in opdracht van de Gemeente Utrecht
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
Rotterdam november 2009 Letty Ranshuysen
INLEIDING
1
DE ONDERZOCHTE ORGANISATIES Amateurkunst in Nederland Uitgelichte amateurkunstorganisaties Registratie van deelnemers en bezoekers Tangoscholen
2 2 3 5 5
ORGANISATIEKENMERKEN Subsidie Geografisch bereik Samenwerkingspartners Begeleiders Centraal gestelde type kunst Artistieke en sociale component
6 6 6 7 7 10 10
PODIUMKUNSTEN Uitvoeringen Locaties Bezoekers Deelnemers
12 12 13 15 17
BEELDENDE DISCPLINES Exposities Locaties Deelnemers Overige producties
20 20 20 21 22
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Belangrijkste uitkomsten Aanbevelingen
24 24 28
GERAADPLEEGDE LITERATUUR EN DOCUMENTEN
32
BIJLAGE 1: TOTAALOVERZICHT OMVANG EN BEREIK PODIUMKUNSTEN
33
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
1
INLEIDING In mei 2009 is het Utrechtse programma Cultuurparticipatie 2009-2012 De ontdekking van het creatieve vermogen door het landelijke Fonds van Cultuurparticipatie geaccordeerd. Een voorwaarde voor subsidiering is dat er voor 1 november 2009 een nulmeting plaatsvindt naar de deelname aan amateurkunst in Utrecht. De gemeente Utrecht heeft Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen gevraagd ondersteuning te bieden bij een eerste inventarisatie van de omvang en aard van het amateurkunstcircuit in Utrecht. Gezien de korte looptijd van dit onderzoek 1, de enorme omvang van het amateurkunstcircuit en de onzichtbaarheid van de vele informele activiteiten, was het niet mogelijk om alle activiteiten goed in kaart te brengen. Van een echte nulmeting is dus geen sprake. In overleg met de verantwoordelijke beleidsambtenaar is ervoor gekozen om het onderzoek te concentreren op presentaties van podiumkunsten en uiteenlopende beeldende disciplines (beeldende kunst, foto, film, design, mode en digitale media) waarmee amateurkunstenaars zich zichtbaar maken. Het gaat hierbij louter om niet beroepsmatige kunstpresentaties buiten het algemeen vormend of kunstvakonderwijs. Het doel van deze inventarisatie is: Ondersteuning bieden aan nadere concretisering van de beoogde resultaten op het gebied van amateurkunst van het programma Cultuurparticipatie 2009-2012 in de gemeente Utrecht. Deze inventarisatie is gericht op het inzicht krijgen in: • De omvang en aard van Utrechtse organisaties die zich op amateurkunst richten. • De omvang en de aard van de podiumkunstuitvoeringen, exposities en andere presentaties van Utrechtse amateurkunstenaars in de periode september 2008 tot en met juli 2009 2. • De omvang en de samenstelling van de amateurkunstenaars die deelnamen aan deze producties. • De omvang van het publiek dat met deze producties is bereikt. De inventarisatie vond plaats op basis van een vragenlijst, die via email is rondgestuurd naar een selectie van amateurkunstorganisaties. Bij deze selectie is getracht een steekproef samen te stellen die een zo representatief mogelijk beeld geeft van het amateurkunstcircuit in Utrecht. Op basis van de bij de gemeente Utrecht beschikbare gegevens over amateurkunstenaars en de organisaties waarin zij vertegenwoordigd zijn, is een schatting gemaakt van de verdeling over de diverse type organisaties en kunstdisciplines. Vervolgens is een steekproef van 85 organisaties vastgesteld, die deze verdeling zo goed mogelijk representeert. De vragenlijst is dusdanig opgesteld dat die toepasbaar is op een grote verscheidenheid aan organisaties (van klein tot groot en van vrijwilligersorganisaties tot professionele organisaties) en op alle mogelijke kunstdisciplines. Deze enquête bestaat uit vier blokken: 1. Kenmerken van de organisatie (inclusief de inzet van artistieke begeleiders). 2. Kenmerken van eventuele podiumkunstuitvoeringen (inclusief de omvang daarvan en het aantal uitvoerders en bezoekers). 3. Kenmerken van eventuele exposities (inclusief de omvang daarvan en het aantal uitvoerders en bezoekers). 4. Kenmerken van eventuele overige producties (inclusief de omvang daarvan). In het navolgende wordt eerst de uiteindelijke onderzoeksgroep toegelicht. Daarna worden de resultaten per blok gerapporteerd. In het laatste hoofdstuk zijn de belangrijkste uitkomsten samengevat. Hierbij worden de resultaten van dit onderzoek afgezet tegen vergelijkingsstatistieken. Tot slot zijn de onderzoeksuitkomsten vertaald in aandachtspunten voor het toekomstige amateurkunstbeleid in de stad Utrecht. Degenen die zich de inhoud van dit rapport snel eigen willen maken, kunnen met dit laatste hoofdstuk beginnen.
1
Het onderzoek is half september gestart. Voor deze periode is gekozen omdat de gegevens over het kalenderjaar 2009 nog niet bekend zijn en de inventarisatie minder actueel zou zijn als voor kalenderjaar 2008 was gekozen. 2
AMATEURKUNST IN UTRECHT:
HET TOPJE VAN DE IJSBERG
1
DE ONDERZOCHTE ORGANISATIES Amateurkunst in Nederland In de landelijke cultuurnota Kunst van leven uit 2007 is amateurkunst opvallend prominent aanwezig als je dit met eerdere cultuurnota’s vergelijkt. Het toenemende belang dat aan amateurkunst wordt gehecht blijkt ook uit het gegeven dat het budget van het landelijke Actieplan Cultuurbereik is uitgebreid en opgegaan in het Fonds voor Cultuurparticipatie om actieve cultuurparticipatie te bevorderen. Dit fonds beoogt onder andere om talentvolle amateurs te ondersteunen: wat ook een belangrijk uitgangspunt van het Utrechtse cultuurbeleid is. Over omvang en aard van amateuristisch kunstbeoefening is weinig bekend. Kunstfactor, het sectorinstituut voor de amateurkunst, schat dat er circa 3.500 muziekverenigingen (koren, ensembles, orkesten en hafabraverenigingen)3 in Nederland actief zijn. Deze schatting is waarschijnlijk een onderschatting, omdat verenigingen die niet bij koepels zijn aangesloten niet zijn meegeteld. Ten aanzien van popmuziek en andere kunstdisciplines, waarbij de organisatiegraad veel lager is, zijn dergelijke schattingen met nog meer onzekerheid omgeven of zelfs geheel afwezig. Om deze kennislacune te vullen, publiceert het SCP eind 2009 een rapport over de mogelijkheden tot kunstbeoefening in Nederland. Het SCP bracht wel al het aandeel amateurkunstenaars onder de Nederlandse bevolking in kaart. Daaruit blijkt dat de helft (49%) van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder in 2007 (eens of vaker) aan amateuristische kunstbeoefening doet. De vorm en intensiteit waarin deze mensen amateurkunst beoefenen, verschilt per individu, afhankelijk van hun artistieke ambitie. Ook de manieren waarop zij kunst beoefenen lopen uiteen: men doet dit alleen thuis, in informeel verband (bijvoorbeeld binnen een vriendengroep), in een meer formeel kader (bijvoorbeeld bij een vereniging) en door les te nemen. Ruim een derde (37%) van de Nederlandse amateurkunstbeoefenaars volgt les in een discipline en een kwart (27%) is lid van een vereniging, club of gezelschap. Deze aandelen overlappen elkaar, want lessen volgen en lid zijn van een amateurkunstvereniging valt regelmatig samen. Lesdeelname en organisatiegraad wisselen sterk per discipline. Theater kent de minste deelnemers, maar de hoogste lesdeelname en organisatiegraad. Omgekeerd kent beeldende kunst veel meer deelnemers, die juist weer beduidend minder vaak les volgen of georganiseerd zijn. Muziek neemt in termen van lesdeelname en lidmaatschap een middenpositie in. Binnen de discipline (multi)media zijn lesdeelname en lidmaatschap eerder uitzondering dan regel4. Amateurkunst wordt steeds meer buiten het kader van geformaliseerde lessen of lidmaatschappen beoefent. Binnen het informele circuit is er sprake van een enorme expansie van street art5. Het gaat om disciplines zoals streetdance, rap, poetry, graffiti en turntablism. Vooral jongeren met een nietNederlandse herkomst houden zich hiermee bezig. Daarnaast biedt het internet een vrijplaats voor amateurkunst. Het gaat om disciplines zoals digitale film en fotografie, blogging, pod- en vodcast, muziek samplen, streaming, game- en grafische design. Deze amateurkunst 2.0 is ook vooral bij jongeren populair. Naar schatting was zo’n 16% van de Nederlandse bevolking in 2007 kunstzinnig actief met deze digitale disciplines6 en dat is sinds die tijd flink toegenomen. Een groot deel van degenen die met digitale disciplines bezig zijn, beoefent overigens ook niet-digitale kunstvormen. Uitgaande van de SCP-statistieken is de schatting dat ruim een tiende (circa 13%) van de inwoners van Utrecht kunstzinnig actief is in club- of verenigingsverband (dit betreft zo’n 39.000 personen) en ongeveer een derde is actief buiten club-of verenigingsverband (dit betreft meer dan 100.000 personen). Een onbekend deel daarvan volgt lessen en de rest is vooral incidenteel en individueel of met vrienden kunstzinnig actief. Daar komt wellicht nog enkele duizenden bij die louter met digitale disciplines bezig zijn en zich alleen op het internet presenteren.
3 4 5 6
Hafabra staat voor harmonie, fanfare en brassband. Van den Broek, de Haan en Huysmans (2009). In beleidsstukken wordt street art veelal aangeduid met urban culture. Idema en Grievink (2007).
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
2
Uitgelichte amateurkunstorganisaties Op basis van de in het Utrechtse programma Cultuurparticipatie 2009-2012 aangegeven cijfers over de amateurorganisaties in Utrecht7 en exploratie op het internet is per kunstdiscipline een schatting gemaakt van het aantal Utrechtse organisaties waar amateurkunstenaars zijn verenigd. Die schatting is in de eerste kolom van tabel 1 aangegeven. GESCHAT AANTAL
STEEKPROEF
RESPONS
Steunfunctie
2
1
1
• ZIMIHC Huis voor de Amateurkunst
Hafabra
15
5
3
• Harmonie orkest KUDO • Harmonie orkest Vleuten • UCM De Bazuin
onbekend
6
2
• Ad Hoc Orkest (symfonie orkest) • Stichting Arezzo Ensemble (kamerorkest)
circa 1.200 bands
2
0
Muziek overig
onbekend
4
1
• Straatorkest Tegenwind
Muziektheater
onbekend
1
3
• The Dutchmen (vocale mannengroep) • Theaterkoor Bonton • Stichting LIZ ensemble voor muziektheater
7
• • • • • • •
6
• Argentijse Tango Carla Somer • OZAN (Turkse en Nederlandse volksdans en theater) • Fiori di Folia (renaissance en barokdans) • Tango El Gancho • Danscentrum Utrecht (moderne dans) • Dansimprovisatie Utrecht (moderne dans)
1: STEEKPROEFKADER
Klassieke muziek Popmuziek
Koren
Dans
ca. 100
minstens 160
15
Binnenstadskoor Zangria, Stichts Vrouwenkoor Toonkunstkoor Utrecht Popkoor Zuilen The Rhine Singers (acapella koor) Utrechtse Studenten Cantorij De Stem des Volks (zangvereniging)
ca. 80
8
4
• • • •
Literatuur
onbekend
3
1
• Write Now (schrijfwedstrijd voor jongeren)
Beeldende kunst / Design
onbekend
4
0
minstens 35
3
0
onbekend
1
0
8
4
1
• Het Wilde Westen (wijkgebonden cultuurhuis) • Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
3
4
• Kunstbende Utrecht (talenjacht voor jongeren) • Kaasschaafcollectief (platform voor jongeren) • Stichting Habek (gericht op modern stedelijke muziekcultuur, o.a. pop)
85
33
Theater
Fotografie / Film Nieuwe media Wijkgericht (multidisciplinair) Jongeren (multidisciplinair)
10
Totaal
7
26
ONDERVRAAGDE ORGANISATIES
Gemeente Utrecht (2008): bijlage 2.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
3
Port Betaald (toneel) toneelgroep Pionier De Furie (theater) Desto Toneel (kleinkunst)
Al aan de orde kwam dat de omvang en aard van het amateurkunstcircuit in Nederland een blinde vlek is en dit geldt ook voor het Utrechtse amateurcircuit. Hierdoor bevat de schatting van de omvang per discipline nogal wat lacunes. Op basis van deze schattingen is een steekproefkader met 85 organisaties vastgesteld, die de veronderstelde werkelijkheid zo goed mogelijk representeert. Deze organisaties zijn met de enquête benaderd: 33 daarvan hebben die ingevuld retour gezonden. Deze respons van 39% is, gezien de complexiteit van de vragenlijst, vrij hoog 8. Er zijn twee stedelijke steunfuncties actief in Utrecht: het Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) en ZIMIHC Huis voor de Amateurkunst. Het UCK richt zich op kunsteducatie in en rondom het onderwijs en op cursussen en workshops buiten het onderwijs voor alle leeftijden in alle kunstdisciplines. Daarnaast ontwikkelt het laagdrempelig kunsteducatieaanbod in de wijk en sociaal-artistieke projecten vóór en met wijkbewoners. Aangezien het UCK al jaarlijks aan de afdeling Onderwijs van de gemeente rapporteert is alleen ZIMIHC benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Als we naar tabel 1 (op de vorige pagina) kijken, dan zien we dat de discipline muziek is opgedeeld in: harmonie, fanfare en brassband, klassieke muziek, popmuziek, overige muziek, muziektheater en koren. Om een beeld te krijgen van het popcircuit zijn twee popmuziekplatforms aangeschreven. Één daarvan (Stichting Habek) bleek actief op het gebied van meerdere disciplines en is daarom in een andere categorie ondergebracht. De categorie muziektheater bevat meer organisaties dan het aantal aangeschreven muziektheatergezelschappen, omdat twee van de aangeschreven koren zich vooral met muziektheater bleken bezig te houden. Theater, dans en literatuur zijn in de uiteindelijke onderzoeksgroep vertegenwoordigd. Popmuziek, beeldende kunst en design, fotografie en film en nieuwe media lijken op het eerste gezicht in het geheel niet vertegenwoordigd, maar deze disciplines komen wel aan bod bij de multidisciplinaire activiteiten van op een speciale wijk of op jongeren gerichte organisaties. Deze twee categorieën zijn apart benoemd, omdat het amateurkunstbeleid in Utrecht extra aandacht besteedt aan het stimuleren van wijkgericht aanbod en op jongeren gericht aanbod. Met name deze laatste categorie is goed vertegenwoordigd in de steekproef: twee van de op jongeren gerichte organisaties (Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland en het Kaasschaafcollectief) werken vooral wijkgericht. Alhoewel Utrecht een zeer actief studentenleven kent, betreft slechts één van de onderzochte organisaties (de Utrechtse Studenten Cantorij) een studentenclub. De gerealiseerde steekproef heeft enkele belangrijke beperkingen. Ten eerste gaat het alleen om organisaties die in de periode september 2008 tot en met juli 2009 met een podiumkunstuitvoering, tentoonstelling of andere productie naar buiten traden. Ten tweede is maar een fractie van deze organisaties ondervraagd, het gaat vooral om organisaties die bekend zijn bij de gemeente Utrecht, omdat ze wel eens subsidie van de gemeente ontvingen. Ten derde zijn de diverse disciplines in ongelijke mate vertegenwoordigd. Harmonieorkesten, muziektheater en op jongeren gerichte organisatie met multidisciplinair aanbod lijken het beste vertegenwoordigd. De disciplines popmuziek, beeldende kunst en design, fotografie en film en nieuwe media zijn veel minder goed vertegenwoordigd. De onderzoeksgroep biedt dus een beperkt beeld van het gehele amateurkunstcircuit van Utrecht. Het geeft echter wel een goede indicatie van de aard en de omvang van de producties die dit circuit realiseert en van de deelname daaraan. Uit vergelijking met beschikbare statistieken van het SCP en het KCU (zie het laatste hoofdstuk) blijkt dat deze onderzoeksgroep een representatief beeld geeft van de amateurkunstbeoefening in Utrecht.
