Réf. 3315 Nl - 4.33 / a - 1.00
132 124
323
324
30
198
1
4
120
n de a a t e ing mo den d i e l d or an Deze h gebruiker w eind digd n a h r e ov
322
15
33
ALTERNATOREN LSA 42.2 - 2 & 4 Polen Installatie en onderhoud
37
28
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
INHOUD
Dank u voor uw keuze uit een van de vele LEROY-SOMER producten. Deze handleiding is van toepassing op een alternator ui de PARTNER serie, die u nu in uw bezit heeft. Deze serie is de laatste van een nieuwe generatie producten, het resultaat van de ervaring van één van de grootste constructeurs ter wereld, die hierbij geavanceerde technologieën en een strenge kwaliteitscontrole toepast. Wij verzoeken u vriendelijk de inhoud van deze handleiding door te willen nemen. Het volstaat een paar belangrijke regels in acht te nemen tijdens installatie, gebruik en onderhoud, zal uw alternator lang meegaan en probleemloos functioneren.
INHOUD 1 - ONTVANGST 1.1 - Normen en veiligheidsmaatregelen...... 1.2 - Controle................................................ 1.3 - Identificatie........................................... 1.4 - Opslag..................................................
3 3 3 3
2 - TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 2.1 - Elektrische eigenschappen.................. 2.2 - Mechanische eigenschappen............... 2.3 - SHUNT bekrachtigingsysteem............. 2.4 - AREP bekrachtigingsysteem...............
4 4 5 6
3 - INSTALLATIE - INBEDRIJFSTELLING 3.1 - Montage............................................... 3.2 - Controle voor de inbedrijfstelling.......... 3.3 - Aansluitschema.................................... 3.4 - Inbedrijfstelling..................................... 3.5 - Instellingen...........................................
8 8 9 11 11
4 - ONDERHOUD 4.1 - Veiligheidsmaatregelen........................ 4.2 - Gewoon onderhoud.............................. 4.3 - Foutdetectie......................................... 4.4 - Mechanische defecten......................... 4.5 - Elektrische defecten............................. 4.6 - Demontage, montage........................... 4.7 - Eigenschappentabel.............................
14 14 14 14 15 17 19
5 - RESERVEONDERDELEN 5.1 - Belangrijkste reserveonderdelen.......... 5.2 - Omschrijving van de lagers.................. 5.3 - Service technische bijstand.................. 5.4 - Ruimtelijke afbeelding, onderdelenlijst.
20 20 20 21
De veiligheidsvoorschriften Bij dit onderhoudsboekje vindt u een blad stickers met verschillende veiligheidsinstructies. Het aanbrengen van deze stickers gebeurt volgens de tekening (fig. 1) nadat de machine volledig geïnstalleerd is.
- Fig 1 Opmerking : LEROY-SOMER behoudt zich het recht voor om de kenmerken van zijn producten ten allen tijde te wijzigen teneinde de laatste technologische vernieuwingen te kunnen toepassen. De gegevens in dit document kunnen derhalve zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden. Copyright 2000 : MOTEURS LEROY-SOMER Dit document is eigendom van MOTEURS LEROY-SOMER. Het mag niet zonder voorafgaande toestemming onder welke vorm dan ook gereproduceerd worden. Merk, model en octrooi gedeponeerd.
2
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 1 - ONTVANGST
1). Nagaan of de gegevens op de kenplaat overeenkomen met die vermeld op de bestelbon. De typebepaling van de machine gebeurt in functie van de verschillende criteria (zie hieronder). 1.3.1 - Kenplaat (fig. 2) Indien u op een snelle en precieze manier over de identiteit van uw machine wil beschikken, kunt u de eigenschappen overnemen op de kenplaat hieronder.
1.1 - Normen en veiligheidsmaatregelen
Voorbeeld van een typeomschrijving : - LSA 42.2 S4 J6/4 • LSA : benaming van de PARTNER serie •M : Marine •C : WKK •T : Telecommunicatie. • 42.2 : type van de machine • S4 : model •J : bekrachtigingsysteem (C : AREP, J : SHUNT, E : COMPOUND) • 6/4 : wikkelingnummer / aantal polen Conforme à C.E.I 34-1(1994). According to I.E.C 34-1(1994).
Type/Model
N° de série/Serial number
LSA 42.2 S4 J6/4 Tension/Voltage Puissance continue Continuous duty rating Puissance secours Stand by duty rating
N° V Conn.
V Conn.
kVA Code
kVA Code
kVA Code
kW
A
kVA
service continu
Excitation continuous duty
Hz V
Roulement AV D.E. bearing Roulement AR N.D.E.bearing
kW
kW
A
kVA
kW Phase
Cos P.F.
Date
V Conn.
A
kW
Min -1 R.P.M. excitation à vide A excit. at no load Graisse Grease
IP
Altitude
A
kVA kW
A Classe thermique Thermal class Régulateur A A.V.R.
A
Ambiance Ambient
°C
g
m
h
Masse Weight
kg
ALTERNATEURS . ALTERNATORS
OPGELET Veiligheidsvoorschrift voor een interventie die de machine of het omringend materiaal kan beschadigen of vernielen.
Veiligheidsvoorschrift voor een gevaar in het algemeen voor het personeel.
- Fig 2 -
1.3.2 - Afmetingen De afmetingen van dit type alternator worden gegeven in de catalogi ref. 2738 of 2739 in 2 polen uitvoering en 2640 of 2668 in 4 polen uitvoering.
1.4 - Opslag Veiligheidsvoorschrift voor een elektrisch gevaar voor het personeel.
1.2 - Controle Bij ontvangst van uw alternator, eerst nagaan of deze tijdens het transport niet beschadigd werd. Indien er sprake is van duidelijk aanwijsbare sporen van beschadiging, waarschuw dan het transportbedrijf (de transportverzekeringsmaatschappijen zouden eventueel moeten tussenkomen) en na een visuele controle de alternator met de hand laten draaien (wanneer het een dubbelgelagerde machine betreft) om te kijken of er zich geen onregelmatigheden voordoen.
1.3 - Identificatie De alternator kan geïdentificeerd worden door middel van de kenplaat die op de klemmenkast bevestigd is (fig.
In afwachting van de ingebruikstelling, dienen de alternatoren onder volgende omstandigheden opgeslagen te worden: - beschut tegen vocht: voor een vochtigheidsgraad hoger dan 90%, kan de isolatie van de machine zeer snel afnemen om praktisch tot nul te dalen bij omstreeks 100%; controleer de toestand van de roestwerende laag van de ongeverfde delen. Voor langdurige opslag kan de alternator in een speciale hoes bewaard worden (bijv. thermoplastisch plastiek) met dehydratatiezakjes: - beschut tegen hoge temperatuurschommelingen teneinde condensatie tijdens opslag te vermijden. - in geval van trillingen, het effect van deze trillingen verminderen door de alternator op een schokdempende ondersteuning te zetten (rubber plaat of i.d.) en de rotor om de 15 dagen een fractie van een toer draaien om te vermijden dat de lagerringen beschadigd raken. 3
1 024 780/C
Onze alternatoren zijn conform aan de meeste internationale normen en compatibel met: - de voorschriften van de Internationale Elektrotechnische Commissie IEC 34-1, (EN 60034). - de voorschriften van de International Standard Organisation ISO 8528. - de richtlijn 89/336/EEG van de Europese Gemeenschappen over de Elektromagnetische Compatibiliteit. - de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen 73/23/EEG en 93/68/EEG (Laagspanningsrichtlijn). Zij zijn CE gemarkeerd volgens de Laagspanningsrichtlijn als zijnde onderdelen van een machine. Een integratieverklaring kan op vraag geleverd worden. Vooraleer u uw alternator gebruikt, moet u aandachtig dit onderhoudsboekje lezen dat met de machine meegeleverd werd. Alle handelingen die op de alternator worden uitgevoerd moeten door een bekwaam persoon gebeuren die opgeleid werd voor inbedrijfstelling en onderhoud van elektrische en mechanische onderdelen. Dit onderhoudsboekje moet gedurende de hele levensduur van de machine bewaard worden en gebruikt worden bij elke transactie. De verschillende interventies die beschreven staan in de handleiding worden gekenmerkt met aanbevelingen of symbolen om de aandacht van de gebruiker te vestigen op eventuele risico's voor ongevallen. U moet de verschillende bijgevoegde veiligheidsvoorschriften begrijpen en onverbiddelijk naleven.
