MAA-R-92109
ALTERNATIEVEN VOOR TROPISCH HARDHOUT Stand van zaken ten aanzien van materiaaltechnische alternatieven
BIBLIOTHEEK Dienst Wea- en Waterbouwkunde Van der Suighweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-639111
Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde ing. H. Clee ing. M.B.G. Ketelaars
november 1992
MAAX 1 9 9 2 .
1.
Rapport nr. MAA-R-92109
2.
Serie nr.
4. Titel en subtitel ALTERNATIEVEN VOOR TROPISCH HARDHOUT; Stand van zaken ten aanzien van materiaaltechnische alternatieven
7.
Schrijvers ing. H. Clee en ing. M.B.O. Ketelaars
9.
Naam en adres opdrachtgever Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044 2600 CA DELFT, tel. 015-699277
3. Ontvanger catalogus nummer
5.
Datum rapport november 1992
6.
Code uitvoerende organisatie DWW-MAAX
8.
Nr. rapport uitvoerende organisatie MAA-R-92109
10. Projectnaam Alternatieven tropisch hardhout 11. Contactnummer
12. Naam en adres opdrachtgever Directeur Generaal van de Rijkswaterstaat Hoofddirectie van de Waterstaat Afdeling
13. Type rapport Beleidsnotitie / verkennend onderzoeksrapport 14. Code andere opdrachtgever
15. Opmerkingen
16. Referaat Vanaf 1995 zal in Nederland, overeenkomstig het in 1991 neergelegde regeringsstandpunt, alleen nog tropisch hout uit duurzaam beheerde bossen gebruikt mogen worden. Vooruitlopend hierop geldt vanaf april 1992 voor de Rijkswaterstaat dat het gebruik van tropisch hout afkomstig uit niet-duurzaam-beheerde bossen, waar mogelijk met onmiddelijke ingang, dient te worden stopgezet. Doordat hout uit dergelijke bossen de eerstkomende jaren nauwelijks beschikbaar zal zijn, dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van alternatieve materialen of dienen alternatieve constructies te worden ontworpen waarin geen (tropisch) hout is opgenomen. Azobé-hout is bij de Rijkswaterstaat veruit de meest toegepaste tropische houtsoort. Deze houtsoort en haar eigenschappen, als produkt waarvoor dus in feite de alternatieven nodig zijn, worden behandeld terwijl tevens het begrip "duurzaam bosbeheer' nader wordt uitgewerkt. Tevens wordt aandacht besteed aan de veranderde rekenmethode voor houtconstructies, waaraan voor de houtsoorten meer reële beproevingsmethoden dan voorheen ten grondslag liggen. De stand van zaken betreffende beschikbare en mogelijk toekomstige alternatieve materialen wordt belicht. Alternatieve, niet-tropische, verduurzaamde of gemodificeerde houtsoorten, worden behandeld naast de eigenschappen van andersoortige primaire (nieuwe) en secundaire (hergebruikte) materialen. In relatie met de gepresenteerde alternatieven wordt ook, zij het beknopt, aandacht besteed aan milieu-technische en economische aspecten. 17. Summary From 1995 in The Netherlands it will be allowed to use tropical woods only if hailed from sustainable-managed-forests. This, according to a Governmental Statement issued in 1991. Preceding this, from april 1991 the use of tropical woods hailed from not-sustainable-managed-forests by the Directorate-General for Public Works and Water Management (Rijkswaterstaat) is banned whenever possible. Since tropical woods coming from sustainable managed forests will be hardly available in the oncoming years, it is necessary to make use of altemative materials or to design alternative constructions wherein (tropical) woods does not take part as much as possible. Azobé-wood is for the Rijkswaterstaat the most widely used kind of tropical wood. Therefore this kind of wood and its properties, being the kind of product the alternatives are needed for, and the term "sustainable forest management" are dealt with. Attention is also payed to a new calculation method for wooden constnjctions, based on more realistic wood-testing methods. The actual situation according to the now, or possibly in the near future, available altemative materials is illustrated. Alternative, non-tropical, modified and preserved woods are dealt with next to the properties of other primary (new) and secondary (re-used) materials. Related to the presented alternatives attention is, although briefly, also payed to the environmental and economical aspects. 18. Trefwoorden Hout, kunststof, cementbeton, hergebruik
19. Distributiesysteem Dienst Weg- en Waterbouwkunde tel. 015-699409
20. Classificatie
21. Classificatie deze pagina
22. Aant.
3 bijlagen \
MAAX 1992
23. Prijs f 12,50
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING / SUMMARY
1.
INLEIDING
.
blz. 1
2.
TROPISCH HARDHOUT
blz. 3
2.1
Algemeen
blz. 3
2.2
Azobé
blz. 3
3.
DUURZAAM BOSBEHEER
blz. 5
4.
NIEUWE HOUTNORMEN
blz. 7
5.
ALTERNATIEVEN VOOR TROPISCH HARDHOUT - PRIMAIRE MATERIALEN
blz. 8
5.1 Houtsoorten en hun levensduur 5.1.1 Karri 5.1.2 Jarrah . 5.1.3 Robinia 5.1.4 Gezonken Siberisch naaldhout 5.1.5 Gemodificeerd hout 5.1.6 Verduurzaamd hout
blz. 8 blz. 10 blz. 12 blz. 13 blz. 15 blz. 15 blz. 15
5.2 Cementgebonden produkten
blz. 18
5.2.1 5.2.2 5.2.3
Cementbeton Vezelcement (algemeen) (Glas)vezelcement
blz. 18 blz. 18 blz. 20
5.3 Kunststoffen 5.3.1 5.3.2 5.3.3
blz. 21
Algemeen Thermoplastische kunststoffen Thermohardende kunststoffen
blz. 21 blz. 21 blz. 25
5.4 Metalen
blz. 27
5.5 Glas
blz. 27
MAAX 1992
A
6.
ALTERNATIEVEN VOOR TROPISCH HARDHOUT - SECUNDAIRE MATERIALEN
blz. 29
6.1 Algemeen
blz. 29
6.2 Cementgebonden produkten
blz. 29
6.3 Kunststoffen
blz. 30
6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4
Inleiding Secundaire thermoplastische kunststoffen Secundaire thermohardende kunststoffen Kunstharsgebonden houtvezels
blz. 30 blz. 31 blz. 32 blz. 33
7.
ALTERNATIEVE CONSTRUCTIES
blz. 35
8.
MILIEU-TECHNISCHE ASPECTEN
blz. 37
9.
ECONOMISCHE ASPECTEN
blz. 39
SLOTBESCHOUWING
blz. 41
LITERATUUR
blz. 43
10.
Bijlagen: 1. 2. 3.
Regeringsstandpunt (ten aanzien van het gebruik van tropisch hardhout). Adreslijst van importeurs, leveranciers en belangenorganisaties voor hout en alternatieve materialen. Duurzaam tropisch bosbeheer, ITTO - richtlijnen.
MAAX 1992
SAMENVATTING Vanaf 1995 zal in Nederland, overeenkomstig het in 1991 neergelegde regeringsstandpunt, alleen nog tropisch hout uit duurzaam beheerde bossen gebruikt mogen worden. Vooruitlopend hierop geldt vanaf april 1992 voor de Rijkswaterstaat dat het gebruik van tropisch hout afkomstig uit niet-duurzaam-beheerde bossen, waar mogelijk met onmiddelijke ingang, dient te worden stopgezet. Doordat hout uit dergelijke bossen de eerstkomende jaren nauwelijks beschikbaar zal zijn, dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van alternatieve materialen of dienen alternatieve constructies te worden ontworpen waarin geen (tropisch) hout is opgenomen. Azobé-hout is bij de Rijkswaterstaat veruit de meest toegepaste tropische houtsoort. Deze houtsoort en haar eigenschappen, als produkt waarvoor dus in feite de alternatieven nodig zijn, worden behandeld terwijl tevens het begrip "duurzaam bosbeheer" nader wordt uitgewerkt. Tevens wordt aandacht besteed aan de veranderde rekenmethode voor houtconstructies, waaraan voor de houtsoorten meer reële beproevingsmethoden dan voorheen ten grondslag liggen. De stand van zaken betreffende beschikbare en mogelijk toekomstige alternatieve materialen wordt belicht. Alternatieve, niet-tropische, verduurzaamde of gemodificeerde houtsoorten, worden behandeld naast de eigenschappen van andersoortige primaire (nieuwe) en secundaire (hergebruikte) materialen. In relatie met de gepresenteerde alternatieven wordt ook, zij het beknopt, aandacht besteed aan milieu-technische en economische aspecten.
SBMMARY From 1995 in The Netherlands it wili be allowed to use tropical woods only if hailed from sustainable-managed-forests. This, according to a Governmental Statement issued in 1991. Preceding this, from april 1991 the use of tropical woods hailed from not-sustainable-managed-forests by the Directorate-General for Public Works and Water Management (Rijkswaterstaat) is banned whenever possible. Since tropical woods coming from sustainable managed forests will be hardly available in the oncoming years, it is necessary to make use of alternative materials or to design alternative constructions wherein (tropical) woods does not take part as much as possible. Azobé-wood is for the Rijkswaterstaat the most widely used kind of tropical wood. Therefore this kind of wood and its properties, being the kind of product the altematives are needed for, and the term "sustainable forest management" are dealt with. Attention is also payed to a new calculation method for wooden constructions, based on more realistic wood-testing methods. The actual situation according to the now, or possibly in the near future, available alternative materials is illustrated. Alternative, non-tropical, modified and preserved woods are dealt with next to the properties of other primary (newï and secondary (re-used) materials. Related to the presented altematives attention is, although briefly, also payed to the environmental and economical aspects.
MAAX 1992
s-
MAAX 1992
1.
INLEIDING Per jaar gaat naar schatting 17 miljoen hectare tropisch regenwoud verloren. Bij ongewijzigd bosbeheer en -exploitatie zal in het jaar 2040 het volledige areaal aan tropisch regenwoud verloren zijn gegaan. Een belangrijke oorzaak van deze aantasting van het regenwoud, is de commerciële houtkap die steeds grotere vormen dreigt aan te nemen. Op dit moment wordt het wereldverbruik aan tropisch hout geschat op 1,3 miljard m3. De interne brandhout en houtskoolvoorziening plegen overigens de grootste aanslag op de wouden. Het verdwijnen van de regenwouden zal een onoverzienbare invloed uitoefenen op het wereldklimaat. Bepaalde dier- en plantensoorten die voor hun leven en voortplanting afhankelijk zijn van de specifieke biotopen die tropische regenwouden bieden zullen dan onherroepelijk uitsterven. Het regenwoud levert nu nog een overvloed aan geneeskrachtige stoffen, die de basis vormen voor veel van de huidige geneesmiddelen. Ook vormt ze een schier onuitputtelijk reservoir van erfelijk materiaal waarmee landbouwprodukten kunnen worden verbeterd en nieuwe produkten ontwikkeld. Het behoud van de regenwouden is dus zoals algemeen erkend van eminent belang. , De Nederlandse regering heeft zich gezien het voorgaande ten doel gesteld bij te dragen aan het streven het tropisch regenwoud te redden. Hiertoe zullen producerende landen worden ondersteund bij de ontwikkeling van een duurzaam bosbeheer en zal het gebruik van tropisch hout uit niet duurzaam beheerde bossen op termijn worden gestaakt. Daarnaast zullen, als misschien wel de belangrijkste bijdrage aan de reddingsactiviteiten van het regenwoud, de producerende landen worden ondersteund bij een meer economische inrichting en een duurzaam van de landbouw. Het Regeringsstandpunt, vastgelegd in een negental beleidslijnen, is als bijlage 1 aan dit rapport toegevoegd. Vanaf 1995 mag in Nederland alleen nog tropisch hout uit "duurzaam beheerde" bossen worden gebruikt. De hieruit voortvloeiende beleidslijn van de Rijkswaterstaat, zoals verwoord in een schrijven van de Directeur-Generaal van april 1992, gaat uit van het waar mogelijk met onmiddelijke ingang stopzetten van het gebruik van tropisch hout dat niet afkomstig is uit duurzaam beheerd bos. In verband met de geringe beschikbaarheid van hout uit dergelijke bossen, wordt aangedrongen op de toepassing van alternatieve constructies of op het gebruik van alternatieve materialen. Een eerste handreiking bij het vinden van alternatieven voor de waterbouw sector, waarin de Rijkswaterstaat het meeste tropische hout toepast, is gegeven in het door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van de Rijkswaterstaat (DWW) in 1992 uitgegeven boekwerk "Tropisch hout... enige keus?" [1]. Daarin zijn voor een aantal specifieke waterbouwkundige constructies alternatieven aangegeven met de daarbij te verwachten levensduren en indicatieve kostenvergelijkingen. Dit rapport beoogd, in aanvulling op genoemd boekwerk, nadere gegevens te verstrekken over de toepasbaarheid en de eigenschappen van diverse materiaalsoorten om de toepassing van alternatieven in de gehele GWW-sector te vereenvoudigen en te stimuleren. Noodzakelijkerwijs is de hierna volgende behandeling nog onvolledig en gebaseerd op de huidige kennis van de materiaalalternatieven. Vooral ten aanzien van de milieubelasting, het energieverbruik van grondstofproduktie tot en met de afvoer, en de hergebruikmogelijkheden is nog onvoldoende bekend voor een optimale afweging binnen de groep van alternatieven. Het rapport geeft dan ook slechts een zo goed mogelijk beeld van de kennissituatie op dit moment.