8
Omdat de vragen toepasbaar moesten zijn op zeer uiteenlopende organisaties was het invullen van de vragen een vrij ingewikkelde klus.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
4
Registratie van deelnemers en bezoekers De onderzochte organisaties waren niet altijd in staat om de gevraagde deelnemers- en publieksaantallen op te geven. ZIMIHC heeft wel deelnemers- en publieksgegevens over het kalenderjaar 2008 verzameld, maar die betreffen deels ook activiteiten buiten de stad Utrecht en het was niet te achterhalen welk aandeel van die jaarcijfers alleen de gemeente Utrecht betreft. Bovendien zijn de beschikbare niet uitgesplitst over disciplines. De in dit rapport gepresenteerde gegevens over activiteiten van ZIMIHC zijn, na telefonisch overleg met een vertegenwoordiger van deze organisatie, gebaseerd op ruwe schattingen. Ook ten aanzien van de omvang van het aantal amateurkunstproducties en de deelname daaraan bij diverse andere organisaties zijn na telefonisch overleg globale schattingen gemaakt, wanneer deze vragen niet goed beantwoord bleken te zijn. Bij driekwart van de organisaties zijn de opgegeven deelnemers- en publieksaantallen (deels) gebaseerd op schattingen. Ruim de helft weet het aantal deelnemers (van een deel van de) amateurkunstactiviteiten door het tellen van de inschrijvingen voor die activiteiten. De helft van de organisaties is bekend met publieksaantallen (van een deel van) de amateurkunstactiviteiten doordat verkochte kaartjes zijn geteld. Een kwart van de organisatie telt het publiek bij gratis voorstellingen of exposities. Tangoscholen Uit tabel 1 (op pagina 3) is op te maken dat er bij dans twee tangoscholen zijn opgenomen. Dit zijn de enige vertegenwoordigers van het commerciële circuit. Bij de analyse van de door hun opgegeven bezoek- en deelnemerscijfers bleek dat het bij hun uitvoeringen vooral om danssalons en workshops gaat. Dit betreft dus activiteiten die zich op het snijvlak van oefenen en uitvoeren bevinden: de uitvoerders vormen tevens het publiek. De tangoscholen organiseren ook dansdemonstraties, die wel als uitvoeringen zijn te bestempelen, maar de omvang en het publieksbereik daarvan konden ze niet opgeven. De twee tangoscholen blijven daarom in het navolgende veelal buiten beschouwing. Dit betekent overigens niet dat hun activiteiten niet interessant zijn. Integendeel. Door de enorme ondernemingslust van deze twee organisaties worden Utrechtenaren regelmatig met Argetijnse tango geconfronteerd. Dit gebeurt op zeer uiteenlopende plekken. Vooral in de meer besloten settings van de salons in grand café en restaurants (waar de liefhebber op afkomt), maar ook op festivals en wijkfeesten (waar een veel breder publiek aanwezig is). Daarnaast bieden ze bedrijven workshop aan, waar ook nieuw publiek met de Argetijnse tango wordt geconfronteerd. Hierdoor raken steeds meer mensen enthousiast voor deze dansvorm: niet alleen om naar te kijken, maar ook om zelf te beoefenen.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
5
ORGANISATIEKENMERKEN Subsidie Tabel 2 toont in hoeverre de onderzochte organisaties subsidie van de gemeente Utrecht hebben ontvangen. Vier organisaties kregen nooit subsidie. Het gaat om de twee tangoscholen, Dansimprovisatie Utrecht en het muziektheatergezelschap The Dutchmen. 2: GEMEENTESUBSIDIE
aantal
nooit
aandeel
4
10%
incidenteel (project)subsidie
16
50%
meerjarensubsidie
13
40%
De helft van de ondervraagde organisaties geeft aan een incidentele (project)subsidie te hebben ontvangen. Het gaat om: Harmonie Orkest Vleuten, het Arezzo Ensemble, het theaterkoor Bonton, Popkoor Zuilen, Danscentrum Utrecht, dansgroep Fiori di Folia, theatergroep De Furie, toneelgroep Pionier, toneelgroep Port Betaald, volksdans- en theatergroep OZAN, muziektheatergroep LIZ, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, Stichting Habek, het Kaasschaafcollectief, Kunstbende Utrecht en de schrijfwedstrijd Write Now. Twee vijfde van de organisaties geeft aan een meerjarensubsidie te hebben ontvangen. Het gaat om: Binnenstadskoor Zangria, Zangvereniging De Stem des Volks, de Utrechtse Studenten Cantorij, het Stichts Vrouwenkoor, The Rhine Singers, Toonkunstkoor Utrecht en de hafabraverenigingen: KUDO en UCM De Bazuin, Desto Toneel, Straatorkest Tegenwind, het Ad Hoc orkest, het Wilde Westen en ZIMIHC. Geografisch bereik Een vijfde van de onderzoeksgroep richt zich op de gehele stad. Dit betreft de op jongeren gerichte organisaties Kunstbende, Write Now en Stichting Habek. Het op jongeren gerichte Kaasschaafcollectief werkt ook op stedelijk niveau, maar opereert ook wijkgericht. De Turks /Nederlandse volksdansgroep OZAN en Straatorkest Tegenwind richten zich eveneens op de hele stad. Steunfunctie ZIMIHC, opereert ook stedelijk, maar werkt deels wijkgericht. Een kwart (9 organisaties) presenteert zich slechts in één wijk. Tabel 3 toont in welke wijken de onderzochte organisaties actief zijn. 3: AANBOD IN DE WIJKEN
aantal organisatie aldaar
incidenteel
regelmatig
zeer vaak
West
14
11
1
2
Noordwest
13
11
1
1
Overvecht
16
13
1
2
Noordoost
10
9
1
1
Oost
16
11
4
1
Binnenstad
27
8
14
5
Zuid
11
10
Zuidwest
12
10
1
1
Leidsche Rijn
13
11
1
1
Vleuten-De Meern
10
8
2
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
1
6
De binnenstad wordt het beste bediend. Circa 80% van de onderzochte organisaties is daar actief: 8 organisatie incidenteel, 14 regelmatig en 5 zeer vaak. In Utrecht Oost en Overvecht wordt ook goed bediend door de onderzochte organisaties: de helft is daar actief. In Oost met iets meer regelmaat dan in Overvecht. Het minst goed bediend worden Utrecht Noord-Oost en Vleuten-De Meern: daar organiseert een derde van de onderzochte organisaties activiteiten en dit gebeurt vooral incidenteel. Samenwerkingspartners Tabel 4 toont met wie de onderzochte organisaties zoal samenwerken om amateurkunst onder een groter publiek te brengen. 4: SAMENWERKINGSPARTNERS
aantal
Buurthuis of wijkcentrum
6
Woningbouwcorporatie
5
Andere wijkgebonden partners
10
Festival
11
Theater
2
Podiumkunstgezelschap of -kunstenaar
6
Beeldende kunstinstelling of –kunstenaar
3
Overige partners
aandeel circa 66% circa 33%
20
Tweederde (21 organisaties) werkt samen met wijkgebonden partners. Meestal betreft dit buurthuizen of wijkcentra en woningbouwcorporaties, maar het gaat ook om: verzorgingshuizen, bewonersorganisaties, ondernemers, kerkelijke organisaties, oranjeverenigingen, ziekenhuizen en sportclubs. Een derde (11 organisaties) werkt wel eens samen met een festival. Met kunst- en cultuurinstellingen of andere kunstenaars dan degenen die reeds aan de organisatie zijn verbonden wordt veel minder vaak samengewerkt. Slechts 6 organisaties noemen podiumkunstgezelschappen of podiumkunstenaars (waaronder de laagdrempelige zangers Ben Cramer en Rooie Arie) en 3 organisaties noemen beeldende kunstinstellingen of beeldende kunstenaars. Daarnaast is nog een scala aan andere samenwerkingspartners genoemd. Het gaat om stedelijke en provinciale organisaties, zoals: Culturele Zondagen (3x genoemd), ZIMIHC (2x genoemd), het Gilde van stadsgidsen, Uitfeest, universiteit, rtv utrecht, Fort van de democratie en Vrede van Utrecht. Daarnaast zijn de volgende landelijke organisaties aangegeven: Kunstfactor, overheidsgelieerde instellingen, jongerennetwerken en schrijversinitiatieven. Begeleiders Tabel 5 (op de volgende pagina) toont per organisatie hoeveel artistiek begeleiders daar actief zijn, in hoeverre die een kunstvakopleiding hebben afgerond en in hoeverre het om betaalde krachten gaat. Bij 32 onderzochte organisaties9 zijn in totaal 228 mensen actief als artistiek begeleider. Het aantal opgegeven begeleiders loopt per organisatie uiteen van 1 tot en met 50. Bij ruim een derde van de organisaties gaat het om twee begeleiders. Bijna een derde geeft 1 of 3 begeleiders op. Bij het resterende derde deel waren meer dan drie artistieke begeleiders actief. Deze begeleiders staken in het seizoen 2008/2009 minstens 10.117 uren in het begeleiden van amateurkunstpresentaties10. Het aantal opgegeven uren loopt per organisatie uiteen van 2 uur bij de kleinste organisaties tot en met 2.500 bij de grootste.
9
Het aantal artistiek begeleiders dat bij ZIMIHC amateurkunstenaars in de stad Utrecht begeleid is niet bekend. Niet alle organisaties konden de tijdsbesteding opgeven.
10
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
7
5: ARTISTIEK BEGELEIDERS
AANTAL
MENSUREN
The Dutchmen
2
160
2
100%
2
0
0
Bonton
6
125
3
50%
2
0
4
LIZ ensemble
MET % MET BETAALDE ONKOSTEN ONBETAALD KUNSVAK KUNSTVAK KRACHT VERGOED
3
286
3
100%
3
0
0
12
120
11
92%
11
1
0
Stichts Vrouwenkoor
2
45
2
100%
2
0
0
Toonkunstkoor Utrecht
2
2
2
100%
2
0
0
Popkoor Zuilen
3
300
2
67%
3
0
0
The Rhine Singers
2
50
0
0%
0
1
1
Studenten Cantorij
1
140
1
100%
1
0
0
De Stem des Volks
2
150
2
100%
2
0
0
Straatorkest Tegenwind
2
70
2
100%
2
0
0
KUDO
1
300
1
100%
1
0
0
Harmonie Orkest Vleuten
3
380
3
100%
3
0
0
Stichting Habek
5
?
3
60%
3
2
0
UCM De Bazuin
3
300
2
67%
2
0
1
Ad Hoc Orkest
1
150
1
100%
1
0
0
Stichting Arezzo Ensemble
2
176
2
100%
2
0
0
Argentijse Tango
8
1.000
2
25%
8
0
0
OZAN
2
?
2
100%
0
2
0
Fiori di Folia
1
?
1
100%
1
0
0
Tango El Gancho
7
1.400
1
14%
7
0
0
Danscentrum Utrecht
2
380
2
100%
2
0
0
Dansimprovisatie Utrecht
7
200
6
86%
4
1
2
Port Betaald
3
250
3
100%
3
0
0
toneelgroep Pionier
2
0
100%
1
0
1
De Furie
3
175
3
100%
3
0
0
2
150
1
50%
0
1
1
50
?
25
50%
50
0
0
Binnenstadskoor Zangria11
Desto Toneel Kaasschaafcollectief Write now!
2
50
2
100%
2
0
0
Kunstbende Utrecht
25
250
20
80%
3
22
0
Jonger Cultuurhuis Kanaleneiland
12
1.000
6
50%
10
2
0
Het Wilde Westen
50
2.500
50
100%
45
3
2
228 10.117
166
181
35
12
TOTAAL
Gegevens betreffende ZIMIHC ontbreken
Driekwart van de artistiek begeleiders heeft een kunstvakopleiding afgerond. Slechts bij twee organisaties (the Rhine Singers en toneelgroep Pionier) is er geen professionele kunstenaar bij de begeleiding van de amateurkunstenaars betrokken. Bij ruim de helft (19 organisaties) is de artistiek begeleiding geheel in handen van professionele kunstenaars. Bij bijna de helft van de organisaties (15 keer) worden betaald krachten ingezet: het gaat in totaal om 181 betaalde artistieke begeleiders. Dit betekent dat de meerderheid (80%) wordt betaald voor hun werk. Zo’n 15% (35 begeleiders) krijgt enkel een onkostenvergoeding: dit komt veel voor bij de Kunstbende. Van alle getelde begeleiders werkt 5% (12 begeleiders) geheel op vrijwillige basis.
