informatie (storing/sabotage...)

[Code] + [-]

√

√

Noodalarm bedieningspaneel

Lang indrukken [1] en [3] of [*] en [#]

Bedieningspaneel brand

Lang indrukken [4] en [6]

Medisch alarm bedieningspaneel


Aanvraag storing/Sabotage

[Code] + [2][1] + [#]

√

√

√

Controleer volledig gebeurtenissenlogboek

[Code] + [2][2] + [#]

√

√

√

Controleer EN-gebeurtenissenlogboek

[Code] + [2][3] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

√

Controleer kiezer gebeurtenissenlogboek

[Code] + [2][4] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

√

Zone overbruggen/Annuleren

[Code] + [3][1] + [#] + [Zonenummer] [*] + [#] (Overbruggen)

√

√

√

√

[Code] + [3][1] + [#] + [Zonenummer] [*] + [#] (LED annuleren)

√

√

√

√

[Code] + [3][2] + [#] + [Zonenummer] [*] + [#] (tekst-KLAV annuleren)

√

√

√

√

Aanvraag overbrugging

[Code] + [3][3] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

√

√

Overbruggingsfout/Sabotage

[Code] + [3][4] + [#]

√

√

√

√

Sirenetest

[Code] + [4][1] + [#]

√

√

√

Communicatietest

[Code] + [4][2] + [#]

√

√

√

Looptest

[Code] + [4][3] + [#]

√

√

√

Datum/Tijd weergeven/wijzigen

[Code] + [5][1] + [#]

Zomertijd (+1h)

[Code] + [5][2] + [#]

√

√

√

Wintertijd (-1h)

[Code] + [5][3] + [#]

√

√

√

Gebruiker toevoegen / verwijderen / wijzigen

[Code] + [5][4] + [#]

√

√


[Code] + [5][5] + [#]

√

√

Volg-Mij telefoonnummer 1 wijzigen

[Code] + [5][6][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#] (LED-KLAV)

√


[Code] + [5][6][#][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#] (LED-KLAV)

√


[Code] + [5][6][#][#][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#] (LED-KLAV)

√


[Code] + [5][6][#][#][#][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#] (LED-KLAV)

√

Volg-Mij telefoonnummer 1-4 wijzigen

[Code] + [5][6][#] + [_] + [#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#] (tekst-KLAV)

√

Terugbellen

[Code] + [5][7] + [#]

√

√

√

√

√

√

[Code] + [5][8] + [#] + [ _ ] [_ ] + [#] Taal wijzigen

01=EN 02=DE 03=ES 04=FR

√

√

√

√

√

√

05=IT 06=PL 07=NL 08=SE Sabotage of storing resetten

[Code] + [6] + [#] [Code] + [7][1] + [#] (inschakelen)

Toegang installateur

√

[Code] + [7][2] + [#] (uitschakelen)

Systeemreset

[Code] + [9][9][8][9] + [#]

Programmeermodus installateur

[Code] + [9][5][8] + [#]

√

√

√

Verlaat programmeermodus zonder opslaan

[9][5][9] + [#]

Verlaat programmeermodus met opslaan

[9][6][0] + [#]

(alleen in adresprogrammeermodus)

√

Fabriekswaarden instellen

[9][6][1] + [#]


√

Gegevens centrale kopiëren naar programmeersleutel Verklaring [9][6][2] + [#]


√

Programmeersleutelgegevens kopiëren naar centrale.

[9][6][3] + [#]


√

Firmwareversie weergeven

[9][9][9] + [#]


√

√ (alleen in adresprogrammeermodus)

√

Afbeelding 8.1: Opdrachten gebruikerscode

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



8.4

Configuratie | nl

91

Fabrieksinstellingen resetten De standaard fabrieksinstelling kan worden gereset met behulp van de ‘Fabrieksinstellingen resetten’-pads op de hoofdprintplaat van de centrale. 1.

Koppel de netvoeding en de noodbatterij los van de centrale.

2.

Sluit de ‘Naar fabrieksinstellingen resetten’ pads kort.

3.

Deze set pads bevindt zich op de printplaat van de centrale.

4.

Het opstarten vindt plaats, wanneer de aansluitpads worden kortgesloten.

5.

Een snel knipperende rode LED-indicator op de printplaat van de centrale geeft aan dat er gereset wordt naar de fabrieksinstelling.

6.

Alle programmeerparameters worden direct nadat de kortgesloten aansluitpads worden losgelaten, gereset naar fabrieksinstellingen.

Aanwijzing! Als de STANDAARD pads worden kortgesloten gedurende 10 seconden na het opstarten, negeert de centrale het resetten naar fabrieksinstellingen.

8.5

Programmeren met het bedieningspaneel

8.5.1

Programmeren vanaf het LCD-bedieningspaneel met behulp van menu's 1.

Tekstbedieningspaneel inschakelen en controleren of het systeem zich in de Uitgeschakelde status bevindt.

2.

Voer de installateurscode + [958] in en druk op [#] om naar het [installateursmenu] te gaan.

3.

Programmeren: Selecteer het menu en volg de menu-instructie op. –

Omlaag naar het volgende menu gaan: druk op [▼]

–

Omhoog naar het vorige menu gaan: druk op [▲]

–

Voer het menu in of controleer de ingevoerde gegevens: druk op [#]

–

Terugkeren naar het menu of ingevoerde gegevens verwijderen: druk op [-]; of houd [-] gedurende 3 seconden ingedrukt om de invoerstatus af te sluiten en terug te keren naar het menu.

–

Ga te werk volgens de menu-instructie. Selecteer het menu en voer de programmering stapsgewijs uit door gegevens voor de specifieke programmeringsonderdelen op basis van de weergave op het bedieningspaneel in te voeren.

–

De datawaarden voor menu- en adresprogrammering zijn gelijk. Zie voor specifieke opties en bereikwaarden de inhoud in Programmeren vanaf het LCDbedieningspaneel met behulp van menu's.

4.

Druk na het voltooien van de invoer op [-] om terug te keren naar het vorige menu. Voer alle programmeerwaarden in door stap 3 te herhalen en druk op [-] om per niveau terug te keren naar het actuele hoofdmenu.

5.

Druk op [-] voor de menu-opties. Het is optioneel om de programmeerinformatie al dan niet op te slaan.

6.

Selecteer [Opslaan en Afsluiten] en druk op [#] om de systeemprogrammeerdata op te slaan, de menuprogrammering te verlaten en het systeem te resetten.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

92


nl | Configuratie

INST. MENU COM+RAPPORT PROGR. ONTVANGER PROGR. RAPPORT INSTELLING DUUR TEST RAPPORT DUBBEL IP AFSTAND TOEGANG RPC IP/POORT/DHCP VOLG-MIJ/TERUGBEL AANTAL BELTONEN

CODE INSTELLING GEBRUIKER CODE INSTALLATEUR CODE CODE LENGTE CODE BEVOEGDHEDEN

ZONE INSTELLING ZONE FUNCTIE WIS/TOEVOEGEN ZONE PULSTELLING DUUR CROSS TIMER

KLAVIER/PART PROG. KLAVIER PARTITIE PARTITIE TIMING GEMEENSCHAP. PART. KLAV. TOON/GEBLOK.

SYSTEEM INSTELLING FUNCTIE INSTELLING DATUM/TIJD FOUT CONFIGURATIE SNEL INSCHAKELEN TOEGANG INSTALLAT. GEFORC IN FOUT/SAB AANTAL EVENTS TAAL VERSIE KLAVIER SNEL ALARM SYST. SAB WEERGAVE FABRIEKSWAARDEN FUNCTIE OVERZICHT FOUT ANALYSE FIRMWARE VERSIE

UITGANG INSTELLING UITGANG INSTELLING SIRENE INSTELLING

RF INSTELLING RF PARAM. PROGRAM. RF TOESTEL RF TOESTEL SUPERV. RF SIG.STORING DET HERHALEN LAGE BATT SIR-BIEP BIJ INSCH RF PANIEK ALARM RF TOESTEL BEHEER RF REPEATER RF GEBRUIKER RF SENSOR DIAGNOSE RF REPEATER DIAGN. WIS ALLE RF TOEST.

ADRES/SLEUTEL PROG ADRES PROGRAMMATIE COPY DATA NR CENTR COPY DATA NR SLTL.

Afbeelding 8.2: Menustructuur

Waarschuwing!

!

Programmeerparameters moeten worden ingesteld binnen het waardenbereik in het programmeeradres. Anders gaat het systeem naar de onbepaalde status.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

93

COM+RAPPORT PROGR. ONTVANGER PROGR. GEEF ONTVGER NR IN TEL.NR. / IP ADRES ABONNEE ID NR. FORMAAT NETWERK ANTIREPLAY ACK WACHTTIJD: sec NETWRK POLLING:min

RAPPORT INSTELLING ZN HERSTEL RAPPORT AFWEZIG RAPPORT AANWEZIG RAPPORT SYS STATUS RAPPORT PANIEK RAPPORT BRAND RAPPORT MEDISCH RAPPORT TEST RAPPORT: min RAPP VERSTR.TIJD:m

DUUR TEST RAPPORT TEST RPT INTERV.:u TEST RAPPORT: uur TEST RAPPORT: min

DUBBEL IP DUBBELE IP SETTING

AFSTAND TOEGANG OP AFSTAND INGESCH AFSTAND PROGRAM.

RPC IP/POORT/DHCP IP ADRES POORT NR. DHCP UPDATE TIJD:u

VOLG-MIJ/TERUGBEL VM/TERUGBEL OPTIES VOLG-M/TERUGBEL NR

AANTAL BELTONEN AANTAL BELTONEN Afbeelding 8.3: Com+Rapport


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

94


nl | Configuratie

CODE INSTELLING GEBRUIKER CODE GEEF GEBR. NR. IN GEBR.CODE BEVOEGDH GEBR CODE IN PART. WIJZIG GEBR. CODE

INSTALLATEUR CODE WIJZIG INSTAL.CODE

CODE LENGTE CODE LENGTE

CODE BEVOEGDHEDEN SABOT. RESET GEBR. INSTAL. IN/UITSCH. Afbeelding 8.4: Code instelling

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

95

ZONE INSTELLING ZONE FUNCTIE ZONE FUNCTIE NR. ZONE TYPE OVERBRUG/GEFORC IN DEURBEL/STIL ZONE PULS TELLING ZONE PERMAN.OVERBR ZONE SABOTAGE ZNE STATUS RAPPORT CROS.ZNE/VERIF. AL VOLG-MIJ ZONE

WIS/TOEVOEGEN ZONE GEEF ZONE NR. IN ZONE MODULE SEL. ZONE FUNCTIE ZONE IN PARTITIE

PULSTELLING DUUR PULS TELLING DUUR

CROSS TIMER CROSS TMR:sec Afbeelding 8.5: Zone instelling


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

96


nl | Configuratie

USTAW. KLAW./STREF KLAWIATURA-STREFA WPROWADŹ NR KLAW. WYBÓR STR.DLA KLAW

CZAS DLA STREFY STREFA NR CZAS NA WYJŚ: sec CZAS NA WEJŚ: sec

WSPÓLNA STREFA WSPÓLNA STREFA

KL. DŹWIĘK/BLOKADA DŹWIĘK ALAR. KLAW. CZAS BLOK. KLAW. Afbeelding 8.6: Klav. Partitie instelling

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

97

SYSTEEM INSTELLING FUNCTIE INSTELLING DATUM/TIJD WIJZIG DATUM/TIJD FOUT CONFIGURATIE KLAV. FOUT GELUID AC FOUT RAPP. TIJD UITSCH. FOUT RAPP. BATT.CONTR.INTERVL TEL.LIJN CONTROLE SIRENE CONTROLE SNEL INSCHAKELEN SNEL INSCHAKELEN TOEGANG INSTALLAT. INSTALLAT. TOEGANG GEFORC IN FOUT/SAB GEFORC.IN FOUT/SAB AANTAL EVENTS AANTAL EVENTS TAAL VERSIE * 1-EN 6-PL * 2-DE 4-FR 5-IT 7NL * 1-EN 3-ES 6-PL 8SE

* only one is displayed (P1-3)

KLAVIER SNEL ALARM INSTEL NOODALARMEN SYST. SAB WEERGAVE SYST.SAB.ALLE PART FABRIEKSWAARDEN RESET CENTRALE= JA RESET CENTRALE=NEE

FUNCTIE OVERZICHT FOUT ANALYSE FIRMWARE VERSIE Afbeelding 8.7: Systeem instelling


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

98


nl | Configuratie

UITGANG INSTELLING UITGANG INSTELLING GEEF UITGANG NR IN UITGANG EVENT TYPE UITGANG IN PART. UITGANG POLARITEIT UITGANG TIJD: sec

SIRENE INSTELLING SIRENE TIJD: min SIRENE BIEP INSCH. INT.SIR INDIC.TOEL KLAV.TOETS=SIR UIT Afbeelding 8.8: Uitgang instelling

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

99

RF INSTELLING RF PARAM. PROGRAM. RF TOESTEL RF MODULE INSCH.: RF TOESTEL SUPERV. RF ZONE MONITOR: RF SIG.STORING DET SIGN.STORING DET.: HERHALEN LAGE BATT LAGE BATT. HERH.: SIR-BIEP BIJ INSCH AFST.INSCH=SIRENE: RF KEYFOB PANIC AL

RF TOESTEL BEHEER RF REPEATER REPEATER No: 1-8 REPEATERID:MANUEEL RF GEBRUIKER KEYFOB No: 1-128 HANDZ. ID: MANUEEL RF SENSOR DIAGNOSE RF ZONE No: RF REPEATER DIAGN. REPEATER No: 1-8 WIS ALLE RF TOEST. WIS BEVESTIGING WIS ANNULATIE Afbeelding 8.9: RF instelling

ADRES/SLEUTEL PROG ADRES PROGRAMMATIE ADR [ ] WAARDE= COPY DATA NR CENTR COPY DATA NR SLTL. Afbeelding 8.10: Adres/Sleutel progr.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

100


nl | Configuratie

8.5.2

LED/LCD-bedieningspaneel programmeren 1.

Activeer het LED-bedieningspaneel of het ICON-bedieningspaneel en zorg dat het systeem in de uitgeschakelde status staat.

2.

Voer de programmeermodus in: Voer de installateurscode in (de standaardcode is 1234) + [958] en druk op [#].

3.

Programmeren: Ga naar het gewenste adres en voer de waarde in voor iedere databit (datawaarde). –

Nadat u de programmeercode hebt ingevoerd, gaat het systeem direct naar de programmeergegevens op adres 0000 (ontvanger 1 telefoonnummer of begincijfer van het IP-adres), voer daarna

–

het volgende adres in: druk op [#]

–

Terugkeren naar het vorige adres: druk op [*]

–

Naar ander adres gaan: voer de adrescode in en druk op [#]

–

Nieuwe gegevens in het adres instellen: voer de nieuwe gegevenswaarden in en druk op [*]

–

Voer de nieuwe gegevenswaarden naar wens in. Anders worden de fabrieksinstellingen in het systeem gebruikt.

4.

Verlaat de programmeermodus: voer opdracht [9] [6] [0] in en druk op [#] om de programmeergegevens op te slaan. Als u [9] [5] [9] + [#] invoert, betekent dit dat de programmeergegevens niet worden opgeslagen.

Voor het LED/ICON-bedieningspaneel worden de programmeergegevens weergegeven door de indicator van het bedieningspaneel. Zie Indicatoren programmeergegevens. Aanwijzing! Voor het LED/ICON-bedieningspaneel worden, wanneer de programmeergegevens het weergavebereik van de indicator van het bedieningspaneel overschrijden, geen gegevens op het bedieningspaneel weergegeven.

Indicatoren programmeergegevens Gegeve Zone-indicatoren

ns Waarde

1

2

3

4

5

6

7

8

Netvoe ding

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

0

1

X

2

X

3

X

4

X

5

X

6

X

7

X

8

X

9

X

X

Installation Manual



Configuratie | nl

101

10

X

11

X

X

12

X

X

13

X

X

14

X

X

15

X

X

8.6

PC programmeren Via Software voor Programmeren op Afstand (RPS) die is geïnstalleerd op een externe PC (RPC), kan de configuratie van de alarmcentrale op afstand worden geprogrammeerd of bediend (inclusief verzenden/ontvangen van programmeerdata, Inschakelen/Uitschakelen van elke partitie, activeren/deactiveren van de alarmsirene van iedere partitie, activeren/ deactiveren van iedere externe uitgang enz.). RPS (Remote Programming Software) bevat Bosch A-Link Plus software en de software van derden die is geïntegreerd in Bosch SDK. Via deze software kan de configuratie van de alarmcentrale van de gebruiker eenvoudig vanaf uw kantoor worden geprogrammeerd en bediend en kan een efficiëntere service worden geleverd aan de gebruiker. De verbinding van de externe PC met de configuratie van de alarmcentrale kan tot stand worden gebracht via een USB-verbinding, telefoonnetwerk of IP-netwerk. Voorwaarden voor alle volgende verbindingsmogelijkheden: Selecteer het indexblad "Configuratie centrale". Zie afbeelding , Pagina 102 –

Controleer of de alarmcentrale van het type "AMAX4000" is.