MAAX 1 9 9 2
1'
•
Benodigde onderzoeken om de "witte vlekken" in te vullen zijn inmiddels gestart en zullen bij de hiervoor relevante onderdelen worden aangegeven. Voor een juiste beeldvorming wordt in dit rapport eerst ingegaan op de materiaalgroep waarvoor de alternatieven worden aangereikt, het tropisch hout. In hoofdstuk 3 zal worden ingegaan op wat kan en moet worden verstaan onder "duurzaam bosbeheer". De nieuwe norm voor houtconstructies wordt in hoofdstuk 4 besproken, gezien het belang van de gewijzigde rekenmethode voor constructies en de nieuwe, meer realistische, klassering van (alternatieve) houtsoorten. In de hoofdstukken 5 en 6 worden respectievelijk alternatieve materialen aangereikt uit de groep van primaire materialen en uit de groep van secundaire (hergebruikte) materialen. Vervolgens wordt voor de volledigheid in hoofdstuk 7 nog enige aandacht besteed aan alternatieve constructies. In de hoofdstukken 8 en 9 worden achtereenvolgens de milieutechnisch en de economische aspecten behandeld. Na een slotbeschouwing, hoofdstuk 10, is een lijst opgenomen van literatuur waaraan in het rapport is gerefereerd.
MAAX 1992
2.
TROPISCH HARDHOUT
2.1
Algemeen Het wereldverbruik aan tropisch hardhout heeft een omvang van 1.3 miljard m3. Het grootste deel hiervan wordt door de producerende landen zelf, veelal op weinig economische wijze, verbruikt. De jaarlijkse export van tropisch hardhout bedraagt globaal €0 miljoen m3, waarvan Nederland tot voor kort jaarlijks ongeveer 1,5 miljoen m3 importeerde. De Nederlandse import van tropisch hout bestaat voornamelijk uit Azobé, Bankirai, Iroko, Meranti (ook in de vorm van triplex) en Merbau. In de GWW-sector past men van deze soorten voornamelijk het zeer duurzame Azobé toe. Alternatieven voor het gebruik van tropisch (hard)hout in de GWW-sector betreffen daardoor in werkelijkheid alternatieven voor Azobéhout. De Rijkswaterstaat verwerkt jaarlijks ongeveer 5000 m3 van deze houtsoort. Het merendeel hiervan wordt gebruikt voor waterbouwkundige toepassingen (damwanden, palen, beschoeiingen). In de wegenbouw betreft het voornamelijk reflectorpalen en geluidswanden."
2.2
Azobé Azobé, botanische naam Lophira alata, is een tropische hardhoutsoort die in het gehele kustgebied van West-Afrika vanaf Liberia tot Zaïre voorkomt. Het Azobé-hout dat in Nederland wordt geïmporteerd is voornamelijk afkomstig uit Kameroen. De Azobé groeit daar zowel in het regenwoud als in de savannes, op berghellingen en in de laaggelegen kustgebieden [2]. Azobé kan onder gunstige omstandigheden zeer snel groeien, waarbij de hoge volumieke massa (en dus ook de sterkte en duurzaamheid) behouden blijft. De boom haalt een gemiddelde hoogte van 50 meter. De stam is vrij slank en recht. De takvrije stamlengte bedraagt ca. 25 tot 30 meter. De diameter, op borsthoogte gemeten, bedraagt ca. 0,80 tot 1,50 m [2]. Azobé wordt voor een belangrijk deel in stamvorm ingevoerd en in ons land gezaagd. Hierin vindt geleidelijk een verschuiving plaats naar de produktielanden. Verkrijgbaarheid Azobé-hout kan in vrijwel alle gewenste afmetingen en op allerlei wijze bewerkt, geleverd worden. Een redelijke voorraad van de gebruikelijke maten is bij de verschillende importeurs aanwezig. Enkele adressen van importeurs, leveranciers en belangenorganisaties zijn opgenomen in bijlage 2. Toepasbaarheid Azobé-hout dankt de ruime toepassing aan een combinatie van gunstige eigenschappen. Deze eigenschappen zijn onder meer de grote duurzaamheid, duurzaamheidsklasse I (zie hiervoor onder 5.1), een hoge sterkte gepaard aan een eveneens hoge elasticiteitsmodulus (veerkracht) en de leverbaarheid van zeer grote houtlengten. In tabel 3 zijn de materiaaleigenschappen van Azobé opgenomen. Ten aanzien van de constructieve aspecten van deze en andere houtsoorten valt op te merken dat hiervoor in oktober 1992 een nieuwe norm van kracht is geworden, waarbij niet meer wordt uitgegaan van kwaliteitsklassen. Gezien de wezenlijk andere benadering wordt hieraan in hoofdstuk 4 enige aandacht besteed. Dit vooral, omdat de nieuwe rekenmethode voor houtconstructies ook van belang is bij de keuze van alternatieven in (niet-tropisch) hout.
MAAX 1992
-,
MAAX 1992
3.
DUURZAAM BOSBEHEER
In zowel het in de inleiding genoemde Regeringsstandpunt als in de door de Rijkswaterstaat gehanteerde beleidslijn wordt gesproken van "duurzaam beheerde bossen". Wat hier onder moet worden verstaan is helaas niet precies aangegeven. Er zijn meerdere definities voor duurzaam beheer denkbaar, en ook in gebruik, waarbij de duurzaamheid slechts betrekking heeft op de continuïteit van de stroom van één of enkele bosprodukten. Op dit moment lijkt de definitie opgesteld door de Internationale Tropische Hout Organisatie (ITTO), en verwoord in de ITTO-richtlijnen voor duurzaam tropisch bosbeheer, een van de meest evenwichtige. Naast het zeker stellen van een voortdurende stroom van gewenste bosprodukten en -diensten, wordt tevens gesteld dat het beheer niet mag leiden tot ongewenste effecten ten aanzien van de fysische en sociale omgeving. De ITTO-richtlijnen, inclusief de daarbij behorende definitie van duurzaam bosbeheer, zijn integraal opgenomen in bijlage 3. Terecht wordt in de ITTO-richtlijnen onderscheid gemaakt tussen produktiebossen, bosreservaten en plantages. Helaas ontbreekt een duidelijke stellingname ten aanzien van de zogenoemde primaire (oer)bossen. Hoewel als stellingname weinig aantrekkelijk voor een platform-organisatie van houtproducerende en -consumerende landen en extra gecompliceerd door de wereldomvattende opzet van deze organisatie, is een kapverbod voor dergelijke primaire bossen van ongekend belang. Ondanks grootschalige herbeplanting van gekapte percelen zal de diversiteit van de oorspronkelijk aanwezige bomen, struiken, planten en kruiden, en als gevolg daarvan ook de diversiteit van de fauna, afnemen. Op termijn zal het karakter van het oerbos gaan veranderen, een veranderingsproces dat als onomkeerbaar moet worden beschouwd. De toekomst zal dus uitsluitend gebruik gemaakt dienen te worden van hout uit produktiebossen. Voor de duurzame houtsoorten leveren dergelijke bossen echter pas na 50 tot 100 jaar geschikt hout voor de beoogde constructies. In het verleden zijn slechts weinig van deze bossen aangeplant, zodat voorlopig hoogstens een zeer beperkte aanvoer mogelijk zal zijn. De zorg voor de natuurlijke bossen dient zich overigens niet te beperken tot het tropische regenwoud, maar zich ook uit te strekken tot de niet-tropische bosgebieden. Het lot van het natuurlijke bos in de gematigde zones is, zo stelt het Wereldnatuurfonds (WNF), in de komende jaren nauw verbonden met dat van het tropische regenwoud. Het WNF heeft, in een op 28 oktober 1992 in Londen gepresenteerd rapport getiteld "Bossen in Moeilijkheden", de noodklok geluid over de natuurlijke bossen in de gematigde klimaatzones. Chr. Elliott stelde bij deze presentatie ook, dat de bestaande methoden om de natuurlijke bossen te beschermen betreurenswaardig zijn en nodig dienen te worden verbeterd. Uit het voorgaande blijkt dat er een dringende behoefte bestaat aan een eenduidige definitie op wereldniveau, gedifferentieerd naar de aard van de bossen, van het begrip "duurzaam beheer". Dit duurzaam beheer moet ertoe leiden dat de ecologie van het bos niet blijvend wordt verstoord door menselijke activiteiten. Aansluitend aan de definitie dienen gedetailleerde richtlijnen te worden opgesteld en controlemethodieken te worden ontwikkeld om de kwaliteit van het beheer te waarborgen. Hout afkomstig uit dergelijke bossen dient teslotte, bijvoorbeeld door merken, duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn.
MAAX 1992
Voor de huidige situatie in Nederland is het van belang welke definitie voor duurzaam beheer dient te worden gehanteerd en op welke wijze de controle daarop dient plaats te vinden. De DWW heeft daarom het Ministerie van Economische Zaken, die ook houtproducerende landen wil helpen met het opzetten van goede beheerssystemen, verzocht een goede en werkbare definitie op te stellen. Tijdens het opzetten van een duurzaam-beheerssysteem zullen de producerende landen, vanuit begrijpelijke economische motieven, toch een zekere houthoeveelheid moeten kunnen exporteren. Duurzaam beheer, gecombineerd met een min of meer gegarandeerde afzet, dient vooral ook als middel om een mentaliteits-ombuiging te bewerkstelligen in de producerende landen zelf zodat uiteindelijk meer verantwoord met de zo waardevolle bossen wordt omgegaan. Alle inspanningen zullen ongetwijfeld leiden tot een aanmerkelijke verhoging van de kostprijs van het hout. Gezien de kosten van de beschikbare alternatieven is daarvoor echter vanuit concurrentie-oogpunt voldoende ruimte. In de komende jaren zal de invoer van tropisch hardhout uit duurzaam beheerde bossen niet aan de behoefte kunnen voldoen, zodat alternatieve materialen moeten worden toegepast of alternatieve constructies ontworpen. Een voordeel hiervan is dat andere dan de traditionele materialen en constructieve oplossingen noodzakelijkerwijs op hun geschiktheid beoordeeld moeten worden. Dit zou op termijn kunnen leiden tot meer optimale materiaaltechnische en constructieve oplossingen. Een bijkomende factor is dat, zoals reeds opgemerkt, hout uit volgens de toekomstige definities geëxploiteerde bossen ongetwijfeld aanzienlijk hoger in prijs zal komen te liggen. Bij de financiële afwegingen kunnen daardoor de kansen van de alternatieven iets gunstiger komen te liggen dan bij de huidige, relatief zeer lage, prijzen voor tropisch hout.
MAAX 1992
4.
NIEUWE HOUTNORMEN Bij de van krachtwording van het Bouwbesluit op 1 oktober 1992 is een nieuwe houtnorm in werking getreden. In de norm NEN 6760 zijn rekenregels vastgelegd, waarbij de oude rekenmethode met toelaatbare spanningen is vervangen door een nieuwe methode die uitgaat van karakteristieke waarden [3]. De nieuwe norm is voor zover mogelijk afgestemd op de toekomstige Europese regelgeving. Met name op Eurocode 5, de Europese norm voor houtconstructies. Een nieuw gegeven in deze norm betreft de sterkteklasse, gebaseerd op een combinatie van buigsterkte, elasticiteitsmodulus en volumieke massa; die in de-plaats komt voor de oude kwaliteitsklasse-indeling. Een belangrijk verschil tussen de oude en nieuwe voorschriften is verder dat de eigenschappen vroeger werden bepaald aan gaaf (foutvrij) hout en nu aan constructieve delen, dus inclusief eventuele onvolkomenheden. De sterkte-indeling vindt in principe plaats volgens NEN 5498 [4].
Tabel 1. Eigenschappen behorende bij een viertal sterkteklassen. sterkteklasse eigenschap
K17
buigsterkte (MPa) volumieke massa (kg/m3) elasticiteitsmodulus (MPa) - / / vezelrichting
K21
K24
K70
17
21
24
70
380
350
380
900
10.000
10.000
11.000
22.000
330 730
330 670
370 730
1470
9 0,3
13 0,4
14 0,4
42 1,0
20 5,4
21 5,7
50 15
2,1
2,4
1
elasticiteitsmodulus - - naaldhout - loofhout treksterkte (MPa) - / / vezelrichting -X
»
druksterkte (MPa) - / / vezélrichting .x • schuifsterkte (MPa) afschuivingsmodulus (MPa)
17 5,2 1.8 620
.
630
690
8,0 1250
In de nieuwe norm worden sterkteklassen genoemd, oplopend van K 13 t/m K 37. In de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 6761 is het aantal klassen uitgebreid met de sterkteklassen K 43 t/m K 80, om ook de zwaardere houtsoorten in klassen te kunnen indelen [5].
MAAX 1992
Op dit moment is de sterkteklasse van een viertal houtsoorten bekend. Deze konden uit voldoende en betrouwbare literatuur worden afgeleid. De klasse-indeling hiervan is als volgt. Vuren ( oude kwaliteitsklasse C ) Grenen ( idem ) Rode Meranti Vuren (oude kwaliteitsklasse B ) Grenen ( idem ) Azobé
sterkteklasse II
n . .
11
K 17 K 17 K 21 K 24 K 24 K 80
De vier sterkteklassen met de daarbij behorende materiaal-eigenschappen, waarvan drie bepaald en de overige afgeleid, zijn gegeven in tabel 1. Voor de indeling van de overige houtsoorten zal nog het nodige laboratoriumonderzoek verricht moeten worden. Van de Kuilen stelde in "Het Houtblad", dat het in de bedoeling ligt in de nieuwe versie van de KVH (Kwaliteitseisen voor Hout) de sterkteklasse-indeling voor houtsoorten en houtsorteringen op te nemen [6].