11
Bij binnenstadskoor Zangria betreft de opgegeven artistieke begeleiding een begeleidingsorkest.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
8
6: VRIJWILLIGERS
AANTAL
TAKEN
The Dutchmen
3
Fotograaf, kassabeheer, assistent licht/geluid.
Bonton
25
Iedereen in het koor heeft een taak binnen het grote geheel.
Stichting LIZ
6
Communicatie en PR, productieleiding, contracten, betalingsverkeer, kaartverkoop, koken voor spelers, orkest regelen, alle organisatorische zaken die nodig zijn voor de productie.
Binnenstadskoor Zangria
10
Bestuur, rekwisieten, kleding, kaartverkoop, kassa.
Stichts Vrouwenkoor
6
Bestuur en externe contacten.
Toonkunstkoor Utrecht
125
Alle koorleden zijn vrijwilliger: de activiteiten zijn verdeeld over diverse commissies t.b.v. repetities, voorbereiding en uitvoering van concerten.
Popkoor Zuilen
10
Bestuur en organisatie concerten.
The Rhine Singers
10
Hand en spandiensten.
Stichting Utrechtse Studenten Cantorij
15
Bestuursleden en anderen die financiën en organisatie en PR van concerten regelen.
De Stem des Volks
6
Bestuur.
KUDO
8
Decor bedenke, vervoeren en opzetten,muziek uitzoeken, locaties uitzoeken, financiën.
Harmonie Orkest Vleuten
26
Bestuur, jubileumcommissie, concertcommissie, muziekcommissie, commissie oud papier.
Stichting Habek
15
Coaching, productie, publiciteit, kunst ontwikkelen.
UCM De Bazuin
20
Diverse commissies.
Ad Hoc Orkest
45
Muziek maken en concertprojecten organiseren.
Stichting Arezzo Ensemble
15
Bestuur, organisatie van repetities en concerten, catering (koffie/thee, lunches), transport, publiciteit, website, et cetera.
Argentijse Tango Carla Somer
6
DJ en gastvrouw op salon, administratieve ondersteuning, webmaster.
OZAN
45
Betrokken bij alle activiteiten.
Fiori di Folia renaissance en barokdans
9
Dansen, productiewerk, besturen, kostuums maken et cetera.
Tango El Gancho
10
Danscentrum Utrecht
20
Bardiensten.
Dansimprovisatie Utrecht
8
Kassa, licht, gastvrouw, opbouwen en afbreken.
Port Betaald
11
Bestuur, maar alle spelers beslissen en helpen actief mee.
De Furie
14
Grime, techniek, kassa, assistentie productie.
Kaasschaafcollectief
150
Hand en spandiensten en flyeren.
Kunstbende Utrecht
30
Op de dag van de voorronde helpen in de Stadsschouwburg: allerlei verschillende taken.
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
40
Organisatie evenementen, presentatie, catering, techniek, toezicht, gastvrouw/heer, reserveringen, opbouw/afbouw, transport et cetera.
Het Wilde Westen
100
Ontvangst, organisatie op- en afbouw, catering, fotograferen, publiciteit.
Naast de artistieke begeleiding zijn er ook nog andere mensen actief om de amateurkunstproducties tot een goed einde te brengen. Tabel 6 toont dat de onderzochte organisaties in totaal 788 vrijwilligers opgaven. Slechts vier organisaties (Write Now, toneelgroep Pionier, Desto Toneel en Straatorkest Tegenwind) maakten geen gebruik van ondersteunende vrijwilligers op. Bij de overige organisaties loopt het aantal vrijwilligers uiteen van 1 tot en met 150. De taken waarmee die vrijwilligers zich bezig houden, zijn ook tabel 6 aangegeven. Naast bestuurstaken en het verzorgen van publiciteit, gaat het om allerlei hand en spandiensten bij de voorbereiding en uitvoering van podiumkunstuitvoeringen of andere amateurkunstpresentaties.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
9
Centraal gestelde type kunst Tabel 7 toont dat circa 40% van de onderzochte organisaties zich op traditionele westerse kunsten richt en een kleiner deel (circa 30%) op moderne westerse kunsten. Één organisatie houdt zich zowel met traditionele als moderne westerse kunst bezig. Drie organisaties (circa 10%) richten zich op (traditionele) niet-westerse kunst. In twee gevallen gaat het om tango, wat geen kunstuiting van de belangrijkste minderheidsgroepen in Utrecht is, maar een uit Zuid Amerika geïmporteerde dans die vooral bij de autochtone bevolking populair is. De amateurkunstactiviteiten van nieuwe Nederlanders zijn slechts door één Turks-Nederlandse dans- en theatergroep vertegenwoordigd. 7: TYPE KUNSTEN
traditionele westerse kunsten
aantal
14
aandeel
organisatie
circa 40%
Ad Hoc Orkest, Zangriajoor, Fiori di Folia, Harmonie Orkest Vleuten, KUDO, UCM De Bazuin, Stichting Arezzo Ensemble, Utrechtse Studenten Cantorij, Stichts Vrouwenkoor, Straatorkest Tegenwind, De Stem des Volks, toneelgroep Pionier.
moderne westerse kunsten
10
circa 30%
Danscentrum Utrecht, Dansimprovisatie Utrecht, De Furie (theater), Desto Toneel, Kunstbende, Write Now, Popkoor Zuilen, Port Betaald, Stichting LIZ, The Dutchmen
traditionele niet-westerse kunsten
3
circa 10%
Argentijse Tango Carla Somer, Tango El Gancho, OZAN
streetart
1
Stichting Habek
community art en steet art
1
Kaasschaafcollectief
traditioneel niet-westers, modern westers, street art en community art
1
modern en klassiek westers
1
Theaterkoor Bonton
alle typen kunst
2
ZIMIHC, Het Wilde Westen
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
Drie organisaties richten zich op street art. Twee van die organisaties zijn ook gericht op community art. Dit betreft kunstvormen waarbij kunstenaars met belanghebbenden (zoals buurtbewoners of jongeren) samenwerken om een maatschappelijk onderwerp te vertalen in kunst. Tot slot zijn er twee organisaties, steunfunctie ZIMIHC en het Wilde Westen, die zich op alle genoemde typen kunst richten. ZIMIHC onderscheidt bij muziek: koren, wereldmuziek, jazz, pop, rock en folk en singer/songwriters, bij dans: klassiek ballet, streetdance, muscial/show, werelddans en jazz/moderne dans en bij theater: wereldtheater, theater, musical en theatersport. Als we street art en community art ook als moderne westerse kunst beschouwen, is het aandeel dat zich met moderne kunsten bezig houdt ongeveer even groot als het aandeel dat zich op traditionele kunsten richt. Artistieke en sociale component Tabel 8 (op de volgende pagina) toont waar de onderzochte organisaties het grootste accent leggen: op het sociale (de kwaliteit van het proces) of op het artistieke (de kwaliteit van het eindproduct). Voor ruim de helft van de onderzochte organisaties wegen beide componenten even zwaar. Dat wil zeggen dat sociale processen minstens zo belangrijk zijn als de kwaliteit van het eindproduct.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
10
8: ACCENT
aantal
sociaal (kwaliteit van het proces)
aandeel
1
artistiek (kwaliteit van het eindproduct)
14
40%
zowel sociaal als artistiek
18
55%
Bij circa 40% gaat het vooral om het artistieke component. Bij ruim de helft wegen beiden ambities even zwaar. Slechts één organisatie stelt de sociale component voorop: dit betreft een harmonieorkest. Tabel 9 toont de samenhang tussen type kunst waar de organisatie zich op richt en de aandacht voor het artistieke of sociale. De organisaties die zich met traditionele kunsten bezig houden, zijn vaker (8 keer) op beide componenten gericht dan louter op de artistieke kwaliteit van het eindproduct (5 keer). Bij de organisaties die zich op moderne westerse kunst richten, is het net andersom: die richten zich dus iets vaker (8 keer) louter op de artistieke kwaliteit en minder vaak (5 keer) net zo veel op het sociale proces. 9: TYPE KUNST EN ACCENT
sociaal artistiek beiden TOTAAL (gezelligheid) (kwaliteit)
traditionele westerse kunsten
1
5
traditionele niet-westerse kunsten
8
14
3
3
moderne westerse kunsten
8
5
13
meerdere typen kunst
1
2
3
14
18
33
TOTAAL
1
Alle onderzochte organisaties zijn gericht op talentontwikkeling: de mate waarin deze ambitie wordt nagestreefd verschilt echter per organisatie. De op jongeren gerichte organisaties Kunstbende en Write now organiseren een landelijke talentjacht, waarbij Utrecht één van de wedstrijdlocaties is. Habek is ook op jongeren gericht en biedt naast veel andere activiteiten een talentenjacht. ZIMIHC, het Kaasschaafcollectief en het Wilde Westen organiseren ‘open podia’. Deze zes organisaties coachen hun deelnemers zo veel mogelijk om hun op een hoger niveau te krijgen en proberen ook andere podia voor hen te vinden waar ze hun podiumkunsten kunnen tonen. ZIMIHC organiseert ook masterclasses, evenals het Arezzo Ensemble en Dansimprovisatie Utrecht. The Rhinesingers heeft een Learn2Sing-project uitgevoerd om nieuwe leden te werven.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
11
PODIUMKUNSTEN Uitvoeringen Het aantal podiumkunstuitvoeringen dat de onderzochte organisaties organiseerden in de periode september 2008 tot en met juli 2009 varieert van 1 tot en met 33 per jaar. Bij de helft gaat het om 5 voorstellingen, bij een derde om 1 tot en met 4 en bij een kwart om 15 of meer. Tabel 10 toont hoe de voorstellingen over de diverse kunstdisciplines zijn verdeeld en geeft per kunstdiscipline aan hoeveel organisaties zich daarmee bezig houden. Het totale aantal organisaties in deze tabel is groter dan de onderzochte 33. Dit komt doordat een kwart van de onderzochte organisaties (8) zich op meer dan één podiumkunstdiscipline richten en daardoor meerdere keren meetellen. Bijlage 1 bevat een totaaloverzicht waarin per organisaties is aangegeven hoeveel uitvoeringen van een bepaalde discipline ze voor hun rekening namen. Tabel 10 vat deze gegevens samen. Voordat we de cijfers nader bekijken, volgt eerst een toelichting op deze tabel.
10: UITVOERINGEN PER KUNSTDISCIPLINE koor
totaal aantal aantal organisaties voorstellingen
% van total aantal uitvoeringen
gemiddeld aantal voorstellingen
15
7
3%
2
108
10
25%
11
dans
61
7
14%
9
toneel
19
5
4%
4
(muziek)theater
53
8
12%
6,5
literatuur
11
4
3%
3
multi- of interdisciplinair
43
5
10%
7,5
100
1
23%
25
1
muziek (instrumenteel)
ZIMIHC Kunstbende acts TOTAAL
6%
435
100%
De twee tangoscholen zijn niet in deze tabel opgenomen
De koren brengen zowel klassiek als pop: klassiek werd iets vaker ten gehore gebracht (dit betreft 60% van de kooruitvoeringen) dan de lichtere genres. De muziekuitvoeringen (exclusief koren) omvatten uiteenlopende muziekgenres: 35% betreft harmoniemuziek, 10% klassieke muziek, 30% streetartmuziek en 25% overige niet-klassieke muziek. Ook de dansuitvoeringen omvatten uiteenlopende dansdisciplines: 40% betreft moderne dans, 23% Turkse volksdans, 16% renaissance en barokdans en de resterende 20% uiteenlopende dansgenres die het Wilde Westen, Cultuurhuis Kanaleneiland en Habek presenteren, waaronder in ieder geval streetdance. Daarnaast is er toneel en muziektheater onderscheiden. Dit laatste omvat geen opera- of operette. In de westerse cultuur worden kunstdisciplines vaak los van elkaar gezien. Een steeds groter aandeel van het aanbod betreft echter multidisciplinair aanbod. Dat wil zeggen dat er meerdere kunstdisciplines naast elkaar worden getoond, bijvoorbeeld op festivals. Daarnaast groeit het aantal interdisciplinaire voorstellingen. Dat zijn voorstellingen waarin diverse kunstgenres met elkaar worden verbonden. Het Wilde Westen onderscheidt een niet-Westerse interdisciplinaire variant, waarbij voordracht, dans, muziek, theater, mime en poppenspel zijn gemixt. Dit omdat narratieve kennis uit mythes en sagen vaak een belangrijke rol spelen bij de traditionele niet-Westerse podiumkunsten en daarbij vaak meerdere disciplines door elkaar worden uitgevoerd. Daarnaast is er een Westerse variant van interdisciplinair aanbod waarbij, dans, theater, muziek, beeldende kunst, film, fotografie en nieuwe media tegelijkertijd en door elkaar aan bod komen. Bij het Wilde Westen is het multi- of interdisciplinaire aanbod vooral op kinderen gericht, bij de andere organisaties is het multi- of interdisciplinaire
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
12
aanbod veelal voor en door jongeren ontwikkeld. Dit komt omdat jongeren gewend zijn aan vermenging van genres en disciplines doordat ze veelvuldig kijken naar videoclips of animaties op tv en internet. Er is sprake van een interdisciplinaire en gemedialiseerde jongerencultuur, waardoor hun kunstzinnige activiteiten niet binnen één kunstdiscipline zijn te plaatsen12. Om die reden ontwikkelt het op jongeren gerichte Kaasschaafcollectief multi- en interdisciplinaire evenementen en festivals met community art, streetart, singer-songwriters, bandjes, poëzie, dj’s, (nieuwe) media en zelfs ook sport. Een andere voor jongeren bestemde multidisciplinaire activiteit is de door de Kunstbende in de Stadsschouwburg Utrecht georganiseerde regionale voorronde van deze landelijke wedstrijd. De disciplines die hierbij aan bod komen, zijn: DJ-en, dans, theater & performance, muziek, fashion, taal, expo en film & animatie. Om nieuwe deelnemers te winnen voor de volgende Kunstbende voeren winnaars van de regionale voorrondes acts op in de provincie Utrecht (vooral in de stad Utrecht) op scholen voor het voortgezet onderwijs en ROC’s. Tevens toont de Kunstbende op diverse festivals, waaronder het Festival aan de Werf, met zulke acts waar jonge amateurkunstenaars toe in staat zijn. In overleg met de organisatie is de omvang daarvan geschat op zo’n 25 acts: waarin muziek- en dansuitvoeringen domineren13. De op jongeren gerichte Stichting Habek heeft de uitvoeringen die het organiseert over de aangegeven disciplines geplaats, maar geeft aan dat veel van die uitvoeringen ‘interidisciplinaire trekjes’ hebben. Er is ook interdisciplinair aanbod benoemd dat zich niet specifiek op kinderen of jongeren richt, maar dat bestrijkt een minder brede range van disciplines. Zo organiseerde toneelgroep Desto voorstellingen met zang, dans, sketch en kleinkunst en Danscentrum Utrecht organiseerde dansuitvoeringen met cross over naar theater. Dit is allebei bij multi- of interdisciplinair aanbod ondergebracht. Er is overigens ook nog interdisciplinair aanbod bij één discipline ondergebracht, omdat die discipline domineerde. Het gaat om muziektheatervoorstellingen van LIZ waarin filmbeelden en bluescreentechniek is opgenomen en om uitvoeringen van Dansimprovisatie Utrecht die ‘live’ zijn begeleid door professionele muzikanten. In overleg met de contactpersoon van ZIMIHC is het aantal podiumkunstuitvoeringen dat deze organisatie in het afgelopen seizoen in Utrecht organiseerde ruwweg op 100 geschat. Het betreft hier alle podiumkunstdisciplines, inclusief community art. De ondervraagde amateurkunstorganisaties (uitgezonderd de tangoscholen) hebben in de periode september 2008 tot en met juli 2009 minsten 435 podiumkunstvoorstellingen gerealiseerd. Het aantal uitvoeringen staat overigens niet gelijk aan het aantal producties. Sommige producties zijn meerdere keren uitgevoerd. Veelal 3 tot en met 7 keer, een enkele 2 keer of 20 of 25 keer. Bijna een kwart (23%) van het in kaart gebrachte aanbod van amateurpodiumkunstenaars betreft activiteiten van ZIMIHC, dat vrijwel alle onderscheiden genres beslaat. Een kwart (25%) betreft muziekuitvoeringen. Bij 14% gaat het om dans, 12% betreft muziektheater en 16% multi- of interdisciplinaire voorstellingen. Koren, toneel en literatuur beslaan elk zo’n 3% van de gerealiseerde uitvoeringen. De laatste kolom van tabel 10 (op de vorige pagina) toont dat het aantal voorstellingen verschilt per kunstdiscipline. Als het om uitvoeringen van koren, literaire presentaties en toneeluitvoeringen gaat, is het gemiddelde aantal uitvoeringen laag. De organisaties die zich hier (onder andere) mee bezig houden, verzorgde in het afgelopen theaterseizoen gemiddeld 2-4 uitvoering van deze disciplines. Uitvoeringen van muziektheater en meerdere cross over- of multidisciplinair aanbod zijn vaker georganiseerd: gemiddeld 6-7 keer. Muziek- en dansuitvoeringen vinden het vaakst plaats: dit deden de diverse muziek- en dansgezelschappen gemiddeld 9-11 keer. Locaties Tabel 11 (op de volgende pagina) toont waar deze podiumkunstuitvoeringen zoal plaatsvonden. Het vaakst (bij bijna 60% van de onderzochte organisaties) trad men buiten op: in een park, op straat of in een winkelcentrum. Vrijwel alle onderscheiden podiumkunstdisciplines worden wel eens buiten uitgevoerd.