–

Controleer of de waarde voor Abonneenummer van bestemming 1 hetzelfde is als de waarde die geprogrammeerd is in de AMAX4000 centrale. De waarde is 000000 wanneer de firmware van de AMAX4000 centrale is bijgewerkt of de AMAX4000 centrale is voorzien van fabriekswaarden.

Selecteer "Systeemopties" in hetzelfde indexblad. Zie afbeelding , Pagina 103 –

Controleer of de waarde voor de parameter "installateurscode" hetzelfde is als de waarde die geprogrammeerd is in de AMAX4000 centrale. De waarde is 1234, wanneer de firmware van de AMAX4000 centrale is bijgewerkt of de AMAX4000 centrale is voorzien van fabriekswaarden.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

102


nl | Configuratie

Afbeelding 8.11: Configuratie alarmcentrale - bestemming

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

103

Afbeelding 8.12: Configuratie alarmcentrale - systeemopties

8.6.1

Directe verbinding Via de functie directe verbinding kan via USB een verbinding tot stand worden gebracht tussen de externe PC en de AMAX4000 centrale voor het uitvoeren van programmeren en bedienen op afstand. Op de externe PC moet software voor programmeren op afstand zoals A-Link Plus zijn geïnstalleerd. De klant dient eerst het USB-stuurprogramma te installeren. Via deze installatie wordt een extra virtueel COM-apparaat op de PC aangemaakt. Identificeer na de installatie de bij dit apparaat behorende virtuele COM-poort. Start de A-Link Plus applicatie en meld u aan met klant: admin wachtwoord: ADMIN. Selecteer de menu-optie "Communicatie-instellingen" in het indexblad "Bestand".


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

104


nl | Configuratie

Afbeelding 8.13: A-Link Plus

Wijzig de parameter "DirectLink-poort:" naar de geïdentificeerde virtuele COM-poort.

Afbeelding 8.14: Direct Link-poort

Open de klantaccount van de AMAX4000 centrale. Selecteer het indexblad "Koppeling". Selecteer als "Communicatiemodel" de keuze "Dir. verbind.". Klik op de knop "Verbinden" om een verbinding tot stand te brengen met de AMAX4000 centrale. 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

105

Afbeelding 8.15: Link-Direct-verbinding

Bij een geslaagde verbinding met de AMAX4000 centrale verandert de knoplabel in "Verbinding verbreken".

8.6.2

Modemverbinding Externe verbinding telefoon Met behulp van de functie externe verbinding telefoon kan een verbinding tot stand worden gebracht van de externe PC naar de alarmcentrale via een telefoonnetwerk voor het uitvoeren van programmeren en bedienen op afstand.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

106


nl | Configuratie

De externe verbinding van de telefoon is onderverdeeld in een automatische verbinding en een handmatige verbinding met terugbelbevestiging. De procedure voor de automatische verbinding is langzamer. 1.

Het aantal ringtonen (adres 0144), het terugbeltelefoonnummer (adres 0146 - 0161) en externe verbinding van de telefoon ingeschakeld (adres 0145) zijn ingesteld op de alarmcentrale.

2.

Start RPS op de externe PC en stel de relevante parameters in relevante bedieningsinterfaces in.

–

a. Ga naar "Bestand" en klik op "Communicatie-instellingen" om parameters in te stellen die betrekking hebben op de modem en klik op "Opsl.".

Afbeelding 8.16: Communicatie-instellingen

Aanwijzing! De instellingen voor modemstrings in afbeelding x.1 worden alleen gebruikt wanneer de standaard modemstring niet wordt gebruikt. Als de standaard modemstring moet worden gebruikt, activeert u parameter "Standaardmodemstring gebruiken" in het indexblad "Koppeling" van de Klantinformatie (zie afbeelding x.2). In dit geval worden de waarden in afbeelding x.1 genegeerd. In plaats daarvan wordt de volgende modemstring gebruikt: AT&CI&D2X0&Q0S7=255S9=0+MS=B103B17

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

107

–

b. Klik op "Nieuwe klant" onder indexblad "Klant" om een klant aan te maken. Voer de relevante klantinformatie in op het tabblad "Klantgegevens". Het "Klantnummer" moet worden ingevoerd. Voer het met de alarmcentrale verbonden telefoonnummer in onder "Telefoonnummer centrale". Het telefoonnummer van de alarmcentrale hoeft niet te worden ingesteld voor een handmatige verbinding.

Afbeelding 8.17: Klantinformatie

–

c. Selecteer de nieuwste versie AMAX4000 als type alarmcentrale op het tabblad "Gegevens centrale".


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

108


nl | Configuratie

Afbeelding 8.18: Configuratie alarmcentrale

–

d. Selecteer "Communicatie en rapport" op het tabblad "Configuratie centrale". Stel het ABONNEENUMMER van ontvanger 1 in. Het ABONNEENUMMER moet hetzelfde zijn als het ABONNEENUMMER van ontvanger 1 van de alarmcentrale.

–

e. Selecteer "Systeemopties" op het tabblad "Configuratie centrale". Stel de installateurscode in. De installateurscode en de cijfers moeten overeenkomen met de installateurscode en de cijfers van de huidige alarmcentrale.

–

f. Klik op "Opsl.".

1.

Verbinden

–

Automatische modem oproepverbinding: Selecteer "Modemverbind." op het tabblad "Koppeling" en klik op "Verbinden".

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



–

Configuratie | nl

109

Handmatige oproepverbinding: Selecteer "Modemverb." op het tabblad "Koppeling", klik op "Wachten op ink. oproep" en activeer een terugbeloproep vanaf de alarmcentrale met behulp van het bedieningspaneel: Voer het ABONNEENUMMER in, druk op [5] [7] en vervolgens op [#].

Afbeelding 8.19: Modemverbinding


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

110


nl | Configuratie

Aanwijzing! De instellingen voor modemstrings in afbeelding x.1 worden alleen gebruikt wanneer de standaard modemstring niet wordt gebruikt. Als de standaard modemstring moet worden gebruikt, activeert u parameter "Standaardmodemstring gebruiken" in het indexblad "Koppeling" van de Klantinformatie (zie afbeelding x.2). In dit geval worden de waarden in afbeelding x.1 genegeerd. In plaats daarvan wordt de volgende modemstring gebruikt: AT&CI&D2X0&Q0S7=255S9=0+MS=B103B17

Nadat met succes een verbinding tot stand is gebracht, kan RPS meerdere bewerkingen uitvoeren inclusief lezen/schrijven van parameters van de alarmcentrale, op afstand Inschakelen/Uitschakelen, gebeurtenissenlogboek weergeven enz. Nadat de telefoon met succes is verbonden, ontkoppelt RPS deze met behulp van de alarmcentrale na 5 minuten inactiviteit.

8.6.3

Verbinding IP Externe verbinding via IP Met behulp van de functie externe verbinding via IP kan een verbinding tot stand worden gebracht van de externe PC naar de alarmcentrale via LAN of WAN voor het uitvoeren van programmeren en bedienen op afstand. Op de externe meldkamer moet software voor programmeren op afstand zoals A-Link Plus zijn geïnstalleerd en moet betreffende programmering van het IP-adres worden uitgevoerd om deze functie toe te passen in LAN (ondersteuning van DHCP) en WAN. De externe verbinding IP is onderverdeeld in een automatische verbinding en een handmatige verbinding met terugbelbevestiging. Zie voor meer informatie over IP programmeren IP-adres, Pagina 48 1.

Stel het ABONNEENUMMER van ontvanger 1 (adressen 0017 - 0022) en de programmeeroptie instellingen op afstand programmeren PC (adressen 0162 - 0179) in, d.w.z. voer het IP-adres, het poortnummer van RPS en de vernieuwingstijd DHCP in op de alarmcentrale.

2.

Start RPS op de externe PC en stel de relevante parameters in relevante bedieningsinterfaces in.

–

a. Ga naar "Bestand" en klik op "Communicatie-instellingen" om "Lokaal IP-adres" te selecteren op het tabblad "Communicatie-instellingen". Als meerdere IP-adressen aanwezig zijn in de menulijst, selecteer dan het nieuwste plaatselijke IP-adres en voer het plaatselijke poortnummer (Lok. poort) in van programmeeroptie 0174 – 0178 en klik op "Opsl.".

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

111

Afbeelding 8.20: Communicatie-instellingen

–

b. Klik op "Nieuwe klant" onder indexblad "Klant" om een klant aan te maken. Voer de relevante klantinformatie in op het tabblad "Klantgegevens". Het "Klantnummer" moet worden ingevoerd. Het IP-adres en het poortnummer van de alarmcentrale zijn het IPadres en het poortnummer van de in de alarmcentrale geïnstalleerde communicatiemodule 1 en worden gebruikt wanneer de alarmcentrale gebruik maakt van een vast IP-adres en poortnummer. Klik onmiddellijk op de verbinding op het tabblad "Koppeling" wanneer het vaste IP-adres en het poortnummer niet bekend zijn (nadat het door de alarmcentrale verzonden UDP-datapakket is ontvangen en het ABONNEENUMMER van ontvanger 1 is ingesteld op het tabblad "Configuratie centrale"). In de weergegeven informatie wordt het ABONNEENUMMER aangeraden dat de alarmcentrale de laatste keer heeft verstuurd alsmede het IP-adres en het poortnummer.

In de DHCP-omgeving hoeven IP-adres alarmcentrale en Poortnummer alarmcentrale niet te worden ingesteld.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

112


nl | Configuratie

Afbeelding 8.21: Klantinformatie

–

c. Selecteer de nieuwste versie voor het type alarmcentrale AMAX4000 op het tabblad alarmcentrale instellen.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Configuratie | nl

113

Afbeelding 8.22: Type alarmcentrale

–

d. Selecteer "Communicatie en rapport" op het tabblad "Configuratie centrale". Stel het ABONNEENUMMER van ontvanger 1 in. Het ABONNEENUMMER moet hetzelfde zijn als het ABONNEENUMMER van ontvanger 1 van de alarmcentrale.

–

e. Selecteer "Systeemopties" op het tabblad "Configuratie centrale". Stel de installateurscode in. De installateurscode en de cijfers moeten overeenkomen met de installateurscode en de cijfers van de huidige alarmcentrale.

–

f. Klik op "Opsl.".

1.

Verbinden

–

Automatische IP-verbinding: Selecteer "Netwerkverb." en klik op "Verbinden" op het tabblad "Koppeling".


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

114


nl | Configuratie

–

Handmatige IP-verbinding: Selecteer "Netwerkverb." en klik op "Wachten op ink. oproep" op het tabblad "Koppeling". Activeer vervolgens een IP-verbinding vanaf de alarmcentrale met behulp van het bedieningspaneel: Voer het ABONNEENUMMER in, druk op [5] [7] en vervolgens op [#].

Afbeelding 8.23: Netwerkverbinding

Nadat met succes een verbinding tot stand is gebracht, kan RPS meerdere bewerkingen uitvoeren inclusief lezen/schrijven van parameters van de alarmcentrale, op afstand Inschakelen/Uitschakelen, logboek weergeven enz. Nadat IP met succes is verbonden, ontkoppelt RPS deze met behulp van de alarmcentrale na 5 minuten inactiviteit indien de optie "Automatisch verbinding verbreken indien verbinding langer dan 5 minuten inactief" is ingeschakeld.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



8.7

Configuratie | nl

115

Programmeren met de ICP-EZPK Programmeersleutel Met de ICP-EZPK Programmeersleutel kunt u de programmeerinformatie van de centrale opslaan of kopiëren. Na het opslaan van de informatie in de programmeersleutel kunt u eenvoudig een andere AMAX4000/AMAX4000EN centrale met dezelfde programmeerdata programmeren. U kunt de programmeersleutel ook gebruiken om een geheugenback-up te maken van bestaande informatie. Als u een nieuwe programmeersleutel hebt, gaat u naar programmeermodus van de installateur, programmeert u het systeem en sluit u de programmeersleutel aan op de centrale. Om de programmeersleutel aan te sluiten: Ga naar de aansluiting gelabeld PROGRAMMING KEY boven op de printplaat (PCB). Observeer de driehoekige markeringen op de PCB en lijn ze uit met de markeringen op de programmeersleutel. Bijvoorbeeld: om data te kopiëren van de centrale naar de programmeersleutel: 1. Voer de installateurscode in (standaard 1234) + (958) en druk op [#] om naar de programmeermodus van de installateur te gaan. 2.

Voer [9 6 2 #] in. Zie hoofdstuk 6.23, opdracht 962 – Het geheugen van de centrale kopiëren naar de programmeersleutel, pagina 46.

3.

Voer [9 6 0 #] in om de programmeermodus van de installateur te verlaten.

4.

Het systeem wordt gereset en keert terug naar de Uitgeschakelde status. De programmeersleutel wordt nu uw standaard datapatroon voor het toekomstig programmeren van centrales.

Voorzichtig! Als u niet eerst naar de programmeermodus van de installateur gaat, die de lege ICP-EZPK

!

Programmeersleutel (blauw) met de alarmcentrale verbindt, kan er geen data worden geüpload/gedownload. Als de programmeermodus van de installateur niet werd verlaten alvorens het verwijderen van de programmeersleutel, kan er een onbekende fout optreden.

Programmeersleutel Met behulp van de programmeersleutel kunnen de programmeerparameters van de huidige alarmcentrale worden gekopieerd naar andere systemen met dezelfde applicaties. Parameters alarmcentrale kopiëren naar sleutel Programmeerdata in het geheugen van de alarmcentrale kopiëren naar de programmeersleutel met behulp van het bedieningspaneel. 1.

Sluit de programmeersleutel aan op de plug gemarkeerd als "PROGRAMMING KEY" op de printplaat (PCB) van de alarmcentrale. Houd er rekening mee dat de richting van de programmeersleutel consistent moet zijn met de op de PCB aangegeven richting.

2.

Selecteer het installatiemenu voor het tekstbedieningspaneel [ADRES/SLEUTEL PROG – COPY DATA NR SLTL.] en druk op [#]. Na succesvol kopiëren van de programmeerdata van de alarmcentrale naar de programmeersleutel wordt een bevestigingstoon afgegeven. Een incorrecte meldingstoon en weergave van [SCHRIJVEN PARA NOK] geven beschadigde programmeersleuteldata aan. De data moet opnieuw naar de programmeersleutel worden gekopieerd.

3.

Ontkoppel de programmeersleutel van de alarmcentrale.

4.

Het LED/ICON-bedieningspaneel kan tevens worden gebruikt om parameters van de alarmcentrale naar sleutelparameters te kopiëren. Zie .


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

116


nl | Configuratie

Sleutelparameters kopiëren naar de alarmcentrale Kopieer de programmeerdata van de programmeersleutel naar de alarmcentrale. 1.

Sluit de programmeersleutel aan op de plug gemarkeerd als "PROGRAMMING KEY" op de printplaat (PCB) van de alarmcentrale. Houd er rekening mee dat de richting van de programmeersleutel consistent moet zijn met de op de PCB aangegeven richting.

2.

Selecteer het installatiemenu voor het tekstbedieningspaneel [ADRES/SLEUTEL PROG – COPY DATA NR CENTR] en druk op [#]. Na succesvol kopiëren van de programmeerdata van de programmeersleutel naar de alarmcentrale wordt een bevestigingstoon afgegeven. Een incorrecte meldingstoon en weergave van [ADRES/SLEUTEL PROG ] geven beschadigde programmeersleuteldata aan. De data moet opnieuw worden gekopieerd naar de alarmcentrale.

3.

Ontkoppel de programmeersleutel van de alarmcentrale.

Het LED/ICON-bedieningspaneel kan tevens worden gebruikt om sleutelparameters naar de alarmcentrale te kopiëren. Raadpleeg voor meer informatie .

8.8

Firmware-upgrade met de ICP-EZRU2 Upgradesleutel De firmware-upgradesleutel (groen) wordt gebruikt om de firmware van een alarmcentrale te updaten. Procedure: –

Schakel de alarmcentrale UIT. Verwijder ook de batterij. Ontkoppel de USB-kabel, indien aangesloten.