MAAX 1992
•
o
5. ALTERNATIEVEN VOOR TROPISCH HARDHOUT - PRIMAIRE MATERIALEN
5.1
Houtsoorten en hun levensduur
Van de 50.000 bestaande boomsoorten worden er in West Europa ongeveer 200 soorten verhandeld. De keuze uit deze soorten vindt onder meer plaats op basis van kleur, elasticiteit, sterkte of tekening, al naar gelang de gewenste toepassing. In de GWW-sector speelt vooral ook de levensduur een grote rol.
.
De te verwachten levensduur van een bepaalde houtsoort wordt uitgedrukt in duurzaamheid. De natuurlijke duurzaamheid van een houtsoort is de mate waarin een bepaalde houtsoort zonder speciale behandeling in de specifieke eindtoepassing zijn eigenschappen behoudt. Het belangrijkste aspect van de duurzaamheid van een houtsoort is de weerstand of resistentie tegen biologische aantasting, in het bijzonder tegen schimmelaantasting. Op grond van resultaten van uitgevoerd onderzoek van het houtgedrag, onder praktijkomstandigheden in contact met de grond in een gematigd klimaat, is een indeling in duurzaamheidsklassen opgezet. Hierbij wordt de natuurlijke weerstand tegen schimmelaantasting van het kernhout beoordeeld naar de mate waarin de buigsterkte wordt beïnvloed. Verschillen in duurzaamheid worden veroorzaakt door de verschillen in de van nature in het hout voorkomende fungiciden en insecticiden. Aan de indeling is een schatting voor de levensduur van het kernhout gekoppeld [7]. Tabel 2 geeft een overzicht van de duurzaamheidsklassen en de corresponderende levensduren.
Tabel 2. Duurzaamheidsklassen van kernhout en de globaal daarmee corresponderende levensduren, bij plaatsing in de grond in een gematigde klimaatzone. De zogenoemde paaltjesproef. klasse
I II III IV V
duurzaamheid
zeer duurzaam duurzaam matig duurzaam weinig duurzaam niet duurzaam
levensduur van het kernhout meer dan 25 jaar 25-15 jaar 15-10 jaar 10-5 jaar minder dan 5 jaar
De werkelijke levensduur van hout is sterk afhankelijk van het milieu waarin het wordt toegepast. Een duurzaanheidstest waarbij het hout in de grond geplaatst wordt, zoals bij de eerder genoemde paaltjesproef, kan als zwaar worden beschouwd door de agressieve schimmels die in de bodem voorkomen. MAAX 1992
Ten aanzien van de schimmelvorming is, zoals uit het volgende blijkt, zowel het vochtgehalte als het milieu van groot belang.
Zolang het vochtgehalte niet stijgt tot boven de 20% zal in de regel geen aantasting door schimmels voorkomen. Bij volledige plaatsing onder het grondwaterniveau Wijken zelfs houtsoorten met een inferieure duurzaamheidsklasse een hoge levensduur te bezitten. In een gematigd klimaat kan in zoet water aantasting door paalworm optreden. De duurzaamheidsklasse van het hout doet over deze vorm van aantasting geen uitspraak. Bestandheid tegen de aantasting door paalworm komt voor bij houtsoorten met siliciumkristallen in de houtvaten. De mate waarin deze kristallen voorkomen is bepalend voor de mate van bestandheid. Niet verduurzaamde houtsoorten met een zekere paalwormbestandheid zijn Azobé, Basralocus en Manbarklak, allen tropische houtsoorten.
5.1.1 Karri De export van het hout van de Karri-boom naar Europa wordt door de Australische overheid sterk gestimuleerd, onder meer om de te verwachten positieve invloed hiervan op de werkgelegenheid in de betrokken gebieden. Als verkoopargument wordt de aandacht vooral gevestigd op het feit dat het een duurzame niet-tropische houtsoort (klasse II) betreft en niet afkomstig is uit bedreigd regenwoud. De bescherming van de primaire bossen richtte zich zoals bekend tot voor kort uitsluitend richtte op het regenwoud. Karri, botanische naam Eucalyptus diversicolor, is een niet-tropische hardhoutsoort die groeit in de bossen langs de Australische Zuid-Westkust. Karri is een zeer grote snelgroeiende boom met een hoogte van 50-60 m (maximaal 90 m). De takvrije stam is 25-30 m en de diameter kan 1,8-3,0 m bedragen [8]. Het hout is roodachtig bruin van kleur. De commerciële houtkap vindt plaats onder toezicht van het Australisch Department of Conservation (CALM). Het CALM stelt dat Karri een ecologisch verantwoord gekapte houtsoort is. De Australische milieugroeperingen zijn een andere mening toegedaan. Zij menen dat de economische motieven zo zwaarwegend zijn dat de ecologie hieraan wordt opgeofferd. Deze milieugroepen beschouwen het gebruik van Karri en ook van het hierna te behandelen Jarrah, vanuit het oogpunt van duurzaam bosbeheer, als een onacceptabel alternatief voor tropische hardhoutsoorten Vooralsnog zijn er volgens hen geen overtuigende bewijzen dat Karri en/of Jarrah duurzaam geproduceerd worden [9]. In juli 1992 is op initiatief van de DWW een bijeenkomst belegd waar een vertegenwoordiging van CALM, Nederlandse importeurs, deskundigen op het gebied van (tropische) bosbouw en milieugroeperingen zich hebben gebogen over bovengenoemde problematiek. In de DWWnotitie MAA-N-92082 wordt verslag gedaan van deze bijeenkomst en worden enkele kanttekeningen en vraagtekens geplaatst bij de huidige beheersplannen van de wouden [10].
MAAX 1992
^ p.
Verkrijgbaarheid Karri wordt in Australië gezaagd. In Nederland kunnen verdere bewerkingen worden uitgevoerd. Doorgaans is een redelijke voorraad van de gebruikelijke maten bij de leveranciers aanwezig. Adressen van enkele leveranciers zijn opgenomen in de adressenlijst (bijlage 2). Toepasbaarheid Overeenkomstig het standpunt, dat duurzaam bosbeheer zich ook dient uit te strekken tot de niet-tropische bossen, hanteert de Rijkswaterstaat ook een restrictief beleid ten aanzien van het gebruik van niet-tropische hardhoutsoorten. Gebruik dient zich vooralsnog te beperken tot kleinschalige toepassingen en alleen dan, wanneer het hout afkomstig is van nieuwe aanplant. Karri-hout is ingedeeld in duurzaamheidsklasse II [7]. De mechanische en fysische eigenschappen zijn weergegeven in tabel 3.
MAAX 1 9 9 2
M*
5.1.2 Jarrah Ten minste negentig procent van de boomsoorten in de bossen en savannen van Australië zijn Eucalyptus-bomen. Deze boomsoort komt in honderden variëteiten voor, van klein en kronkelig tot zeer lang en kaarsrecht en weet zich onder de meest uiteenlopende condities een plaats te veroveren. Veelal ten koste van andere soorten [11]. Ook Jarrah, botanische naam Eucalyptus marginata, is evenals Karri een niet tropische hardhoutsoort uit de Eucalyptusfamilie en komt voor in Zuid-West-Australië. Jarrah vertoont veel overeenkomsten met Karri, de boom wordt echter minder hoog en de diameter bedraagt globaal de helft van die van Karri. Jarrah bomen bereiken een hoogte van 30-45 m waarbij de stam een diameter heeft van 0,9-1,5 m. De kleur van het kernhout varieert in verse toestand van licht tot donkerbruin, maar is globaal iets donkerder dan Karri. Onderscheid tussen deze twee soorten is te maken aan de hand van de verbrandingsresten van houtsplinters. Karri verbrandt tot witte as, Jarrah daarentegen geeft een zwarte houtskool. De commerciële houtkap van Jarrah vindt plaats in door de regering uitgegeven concessies. Het zogenoemde duurzaame bosbeheer staat ook hier onder toezicht van het (CALM) [8]. Alhoewel in dit deel van Australië, zowel voor de Karri- als de Jarrah-bossen, al grote stappen vooruit zijn gezet op het gebied van duurzaam bosbeheer wordt de kwaliteit ervan door de Australische milieugroeperingen als volstrekt onvoldoende beschouwd. Ook de Rijkswaterstaat en het Ministerie van VROM heeft op een aantal punten haar bedenkingen [10]. Verkrijgbaarheid Jarrah wordt door dezelfde importeurs geïmporteerd als Karri. Toepasbaarheid Voor de toepassing van Jarrah gelden op dit moment dezelfde restricties als onder 5.1.1 aangegeven voor Karri. Jarrah valt onder de duurzaamheidsklasse I [7]. De mechanische en fysische materiaaleigenschappen van Jarrah zijn weergegeven in tabel 3.
MAAX 1992
*-*
5.1.3 Robinia Robinia, botanische naam Robinia Pseudoacacia, is een snelgroeiende loofboom die in onze streken in een periode van 30-60 jaar een hoogte van 25-30 meter kan bereiken met een bijbehorende stamdiameter van 0,60-0,90 m [12]. De kleur van Robinia-hout is groenachtig, maar verandert onder invloed van (zon)licht in bruin. De Robinia groeit in West Europa, met uitzondering van Frankrijk, vooral in stadsparken. In Frankrijk en in Oost-Europa zijn sinds de jaren vijftig grote produktiebossen met Robinia aangeplant. In Hongarije is ongeveer 280.000 ha, verdeeld over een groot aantal relatief kleine percelen,
bedekt met Robinaia-produktiebossen. In dat land neemt Robinia een kwart van de totale houtproduktie voor haar rekening [12]. Er is een Stichting Robinia opgericht om de promotie-activiteiten voor het Robinia-hout te verzorgen. Tevens wil het de aanplant van Robinia-bossen in Nederland stimuleren. Tegen een grootschalige aanplant van Robinia in Nederland schijnen echter bezwaren te bestaan, omdat de agressieve wortelgroei van deze soort de ontwikkelingsmogelijkheden van andere boomsoorten zou kunnen bedreigen. Verkrijgbaarheid De Nederlandse organisatie Dutch Plywood Agency BV is agent voor Robinia-hout en legt de kontakten tussen de Hongaarse zagerijen en de Nederlandse importeurs. Het hout wordt in Hongarije gezaagd. De verdere bewerking vindt in Nederland plaats. De levertijd bedraagt over het algemeen 1 a 2 maanden. Voor (kleinere) proefprojecten is voldoende hout aanwezig en kan kontakt worden gezocht met de genoemde agent. , Toepasbaarheid Robinia-hout kan voor een groot aantal toepassingen in de GWW-sector een goed alternatief vormen voor tropisch hardhout. Beperkingen zijn de relatief korte houtlengte en de kwaliteit en maatvastheid van het gezaagde materiaal. Volgens de importeur is hierdoor nog begeleiding vanuit Nederland noodzakelijk. Er geldt een vrij lange levertijd voor grote partijen, omdat hout afkomstig van verschillende percelen moet worden verzameld. . . • De duurzaamheidsklasse van Robinia bedraagt II [7]. De mechanische en fysische eigenschappen zijn opgenomen in tabel 3.
MAAX 1992 .
1 3
Tabel 3. Eigenschappen van enkele hardhoutsoorten (vnl.ontieend aan het Houtvademecum [7].
eigenschappen volumieke massa (kg/m3) bij .,% vocht buigsterkte (MPa) elasticiteitsmodulus bij buiging (MPa)
AZOBÉ
KARRI
1.010 17 157
18.600
JARRAH
ROBINIA
913 12
860 12
770 12
132
114
133
19.200
13Ï0Ö0
14.200
druksterkte (MPa) / / vezelrichting
72
72
62
71
afschuifsterkte (MPa)
17,1
14,7
15,1
17,2
84 127
41 75
76 83
19.200 17.000
9.030
splijtsterkte per mm (MPa) - radiaal - tangentiaal hardheid vlgs. Janka (N) - kops - langs
58
evenwichtsvochtgehalte (%) - bij 60% RV - bij 90% RV
13,5 20,0
werking over RV-traject (%) - radiaal 30-60% 60-90% - tangentiaal 30-60% 60-90%
1.6 2,0 1,6 2,4
krimpcoëfficiënt (%/%) in vochttraject 20-6% - radiaal - tangentiaal
0,31 0,41
maximale krimp (%) van.nat tot 12% houtvochtgeh. - radiaal - tangentiaal
3,8 6,0 I
duurzaamheidsklasse (gem. klim. en grondcontact
9.400 8.700
7.060 7.550
12,5 19,5
14,0 21,5
-
2,3
1,8
-
3,0
2,6
-
-
-
5,0 10,0
5,0 8,0
1,5 2,3
II
I
II
Opmerking: Uit de in de tabel gegeven gemiddelde waarden voor de sterkte kunnen geen toelaatbare spanningen worden afgeleid. Zie hiervoor NEN 6760 en het hieromtrent gestelde in hoofdstuk 4.
MAAX 1 9 9 2
14
5.1.4 Gezonken Siberisch naaldhout Grote hoeveelheden naaldhout liggen naar verluidt op de bodem van een aantal rivieren in Siberië. Stroomopwaarts gekapte bomen werden vroeger over de rivier naar lager gelegen zagerijen getransporteerd. Het kappen en het transport van de bomen zou echter nog lange tijd zijn doorgegaan nadat de zagerijen waren stilgelegd. De aangevoerde bomen zouden zich tenslotte verder stroomafwaarts op de bodem-van de-rivieren-hebben verzameld. Verkrijgbaarheid Concrete informatie over de potentiële beschikbaarheid kon niet worden verkregen. : Toepasbaarheid Vooralsnog lijkt het gezonken Siberische naaldhout op korte termijn geen serieus alternatief te zijn voor tropisch hardhout.