12 13
Ranshuysen (2008) De presentaties van de beeldende disciplines van de Kunstbende zijn in het volgend hoofdstuk opgenomen.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
13
Daarna vormden wijkgebonden gebouwen (zoals een cultuurhuis, een multifunctionele accommodatie, een buurthuis of een wijkgebouw) en reguliere theaters het vaakst een podium voor amateurkunstuitvoeringen. Dit is elk door zo’n 40% van de organisaties aangegeven en op deze podia komen ook alle disciplines aan bod. 11: PODIA VOOR PODIUMKUNSTEN genoemd
aandeel organisaties dat dit podium gebruikt
samenhang met kunstdisciplines
Buiten in de openbare ruimte
18x
bijna 60%
alle disciplines
Cultuurhuis of wijkgebouw
14x
circa 40%
alle disciplines
Theater
13x
circa 40%
alle disciplines
Kerken
8x
circa 25%
met name koren
Eigen (verenigings)gebouw
7x
circa 20%
dans, muziek en koor
Basisschool
6x
ruim 15%
muziek, dans, multidisciplinair
School voor voortgezet onderwijs
5x
circa 15%
alle behalve koor
Verzorgingstehuizen
5x
circa 15%
koren en harmonieorkesten
Poppodium
5x
circa 15%
muziek, dans en theater
Universiteit (o.a.: Parnassos)
4x
Utrechts Centrum voor de Kunsten
4x
Bibliotheek
3x
ROC
3x
Feesten
3x
Musea
3x
Commerciele muziek- of dansschool
2x
Ziekenhuizen
2x
Elders
4x
Kerken zijn door circa 25% genoemd als podium genoemd: het gaat hierbij vooral om uitvoeringen door koren (bijvoorbeeld in het kader van een kerstconcert, een nieuwjaarsconcert of dodenherdenking), maar ook door een kamerorkest en een dansgezelschap. Zo’n 20% kon ook in een eigen (verenigings)gebouw optreden: het gaat hier vooral om dans-, muzieken kooruitvoeringen. Ruim 15% kwam in basisscholen, vooral met muziek-, dans- en multidisciplinaire uitvoeringen, en zo’n 15% trad in scholen voor het voortgezet onderwijs op. Daar kwamen alle disciplines aan bod, behalve koren. Eveneens 15% trad op in verzorgingstehuizen (dit gaat juist vaak om koren, maar ook om harmonieorkesten) en 15% verzorgd uitvoeringen in poppodia: naast muziek, ging het ook om theater en dans. Iets minder vaak (4 keer) geven de organisaties aan dat ze op de universiteit podiumkunsten uitvoerden of in het Utrechts Centrum voor de Kunsten. Meer incidenteel (3 keer) zijn bibliotheken, ROC’s, musea (2 keer het Spoorwegmuseum) of feesten (bijvoorbeeld een huwelijksfeest) genoemd. Een commerciële muziek- of dansschool en een ziekenhuis zijn elk 2 keer genoemd. ZIMIHC gaf naast Cultuurhuis Stefanus ook ‘elders’ aan, omdat de locatie aan Bouwstraat geen eigen gebouw is, maar ook geen cultuurhuis. Verder zijn genoemd de Spaanse sociaal-culturele vereniging Club El Brilliante, bij Palladio Huis voor de Kunsten, 't Huis aan de Vecht, de Jaarbeurs, een manege, een sporthal, een loods, het NS station en op het Conservatorium. Organisaties die de sociale component gelijkwaardig achten aan het artistieke maken relatief vaak gebruik van cultuurhuizen en wijkgebouwen, een eigen verenigingsgebouw, het Utrechts Centrum voor de Kunsten, scholen en buitenlocaties.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
14
Bezoekers Tabel 12 toont per discipline hoeveel publiek er is bereikt met de in kaart gebrachte podiumkunstuitvoeringen. Binnenstadskoor Zangria werd door duizenden mensen bewonderd tijdens de botenparade van Europa Cantat. Volksdansgroep OZAN bereikte ook duizenden bezoekers met optredens in de jaarbeurs, winkelcentra en op straat. Deze bezoekcijfers zijn niet meegenomen in de tabel, omdat dit voor vertekeningen zou zorgen. Straatorkest Tegenwind gaf geen publieksbereik op, omdat dit lastig in te schatten is bij optredens op straat. Het bereik van grootschalige, gratis uitvoeringen op zo’n 40.000 geschat. Dit is een zeer lage schatting. Het is goed mogelijk dat er veel meer passanten hebben genoten van deze optredens. In het totaaloverzicht in bijlage 1 is het publieksbereik per organisatie gespecificeerd.
12: BEZOEK PER KUNSTDISCIPLINE koor muziek
opgegeven publieksaantallen
% binnen totale publiek
laagste hoogste gemiddeld % van total bezoek- bezoekaantal aantal uitvoeringen aantal aantal bezoekers
4.300
5%
3%
150
2.300
252
12.600
16%
25%
500
4.000
143
dans
7.500
10%
14%
150
3.500
123
toneel
2.020
3%
4%
150
870
106
15.150
20%
12%
300
10.000
289
1.850
2%
3%
190
1.000
168
multi- en interdisciplinair
19.880
26%
10%
180
15.000
485
ZIMIHC
10.000
13%
23%
100
3.500
5%
6%
140
TOTAAL
76.800
100%
schatting bij grote evementen en bij straatorkest Tegenwind
40.000
(muziek)theater literatuur
Kunstbende acts
100%
De twee tangoscholen zijn niet in deze tabel opgenomen
Het publieksbereik van uitvoeringen die in een min of meer afgebakende setting plaatsvonden, wordt geschat op 76.800. Daar komen minimaal nog eens 40.000 toeschouwers op grootschalige evenementen en van het straatorkest bij. Uiteindelijk bereikte dit topje van de ijsberg van het Utrechtse amateurkunstcircuit minstens 116.800 mensen in Utrecht in het afgelopen theaterseizoen. Vergelijking tussen de verdeling van publiek en van de voorstellingen over de genres leert dat met een relatief klein aanbod van multi- of interdisciplinair (10% van het totale aanbod) relatief veel publiek wordt bereikt (25% van het publiek). Dit komt doordat deze voorstellingen relatief veel publiek trekken: het gemiddelde bezoekersaantal per voorstelling is 485. Het grootste deel van dit aanbod betreft overigens het multidisciplinaire aanbod van twee wijkgerichte organisatie, het Kaasschaafcollectief en het Wilde Westen. Muziektheater en koren bereiken ook veel publiek per voorstelling: respectievelijk gemiddeld 289 en 252. Uit de gegevens is niet op te maken of dit komt doordat deze genres populairder zijn bij publiek dan de andere genres of doordat deze uitvoeringen vaker in een grotere setting plaatsvinden. Bij toneel wordt relatief weinig publiek per voorstelling bereikt (gemiddeld 106). Dit lijkt ook te gelden voor het aanbod van ZIMIHC, maar het bezoekgemiddelde van 100 is gebaseerd op een zeer ruwe schatting. Bij de overige genres is het aandeel binnen het publieksbereik ongeveer gelijk aan het aandeel binnen het aanbod van uitvoeringen. Dit betekent dat muziekuitvoeringen na multi- en interdisciplinair en muziektheateraanbod het beste is bezocht: door 31% van het getelde publiek als we het aanbod van de Kunstbende meerekenen. Gevolgd door dans (10%). Literaire presentaties zijn door 2% van het totaal getelde publiek bezocht. De resterende 18% van het geschatte publiek bezocht activiteiten van ZIMKIC.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
15
13: DEELNEMERS
ORGANISATIE
AANTAL
TOTAAL KOREN (7)
7.374 Binnenstadskoor Zangria
35
Stichts Vrouwenkoor gemiddeld Toonkunstkoor Utrecht bezoekersaantal: 51 Popkoor Zuilen
35 110 60
The Rhine Singers
45
Stichting Utrechtse Studenten Cantorij
30
Zangvereniging De Stem des Volks
45
5%
TOTAAL
MUZIEK (7)
Straatorkest Tegenwind
360 23
Harmonie orkest KUDO gemiddeld Harmonie orkest Vleuten bezoekersaantal: 49 Stichting Habek
25 70 50
UCM De Bazuin
87
Ad Hoc Orkest
40
Stichting Arezzo Ensemble
45
5%
TOTAAL
DANS (4)
OZAN
340 45
gemiddeld Fiori di Folia renaissance en barokdans bezoekersaantal: 24 Danscentrum Utrecht Dansimprovisatie Utrecht 2%
TOTAAL
TONEEL (4)
Port Betaald
75 12 142 11
gemiddeld toneelgroep Pionier bezoekersaantal: 10 De Furie ,0,5%
10
7 9
Desto Toneel
11
TOTAAL
38
MUZIEKTHEATER (3) The Dutchmen
16
gemiddeld Bonton bezoekersaantal: 20 Stichting LIZ
25
1%
TOTAAL
61
LITERATUUR (1) 2%
Write now!
20
159
OVERIG (5) 44%
ZIMIHC
3.220
33%
Het Wilde Westen
2.400
1%
Kunstbende Utrecht
0,5%
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
6%
Kaasschaafcollectief
195 35 425
De twee tangoscholen zijn niet in deze tabel opgenomen AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
16
Deelnemers Tabel 13 (op de vorige pagina) toont dat er 7.374 deelnemers zijn geteld. Twee vijfde (44%) van deze amateurpodiumkunstenaars nam deel aan door ZIMIHC georganiseerde uitvoeringen van uiteenlopende podiumkunsten. Daarnaast deed een derde (33%) mee aan de uitvoeringen van het Wilde Westen, die ook vrijwel alle kunstdisciplines betreffen. Bij de multidisciplinaire podiumkunstuitvoeringen van de Kunstbende gaat het om 1%: een derde daarvan nam deel aan dans, circa een tiende aan DJ-en, bijna een kwart aan muziek, een kwart aan theater & performance en enkelen aan taal. Bij het podiumkunstenaanbod van Jongeren Cultuurhuis Kanaaleiland is circa 0,5% van de getelde amateurkunstenaars betrokken en bij het podiumkunstenaanbod van het Kaasschaafcollectief 6%. Daarnaast zong 5% mee in koren en nam eveneens 5% deel aan uitvoeringen van orkesten, 2% was betrokken bij dansuitvoeringen, 1% bij muziektheateruitvoeringen en minder dan 1% bij uitvoeringen van toneel14. Uit tabel 13 blijkt voorts dat koren en orkesten de grootste aantallen deelnemers tellen: gemiddeld 50. De omvang van de koren loopt sterk uiteen van 30 tot en met 110 leden, bij de orkesten is de variatie in de omvang iets geringer: dit loopt van 23 tot en met 87. Dansgezelschappen hebben een gemiddelde omvang van 24 en ook dit varieert sterk: van 10 tot en met 75. De gemiddelde omvang van muziektheatergezelschappen is 20 en dit varieert niet erg (van 16 tot en met 25). De toneelgezelschappen zijn klein: die tellen gemiddeld 10 leden en dit varieert nauwelijks. Bij de meerderheid van de organisaties doen de deelnemers aan meerdere producties mee.