1
ONTVANGST
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 2 - TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
EIGENSCHAPPEN
2.2 - Mechanische eigenschappen - Plaatstalen behuizing - Gietijzeren of aluminium flenzen - Kogellagers levenslang gesmeerd - Bouwvorm MD 35 STANDAARD : enkelgelagerd met standaard voeten, flenzen en SAE schijven. B 34 STANDAARD : standaard voeten, SAE flens en genormaliseerd cilindrisch aseinde. - Open machine, zelf geventileerd - Beschermingsgraad : IP 23 2.2.1 - Opties - Filter op luchtinlaat, lamellen op luchtuitlaat.
2.1 - Elektrische eigenschappen De PARTNER LSA 42.2 is een machine zonder sleepringen noch borstels met roterende opwekker. De machine is gewikkeld met "2/3 wikkelspoed"; 12 draden, isolatieklasse H en bekrachtigingsysteem verkrijgbaar in "SHUNT" uitvoering fig. 3 of in "AREP" uitvoering fig. 4 (zie § 2.3 en 2.4). Storingsonderdrukking conform aan de norm EN 55011, groep 1, klasse B. 2.1.1 - Opties - Temperatuursondes in de stator. - stilstandverwarming. 2.1.2 - Shunt systeem met R 230 A regelaar
STATOR : 12 draden (markering T1 tot T12)
POOLRAD Opwekker
T1 T7
T2 T8
T3 T9
T4 T10
T5 T11
T6 T12
Varistor
Opwekkerrotor
Rood
Zwart
+
-
Opwekkerstator
6-
R 230 A
5+
Spanningsreferentie
- Fig 3 -
2.1.3 - AREP systeem met R 438 LS regelaar
STATOR : 12 draden (markering T1 tot T12)
POOLRAD
Opwekker
Hulpwikkelingen
T1 T7
T2 T8
T3 T9
T4 T10
T5 T11
T6 T12
+
Opwekkerstator
R 438 LS - Fig 4 -
4
Zwart
6-
5+
Geel
Blauw
Groen
Wit
Rood
Varistor
Opwekkerrotor
Spanningsreferentie
2
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 2.3 - SHUNT bekrachtigingsysteem
Spanning
Knik
U/UN
De alternator met Shunt bekrachtigingsysteem is zelfbekrachtigd met een spanningsregelaar R 230 (fig. 5). De regelaar controleert de bekrachtigingstroom van de opwekker in functie van de uitgangsspanning van de alternator. Door dit eenvoudig concept heeft de alternator met Shunt bekrachtiging geen kortsluitcapaciteit.
2
EIGENSCHAPPEN
48 Hz
57.5 Hz
100 %
50 Hz 60 Hz
R 230 A
Frequentie 50 Hz
Hz
60 Hz
- Fig 7 -
- fig. 5 2.3.1 - Regelaar R 230 (zie fig. 6) - Spanningsregeling : ± 1% - Voedingsspanning en spanningsmeting 85 tot 139 V (50/60 Hz) - Snelle responsetijd (500 ms) bij een transiënte spanningsdip van ± 20%. - Spanningsinstelling P1 - Stabiliteitsinstelling P2 - Bescherming van de voeding door trage zekeringen van 8 A (verdraagt 10 A gedurende 10 s). - Frequentie: 50 Hz met strap ST3 - 60 Hz zonder strap ST3 - Ondersnelheidsbescherming P3 in fabriek verzegeld (zie fig. 7)
2.3.3 - Bijkomende functies met de R 448 De alternator LSA 42.2 SHUNT kan in optie werken met een regelaar R 448 om de volgende functies te bekomen: - Parallelwerking tussen alternatoren met T.I. - Parallelwerking met het net met T.I. en R 726 module - Driefase detectie met module R 731 - LAM functie geïntegreerd in de regelaar R 448 De regelaar en zijn modules moeten aan de buitenkant van de klemmenkast gemonteerd worden. In dit geval vervangt de regelaar R 448 de R 230 (zie fig. 8).
ST4
50Hz
3 ph
ST3
R 448 LS S1
60Hz
S2
Zekeringen
1A
110 0V E+ E-
115 mm
140 mm
4 x Ø5.8 x 50 mm 75 mm
380V 220V 110V
Spanningsreferentie
0V E- E+ Z2 X1 Z1 X2
L1 L2
5+
S2
P2
S1
P1
L3
F1
Zekering 250V 8 A traag
P1
R 230A
Spanning
P2
Stabiliteit
6Opwekkerstator
P3
Ondersnelheid
5+
6-
T11 T8 VOEDING 110V)
U V W
OPWEKKER
ALTERNATOR - Fig 8 -
ST4 Potentiometer voor spanningsregeling op afstand
- Fig 6 -
ST3 Frequentie 50Hz
60Hz
Voor de regeling en het onderhoud: zie hoofdstuk 4.5 van deze handleiding (de functies van de R 448 zijn identiek aan die van de R 438, § 2.4).
2.3.2 - Opties van de regelaar R230 Potentiometer voor spanningsregeling op afstand , 1000 Ω / 0,5 W minimum : regelbereik ± 5%. - Strap ST4 wegnemen. 5
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
2.4.2 - Opties van de regelaar R438
R 438 LS
- Stroomtranformator voor parallelwerking - Potentiometer voor spanningsregeling op afstand : 470 Ω, 0,5 W minimum : regelbereik ± 5% (limiteren van het bereik door interne spanningspotentiometer P2). ST4 wegnemen om de potentiometer aan te sluiten. (Een potentiometer van 1 kΩ kan eveneens gebruikt worden om het regelbereik te verbreden). - Externe module R 731 : driefase spanningsdetectie 200 tot 500 V, compatibel met parallelwerking. ST1 doorknippen om de module aan te sluiten; spanningsregeling via de potentiometer van de module. (De module R 730 is niet compatibel met parallelwerking). - Module R 726 : 3 functies (aan de buitenkant gemonteerd). • cos ϕ regeling (2F) en netspanningsvereffening voor het parallelschakelen van het net (3F). • T.I. van ....../1A . 5 VA CL 1 (zie schema bij deze handleiding).
ST5 Met LAM ST2 normaal
F1 Snelle zekering 250V 8A
Zonder LAM snel
Responstijd
ST3
60Hz
Frequentie
- fig. 9 -
5+
115 mm
4 x Ø5.8 x100 125 mm
140 mm
2.4.1 - Regelaar R 438 LS (fig. 10) - kortsluitstroom = 3 IN gedurende 10 seconden - standaard voeding ; 2 hulpwikkelingen - shunt voeding ; max 48V - 50/60 Hz - nominale overbelastingsstroom : 8A - 10s - elektronische bescherming (overbelasting, kortsluiting, opening spanningsdetectie): bekrachtiginglimiet gedurende 10 seconden, dan terug op ongeveer 1 A. Alternator stopzetten (of voeding onderbreken) om te resetten. - Zekeringen : • F1 op de ingang van de hulpwikkelingen X1,X2. • F2 op de uitgang naar de wikkeling van de opwekker E+, E-. - spanningsdetectie : 5 VA geïsoleerd door transfo klemmen 0-110 V = 95 tot 140 V klemmen 0-220 V = 170 tot 260 V klemmen 0-380 V = 340 tot 520 V - spanningsregeling ±1% - snelle of normale responsetijd door strap ST2 - spanningsregeling door potentiometer P2 andere spanningen door aanpassingstransformator - stroomdetectie : (parallelwerking) : T.I. 2,5 VA cl1, secundaire 1A (Optie) - regeling van het statisme door potentiometer P1 - bescherming bij ondersnelheid (U/f) en LAM : drempel regelbaar door potentiometer P4 - regeling v/d bekrachtiginglimiet door P5 : 4,5 tot 8A. - selectie 50/60 Hz door strap ST3.
50Hz
6Opwekker
Met het AREP bekrachtigingsysteem is de elektroni-sche regelaar R 438 LS (fig. 9) gevoed door twee hulpwikkelingen die onafhankelijk van het spanningsdetectiesysteem werken. De eerste wikkeling heeft een spanning proportioneel aan die van de alternator (Shunt eigenschap), de tweede heeft een spanning proportioneel aan de statorstroom (compound eigenschap : Booster effect). De voedingsspanning wordt gelijkgericht en gefilterd vooraleer ze door de controletransistor van de regelaar wordt gebruikt. Dit principe maakt de regeling ongevoelig voor vervormingen die door de belasting teweeg worden gebracht.