Ten aanzien van de te verwachten duurzaamheid is weinig bekend. De duurzaamheid van naaldhout varieert zowel per soort als binnen de soort en haalt slechts bij uitzondering klasse II. De Russische Lariks waarvan hier sprake zou kunnen zijn valt normaal in duurzaamheidsklasse III en is voor waterbouwkundige toepassingen als zodanig minder geschikt.
5.1.5 Gemodificeerd hout Er lopen studies naar mogelijkheden om bepaalde houtsoorten zodanig te bewerken en te modificeren dat hout van een hogere duurzaamheidsklasse wordt verkregen. Op de details van de lopende modificatie-onderzoeken kan in dit bestek niet nader worden ingegaan, omdat deze materie nog als confidentieel moet worden beschouwd. Verkrijgbaarheid en toepasbaarheid In hoeverre gemodificeerd hout een serieus alternatief voor tropisch hardhout kan zijn is in dit stadium van onderzoek nog niet aan te geven. Op korte termijn is gemodificeerd hout echter zeker nog niet beschikbaar.
5.1.6 Verduurzaamd hout De potentiële levensduur van de houtsoorten in de duurzaamheidsklassen III t/m V kan bij vele soorten, niet alle, worden verhoogd door het hout te verduurzamen. Dit houdt natuurlijk niet in dat daarmee de kwaliteit van het hout op alle fronten op het niveau van bijvoorbeeld Azobé of Karri kan worden gebracht. De bestandheid tegen de meeste schimmels in een gematigd klimaat is wel op peil gebracht, maar de sterkte en de elasticiteit van het hout zijn op het oorspronkelijke, vaak beduidend lagere, niveau gebleven. Voor een zelfde constructie zouden bijvoorbeeld toch veel dikkere planken gebruikt moeten worden. Voor dit verduurzamen zijn een tweetal methoden in gebruik, het creosoteren en het wolmaniseren. .
MAAX 1 9 9 2 -
Creosoteren Bij het creosoteren wordt het hout, meestal onder druk, geïmpregneerd met creosootolie. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er bezwaren tegen het creosoteren, omdat in creosootolie onder andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), fenolen en furanen voorkomen. Zowel tijdens het verduurzamen als bij opslag en gebruik kunnen deze stoffen in het milieu terecht komen. Wolmaniseren Ook bij het wolmaniseren wordt het hout onder druk geïmpregneerd. In plaats van creosootolie worden bij deze methode Wolmanzouten in het hout gebracht. Ook deze methode kent milieuhygiënische bezwaren. De zouten bevatten zware metalen die door uitloging in het milieu kunnen geraken. De metalen beschermen enerzijds het hout door hun voor vele organismen giftige eigenschappen, maar vormen daardoor ook een belasting voor het verdere milieu. Certificatie Door het Ministerie van VROM zijn in samenwerking met de verduurzamingsbedrijven maatregelen ontwikkeld om de verduurzamingsprocessen minder milieubelastend te maken. De hoeveelheden te gebruiken impregneermiddel worden daarbij aan grenzen gebonden en uit creosootolie worden vooraf allerlei ongewenste stoffen verwijderd. Met de "vacuüm-druk"-techniek is het mogelijk om hout zodanig te verduurzamen dat, zowel met creosootolie als met wolmanzouten, slechts een geringe uitloging van milieubezwaarlijke stoffen plaatvindt. Het impregneren vindt plaats in gesloten tanks en het na impregneren aanhangend impregneermiddel wordt nog in de tank weggespoeld. Hierdoor wordt voorkomen dat er tijdens het impregneren vluchtige stoffen in de atmosfeer komen. Het afvalwater wordt opgevangen en gereinigd. Om vervuiling van de grond bij de verduurzamingsbedrijven te voorkomen worden ook eisen gesteld aan de wijze waarop de verduurzamingsmiddelen worden opgeslagen en aan de opslag van het verduuurzaamde hout. De produkten worden streng gekeurd en om het vertrouwen van de verbruikers te vergroten vindt hierop controle plaats door een externe keuringsorganisatie. De materialen worden onder KOMO-certificaat geleverd. Een groot aantal verduurzamingsbedrijven in Nederland kan inmiddels verduurzaamd hout onder KOMO-certificaat leveren. Ten aanzien van de milieu-hygiënische kwaliteit van verduurzaamd hout zonder KOMO-certificaat moeten dan ook vraagtekens worden geplaatst. De milieubelasting door uitloging van KOMO-gecertificeerd verduurzaamd hout is naar verwachting zeer gering. Over de milieubelasting door houtsoorten met een grote natuurlijke afweer, die van nature reeds fungiciden en insecticiden bevatten, wordt nader onderzoek verricht. Onderzoek Op verzoek van het Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater (RIZA), laat de Milieuafdeling van de DWW onderzoek verrichten naar de milieubelasting van een groot aantal materialen. Het onderzoek, waarin ook wel en niet verduurzaamde houtsoorten zijn opgenomen, richt zich op de milieubelasting tijdens het gebruik. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de uitloging van milieubelastende stoffen, maar wordt ook aandacht besteed aan de stoffen die door erosie (slijtage en afbraak) vrijkomen.
MAAX 1 9 9 2
,«•-.
Vooruitlopend op de resultaten van dit langetermijn onderzoek is de DWW gestart met een kortlopend onderzoek om snel inzicht te krijgen in de te verwachten milieubelasting bij het huidige gebruik van verduurzaamd hout. Dit is van belang gezien de grote hoeveelheden verduurzaamd houten perkoenpalen die in de waterbouw worden toegepast. Hierbij wordt ondermeer gekeken hoe deze belasting zich verhoudt tot de huidige en de te verwachten VROM-richtlijnen en NEN-normen. Tevens wordt aandacht besteedt aan de wijze waarop eventuele CEN-normen zich op dit terein gaan ontwikkelen. • Verkrijgbaarheid Er zijn verscheidene verduurzamingsbedrijven. Enkele verduurzamingsbedrijven zijn in de adreslijst, bijlage 2, vermeld. De kwaliteit van de verduurzaming, vooral vanuit milieuhygiënisch oogpunt bezien, kan echter sterk variëren. Wanneer besloten zou worden voor een bepaald project verduurzaamd hout in te zetten, dan dient alleen hout te worden toegepast dat ten aanzien van de verduurzaming is voorzien van KOMO-keur. Toepasbaarheid De resultaten van de hiervoor genoemde onderzoeken zijn bepalend voor de geschiktheid, nu of in de nabije toekomst, van verduurzaamd hout als alternatief voor tropisch hardhout. De mechanische en fysische eigenschappen van verduurzaamd hout zijn afhankelijk van de betrokken houtsoort. Voor deze eigenschappen wordt hier volstaan met verwijzing naar "Het Houtvademecum" [7].
Belangrijk voor een meer selectieve toepasbaarheid van hout is, dat "niet-verduurzaamd" hout met een inferieure duurzaamheidsklasse een lange levensduur bezit bij: * toepassing in de grond onder het grondwaterniveau, en * toepassingen waarbij het hout permanent onder water blijft, mits het bij plaatsing in zoet water voldoende paalworm-bestand is. Het kan dus ook voor houttoepassingen aanbeveling verdienen constructies zo te ontwerpen dat een nog meer bewuste scheiding wordt gemaakt in de toe te passen materialen voor bijvoorbeeld het boven en het onder water gedeelte.
MAAX 1992
5.2
Cementgebonden produkten
5.2.1 Cementbeton Cementbeton wordt vervaardigd uit een mengsel van de natuurlijke toeslagstoffen als zand en grind of van alternatieve toeslagmaterialen met water en cement welke laatsten samen voor de binding tussen de materialen zorgen. Beton is zeer goed in staat om drukkrachten op te nemen. Wanneer het materiaal op treksterkte wordt belast dient het beton echter te worden gewapend. Verkrijgbaarheid Door diverse producenten c.q. leveranciers (zie adressenlijst) kunnen betonnen palen en planken, al dan niet gewapend, in verschillende standaardmaten worden geleverd. Enkele leveranciers zijn in de adreslijst, bijlage 2, vermeld. Toepasbaarheid Tot voor de opkomst van tropisch hardhout werden betonnen beschoeiingsdelen veelvuldig toegepast in de waterbouw. Het materiaal is sterk en duurzaam, met een geschatte levensduur van 50 jaar. Een nadeel van cementbetonnen beschoeiingsdelen is dat het zwaarder is dan hout en niet veerkrachtig. Nu, bij de speurtocht naar alternatieven voor het tropisch hardhout, lijkt het zinvol om de toepassingsmoglijkheden van, eventueel met wapeningsstaal versterkt, beton in dit kader opnieuw te bezien. Het beton kan als geprefabriceerde elementen worden toegepast. Ook kan het beton in voorkomende gevallen ter plaatse worden gestort.
5.2.2 Vezelcement (algemeen) Door vezels te mengen met cement en water wordt, na verharding, een produkt verkregen met goede mechanische eigenschappen. Vezelcementprodukten bezitten zowel een hoge druksterkte veroorzaakt door het cement als een verbeterde treksterkte door de aanwezige vezels. De mate waarin de treksterkte wordt verbeterd is afhankelijk van de hechting en de sterkte van de vezels. Voorbeelden van vezelcementprodukten zijn asbestvezelcement, houtvezelcement, glasvezelcement, en staalvezelcement.
In het verleden zijn vaak asbestvezelcementplaten toegepast waarin, zoals de naam al aangeeft, asbestvezels zijn toegepast. Asbest is een verzamelnaam voor een aantal voornamelijk uit silicaten bestaande minerale delfstoffen. Vanwege de specifieke vezelstructuur (de verhouding lengte en diameter van de vezels) is asbest schadelijk voor de volksgezondheid; asbestvezels kunnen bij inhalatie kanker veroorzaken. In verband met de aan asbest verbonden gezondheidsrisico's zal in 1993 een algemeen asbestverbod ingaan [13]. Dit asbestverbod behelst een verbod op het gebruik en produktie van asbestmaterialen. Op de invoer van asbesthoudende materialen wordt onbegrijpelijkerwijs geen verbod gelegd, zodat deze materialen ook dan nog steeds op de markt aangeboden mogen worden. MAAX 1992
.• o
De lagere prijs van dit materiaal ten opzichte van de meeste andere vezelcement soorten bergt zo de nodige risico's in zich. Dit mede omdat de verschillende soorten vezelcement visueel vrijwel niet vanelkaar zijn te onderscheiden. Verkrijgbaarheid De produktie van vezelcement komt voornamelijk voor rekening van Eternit, die in verschillende landen en ook in Nederland vestigingen heeft. Zij levert vezelcementplaten onder de naam Eterdam NT (New Technology). Vezelcementplaten voor walbeschoeiingen worden vooral uitgevoerd als golfplaten en kunnen in verschillende standaardafmetingen worden geleverd. Toepasbaarheid Vanaf 1993 mag asbestvezelcement in Nederland niet meer worden toegepast. Omdat asbestvezelcementprodukten veel goedkoper zijn dan andere vezelcementprodukten (ongeveer een factor 2) zal men in de toekomst bedacht moeten zijn op (opzettelijke) foutieve leveringen. Dit wordt vereenvoudigd doordat niet overal in het buitenland produktieverboden gelden en ook Nederlandse bedrijven de produktie van asbestvezel-produkten buiten onze landsgrenzen voortzetten. Door het geringe uiterlijke verschil is controle op juiste levering moeilijk en zal men in de bestekseisen een dekkend bewijs van oorsprong voor het materiaal moeten opnemen. De DWW heeft het ministerie van VROM op de hoogte gesteld van deze problematiek. Houtvezelcement waarvan de vezel niet is geïmpregneerd met hars en staalvezelcement zijn ongeschikt voor natte toepassingen in verband met respectievelijk de zwelling van de houtvezels en de corrosie van de staalvezels. Aan glasvezelcement en de toepasbaarheid ervan zal hierna nog nader worden ingegaan.
5.2.3 Glasvezelcement
Glasvezelcementplaten zijn vervaardigd uit zand, cement en water en versterkt met alkalibestendige glasvezels. De vezels voldoen qua lengte/diameter verhouding aan de vanuit het oogpunt van de volksgezondheid gestelde criteria. De met glasvezelversterkte cementprodukten hebben goede sterkte eigenschappen [14]. Verkrijgbaarheid Het materiaal is in verschillende standaardafmetingen leverbaar. Er zijn verschillende producenten van glasvezelcementprodukten. Toepasbaarheid Glasvezelcementplaten kunnen onder andere worden toegepast voor walbeschoeiingen. Ze worden veelal uitgevoerd als golfplaten. In tabel 4 zijn de materiaaleigenschappen van glasvezelcementprodukten opgenomen.