14: LEEFTIJDSVERDELING DEELNEMERS
aantal
0 t/m 5 jaar 6 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar 19 t/m 28 jaar 29 t/m 49 jaar 50 t/m 65 jaar
65 jaar en ouder
%
ORGANISATIES MET GROOTSTE AANDEEL IN DIE LEEFTIJD
100
2%
Wilde Westen (4%)
1.831
45%
Wilde Westen (25%)
599
15%
Kunstbende (100%), Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland (77%), Kaasschaafcollectief (76%)
438
11%
Write Now (100%), Habek (60%), Studenten Cantorij (60%), LIZ (50%)
703
17%
De Furie (100%), DIU (100%), Fiori du Folla (90%), Bonton (88%), Pionier (86%), Port Betaald (82
307
8%
Binnenstadskoor Zangria (71%), The Rhine Singers (67%), Stem des Volks (67%), Toonkunstkoor Utrecht (41%), Ad Hoc Orkest (38%)
76
2%
Stichts Vrouwenkoor (86%), Stem des Volks (27%), Toonkunstkoor Utrecht (14%) en KUDO (12%)
TOTAAL 4.054 100% De deelnemers bij de tangoscholen en ZIMIHC zijn niet in deze tabel opgenomen omdat hun leeftijd niet bekend is
Tabel 14 toont de verdeling over leeftijd van de in beeld gebrachte amateurpodiumkunstenaars. We zien dat bijna de helft van de circa 4.000 deelnemers waarvan de leeftijd in kaart is gebracht jonger is dan 13 jaar. Dit betreft vooral deelnemers aan de activiteiten van het Wilde Westen. 15% bestaat uit tieners (13 tot en met 18 jaar). Zij worden vooral bereikt door de Kunstbende, Cultuurhuis Kanaleneiland en het Kaasschaafcollectief. Bij driekwart van de organisaties (23 keer) zijn helemaal geen tieners actief. 11% betreft jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 28 jaar. Zij zijn te vinden bij Write Now: waarbij de deelnemers overigens niet ouder zijn dan 24 jaar. Bij Habek en Studenten Cantorij zijn jongeren iets in de meerderheid (60%) en bij muziektheatergroep LIZ behoort de helft tot deze leeftijdsgroep. Het Kaasschaafcollectief telt ook een substantieel aantal deelnemers van 18 tot en met 28 jaar (zo’n 100). Bij een derde (12 organisaties) zijn helemaal geen jongeren actief.
14
Uit het voorafgaande bleek dat toneelgroep Desto en Danscentrum weliswaar ook multidisciplinair aanbod brengen, maar ze zijn toch respectievelijk bij toneel en dans ingedeeld omdat zij zich vooral op die genres richten.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
17
Het aandeel in de leeftijd van 29 tot 50 jaar is 17%. Deelnemers in deze leeftijdsklasse zijn verspreid over de organisaties die zich niet specifiek op jongeren richten. Aan theatergroep de Furie en Dans Improvisatie Utrecht doen alleen maar 29 tot en met 50-jarigen mee. Bij dansgroep Fiori du Folla, theaterkoor Bonton en de toneelgroepen Pionier en Port Betaald is deze leeftijdsgroep ook in de meerderheid (meer dan 80%). Bij de overige niet specifiek op kinderen, tieners of jongeren gerichte organisaties behoort circa 40% tot de leeftijdsklasse van 29 tot 50 jaar, met uitzondering van de hierna te noemen organisaties, waar senioren domineren. Het aandeel 50-plussers is met 10% ongeveer gelijk aan het aandeel jongeren. De meerderheid daarvan is jonger dan 65 jaar. De meer traditionele koren en één harmonie orkest trekken de meest 65plussers. Bij het Stichts Vrouwenkoor is zelfs 85% ouder dan 65 jaar. Ook de jonge senioren (50 tot 65 jaar) zijn vooral te vinden bij koren. Bij het binnenstadskoor Zangria, The Rhine Singers en het het Stem des Volks behoort ruim twee derde tot deze leeftijdsgroep en bij Toonkunstkoor Utrecht en het Ad Hoc Orkest gaat het om twee vijfde. Met de enquête is getracht in beeld te brengen hoe cultureel divers de diverse deelnemersgroepen zijn (zie tabel 15). Circa 20% van de steekproef geeft expliciet aan dat er geen of nauwelijks deelnemers met een allochtone achtergrond aan de uitvoeringen deelnemen. 13 organisaties (circa 40%) hebben dit niet ingevuld of weten het niet. Geen antwoord of geen culturele diversiteit komt vooral voor bij de meer traditionele koren, orkesten en toneelgezelschappen. Ook de twee tangoscholen blijken geen cultureel diverse deelnemersgroep aan te trekken. Van de organisaties die geen cultureel divers deelnemersbestand hebben of daar geen uitspraken over kunnen doen, richt zich er geeneen op jongeren. Write Now, die zich wel op jongeren richt, gaf bij navraag aan dat er op de inzendingenlijst vier Marokkaanse namen staan en dat er zeker mensen met een Surinaamse afkomst op de prijsuitreiking aanwezig waren. 15: AANDEEL DEELNEMERS MET NIET- aantal NEDERLANDSE HERKOMST onbekend
%
13 circa 40%
vrijwel geheel autochtoon
6 circa 20%
minder dan 10%
6 circa 20%
20%
2
30%
2
50%
2 circa 20%
75%
1
95%
1
TOTAAL
33
Bij een vijfde van de organisaties heeft minder dan 10% van de deelnemers een niet-Nederlandse herkomst. Dit betreft vooral de orkesten en koren die zich op moderne, niet-Westerse muziek richten. De niet-Nederlandse deelnemers daarvan hebben een Westerse herkomst. Bij 2 organisaties heeft circa 20% een niet-Nederlandse herkomst. Dit betreft onder andere de Studenten Cantorij. Dit koor heeft een multinationaal deelnemersbestand, bestaande uit deelnemers afkomstig uit Luxemburg, twee uit Italië, één uit Hongarije en één uit Duitsland. Omdat het veelal om studenten gaat wisselt de culturele diversiteit per jaar: de opgegeven getallen gelden voor seizoen 2008/2009, inmiddels doen er ook Portugezen, Zwitsers en een Noord-Europeaan mee. De Kunstbende schat dat circa 20% van de deelnemers een allochtone herkomst heeft. De op jongeren gerichte stichting Habek en het Wilde Westen geven aan dat naar schatting zo’n 30% van hun amateurpodiumkunstenaars een allochtone herkomst heeft. Het cursussenaanbod van het Wilde Westen bereikt vooral autochtonen, mede doordat de locaties waar dit wordt aangeboden in een ‘witte wijk’ is gevestigd. Maar de presentaties die in samenwerking met basisscholen zijn georganiseerd en de op wijkbewoners gerichte community art bereiken een meer cultureel divers publiek. Het aangegeven percentage is in beide gevallen een heel voorzichtige schatting.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
18
Bij het Kaasschaafcollectief en Dansimprovisatie Utrecht heeft ongeveer de helft een niet-Nederlandse achtergrond. Het Kaasschaafcollectief schat in dat circa 15% een Marokkaanse achtergrond heeft, eveneens zo’n 15% heeft een Turkse achtergrond, circa 10% een Oost-Europese en zo’n 5% een Surinaamse of Antilliaanse. Bij Dansimprovisatie gaat het om een internationaal gezelschap, waar geen mensen met een niet-westerse achtergrond bij zitten. Bij de Turks/Nederlandse volksdansgroep heeft zo’n 75% een niet-Nederlands herkomst. Dit betreft overigens slechts 20% Turkse Nederlanders. Uit navraag blijkt dat dit komt omdat veel Turkse ouders hun dochters niet willen laten optreden buiten de huiselijke kring. Wel dansen er mensen mee met een Oost-Europese en Griekse achtergrond. Aan de uitvoeringen door amateurkunstenaars in het Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland doen hoofdzakelijk jongeren met een niet-Nederlandse herkomst mee (95%). Het gaat vooral om Marokkaanse Nederlanders (driekwart van de deelnemers) en Turkse Nederlanders (bijna een kwart). Enkele organisaties werken met semi-professionals, dat wil zeggen dat de deelnemers een kunstvakopleiding volgen of hebben gevolgd en graag als professionele podiumkunstenaars actief zouden willen zijn. Dit geldt vooral voor het Kaasschaafcollectief, waar ongeveer de helft van de deelnemers aan podiumkunstuitvoeringen een kunstvakopleiding volgen of hebben gevolgd. 16: AANDEEL MET KUNSTVAKOPLEIDING enkel deelnemers zonder kunstvakopleiding
aantal
%
21 circa 60%
5%
1
10%
6 circa 20%
15%
1
20%
2
30%
1
50%
1
TOTAAL
32
Tabel 16 toont dat zo’n 60% van de onderzochte organisatie louter met podiumkunstenaars zonder vakopleiding werkt. Bij Straatorkest Tegenwind heeft 5% formele muzikale scholing gevolgd. Bij 6 organisaties is zo’n 10% van de podiumkunstenaars een semi-professional. Het gaat om: The Dutchmen, de Studenten Cantorij, Arezzo Ensemble, De Furie, Port Betaald en Desto Toneel. Bij OZAN is 15% van de deelnemers semiprofessioneel actief. Bij LIZ en Ad Hoc Orkest betreft dit 20% en bij Fiori di Folia 30%.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
19
BEELDENDE DISCPLINES Exposities Slechts zes van de ondervraagde organisaties ontwikkelden naast podiumkunstpresentaties ook exposities: zij realiseerden bijna 300 tentoonstellingen in het seizoen 2008/2009. Tabel 17 toont hoe die exposities zijn verdeeld over de diverse disciplines. totaal aantal exposities
aantal organisaties
254
3
ZIMIHC, Kaasschaafcollectief en het Wilde Westen
Mode / Design
4
2
Kaasschaafcollectief en Jongerencultuurhuis Kanaleneiland
Fotografie
22
4
Kaasschaafcollectief, ZIMIHC en Jongerencultuurhuis Kanaleneiland
Digitale media (web- en gamedesign)
2
Multi- of interdisciplinair
9
3
Kaasschaafcollectief, Kunstbende, het Wilde Westen
Volkscultuur
4
1
OZAN
17: EXPOSITIES PER DISCIPLINE Beeldende kunst
TOTAAL
betreffende organisaties
ZIMIHC en het Wilde Westen
295
Het vaakst gaat het om beeldende kunstexposities: dit betreft zo’n 85% van de getelde exposities. De overgrote meerderheid van de opgegeven beeldende kunsttentoonstellingen betreft de naar schatting 250 door ZIMIHC georganiseerde exposities en presentaties. Daarnaast organiseerden het Kaasschaafcollectief en het Wilde Westen enkele beeldende kunstexposities. Deze twee organisaties organiseerde ook modeshows. Zo’n 7% van de in kaart gebrachte exposities betreft fototentoonstellingen. Die zijn vooral door het Kaasschaafcollectief georganiseerd (15 van de 22 opgegeven fototentoonstellingen). ZIMIHC en het Wilde Westen organiseerden allebei een presentatie van web- en gamedesign. 3% van de exposities hebben een multi- of interdisciplinaire inhoud. Het gaat om 5 door het Kaasschaafcollectief georganiseerde exposities, 3 presentaties van film, beeldende kunst en mode van de Kunstbende en 1 presentatie van digitale media, foto’s, driedimensionale objecten en dans van het Wilde Westen. OZAN organiseerde bij de dansuitvoeringen 4 keer een expositie van klederdracht en attributen betreffende de Turkse volkscultuur. Locaties Tabel 18 (op de volgende pagina) toont dat vrijwel alle organisaties die exposities hebben georganiseerd (5 van de 6) gebruik maakten van cultuurhuizen of andere wijkgebonden locaties. Ook exposeren ze geregeld op straat of bij een buitenevenement: dit geven 4 organisaties aan. Drie organisaties exposeren ook in bibliotheken. Een eigen verenigingsgebouw, de Kunstuitleen en basisscholen zijn elk door twee organisaties als podium voor amateurkunstenaars gebruikt. Een school voor voortgezet onderwijs slechts één keer. ROC’s en de universiteit zijn door geen van de onderzochte organisaties als platform voor exposities gebruikt. De locaties die bij elders zijn ondergebracht, betreffen: een binnentuin (door het Wilde Westen genoemd), in vitrines en in de cursuslocaties (ZIMIHC) en Stadsschouwburg Utrecht (Kunstbende). Opmerkelijk is dat het Jongerencultuurhuis Kanaleneiland in een verzorgingshuis exposeerden, waardoor een brug wordt geslagen vanuit de jongerencultuur naar veel oudere generaties.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
20
18: PODIA VOOR EXPOSITIES
organisaties die dit podium gebruikten
genoemd
Cultuurhuis of wijkgebouw
5
allen behalve Kunstbende
Buiten: in park, op straat of elders
4
OZAN, Kaasschaafcollectief, ZIMIHC en het Wilde Westen
Bibliotheek
3
Kaasschaafcollectief, ZIMIHC en Jongerencultuurhuis Kanaleneiland
Eigen verenigingsgebouw
2
Kaasschaafcollectief en het Wilde Westen
Kunstuitleen
2
ZIMIHC en Kunstbende
Basisschool
2
Jongerencultuurhuis Kanaleneiland en het Wilde Westen
Utrechts Centrum voor de Kunsten
1
Kaasschaafcollectief
School voor voortgezet onderwijs
1
Kaasschaafcollectief
op Internet
Kaasschaafcollectief, ZIMIHC
ROC
0
Universiteit (o.a.: Parnassos)
0
Elders
4
Het Kaasschaafcollectief blijkt van de meeste podia gebruik te maken: naast wijkgebonden locaties en buiten ook in een bibliotheek, het Utrechts Centrum voor de Kunsten, een school voor voortgezet onderwijs en tot voor kort ook in een eigen ruimte. Omdat dit collectief niet meer over een eigen expositieruimte beschikt, exposeert het momenteel ook op het internet door middel van het Kaasschaafmuseum op de eigen site (www.kaasschaaf.nl). De site van ZIMIHC beschikt over ‘kamers’ waarin uiteenlopende amateurkunstenaars hun werk tonen. Deelnemers Tabel 19 toont hoeveel personen er deelnamen aan de in kaart gebrachte exposities 15. 19: AANTAL DEELNEMERS ZIMIHC
AANTAL
%
LEEFTIJDSVERDELING
AANDEEL DEELNEMERS MET NIETNEDERLANDSE HERKOMST
1.000
55%
onbekend
wisselt sterk per locatie
75
4%
50 tieners / 25 jongeren
circa 30%
600 kinderen / 40 volwassenen / 10 jonge senioren
wisselt sterk per locatie
81 tieners
circa 20%
Kaasschaafcollectief Het Wilde Westen
650
36%
81
4%
2
<1%
Kunstbende Jongerencultuurhuis Kanaleneiland TOTAAL
1 jongere en 1 jonge senior
1.808 100%
Ruim de helft van de in kaart gebrachte deelnemers van georganiseerde exposities en presentaties betreft activiteiten van ZIMIHC: dit is overigens een zeer grove schatting. De leeftijdsverdeling en culturele herkomst binnen deze deelnemersgroep is niet bekend, maar het gaat wel om alle leeftijden. Ruim een derde betreft amateurkunstenaars die deelnamen aan door het Wilde Westen georganiseerde presentaties: het gaat hier vooral om kinderen in de basisschoolleeftijd. Circa 4% betreft amateurkunstenaars die in het kader van het Kaasschaafcollectief exposeerden: tweederde daarvan zijn tieners (13 tot en met 18 jaar) en een derde jongeren (19 tot en met 28 jaar).