Hulpwikkelingen
2.4 - AREP bekrachtigingsysteem
6
2
EIGENSCHAPPEN
X2 Z1 X1 Z2 E+ E0V 110 220 380
P5 Bekrachtig. grens
P4 ondersnelheid
R438LS
P3
Stabiliteit
L3 (W)
P2 Spanning
F2
ST1 Monofase detectie
Snelle zekering 250V - 8A
L2(V)
P1
340-520V
Statisme
Drief. detectie
170-260V T.I.
R731
ST4 Optie
170-260V Optie
Optie
Externe potentiometer voor spanningsregeling
S1
S2
- Fig 10 -
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 2.4.3 - LAM eigenschappen (zie fig. 11)
2
EIGENSCHAPPEN
- 2 methodes voor spanningsherstelling (normaal/snel) geselecteerd door ST2 en regelbaar door P3 (stabiliteit)
De LAM is een systeem dat standaard voorzien is op de regelaar R 438 LS. - Functie van de "LAM" (BelastingsAcceptatie Module): Bij inschakelen van een belasting gaat de snelheid van de electrogeengroep verminderen. Wanneer deze onder de vooringestelde frequentiedrempel daalt, gaat de "LAM" de spanning doen dalen met ongeveer 15%, waardoor de actieve belasting met ongeveer 25% verminderd, zolang de snelheid niet terug gestegen is tot zijn nominale waarde. De "LAM" laat dus toe, ofwel de snelheidsschommeling (frequentie) en de duur ervan te verminderen voor een vooraf bepaalde toegepaste belasting, ofwel de mogelijke toegepaste belasting te verhogen voor eenzelfde snelheidsschommeling (motoren met turbocompressoren). Om spanningsschommelingen te vermijden, moet de ontstekingsdrempel van de "LAM" functie geregeld staan op ongeveer 2 Hz onder de laagste frequentie bij nominaal snelheidsbereik. - LAM : actie vervalt door de verbinding ST5 te verbreken.
Ondersnelheid en LAM
Spanning ST5 onderbroken
UN
P2
Spanning
U/f LAM
0,85 UN
- P4 ontstekingsdrempel van LAM of van U/f vooringesteld in fabriek.
P4 48 of 58 Hz
0 ST3
fC
50 of 60 Hz
fN
- Fig 11 -
Typische effecten van het "LAM" met een dieselmotor (zie fig. 12) Met Lam Zonder LAM (enkel U/F)
Transiënte spanningsval
Spanning
UN 0,9 (U/f)
LAM
0,8
Met Lam Zonder LAM (enkel U/F)
Max. snelheidsval
Frequentie
LAM
fN 0,9 0,8
Met Lam Zonder LAM (enkel U/F)
Belasting op de as (kW)
LAM "LAM" actie
Belastingsschommeling
Vermogen Tijd (s)
0
1
- Fig 12 -
2
3
7
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 3 - INSTALLATIE - INBEDRIJFSTELLING 3.1 - Montage
Alle hijs- of andere handelingen moeten worden uitgevoerd met beproefd materiaal. Bij de verschillende behandelingen moet de machine horizontaal blijven (wanneer de transportbeugel verwijderd is). 3.1.1 - Hantering De royaal bemeten hijsogen dienen voor het optillen van de alternator. Ze mogen niet gebruikt worden voor het heffen van de volledige elektrogeengroep. Men moet een hefsysteem voorzien dat rekening houdt met de omgeving van de machine (zie fig. 13).
INSTALLATIE
OPGELET Deze alternator werd uitgebalanceerd met 1/2 spie. - Riemaandrijving Controleer de evenwijdigheid van de twee assen en de uitlijning van de riemschijven. De spanning van de riemen moet niet overdreven worden. De toegelaten radiale kracht op het midden van de as is 350 da.N voor een levensduur "L10" van 20000 u bij 1800 min-1. Nota : Bij speciale gevallen met riemaandrijving, gelieve ons te raadplegen. 3.1.3 - Plaatsbepaling De ruimte waar men de alternator zal plaatsen mag niet warmer worden dan 40°C voor standaard vermogens (bij temp. > 40°C: declassificatiefactor toepassen). De frisse lucht, welke noch vochtig, noch stoffig is, moet vrijuit kunnen circuleren via de filters voor luchtinlaat aan de NDE van de alternator. Recyclage van warme lucht die aan de DE vrijkomt, of van de thermische motor of van de uitlaatgassen moeten zoveel mogelijk vermeden worden.
3.2 - Controles voor de inbedrijfstelling 3.2.1 - Elektrische controles
- Fig 13 3.1.2 - Koppeling 3.1.2.1 - Enkelgelagerde alternator Vooraleer de twee machines te koppelen, controleer hun compatibiliteit door : - een torsietrillingsanalyse van de totale aandrijflijn - een controle v/d afmetingen v/h vliegwiel en vliegwielcarter, van de flens, de schijven en inbouwdiepte v/d alternator. OPGELET Tijdens het koppelen: nagaan of de gaten van de schijven en het vliegwiel goed uitgelijnd zijn door de primaire riem v/d thermische motor te doen draaien. Bouten van de schijven aandraaien (zie § 4.7.1) en nakijken of er axiaal geen krukasspeling aanwezig is. 3.1.2.2 - Dubbelgelagerde alternator - Elastische koppeling Nauwkeurig uitlijnen van de generator is gewenst, afwijkingen m.b.t. concentriciteit en evenwijdigheid mogen maximum 0,1 mm bedragen.
8
Het is absoluut verboden een alternator, oud of nieuw, in bedrijf te nemen indien de isolatiewaarde lager is dan 1 megOhm voor de stator en minder dan 100 000 Ohm voor de andere wikkelingen. Om de hierboven vermelde minimumwaarden te verkrijgen, kan men verschillende methodes toepassen. a) De machine drogen gedurende 24 uur in een oven op een temp. van ongeveer 110°C. b) Door een warme luchtstroom te blazen aan de luchtingang terwijl de machine draait en met de opwekkerstator uitgeschakeld. c) Werken in kortsluiting (spanningsregelaar uitschakelen). - kortsluiten op de drie uitlopers d.m.v. verbindingen die de nominale stroom kunnen doorstaan (niet meer dan 6A/mm2). - ampèretang gebruiken om de aanwezige stroom te meten in de kortsluitverbindingen. - een 48 Volt accu met de uitlopers van de opwekker verbinden (polariteit respecteren), in serie geschakeld 10 Ohms (50 Watts) regelweerstand. - alle inspectieluiken zover mogelijk open zetten : klemmenkast, luchtfilters, enz. - opstarten van de machine op zijn nominaal toerental en de bekrachtiging via de regelweerstand regelen om de nominale stroom bij de kortsluitpunten te bereiken. Nota : Langdurige stilstand : Teneinde de hierboven opgesomde problemen te vermijden, is het wenselijk stilstandverwarmingen te voorzien evenals een periodiek onderhoud. De weerstanden zijn pas doeltreffend indien ze bij stilstand v/d machine permanent blijven werken.