MAAX 1 9 9 2
•
IQ
Tabel 4. Eigenschappen van enkele cementgebonden produkten. materiaal eigenschappen volumieke massa (kg/m3> buigtreksterkte (MPa)
MAAX 1 9 9 2
glasvezelcement 1900-2100 10
vezelcement 1400 -
E-modulus (MPa)
15.000-25.000
-
temperatuurbestandheid (°O
vorst/dooi bestendig onbrandbaar
-40
20
5.3
Kunststoffen
5.3.1 Algemeen
Kunststoffen worden tegenwoordig voornamelijk vervaardigd uit aardolie. Ongeveer 1 % van de wereld-aardolie-produktie wordt hiervoor gebruikt. Kunststoffen zijn licht, gemakkelijk bewerkbaar en vergen nauwelijks onderhoud. Voor vele toepassingen hebben ze het hout al verdrongen. De grote duurzaamheid van het, zonodig voor UV-licht gestabiliseerde materiaal, de mogelijkheden om allerlei ingewikkelde vormen uit één stuk en vaak naadloos te vervaardigen en het grote skala aan te variëren eigenschappen, leveren een verdere bijdrage aan de opmars van kunststoffen op diverse terreinen. Ook in de Weg- en waterbouw worden kunststoffen in toenemende mate toegepast. Op het terrein van de houtvervanging onder andere voor wegbebakening, hekwerken, geluidsschermen, brugdelen, gordingen, wrijfstijlen en beschoeiingen. De stijfheid van kunststoffen kan worden verhoogd door de toevoeging van vulstoffen of grovere toeslagen of door wapening met bijvoorbeeld glasvezels. De volumieke massa van kunststoffen komt ongeveer overeen met die van hout, zwaar gevulde kunststoffen kunnen echter wel dubbel zo zwaar zijn. Kunststoffen zijn in de natuur niet tot nauwelijks afbreekbaar. Dit voordeel bij de toepassing vormt een nadeel in de afvalfase. Doordat het materiaal vrij licht is neemt het op storplaatsen onevenredig veel ruimte in. Om de hoeveelheden te storten en te verbranden kunststof te beperken worden, op instigatie van het Ministerie van VROM, allerlei activiteiten ondernomen om het kritiekloos gebruik van kunststoffen te beperken (preventie) en om het hergebruik te stimuleren. De toepassing van produkten uit nieuwe (primaire) kunststoffen als alternatief voor tropisch hardhout dient dus plaats te vinden op basis van een goede afweging ten aanzien van andere alternatieve materialen of constructies. Hierbij kan het gebruik van produkten die uit secundaire (hergebruikte) kunststoffen vervaardigd zijn soms de voorkeur verdienen boven die uit primaire produkten, zie hiervoor ook onder 6.3, maar dit is natuurlijk mede afhankelijk van de aan het produkt te stellen eisen. Er bestaan alleen al ruim 65 hoofdsoorten kunststof. Door allerlei combinaties van molecuulsoorten en andersoortige toevoegingen loopt het aantal kunststofsoorten in de honderden. De in vrij grote hoeveelheden toegepaste soorten beperken zich echter tot enkele tientallen. De kunststoffen kunnen in twee hoofdgroepen worden onderscheiden, de thermoplasten en de thermoharders.
5.3.2 Thermoplastische kunststoffen
Thermoplasten bestaan uit zeer lange, min of meer draadvormige, molecuulketens. Eén enkele keten kan daarbij bestaan uit tienduizenden moleculen van eenzelfde soort of een combinatie van enkele molecuulsoorten. De globale ketenlengte kan procesmatig worden gestuurd. De fysische bindingskrachten tussen de ketens onderling zijn vrij gering.
MAAX 1 9 9 2
->*
Evenals hout vertonen de thermoplasten een plasto-elastisch gedrag. De plasticiteit is verhoudingsgewijs echter veel groter en neemt bij hogere temperaturen sterk toe. Het materiaal is sterk kruipgevoelig, ondergaat bij sterke of langdurige belasting een permanente vervorming, en is hierdoor ongeschikt voor toepassingen in vrijdragende constructiedelen voor het opnemen van buigingskrachten. Thermoplastische kunststoffen die nu reeds door de Rijkswaterstaat in plaats van hout worden toegepast zijn vooral polytheen (PE), polypropeen (PP), polystyreen (PS) en polymethylmethacrylaat (PMMA), de laatste vooral omdat het, vergelijkbaar met glas, volledig doorzichtig is en daardoor extra mogelijkheden biedt. Verkrijgbaarheid Door allerlei technieken kunnen uit thermoplastische kunststoffen produkten met de meest uiteenlopende vormen worden vervaardigd. De aanschafkosten voor het ontwerpen en vervaardigen van mallen is echter vrij hoog, zodat veel met standaardprofielen en -afmetingen wordt gewerkt. In de standaardassortimenten komen ronde holle en massieve ronde en vierkante palen voor alsook planken en balken. Door sommige leveranciers worden ook schotten geleverd. In de tabel 5 zijn ter illustratie mechanische en thermische eigenschappen van de chemisch gezien vrij eenvoudig opgebouwde kunststoffen polypropeen en polytheen vermeld. Hierbij moet worden aangetekend dat de toevoeging van hulp- en vulstoffen deze eigenschappen doen veranderen. In de tabel zijn gegevens opgenomen van een tweetal soorten polytheen, die chemisch gezien identiek zijn en hun verschil in eigenschappen volledig ontlenen aan de door het produktieproces gestuurde verschil in de ligging van de ketens en de ketenlengten. Op dit moment zijn er al vier verschillende polytheensoorten die variëren van zeer zacht, het lineair lage dichtheid polyetheen (LLDPE) tot extra hard, het UHMW-PE (Ultra High Molecule Weight -PE). De eigenschappen van enkele iets gecompliceerder opgebouwde kunststoffen zijn vermeld in tabel 6. Toepasbaarheid Produkten vervaardigd uit thermoplastische kunststoffen gelden in vele gevallen als geschikte alternatieven voor tropisch hout. Voorbeelden van mogelijke toepassingen zijn hekken, palen, planken, schotten, gordingen, wrijfstijlen en bebakeningsonderdelen. Ze zijn licht, duurzaam en vergen niet tot nauwelijks onderhoud. Nadelen zijn de kruipgevoeligheid, vooral bij hogere temperaturen en bij langdurige belasting, en de brosheid bij lage temperaturen waardoor het materiaal in de winterperiode weinig schokbestand is. Ongevulde of vezelversterkte kunststoffen zijn vrij slap. Produkten met niet thermoplastisch vulstoffen of bijvoorbeeld glaswapening zijn echter aanmerkelijk stijver. Bij snelle matige vervorming treedt vaak eerder breuk op dan bij hout, omdat de elasticiteit geringer is. De aard van de toegepaste kunststof is van grote invloed op de toepassingsmogelijkheden, doordat de eigenschappen per soort op belangrijke punten kunnen verschillen. Globaal kan voor deze materialen worden uitgergaan van een levensduur van 30 jaar.
MAAX 1992
22
Tabel 5. Eigenschappen van een drietal primaire thermoplastische kunststoffen en een secundaire thermoplastische thermoplastische kunststof op basis van produktie-afval.
polypropeen (PP)
eigenschappen
soortelijke/volumieke massa (kg/m3)
lage-dichtheid polytheen (LDPE)
hoge-dichtheid polytheen (HDPE)
secundair (proefstukjes uit palen) PP/LDPE/HDPE
900-915
918-930
945-965
800
buigsterkte (MPa)
40-45
8-15
20-30
25
rek tot breuk (%)
>450
200-600
drukvastheid (MPa)
-
elasticiteitsmodulus (MPa)
250->50O 22-32
10-15
1250-2200
150-1100
25
700-1750
1000
13->60
70
kerfslagsterkte, Izod
2->60 2
slagsterkte, Charpy (kJ/m )
geen breuk
geen breuk
3-
geen breuk
geen.breuk
9-28
25-34
25
0,5
0,17-1,5
0,25-0,30
0,5
wateropname bij 20 °C (%) - in lucht (RV 50%) - bij onderdompeling
1,0 1,0
0,1
verwekingspunt, Vicat (50%)
90
82-100
120-130
smelttemperatuur (°C)
160-165
105-120
125-135
lineaire uitzettingscoëfficiënt (mm/m/'C)
150 * 1 0 '
treksterkte (MPa)
30-40
wrijvingsweerstand (t.o.v. droog staal)
toelaatbare temperatuur, onbelast CC) - minimum - maximum
-10 130
200-250 • 1 0 '
-20/-90 70
0,1
200 * 10"6
-90/-140 .90
0,3
130
210 " 1 0 '
-30 100
Opmerking:. de eigenschappen van de primaire materialen zijn grotendeels ontleend aan het Polytechnisch zakboekje [15], die van het secundaire materiaal uit produktinformatie van de leverancier.
MAAX 1992
23
Tabel 6. Eigenschappen van de primaire thermoplastische kunststoffen polystyreen, acrylo-butadiëen-styreen, hard polyvinylchloride en polyitiethylmethacrylaat.
eigenschappen
polystyreen (FS)
soortelijke/volumieke massa (kg/m1)
acrylobutadiêenBtyreen (ABS)
hard polyvinyl-chloride (PVC)
polymethylmethacxylaat (PMMA)
1050-1150
1040-1070
1390
1180
buigsterkte (MPa)
80
55-80
80-110
140
rek tot breuk
15
15-30
20-50
3,5
(%)
drukvastheid (MPa) elasticiteitsmoduius (MPa) kerfslagsterkte, Izod (kJ/m1)
_
_
80
2600-3200
11800-2500
3000
7 1
slagsterkte, Charpy (kJ/m ) treksterkte (MPa)
geen breuk
40-65
30-45
wrijvingsweerstand (t.o.v. droog staal)
0,5
0,24-0,45
wateropname bij 20 °C (%) - in lucht (RV 50%) - bij onderdompeling
0,1 0,15
3,5 9,0
verwekingspunt, Vicat (°C)
70
50-60
20 75 0,54
0,2 3,5
0,4
90
80
115
amorf
amorf
amorf
amorf
lineaire uitzettingscoëfficiënt (iran/m/°C)
70 * 10"'
60-110 • 10"'
-10 70
geen breuk
0,55
smelttemperatuur (°C)
toelaatbare temperatuur, onbelast (°C) - minimum - maximum
4
3->25
15-25
120 3250
-70 85-100
80 * 10"'
-10 70
80 * 10"'
-40 70
Opmerkingen. 1. De eigenschappen van de primaire materialen zijn grotendeels ontleend aan het Polytechnisch zakboekje 115]. 2. Er zijn meerdere PVC-soorten. Hoogslagvast PVC heeft bijvoorbeeld een kerfslagsterkte >20MPa en ook de rek en drukvastheid zijn hoger dan van hard PVC. Treksterkte en verwekingspunt liggen daarentegen bijvoorbeeld weer lager.
MAAX 1992
24
5.3.3 Thermohardende kunststoffen
Thermoharders zijn meer-componenten produkten. Bij de vervaardiging van de produkten zorgt een chemische reactie tussen de hars- en hardercomponenten voorde verharding. In tegenstelling tot bij de thermoplasten zijn er door de reactie dwarsverbindingen tussen de molecuulketens gevormd. Er is een drie-dimensionaal netwerk ontstaan, van sterke chemische bindingen. Thermoharders hebben daardoor een hoge stijfheid en zijn veel minder temperatuurgevoelig dan thermoplasten en zijn in principe ook geschikt voor toepassing in vrijdragende constructies. De in de weg- en waterbouw meest toegepaste thermoharders zijn de epoxies (EP) en de polyesters (UP). Ze worden vrijwel altijd toegepast in combinatie met vulstoffen of vezels om de brosheid te verminderen en de treksterkte te verhogen. Andere voordelen ervan zijn dat zowel de verhardingskrimp als de lineaire uitzettingscoëfficiënt en dat bovendien de vrij hoge prijs van deze kunststoffen erdoor wordt gedrukt. De hars- en hardercomponenten van thermoharders kunnen in de praktijk ook op de werkplek gemengd, waarbij de kunststof wórdt gebruikt als bindmiddel in een toe te passen mortel of slurry. De hoge eisen die worden gesteld aan de juiste mengverhoudingen en de intensieve menging bestempelen deze uitvoeringsvorm wel tot gespecialiseerd vakwerk. Verkrijgbaarheid • Kant en klare produkten voor de GWW-sector zijn op dit moment vrijwel niet verkrijgbaar, al wordt momenteel geëxperimenteerd met schotbalken en wrijfstijlen. De verhardingsreactie van thermoharders verloopt exotherm. Enerzijds is er een bepaalde temperatuur nodig om de reactie te starten, maar is deze eenmaal begonnen dan levert de reactie extra warmte. Een te hoge temperatuur is ongewenst en de ontstane warmte moet dus in voldoende mate afgevoerd kunnen worden. Om deze reden is de dikte waarin de thermohardende kunststofdelen fabrieksmatig kunnen worden vervaardigd momenteel beperkt. Voor polyesters ligt dit op ongeveer 50 mm. Zijn dikkere balken nodig, dan worden enkele dunnere delen op elkaar gelijmd of worden de werkstukken hol uitgevoerd. Toepasbaarheid . Thermohardende produkten als alternatief voor tropisch hardhout kunnen in principe voor verschillende doeleinden worden ingezet. Voor het bereiken van de gewenste trek- en slagsterkte zullen ze altijd een.zekere hoeveelheid vulstof of vezels bevatten. Ter verhoging van de schokbestandheid worden bovendien vaak kleine percentages weekmaker toegevoegd die tijdens de verhardingsreactie mee reageren en dus aan de kunststof gebonden blijven, dit zijn de zogenoemde interne weekmakers of flexibilisatoren. Externe weekmakers, die niet chemisch mee reageren maar min of meer de functie van smeermiddel vervullen, worden steeds minder toegepast omdat op termijn door diffusie of uitloging de werking ervan verloren gaat. Produkten op basis van thermohardende kunststoffen zijn meestal beduidend zwaarder dan gelijksoortig produkten die van hout zijn vervaardigd. De levensduur ervan kan echter op ten minste 30 jaar worden gesteld. Enkele eigenschappen van een tweetal thermohardende kunststoffen, met en. zonder glasvezelwapening, zijn vermeld in tabel 7.