–

Ga naar de aansluiting gelabeld PROGRAMMING KEY boven op de printplaat (PCB) . Observeer de driehoekige markeringen op de PCB en lijn ze uit met de markeringen op de upgradesleutel.

–

Sluit de spanning aan op de alarmcentrale. Controleer of de LED van de upgradesleutel constant oplicht wanneer de upgrade naar de alarmcentrale wordt verzonden. Dit duurt ongeveer één minuut. De LED knippert wanneer de upgrade is voltooid.

–

Verwijder de upgradesleutel

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



9

Programmering | nl

117

Programmering De programmeeropties van de centrale worden opgeslagen in een niet-vluchtig flashgeheugen. Dit geheugen bevat alle relevante configuraties en door de gebruiker opgegeven gegevens, zelfs na een totale stroomuitval. Omdat de bewaartijd van de gegevens zonder stroom vrij lang is, is het niet nodig om de centrale na het opstarten te herprogrammeren. Programmeren via het bedieningspaneel is alleen mogelijk, wanneer alle zones in het systeem zich in de uitgeschakelde status bevinden en er geen alarm geactiveerd is. De installateurscode is vereist voor programmeren. Aanwijzing! Het wordt afgeraden andere bedieningspanelen of methodes gelijktijdig te gebruiken om het systeem te programmeren wanneer het huidige bedieningspaneel wordt gebruikt.

9.1

Instelling communicatie en rapporten Rapportopties

Adres

Standaar d

Telefoonnummer/IP-adres en Poort voor ontvanger 1

0000 - 0016

15

ID-nummer abonnee

0017 - 0022

000000

Transmissieformaat voor ontvanger (0 = niet gebruikt, 1 =

0023

1

0024

1

Bevestiging wachttijd voor ontvanger (05 – 99 seconden)

0025 - 0026

05

Polling-tijd netwerk voor ontvanger (001 - 999 minuten)

0027 - 0029

001

Telefoonnummer/IP-adres en poort voor ontvanger 2

0030 - 0046

15

ID-nummer abonnee

0047 - 0052

000000


0053

1

0054

1


0055 - 0056

05


0057 - 0059

001


0060 - 0076

15

ID-nummer abonnee

0077 - 0082

000000


0083

1

0084

1


0085 - 086

05


0087 - 089

001

Contact-ID, 2= SIA, 3 = Conettix IP) Anti-replay voor ontvanger (0 = uitgeschakeld, 1 =

EN=1

ingeschakeld)


EN=1

ingeschakeld)


EN=1

ingeschakeld)


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

118


nl | Programmering


0090 - 0106

15

ID-nummer abonnee

0107 - 0112

000000


0113

1

0114

1


0115 - 0116

05


0117 - 0119

001


EN=1

ingeschakeld)

Aanwijzing! Voer het telefoonnummer in wanneer het contact ID- of SIA-formaat is geselecteerd; voer het IP-adres en het poortnummer in wanneer het Conettix IP-formaat is geselecteerd. Anti-replay voor ontvanger, wachttijd bevestigen voor ontvanger en polling-tijd netwerk voor ontvanger zijn alleen geldig bij gebruik van Conettix IP. Gevolgen

Telefoonnummer instellen Zie voor het programmeren van telefoonnummers Telefoonprogrammeerparameters IP-adres en poortnummer instellen Het IP-adres wordt geprogrammeerd met de volgende 17 cijfers: cijfers 1 - 12 voor het IPadres van de ontvanger; 13 - 17 voor de poort. Er hoeven geen puntjes tijdens het programmeren te worden ingevoerd, maar er moet 0 worden ingevoerd voor het cijfer, om tot 3 cijfers te komen wanneer elke eenheid van het IPadres uit minder dan 3 cijfers bestaat. Er moet 0 worden ingevoerd voor het cijfer om tot 5 cijfers te komen wanneer de poort uit minder dan 5 cijfers bestaat. Voorbeeld: IP-adres van de ontvanger 128.73.168.7, poort 7700, moet worden ingevoerd als: 128 073 168 007 07700 Dubbele IP-instellingen Optie

Adres

Standaar d

0 = 1 IP-module, 1 = 2 IP-modules

0120

1

Aanwijzing! Dubbele IP-instellingen zijn alleen geldig wanneer deze worden gebruikt in het Conettix IPformaat. Deze programmeeroptie is geldig voor B426 en ITS-DX4020-G modules. ITS-DX4020G kan niet worden ingesteld als IP-modulenr. 2.

Module

Adres

ITS-DX4020-G module of B426- module 1

134

B426 module 2

250

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

119

Systeemrapportage Optie

Adres

Standaar d

Herstelrapport zonestatus

0121

6

Inschakelings-/Uitschakelingsrapport AFWEZIG

0122

6

EEN=1/5/6/7

Inschakelings-/Uitschakelingsrapport AANWEZIG

0123

6

EEN=1/5/6/7

Rapport systeemstatus (zone-uitval, uitval communicatie,

0124

storing telefoonlijn, stroomuitval, te lage

6

EEN=1/5/6/7

batterijspanning...etc.) Rapport paniekalarm via bedieningspaneel

0125

0

Rapport brandalarm via bedieningspaneel

0126

0

Rapport medisch alarm via bedieningspaneel

0127

0

Rapport automatische test

0128

6

EEN=1/5/6/7

0 = geen rapport, 1 = ontvanger 1, 2 = ontvanger 2, 3 = ontvanger 3, 4 = ontvanger 4, 5 = ontvanger 1,2,3 en 4, 6 = ontvanger 1 (2,3 en 4 voor back-up), 7 = ontvanger 1 (2 voor backup) en ontvanger 3 (4 voor back-up) Aanwijzing! Als het transmissieformaat voor ontvanger in de programmering van de ontvanger op 0 wordt gezet (niet gebruikt), zal de centrale geen rapport verzenden.

Rapport automatische test Adres 0129 - 0134

Adres

Standaar d

Tijd testrapport: interval

0129 - 0130

00 = tijdrapport niet gebruiken, 01 - 99 = 1 - 99 uur Rapporttijd: uren

24 VDS-A

EN=1-24

0131 - 0132

99

0133 - 0134

99

00 - 23 = 0 - 23 uren, overige = geen real-timerapport gebruiken Rapporttijd: minuten 00 - 59 = 0 - 59 minuten, overige = geen real-timerapport gebruiken


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

120


nl | Programmering

Rapport verstreken tijd Adres 0135 - 0137

Adres

Standaar d

000 = geen tijdslimiet, 001 - 255 = 1 - 255 minuten

0135 - 0137

000 VDS-A

EN=000

Toegang installateur tot aan volgende Inschakeling Adres 0138

Adres

Standaar d

0 = uitgeschakeld; 1 = ingeschakeld

0138

0

VDS-A=1

Geforceerde Inschakeling wanneer systeem zich in probleemtoestand bevindt Adres 0139

Adres

Standaar d

0 = uitgeschakeld; 1 = ingeschakeld

139

1

Adres

Standaar

VDS-A EN=0

Sirene/PO 1+2 bewaking Adres 0140

d 0 = uitgeschakeld, 1 = PO1 ingeschakeld, 2 = PO2

0140

0

Adres

Standaar

VDS-A EN=3

ingeschakeld, 3 = PO1+2 ingeschakeld, Alarm toets 2 bedieningspaneel Adres 0141

d 0 = uitgeschakeld; 1 = ingeschakeld

0141

0

Adres

Standaar

Bewaking telefoonlijn Adres 0142


0142

0 VDS-A

Adres

Standaar

EN=1

Pieptoon voor waarschuwingsapparaten Adres 0143


0143

1

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

121

Beltonen Adres 0144

Adres

Standaar d

1 - 13 = aantal ringtonen waarna centrale antwoordt

0144

14

Adres

Standaar

14 = bel de centrale en laat de telefoon niet meer dan tweemaal overgaan en hang vervolgens op. Wacht maximaal 8 seconden en bel dan de centrale opnieuw. De centrale reageert op de eerste ringtoon. 15 = bel de centrale en laat de telefoon niet meer dan viermaal overgaan en hang vervolgens op. Als u binnen 45 seconden opnieuw belt, beantwoordt de centrale de oproep bij het eerste telefoonsignaal. 0 = paneel reageert niet op inkomende beltonen Programmeren op Afstand Adres 0145


0145

1 VDS-A=0

Adres

Standaar

Terugbeltelefoonnummer Adres 0146 - 0161

d Zie Telefoonprogrammeerparameters

0146 - 0161

15

Adres

Standaar

Instelling externe PC Adres 0162 - 0179

d IP-nr. RPC

0162 - 0173

15

Poortnummer RPC

0174 - 0178

15

Vernieuwingstijden centrale DHCP (uren)

0179

15

RPC is de externe programmeercomputer die is uitgerust met software voor programmeren op afstand. Toegang op afstand tot het paneel wanneer het paneel is Ingeschakeld Adres 0180

Adres

Standaar d

0 = uitschakelen, 1 = inschakelen ; standaard 1

0180

1


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

122


nl | Programmering

Taal bedieningspaneel Adres 0181

Adres

Standaar d

0 = standaard, 1 = EN, 2 = DE, 3 = ES, 4 = FR, 5 = IT, 6 =

0181

0

PL, 7 = NL, 8 = SE Sabotagealarm resetten door gebruiker (inschakelen/uitschakelen) Adres 0182

Adres

Standaar d

0 = uitschakelen, 1 = inschakelen

0182

1

Systeem In-/Uitschakelen door installateur (toelaten/verhinderen) Adres 0183

Adres

Standaar d


0183

0

Zonesabotage uitschakelen wanneer DEOL-zone wordt overbrugd Adres 0184

Adres

Standaar d


0184

1

0=Confor m Incert –

Deze functie is alleen toegankelijk via adresprogrammering

Instelling terugbellen Adres 0196

Adres

Standaar d


0196

0

Adres

Standaar

Stil waarschuwingsapparaat in Uitgeschakelde modus Adres 0197

d 0 = uitschakelen, 1 = inschakelen

0197

1

Adres

Standaa

Duur zonepulstelling Adres 0198 - 0200

rd 0 = uitschakelen, 1-999sec = duur

0198

060

VDS-A

EN=000

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

123

Aantal gebeurtenisrecords per Ingeschakelde/Uitgeschakelde periode Adres 0201

Adres

Standaar d

3 - 10

0201

10

Adres

Standaar

EN=10

Indicatie van systeemsabotage in partitie Adres 0202

d 0 = Partitie 1, 1 = Alle partities

0202

0

Adres

Standaar

Pieptoon interne sirene als indicatie Adres 0203

d 0=uitgeschakeld, 1=ingeschakeld

0203

0

Adres

Standaar

Interval batterijcontrole Adres 0204

d 0 = uitgeschakeld , 1-15 minuten

0204

15VDS-A

EN=15

Timer doorloopzones Adres 0205 - 0207

Adres

Standaar d

001 - 999 sec.

0205 - 0207

060

Adres

Standaar

Vertraging rapport storing netvoeding Adres 0208 - 0209

d 99 = uitgeschakeld, 00 - 98 minuten

0208 - 0209

60 VDS-A

EN=00-60

Volg-Mij telefoonnummer Adres 1618 - 1682

Adres

Standaar d

Volg-Mij telefoonnummer 1

1618 - 1633

15


1634 - 1649

15


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

124


nl | Programmering


1650 - 1665

15


1666 - 1681

15

Zie Telefoonprogrammeerparameters

Als de standaardwaarde15 wordt ingesteld voor het begincijfer van het telefoonnummer, wordt de alarmfunctie van het Volg-Mij telefoonnummer uitgeschakeld; als deze op andere posities is ingesteld, markeert deze het einde van het telefoonnummer. Programmeerparameters telefoon Telefoonnummer

Sleutel

vereist

programmeerwaarden vereist

Telefoonnummer

Sleutel programmeerwaarden

0

0

7

7

1

1

8

8

2

2

9

9

3

3

*

11

4

4

#

12

5

5

4 seconden pauze

13

6

6

15

15

Tabel 9.1: Programmeerparameters telefoon

9.2

Zoneprogrammering Zonefuncties Het systeem ondersteunt max. 64 zones. Elke zone kan een van 16 zonefuncties alsmede gebieden en modules selecteren. Adres 0210 - 0361 Zonefunctie # 00

Adres

Standaard

Zonetype

0210 - 0211

00

Geforceerde Inschakeling/Zoneoverbrugging

0212

3

VDS-A EN=0/2

Stil alarm/Deurbelmodus

0213

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0214

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0215

3

Zonesabotage (DEOL)

0216

1

Zonestatusrapport

0217

6

VDS-A EN=1/5/6/7

Niet-geverifieerd alarmrapport/Doorloopzone

0218

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0219

0

Zonefunctie # 01

Adres

Standaard

Zonetype

0220 - 0221

01

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl


0222

3

VDS-A EN=0/2


0223

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0224

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0225

3

Zonesabotage (DEOL)

0226

1

Zonestatusrapport

0227

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0228

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0229

0

Zonefunctie # 02

Adres

Standaard

Zonetype

0230 - 0231

02


0232

3

VDS-A EN=0/2


0233

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0234

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0235

3

Zonesabotage (DEOL)

0236

1

Zonestatusrapport

0237

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0238

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0239

0

Zonefunctie # 03

Adres

Standaard

Zonetype

0240 - 0241

03


0242

3

VDS-A EN=0/2


0243

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0244

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0245

3

Zonesabotage (DEOL)

0246

1

Zonestatusrapport

0247

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0248

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0249

0

Zonefunctie # 04

Adres

Standaard

Zonetype

0250 - 0251

04


0252

3

VDS-A EN=0/2


0253

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0254

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0255

3


Installation Manual

125

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

126


nl | Programmering

Zonesabotage (DEOL)

0256

1

Zonestatusrapport

0257

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0258

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0259

0

Zonefunctie # 05

Adres

Standaard

Zonetype

0260 - 0261

05


0262

3

VDS-A EN=0/2


0263

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0264

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0265

3

Zonesabotage (DEOL)

0266

1

Zonestatusrapport

0267

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0268

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0269

0

Zonefunctie # 06

Adres

Standaard

Zonetype

0270 - 0271

06


0272

3

VDS-A EN=0/2


0273

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0274

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0275

3

Zonesabotage (DEOL)

0276

1

Zonestatusrapport

0277

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0278

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0279

0

Zonefunctie # 07

Adres

Standaard

Zonetype

0280 - 0281

07


0282

3

VDS-A EN=0/2


0283

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0284

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0285

3

Zonesabotage (DEOL)

0286

1

Zonestatusrapport

0287

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0288

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0289

0

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

Zonefunctie # 08

Adres

Standaard

Zonetype

0290 - 0291

08


0292

3

VDS-A EN=0/2


0293

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0294

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0295

3

Zonesabotage (DEOL)

0296

1

Zonestatusrapport

0297

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0298

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0299

0

Zonefunctie # 09

Adres

Standaard

Zonetype

0300 - 0301

09


0302

3

VDS-A EN=0/2


0303

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0304

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0305

3

Zonesabotage (DEOL)

0306

1

Zonestatusrapport

0307

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0308

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0309

0

Zonefunctie # 10

Adres

Standaard

Zonetype

0310 - 0311

10


0312

3

VDS-A EN=0/2


0313

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0314

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0315

3

Zonesabotage (DEOL)

0316

1

Zonestatusrapport

0317

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0318

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0319

0

Zonefunctie # 11

Adres

Standaard

Zonetype

0320 - 0321

11


0322

3

VDS-A EN=0/2


0323

0

VDS-A EN=0/2


Installation Manual

127

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

128


nl | Programmering

Zonepulstelling

0324

0

Zoneblokkering

0325

3

Zonesabotage (DEOL)

0326

1

Zonestatusrapport

0327

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0328

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0329

0

Zonefunctie # 12

Adres

Standaard

Zonetype

0330 - 0331

12


0332

3

VDS-A EN=0/2


0333

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0334

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0335

3

Zonesabotage (DEOL)

0336

1

Zonestatusrapport

0337

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0338

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0339

0

Zonefunctie # 13

Adres

Standaard

Zonetype

0340 - 0341

13


0342

3

VDS-A EN=0/2


0343

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0344

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0345

3

Zonesabotage (DEOL)

0346

1

Zonestatusrapport

0347

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0348

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0349

0

Zonefunctie # 14

Adres

Standaard

Zonetype

0350 - 0351

14


0352

3

VDS-A EN=0/2


0353

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0354

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0355

3

Zonesabotage (DEOL)