3
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 3.2.2 - Mechanische controles Voor het starten kijken of : - de bevestigingsmoeren v/d voeten goed vast zitten, - de lucht vrij is, - de roosters & beschermdeksels goed geplaatst zijn, - de standaard draairichting is wijzerszin gezien vanop de as (draairichting van de fasen 1-2-3). Voor een tegenwijzersdraairichting, fasen 2 en 3 verwisselen. - de aansluiting overeenkomt met de exploitatiespanning (zie § 3.3)
Aansluitcodes T1
3 fasen
T7
T4 T12
N
T10 T5
T9 T6 T3
L2(V)
T8
L1(U)
D
T1
3 fasen
T4 T7
N T10
T11
T5 T8
T2
L2(V)
L3(W)
FF 1 fase T2
T4
T1
T9 T7
T10
M
L
Spanning LM = 1/2 spanning LL
L1(U)
F T12
1 fase of 3 fasen
T1
T9
T4 T7
T6 T3
L3(W) L
T8
190 - 208
190 - 240
220 - 230
-
T11
T5
T6
T12 T10
N T4
T9
L3(W) T3
-
190 - 208
T8
L2(V) T2
Spanningsdetectie R 230 : 0 => (T8) / 110 V => (T11) Spanningsdetectie R 438 LS : 0 => (T3) / 220 V => (T2)
T7
L1(U) T1
Wikkeling
50 Hz
60 Hz
6
380 - 415
380 - 480
T10
7
440 - 460
-
T9
NAZ
T11 T12
N L3(W)
-
380 - 416
T3
T8
L2(V)
T5
Spanningsdetectie R 230 : 0 => (T8) / 110 V => (T11) Spanningsdetectie R 438 LS : 0 => (T3) / 380 V => (T2)
T2
T7
L1(U)
T4
Wikkeling
50 Hz
60 Hz
6
220 - 240
220 - 240
7
250 - 260
-
8
200
220 - 240
T11
T1
NAZ
T4
T7
M T3
T9
L
T5
M
Spanning LM = 1/2 spanning LL
T2
T8
T6
T12
T5
T2
Spanningsdetectie R 230 : 0 => (T1) / 110 V => (T4) Spanningsdetectie R 438 LS : 0 => (T10) / 220 V => (T1)
T1
Wikkeling
50 Hz
60 Hz
6
220 - 240
220 - 240
NAZ
T11 T6
7
250 - 260
-
T9
8
200
220 - 240
T8
T3
L
L3(W)
T5 T10
T11
6 7
60 Hz
T10
T3 T11
T5
L
T12
T8
T6
Fabrieksaansluiting
50 Hz
8
T6
T3
Alle interventies op de klemmen van de alternator tijdens heraansluiting of controle moeten worden uitgevoerd op een stilstaande machine.
T6
T12 T9
De aansluitingen kunnen worden gewijzigd door de kabels op de klemmen te verplaatsen (zie fig. 14 & 15). De wikkelingcode staat op de kenplaat vermeld.
Wikkeling
8 T2
T11
L3(W)
3.3 - Aansluitschema
Spanning L.L
L1(U)
A
3
INSTALLATIE
L2(V) L
Spanningsdetectie R 230 : 0 => (T8) / 110 V => (T11) Spanningsdetectie R 438 LS : 0 => (T3) / 220 V => (T2)
L2(V)
T10
T4
T2
T7
T12 T1
L
L1(U) NAZ
- Fig 14 -
9
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P Aansluitcodes
1 fase of 3 fasen
Fabrieksaansluiting
Spanning L.L
L1(V)
B T12
Wikkeling
50 Hz
6
110 - 120
120
7
120 - 130
-
T1 T6
T7
3
INSTALLATIE
60 Hz
T5
T11
L
L3(W)
T3 T9 T10
T9
8
T4
T3 T10
L3(W)
T5
L
T11
Spanningsdetectie R 230 : 0 => (T8) / 110 V => (T11) Spanningsdetectie R 438 LS : 0 => (T3) / 110 V => (T2)
L2(V)
T2
L
T8
Aansluiting niet aangeraden
G T12
T4
T12
T2
T7
T6
6
220 - 240
220 - 240
7
250 - 260
-
T9
8
200
220 - 240
T8
T7
60 Hz
L
L1(U) NAZ
M
T10 T4
L T3
T3 T9
L2(V)
T5
T11
T4 T10
L
T1
50 Hz
M
T1
T8
Wikkeling
1 PH T6
110 - 120
-
T2 T5
L
Spanningsdetectie R 230 : 0 => (T8) / 110 V => (T11) Spanningsdetectie R 438 LS : 0 => (T3) / 220 V => (T2)
T8
T11
Spanning LM = 1/2 spanning LL
L
T12
T2
T7
T6 T1
NAZ
MONOFASE 4 DRADEN PARALLELAANSLUITING
SERIEAANSLUITING T3 T3
T2
T1
T4
M
L
T1
L
Spanning 50/60 Hz L-L L-M Aansluiten 220 110 T2 - T3 230 115 240 120
T4 T2
L
L
L
Uitgang L
M
T1
T4
T2 - T3
Spanning 50/60 Hz Uitgang L-L L-M L L Aansluiten 110 T1 - T3 T1-T3 T2 - T4 115 T2 - T4 120
R 230 spanningsdetectie : 0 => (T1) / 110 V => (T2)
3.3.1 - Aansluitschema van de opties (fig16)
Ontstoringskit R 791 T (standaard voor CE markering) F/F
G
T1 T2 T3 N
T1 T2 T3 N
T1 T2 T3
T1 T2 T3
T1 T9 T3
T2 T4 T3
ST4 5 10
- Fig 16 -
10
0
90
3 0 20
B
50 4 0
F
60
D
Spanningspotentiometer
80 70
Zwart Zwart Zwart Blauw Wit
A
-
R 230 spanningsdetectie : 0 => (T1) / 110 V => (T2) - Fig 15 -
Aansluitingen
M
Spanningsregeling door potentiometer op afstand .
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 3.3.2 - Controle van de aansluitingen
Elektrische installaties moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de wetgeving die van toepassing is in het land van bestemming van de machine. Controleren of : - een differentiëelschakelaar op het uitgangsvermogen van de alternator werd geplaatst, in overeenstemming met de wetgeving betreffende de veiligheid van het personeel van het land van bestemming van de alternator. (In dit geval, de blauwe draad van de ontstoringsmodule R 791 die verbonden is met de nulleider, losmaken). - de eventuele beveiligingen niet uitgeschakeld zijn, - indien de regelaar zich buiten de alternator bevindt, dat de aansluitingen hebben plaatsgevonden conform het aansluitschema, - er geen kortsluiting is tussen de fasen in de verbinding tussen de alternator en de controlekast (dit gedeelte is niet beveiligd door de beveiligingsautomaat of de relais in de kast). - de machine aangesloten werd zoals afgebeeld en dat de kabelschoenen boven op elkaar zitten.
- Fig 17 3.3.3 - Elektrische controles van de regelaar - Controleer of alle aansluitingen volgens het bijgevoegd aansluitschema werden uitgevoerd, - Controleer of de verbinding voor frequentieselectie "ST3" op de juiste frequentiewaarde staat, - Controleer of de verbinding ST4 of de externe potentiometer aangesloten zijn. - Optiefuncties (R 438 LS) : • Verbinding ST1 : doorgeknipt voor aansluiting van de driefase detectiemodule R 731 • Verbinding ST2 : doorgeknipt voor snelle responsetijd • Verbinding ST5 : doorgeknipt om LAM functie af te zetten.
3
INSTALLATIE
3.4 - Inbedrijfstelling
De opstart en exploitatie van de machine kan pas gebeuren indien de installatie gebeurt volgens de regels en voorschriften in deze handleiding. De machine word getest en afgeregeld in de fabriek. Bij het eerste gebruik bij nullast moet men nagaan dat de aandrijfsnelheid correct en stabiel is (zie kenplaat). Bij het toepassen van een belasting, moet de machine haar nominale snelheid en spanning behouden; niettemin indien de werking onregelmatig is kan men wijzigingen brengen aan de regeling (volg de regelprocedure uit § 3.5). Indien de machine nog steeds niet goed werkt, zal men naar de oorzaak van het defect moeten zoeken (zie § 4.4).
3.5 - Instellingen
De verschillende instellingen tijdens de testen moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Voordat aan een regelprocedure begonnen wordt moet de aandrijfsnelheid die op de kenplaat vermeld staat onvermijdelijk gerespecteerd worden. Alle toegangspanelen en deksels terugplaatsen nadat de machine op punt werd gezet. De enige mogelijke instellingen van de machine gebeuren via de regelaar. 3.5.1 - Instellingen van de R 230 A (Shunt systeem)
R 230 A
Initiële positie van de potentiometers - Potentiometer P1 spanningsregeling van de regelaar : volledig naar links - Potentiometer spanningsregeling op afstand : in het midden. Laat de alternator draaien op nominale snelheid: indien de spanning niet stijgt moet men het magnetisch circuit hermagnetiseren (zie § 4.5) - De potentiometer voor spanningsregeling van de regelaar P1 langzaam instelling tot men de nominale uitgangsspanning krijgt. - Regeling van de stabiliteit door P2. - Potentiometer P3 verzegeld in fabriek, afgesteld op 48 Hz voor 50 Hz en 57,5 Hz voor 60 Hz.