MAAX 1992
25
Tabel 7. Eigenschappen van de primaire thermohardende kunststoffen epoxiet en polyester, beide met en zonder glasvezelwapening. polyester (UP)
epoxiet (EP) eigenschappen ongewapend
soortelijke/volumieke massa (kg/m3)
1.2OO-1.3OO
treksterkte (MPa)
75
rek tot breuk (%)
2-3
elasticiteitsmodulus (MPa)
2.000-3.000
glaswapening
1.800-2.000
ongewapend
1.200-1.400
140-18.000
10-90
1,3-1,8
2-SO
10.000-42.000
glaswapening
500-2.300
65-1.800 2.5
100-4.000
6.000-50.000
lineaire uitzettingscoëfficiënt (mm/rn/°C)
90 • 10'6
0,5 " 1 0 '
80 * 1 0 '
80 ' 1 0 '
maximaal toelaatbare temperatuur, onbelast (°C)
120-150
160-250
90-120
150-175
Opmerkingen. 1. De eigenschappen zijn ontleend aan "Kunststoffen en Bouwtechniek" [16]. 2. Er is een grote variatie in eigenschappen mogelijk. Niet alleen door verschillen in wapeningspercentages, maar ook doordat zowel epoxiet als polyester in feite benamingen zijn die elk een grote verscheidenheid aan molecuulcombinaties vertegenwoordigen. De naamgeving is bij de thermoharders, anders dan bij de thermoplasten, gebaseerd op de kenmerkende groepen die de chemisch reactieve groep aangeven.
MAAX 1992
26
5.4
Metalen De metalen aluminium en staal worden in de praktijk al ingezet voor totaal verschillende toepassingen als geluidsschermen, wegbebakening, damwanden, steigers enzovoort. De vervaardiging van de bouwstof kost vrij veel energie, maar daar staat tegenover dat de materialen een zeer lange levensduur bezitten (ca. 50 jaar) en bovendien geschikt zijn voor hergebruik. - - Aluminium is licht, sterk, niet corrosiegevoelig en vergt nauwelijks onderhoud. Het is echter nogal gevoelig voor vermoeiing en daardoor niet geschikt voor constructiedelen die voortdurend dynamisch worden belast. .. . . Staal is eveneens sterk en veel minder gevoelig voor vermoeiing, maar cbrrodeert zonder bescherming onder invloed van vocht en zuurstof zeer snel. Bescherming door verzinken of coaten is meestal noodzakelijk en introduceert hierdoor op termijn de noodzaak tot onderhoud. Slechts bij uitzondering is een extra zware dimensionering, om dikteverlies tijdens het gebruik tengevolge van roestvorming te compenseren, uit technisch, milieuhygiënisch of esthetisch oogpunt acceptabel. Verkrijgbaarheid Beide metalen zijn op ruime schaal verkrijgbaar. De meeste constructiedelen worden in standaardvorm en -maten geleverd. Toepasbaarheid Aluminium moet als alternatief voor tropisch hardhout op grond van de bescherming van de regenwouden als ongeschikt worden afgewezen. Het materiaal zelf pleegt namelijk indirect een aanslag op de regenwouden. Het voor de vervaardiging van aluminium benodigde bauxieterts wordt in dagbouw gewonnen in tropische gebieden. Voor deze bauxietwinning worden grote delen tropisch bos geveld. Staal is goed toepasbaar maar moet in bepaalde gevallen worden bekleed met een ander materiaal om de schokdempende werking van het hout te kunnen benaderen. Voor de eigenschappen en dimensioneringstabellen voor de verschillende staalsoorten wordt hier volstaan met verwijzing naar de desbetreffende handboeken. Deze materie mag als voldoende bekend worden verondersteld.
5.5
GLAS
Normaal glas is te beschouwen als een onderkoelde vloeistof, voornamelijk bestaande uit siliciumoxyden, die (nog) niet is uitgekristalliseerd. Door speciale behandelingen kan glas worden gehard en ook wordt zogenoemd onbreekbaar glas vervaardigd door laminaatconstructies waar tussen de glaslagen doorzichtige kunststoflaagjes zijn aangebracht. Een vrij nieuw produkt is een glassoort, vaak keramisch glas genoemd, waarbij homogeen in het "gewone" glas verdeeld microscopisch kleine glaskristalletjes voorkomen. Het is volkomen doorzichtig, sterk en zeer krasvast.
MAAX 1992
~-,
Verkrijgbaarheid Gehard en gelamineerd glas is via de glashandel eenvoudig verkrijgbaar. Keramisch glas in bijzondere vormen en afmetingen zijn op dit moment voor zover bekend nog niet verkrijgbaar. Het zal echter ongetwijfeld vervaardigd kunnen worden als de belangstelling ervoor voldoende groot is. Toepasbaarheid Gehard glas, gelamineerd glas en keramisch glas zijn alle geschikt voor de vervaardiging van bijvoorbeeld glasschermen. Het volumegewicht van glas is echter meer dan tweemaal zo hoog als dat van het eveneens doorzichtige (polymethylmeth)acrylaat. In Duitsland zijn recent ook al beschoeiingsplaten in glas uitgevoerd. In principe zijn veel meer toepassingen van glasplaten en planken denkbaar, maar het hoge volumegewicht in combinatie met een minimaal te hanteren dikte is een factor'in het nadeel.
MAAX 1992
6.
ALTERNATIEVEN VOOR TROPISCH HARDHOUT - SECUNDAIRE MATERIALEN
6.1
Algemeen
Secundaire materialen zijn materialen die reeds eerder zijn gebruikt en vanuit het feitelijke afvalstadium opnieuw, in dezelfde of aangepaste vorm, een nieuwe toepassingsfase ingaan. Ze worden hergebruikt. Het hergebruik van materialen geniet tegenwoordig een hoge prioriteit. De reden: er wordt op primaire, soms onvervangbare grondstoffen, bespaard, er behoeft minder afval te worden gestort of verbrand en er wordt vaak energie bespaard omdat de produktvervaardiging minder energie vergt dan wanneer de produkten vanuit de oorspronkelijke grondstoffen vervaardigd zouden moeten worden. In vele gevallen worden ook materialen die als in feite ongewenst bijprodukt of restprodukt bij bepaalde produktieprocessen ontstaan en die, eventueel na de nodige bewerkingen of met de nodige voorzorgsmaatregelen als bouwstof zouden kunnen worden beschouwd, eveneens onder de secundaire materialen gerangschikt. De term "alternatieve materialen" is voor deze stoffen het meest in zwang.
Naast directe economische motieven van de zijde van de producent, speelt ook hier bij het onderzoek naar toepassingsmogelijkheden de wens tot het beperken van de hoeveelheid afval een belangrijke rol. Met het gebruik van oude metalen, zoals de toevoeging van oud ijzer (schroot) aan vers bereid ijzer ten behoeve van de staalproduktie, is iedereen al jaren vertrouwd. Hierop wordt dan ook niet nader ingegaan. Dat ook tropisch hardhout in de vorm van palen en planken kan worden hergebruikt behoeft evenmin betoog. Het hardhout wordt soms zelfs als hele constructie hergebruikt, zoals blijkt uit de complete verplaatsing van een aantal oude, maar in goede staat verkerende, houten tuibruggen van Nijmegen naar Roermond [17]. Vele andere secundaire materialen komen echter eveneens voor toepassing in aanmerking, hetzij in combinatie met alternatieve constructies, hetzij als direkt vervangingsmiddel voor tropisch hout. Als alternatief voor tropisch hout komen bijvoorbeeld zowel secundaire materialen op basis van cement als van kunststof in aanmerking.
6.2
Cementgebonden produkten
Bij cementgebonden produkten fungeert het cement als bindmiddel voor vulstoffen, minerale stoffen als zand en grind, vezels enzovoort. Onder 5.2 is reeds aandacht geschonken aan de toepassingsmogelijkheden van cementgebonden produkten als alternatief voor tropisch hardhout. Voor deze toepassingen komen ook soortgelijke produkten op basis van secundaire bouwstoffen in aanmerking. De voorkeur gaat hierbij in eerste instantie uit naar het zogenoemde "produkt- hergebruik", waarbij de produkten direkt in hun primaire vorm worden toegepast. Materiaal-hergebruik is echter eveneens zeer goed mogelijk. Hierbij wordt het oorspronkelijke produkt zo gebroken dat MAAX 1 9 9 2 '
jq
het gebroken materiaal weer kan dienen als vulstof en toeslagmateriaal waaraan vrijwel alleen nog cement en water behoeven te worden toegevoegd om opnieuw tot produkt te worden gevormd. Ook hier geldt dat de toepassing van hergebruikt materiaal gaat boven die van nieuw materiaal van vergelijkbare kwaliteit. Verkrijgbaarheid De verkrijgbaarheid van cementgebonden produkten vervaardigd met secundaire materialen, met een kwaliteit die overeenkomt met kwalitatief hoogwaardige produkten uit primaire materialen is beperkt. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de afbraakfase gemakkelijk vermenging van kwaliteiten optreedt. In vergelijking met grind hebben metselstenen en metselmortel nu eenmaal een geringere sterkte. Ook de hogere porositeit van deze "toeslagmaterialen" kan in bepaalde gevallen een beperkende factor voor de toepassing vormen. De meer normale kwaliteiten, waaraan moet worden gedacht bij de tropisch hardhout vervanging, zijn echter in voldoende mate verkrijgbaar. Toepasbaarheid De toepasbaarheid van cementgebonden secundaire materialen komt grotendeels overeen met die als vermeld onder 5.2 voor de cementgebonden primaire materialen. Balken, palen, planken en schotten komen in vele gevallen in aanmerking als alternatief voor tropisch hardhout. Wel kan het bij specifieke toepassingen in de waterbouw nodig zijn een bekleding of fender toe te passen om schip en constructie te beschermen tegen aanvaringsschade. Door de grotere variatie in de gebruikte toeslagmaterialen kan de variatie in de kwaliteit van de secundaire materialen groter zijn dan gebruikelijk, hiermede dient bij het dimensioneren rekening te worden gehouden. Recent is een rapport verschenen over de doorbuigingen die zijn te verwachten bij cementbetonnen liggers die zijn vervaardigd uit secundair beton [18].
6.3
Kunststoffen
6.3.1 Inleiding Kunststofafval wordt in de natuur niet of nauwelijks afgebroken. Doordat kunststof erg licht is neemt het bij het storten relatief veel ruimte in. Er wordt daarom veel energie gestoken in het stimuleren van kunststof hergebruik. Produkt-hergebruik of hergebruik van complete produktonderdelen geniet ook hier verreweg de voorkeur, maar ten gevolg van schades of demontageproblemen zal materiaal-hergebruik in de praktijk het meest voorkomen. Voor hoogwaardig hergebruik moet worden uitgegaan van schoon en zuiver materiaal bestaande uit slechts één soort kunststof. Vermenging van kunststofsoorten of zelfs van dezelfde soort maar met ander hulp- en toeslagstoffen kan gemakkelijk leiden tot inferieur materiaal. Steeds meer zorg wordt daarom besteed aan de nauwkeurige scheiding in kunststofsoorten. Doordat in toenemende mate wordt overgegaan tot het coderen van de kunststoffen om herkenning te vereenvoudigen is de kwaliteit van produkten vervaardigd uit MAAX 1992
3-^
secundaire kunststoffen de laatste tijd met sprongen omhoog gegaan. Een overzicht van de mogelijkheden van en de complicaties bij het hergebruik van kunststoffen is gegeven in DWWrapport MAA-R-91124 [19]. Zoals aangegeven in 5.3.1 kunnen kunststofsoorten in twee hoofdgroepen worden onderscheiden, de thermoplastische en de thermohardende kunststoffen. 6.3.2 Secundaire thermoplastische kunststoffen
De thermoplastische kunststoffen lenen zich van beide hoofdsoorten het beste voor hergebruik. Na vermalen, reinigen en drogen kunnen deze kunststoffen na verwarmen tot de juiste temperatuur door extrusie, spuitgieten of persen tot nieuwe produkten worden gevormd. De zuiverheid van het uitgangsmateriaal speelt een belangrijke rol bij de procestemperatuur. Verontreiniging met bijvoorbeeld materiaal met een hoger smeltpunt kan leiden tot ongewenste inhomogeniteiten, een te hoge temperatuur kan materiaal met een lager smeltpunt uiteen doen vallen met eveneens ongewenste effecten als interne gasvorming. Van de grote hoeveelheid kunststoffen in kunststofafval bestaat het grootste deel uit thermoplasten. Polytheen, polystyreen en polyvinylchloride komen het meest voor. De selectie voor hergebruik beperkt zich daarom voornamelijk tot deze kunststofsoorten. De overige soorten worden grotendeels, als ze niet door de leverancier of producent worden teruggenomen hetgeen overigens op steeds grotere schaal het geval is, gestort of verbrand. Ter verbetering van de stijfheid worden ook de secundaire produkten versterkt met glasvezel en/of vulstoffen. Doordat het uitgangsmateriaal veelal verschillend gekleurd is wordt bij de vervaardiging van secundaire produkten vaak een donkere kleurstof toegevoegd. In plaats van een bont gekleurd produkt wordt dan een vrij donker maar egaal gekleurd produkt verkregen. Verkrijgbaarheid Secundaire kunststofprodukten zijn op ruime schaal verkrijgbaar. Niet altijd beschikt de leverancier echter over duidelijke kwalitatieve gegevens van de produkten uit zijn leveringsprogramma. Vaak zijn wel beproevingsresultaten bekend, maar meestal zijn dit of gemiddelden of de resultaten van zeer incidentele bepalingen. Inzicht in de te verwachten variatie in de produktie ontbreekt. Hieraan wordt echter, nu de noodzaak hiertoe blijkt, langzamerhand meer aandacht besteed. Specifieke produkten die zijn vervaardigd met een combinatie van primaire en secundaire thermoplastische kunststoffen worden in de GWW-sector eveneens toegepast. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de buizen van polyvinylchloride (PVC), met een sandwichconstructie bestaande uit secundaire kunststof tussen relatief dunne binnen- en buitenwanden. Het primaire materiaal is daarbij ingezet om met een grotere zekerheid de vloeistofdichtheid van de wanden te waarborgen. • . Een dergelijke aanpak is voor materiaal dat dient als vervangings-middel van hout niet nodig. Toch bestaat het risico dat produkten worden aangeboden als vervaardigd van secundair, maar dat in werkelijkheid voornamelijk uit primair materiaal bestaat. De kostprijs van primair materiaal is namelijk lager dan van het secundaire. Dit is een van de redenen waarom wordt gedacht aan certificaatverlening aan bedrijven die produkten vervaardigen uit secundaire kunststoffen, om op deze wijze meer zekerheid te kunnen verkrijgen omtrent de werkelijke aard van het materiaal.