0356

1

Zonestatusrapport

0357

6

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual

VDS-A EN=0

VDS-A EN=1/5/6/7



Programmering | nl


0358

0

Volg-Mij nummer

0359

0

Zonefunctie # 15

Adres

Standaard

Zonetype

0360 - 0361

15


0362

3

VDS-A EN=0/2


0363

0

VDS-A EN=0/2

Zonepulstelling

0364

0

VDS-A EN=0

Zoneblokkering

0365

3

Zonesabotage (DEOL)

0366

1

Zonestatusrapport

0367

6

VDS-A EN=1/5/6/7


0368

0

VDS-A EN=0

Volg-Mij nummer

0369

0

VDS-A EN=0

129

Zie onderstaande zonefunctie-opties voor het waardenbereik van elke zonefunctie-optie. Opties voor zonefuncties Omschrijving

Zonefunctie, optie Zonetype


00

Zone niet gebruikt

01

Direct

02

Direct binnenhuis

03

Vertraging

04

Vertraging binnenhuis

05

Volger

06

Volger binnenhuis

07

24-uurs

08

Puls sleutelschakelaar

09

Aan/Uit sleutelschakelaar

10

24-uurs paniekalarm

11

24-uurs brandalarm

12

24-uurs brandalarm met verificatie

13

Sabotage

14

Vergrendelcontact

15

Externe storing

16

Uitlooptijd

17

Interne uitlooptijd

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

130


nl | Programmering

18

Technisch alarm

19

Reset

20

Direct rapport

21

Gereserveerd

0

Uitgeschakeld

1

Geforceerd inschakelen

2

Overbrugd

3

Alle

0

Uitgeschakeld

1

Stil alarm

2

Deurbelmodus

3

Alle

Zonepulstelling

0

Uitgeschakeld

1-9

1-9 pulsen

Zoneblokkering

0

Uitgeschakeld

1


2


3


4

Alarmduur

0

Uitgeschakeld

1

Ingeschakeld

0

Geen rapport vereist

1

Ontvanger 1

2

Ontvanger 2

3

Ontvanger 3

4

Ontvanger 4

5

Ontvanger 1, 2, 3 en 4

6

Ontvanger 1 (2, 3 en 4 voor back-up)

7

Ontvanger 1 (2 voor back-up) en ontvanger 3 (4 voor back-

Geforceerde Inschakeling/ Overbrugging

Stil alarm/ Deurbelmodus

Zonesabotage (DEOL)

Zonestatusrapport

up) Niet-geverifieerd alarmrapport/ Doorloopzone

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

0

Uitgeschakeld

1

Niet-geverifieerd alarmrapport

2

Doorloop zone

3

Alle Installation Manual



Programmering | nl

Volg-Mij oproep

131

Volg de logica van de optie 'Alarmrapport'. Bereik 0-7

0

Geen rapporten toegestaan

1


2


3


4


5

Rapporteren aan bestemming 1 ,2, 3, 4

6

Rapporteren aan bestemming 1 (2, 3, 4 back-up)

7

Rapporteren aan bestemming 1 (2 back-up) en 3 (4 backup)

Instellingen gemeenschappelijke partitie Optie

Adres

Standaard

Waardenbereik

Type

0370

0

0 = Geen

gemeenschappelijke

1 = Volg partitie 2

partitie

2 = Volg partitie 2-3 3 = Volg partitie 2-4 4 = Volg partitie 2-5 5 = Volg partitie 2-6 6 = Volg partitie 2-7 7 = Volg partitie 2-8 8 = Volg partitie 2-9 9 = Volg partitie 2-10 10 = Volg partitie 2-11 11 = Volg partitie 2-12 12 = Volg partitie 2-13 13 = Volg partitie 2-14 14 = Volg partitie 2-15 15 = Volg partitie 2-16

Aanwijzing! In het geval van een gemeenschappelijke partitie, wordt partitie 1 de gemeenschappelijke partitie. Als er zich slechts 1 partitie binnen het systeem bevindt, kan adres 0370 alleen als 1

worden geprogrammeerd.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

132


nl | Programmering

Zonepartitie, zonefuncties en moduleselectie Zone Adres

Standaa

Adres

Standaa

Adres

Standaar

num

rd

zonefunctiekeuz

rd

modulekeuze

d

partitiekeuze

mer

e

1

0678 - 0679

01

0806

3

0870

0

2

0680 - 0681

01

0807

1

0871

0

3

0682 - 0683

01

0808

1

0872

0

4

0684 - 0685

01

0809

1

0873

0

5

0686 - 0687

01

0810

1

0874

0

6

0688 - 0689

01

0811

1

0875

0

7

0690 - 0691

01

0812

1

0876

0

8

0692 - 0693

01

0813

1

0877

0

9

0694 - 0695

01

0814

0

0878

0

10

0696 - 0697

01

0815

0

0879

0

11

0698 - 0699

01

0816

0

0880

0

12

0700 - 0701

01

0817

0

0881

0

13

0702 - 0703

01

0818

0

0882

0

14

0704 - 0705

01

0819

0

0883

0

15

0706 - 0707

01

0820

0

0884

0

16

0708 - 0709

01

0821

0

0885

0

Waardenbereik:

Waardenbereik: 0 –15. Zie

0 = On-board zone

00 = zone niet gebruikt,

hoofdstuk Zonefuncties

1 = Bedieningspaneel zone

1 - 16 = Partitie 1- 16

2 = DX2010 zone 3 = RF toestel 15 = niet gebruikt

Aanwijzing! Zones kunnen op bedieningspanelen worden weergegeven met een nummer dat anders is dan het nummer dat wordt gebruikt voor het programmeren en hardware-ingangen.

Voorbeeld: In een systeem met één partitie wordt zonenummer 17 op het bedieningspaneel weergegeven als zonenummer 16 (bijv. zichtbaar op LED-bedieningspaneel met 16 zone LED-weergave). Na het uitschakelen van zone 16 * (of een andere zone tussen 1 en 16) wordt zonenummer 17 weergegeven op het bedieningspaneel als nummer 16. * verander partitiekeuze naar 00 = zone niet gebruikt Aanwijzing! Wanneer een zone is toegewezen aan een RF toestel (3), is de overeenstemmende on-board

zone niet beschikbaar.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

133

Zone Adres

Standaa

Adres

Standaa

Adres

Standaar

num

rd

zonefunctiekeuz

rd

modulekeuze

d

partitiekeuze

mer

e

17

0710 - 0711

00

0822

1

0886

15

18

0712 - 0713

00

0823

1

0887

15

19

0714 - 0715

00

0824

1

0888

15

20

0716 - 0717

00

0825

1

0889

15

21

0718 - 0719

00

0826

1

0890

15

22

0720 - 0721

00

0827

1

0891

15

23

0722 - 0723

00

0828

1

0892

15

24

0724 - 0725

00

0829

1

0893

15

25

0726 - 0727

00

0830

1

0894

15

26

0728 - 0729

00

0831

1

0895

15

27

0730 - 0731

00

0832

1

0896

15

28

0732 - 0733

00

0833

1

0897

15

29

0734 - 0735

00

0834

1

0898

15

30

0736 - 0737

00

0835

1

0899

15

31

0738 - 0739

00

0836

1

0900

15

32

0740-0741

00

0837

1

0901

15

Waardenbereik:

Waardenbereik: 0 –15. Zie

0 = On-board zone

00 = zone niet gebruikt,

hoofdstuk Zonefuncties

1 = Bedieningspaneel zone *

1 - 16 = Partitie 1- 16

2 = DX2010 zone ** 3 = RF toestel 15 = niet gebruikt * Zones 17 t/m 32 zijn toegewezen aan bedieningspaneel 1 t/m 32 (zone 17 = bedieningspaneel 1, zone 32 = bedieningspaneel 32) ** Zones 17 t/m 24 zijn toegewezen aan DX2010 adres 103 poorten 1 t/m 8, zie ook , Pagina 135 Zones 25 t/m 32 zijn toegewezen aan DX2010 adres 104 poorten 1 t/m 8, zie ook , Pagina 135 Aanwijzing! Wanneer een zone is toegewezen aan bedieningspaneel zone (1) of een draadloos apparaat

(3), is de overeenstemmende zone op DX2010 niet beschikbaar.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

134


nl | Programmering

Zonen Adres

Standaar Adres

Standaar Adres

Standa

umme partitiekeuze

d

d

modulekeuze

ard

r

zonefunctiekeuz e

33

0742 - 0743

00

0838

1

0901

15

34

0744 - 0745

00

0839

1

0902

15

35

0746 - 0747

00

0840

1

0903

15

36

0748 - 0749

00

0841

1

0904

15

37

0750 - 0751

00

0842

1

0905

15

38

0752 - 0753

00

0843

1

0906

15

39

0754 - 0755

00

0844

1

0907

15

40

0756 - 0757

00

0845

1

0908

15

41

0758 - 0759

00

0846

1

0909

15

42

0760 - 0761

00

0847

1

0910

15

43

0762 - 0763

00

0848

1

0911

15

44

0764 - 0765

00

0849

1

0912

15

45

0766 - 0767

00

0850

1

0913

15

46

0768 - 0769

00

0851

1

0915

15

47

0770 - 0771

00

0852

1

0916

15

48

0772 - 0773

00

0853

1

0917

15

49

0774 - 0775

00

0854

1

0918

15

50

0776 - 0777

00

0855

1

0919

15

51

0778 - 0779

00

0856

1

0920

15

52

0780 - 0781

00

0857

1

0921

15

53

0782 - 0783

00

0858

1

0922

15

54

0784 - 0785

00

0859

1

0923

15

55

0786 - 0787

00

0860

1

0924

15

56

0788 - 0789

00

0861

1

0925

15

57

0790 - 0791

00

0862

1

0926

15

58

0792 - 0793

00

0863

1

0927

15

59

0794 - 0795

00

0864

1

0928

15

60

0796 - 0797

00

0865

1

0929

15

61

0798 - 0799

00

0866

1

0930

15

62

0800 - 0801

00

0867

1

0931

15

63

0802 - 0803

00

0868

1

0932

15

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

00

0869

1

0933

135

64

0804 - 0805

Waardenbereik: 00 = zone Waardenbereik: 0 –15. Zie

0 = On-board zone

niet gebruikt, 1 - 16 =

1 = Bedieningspaneel zone

hoofdstuk Zonefuncties.

Partitie 1 - 16

15

2 = DX2010 zone * 3 = RF toestel 15 = niet gebruikt

* Zie volgende tabel Aanwijzing! Wanneer een zone is toegewezen aan een RF toestel (3), is de overeenstemmende zone op DX2010 niet beschikbaar.

9.3

Uitgangsprogrammering On-board uitgangsprogrammering Optie

Adres

Standaar d

Klavier alarm toon, 0 = uitgeschakeld, 1 = ingeschakeld

0503

1

Actieve tijd sirene, 00 - 99 = 0 - 99 minuten

0508 - 0509

00

0510 - 0511

05

Zie De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties Uitgang 1

Uitgangstype voor gebeurtenissen

VDS-A

EN=5


0512 - 0513

00

Uitgangsmodus

0514

0

Uitgangstijd

0515 - 0517

180

VDS-A EN=0 VDS-A

EN=180

Uitgang 2


0518 - 0519

05

VDS-A

EN=5


0520 - 0521

00

Uitgangsmodus

0522

0

Uitgangstijd

0523 - 525

VDS-A EN=0

000

VDS-A

EN=180

Uitgang 3


0526 - 0527

05

VDS-A

EN=5


0528 - 0529

00

Uitgangsmodus

0530

0

Uitgangstijd

0531 - 0533

VDS-A EN=0

180

VDS-A

EN=180

Uitgang 4


0534 - 0535

07

VDS-A

EN=5


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

136


nl | Programmering


0536 - 0537

00

Uitgangsmodus

0538

0

Uitgangstijd

0539 - 0541

VDS-A EN=0

180

VDS-A

EN=180

Aanwijzing! Als het zoneactiveringsalarm is geprogrammeerd als stil alarm, worden bedieningspaneel niet akoestisch aangestuurd en worden alarmuitgangen niet aangestuurd.

Zie voor de betreffende waardenbereiken van uitgangstype voor gebeurtenissen, uitgangsmodus en uitgangstijd alsmede de relatie tussen uitgangstype voor gebeurtenissen en uitgangsparameters De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties Uitgangstype voor

Omschrijving


0

Niet gebruikt

Nee

1

Systeem Uitgeschakeld

0 = Alle partities

2

Systeem Ingeschakeld

3

Systeemalarm

4

Systeemalarm (hoorbaar en stil)

5

Externe sirene AFWEZIG

6

Externe sirene AANWEZIG

7

Interne sirene

8

Interne sirene met sabotage

9

Waarschuwing inloop-/uitlooptijd

1 - 16 = Partitie 1 - 16

10

Telefoonlijnstoring

11

Storing netvoeding

12

Lage batterijspanning

13

Sabotage

14

Externe storing

15

Alle storingen

16

Brandalarm

0 = elke partitie,

17

Reset brandalarm

18

AFWEZIG Ingeschakeld

19

AANWEZIG Ingeschakeld

20

Reset *1

gebeurtenissen Uitgang Gebeurte nis

1 – 16 = Partitie 1 - 16 0 = elke partitie, 1 - 16 = Partitie 1 - 16

0 = elke partitie, 1 - 16 = Partitie 1 - 16

1 - 16 = Partitie 1 - 16 0 = Alle partities 1 - 16 = Partitie 1 - 16 0 = elke partitie 1 - 16 = partitienummer

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

21

Volg zonenummer (alarm en

137

Zonenummer 1 - 64

sabotage) 22 23

Knop 3 RF handzender

0 = elke partitie,

(garagedeur)

1 - 16 = Partitie 1 - 16

Knop 4 RF handzender (verlichting)

24

Deurbelindicatie *1

25

Geverifieerd alarm

26

Niet geverifieerd alarm

27

Technisch alarm

28

Overbrugde zone

29

Gereed voor Inschakeling

0 = alle partities 1 - 16 = partitie 1 - 16

30

Looptest

0

Continue uitgang

1

Puls

2

Omgekeerd

Uitgang

000 -

0 - 999 seconden

Tijd

999

Uitgang Modus

*1 uitgangstimer is vast ingesteld. (1 sec.) DX3010 uitgangsprogrammering Dit hoofdstuk betreft optionele programmering. Module

Adres

DX3010 module 1 (uitgang 5 - 12)

150

DX3010 module 2 (uitgang 13 - 20)

151


DX3010 1 uitgangsprogrammering Adres 0542 - 0605 Zie De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties Uitgang 5

Adres

Standaar d


0542 - 0543

00


0544 - 0545

00

Uitgangsmodus

0546

0

Uitgangstijd

0547 - 0549

000


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

138


nl | Programmering

Uitgang 6

Adres

Standaar d


0550 - 0551

00


0552 - 0553

00

Uitgangsmodus

0554

0

Uitgangstijd

0555 - 0557

000

Uitgang 7

Adres

Standaar d


0558 - 0559

00


0560 - 0561

00

Uitgangsmodus

0562

0

Uitgangstijd

0563 - 0565

000

Uitgang 8

Adres

Standaar d


0566 - 0567

00


0568 - 0569

00

Uitgangsmodus

0570

0

Uitgangstijd

0571 - 0573

000

Uitgang 9

Adres

Standaar d


0574 - 0575

00


0576 - 0577

00

Uitgangsmodus

0578

0

Uitgangstijd

0579 - 0581

000

Uitgang 10

Adres

Standaar d


0582 - 0583

00


0584 - 0585

00

Uitgangsmodus

0586

0

Uitgangstijd

0587 - 0589

000

Uitgang 11

Adres

Standaar d


0590 - 0591

00


0592 - 0593

00

Uitgangsmodus

0594

0

Uitgangstijd

0595 - 0597

000

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

Uitgang 12

Adres

139

Standaar d


0598 - 0599

00


0600 - 0601

00

Uitgangsmodus

0602

0

Uitgangstijd

0603 - 0605

000

Adres

Standaar

DX3010 2 uitgangsprogrammering Adres 0606 - 0669 Zie De waardenbereiken van uitgangsprogrammeeropties Uitgang 13

d Uitgangstype voor gebeurtenissen

0606 - 0607

00


0608 - 0609

00

Uitgangsmodus

0610

0

Uitgangstijd

0611 - 0613

000

Uitgang 14

Adres

Standaar d


0614 - 0615

00


0616 - 0617

00

Uitgangsmodus

0618

0

Uitgangstijd

0619 - 0621

000

Uitgang 15

Adres

Standaar d


0622 - 0623

00


0624 - 0625

00

Uitgangsmodus

0626

0

Uitgangstijd

0627 - 0629

000

Uitgang 16

Adres

Standaar d


0630 - 0631

00


0632 - 0633

00

Uitgangsmodus

0634

0

Uitgangstijd

0635 - 0637

000

Uitgang 17

Adres

Standaar d


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

140


nl | Programmering


0638 - 0639

00


0640 - 0641

00

Uitgangsmodus

0642

0

Uitgangstijd

0643 - 0645

000

Uitgang 18

Adres

Standaar d


0646 - 0647

00


0648 - 0649

00

Uitgangsmodus

0650

0

Uitgangstijd

0651 - 0653

000

Uitgang 19

Adres

Standaar d


0654 - 0655

00


0656 - 0657

00

Uitgangsmodus

0658

0

Uitgangstijd

0659 - 0661

000

Uitgang 20

Adres

Standaar d


0662 - 0663

00


0664 - 0665

00

Uitgangsmodus

0666

0

Uitgangstijd

0667 - 0669

000

Adres

Standaar

9.4

Toegangscodes Cijfers van code Optie

d Codelengte,4 – 6 = 4 - 6 cijfers

1003

4

De toegangscode bevat de installateurscode en de gebruikerscodes. Als de code is ingesteld op "15", wordt de code niet gebruikt. De codelengte is hetzelfde voor alle toegangscodes. Installateurscode Optie

Adres

Standaard

Installateurscode

1004

1

1005

2

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

1006

3

1007

4

1008

5

1009

6

141

Gebruikerscodes Gebruik Adres

Standaard/

Adres

Standaard/

Adres

Standa

ersnum

gebruikers waardenbereik gebiedskeuz

waardenbere gebruikersco ard

mer

autorisatie

e

ik

de

1011 - 1012

Standaard:

1013

2

1014

5

1015

8

1016

0

1017

0

1018

0

1022 - 1027

1031 - 1036

1040 - 1045

1047 -1048

1049 - 1054

1= Hoofdcode

1056 - 1057

1058 - 1063

1065 - 1066

1067 - 1072

niveau # 01

1010

Standaard: 0

(beheer

# 01

00

derscod

beheerderscod

Waardenbere

e)

e

ik:

De prioriteit is

Zie tabel 6.5

altijd 0

op pagina 26.