15
Bij de volkscultuurexposities van OZAN waren 10 deelnemers betrokken die kledingstukken of voorwerpen ter beschikking stelden. Aangezien dit geen amateurkunstproducties betreft zijn die niet in de tabel opgenomen.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
21
Eveneens zo’n 4% betreft deelnemers aan de Kunstbende: dit zijn allemaal tieners. De helft (daarvan nam deel aan de discipline ‘fashion’, bijna een kwart aan ‘film & animatie’ en het overige deel aan ‘expo’)16. Aan de door het Cultuurhuis Kanaleneiland georganiseerde exposities nam één jongere en één persoon in de leeftijd van 50 tot 65 jaar mee. Tabel 20 toont de leeftijdsverdeling binnen de exposanten waarvan de leeftijd bekend is. Driekwart betreft kinderen en bij 16% gaat het om tieners. Slechts 3% betreft jongeren. Hierbij geldt als kanttekening dat degenen die zich op internet presenteren niet zijn meegeteld: de kans is groot dat het bij die groep jongeren sterk domineren. Slechts 5% betreft personen in de leeftijd van 29 tot en met 50 jaar en bij 1% gaat het om jonge senioren. 20: LEEFTIJDSVERDELING DEELNEMERS
aantal
0 t/m 5 jaar
% 0
6 t/m 12 jaar
600
75%
13 t/m 18 jaar
131
16%
19 t/m 28 jaar
26
3%
29 t/m 49 jaar
40
5%
50 t/m 65 jaar
11
1%
65 jaar en ouder
0
TOTAAL 808 100% De deelnemers bij ZIMIHC zijn niet in deze tabel opgenomen omdat hun leeftijd niet bekend is
Tabel 19 (op de vorige pagina) geeft ook een indicatie van de culturele diversiteit van de amateurkunstenaars die zich met beeldende disciplines bezig houden. Bij ZIMIHC hangt dit sterk af van de locatie: bij de wijkgebonden locaties is de deelname het meest cultureel divers. De culturele diversiteit van de deelnemers bij het Wilde Westen loopt ook sterk uiteen. De met basisscholen georganiseerde presentaties zijn het meest cultureel divers. Het Kaasschaafcollectief schat dat zo’n 30% van de deelnemers een niet-Nederlandse achtergrond hebben, bij de Kunstbende is de schatting 20% en de twee door het Jongerencultuurhuis Kanaleneiland opgegeven deelnemers waren allebei autochtoon. Geen van de getelde exposanten volgt een formele kunstvakopleiding of heeft die gevolgd. Aan sommige exposities is een wedstrijdformule verbonden. Dit geldt uiteraard voor de Kunstbende. ZIMIHC laat het publiek wel eens stemmen op kunstwerken. Overige producties In de enquête is ook gevraagd of en hoeveel andere presentaties dan podiumkunstuitvoeringen of exposities de onderzochte organisaties produceerden in het seizoen 208/2009. Tabel 21 (op de volgende pagina) vat de antwoorden op die vraag samen. Het vaakst (circa 65 keer) betreffen die producties een film of video, die buiten het internet zijn vertoond. Die zijn door het Kaasschaafcollectief en ZIMIHC geproduceerd. De onderzochte organisaties produceerden zo’n 10 cd’s of dvd’d, met opnamen van hun optredens: dit deden drie koren, OZAN, Jongerencultuurhuis Kanaleneiland en het Wilde Westen. Het Kaasschaafcollectief beschikt over een kleine uitgeverij en gaf zo’n 10 publicaties uit. Dit betreft kinderboekjes, boekjes over beeldende kunst of design en boekjes met poëzie. Vier organisaties gaven een herdenkingsboek uit en één een jubileumkalender. Tot slot geven drie organisaties aan dat hun uitvoeringen op tv te zien waren, omdat ze binnen een journaal werden vertoond.
16
Bij de andere organisaties is de verdeling van de deelnemers over disciplines niet bekend, omdat hier niet naar is gevraagd.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
22
21: OVERIGE PRODUCTIES
AANTAL
film of video (ook buiten internet)
circa 65
vooral Kaasschaafcollectief (ca. 25x) en ZIMIHC (ca. 30x).
diverse boeken
circa 10
Kaasschaafcollectief.
cd of dvd herdenkingsboek presentaties op tv
BETREFFENDE ORGANISATIES
10
Toonkunstkoor Utrecht, Popkoor Zuilen, Studentencantorij (2x), OZAN, Jongerencultuurhuis Kanaleneiland en het Wilde Westen (4x).
5
OZAN, Harmonie Orkest Vleuten, Popkoor Zuilen, het Ad Hoc en Harmonie orkest Vleuten.
3
The Dutchmen, Utrechtse Studenten Cantorij en Zangria.
Naast deze presentaties zijn er door enkele organisaties foto’s en films op uiteenlopende sites geplaatst, op de eigen websites, maar ook op youthube, myspace en flickr. Het Kaasschaafcollecties zorgt daarbij ook voor streaming van muziekopnamen die gedownload kunnen worden op een mp3.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
23
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Het uitvoeren van een wetenschappelijk verantwoorde en uitputtende nulmeting is dermate arbeidsintensief en kostbaar, dat het een zeer groot deel van het in gemeente Utrecht beschikbare budget voor amateurkunst budget zou opslokken. Daarom is er voor gekozen om in het najaar van 2009 een kleinschalig onderzoek uit te voeren onder 33 zorgvuldig geselecteerde amateurkunstorganisaties. Deze steekproef heeft de volgende beperkingen: S Er is maar een fractie van alle amateurkunstorganisaties ondervraagd. S Organisaties die nooit subsidie ontvingen van de gemeent Utrecht zijn nauwelijks vertegenwoordigd. S Het gaat enkel om organisaties die in de periode september 2008 tot en met juli 2009 met een podiumkunstuitvoering, tentoonstelling of andere productie naar buiten traden. Amateuristische kunstbeoefening die binnen het algemeen vormend onderwijs plaatsvond en kunstbeoefening in het kader van cursussen en workshops zijn niet in kaart gebracht. S De diverse disciplines zijn in ongelijke mate vertegenwoordigd. Harmonieorkesten, muziektheater en op jongeren gerichte organisaties met multidisciplinair aanbod lijken het beste vertegenwoordigd. De disciplines popmuziek, beeldende kunst en design en fotografie en film en nieuwe media zijn niet goed vertegenwoordigd. Dit onderzoek schetst derhalve een indicatief beeld van het amateurkunstcircuit van Utrecht. Toch zijn er enkele interessante conclusies te trekken die ondersteuning bieden aan de verdere invulling van het amateurkunstbeleid in Utrecht in het kader van het programma Cultuurparticipatie 2009-2012.
Belangrijkste uitkomsten Organisatiekenmerken • De helft van de onderzochte organisaties ontving wel eens een incidentele (project)subsidie van de gemeente Utrecht en iets minder dan de helft kreeg een meerjarensubsidie. Vier organisaties ontvingen geen gemeentesubsidie. • Het aandeel organisaties dat zich op de beoefening van moderne kunsten richt, is even groot als het aandeel dat zich met traditionele kunsten bezig houdt. • Slechts één organisatie richt zich geheel op een kunstvorm van één van de grote minderheidsgroepen in Utrecht, het gaat om Turkse volksdans. • Een steeds groter aandeel van het niet-traditionele aanbod betreft interdisciplinaire activiteiten. Dit geldt vooral bij het aanbod voor jongeren. Dat bestaat uit een mix van uiteenlopende muziek- en dansgenres, theater, beeldende kunst, design, mode, film, fotografie, nieuwe media en soms zelfs sport. Daarnaast is er interdisciplinar aanbod dat zich niet specifiek op jongeren richt: dit betreft deels niet-Westers aanbod (een mix van voordracht, dans, muziek, theater, mime en poppenspel) en combinaties van dans en toneel, muziektheater en film of dans en live muziek. • Bij de onderzochte organisaties zijn 228 artistiek begeleiders actief. Bij ruim een derde van de organisaties gaat het om twee begeleiders, bij bijna een derde om één of drie en het resterende een derde deel geeft meer dan drie begeleiders op. Deze artistiek begeleiders staken in het seizoen 2008/2009 meer dan 10.000 uren in het begeleiden van amateurkunstpresentaties. • Driekwart van de begeleiders heeft een kunstvakopleiding afgerond. Bij ruim de helft van de onderzochte organisaties is de artistiek begeleiding geheel in handen van professionele kunstenaars. De meerderheid (80%) van de artistiek begeleiders wordt betaald, 15% krijgt enkel een onkostenvergoeding en 5% werkt op vrijwillige basis. • Naast artistieke begeleiders zijn er 788 vrijwilligers actief betrokken bij het besturen van de onderzochte organisaties en bij de voorbereiding en uitvoering van hun amateurkunstpresentaties. • Zowel koren als orkesten hebben een gemiddelde omvang van 50 personen: de omvang van de koren loopt echter veel meer uiteen dan die van de orkesten. Dansgezelschappen en muziektheatergezelschappen tellen gemiddeld 20 leden: bij dansgroepen loopt de omvang meer uiteen dan bij muziektheatergroepen. Toneelgezelschappen zijn het kleinst: die tellen gemiddeld 10 leden en dit varieert nauwelijks. • Bij de meeste organisaties doen de deelnemers aan meer dan één podiumkunstproductie mee: er is dus sprake van een behoorlijke binding.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
24
• Meer dan de helft van de onderzochte amateurkunstorganisaties combineert een artistieke doelstelling met een sociale doelstelling. Een iets kleiner aandeel legt het accent op de artistieke kwaliteit en slechts één organisatie stelt een sociale doelstelling voorop. Organisaties die zich op traditionele kunsten richten, zijn iets vaker op beide componenten gericht dan vooral op de artistieke kwaliteit. De op moderne kunsten gerichte organisaties stellen juist iets vaker de artistieke kwaliteit voorop. • Zes organisaties organiseren talenjachten of open podia en coachen degenen die daaraan deelnemen. Drie organisaties geven aan dat ze masterclasses organiseren voor hun achterban. • Een vijfde van de onderzochte organisaties richt zich op de gehele stad. Twee daarvan opereren weliswaar stedelijk, maar werken wijkgericht. • De binnenstad wordt het beste bediend door de onderzochte organisatie, circa 80% is daar actief. Daarna volgen Utrecht Oost en Overvecht, waar de helft actief is. In Utrecht Noord-Oost en VleutenDe Meern zijn de amateurkunstorganisaties het minst actief: daar organiseert een derde van de organisatie activiteiten en dat gebeurt vooral incidenteel. • Amateurkunstorganisaties werken met uiteenlopende organisaties samen. Tweederde geeft aan met wijkgebonden instellingen te hebben gewerkt, zoals: wijkgebouwen, buurthuizen, woningcorporaties, verzorgingshuizen, bewonersorganisaties, ondernemers, kerkelijke organisaties en sportclubs. Daarnaast vormen festivals een belangrijke samenwerkingspartner: de helft van de onderzochte organisaties geeft dit aan. Met kunst- en cultuurinstellingen of andere kunstenaars dan degenen die reeds aan de organisatie zijn verbonden wordt sporadisch samengewerkt. Podiumkunstpresentaties van amateurkunstenaars • De onderzochte organisaties hebben in het seizoen 2008/2009 zo’n 435 podiumkunstuitvoeringen door amateurs georganiseerd. Bijna een kwart van dit aanbod betreft activiteiten van ZIMIHC, dat vrijwel alle onderscheiden genres beslaat. Een kwart (25%) betreft muziekuitvoeringen, 14% dans, 12% muziektheater en 16% multi- of interdisciplinaire voorstellingen. Koren, toneel en literatuur nemen elk slechts zo’n 3% van het in kaart gebracht aanbod in beslag. • Binnen vrijwel alle onderscheiden disciplines is sprake van een grote variatie van de genres die worden getoond: de uitvoeringen lopen van zeer laagdrempelige podiumkunsten (bijvoorbeeld levensliederen en streetdance) tot en met meer hoogdrempelig aanbod (klassieke muziek en klassieke en moderne dans). • Zo’n 60% van de onderzochte podiumkunstorganisaties treedt wel eens buiten op, circa 40% komt op wijkgebonden podia (in cultuurhuizen en wijkgebouwen) en eveneens 40% in reguliere theaters. Koren treden regelmatig in kerken op en ook, in iets mindere mate, in verzorgingstehuizen, waar harmonie orkesten ook wel eens van zich laten horen. Daarna zijn er het vaakst podiumkunsten in eigen gebouwen, op scholen (basis- en voortgezet onderwijs), in verzorgingshuizen en op poppodia uitgevoerd. Meer incidenteel (maar minstens twee keer) zijn de volgende uiteenlopende locaties genoemd: de universiteit, het Utrechts Centrum voor de Kunsten, een bibliotheek, een ROC, het Spoorwegmuseum, familiefeesten, een commerciële muziek- of dansschool en een ziekenhuis. Eenmalig zij ook nog eens grootschalige locaties genoemd, zoals: de Jaarbeurs, een manege, een sporthal, een loods en het NS station. • De organisaties die zich op zang, toneel en literatuur richten, realiseerden 2-4 keer per jaar een uitvoering. Muziektheatergezelschappen en aanbieders van multi- of interdisciplinair aanbod deden dit vaker: gemiddeld 6-7 keer. Muziekgezelschappen zijn het actiefst: zijn organiseerden gemiddeld 11 keer een uitvoering in het seizoen 2008/2009. • Met podiumkunstuitvoeringen in een min of meer besloten setting zijn naar schatting zo’n 76.800 mensen bereikt. Daar komen nog minstens 40.000 mensen bij, die als passant op straat of als bezoeker van een groot evenement een podiumkunstuitvoering door amateurs bijwoonden. Uiteindelijk bereikte dit topje van de ijsberg van het Utrechtse amateurkunstcircuit minstens 116.800 mensen in Utrecht in het afgelopen theaterseizoen: dit is een zeer behoudende schatting. • Circa 30% van het getelde publiek bezocht multi- en interdisciplinaire voorstellingen, 20% muziektheater, zo’n 15% muziek, zo’n 10% dans, 5% koren, 3% toneel en 2% literaire presentaties. De resterende 13% kwam op de uiteenlopende activiteiten van steunfunctie ZIMIHC af. Multi- of interdisciplinaire voorstellingen trekken relatief veel publiek: gemiddeld 485 per voorstelling. Dit betreft vaak grootschalige wijkgerichte evenementen. Muziektheater en koren bereiken ook relatief veel publiek per voorstelling: gemiddeld respectievelijk 289 en 252 per voorstelling. Bij toneel wordt relatief weinig publiek per voorstelling bereikt (gemiddeld 106).