11
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 3.5.2 - Regeling van de R 438 LS (AREP systeem)
Actie Spanning minimum volledig links
R 438 LS Stabiliteit Grens/LAM of U/F Grens van de bescherming tegen ondersnelheid en ontsteking van "LAM". max. volledig links
Spanningsstatisme (// werking met T.I.) - Statisme 0 volledig links
INSTALLATIE
Fabrieksregeling
Pot.
400V - 50 Hz (Ingangen 0 - 380 V)
P2
Niet geregeld
P3
(positie midden)
ST3 = 50 Hz (fabriek)= 48 Hz
ST3 = 60 Hz
P4
(fabriek)= 58 Hz
Niet geregeld (volledig links).
P1
10 A maximum
P5
Bekrachtigingslimiet
a) Initiële positie van de potentiometers (zie tabel >) - Potentiometer voor spanningsregeling op afstand : midden (strap ST4 weg). b) Plaats een analoge voltmeter (met wijzer) kal. 50V DC aan de klemmen E+, E) en een AC voltmeter kal. 300, 500 of 1000V aan de uitgangsklemmen van de alternator. c) Controleer of de ST3 verbinding op de juiste positie staat (50 of 60 Hz). d) Spanningspotentiometer P2 op het minimum, volledig naar links (tegenwijzerszin). e) Zet de potentiometer V/Hz P4 volledig naar rechts (wijzerszin). f) Stabiliteitspotentiometer P3 op ongeveer 1/3 van het max. in tegenwijzerszin. g) Motor opstarten en snelheid regelen op de frequentie van 48 Hz voor 50 Hz, en 58 Hz voor 60 Hz. h) Zet de uitgangsspanning op de gewenste waarde via P2. - nominale spanning UN voor solo werking (bijv. 400V) - of UN +2 tot 4% voor parallelwerking met T.I. (bijv. 410V -) Spanningsschommelingen regelen via P3 (probeer in de twee richtingen), lettend op de spanning tussen E+ en E(ong. 10V DC). De beste reactietijd wordt verkregen op het punt dat iets onder de onstabiliteitgrens ligt. Indien er geen enkele stabiele positie is, probeer dan door de verbinding ST2 (normaal/snel) door te knippen of terug aan te sluiten. i) Controle van de LAM werking : ST5 gesloten j) Draai langzaam de potentiometer P4 in tegenwijzerszin totdat er een belangrijke spanningsval (ong. 15%) wordt verkregen. k) Laat de frequentie (snelheid) schommelen onder en boven de 48 of 58 Hz afhankelijk van de gebruiksfrequentie, en controleer de spanningsverandering zoals hiervoor besproken (~ 15%). l) Zet de snelheid van de groep terug op zijn nominale waarde bij nullast.
12
Beperking v/d bekrachtigingsstroom en kortsluitstroom, minimum volledig links
3.5.2.1 - Regelingen bij parallelwerking Vooraleer men op de alternator handelt, moet men nagaan of het snelheidsstatisme bij de motoren identiek is. m) Voorafgaande regeling voor parallelwerking (met T.I. aangesloten op S1, S2 van connector J2) - Potentiometer P1 (statisme) ingesteld op het midden. Pas de nominale belasting toe (cos ϕ = 0,8 inductief). De spanningsval moet 2 tot 3% bedragen. Indien de spanning stijgt, verwissel dan de 2 draden aan de secundaire van de T.I. n) De spanningen bij nullast moeten identiek zijn op alle alternatoren bestemd om onderling parallel te werken. - Schakel de machines in parallel. - Probeer 0 kW vermogenuitwisseling te krijgen door de snelheid te regelen - Probeer de circulatiestroom tussen de machines weg te nemen (of te minimaliseren) door de regeling van de spanning P2 of Rhe te wijzigen op een van de machines - Niet meer aan de spanningsregelingen komen. o) Pas de beschikbare belasting toe (men kan geen correcte regeling bekomen zonder reactieve belasting) - Door aanpassing van de snelheid, kW's gelijk maken (in verhouding met de nominale vermogens van de groepen) - Door aanpassing van potentiometer P1 statisme, stromen gelijk maken of verdelen.
3
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
3
INSTALLATIE
3.5.2 .2 - Max. bekrachtigingregelingen (limiet) Afhankelijk v/d netfrequentie
ST3
Max. bekrachtiging
P5 P4 P3
Spanning
P2
X2 Z1 X1 Z2 E+ R 438 LS E0V P1 110 V 220V S1 S2 380V
Net (Voeding 50/60 Hz)
48 V
50Hz 60Hz
10A CC / DC
-
A
+
A Opw. stator ~ 6 ohms
110/220/380V
D
ST4
- Fig 18 - statische regeling van de stroombeperking, potentiometer P5 (fabrieksinstelling : 7,5 A - kaliber van de zekeringen : 8 A - 10 seconden). De fabrieksinstelling komt overeen met de bekrachtigingstroom die nodig is om een driefase kortsluitstroom (Icc) te bekomen van ongeveer 3 IN bij 50 Hz, tenzij ander vermeld.(*) Om deze waarde te verminderen of om de Icc aan te passen aan het reële max. gebruiksvermogen (gedeclasseerde machine) kan men een statische afregeling uitvoeren bij stilstand, zonder gevaar voor de alternator of de installatie. Koppel de voedingsdraden (X1, X2 en Z1, Z2) en de spanningsreferentie (0-110V-220V-380V) van de alternator los. Sluit de netvoeding aan (220-240V) zoals aangeduid (X1, X2 : 48V). Sluit een ampèremeter 10A DC in serie aan de opwekkerstator. Draai P5 volledig naar links en zet de voeding aan. Als de regelaar geen stroom geeft, draai dan potentiometer P2 (spanning) naar rechts tot de ampèremeter een stabiele stroom weergeeft. Zet de voeding af en terug aan, draai P5 naar rechts tot de gewenste max. stroom wordt verkregen (niet meer dan 8A). Controle van de interne beveiliging: Open de schakelaar (D): de bekrachtigingstroom moet toenemen tot de ingestelde max. grens en die waarde langer dan 10 sec. behouden, dan terugvallen op een waarde < 1A. Om te resetten moet men de voeding af zetten via de schakelaar (A). Nota : Na regeling van de bekrachtiginggrens volgens deze procedure, herneemt men de regeling van de spanning volgens § 3.5.2. (*): Een kortsluitstroom van 3 IN is een wettelijke verplichting in meerdere landen om een selectieve beveiliging toe te laten.
3.5.2 .3 - Bijzonder gebruik - Ontkrachtiging (fig. 19) Hulpwikkelingen
J1
X2 Z1 X1 Z2 E+
R 438
- Fig 19 -
De bekrachtiging wordt verbroken door de voeding van de regelaar te verbreken (1 draad op elke hulpwikkeling) kaliber van de contacten 10A - 250 V AC. Identieke aansluiting om de interne beveiligingen van de regelaar te resetten. - Geforceerde bekrachtiging (fig. 20)
J1
X2 Z1 X1 Z2 E+ E-
(400V - 10A)
Diode
+
-
t
Batterij (B Volt)
~ 6 ohms Opwekkerstator
R 438
Geforceerde bekrachtiging
B Volt
t Tijd
- Fig 20 -
Toepassingen Gegarandeerde spanningsopbouw
B volts 6 (1A)
Tijd t 1-2s
Parallelbedrijf ontkrachtigd
6 (1A)
1-2s
Parallelschakeling vanaf stilstand
12 (2A)
5 - 10 s
Opstart vanaf stilstand
24 (4A)
5 - 10 s
Bekrachtiging bij overbelasting
24 (4A)
5 - 10 s
13
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 4 - ONDERHOUD 4.1 - Veiligheidsmaatregelen
De onderhoudsinterventies of herstellingen moeten nadrukkelijk gerespecteerd worden teneinde het risico op ongevallen te vermijden en de machine in zijn oorspronkelijke, goede staat van werking te behouden.
Alle handelingen die op de alternator worden uitgevoerd, moeten gebeuren door personeel dat werd opgeleid voor inbedrijfname en onderhoud van elektrische en mechanische componenten. Vooraleer men een interventie uitvoert, moet men controleren dat de machine niet kan worden opgestart door een handmatig of automatisch systeem en dat men de werkingsprincipes van het systeem heeft begrepen.