#02

1019

Standaard: 15

1020 - 1021

15

#03

1028

#04

1037

#05

1046

#06

1055

#07

1064

2= Basiscode

#08

1073

inschakelen

1074 - 1075

1076 - 1081

#09

1082

4= Code

1083 - 1084

1085 - 1090

#10

1091

1092 - 1093

1094 - 1099

#11

1100

1101 - 1102

1103 - 1108

1110 - 1111

1112 - 1117

Waardenbereik:

1029 - 1030

Standaard:

1038 - 1039

0= Beheerderscod e

3= Code

uitschakelen onder dwang 5-15= Geen prioriteit

1020 = 1 1021 = 5

#12

1109

#13

1118

1119 - 1120

1121 - 1126

#14

1127

1128 - 1129

1130 - 1135

#15

1136

1137 - 1138

1139 - 1144

#16

1145

1146 - 1147

1148 - 1153

#17

1154

1155 - 1156

1157 - 1162

#18

1163

1164 - 1165

1166 - 1171

#19

1172

1173 - 1174

1175 - 1180


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

142


nl | Programmering

#20

1181

1182 - 1183

1184 - 1189

#21

1190

1191 - 1192

1193 - 1198

#22

1199

1200 - 1201

1202 - 1207

#23

1208

1209 - 1210

1211 - 1216

#24

1217

1218 - 1219

1220 - 1225

#25

1226

1227 - 1228

1229 - 1234

#26

1235

1236 - 1237

1238 - 1243

#27

1244

1254 - 1246

1247 - 1252

#28

1253

1254 - 1255

1256 - 1261

#29

1262

1263 - 1264

1265 - 1270

#30

1271

1272 - 1273

1274 - 1279

#31

1280

1281 - 1282

1283 - 1288

#32

1289

1290 - 1291

1292 - 1297

#33

1298

1299 - 1300

1301 - 1306

#34

1307

1308 - 1309

1310 - 1315

#35

1316

1317 - 1318

1319 - 1324

#36

1325

1326 - 1327

1328 - 1333

#37

1334

1335 - 1336

1337 - 1342

#38

1343

1344 - 1345

1346 - 1351

#39

1352

1353 - 1354

1355 - 1360

#40

1361

1362 - 1363

1364 - 1369

#41

1370

1371 - 1372

1373 - 1378

#42

1379

1380 - 1381

1382 - 1387

#43

1388

1389 - 1390

1391 - 1396

#44

1397

1398 - 1399

1400 - 1405

#45

1406

1407 - 1408

1409 - 1414

#46

1415

1416 - 1417

1418 - 1423

#47

1424

1425 - 1426

1427 - 1432

#48

1433

1434 - 1435

1436 - 1441

#49

1442

1443 - 1444

1445 - 1450

#50

1451

1452 - 1453

1454 - 1459

#51

1460

1461 - 1462

1463 - 1468

#52

1469

1470 - 1471

1472 - 1477

#53

1478

1479 - 1480

1481 - 1486

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

1487

1488 - 1489

1490 - 1495

#55

1496

1497 - 1498

1499 - 1504

#56

1505

1506 - 1507

1508 - 1513

#57

1514

1515 - 1516

1517 - 1522

#58

1523

1524 - 1525

1526 - 1531

#59

1532

1533 - 1534

1535 - 1540

#60

1541

1542 - 1543

1544 - 1549

#61

1550

1551 - 1552

1553 - 1558

#62

1559

1560 - 1561

1562 - 1567

#63

1568

1569 - 1570

1571 - 1576

#64

1577

1578 - 1579

1580 - 1585

#54

143


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

144


nl | Programmering

Waar

Partitie

de

1 0

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

1

X

2

X

3

X

X

4

X

5

X

X

6

X

X

7

X

X

X

8

X

9

X

X

10

X

X

11

X

X

X

12

X

X

13

X

X

X

14

X

X

X

15

X

X

X

X

16

X

17

X

18

X

X

19

X

20

X

X

21

X

X

22

X

X

X

23

X

24

X

X

25

X

X

26

X

X

X

27

X

X

28

X

X

X

29

X

X

X

30

X

X

X

X

31

X

Installation Manual



Programmering | nl

145

32

X

33

X

X

34

X

35

X

X

36

X

X

37

X

X

X

38

X

39

X

X

40

X

X

41

X

X

X

42

X

X

43

X

X

X

44

X

X

X

45

X

X

X

X

46

X

47

X

48

X

X

49

X

50

X

X

51

X

X

52

X

X

X

53

X

54

X

X

55

X

X

56

X

X

X

57

X

X

58

X

X

X

59

X

X

X

60

X

X

X

X

61

X

X

X

X

X

X

X

X

62

X

X

X

X

X

X

X

X

63

X

X

X

X

X

X

X

X

64

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

65

X

X

X

X

X

X

X

X


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

146


nl | Programmering

66

X

X

X

X

X

X

X

X

67

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

68

X

X

X

X

X

X

X

X

69

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

70

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

71

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Tabel 9.3: De toewijzing van persoonlijke identificatienummers aan gebieden

9.5

Systeemprogrammering Uitloopvertraging Partitie

Adres

Standaar d

1

0403 - 0405

045

2

0409 - 0411

045

3

0415 - 0417

045

4

0421 - 0423

045

5

0427 - 0429

045

6

0433 - 0435

045

7

0439 - 0441

045

8

0445 - 0447

045

9

0451 - 0453

045

10

0457 - 0459

045

11

0463 - 0465

045

12

0469 - 0471

045

13

0475 - 0477

045

14

0481 - 0483

045

15

0487 - 0489

045

16

0493 - 0495

045

000 - 999 seconden

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

147

Inlooptijd Partitie

Adres

Standaar d

1

0406 - 0408

030

2

0412 - 0414

030

3

0418 - 0420

030

4

0424 - 0426

030

5

0430 - 0432

030

6

0436 - 0438

030

7

0442 - 0444

030

8

0448 - 0450

030

9

0454 - 0456

030

10

0460 - 0462

030

11

0466 - 0468

030

12

0472 - 0474

030

13

0478 - 0480

030

14

0484 - 0486

030

15

0490 - 0492

030

16

0496 - 0498

030

000 - 999 seconden EN= 045 seconden


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

148


nl | Programmering

Bedieneenheid Nummer bedieningspaneel in partitie

Adres

Standaar d

1

1586 - 1587

01

2

1588 - 1589

99

3

1590 - 1591

99

4

1592 - 1593

99

5

1594 - 1595

99

6

1596 - 1597

99

7

1598 - 1599

99

8

1600 - 1601

99

9

1602 - 1603

99

10

1604 - 1605

99

11

1606 - 1607

99

12

1608 - 1609

99

13

1610 - 1611

99

14

1612 - 1613

99

15

1614 - 1615

99

16

1616 - 1617

99

Tabel 9.4: Instellingen klavier partitie

00 = master-bedieningspaneel 00-16 = partitie 99 = niet gebruikt Aanwijzing! Het systeem ondersteunt maximaal 16 bedieningspanelen als master. Wanneer het masterbedieningspaneel niet naar de betreffende Partitie wordt geschakeld, kunnen er geen Inschakelings-/Uitschakelings-, overbruggings- en alarmreset-handelingen worden uitgevoerd op het master-bedieningspaneel. Er kunnen alleen handelingen voor de Partitie worden uitgevoerd, wanneer het master-bedieningspaneel naar de betreffende Partitie wordt

geschakeld.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

149

Bedieningspaneel blokkeren Adres 0499

Adres

Standaar d

0 = 1-15 keer uitgeschakeld

0499

10

VDS-A

EN=10

Snel het alarm Inschakelen Adres 0500

Adres

Standaar d

0 = Uitgeschakeld; 1 = Ingeschakeld

0500

1

Adres

Standaar

VDS-A EN=0

Weergave en meldingstoon van datum- en tijdfout Adres 0501

d 0 = Uitgeschakeld; 1 = Ingeschakeld

0501

0

Adres

Standaar

VDS-A EN=1

Foutmeldingstoon Adres 0502


0502

1

Adres

Standaar

VDS-A EN=1

Printerfunctionaliteit Adres 0940


0940

0

Adres

Standaar

RF toestel Adres 0941


0941

0

Adres

Standaar

RF toestel supervisie Adres 0942

d 0 = uitschakelen, 1 = 1 uur, 2 = 2 uur, 3 = 4 uur, 4 = 12

0942

4

uur, 5 = 24 uur 6 = 2,5 uur


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

150


nl | Programmering

RF signaal storing detectie Adres 0943

Adres

Standaar d

0-15 0 = meest gevoelig

0943

12

Adres

Standaar

Herhaling laag batterijniveau RF toestel Adres 0944

d 0 = uitschakelen 1 = 4 uur, 2 = 24 uur

0944

2

Adres

Standaar

Pieptoon bij In-/Uitschakelen (via draadloze handzender) Adres 0945

d 0 = uitschakelen, 1 = inschakelen

0945

1

Adres

Standaar

Paniekoptie draadloze handzender Adres 0946

d 0946

0

0 = geen alarm 1 = stil alarm 2 = Niet-stil alarm

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

151

ID RF toestel Sens

Adres

or 1

Stand Sensor

1700 –

15

1710 –

23

15

1720 –

24 25

1728 4

1730 – 1740 –

15

26

1750 –

15

27

1760 –

15

28

1770 –

15

29

1780 –

15

30

1790 –

15

31

1800 –

15

32

1810 –

15

33

1820 –

15

34

1830 –

15

35

1840 –

15

36

1850 –

15

37

1860 –

15

38

1870 – 1878


2170 –

15

1960 –

2178 15

49

1970 – 1980 – 1990 – 2000 – 2010 – 2020 – 2030 – 2040 – 2050 – 2060 – 2070 –

15

39

2080 –

15

50

40

2090 – 2098

Installation Manual

15

2190 –

15

2198 15

51

2200 –

15

2208 15

52

2210 –

15

2218 15

53

2220 –

15

2228 15

54

2230 –

15

2238 15

55

2240 –

15

2248 15

56

2250 –

15

2258 15

57

2260 –

15

2268 15

58

2270 –

15

2278 15

59

2280 –

15

2288 15

60

2290 –

15

2298 15

61

2088 15

2180 – 2188

2078

1868 18

48

2068

1858 17

15

2058

1848 16

1950 –

2048

1838 15

15

2038

1828 14

2160 - 2168

2028

1818 13

15

47

2018

1808 12

2150 –

15

2008

1798 11

1940 –

15

2158

1998

1788 10

46

1988

1778 9

15

1978

1768 8

1930 –

2140 – 2148

1968

1758 7

45

1958

1748 6

15

Stand

1948

1738 5

1920 –

1938 15

Adres

aard

1928

1718 3

Stand Sensor aard

1708 2

Adres

aard

2300 –

15

2308 15

62

2310 –

15

2318

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

152


nl | Programmering

19

1880 –

15

41

1888 20

1890 – 1900 –

15

42

1910 – 1918

63

2110 –

2320 –

15

2328 15

64

2330 - 2338

15

15

15

2118 15

43

1908 22

15

2108

1898 21

2100 –

2120 – 2128

15

44

2130 2138

Elk RFID toestel bevat negen cijfers. Het bereik per cijfer is 0-9. De standaardwaarde is 15,

niet in gebruik.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

153

Draadloze repeater RF-ID Repeater

Adres

Standaar

d 2340 – 2348

15

2

2350 – 2358

15

3

2360 – 2368

15

4

2370 – 2378

15

5

2380 – 2388

15

6

2390 – 2398

15

7

2400 – 2408

15

8

2410 - 2418

15

1


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

154


nl | Programmering

ID RF-zender Handze

Adres

nder

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Handze

Adres

nder

1

2420 – 2428

33

2740 – 2748

2

2430 – 2438

34

2750 – 2758

3

2440 – 2448

35

2760 – 2768

4

2450 – 2458

36

2770 – 2778

5

2460 – 2468

37

2780 – 2788

6

2470 – 2478

38

2790 – 2798

7

2480 – 2488

39

2800 – 2808

8

2490 – 2498

40

2810 – 2818

9

2500 – 2508

41

2820 – 2828

10

2510 – 2518

42

2830 – 2838

11

2520 – 2528

43

2840 – 2848

12

2530 – 2538

44

2850 – 2858

13

2540 – 2548

45

2860 – 2868

14

2550 – 2558

46

2870 – 2878

15

2560 – 2568

47

2880 – 2888

16

2570 – 2578

48

2890 – 2898

17

2580 – 2588

49

2900 – 2908

18

2590 – 2598

50

2910 – 2918

19

2600 – 2608

51

2920 - 2928

20

2610 – 2618

52

2930 – 2938

21

2620 – 2628

53

2940 – 2948

22

2630 – 2638

54

2950 – 2958

23

2640 – 2648

55

2960 – 2968

24

2650 – 2658

56

2970 – 2978

25

2660 – 2668

57

2980 – 2988

26

2670 – 2678

58

2990 – 2998

27

2680 – 2688

59

3000 – 3008

28

2690 – 2698

60

3010 – 3018

29

2700 – 2708

61

3020 – 3028

30

2710 – 2718

62

3030 – 3038

Installation Manual



Programmering | nl

31

2720 – 2728

63

3040 – 3048

32

2730 – 2738

64

3050 – 3058

Handze

Adres

Handze

Adres

nder

nder

65

3060 – 3068

97

3380 – 3388

66

3070 – 3078

98

3390 – 3398

67

3080 – 3088

99

3400 – 3408

68

3090 – 3098

100

3410 – 3418

69

3100 – 3108

101

3420 – 3428

70

3110 – 3118

102

3430 – 3438

71

3120 – 3128

103

3440 – 3448

72

3130 – 3138

104

3450 – 3458

73

3140 – 3148

105

3460 – 3468

74

3150 – 3158

106

3470 – 3478

75

3160 – 3168

107

3480 – 3488

76

3170 – 3178

108

3490 – 3498

77

3180 – 3188

109

3500 – 3508

78

3190 – 3198

110

3510 – 3518

79

3200 – 3208

111

3520 – 3528

80

3210 – 3218

112

3530 – 3538

81

3220 – 3228

113

3540 – 3548

82

3230 – 3238

114

3550 – 3558

83

3240 – 3248

115

3560 – 3568

84

3250 – 3258

116

3570 – 3578

85

3260 – 3268

117

3580 – 3588

86

3270 - 3278

118

3590 – 3598

87

3280 – 3288

119

3600 – 3608

88

3290 – 3298

120

3610 – 3619

89

3300 – 3308

121

3620 – 3628

90

3310 – 3318

122

3630 – 3638

91

3320 – 3328

123

3640 – 3648

92

3330 – 3338

124

3650 – 3658

93

3340 – 3348

125

3660 – 3668

94

3350 – 3358

126

3670 – 3678


155

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

156


nl | Programmering

95

3360 – 3368

127

3680 – 3688

96

3370 – 3378

128

3690 – 3698

De toewijzing van handzenders wordt dynamisch door het systeem gedaan en kan niet worden gewijzigd. Alle standaard RFID-waarden voor handzenders zijn 15. Toewijzing RF handzender aan partities Aantal partities in het systeem