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
25
• Koor- en toneeluitvoeringen werden gemiddeld per organisatie 2 tot en met 4 keer uitgevoerd in het afgelopen seizoen. Bij muziektheater en multi- of interdisciplinair aanbod gaat het gemiddeld om 6 of 7 uitvoeringen per organisatie. Muziek- en dansuitvoeringen vonden het vaakste plaats: gemiddeld 9 tot en met 11 keer per gezelschap. Overige presentaties van amateurkunstenaars • Slechts zes van de ondervraagde organisaties ontwikkelden ook exposities. Zij realiseerden bijna 300 tentoonstellingen in het seizoen 2008/2009. Zo’n 85% daarvan betreft beeldende kunst. Daarna komen fototentoonstellingen het meest voor (7% van het in kaart gebrachte aanbod), gevolgd door exposities met een multi- of interdisciplinaire inhoud (dit betreft 3% van de exposities). Tentoonstellingen met volkscultuur, mode en design of digitale media zijn sporadisch geteld. • Evenals de podiumkunstenuitvoeringen vinden de exposities het vaakst plaats in wijkgebonden locaties (cultuurhuizen of wijkgebouwen) of buiten in de openbare ruimte. Daarna is een bibliotheek het vaakst genoemd. Een eigen gebouw, de Kunstuitleen en een basisschool zijn elk twee keer als podium voor exposities naar voren gebracht. Het Utrechts Centrum voor de Kunsten en een school voor voortgezet onderwijs zijn elk één keer genoemd. Er is niet geëxposeerd op de Universiteit of in ROC’s. • Slechts twee organisaties geven aan dat ze op het internet ‘exposeren’. Één daarvan zorgt ook voor streaming van muziek zodat dit via mp3’s wordt verspreid. • Andere producties betreffen: zo’n 65 films of video’s, circa 15 uiteenlopende boekjes en 10 cd’s of dvd’s. • Drie organisaties waren in een televisiejournaal te zien. De amateurkunstenaars • Op basis van SCP-statistieken is het aannemelijk dat 13% van de inwoners van Utrecht kunstzinnig actief is in club- of verenigingsverband (het gaat dan om zo’n 39.000 personen) en ruim een derde is actief buiten club-of verenigingsverband (meer dan 100.000 personen). In totaal zou het dus om zo’n 150.000 amateurkunstenaars gaan. • Met deze inventarisatie in Utrecht zijn 7.374 deelnemers aan podiumkunstactiviteiten geteld en 1.808 personen die aan exposities deelnamen. In totaal gaat het om bijna 10.000 amateurkunstenaars. Dit betreft circa 7% van het totale geschatte aantal amateurkunstenaars. Het gaat in dit onderzoek dan ook enkel om amateurkunstenaars die zich aan anderen presenteren en dat doen lang niet alle amateurkunstenaars. Toch kunnen we ervan uitgaan dat met dit onderzoek ook maar een zeer beperkt deel van de naar buiten tredende amateurkunstenaars in kaart is gebracht.
22: VERGELIJKING MET UCK-DEELNEMERS EN MET NEDERLANDSE BEVOLKING
Utrecht 2009
% van de deelnemers
UCK 2008
% van de deelnemers
SCP 2007 % van de bevolking
beeldende kunst
522
7%
23%
fotografie en film
594
8%
10%
digitale media & video
222
3%
7%
1.338
18%
40%
muziek
2.998
42%
21%
dans
1.447
21%
theater & musical
1.308
18%
7.180
82%
34%
89
1%
7%
TOTAAL BEELDEND
TOTAAL PODIUMKUNSTEN
1.808
20%
7.374
80%
schrijven Vergelijkingsgegevens: jaarcijfers 2008 van het UCK en van het SCP
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
26
7%
• Een meerderheid (80%) van de getelde amateurkunstenaars voerde podiumkunsten uit, de resterende 20% was vooral met beeldende kunst bezig en, in veel mindere mate, met fotografie. Dit stemt sterk overeen met de verdeling over kunstdisciplines bij de cursisten van het Utrechts Centrum van de Kunsten (zie tabel 22 op de vorige pagina): in 2008 deed 20% van deze cursisten aan beeldende kunst en fotografie en de resterende 80% was met diverse podiumkunsten (muziek, dans en theater en musical) bezig17. • Volgens de ook in tabel 22 weergegeven SCP-gegevens zijn Nederlanders iets vaker actief met beeldende disciplines (40% van de bevolking) dan met podiumkunsten (34% van de bevolking). Beeldende disciplines lenen zich er meer voor om daar individueel thuis mee bezig te zijn is, terwijl podiumkunsten vaker samen met anderen wordt beoefend. Bovendien zijn degenen die beeldend actief zijn veel minder gericht op een presentatie voor anderen dan degenen die met muziek of theater bezig zijn. Bij podiumkunsten wordt immers vaak naar een uitvoering toe gewerkt. Hierdoor zijn podiumkunstenaars veel sterker vertegenwoordigd bij de organisaties die amateurkunstenaars verenigen en ook in het deelnemersbestand van het Utrechts Centrum voor de Kunsten dan degenen die met beeldende disciplines actief zijn. • Tabel 23 geeft de leeftijdsverdeling weer van de in kaart gebrachte amateurkunstenaars. Kinderen in de basisschoolleeftijd zijn actiever met beeldende disciplines (75% van alle getelde deelnemers op dit vlak) dan met podiumkunsten (45% van de getelde amateurpodiumkunstenaars). Het aandeel tieners is ongeveer gelijk (zo’n 15% van beide deelnemersgroepen is 13 tot en met 18 jaar). Volgens SCPgegevens zijn tieners, na kinderen in de basisschoolleeftijd, het meest actief als het gaat om kunstbeoefening in de vrije tijd. Dit geldt voor 64% van de kinderen en 57% van de tieners versus circa 40% van de oudere groepen18. Op basis van deze bevolkingsgegevens kunnen we dus concluderen dat tieners slecht vertegenwoordigd zijn bij de in kaart gebrachte amateurpodiumkunstenaars. Jongeren in de leeftijd van 19 tot en met 28 jaar zijn beter vertegenwoordigd bij de podiumkunsten (11%) dan bij de beeldende disciplines (3%). Hierbij geldt de kanttekening dat veel jongeren hoogstwaarschijnlijk individueel thuis, dus niet in clubverband, met beeldende disciplines bezig zijn en zich veel meer op internet presenteren. • Bij de podiumkunsten zijn meer 30-plussers geteld (27%) dan bij de beeldende disciplines (6%), waar nauwelijks 60-plussers aan lijken deel te nemen. Het is echter goed denkbaar dat personen ouder dan 30 jaar, met namen senioren, wel goed vertegenwoordigd zijn bij cursussen in beeldende vakken, maar minder naar buiten treden met hun kunstproducties dan jongeren. 23: LEEFTIJDSVERDELING DEELNEMERS
Podiumkunsten Beeldende disciplines
0 t/m 5 jaar
2%
6 t/m 12 jaar
45%
75%
13 t/m 18 jaar
15%
16%
19 t/m 28 jaar
11%
3%
29 t/m 49 jaar
17%
5%
50 t/m 65 jaar
8%
1%
65 jaar en ouder
2%
TOTAAL 100% 100% De deelnemers bij ZIMIHC zijn niet in deze tabel opgenomen omdat hun leeftijd niet bekend is
• Kinderen, tieners en jongeren zijn vooral actief bij wijkgerichte initiatieven, 30-50 jarigen bij dans- en theatergezelschappen en senioren bij koren en harmonieorkesten. • Nieuwe Nederlanders met een niet-Westerse herkomst lijken nauwelijks vertegenwoordigd binnen de in kaart gebrachte deelnemersgroepen. Alleen de wijkgerichte organisaties weten deze groep redelijk tot zeer goed te bereiken. Het deelnemersbestand van een studentenkoor en van een dansgroep is zeer internationaal, maar telt geen niet-Westerse deelnemers. • Bij een derde van de organisaties die podiumkunsten presenteren waren het afgelopen seizoen semiprofessionals (personen die een kunstvakopleiding volgen of hebben gevolgd) actief. Bij de uitvoerders van beeldende disciplines zijn geen semi-professionele kunstenaars geteld.
17 18
Utrechts Centrum voor de Kunsten (2009). Broek, de Haan en Huysmans (2009)
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
27
Aanbevelingen Dankzij investeringen in het kader van de subsidieregelingen Amateurkunst of Cultuurbereik is de amateurkunstsector in Utrecht uitgegroeid van een voornamelijk op het traditionele verenigingsleven georiënteerde sector naar een zeer diverse sector. In omvang en in centraal gestelde discipline uiteenlopende organisaties presenteren zich op straat, op wijkpodia en in reguliere theaters. Er wordt regelmatig samengewerkt met festivals en wijkwelzijnsinstellingen (zoals: buurthuizen, wijkcentra, verzorgingshuizen, bewonersorganisaties en woningbouwcorporaties) om amateurkunst beter voor het voetlicht te brengen. Om de amateurkunstorganisaties te ondersteunen en de zichtbaarheid van de kunstuitingen van amateurkunstenaars (ook die van hen die niet bij een organisatie zijn aangesloten) te vergroten, zou de gemeente Utrecht zich op de volgende zaken kunnen richten. Nieuwe op ambitieniveau gebaseerde indeling Aangezien het proces waarmee amateurkunst tot stand komt veelal even belangrijk is als de artistieke kwaliteit van het eindproduct, kan er meer oog komen voor niet-artistieke doelen. In het Utrechtse programma Cultuurparticipatie 2009-2012 wordt de volgende op ambitieniveau gebaseerde driedeling gehanteerd: • • •
Het recreatieniveau: Hier zijn mensen actief die vooral ter ontspanning en verstrooiing aan amateurkunst doen. Het middenniveau: Deze amateurkunstenaars gaan ervan uit dat hun plezier in het maken van kunst toeneemt wanneer ze ook werken aan verbetering van hun vaardigheden en niveau. Het prestatieniveau: Bij deze amateurs staat de uiteindelijke prestatie centraal, dat ze bijna semi-professioneel zijn. Zij maken in toenemende mate gebruik van masterclasses en professionele artistieke begeleiding.