4.2 - Gewoon onderhoud 4.2.1 - Controle na opstart Na ongeveer 20 uren werking, controleer of de bevestigingsschroeven van de machine goed vaststaan, controleer de algemene staat van de machine en de verschillende elektrische aansluitingen van de installatie. 4.2.2 - Luchtkring Het is aangeraden na te gaan dat de luchtstroom niet verminderd wordt door een gedeeltelijke verstopping van de roosters : modder, vezels, roet, enz… 4.2.3 - Lagers De lagers zijn levenslang gesmeerd : levensduur van het vet (naargelang het gebruik) = 20 000 uren of 3 jaar. Temperatuurstijging van de lagers mag niet meer dan 60°C boven de omgevingstemperatuur bedragen. Indien deze waarde toch wordt overschreden moet de machine worden stopgezet en moet men een controle uitvoeren. 4.2.4 Elektrisch onderhoud - Reiniger voor de wikkelingen
OPGELET NIET GEBRUIKEN : TRICHLORETHEEN, PERCHLOORETHEEN, TRICHLORETHAAN EN ALLE ALKALISCHE PRODUCTEN. Men mag goed gedefinieerde ontvettende en vluchtige producten puur gebruiken zoals : - normale benzine ( zonder additieven ) - Tolueen (laag giftig) ; onontvlambaar - Benzeen (of naft, giftig) ; onontvlambaar - Ciclohexaire (niet giftig) ; onontvlambaar Reiniging stator, rotor, opwekker en diodebrug Het isolatiemateriaal en het impregnatiesysteem kunnen niet worden beschadigd door solventen (zie lijst boven). Vermijden dat er reinigingsproduct in de gleuven lekt. Het product aanbrengen met een penseel en dikwijls af-
14
ONDERHOUD
sponsen om ophoping op de behuizing te voorkomen. De wikkeling met een droge doek drogen. De restanten laten verdampen vooraleer men de machine sluit. Na reiniging van de alternator moet de isolatie van de wikkelingen worden gecontroleerd (zie § 3.2.2 en § 4.7.2).
4.3 - Foutdetectie Indien bij het opstarten de alternator slecht blijkt te werken, moet men de oorzaak van de fout identificeren. Hiervoor moet men nagaan dat : - de beveiligingen zijn aangesloten - de aansluitingen conform zijn aan de schema's die bij de machine geleverd zijn - de snelheid van de groep correct is (zie § 1.2.2) Herneem alle handelingen uit hoofdstuk 3.
4.4 - Mechanische defecten Lagerfout Overdreven opwarming van de lagers (temp. > 80°C op de lagerdeksels met of zonder abnormaal geluid) Temperatuurfout Overdreven opwarming van de behuizing van de alternator (meer dan 40° C boven de omgevingstemperatuur)
Actie - Indien het lager blauwkleurig is of indien het vet verkoold is, vervang het lager - Lager slecht geblokkeerd - Slechte uitlijning van de lagers (lagerschilden slecht geplaatst)
Actie - Luchtcircuit (ingang-uitgang) gedeeltelijk verstopt of recyclage van de warme lucht komende uit de alternator of de thermische motor - Werking van de alternator op een te hoge spanning (> 105% van Un bij belasting) - Alternator werkt overbelast Trillingsfout Actie Overdreven trillingen - Slechte uitlijning (koppeling) - Defecte schokdemping of speling op de koppeling - Uitbalanceringsfout van een element van de aandrijflijn Overdreven trillingen en - Monofase werking van de alternator gebrom komende uit de (monofase belasting of defecte machine contactor of installatiefout) - Kortsluiting in de stator van de alternator Abnormaal geluid Actie Geweldadige schok, even- - Kortsluiting op de installatie tueel gevolgd door ge- Foute schakeling (parallelschakebrom en trillingen ling niet in fase) Mogelijke gevolgen: - Breuk of vernietiging van de koppeling - Breuk of torsie van het aseinde - Verplaatsing/kortsluiting van de wikkeling van het poolrad - Barsten of verplaatsing van de ventilator
4
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
4
ONDERHOUD
4.5 - Elektrische defecten Defect
Afwezigheid van spanning tijdens opstart of nullast
Actie
Meting Automatische opwekking en de spanning van de alternator blijft normaal na het uitschakelen Sluit een nieuwe batterij aan Automatische opwekking maar de van 4 tot 12 V tussen E- en spanning stijgt niet tot de nominale E+ (polariteit respecteren) waarde na het uitschakelen van de gedurende 2 à 3 sec batterij Automatische opwekking maar de spanning verdwijnt na het uitschakelen van de batterij
Spanning te laag
Controleer de aandrijfsnelheid
Snelheid is goed
Snelheid te laag Spanning te hoog
Regeling van spanningsRegeling werkt niet, spanning meten potentiometer van de regelaar tussen E+ en E-
SpanningsRegeling van stabiliteitsschommelingen potentiometer van de regelaar
Indien geen effect : probeer de werking normaal/snel (ST2). Enkel R 438 / 448
Spanning goed
Spanning tussen E+ en E-
Controle / Oorzaak - Tekort aan remanentie - Controleer de aansluiting van de spanningsreferentie aan de regelaar - Dioden defect - Kortsluiting van de opwekkerstator Fout van de regelaar - Opwekkerstator onderbroken - Poolrad onderbroken - Controleer de weerstand Controleer de aansluiting van de regelaar (eventueel regelaar defect) - Opwekkerstator in kortsluiting - Draaiende dioden doorgeslagen - Poolrad in kortsluiting - Controleer de weerstand Verhoog de aandrijfsnelheid (Niet aan potentiometer (P2) van de regelaar komen vooraleer de correcte snelheid verkregen werd) - Spanning tussen E+ en E- > 12V Fout van de regelaar - Controleer de snelheid : mogelijke cyclische onregelmatigheid - Klemmen slecht geblokkeerd (losse contacten) - Defect van de regelaar - Snelheid te laag bij belasting (of LAM van R 438 te hoog ingesteld) - Controleer de snelheid (of LAM van R 438 te hoog ingesteld) - Draaiende dioden defect - Kortsluiting in het poolrad. Controleer de weerstand - Opwekkerrotor defect
bij nullast en te In nullast draaien en spanning laag bij belas- controleren tussen E+ en ESpanning tussen E+ en Eting (*) op de regelaar
(*) Opgelet : Bij monofase gebruik, controleer of de detectiedraden komende van de regelaar goed aangesloten zijn aan de gebruikte klemmen. Verdwijnen van Controleer de regelaar, de De spanning komt niet terug op de - Opwekkerstator onderbroken de spanning tij- varistor, de draaiende nominale waarde - Poolrad onderbroken of in kortsluiting dens werking dioden en vervang het - Opwekkerrotor defect (**) defect element. - Regelaar defect (**) Opgelet : Kan door de interne beveiliging veroorzaakt zijn (overbelasting, onderbreking, kortsluiting) 4.5.1 - Controle van de diodenbrug (fig. 21)
Diodenbrug LSA 42.2
-
~ ~ ~ C
Anode
A
C
C
-
C
+
~ ~ ~ A
A
+
+ of
-
A
~ ~ ~
Katode A
A
A
C
C
C
Een diode in goede staat mag de stroom slechts in één richting doorlaten : van anode naar katode. - Fig 21 -
15
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 4.5.2 - Controle van de wikkelingen en draaiende dioden door afzonderlijke bekrachtiging
Tijdens deze procedure moet de alternator ontkoppeld zijn van alle externe belasting en moeten de aansluitingen in de klemmenkast gecontroleerd worden. 1) Groep stopzetten, draden van de regelaar losmaken en isoleren 2) Om de afzonderlijke bekrachtiging te realiseren zijn er twee mogelijkheden (zie fig. 22). Montage A : Sluit een 12 V batterij in serie met een rheostaat van ongeveer 50 Ohm - 300 W en een diode op twee draden van de opwekkerstator (5+) en (6-).