Partitie

Handzenders Radion

Handzenders DSRF

1

1

1 – 128

1 – 24

2

1

1 - 64

1 – 12

2

65 - 128

13 – 24

1

1 - 43

1-8

2

44 - 86

9 - 16

3

87 - 128

17 - 24

1

1 - 32

1-6

2

33 - 64

7 - 12

3

65 - 96

13 - 18

4

97 - 128

19 - 24

1

1 - 26

1-5

2

27 - 52

6 - 10

3

53 - 78

11 - 15

4

79 - 103

16 - 20

5

104 - 128

21 - 24

1

1 - 22

1-4

2

23 - 44

5-8

3

45 - 65

9 - 12

4

66 - 86

13 - 16

5

87 - 107

17 - 20

6

108 - 128

21 - 24

1

1 - 19

1-4

2

20 - 38

5-8

3

39 - 56

9 - 12

4

57 - 74

13 - 15

5

75 - 92

16 - 18

6

93 - 110

19 – 21

3

4

5

6

7

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

Aantal partities in het systeem

8

9

10

11


157

Partitie

Handzenders Radion

Handzenders DSRF

7

111 - 128

22 - 24

1

1 – 16

1–3

2

17 – 32

4–6

3

33 – 48

7–9

4

49 – 64

10 – 12

5

65 – 80

13 – 15

6

81 – 96

16 – 18

7

97 – 112

19 – 21

8

113 - 128

21 - 24

1

1 – 15

1–3

2

16 – 30

4–6

3

31 – 44

7–9

4

45 – 58

10 – 12

5

59 – 72

13 – 15

6

73 – 86

16 – 18

7

87 – 100

19 – 20

8

101 – 114

21 – 22

9

115 – 128

23 – 24

1

1 – 13

1–3

2

14 – 26

4–6

3

27 – 39

7–9

4

40 – 52

10 – 12

5

53 – 65

13 – 14

6

66 – 78

15 – 16

7

79 – 91

17 – 18

8

92 – 104

19 – 20

9

105 – 116

21 – 22

10

117 – 128

23 – 24

1

1 – 12

1-3

2

13 – 24

4–6

3

25 – 36

7-8

4

37 – 48

9 – 10

5

49 – 60

11 – 12

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

158


nl | Programmering


12

13

14

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Partitie

Handzenders Radion

Handzenders DSRF

6

61 – 72

13 – 14

7

73 – 84

15 – 16

8

85 – 95

17 – 18

9

96 – 106

19 – 20

10

107 – 117

21 – 22

11

118 – 128

23 – 24

1

1 – 11

1-2

2

12 – 22

3-4

3

23 – 33

5–6

4

34 – 44

7-8

5

45 – 55

9 – 10

6

56 – 66

11 – 12

7

67 – 77

13 – 14

8

78 – 88

15 – 16

9

89 – 98

17 – 18

10

99 – 108

19 – 20

11

109 – 118

21 – 22

12

119 – 128

23 – 24

1

1 – 10

1-2

2

11 - 20

3-4

3

21 – 30

5–6

4

31 – 40

7-8

5

41 – 50

9 – 10

6

51 – 60

11 – 12

7

61 – 70

13 – 14

8

71 – 80

15 – 16

9

81 – 90

17 – 18

10

91 – 100

19 – 20

11

101 – 110

21 – 22

12

111 – 119

23 – 23

13

120 – 128

24 – 24

1

1 – 10

1-2

2

11 - 20

3-4

Installation Manual



Programmering | nl


15

16


159

Partitie

Handzenders Radion

Handzenders DSRF

3

21 – 29

5–6

4

30 – 38

7-8

5

39 – 47

9 – 10

6

48 – 56

11 – 12

7

57 – 65

13 – 14

8

66 – 74

15 – 16

9

75 – 83

17 – 18

10

84 – 92

19 – 20

11

93 – 101

21 – 21

12

102 – 110

22 – 22

13

111 – 119

23 – 23

14

120 – 128

24 - 24

1

1–9

1-2

2

10 – 18

3-4

3

19 – 27

5–6

4

28 – 36

7-8

5

37 – 45

9 – 10

6

46 – 54

11 – 12

7

55 – 63

13 – 14

8

64 – 72

15 – 16

9

73 – 80

17 – 18

10

81 – 88

19 – 19

11

89 – 96

20 – 20

12

97 – 104

21 – 21

13

105 – 112

22 – 22

14

113 – 120

23 – 23

15

121 - 128

24 - 24

1

1- 8

1-2

2

9 – 16

3–4

3

17 – 24

5–6

4

25 – 32

7–8

5

33 – 40

9 - 10

6

41 - 48

11 - 12

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

160


nl | Programmering


Partitie

Handzenders Radion

Handzenders DSRF

7

49 - 56

13 - 14

8

57 - 64

15 - 16

9

65 - 72

17

10

73 – 80

18

11

81 – 88

19

12

89 - 96

20

13

97 - 104

21

14

105 - 112

22

15

113 - 120

23

16

121 - 128

24

Adres 3700 - 3735

Adres

Standaar d

Bedrijfsnaam

3700 - 3735

0

Tabel 9.5: Bedrijfsnaam toewijzen

De bedrijfsnaam mag uit maximaal 18 tekens bestaan. Elk teken van de zonenaam gebruikt 2 adressen. Bijvoorbeeld: A = 4 1, A = Adres 3736 = 4, Adres 3737 = 1 Een teken heeft 2 waarden nodig voor de invoer via 2 adressen. Met onderstaande tabel kunt u deze waarden bepalen. Elk teken in deze tabel heeft een rij-index en een kolomindex. De rijindex is de eerste waarde voor ieder teken, de kolomindex de tweede waarde. Voorbeeld: o = 6 15 k = 6 11 0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

2

!

"

#

$

%

&

'

(

)

*

+

-

,

.

/

3

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

:

;

<

=

>

?

4

@

I

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

5

P

Q

R

H

T

U

V

W

X

Y

Z

[

\

]

^

_

6

‛

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

l

m

n

o

7

p

q

r

s

t

u

v

w

x

y

z

{

|

}

~

8

đ

Ą

ᶏ

Ł

Ğ

..

Ć

Ś

Ű

Ş

İ

Ź

Ę

ź

Ż

9

Ń

ń

Č

ł

ǧ

¨

ć

ś

ű

č

ş

I

Ț

ę

ţ

ż

10

á

ɨ

¢

£

€

¥

Š

§

š

©

ª

«

¬

‫־‬

®

¯

11

°

±

²

³

Ž

µ

¶

•

ž

¹

°

»

Œ

œ

Ÿ

¿

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Programmering | nl

161

12

À

Á

Â

Ã

Ä

Å

Æ

Ç

È

É

Ê

Ë

Ì

Í

Î

Ï

13

Đ

Ñ

Ò

Ó

Ô

Õ

Ö

×

Ø

Ù

Ú

Û

Ü

Ý

Þ

ß

14

à

á

â

ã

ä

å

æ

ç

è

é

ê

ë

ì

í

î

ï

15

ð

ñ

ò

ó

ô

ô

ö

÷

ø

ù

ú

û

ü

ý

þ

ÿ

Tabel 9.6: Tekens

Zone

Zonenaam

Adres

Standaar d

1

3736 - 3771

0

2

3772 - 3807

0

3

3808 - 3843

0

4

3844 - 3879

0

5

3880 - 3915

0

6

3916 - 3951

0

7

3952 - 3987

0

8

3988 - 4023

0

9

4024 - 4059

0

10

4060 - 4095

0

11

4096 - 4131

0

12

4132 - 4167

0

13

4168 - 4203

0

14

4204 - 4239

0

15

4240 - 4275

0

16

4276 - 4311

0

17

4312 - 4347

0

18

4348 - 4383

0

19

4384 - 4419

0

20

4420 - 4455

0

21

4456 - 4491

0

22

4492 - 4527

0

23

4528 - 4563

0

24

4564 - 4599

0

25

4600 - 4635

0

26

4636 - 4671

0


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

162


nl | Programmering

Zone

Zonenaam

Adres

Standaar d

27

4672 - 4707

0

28

4708 - 4743

0

29

4744 - 4779

0

30

4780 - 4815

0

31

4816 - 4851

0

32

4852 - 4887

0

33

4888 - 4923

0

34

4924 - 4959

0

35

4960 - 4995

0

36

4996 - 5031

0

37

5032 - 5067

0

38

5068 - 5103

0

39

5104 - 5139

0

40

5140 - 5175

0

41

5176 - 5211

0

42

5212 - 5247

0

43

5248 - 5283

0

44

5284 - 5319

0

45

5320 - 5355

0

46

5356 - 5391

0

47

5392 - 5427

0

48

5428 - 5463

0

49

5464 - 5499

0

50

5500 - 5535

0

51

5536 - 5571

0

52

5572 - 5607

0

53

5608 - 5643

0

54

5644 - 5679

0

55

5680 - 5715

0

56

5716 - 5751

0

57

5752 - 5787

0

58

5788 - 5823

0

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Zone

Programmering | nl

Zonenaam

Adres

163

Standaar d

59

5824 - 5859

0

60

5860 - 5895

0

61

5896 - 5931

0

62

5932 - 5967

0

63

5968 - 6003

0

64

6004 - 6039

0

Tabel 9.7: Zonenamen toewijzen

De zonenaam mag uit maximaal 18 tekens bestaan. Elk teken van de zonenaam gebruikt 2 adressen. Bijvoorbeeld: A = 4 1, A = Adres 3736 = 4, Adres 3737 = 1


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

164


nl | Bediening en werking bedieningspaneel

10

Bediening en werking bedieningspaneel

10.1

Gebruiksaanwijzing bedieningspaneel IUI-AMAX4-TEXT

IUI-AMAX3-LED8

IUI-AMAX3-LED16

IUI-AMAX-LED8

IUI-AMAX-LCD8

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Bediening en werking bedieningspaneel | nl

165

Bedieningsvoorschriften bedieningspaneel Functie

Opdracht

D I

B H M I N

In-/Uitschakelen AFWEZIG Inschakelen

[Code] + [#]/[#] (snel inschakelen)

√

√

√

√

√

√

AANWEZIG Inschakelen

[Code] + [*]/[*] (snel Inschakelen)

√

√

√

√

√

√

Uitschakelen

[Code] + [#]

√

√

√

√

√

[Code] + [-]

√

√

Zone overbruggen/

[Code] + [3][1] + [#] + [Zonenummer] [*]

√

√

√

√

Annuleren

+ [#] (overbruggen)

√

√

√

√

[Code] + [3][2] + [#] + [Zonenummer [*] +

√

√

√

√

Display Display-informatie (storing/ sabotage...) Overbrugd

[Code] + [3][1] + [#] + [Zonenummer] [*] + [#] (LED annuleren) [#] (tekst-KLAV annuleren) Aanvraag overbrugging

[Code] + [3][3] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

√

√

Overbruggingsfout/

[Code] + [3][4] + [#]

√

√

[Code] + [6] + [#]

√

√

Sabotage Reset Reset Alarmopdrachten Noodalarm

Lang indrukken [1] en [3] of [*] en [#]

bedieningspaneel Bedieningspaneel brand


Medisch alarm


bedieningspaneel D = Gebruiker voor uitschakelen onder Dwang I = Gebruiker die enkel kan Inschakelen B = Basisgebruiker H = Hoofdgebruiker M = Meestergebruiker (Beheerder)

IN = Installateur


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

166



Functie

Opdracht

D I

B H M I N

Andere opdrachten Schakelen naar

[Code] + [0][0][0] + [#] tekst-KLAV)

√

√

√

[Code] + [0][ _ ][ _ ] + [#]

√

√

√

Aanvraag storing/Sabotage

[Code] + [2][1] + [#]

√

√

Controleer logboekbestand

[Code] + [2][2] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

[Code] + [2][3] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

[Code] + [2][4] + [#] (tekst-KLAV)

√

√

Sirenetest

[Code] + [4][1] + [#]

√

√

Communicatietest

[Code] + [4][2] + [#]

√

√

Looptest

[Code] + [4][3] + [#]

√

√

Datum/Tijd weergeven/

[Code] + [5][1] + [#]

√

Zomertijd (+1h)

[Code] + [5][2] + [#]

√

√

Zomertijd (-1h)

[Code] + [5][3] + [#]

√

√

Gebruiker toevoegen/

[Code] + [5][4] + [#]

√

√


[Code] + [5][5] + [#]

√

√


[Code] + [5][6][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#] (LED-

√

wijzigen

KLAV)


[Code] + [5][6][#][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#]

√

wijzigen

(LED-KLAV)


[Code] + [5][6][#][#][#] + [ _ _ _ _ _ _ ][#]

√

wijzigen

(LED-KLAV)


[Code] + [5][6][#][#][#][#] + [ _ _ _ _ _ _ ]

√

wijzigen

[#] (LED-KLAV)

Volg-Mij telefoonnummer

[Code] + [5][6][#] + [ _ ] + [#] + [ _ _ _ _ _

√

1-4 wijzigen

_ ][#] (tekst-KLAV)

Terugbellen

[Code] + [5][7] + [#]

√

√

Taal wijzigen

[Code] + [5][8] + [#] + [ _ ] [ _ ] + [#]

√

√

hoofdbedieningspaneel Schakelen naar partitie 01-16

alle gebeurtenissen Controleer ENgebeurtenissenlogboek Controleer gebeurtenissenlogboek kiezer

wijzigen

verwijderen/wijzigen

01=EN 02=DE 03=ES 04=FR 05=IT 06=PL 07=NL 08=SE 2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Toegang installateur


[Code] + [7][1] + [#] (inschakelen)

167

√

[Code] + [7][2] + [#] (uitschakelen) Systeemreset

[Code] + [9][9][8][9] + [#]

√

√

Programmeermodus

[Code] + [9][5][8] + [#]

√

Verlaat programmeermodus [9][5][9] + [#] (alleen in

√

√

√

√

√

√

installateur zonder opslaan

adresprogrammeermodus)

Verlaat programmeermodus [9][6][0] + [#] (alleen in met opslaan


Fabriekswaarden instellen

[9][6][1] + [#] (alleen in adresprogrammeermodus)

Gegevens centrale kopiëren [9][6][2] + [#] (alleen in naar programmeersleutel


Gegevens centrale kopiëren [9][6][3] + [#] (alleen in naar programmeersleutel


FW-versie weergeven

[9][9][9] + [#] (alleen in adresprogrammeermodus)

D = Gebruiker voor uitschakelen onder Dwang I = Gebruiker die enkel kan Inschakelen B = Basisgebruiker H = Hoofdgebruiker M = Meestergebruiker (Beheerder)

IN = Installateur


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

168



Indicatoren bedieningspaneel Pictogrammen

Status

Definitie

aan

Zone is geactiveerd.

uit

Zone is normaal.

Snel knipperen (0,25 seconden

Zone was in alarm of is in

oplichten/0,25 seconden uit)

alarmstatus.

Langzaam knipperen (1 seconde

Zone is handmatig uitgeschakeld

oplichten/1 seconde uit)

of binnenhuiszone is in AANWEZIG-

indicatoren bedieningspaneel

1 2 3 ….

modus. ZONE (1-8) aan

Systeem is Ingeschakeld in de modus AFWEZIG.

AFWEZIG

uit

Systeem is niet ingeschakeld in de modus AFWEZIG.


Uitlooptijd.

oplichten/1 seconde uit) Snel knipperen (0,25 seconden

Programmeermodus of


codefunctiemodus. Storings- en sabotagecondities

aan

Systeem is Ingeschakeld in de AANWEZIG-modus.