MAAX 1992
-y*
Toepasbaarheid Secundaire thermoplastische kunststoffen zijn geschikt als alternatief voor tropisch hardhout ondermeer in toepassingen als hekken, planken, palen, gordingen, schotten en wrijfstijlen. Ze kunnen op vrijwel dezelfde wijze als hout worden gezaagd en bewerkt. In grote lijnen komt het toepassingsgebied van deze secundaire materialen overeen met die van de primaire. Beperkingen liggen voornamelijk in de kleurstelling en de te verwachten grotere spreiding in eigenschappen binnen een partij of tussen partijen. Voor de aard van de toepassing is het van belang te weten welke kunststof het betreft en welke eigenschappen uiteindelijk zijn gerealiseerd. Deze kunststoffen zijn ongeschikt voor toepassing in vrijdragende constructies waarbij buigkrachten moeten worden opgenomen. In de tabellen 4 en 5, zie onder 5.3.2, zijn eigenschappen van enkele kunststofsoorten vermeld. In tabel 5 zijn ook de eigenschappen opgenomen van een secundair materiaal vervaardigd produkt. De betrokken palen zijn geperst uit een mengsel van drie nauwverwante kunststofsoorten, polypropeen en lage- en hoge-dichtheid polytheen waarvan de eigenschappen vrij nauwkeurig bekend waren, omdat het produktie-afval betrof.
6.3.3 Secundaire thermohardende kunststoffen
Thermohardende kunststoffen lenen zich veel minder tot hergebruik dan de thermoplastische, omdat ze door verwarmen niet meer vervormbaar gemaakt kunnen worden. Het hergebruik beperkt zich hierdoor of tot produkthergebruik, iets dat vaak zeer goed mogelijk zal zijn gezien de hoge sterkte en duurzaamheid van het materiaal, en de toepassing als vulstof of grover toeslagmateriaal. Vulstof en toeslagmateriaal kunnen worden gebruikt in cementgebonden materialen, in thermoplastische en opnieuw in thermohardende kunststoffen. In de meeste gevallen zal sprake zijn van epoxy (EP), polyester (UP) of polyurethaan (PUR). Verkrijgbaarheid De verkrijgbaarheid is beperkt en weinig opvallend. Wanneer dergelijk materiaal als (een der) vulstoffen wordt gebruikt, dan zal hiervan slechts bij uitzondering melding worden gemaakt. Vermelding vindt dan hooguit plaats als verkoopargument, waarbij de aandacht erop wordt gevestigd dat een bepaald percentage aan secundaire kunststof is toegepast, zodat het produkt in feite een bijdrage levert aan de milieupreventie. Toepasbaarheid De toepasbaarheid van secundaire thermohardende kunststoffen komt vrijwel overeen met die van de primaire, waarvan enige oriënterende informatie is gegeven in tabel 7, zie hiervoor onder 5.3.3. Gezien de vrij hoge prijsstelling van deze kunststoffen wordt het nodige researchwerk verricht om na te gaan voor welke hoogwaardige toepassingen deze produkten ingezet zouden kunnen worden. De hoge duurzaamheid, ten minste 30 jaar, fungeert hierbij als een positieve factor. Een van de aandachtspunten bij het onderzoek richt zich op het verbeteren van de schokbestandheid, bijvoorbeeld om de krachten bij aanvaringen van schepen tegen sluisdeuren en dergelijke te kunnen opnemen.
MAAX 1992
6.3.4 Kunstharsgebonden houtvezels
Bij kunstharsgebonden houtvezels zijn de vezels gemengd met een hars dat de houtvezels zowel impregneerd als aan elkaar kleeft. Door gebruik van een waterbestendige hars behoort ook toepassing in de waterbouw tot de mogelijkheden. Verkrijgbaarheid Kunstharsgebonden houtvezels worden onder de naan High Density Fibreboard (HDF) en Rehout (gerecycled hout) in de handel gebracht. Het HDF wordt geproduceerd in Ierland en Schotland. Toepasbaarheid De Bouwdienst van de Rijkswaterstaat verricht momenteel nader onderzoek naar dè toepasbaarheid van dit materiaal in de waterbouw [20].
MAAX 1992
MAAX 1992
-, .
7.
ALTERNATIEVE CONSTRUCTIES Naast materiaalalternatieven voor tropisch hout is het ook mogelijk totaal ander constructies te ontwerpen, waarbij hout geen of slechts een ondergeschikte rol speelt. Hierbij kunnen de hiervoor behandelde alternatieven, eventueel in geheel andere uitvoeringsvormen als voor hout gebruikelijk, eveneens interessant zijn. De behandeling van alternatieve constructies valt buiten het bestek van dit rapport. Ten overvloede wordt voor constructieve mogelijkheden nog gewezen op het onder [1] in de literatuurlijst vermelde boekwerk, waarin een groot aantal alternatieven is gegeven.
MAAX 1992
Tf-
MAAX 1 9 9 2
-.£••
8.
MILIEU-TECHNISCHE ASPECTEN
Het ligt voor de hand dat het gebruik van secundaire materialen de voorkeur verdient boven de toepassing van primaire materialen. Hierbij dient er echter voor te worden gewaakt dat de toepassing van zogenoemd secundair materiaal niet juist een verhoogde druk op het gebruik van primair materiaal veroorzaakt, doordat het betreffende materiaal slechts een uiterst klein percentage aan secundair materiaal bevat. Produkten dienen alleen dan als vervaardigd van secundair materiaal te worden aangemerkt indien méér dan vijftig procent van het produkt uit secundair materiaal bestaat. Voor een goede afweging van alternatieven ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het tropisch hardhout zelf, moet een groot aantal factoren worden meegenomen. Alleen al de milieutechnische aspecten zijn omvangrijk en gecompliceerd. Voor een optimale klassificatie van materialen alleen op het milieutechnische vlak moet al inzicht worden verkregen en afwegingen worden gemaakt ten aanzien van een hele serie aan invloedsfactoren, zoals met onderstaande opsomming zal worden geïllustreerd.
Grondstof
beschikbaarheid (vervangbaar of onvervangbaar); ecologische en sociale effecten van de winning.
Energiebehoefte
bij bij bij bij bij bij bij bij
Energiewinst
bij gecontroleerd verbranden in de afvalfase.
Milieubelasting (lucht, grond, water)
de winning; de bouwstofbereiding; de produktvervaardiging; aanleg, plaatsing of montage; gebruik; noodzakelijk periodiek onderhoud; afbraak en afvoer; het transport in de diverse fasen.
door de winning; door de bouwstofbereiding; - door de produktvervaardiging; -. door aanleg, plaatsing of montage; - door het gebruik; - door noodzakelijk periodiek onderhoud; - door afbraak en afvoer; -
door de transporten.
Gezondheidsaspecten in alle hiervoor genoemde fasen. Mogelijkheden tot hergebruik.
MAAX 1992
37.
Op basis van weegfactoren voor al deze milieu-aspecten zou voor alle materialen een zogenoemde milieumaat kunnen worden vastgesteld. Zuiver vanuit het oogpunt van milieu bezien zou dan een goed'gefundeerde keus tussen materiaalalternatieven kunnen plaatsvinden. Over de wenselijkheid van dergelijke milieumaten wordt al jaren gesproken, maar een eventuele uitvoering daarvan moet wel worden gezien als een veeljaren-plan. Ook na de een vaststelling van milieumaten zullen deze voortdurend geactualiseerd dienen te worden. Nieuwe materialen zullen moeten worden geklassificeerd, de invloed van nieuwe processen geëvalueerd en gewijzigde milieu-inzichten verwerkt. Het vaststellen van milieumaten is een zeer omvangrijke opgave die het beste in internationaal verband kan worden opgepakt. Op korte termijn zijn dergelijke milieumaten niet te verwachten. Er bestaat een grote behoefte aan toetsingscriteria die gewogen beslissingen tussen verschillende alternatieven mogelijk maakt. Deze toetsingscriteria dienen echter meer te omvatten dan alleen de milieuaspecten om tot evenwichtige keuzes te kunnen komen. Voor het opstellen van toereikende toetsingscriteria zullen daarom de volgende disciplines moeten worden beschouwd. * Techniek * Milieu * Beleid * Economie
Voor een werkbare relatie tussen de disciplines zullen in de politiek zwaartepuntsfactoren moeten worden toegekend. Om een verantwoorde keus van alternatieven te bevorderen wordt door de DWW overwogen in 1993 te starten met een pilot-project voor de ontwikkeling van een keuzemethodiek voor produkten uit (secundaire) kunststoffen. Hierbij wordt gedacht aan een minder uitgebreide kwalitatieve vorm, waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare of binnen niet al te lange termijn verkrijgbare informatie over de milieubelasting op een wijze die past in het principe van ketenbeheer [21].
MAAX 1992
9. ECONOMISCHE ASPECTEN
De huidige aankoopprijzen van tropisch hardhout zijn buitengewoon laag. Zuiver gerekend op basis van inkoopsprijzen kunnen alternatieve materialen maar moeilijk tegen het hardhout concurreren. Deze situatie zal zich naar verwachting binnen afzienbare tijd wijzigen, doordat de producerende landen duurzaam-beheerssystemen voorde bossen zullen gaan invoeren. Deze systemen zullen zeker de eerste decennia automatisch leiden tot een, vanuit het oogpunt van houtwinning, minder eenvoudige exploitatie. De produktie zal worden beperkt door een aangepaste concessie-verlening en controle-, codering- en/of certificatiekosten zullen in de houtprijs worden verwerkt. De eerste jaren zal vooral de zeer beperkte aanvoer uit produktierijpe, duurzaam beheerde, bossen verantwoordelijk zijn voor de hogere houtprijs. Uit het voorgaande blijkt dat de concurrentie positie voor de alternatieve materialen binnenkort aanzienlijk zal verbeteren. Als daarbij wordt gerekend dat er reeds nu materialen zijn die zich een plaats naast het tropisch hardhout hebben weten te veroveren, dan kan worden aangenomen dat de opmars van de alternatieven voor tropisch hardhout inmiddels al is begonnen. Geredeneerd vanuit milieuhygiënisch oogpunt zouden de alternatieven vooral gevonden moeten worden in de sector van de secundaire materialen. In vele gevallen liggen de prijzen van kwalitatief vergelijkbare secundaire materialen echter hoger dan die van de primaire materialen. De te verwachten kostenstijgingen voor het storten van afval zullen ook hier echter verschuivingen kunnen doen optreden.
MAAX 1992
, Q
MAAX 1992
._
10.
SLOTBESCHOUWING.
De drastische beperking in de gebruiksmogelijkheden van tropisch hout behoeven technisch gezien niet tot grote problemen te leiden. In het ruime veld van alternatieven is vrijwel altijd een geschikte vervanger te vinden. Toepassing van secundaire materiaal-alternatieven geniet in principe de voorkeur. Produkten dienen daarbij alleen dan als vervaardigd van secundair materiaal te worden betiteld, wanneer het volledig of in ieder geval voor meer dan vijftig procent uit secundair materiaal bestaat. Voor de afweging van alternatieven op basis van milieu-effecten worden milieu-maten node gemist. De in het rapport aangeboden.informatie biedt vanuit de huidige kennis van de effecten toch redelijke vergelijkingsmogelijkheden. Nader onderzoek op technische en milieuhygiënische eigenschappen blijft echter geboden en is op een aantal fronten ook reeds ingezet. Bij de keuze van een alternatief zal de duurzaamheid in vele gevallen een belangrijke rol moeten spelen. Materiaal dat kan worden hergebruikt heeft op het eerste gezicht grote voordelen boven materiaal waarbij hergebruik niet mogelijk is. Het hergebruik-principe gaat voor een materiaal in de praktijk echter njet eeuwigdurend op. Uiteindelijk zal het materiaal, desnoods na een aantal levens in dezelfde of gewijzigde vorm, toch als afval moeten worden afgevoerd. Een produkt van niet herbruikbaar materiaal, maar met een zeer lange levensduur, kan daardoor toch minder snel naar de stort verdwijnen. Een wel doordachte keuze is dus ook hierbij op zijn plaats. Tenslotte dient nog te worden opgemerkt dat niet alleen materiaaltechnische maar ook van constructieve alternatieven of combinaties daarvan interessante perspectieven kunnen bieden.