6-
Montage B : Sluit een regelbare transformator "Variac" en een diodenbrug aan op 2 draden van de opwekkerstator (5+) en (6-). Deze twee systemen moeten eigenschappen bezitten die compatibel zijn met het bekrachtigingvermogen van de machine (zie kenplaat). 3) Laat de groep tegen nominale snelheid draaien. 4) De voedingstroom van de opwekkerstator geleidelijk doen toenemen via de rheostaat of variac. Meet de uitgangsspanningen op L1 - L2 - L3 en controleer de spanning en bekrachtigingsstroom bij nullast en belast (zie kenplaat van de machine of vraag ons een testblad). Wanneer de uitgangsspanningen op hun nominale waarden staan en evenwichtig zijn op < 1% voor de gegeven bekrachtigingwaarde, dan is de machine goed en is de afwijking te wijten aan het regelgedeelte (regelaar - bekabeling - detectie - hulpwikkeling).
Opw. stator 5 +
Diode 1A
Variac
+
60
30
50
20
90
10
80
100
-
0
AC 220V
Batterij 12V
16
Opw. stator 5 +
70
+
MONTAGE A
6-
Rh. 50Ω -300W 40
-
ONDERHOUD
- Fig 22 -
MONTAGE B
DC 12V
4
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 4.6 - Ontmanteling - Heropstelling (zie § 5.5.1/5.5.2.)
4
ONDERHOUD
4.6.2 - Spankoppel van de bouten & moeren Identificatie
ø van de schroef Koppel N.m
Klemmenbout opwekker
M4
4 N.m
Deze handeling mag tijdens de garantieperiode enkel en alleen in een erkend LEROY-SOMER atelier worden uitgevoerd of in onze fabrieken, anders kan de garantie vervallen.
Bout op opwekkerstator
M6
10 N.m
Tijdens de verschillende handelingen, moet de machine horizontaal blijven (wanneer de transportbeugel verwijderd is) Zie fig. 23.
Bout diodenbrug
M6
5 N.m
Diodenmoer
M5
4 N.m
Montagestang
M8
20 N.m
Aardingsschroef
M6
5 N.m
Balanceerschroef
M5
4 N.m
Bout schijf/as
M10
66 N.m
Transportbout
M8
4 N.m
Roosterbout
M6
5 N.m
4.6.3 - Toegang tot de aansluitingen en het regelsysteem. (zie fig. 28 & 29) De toegang tot de klemmen gebeurt rechtstreeks na het verwijderen v/h bovenste deel v/d klemmenkast [48] . Om aan de instelpotentiometers van de regelaar te kunnen, moet men de zijdelingse plaat demonteren [367]
4.6.4 - Toegang, controle en vervanging van de dioden
- Fig 23 -
4.6.1 - Noodzakelijk gereedschap Voor de volledige ontmanteling van de machine, is het aangeraden over volgend gereedschap te beschikken : - 1 ratelsleutel + verlengstuk - 1 momentsleutel - 1 platte sleutel van 7 mm - 1 platte sleutel van 8 mm - 1 platte sleutel van 10 mm - 1 platte sleutel van 12 mm - 1 6-kant dopje van 8 mm - 1 6-kant dopje van 10 mm - 1 6-kant dopje van 13 mm - 1 inbussleutel van 5 (bijv. Facom : ET5) - 1 inbussleutel van 6 (bijv. Facom : ET6) - 1 TORX T20 sleutel - 1 TORX T30 sleutel - 1 poelietrekker (bijv. Facom : U35) - 1 poelietrekker (bijv. Facom : U32/350).
4.6.4.1- Demonteren - Verwijder het bovenste deksel v/d klemmenkast [48] - Neem het luchtinlaatrooster weg [51] - De montagebeugels van de vermogen-uitgangskabels losschroeven, E+ en E- losmaken van de opwekker en de R 791 module. - Verwijder de 4 bouten van de montagestangen - Neem het achterschild (36) weg door middel van een poelietrekker : bijv. U.32-350 (FACOM). - Neem de varistor weg [347] - De 4 schroeven van de diodenbruggen op de opwekkerrotor losmaken en dioden uitschakelen - Controleer de 6 dioden met een ohmmeter of een lamp (zie § 4.5.1.). 4.6.4.2- Hermonteren - Herplaats de diodenbrug lettend op de polariteit (cf § 4.5.1.). - Herplaats de varistor [347] - Plaats een nieuwe O-ring op het schild. - Herplaats het achterschild,(zie fig. 24), schuif de kabelbundel in de bovenste sleuf van het schild. Achterschild Rotor Draadstang M8
- Fig 24 -
17
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P - Herplaats de montagebeugels van de kabels en de R 791 module. - Herplaats het luchtinlaatrooster [51]. - Herplaats het bovenste deksel van de klemmenkast [48].
ONDERHOUD
- De koppelingsschijf (enkelgelagerde machines) of voorste lagerschild (dubbelgelagerde machines) verwijderen en een buis inbrengen met een diameter gelijk aan die van het aseinde of een steun volgens tekening fig. 26.
4.6.5 -Vervanging van het achterste lager op een enkelgelagerde machine 4.6.5.1- Demonteren - Neem het achterschild weg [36] (zie § 4.6.4.1.) - Neem het lager [70] weg d.m.v. een lagertrekker met centrale schroef (Zie fig. 25) 4.6.5.2- Hermonteren - Herplaats het nieuwe lager nadat zijn interne ring door
- Fig 26 -
- Fig 25 -
inductie of in een oven op 80°C werd verwarmd (geen oliebad gebruiken). - Plaats het voorspanrondsel [79] in het schild en de nieuwe O-ring [349]. - Herplaats het achterschild [36] (zie § 4.6.4.2.).
4.6.6 - Vervanging van de lagers op een dubbelgelagerde machine 4.6.6.1 - Demonteren - Ontkoppel de alternator van de thermische motor. - Neem de 8 schroeven weg . - Verwijder het voorschild [30] - Neem het achterschild weg (zie § 4.6.4.1.) - Haal de 2 lagers [60] en [70] eruit d.m.v. een lagertrekker met centrale schroefspil. 4.6.6.2 - Hermonteren - Herplaats de nieuwe lagers nadat ze door inductie of in een oven op 80°C werden verwarmd (geen oliebad gebruiken). - Controleer of het voorspanrondsel (79) en de nieuwe O-ring [349] in het achterschild [36] aanwezig zijn. - Herplaats het voorschild (30), blokkeer de 8 schroeven. - Controleer of het machinegeheel correct werd gemonteerd en of alle bouten en moeren goed vast zitten.
- Laat de rotor steunen op een van zijn polen, dan deze al glijdend eruit halen. Gebruik de buis als een hefboom teneinde de ontmanteling te vergemakkelen. - Nadat de rotor is weggehaald, moet men oppassen dat men de ventilator niet beschadigd. Bij demontage ervan moet deze altijd vervangen worden. NOTA: Indien aan het poolrad gewerkt word (herwikkeling, vervanging van elementen), moet men het rotorgeheel terug balanceren. 4.6.7.2 - Hermonteren van het poolrad - Volg de demontageprocedure in tegenoverge-stelde richting . Let op dat de wikkelingen niet geraakt worden tijdens het inbrengen van de rotor in de stator. - Indien de ventilator vervangen wordt, montage uitvoeren volgens tekening (fig. 27). Buis en draadstang voorzien.
- Fig 27 -
Volg de montageprocedure van de lagers (zie § 4.6.5.2 en zie § 4.6.6.2).
4.6.7 - Toegang poolrad en stator 4.6.7.1 - Demonteren Volg de procedure voor ontmanteling van de lagers (zie § 4.6.5.1 en zie § 4.6.6.1.)
18
Nadat de machine op punt is gezet worden de toegangsluikjes en deksel herplaatst.
4
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P 4.7 - Elektrische eigenschappen Tabel van de gemiddelde waarden Alternator - 4 polen - 50 Hz - Standaard wikkeling N°6. (400V voor de bekrachtigingen) De spannings- en stroomwaarden zijn opgegeven bij nullast en bij nominale belasting met afzonderlijke bekrachtiging. Alle waarden zijn opgegeven op ± 10% (voor exacte waarden, gelieve het testrapport te raadplegen) en kunnen gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving. Alternator 2 polen met SHUNT bekrachtiging Weerstanden op 20°C (Ω) :
TYPE 42.2 VSO*VS2* S3* S4* M5 M6
L7 VL8
Stator L/N 1,01 0,76 0,61 0,4 0,22 0,22 0,16 0,1 Rotor
2,93 3,13 3,27 3,53 4,1
4,1
4,7
5,5
Opw.stator 23,5 23,5 23,5 23,5 23,5 23,5 23,5 23,5 Opw.rotor 0,79 0,79 0,79 0,79 0,79 0,79 0,79 0,79 Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden dezelfde.