AANWEZIG

uit

Systeem is niet ingeschakeld in de modus AANWEZIG.


Uitlooptijd.

oplichten/1 seconde uit) Snel knipperen (0,25 seconden

Programmeermodus of


codefunctiemodus. De indicator AFWEZIG knippert gelijktijdig. Als de overbruggingsfunctie wordt uitgevoerd, knippert alleen de indicator AANWEZIG.

NETVOEDING

aan

AC-netvoeding is normaal.


AC-netvoeding onderbroken.

oplichten/1 seconde uit) aan

Systeemfout of sabotageconditie is aanwezig.

STORINGEN

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

uit

Systeem is in normale status.

Installation Manual




Knippert

169

Systeemfout of sabotageconditie moet worden bevestigd.

aan

Systeem is Uitgeschakeld.

Geluiden bedieningspaneel Geluidsindicator

Definitie

Eén korte pieptoon

Een toets van het bedieningspaneel werd ingedrukt.

Eén pieptoon van een seconde

De gewenste bediening is geweigerd. Signaal incorrecte bediening.

Twee korte pieptonen

Het systeem heeft de code geaccepteerd. Het systeem heeft de opgevraagde functie uitgevoerd.

Eén pieptoon elke minuut

Storingstoon, onbevestigde systeemstoring

Eén korte pieptoon om de twee

Uitlooptijd gestart.

seconden Continu geluid

–

Laatste 10 seconden in uitlooptijd

–

Storings-/Sabotagegeluid bedieningspaneel (storing/sabotage die bevestigd moet worden)

–

Alarmgeluid bedieningspaneel

Continue pieptoon van 0,5 seconden,

Inloopvertragingstijd (tot het alarm stopt of het

stopt gedurende 0,5 seconden

systeem wordt Uitgeschakeld).

10.2

Systeem inschakelen en uitschakelen

10.2.1

Systeem inschakelen Systeem inschakelen Aanwijzing! Als een specifiek aantal incorrect ingevoerde codes op het bedieningspaneel is bereikt, blokkeert het bedieningspaneel automatisch gedurende 180 seconden en wordt het alarm gemeld. Als het bedieningspaneel gedurende 1 minuut inactief is, verlaat het systeem automatisch elke willekeurige bedieningsmodus.

Inschakelen in de modus AFWEZIG Het systeem inschakelen in de modus AFWEZIG wordt normaal uitgevoerd als u het pand verlaat en alle zones wilt activeren om inbraak te detecteren. Inschakelen bedieningspaneel Er zijn twee manieren om het systeem in te schakelen in de modus AFWEZIG Methode 1: Om het systeem in de modus AFWEZIG in te schakelen voert u uw code in en drukt u op [#]. Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

170



U hoort twee pieptonen, de indicator AFWEZIG knippert langzaam en de uitlooptijd wordt gestart. Na de uitlooptijd licht de indicator AFWEZIG op. Methode 2: Om het systeem in de modus AFWEZIG in te schakelen drukt u op [#] en houdt u deze ingedrukt totdat deze tweemaal piept. De indicator AFWEZIG knippert langzaam en de uitlooptijd wordt gestart. Na de uitlooptijd licht de indicator AFWEZIG op. Neem contact op met uw installateur om deze functie in of uit te schakelen. Alarmsysteem via telefoonlijn op afstand inschakelen De gebruiker belt het nummer van de centrale. De centrale beantwoordt de oproep en produceert een lange pieptoon. Na de lange pieptoon moet de gebruiker de toets [#] indrukken. Als de centrale het signaal ontvangt, bevestigt deze de inschakeling van de centrale met een hoge pieptoon. Neem contact op met uw installateur om deze functie in of uit te schakelen. Aanwijzing! Telefonisch inschakelen is mogelijk, wanneer het systeem slechts over 1 toegewezen gebied beschikt.

Inschakelen met sleutelschakelaar Gebruikers kunnen een sleutelschakelaar gebruiken om het systeem in of uit te schakelen. Als de sleutelschakelaar wordt geactiveerd, knippert de indicator AFWEZIG langzaam en start de uitlooptijd. Na de uitlooptijd licht de indicator AFWEZIG op. Als de sleutelschakelaar wordt gedeactiveerd, wordt het systeem uitgeschakeld en gaat de Afwezig-indicator uit.

10.2.2

Systeem uitschakelen Uitschakelen met CODE Voer uw code in en druk op [#] .U hoort twee pieptonen en de indicator AFWEZIG of AANWEZIG is gedoofd. Uitschakelen met sleutelschakelaar Wanneer de sleutelschakelaar is gedeactiveerd, is het systeem uitgeschakeld en is de indicator AFWEZIG of AANWEZIG gedoofd.

10.3

Storingen en sabotagecondities Wanneer een systeemstoring of sabotageconditie plaatsvindt, knippert de indicator STORING of NETSPANNING en is er een pieptoon van het bedieningspaneel hoorbaar. Aanwijzing! Bediening is alleen mogelijk bij een uitgeschakelde status.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



10.3.1


171

Analysemodus voor systeemstoringen en sabotage in LEDbedieningspaneel Om naar de analysemodus van storings- en sabotagecondities te gaan om een systeemfout of sabotageconditie te bepalen: a) Voer uw code in + [2] [1] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. De STORINGS-indicator blijft oplichten en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren knipperen. De oplichtende zoneindicatoren geven het type storing of de plaatsgevonden sabotageconditie aan. b) Voor een menu met meerdere niveaus voert u het bijbehorende cijfer in van het submenu en drukt u op de toets [ 0 ] om terug te keren naar het hoofdmenu (zie de tabel op de volgende pagina). c) Om de analysemodus voor storingen en sabotage te verlaten, drukt u op [#]. De AANWEZIGen AFWEZIG-indicatoren zijn gedoofd, de STORINGS-indicator blijft oplichten en de pieptoon van het bedieningspaneel is uitgeschakeld.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

172



Storings- en sabotagecondities

1 Storing accessoiremodule 1 Storing Netwerk/IP-module 1 1 - 2 Storing Netwerk/IP-module 1 - 2 2 Storing uitgang uitbreidingsmodule 1 - 2 Storing uitgang-uitbreidingsmodule 1 - 2 3 Storing zone uitbreidingsmodule 1 - 6 Storing uitgang-uitbreidingsmodule 1 - 6 4 Storing printer 1 Module DX4010 ontbreekt 2 Printer ontbreekt 3 Storing printer 5 Storing RF ontvanger 1 Storing RF ontvanger 1 2 RF ontvanger 1 ontbreekt 3 Storing RF toestel1 6 Storing RF sensor 1 RF sensor ontbreekt * 2 Storing RF sensor * 7 Storing RF repeater 1 - 8 RF repeater 1-8 ontbreekt 8 Configuratiestoring RF 1 Configuratieconflict sensoren * 2 Configuratieconflict repeaters * 3 Configuratieconflict handzenders *

2 Stroomstoring 1 Stroomstoring paneel 2 Lage batterijspanning paneel 3 Storing extra voedingsspanning paneel 1 - 2 Storing extra voedingsspanning paneel 1 - 2 4 Storing op de voeding van de Bosch-optiebus 1 - 2 Storing op de voeding van Bosch-optiebus 1 - 2 5 Storing netvoeding RF repeater 1 - 8 Storing hoofdvoeding RF repeater 1-8 6 Storing batterij RF repeater 1 - 8 Batterijstoring RF repeater 1-8 7 Storing voeding RF sensor * 8 Storing batterij RF handzender * * LED gaat branden door één of meer storingen in deze categorie.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




173

3 Uitgangsstoring 1 Storing on-board uitgang 1 Storing on-board uitgang 1 2 Storing on-board uitgang 2

4 Storing bedieningspaneel 1 - 16 Storing bedieningspaneel 1 – 16

5 Systeemstoring 1 Datum en tijd niet ingesteld

6 Communicatiestoring 1 Communicatiestoring 1 2 Communicatiestoring 2 3 Communicatiestoring 3 4 Communicatiestoring 4 5 Fout telefoonlijn

7 Sabotage 1 Systeemsabotage 2 Sabotage bedieningspaneel 1 - 16

Sabotage bedieningspaneel 1 – 16

3 Sabotage zone-uitbreidingsmodule 1 - 6 Sabotage zone-uitbreidingsmodule 1 - 6 4 Zonesabotage DEOL 1 - 16

Sensor sabotage DEOL

5 Sabotage zonetype 1 - 16

Sabotage zonetype

6 Blokkering bedieningspaneel 1 Blokkering bedieningspaneel 7 Sabotage RF ontvanger 1 Sabotage RF ontvanger 8 Sabotage RF repeater 1 - 8 Sabotage RF repeater

8 Externe storing 1 - 16

Externe zone-storing 1-16

10.3.2

Analysemodus voor systeemstoringen en sabotage in tekstbedieningspaneel Om naar de analysemodus van storings- en sabotagecondities te gaan om een systeemfout of sabotageconditie te bepalen: a) Voer uw code in + [2] [1] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

174



b) Scroll omlaag met [ pijl] om alle probleem- of storingscondities weer te geven. c) Om de analysemodus voor storingen en sabotage te verlaten, drukt u op [#].

10.4

Systeemtest

10.4.1

Sirenetest Met deze functie kunnen codehouders de sirene testen. a) Voer uw code in + [4] [1] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en de sirene wordt gedurende 1 seconde geactiveerd.

10.4.2

Manuele kiezertest Met deze functie kan de codehouder een testrapport verzenden naar een centrale meldkamer. a) Voer uw code in + [4] [2] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en er wordt een testrapport verzonden. Het bedieningspaneel toont de status van het testrapport voor alle communicatiepaden. Druk om het testrapport te verlaten op [#].

10.4.3

Looptestmodus Met deze functie kunnen codehouders detectieapparaten testen op een correcte werking. Voordat u de looptestmodus activeert, dient u alle zones te overbruggen die u niet wenst te testen. Tijdens de looptest wordt er geen rapport van de looptest verzonden door de inbraakcentrale. Om naar de looptestmodus te gaan: 1. Voer uw code in + [4] [3] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren knipperen. 2.

Activeer de te testen zones en breng deze terug naar rusttoestand. De pieptoon van het bedieningspaneel is eenmaal per seconde hoorbaar en de sirene geeft eenmaal een signaal als de status van een zone is gewijzigd.

Om de looptestmodus te verlaten: 1. Voer uw code in + [4] [3] en druk op [#].

10.5

Modus "Opnieuw oproepen gebeurtenislogboek" Met deze functie kunnen codehouders de laatste 254 opgeslagen gebeurtenissen in elk gebeurtenislogboek op het tekstbedieningspaneel bekijken.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Logboekbestand alle


175

hier worden alle gebeurtenissen in een logbestand opgeslagen

gebeurtenissen EN-

hier worden alleen EN-gerelateerde gebeurtenissen in een

gebeurtenissenlogboek

logbestand opgeslagen


hier worden alleen kiezer-gerelateerde gebeurtenissen in een

kiezer

logbestand opgeslagen

Om naar de modi "opnieuw oproepen gebeurtenislogboek" te gaan: Logboekbestand alle gebeurtenissen Voer uw code in + [2] [2] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. EN-gebeurtenissenlogboek Voer uw code in + [2] [3] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. Gebeurtenissenlogboek kiezer Voer uw code in + [2] [4] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. Druk op [▲] of [▼] om naar boven en naar beneden in de gebeurtenislogboeken te gaan Druk op [ #] om het gebeurtenislogboek af te sluiten

10.6

Inbraakcentrale resetten Met deze functie kunnen codehouders alle alarmen, storingen en sabotagecondities resetten. Voer uw code + [6][#] in. U hoort tweemaal een pieptoon van het bedieningspaneel en het signaal is uitgeschakeld. Aanwijzing! U kunt alarmen, storingen of sabotagecondities resetten, maar alleen als deze inactief zijn.

10.7 10.7.1

Overbruggen Zones overbruggen Door zones te overbruggen, worden één of meerdere zones uitgeschakeld voor één inwerkingtreding. Nadat een zone is overbrugd, kunt u het systeem Inschakelen, zelfs als deze zone in de alarmstatus staat. Hoe een zone overbruggen a) Voer uw code in + [3] [1] en druk op [#]. De AANWEZIG-indicator knippert snel. b) Voer het nummer van de zone in die u wilt overbruggen en druk op de toets [*]. (Als u meerdere zones wilt overbruggen, herhaalt u stap b). c) Druk op [#] om af te sluiten. Om overbruggen van een zone ongedaan te maken LED-bedieningspaneel a) Voer uw code in + [3] [1] en druk op [#]. De AANWEZIG-indicator knippert snel. b) Voer het nummer van de zone in waarvan u de overbrugging ongedaan wilt maken en druk op de toets [*].


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

176



(Als u de overbrugging van meerdere zones ongedaan wilt maken, herhaalt u stap b). c) Druk op [#] om af te sluiten. Tekstbedieningspaneel: a) Voer uw code in + [3] [2] en druk op [#]. De AANWEZIG-indicator knippert snel. b) Voer het nummer van de zone in waarvan u de overbrugging ongedaan wilt maken en druk op de toets [*]. (Als u de overbrugging van meerdere zones ongedaan wilt maken, herhaalt u stap b). d) Druk op [#] om af te sluiten. Storingen en sabotagecondities uitschakelen (behalve sabotagezones) Een of meerdere storingen en sabotagecondities worden uitgeschakeld voor één inwerkingtreding. Nadat een storing of sabotageconditie wordt uitgeschakeld, kunt u het systeem Inschakelen, zelfs als er een storing of sabotageconditie aanwezig is. Storingen en sabotagecondities overbruggen a) Voer uw code in + [3] [4] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. Aanvraag overbrugging De aanvraag voor overbrugging toont alle overbrugde zones. a) Voer uw code in + [3] [3] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. b) Ga naar boven en naar beneden met [▲] of [▼] om alle overbrugde zones weer te geven. c) Druk op [#] om af te sluiten.

10.8 10.8.1

Codes Toevoegen/wijzingen en verwijderen van gebruikerscode Met deze functie kan de beheerder gebruikerscodes toevoegen/wijzigen en verwijderen. Code, gebruikerscodeprioriteit en partitietoewijzing wijzigen LED-bedieningspaneel: a) Voer uw gebruikerscode in + [5] [4] en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren knipperen. b) Voer het gebruikersnummer (1-64) in en druk op [#]. U hoort twee pieptonen. De betreffende indicator op het bedieningspaneel gaat oplichten voor het toestemmingsniveau van de actuele gebruiker. Als de AFWEZIG- en AANWEZIG-indicatoren knipperen, is het gebruikerstoestemmingsniveau 0. c) Voer de gebruikerscodeprioriteit (0-5) in en druk op [#], de handeling wordt niet bevestigd door pieptonen. 00 = Meestergebruiker (Beheerder) 01 = Hoofdgebruiker 02 = Basisgebruiker 03 = Gebruiker die enkel kan Inschakelen 04 = Gebruiker voor uitschakelen onder dwang 05-15 = Geen toestemming Zie Bedieningsvoorschriften bedieningspaneel

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual




177

d) Voer de eerste waarde (00-71) in voor partitie-toewijzing voor deze gebruiker en druk op [#], de handeling wordt niet bevestigd door pieptonen. De betreffende indicatoren op het bedieningspaneel gaan oplichten. d) Voer de tweede waarde voor partitie-toewijzing in en druk op [#], de handeling wordt niet bevestigd door pieptonen. De betreffende indicatoren op het bedieningspaneel gaan oplichten. Neem contact op met uw installateur voor de juiste waarden, of raadpleeg de tabel in de beknopte referentiegids. e) Voer de nieuwe gebruikerscode in (standaard codelengte=4 cijfers / keuze 5- of 6-cijferige code moet worden geactiveerd door de installateur) voor deze gebruiker en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren houden op met knipperen. Tekstbedieningspaneel: a) Voer uw code in en druk op [5] [4] [#]. U hoort twee pieptonen en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren knipperen. b) Voer het gebruikersnummer (1-64) in en druk op [#]. c) Voer de gebruikerscodeprioriteit (0-15) in en druk op [#]. 00 = Meestergebruiker (Beheerder) 01 = Hoofdgebruiker 02 = Basisgebruiker 03 = Gebruiker die enkel kan Inschakelen 04 = Gebruiker voor uitschakelen onder dwang 05-15 = Geen toestemming d) Voer de waarde (00-71) in voor partitie-toewijzing voor deze gebruiker en druk op [#]. Neem contact op met uw installateur voor de juiste waarden, of raadpleeg de tabel in de beknopte referentiegids. e) Voer de nieuwe gebruikerscode in (standaard codelengte=4 cijfers / keuze 5- of 6-cijferige code moet worden geactiveerd door de installateur) voor deze gebruiker en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en het bedieningspaneel toont de volgende gebruiker. f) Houd [-] lang ingedrukt om af te sluiten. Aanwijzing! Deze functie wordt automatisch beëindigd als u niet binnen 240 seconden op een knop drukt of als u op [#] drukt. Eén lange pieptoon geeft aan dat de code al bestaat of dat u een onjuist gebruikersnummer hebt ingevoerd.