Deze indeling doet geen recht aan organisaties voor wie de sociale component niet louter recreatief is, maar die willen bijdragen aan sociale cohesie en empowerment. De volgende indeling sluit beter aan op de praktijk die uit dit onderzoek naar voren komt: 1. Recreatieve amateurkunstenaars: leden van verenigingen waar gezelligheid voorop staat, die vooral ontspanning en verstrooiing zoeken. 2. Community artdeelnemers: personen die onder begeleiding van professionele kunstenaars (veelal éénmalig) kunst beoefenen om hun eigen subcultuur uit dragen. 3. Amateurkunstenaars die hun talenten willen ontwikkelen: personen die vooral om het plezier actief bezig zijn met kunst, maar daar wel verder in willen groeien. 4. Semi-professionele kunstenaars: personen die willen doorstromen naar het professionele circuit. Het aantal traditioneel ingestelde recreatieve amateurkunstenaars die zich binden aan een vereniging (groep 1) slinkt, terwijl degenen die incidenteel bij community art betrokken raken (groep 2) of hun talenten willen ontwikkelen (groep 3) sterk toenemen. Talentvolle amateurkunstenaars kunnen zich ontwikkelen tot semi-professionele kunstenaars (groep 4), waardoor deze groep ook uitdijt. De onderzochte steunfuncties, cultuurhuizen en wijkgebonden organisaties ontwikkelen activiteiten die over de laatste drie groepen zijn te verdelen. Koren, muziekgezelschappen en (muziek)theatergroepen bestaan veelal uit recreatieve amateurkunstenaars, die overigens wel een hoge artistieke kwaliteit nastreven. Aandacht voor drie sterk groeiende nieuwe informele circuits Analoog aan de hiervoor beschreven verschuivingen en groei, neemt de kunstbeoefening buiten het kader van geformaliseerde lessen of lidmaatschappen toe. Er zijn drie circuits die de laatste jaren enorm zijn gegroeid: a) Het street art circuit: Dit wordt in beleidsstukken aangeduid met urban culture. In dit circuit zijn multiculturele jongeren actief met disciplines, zoals: streetdance, rap, poetry, graffiti en turntablism. Hiphop en R&B zijn belangrijke subculturen binnen dit circuit. b) Het digitale circuit: Internet biedt een vrijplaats voor creatieve uitingen, die als ‘amateurkunst 2.0’ is aan te duiden. Ook hier zijn vooral jongeren actief met: digitale film en fotografie, blogging, poden vodcast, muziek samplen, streaming, game- en grafische design. c) Het wijkcircuit: Mede door ondersteuning vanuit het Actieplan Cultuurbereik is amateuristische kunstbeoefening in de wijken een belangrijke plaats in de culturele infrastructuur gaan innemen. Het gaat hierbij vooral om community art. AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
28
Deze drie circuits overlappen elkaar. Zo kunnen street art en community art gebruik maken van digitale middelen en zich presenteren op het internet en binnen community art kan street art centraal worden gesteld. Aangezien de gemeente Utrecht de amateurkunst van jongeren wil ondersteunen en de culturele diversiteit nastreeft, verdienen deze drie circuits extra aandacht. Het zijn immers vooral jongeren die actief zijn in het street art circuit en het digitale circuit en binnen het street art circuit en het wijkcircuit zijn Utrechtenaren met een allochtone herkomst goed vertegenwoordigd. Bijstellen terminologie Binnen alle drie de circuits wordt geen onderscheid gemaakt tussen amateurkunst en professionele kunst. Om die reden en omdat amateurkunst voor veel jongeren en allochtonen een negatieve connotatie heeft, is het een goed idee om de term ‘vrije tijdskunst’ te hanteren in plaats van amateurkunst. Het begrip urban culture, dat in de beleidstukken wordt gehanteerd is bij degenen die daaronder worden geschaard ook omstreden. Zij menen dat dit als synoniem voor allochtone cultuur wordt gebruikt en deze term wordt daarom als stigmatiserend ervaren. De term street art wordt door de betrokkenen als veel passender ervaren19. Deze nieuwe termen zorgen voor inclusie van groeperingen die door de begrippen amateurkunst en urban culture worden afgestoten. Meer oog voor interdisciplinariteit In de drie hierboven geïntroduceerde circuits is geen sprake van een scheiding tussen kunstdisciplines Het gaat veelal om interdisciplinaire activiteiten. Het is belangrijk dat daar oog voor is bij de verdere beleidsontwikkeling. Bij digitale activiteiten wordt gewerkt met audiovisuele middelen, waardoor uitbreiding van workshops op gebied van film en fotografie met crossover naar digitale media voor de hand ligt. Tevens dient gezocht te worden naar manieren waarop al de user generated content, die in het kader van kunstzinnige activiteiten worden gerealiseerd, op een goed vindbare manier wordt gepresenteerd. Dit betekent dat er naast het subsidiëren van fysieke oefen- en opnameruimtes, podia en expositieruimte, ook ruimte moet zijn voor subsidiering van virtuele oefenplekken en presentatieplatforms. Het Ucee Station, dat in samenwerking met de Utrechtse cultuurhuizen en diverse wijkwelzijnsorganisaties radioshows, filmpjes, clips, artikelen, interviews, columns van en voor jongeren op het internet zet, is al een eerste stap in die richting. Wellicht kan het tonen van vrije tijdskunst op de site van cultuurhuizen en steunfuncties (bijvoorbeeld in de vorm van van making of-filmpjes, weblog’s en streaming) meer ondersteund worden. Hiervoor kan gezocht worden naar samenwerkingspartners en fondsen buiten het kunst- en cultuurcircuit. Binnen de street art scene worden kunstzinnige activiteiten gecombineerd met sport, waardoor samenwerking met de sector sport en het bundelen van cultuur- en sportbudgetten voor de hand ligt. Samenwerking met de welzijnsector intensiveren Community art en andere vormen van vrije tijdskunst waarbij vertegenwoordigers van uiteenlopende bevolkingsgroepen met elkaar samenwerken, kan helpen voorkomen dat groepen zich terugtrekken binnen hun eigen ‘incrowd’. Het werken aan een gemeenschappelijk eindproduct stimuleert uitwisseling en betrokkenheid tussen mensen met zeer verschillende referentiekaders en zorgt voor uitbreiding van laagdrempelig kunstaanbod in de wijken. Daarom is het belangrijk om coöperatie tussen amateurkunstorganisaties met welzijns- en onderwijsinstellingen te stimuleren. Hiervoor kunnen, naast kunst- en cultuurbudgetten, ook andere budgetten (zoals voor welzijn en wijkbeheer) worden in gezet. Tevens is het mogelijk om gestructureerde materiele en immateriële ondersteuning aan vrije tijdskunst van de grote commerciële welzijnsinstellingen en woningbouwcorporaties te bevorderen.
19
Dit blijkt onder andere uit Ranshuysen (2006).
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
29
Samenwerking met professionele circuit stimuleren Alle onderzochte organisaties, op één na, stellen de artistieke kwaliteit voorop of vinden dat net zo belangrijk als sociale doelen. Belangrijk is dat het streven naar artistieke kwaliteit niet wordt overschaduwd door sociale doelstellingen. Hiervoor is de betrokkenheid van professionele kunstenaars van belang. Bij de in kaart gebrachte amateurkunstproducties is weinig samengewerkt met kunst- en cultuurinstellingen of andere kunstenaars anders dan de vaste begeleiders. Samenwerking tussen het amateurkunst circuit en het professionele circuit verdient daarom meer aandacht. Dit komt al steeds beter uit de verf in het kader van festivals, maar wellicht is het mogelijk om meer kunstinstellingen en kunstenaars bij vrije tijdskunst te betrekken. Aangezien is gebleken dat de meeste verbindingen ontstaan door te opereren op wijkniveau, zouden in de wijken gevestigde kunstinstellingen en kunstenaars gestimuleerd kunnen worden om een amateurkunstorganisatie in hun wijk te adopteren. Door middel van masterclasses en coaching kunnen zij de artistieke presentaties van vrije tijdskunstenaars in hun wijk op een hoger plan te brengen, waarmee ze tevens de talentontwikkeling een flinke impuls geven. Zichtbaarheid vergroten van beeldende disciplines Uit dit onderzoek blijkt dat amateurkunstenaars die zich met beeldende disciplines (beeldende kunst, fotografie, film, design en mode) bezig houden veel moeilijker in kaart zijn te brengen dan amateurpodiumkunstenaars. Vrije tijdskunstenaars die zich op beeldende disciplines richten, zijn minder geneigd om zich te verenigen en zich aan anderen te presenteren dan degenen die zich op podiumkunsten richten. Omdat beeldende disciplines gemakkelijker individueel thuis te beoefenen zijn, is het aantal vrije tijdskunstenaars dat zich hiermee bezig houdt echter groter dan het aantal dat muziek, dans, theater of mengvormen daarvan beoefent. Deze laatste groep is echter veel meer manifest actief. Het is een goede zaak als de vele beeldende activiteiten van vrije tijdskunstenaars meer in de openbaarheid treden. Aan de orde kwam al dat het internet daar een belangrijk podium voor biedt. Er kan echter ook worden gezocht naar niet-virtuele platforms voor beeldende kunst, design en fotografie. Te denken valt aan exposities van producten van tieners en jongeren die langs scholen voor het voortgezet onderwijs en ROC’s reizen. Beeldende kunst van en voor oudere doelgroepen zijn in wijkgebouwen en verzorgingshuizen te tonen. Om kruisbestuiving tussen jongeren en ouderen te bevorderen, kan het ook interessant zijn om het werk van oudere amateurkunstenaars een tournee te laten maken langs scholen en dat van jonge amateurkunstenaars in verzorgingstehuizen te tonen. Reizende exposities die het werk van jongeren en ouderen naast elkaar tonen is ook een optie. Aanbod voor tieners Alhoewel tieners volgens SCP-gegevens tot de leeftijdsgroep behoren die na kinderen het meest kunstzinnig actief zijn, zijn ze doorgaans zeer lastig bij activiteiten in groepsverband te betrekken. Dit komt onder andere doordat ze zich sterk door sociale behoeften laten leiden. Ze willen vermaakt worden en het gezellig hebben en trekken bij voorkeur alleen met leeftijdsgenoten op die in hun eigen subcultuur passen. Daarom worden ze het gemakkelijkst bereikt via het voortgezet onderwijs20. Deze inventarisatie in Utrecht toont echter aan dat het met wijkgericht opereren lukt om tieners zowel actief bij podiumkunstproducties als bij beeldende presentaties te betrekken. Hiermee worden bovendien tieners met een niet-Westerse herkomst bereikt. De gemeente Utrecht doet er daarom goed aan om op tieners gerichte wijkinitiatieven te ondersteunen. Aangezien de wijken Noord-Oost en Vleuten-De Meern het minst goed bedeeld worden door de onderzochte organisaties verdienen op deze wijken gerichte activiteiten extra stimulansen.
20
Dit blijkt uit divers door Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen uitgevoerd onderzoek, onder andere uit Elffers, Van der Hoeven en Ranshuysen (2005) en Ranshuysen (2007)
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
30
Multicultureel ondernemerschap stimuleren Door de ondernemingslust van twee tangoscholen in Utrecht worden de inwoners op uiteenlopende plekken geconfronteerd met de Argetijnse tango. Hierdoor raken steeds meer mensen enthousiast voor deze dansvorm: niet alleen om naar te kijken, maar ook om zelf te beoefenen. Deze werkwijze is inspirerend. Wanneer het zou lukken om bijvoorbeeld de belangstelling voor Turkse volksdans of Marokkaanse kunstnijverheid door presentaties en workshops op een vergelijkbare wijze aan te wakkeren, dan zou dit niet alleen een impuls geven aan een nog meer divers amateurkunstaanbod, maar ook de betreffende culturen in een nieuw en meer positief daglicht zetten. Er kan gezocht worden naar mogelijkheden voor het ondersteunen van organisaties die niet-Westerse cultuuruitingen op een eigentijdse manier manifesteren. Gestandaarde registratie van deelnemers en publiek Het uitputtend in kaart brengen van de omvang en het bereik van vrije tijdskunst in Utrecht is niet alleen een te kostbare zaak: het betekent ook een grote belasting voor de organisaties die actief zijn op dit terrein. Te meer daar de voorwaarden scheppende taken (bestuur, publiciteitsvoering en alle noodzakelijke hand- en spandiensten) vaak voor vrijwilligers worden uitgevoerd. Toch is het wel mogelijk om enige gestandaardiseerde registratie op gang te brengen. Daar lijken de organisaties ook best toe bereid: naar aanleiding van de enquête gaven sommige contactpersonen aan dat ze meer zorg willen gaan besteden aan het verzamelen van deelnemers- en publiekscijfers. De gemeente Utrecht zou als subsidievoorwaarde kunnen stellen dat er enkele kerngegevens worden verzameld. Dit kan op basis van eenvoudige gestandaardiseerde, digitale registratieformulieren in Excell, waar deelnemers- en publieksaantallen in bijgehouden worden. Die formulieren kunnen dan aan het einde van elk kalender bij de gemeente worden ingeleverd en vervolgens worden gebundeld en geanalyseerd. Dit maakt niet alleen een betere monitoring van de ontwikkelingen binnen het amateurkunstcircuit mogelijk, waardoor de subsidiegevers meer inzicht daarin krijgen. Het zorgt ook voor bewustwording bij de uitvoerende organisaties. Zij krijgen een beter beeld van de resultaten van hun inspanningen en dat kan inspirerend en motiverend werken.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
31
GERAADPLEEGDE LITERATUUR EN DOCUMENTEN Broek, A. van den, J, de Haan en F. Huysmans (2009) Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars. Trends in cultuurparticipatie en mediagebruik. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Elffers, A., C. Van der Hoeven en L. Ranshuysen Gezocht: jonge theaterbezoekers. Onderzoek naar succesvolle methodieken voor jongerenmarketing in de podiumkunsten. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Gemeente Utrecht (2007) De ontdekking van het creatieve vermogen. Programma Cultuurparticipatie 2009-2012. Idema, J. en H.J. Grievink (2007) Datascape Cultuur. Amsterdam: LA Group. Ranshuysen, L. (2006) Marketing van Atalanta: infiltreren in de straatcultuur. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Ranshuysen, L (2007) Yo! Opera festival 2007: ervaringen en beeldvorming van uiteenlopende tieners. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Ranshuysen, L. (2008) Kansen voor poëziepromotie. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (2008) Van stiefkind tot oogappel Over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid van Rotterdam. Utrechts Centrum voor de Kunsten (2009) Tussen nu en morgen ligt nog een hele tijd. Jaarverslag 2008.
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
32
BIJLAGE 1: TOTAALOVERZICHT OMVANG EN BEREIK PODIUMKUNSTEN bezoek
aantal uitvoeringen
KOREN (7 organisaties) Binnenstadskoor Zangria
20.000
2
150
3
2.300
3
150
3
1.000
4
Stichting Utrechtse Studenten Cantorij
200
3
Zangvereniging De Stem des Volks
500
1
TOTAAL
24.300
19
exclusief geschat publiek bij evenementen
4.300
17
Port Betaald
400
4
toneelgroep Pionier
200
4
De Furie
870
7
Het Wilde Westen
150
3
OZAN
400
1
2.020
19
150
1
12.000
14
3.500
10
Stichts Vrouwenkoor Toonkunstkoor Utrecht Popkoor Zuilen The Rhine Singers
TONEEL (5 organisaties)
TOTALEN DANS (7 organisaties) Stichting Habek OZAN Fiori di Folia renaissance en barokdans Danscentrum Utrecht
400
9
Dansimprovisatie Utrecht
950
16
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
200
3
Het Wilde Westen
300
8
TOTALEN
17.500
61
exclusief geschat publiek bij evenementen
7.500
MUZIEK (9 organisaties) Straatorkest Tegenwind
10.000
20
KUDO
1.600
20
Harmonie Orkest Vleuten
2.900
8
Stichting Habek
4.000
12
UCM De Bazuin
500
10
Ad Hoc Orkest
800
8
Stichting Arezzo Ensemble
550
3
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
1.000
19
Het Wilde Westen
1.250
8
TOTALEN
22.600
108
exclusief geschat publiek bij evenementen
12.600
88
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
33
bezoek
aantal uitvoeringen
MUZIEKTHEATER (8 organisaties) The Dutchmen
2.000
8
Theaterkoor Bonton
650
4
Stichting LIZ, Utrechts ensemble voor muziektheater
550
5
Binnenstadskoor Zangria
700
3
10.000
25
Stichting Habek
500
1
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
300
5
Het Wilde Westen
450
2
15.150
53
Toonkunstkoor Utrecht
TOTALEN LITERATUUR (5 organisaties)
bezoek aantal uitvoeringen
Stichting Habek
400
4
Write now
190
1
Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland
260
3
1.000
3
1.850
11
300
7
Het Wilde Westen TOTALEN MULTI- OF INTERDISCIPLINAIR (5 organisaties) Danscentrum Utrecht Desto Kaasschaafcollectief Kunstbende Het Wilde Westen TOTALEN
180
3
15.000
15
500
1
3.900
17
19.880
43
19.880
43
10.000
100
3.500
25
ANDERS ZIMIHC Kunstbende (uitvoering acts deelnemers op scholen en festivals) TOTAAL
116.800 exclusief geschat publiek bij evenementen
AMATEURKUNST IN UTRECHT: HET TOPJE VAN DE IJSBERG
34
76.800