4
ONDERHOUD
Alternator 4 polen met SHUNT bekrachtiging Weerstanden bij 20°C (Ω) :
TYPE 42.2 VSO* VS2* S3* S4
S5
M6
M7
Stator L/N 1,54 0,7 0,53 0,32 0,32 0,2 Rotor
1,71 2,1
2,3
2,7
2,7
L9
0,2 0,19
3,3
3,3
3,7
Opw.stator 25,6 25,6 25,6 25,6 25,6 25,6 25,6 25,6 Opw.rotor 0,51 0,51 0,51 0,51 0,51 0,51 0,51 0,51 Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden dezelfde. Alternator 4 polen met SHUNT bekrachtiging bekrachtigingstroom i exc (A) - 400 V - 50 Hz : Gebruikte symbolen : "i exc": bekrachtigingstroom van de opwekkerstator
TYPE 42.2 VSO* VS2* S3* S4
S5
M6
M7
L9
Bij nullast 0,5
0,6
0,6
0,6
0,5
0,5
0,5
Bij nom. belasting
1,6 1,65 1,4
1,6
1,3
1,5
1,5
1,5
0,5
Bij 60Hz zijn de "i exc" waarden ongeveer 5 à 10% lager. Alternator 2 polen met SHUNT bekrachtiging bekrachtigingstroom i exc (A) - 400 V - 50 Hz : Gebruikte symbolen : "i exc": bekrachtigingstroom van de opwekkerstator
* Machine bestemd voor Lister Alternator 4 polen met AREP bekrachtiging Weerstanden bij 20°C (Ω) :
L7 VL8
TYPE 42.2 VS2*
S4
S5
M6
M7
L9
Bij nullast 0,45 0,4 0,4 0,4 0,45 0,45 0,4 0,4
Stator L/N 0,76
0,34
0,34
0,22
0,22
0,2
2,1
2,7
2,7
3,3
3,3
3,7
0,5
0,3
0,3
0,26
0,26
0,23
0,6
0,5
0,5
0,44
0,44
0,41
Exc.stator
6
6
6
6
6
6
Exc. rotor
0,5
0,51
0,51
0,51
0,51
0,51
TYPE 42.2 VSO*VS2* S3* S4* M5 M6
Bij nominale belasting 1,6
1,7
1,7
1,7 1,55 1,85 1,7 1,65
Bij 60Hz zijn de "i exc" waarden ongeveer 5 à 10% lager.
* Machine bestemd voor Lister
Rotor Hulpwikk. X1, X2 Hulpwikk. Z1, Z2
Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden dezelfde. Alternator 4 polen met AREP bekrachtiging bekrachtigingstroom i exc (A) - 400 V - 50 Hz : Gebruikte symbolen : "i exc": bekrachtigingstroom van de opwekkerstator
TYPE 42.2 VS2*
S4
S5
M6
M7
L9
Bij nullast
0,9
0,9
0,9
0,8
0,8
0,7
Bij nom. belasting
2,4
2,1
2,3
2
2,3
2,3
Bij 60Hz zijn de "i exc" waarden ongeveer 5 à 10% lager.
* Machine bestemd voor Lister
19
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
RESERVE ONDERDELEN 5
5 - RESERVEONDERDELEN 5.1 - Belangrijkste reserveonderdelen Kits voor eerste hulp kunnen in optie verkregen worden. Ze zijn opgesteld als volgt : Aantal
LSA 42.2 - SHUNT 2 & 4 P
198 Spanningsregelaar
1
R 230 ou R 230/A
ESC 110 CU 003
343 Diodenbrug
1
LSA 411.1.59/60
ESC 025 MD 008
347 Varistor
1
LSA 411.1.17A
CII 411 EQ 017
1
250 V - 8 A / traag
Aantal
LSA 42.2 - AREP 4 P
Rep
Omschrijving
Smeltzekering v/d regelaar
Rep
Omschrijving
Codering
Codering
198 Spanningsregelaar
1
R 438 LS
ESC 220 CU 025
343 Diodenbrug
1
LSA 411.1.59/60
ESC 025 MD 008
347 Varistor
1
LSA 411.1.17A
CII 411 EQ 017
2
250 V - 8 A / snel
Smeltzekering v/d regelaar
5.2 - Omschrijving van de lagers Aantal
LSA 42.2 2 & 4 P
Codering
60
Lager aan aandrijfzijde (dubbelgelagerd)
1
6309 2RS/C3
RLT 045 TN 030
70
Lager aan opwekkerszijde
1
6305 2RS/C3
RLT 025 TN 030
Rep
Omschrijving
5.3 - Service technische bijstand Leroy-Somer is ter uwer beschikking voor alle technische inlichtingen die u wenst. Voor elke bestelling van onderdelen dient het type van de machine volledig opgegeven te worden, met vermelding van het fabricagenummer en de gegevens aangeduid op de kenplaat.
OPGELET De stuknummering van de onderdelen moeten worden overgenomen van de doorsneetekeningen. Een belangrijk netwerk van serviceafdelingen staat in voor een snelle levering van de benodigde onderdelen. Teneinde een goede werking en de veiligheid van onze machines te garanderen, bevelen wij aan om alleen reserveonderdelen afkomstig van de constructeur te gebruiken. Indien deze aanbeveling niet gerespecteerd wordt, ontslaat de constructeur zich van alle verantwoordelijkheid in geval van schade.
20
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
RESERVE ONDERDELEN 5
5.5 - Ruimtelijke afbeelding, onderdelenlijst. 5.5.1 - LSA 42.2 enkelgelagerd, AREP of SHUNT (fig. 28)
48 367 98 49 132 124
323
324
1
4
30
198
120
347
322
15
33
37
343
344
100
70
349
79
91
90
36
51
28
- Fig 28 -
No.
Aantal
1 4 15 28 30 33 36 37 48 49 51 70 79 90 91
1 1 1 1 1 1 1 4 1 20 1 1 1 1 4
Omschrijving Stator Rotor Ventilator Aarding Schild, aandrijfzijde Luchtuitlaatrooster Schild, niet aandrijfzijde Montagestang Bovenste deel van de behuizing Montageschroef Luchtinlaatrooster Achterste lager Voorspanrondsel Opwekkerstator Montageschroef
No.
Aantal
98 100 120 124 132 198 322 323 324 343 344 347 367 349
3 1 1 1 1 1 1 6 1 1 1 1 2 1
Omschrijving Hoekbeugel Opwekkerrotor Plaat voor klemmenlijst (AREP) Klemmenplaat Klemmenkast Regelaar Koppelschijf Montageschroef Blokkeerrondsel Halve schijf met directe dioden Halve schijf met indirecte dioden Varistor Toegangspaneel O-ring
21
onderhoud ALTERNATOR LSA 42.2 - 2 & 4 P
RESERVE ONDERDELEN 5
5.5.2 - LSA 42.2 dubbelgelagerd, AREP of SHUNT (fig. 29)
48 367 98 49 132 124
4
15 410
30
198
120
97
347
33
98
37
1
22
Aantal
1 4 15 28 30 33 36 37 48 49 51 60 70 79 90
1 1 1 1 1 1 1 4 1 20 1 1 1 1 1
100
70
79
91
36
28
60
No.
343
344
349
90
- Fig 29 -
Omschrijving Stator Rotor Ventilator Aarding Schild, aandrijfzijde Luchtuitlaatfilter Schild, niet aandrijfzijde Montagestang Bovenste deel van de behuizing Montageschroef Luchtinlaatfilter Voorste lager Achterste lager Voorspanrondsel Opwekkerstator
No.
Aantal
91 97 98 100 120 124 132 198 343 344 347 367 349 410
4 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1
Omschrijving Montageschroef Hoekbeugel Hoekbeugel Opwekkerrotor Plaat voor klemmenlijst (AREP) Klemmenplaat Klemmenkast Regelaar Halve schijf met directe dioden Halve schijf met indirecte dioden Varistor Toegangspaneel O-ring Voorste lagerschild
51