10.8.2

Individuele code wijzigen Met deze functie kan de gebruiker de individuele code wijzigen. Hoe kunt u de code wijzigen? a) Voer uw code in + [5] [5] en druk op [#].


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

178



U hoort twee pieptonen en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren knipperen. b) Voer de nieuwe code in (standaard codelengte=4 cijfers / 5- of 6-cijferige code moet worden geactiveerd door de installateur) en druk op [#]. U hoort twee pieptonen en de AANWEZIG- en AFWEZIG-indicatoren houden op met knipperen.

10.9 10.9.1

Alarmopdrachten bedieningspaneel Paniekalarm bedieningspaneel Als u [1] en [3] tegelijkertijd ingedrukt houdt of [*] en [#] gedurende 3 seconden tegelijkertijd ingedrukt houdt, wordt er een stil paniekalarm verzonden. Neem contact op met uw installateur om de werking van het noodalarm via het bedieningspaneel in-/ of uit te schakelen.

10.9.2

Brandalarm bedieningspaneel Als u tegelijkertijd [4] en [6] gedurende 3 seconden ingedrukt houdt, wordt er een stil brandalarm via het bedieningspaneel verzonden. Neem contact op met uw installateur om de werking van het brandalarm in-/ of uit te schakelen.

10.9.3

Medisch alarm bedieningspaneel Als u [7] en [9] gedurende 3 seconden gelijktijdig ingedrukt houdt, wordt er een medisch alarm via het bedieningspaneel verzonden. Neem contact op met uw installateur om de werking van het medisch alarm in-/ of uit te schakelen.

10.10

Persoonlijke oproepen Persoonlijke oproepen Alarm Bij een sabotage/zone-alarm kan de inbraakcentrale een mobiel nummer of telefoonnummer bellen van een familielid/vriend. Tijdens een alarm kan de inbraakcentrale maximaal vier telefoonnummers bellen. Neem contact op met uw installateur om de persoonlijke oproepenfunctionaliteit in of uit te schakelen. Persoonlijke oproepen bevestigen Alle alarmgebeurtenissen dienen te worden bevestigd. De transmissievolgorde wordt herhaald totdat de centrale een bevestigingstoon ontvangt. De inbraakcentrale hangt na 45 seconden automatisch op als deze geen bevestigingstoon kan detecteren en belt later opnieuw. De gebruiker drukt tussen twee bevestigingstonen op [#] om het alarm te bevestigen. Als de inbraakcentrale de bevestiging [#] van de gebruiker heeft ontvangen, verzendt deze een pieptoon van 2 seconden als bevestigingstoon en verbreekt vervolgens de verbinding.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



11

Storingen verhelpen | nl

179

Storingen verhelpen Probleem

Reden

Geen weergave op

–

bedieningspaneel na opstarten

–

Storing zekering van de

Oplossing –

Controleer of de zekering

hoofdvoeding of batterij.

van de hoofdvoeding en

Abnormale RBGY-

de batterij correct zijn

bedrading.

aangesloten en normaal werken. –

Sluit de RBGY-bedrading opnieuw aan.

Geen reactie op gebruik

–

bedieningspaneel (verkeerde toonsignalen bij indrukken

Abnormale RBGY-

–

bedrading. –

van toetsen).

–

Sluit de RBGY-bedrading opnieuw aan.

Het bedieningspaneel

–

Werking na 3 minuten.

wordt gebruikt nadat er

–

Stel de jumper voor de

veelvuldig onjuiste

adreskeuze opnieuw in

wachtwoorden zijn

volgens de informatie in

ingevoerd.

de adresinstellingen van

Verkeerde

het bedieningspaneel.

jumperinstelling bij het gebruik van meerdere bedieningspanelen tegelijkertijd. Zone-indicator licht constant

–

Verkeerde

–

Abnormale

–

Reset de detector.

detectorfunctie.

–

Sluit de EOL-weerstand

op.

–

zonebedrading.

–

Voer de zonebedrading opnieuw uit.

EOL-weerstand voor de

voor de zone aan aan de

zone is niet correct

kant van de detector.

aangesloten aan de kant van detector.


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

180


nl | Storingen verhelpen

Foutindicator licht constant

–

op/knippert

–

–

Datum- en tijdstoring

–

Datum en tijd instellen.

weergegeven in

–

Sluit de batterij aan of

programmering hoewel

laad de batterij op tot

datum en tijd niet zijn

een spanning van

ingesteld.

minstens 12 V.

Noodbatterij niet van de batterij is lager

bekabeling wordt

dan 12 V.

afgesloten door een

Alarmsirene is niet

weerstand van 1K)

–

Stel opnieuw het juiste telefoonnummer in.

–

Sluit het telefoonnetwerk

–

Sluit de

Telefoonnetwerk is niet aangesloten.

–

–

Het telefoonnummer is onjuist ingesteld.

–

Sluit de alarmsirene aan (waarbij de alarmsirene

aangesloten. –

–

aangesloten, of spanning

aan.

De sabotageschakelaar is

sabotageschakelaar of

niet aangesloten.

plaats de

Externe module moet worden gebruikt voor

kortsluitingsjumper. –

Sluit modules aan voor

programmeren, maar is

programmeren, zoals

niet aangesloten.

DX2010, DX3010, B426 of ITS-DX4020-G.

–

Geen reactie van de zone

Voor een normale

gedurende enige tijd na het

bediening mag het

onder spanning brengen van

systeem een minuut na

de centrale

het opstarten niet

–

Bediening na 1 minuut.

–

Controleer of de 18V van

worden bediend. Storing hoofdvoeding

–

Netvoedingszekering doorgebrand.

de transformator correct is bedraad en vervang de zekering.

Overstroombeveiliging op de

–

Aux extra voedingsuitgang.

Abnormale bedrading

–

van de 12 V extra –

Sluit de extra voedingsuitgang opnieuw

voedingsuitgang

aan.

De extra voedingsuitgang –

Gebruik een bijkomende

overschrijdt de

voeding voor de

bovengrens van 2000 mA

randapparatuur.

van de voeding voor de centrale. De extra voedingsuitgang kan niet worden hersteld na een

–

Storing in hoofdvoeding en batterij.

kortsluiting.

–

Start het systeem door de hoofdvoeding en batterij opnieuw aan te sluiten.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Storingen verhelpen | nl

Nadat de batterij is vervangen –

De batterij kan steeds 4

wordt er nog steeds een

uur nadat het systeem is

automatisch gewist

batterijstoring weergegeven

Ingeschakeld worden

wanneer het systeem

getest.

wordt gereset of

De spanning van de

wanneer de batterij

–

–

batterij is lager dan 12 V.

181

De storing wordt

opnieuw wordt getest. –

Laad de nieuwe batterij zolang op totdat de spanning 12 V of meer bedraagt.

Na het opstarten niet naar de

–

programmeermodus gaan. – De rode LED op het

–

moederbord gaat uit –

Systeem staat in

–

Alarm resetten.

alarmstatus.

–

Systeem Uitschakelen en

Systeem staat in

dit in de Uitgeschakelde

Inschakelstatus.

stand laten staan.

Abnormale hoofdvoeding –

Controleer hoofdvoeding

en noodbatterij.

en noodbatterij.

Storing in het

–

Vervang het moederbord

–

Stel het juiste

moederbord In geval van een alarm kan het –

Er zijn geen relevante

systeem niet uitbellen.

parameters voor de

telefoonnummer in, zet

ontvanger ingesteld.

het transmissieformaat op CID en stel het zonealarm in op de juiste kanalen.

Op afstand telefonisch

–

Inschakelen functioneert niet.

De functie op afstand

Programmeer voor adres 0144 een nummer tussen

is niet toegelaten (adres

1 en 15.

0144 staat op 0). –

–

telefonisch Inschakelen –

De functie telefonisch

Binnen het systeem zijn

Inschakelen is

meerdere partities.

beschikbaar wanneer het systeem alleen Partitie 1 bevat.

RPS kan geen programmering –

Adres 0144 en 0145

en bediening op afstand

staan op 0.

–

Programmeer voor adres 0144 een nummer tussen

uitvoeren.

1 en 15. Programmeer adres 0145 op 1.

Sporadisch abnormale

–

Het telefoontoestel

–

Vertraagd uitbellen aan

communicatie in het gebruik

wordt gebruikt in het

de programmatie

van Contact-ID/Volg-Mij

telefoonnetwerk.

toevoegen.

oproepen.

–

Het telefoonnetwerk

–

ondersteunt ook ADSL. Geen reactie van bedieningspaneel en

–

Het stille alarm van de zone is ingeschakeld.

Sluit het systeem aan na het ADSL-filter.

–

Schakel het stille alarm van de zone uit.

alarmsirene (uitgeschakeld) wanneer er via de zone een alarm wordt geactiveerd. Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

182


nl | Storingen verhelpen

De centrale kan geen

–

Het transmissieformaat

–

Programmeer het

rapporten verzenden

van de ontvanger is

transmissieformaat van

(geprogrammeerd voor het

geprogrammeerd als 0 =

de ontvanger als een

verzenden van rapporten naar

niet gebruikt.

waarde tussen 1 en 3.

ontvanger). A-LINK kan niet worden

–

De parameters van ITS-

–

Aangeraden wordt de

aangesloten op ITS- DX4020-

DX4020-G zijn niet

parameter ACK TIMEOUT

G.

correct ingesteld.

van ITS-DX4020-G op de maximumwaarde (600) en LEVENSDUUR BUFFER VERZENDEN op de maximumwaarde (120) te zetten.

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



12

Onderhoud | nl

183

Onderhoud


Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

184

13


nl | Technische gegevens

Technische gegevens Centrale Behuizing: Afmetingen (HxBxD):

–

375 x 322 x 88 mm (L x B x H)

Gewicht:

–

4700 g

Relatieve vochtigheid:

–

10%-95%

Bedrijfstemperatuur:

–

-10 °C - +55 °C

Omgevingseisen:

Bewaakte zones: Ingebouwd:

Z1:

–

2-draads brandzone of enkelvoudige of tweevoudige (EOL 2,2KΩ) sabotagepuntondersteuning

Z2 - Z16 COM:

–

Ondersteuning van 15 zones met enkelvoudige of tweevoudige weerstanddetectie (EOL 2,2KΩ)

Sabotage:

–

Behuizing sabotage-ingang (neemt geen zone in beslag)

Uitgangen (PO): Ingebouwd programmeerbaar:

PO -1:

–

bewaakte uitgang max. 500 mA

PO -2:

–

bewaakte uitgang max. 500 mA

PO +3:

–

+12 V / max 750 mA

PO +4:

–

+12 V / max 750 mA

Ingebouwd:

Watchdog PO -5:

–

/ max 100 mA

Zones:

–

64

Gebruikers:

–

64

Afstandsbedieningsgebruikers:

–

DSRF = 24, Radion = 128

Gebeurtenissen:

–

Ruimte voor 254 logboekgebeurtenissen, voorzien van

Aantal...

datum en tijd

–

Ruimte voor 254 EN logboekgebeurtenissen, voorzien van datum en tijd

–

Ruimte voor 254 kiezer-logboekgebeurtenissen, voorzien van datum en tijd

Pincode variaties:

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

–

1.000.000

Installation Manual



Technische gegevens | nl

185

Bedieningspanelen:

–

16

DX 3010:

–

2

B 426 of DX 4020 of DX

–

2

DX2010:

–

6

DX 4010:

–

1

Draadloze ontvanger:

–

1

RF repeater:

–


Draadloze sensoren:

–

64

Draadloze handzenders:

–


Soort voeding:

–

EN = A

Transformator:

–

230 V ingang/18 VAC 50VA zekering=1A

AC-ingang:

–

Netvoeding: 195 V AC t/m 253 V AC

–

Lijnspanningsfrequentie: 50 Hz

–

maximale stroomsterkte voor alle onderdelen 2000 mA

–

max. stroomsterkte voor alle onderdelen batterij 7Ah

4020G (alleen 1):

–

Voeding:

DC-uitgang:

stand-by 12 uur (batterij opladen 80% in 72 uur) = 550 mA –

max. stroomsterkte voor alle onderdelen batterij 17Ah stand-by 12 uur (batterij opladen 80% in 72 uur) = 1500 mA

–

max. stroomsterkte voor alle onderdelen batterij 17Ah stand-by 36 uur (batterij opladen 80% in 24 uur) = 480 mA

Aux 1 voedingsuitgang (+12 V/

–

GND):

Nominale uitgangsspanning bij aangesloten netvoeding: 13,8 V DC +3%/-5%

–

Uitgangsspanningsbereik bij aangesloten netvoeding: 13,11 VDC tot 14,2 VDC

Aux 1 voedingsuitgang (+12 V/

–

Maximaal 900 mA

–

Vtt (max.) 675 mV

–

Nominale uitgangsspanning bij aangesloten

GND):

netvoeding: 13,8 V DC +3%/-5% –


Optie bus 1:

–

Maximaal 900 mA

–

Vtt (max.) 675 mV

–


–


– Bosch Sicherheitssysteme GmbH

Maximaal 900 mA

Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

186


nl | Technische gegevens

Optie bus 2:

–


–


–

Maximaal 900 mA

Moederbord:

–

Maximale stroomsterkte in rust 100 mA

Batterij:

–

12V/7 Ah, herlaadbare loodbatterij

–

12V/17 Ah, herlaadbare loodbatterij

–

Lage batterijconditie als deze onder 11,0 V DC komt

–

Minimale batterijspanning is 10,8 V DC

–

EN 50131-3 Grade-3, Milieuklasse II

Certificering: Bedieningspanelen:

IUI-AMAX4-TEXT (LCD tekstbedieningspaneel) Relatieve vochtigheid:

–

10%-95%


–

-10 °C - +55 °C

Ingangsspanningsbereik:

–

10,8 VDC - 13,8 VDC

Stroomverbruik:

–

stand-by 31 mA

–

maximaal 100 mA

–

vierdraads, AWG18 (1,00mm of 0,80mm²) of AWG22

–

maximumlengte 200m (van centrale tot laatste

Kabelvereisten:

(0,65mm of 0,33mm²) bedieningspaneel) –

maximumlengte BUS 1 700m (max. 14 apparaten, max. 8 bedieningspanelen)

–

maximumlengte BUS 2 700m (max. 14 apparaten, max. 8 bedieningspanelen)

EN-type:

–

EN = B, IK = 06, IP = 30

Certificering:

–


IUI-AMAX3-LED16 (LED-bedieningspaneel met 16 zones) Relatieve vochtigheid:

–

10%-95%


–

-10 °C - +55 °C


–

10,8 VDC - 13,8 VDC

Stroomverbruik:

–

stand-by 31 mA

–

maximaal 60 mA

2013.07 | 03 | F.01U.267.112

Installation Manual



Kabelvereisten:

Technische gegevens | nl

–

187

vierdraads, AWG18 (1,00mm of 0,80mm²) of AWG22 (0,65mm of 0,33mm²)

–

maximumlengte 200m (van centrale tot laatste bedieningspaneel)

–

maximumlengte BUS 1 700m (max. 14 apparaten, 8 bedieningspanelen)

–


EN-type:

–

EN = B, IK = 06, IP = 30

Certificering:

–


IUI-AMAX3-LED8 (LED-bedieningspaneel met 8 zones) Relatieve vochtigheid:

–

10%-95%


–

-10 °C - +55 °C


–

12 V normaal

Stroomverbruik:

–

stand-by 31 mA

–

maximaal 60 mA

–

vierdraads, AWG18 (1,00mm of 0,80mm²) of AWG22

–

maximumlengte 200m (van centrale tot laatste

Kabelvereisten:

(0,65mm of 0,33mm²) bedieningspaneel) –


–


EN-type:

–

EN = B, IK = 06, IP = 30

Certificering:

–



Installation Manual

2013.07 | 03 | F.01U.267.112


Robert-Bosch-Ring 5 85630 Grasbrunn Germany www.boschsecurity.com © Bosch Sicherheitssysteme GmbH, 2013

AMAX panel 4000 EN

Recommend Documents