MAAX 1992
.*
MAAX 1992
. -
LITERATUUR
1.
Tropisch hout... enige keus? Handreiking bij het vinden van alternatieven in de waterbouw. DWW - Delft (1991).
2.
Informatieve brochure Azobé. Centrum Hout - Bussum.
3.
NEN 6770. Technische grondslagen voor de berekening van bouwconstructies. TGB 1990 Houtconstructies. NNI - Delft (1990).
4.
NEN 5498. De bepaling van de karakteristieke waarde van de buigstreksterkte en de elasticiteitsmodulus evenwijdig aan de vezelrichting en de volumieke massa van gezaagd hout. NNI - Delft (1991).
5.
NPR 6761. Berekening van houtconstructies. NNI - Delft (1991).
6.
Van de Kuilen, J.-W. Bouwbesluit: Nieuwe normen. De sterkte van Vuren/Grenen, Meranti en Azobé. Het Houtblad, sept.'92 (1992).
7.
Houtvademecum, 6e herziene druk. Kluwer Technische Boeken BV - Deventer (1990).
8.
Informatieve brochure Karri en Jarrah verstrekt door de leveranciers Fa. Wed. J. Reef en GrootLemmer.
9.
Vonk, B. Is Karri een alternatief voor Azobé? Interne DWW-notitie DWW - Delft (1992).
10.
Clee, H. Zuid-West-Australisch, niet tropisch, hardhout. DWW-notitie MAA-N-92082, DWW Delft (1992).
11.
Thorgessen, H.F. Eukalyptus - Kampfbaume auf dem Weg zur Weltherrschaft. P.M.-nov.'92 Hamburg (1992).
12.
Informatieve brochure Robinia Pseudoacacia. Dutch Plywood Agengy - Huis ter Heide (1991).
13.
Wever, H. Asbest bij Rijkswaterstaat. DWW-rapport MI-AB-92-39. DWW - Delft (1992).
14.
Meer, F. van der. Alternatieven voor het gebruik van tropisch hardhout in landinrichtingsprojecten. Afstudeerwerk IAHL - Boskoop (1990).
15.
Polytechnisch zakboekje, 39e druk, Koninklijke PBNA - Arnhem.
16.
Wulkan, E.K.H. Kunststoffen en bouwtechniek. Bouwcentrum - Rotterdam (1970).
17.
Minder kosten bij hergebruik hardhout. Gemeentewerken werken samen bij aanleg houten bruggen. Land en Water, nov.'92 (1992).
18.
Doorbuiging van liggers van betongranulaatbeton. CUR-Rapport 91-5. CUR - Gouda (1992).
MAAX 1992
A-j
19.
Clee, H. Kunststoffen - Mogelijkheden voor hergebruik in de GWW-sector. MAA-R-91124. DWW - Delft (1991).
20.
Ros, D. Recycling kunststoffen in de waterbouw. Rapport NIO-R-92001 Bouwdienst van de Rijkswaterstaat - Voorburg (1992). .
21.
Pilot-project keuzemethodiek produkten uit (secundaire) kunststoffen. Concept DWW-notitie MAA-N-92135. DWW - Delft (1992).
MAAX
1992
Bijlage 1. REGERINGSSTANDPUNT
De Nederlandse regering heeft haar standpunt over hardhout en het tropisch regenwoud bepaald met als centrale doelstelling: "Bevorderen van de instandhouding van het tropisch regenwoud, door de totstandkoming van een evenwictig en duurzaam land- en bosgebruik, zodat het huidige, in hoog tempo verlopende, proces van ontbossing en-aantasting-en degradatie van het milieu wordt beëindigd. Het hieraan gekoppelde beleid richt zich op het zo goed mogelijk beheren en exploiteren van het primaire bos en overigens op het zodanig beheren en exploiteren van het tropisch regenwoud dat het behoud ervan wordt veiliggesteld. Via negen hoofdlijnen van beleid wordt recht gedaan aan de doelstellingen. De eerste vijf hebben een directe relatie met (het herstel van) het tropisch regenwoud, terwijl de laatste vier een ondersteund en voorwaardenscheppend karakter hebben. 1. Actief beschermen van nog bestaande regenwouden. 2.
In beginsel geen medewerking verlenen aan projecten en ontwikkelingen die het regenwoud (kunnen) aantasten.
3. Bevordering van landgebruiksplanning, landinrichting en duurzame land- en bosbouw. 4.
Handel in tropisch hout: beheersen van de kap door stimulering van 't opstellen en uitvoeren van houtproduktieplannenvoor-de-lange-termijn. In de toelichting stelt de regering dat zij korte-termijnmaatregelen zal aanmoedigen, die de wijze van houtkap in overeenstemming brengen met een duurzaam bosbeheer en aan 't opeisen van primair bos voor de houtproduktie zo spoedig mogelijk een einde maken. Daardoor kunnen produktie en export op de zeer lange duur mogelijk blijven. De regering zal bevorderen dat gebruik van bedreigde soorten zo snel mogelijk wordt beëindigd.
5.
Nationaal en mondiaal stimuleren van (her)bebossingsprojecten.
6. Versterken van instituties, wetgeving en participatie van de lokale bevolking. 7. Verbreden van 't politieke en maatschappelijk draagvlak in de tropen. 8. Verbeteren van de economische verhoudingen en verlichting van de schuldenlast. 9.
Uitbreiden van de mogelijkheden om internationaal beleid voor tropisch regenwoud te voeren door intensivering van onderzoek en versteviging van instituties.
De overbruggingsperiode naar een toestand van verantwoord en duurzaam bosbeheer zal duren tot 1995. De regering heeft aangekondigd dat zij zal bevorderen dat vanaf 1995 het gebruik wordt beperkt tot hout, afkomstig uit landen of regio's met een bosbeleid en -beheer, dat gebaseerd is op bescherming en duurzame produktie.
MAAX 1992
Bijlage 2
BEKNOPTE ADRESLUST * van importeurs, leveranciers en belangenorganisaties voor hout en alternatieve materialen
*
Centrum Hout Postbus 4 0 1 , 1400 AK Bussum
tel. 02159-48704 Diensten: voorlichting en informatie verstrekking *
Dutch Plywood Agency b.v. Van Ostadelaan 5, 3712 AV Huis ter Heide.
tel. 03404-20109 Produkten: de Europeese houtsoort Robinia pseudoacacia *
Stichting Robinia Postbus 494, 6700 AL Wageningen
tel. 08370-21711 Diensten: bevorderen van de aanplant in Nederland en het gebruik van Robinia. * Groot Lemmer B.V. Industrieweg 3, 8530 AA Lemmer tel. 05146-1441 Produkten: de Australische hardhoutsoorten Karri en Jarrah. *
Fa. Wed. J. Reef Breukersweg 9, 7471 ST Goor tel. Produkten: Afrikaanse, Braziliaanse en Indonische hardhoutsoorten, Karri en Jarrah.
*
Markerink's houtbedrijf BV. Stationsweg 2-3, 7241 CT Lochem. tel. 05730-51543 Produkten: geïmpregneerd hout, zowel gecreosoteerd al gewolmaniseerd, beschoeiingen, damwanden, palen, planken.
* Van Swaay Hout Harlingen: tel. 05173-13000 Schijndel: tel. 04130-62915 Produkten: Geïmpregneerd hout, zowel gecreosoteerd als gewolmaniseerd. *
Eternit B.V. Churchilllaan 77a, 5224 BT 's-Hertogenbosch
MAAX 1 9 9 2
/>
tel. 073-230240 Produkten: Vezelcementplaten (Eterdam NT)
* Westervoort Beton IJsseldijki, 6931 AA Westervoort 08303-18288 Produkten: betonnen palen en planken voor beschoeiingen. *
De Ringvaart B.V. Postbus 38, 2180 AA Hillegom
tel. 02520-21554 Produkten: glasvezelversterkt cementen beschoeiingsmaterialen en glasvezelversterkte kunststoffen *
Nederlandse Federatie voor Kunststoffen (NFK) Postbus Woerden 0 Produkten: branchevertegenwoordiging
*
Kors Kunststoffen Postbus 11, 7240AALochem
tel. 05730-88222 Produkten: thermoplastische kunststoffen; gordingen, stootranden, wrijfstijlen e.d. *
Bokes-kunststofrecycling Geerland 6, 4761 TK Zevenbergen tel. 01680-23104 Produkten: secundaire thermoplastische kunststoffen in de vorm van balken, planken, holle en massieve palen e.d.
*
Lankhorst/Recycling b.v. Postbus 203, 8600 AE Sneek. tel. 05150- 87632. Produkten: secundaire thermoplastische kunststoffen in de vorm van palen, planken, balken e.d.
*
Plastic Waste Recycling (PWR) B.V. Kelvinstraat 22, 1704 RS Heerhugowaard tel. 02207-46244 Produkten: secundaire thermoplastische kunststoffen in de vorm van beschoeiingsschotten, balken, palen, planken e.d.
Spoor Kunststofrecycling Windas 11, 8441 RC Heerenveen tel. 05139-468/267 Produkten: secundaire thermoplastische kunststoffen in de vorm van beschoeiingschotten, balken, palen, planken e.d.
MAAX 1992
* Wavin KLS, BV Postbus 5, 7770 AA Hardenberg tel. 05232-88911 Produkten: secundaire thermoplastische kunststoffen in de vorm van balken, planken, holle en massieve palen e.d. *
DSM Centuurbaan 5, Zwolle tel. 038-284911 Produkten: primaire thermohardende kunststoffen.
*
Ercom Centuurbaan 5, Zwolle
•
tel. 038-284911 Produkten: secundaire thermohardende kunststoffen in de vorm van schotbalken, wrijfstijlen e.d. * Van Halteren Hei- en Grondwerken BV Ampèreweg 3, 3752 LR Bunschoten tel. 03499-87474 Produkten: stalen damwanden. *
Nedeximpo Postbus 75028, 1070 AA Amsterdam
tel. 020-5732333 Produkten: stalen damwanden
.
* O-D-S/ARBED Damwand Postbus 24, 4780 AA Moerdijk tel. 01680-25800 Produkten: stalen damwanden, nieuw en gebruikt.
Aan het al of niet voorkomen van een bedrijf in de adreslijst liggen geen kwalitatieve of kwantitatieve beoordelingscriteria van de bedrijven of hun produkten ten grondslag. Er is slechts een greep gedaan uit de veelheid van bedrijven die op deze terreinen actief zijn, waarbij er alleen naar gestreefd is per materiaalsoort enkele bedrijven op te nemen.
MAAX 1992
Bijlage 3
DUURZAAM TROPISCH BOSBEHEER, ITTO - RICHTLUNEN
De Internationale Tropisch Hout Organisatie ITTO - ITTO is de afkorting van de Engelse naam International Tropical Timber Organization - is een belangrijk platform voor overleg op wereldniveau tussen houtproducerende en -consumerende landen. Het belang van een duurzaam bosbeheer in de tropen wordt door ieder deelnemend land onderkend. Met het opstellen van richtlijnen hoopt de ITTO een halt toe te roepen aan de achteruitgang van het tropisch bos. Daarbij staat een afweging tussen economische en ecologische belangen centraal. De concrete invulling van deze richtlijnen zal in de praktijk per gebied moeten plaatsvinden. Kameroen, als één van de eersten, wil dat met de hulp van Nederland doen. Het uiteindelijke doel wordt nader omschreven in een ITTO-definitie. Definitie duurzaam tropisch bosbeheer
"Duurzaam bosbeheer is het proces, waarbij het permanente bosareaal zodanig wordt beheerd dat één of meer duidelijk gespecificeerde doelstellingen met betrekking tot de produktie van een voortdurende stroom gewenste bosprodukten en diensten kan worden bereikt, zonder dat er een vermindering van betekenis van de inherente waarde en van de toekomstige produktiviteit plaatsvindt en zonder dat er ongewenste effecten op de fysische en sociale omgeving optreden." Bij deze definitie zijn een aantal richtlijnen geformuleerd. Richtlijnen op nationaal niveau
Er dienen gedetailleerde landinrichtingsplannen te worden ontwikkeld, waarin een onderverdeling wordt gemaakt in: - produktiebos; - bosreservaat; - plantages (rubber, koffie en cacao). Is de onderverdeling een feit, dan dient voor het produktiebos een nationaal beheersplan te worden opgesteld met daarin een volledige uitwerking van de volgende criteria: de duur van de concessieperiode (overeenstemmende met meerdere omlopen); de kapcyclus; regulering van de kapintensiteit; aan een tweede kap zal een minimale termijn worden gesteld; de bepaling van het netto areaal produktiebos; binnen een bosgebied kunnen bepaalde stukken worden beschermd, waar exploitatie niet is toegestaan; daarom is het van belang de totale netto exploitatie-oppervlakte vast te stellen. Richtlijnen op concessie niveau
De ITTO-richtlijnen sturen aan op het stellen van zogenaamde beheerseenheden. Daarin zal gedetailleerd en specifiek beheer worden gevoerd. Hierbij ligt de nadruk op het vastleggen van de jaargegevens, zoals aantal en volume in m3 van de geoogste bomen per hectare en van het geëxploiteerde areaal.
MAAX
1992