Opleggen naheffingsaanslagen (26117) Een vrouw parkeert haar auto. Wanneer ze naar eigen zeggen bezig is met parkeren of betalen, rijdt de scanauto van Cition langs en wordt, zo blijkt later, een naheffingsaanslag opgelegd. De vrouw maakt bezwaar en voert aan dat zij bezig was met parkeren en het kopen van een kaartje. Dat duurde even omdat er een rij stond bij de automaat. Ze kan aantonen dat ze een kaartje heeft gekocht, 8 minuten nadat de scanauto was langsgereden. In reactie op het bezwaarschrift laat Cition vooral weten dat direct bij aanvang van het parkeren parkeergeld betaald moet worden. Het bezwaarschrift wordt ongegrond verklaard. Verzoekster wendt zich tot de ombudsman. Die doet navraag bij Cition naar de transacties bij de betreffende parkeerautomaat. Daaruit wordt niet duidelijk dat sprake was van een rij. Omdat Cition streng kijkt naar het moment van scannen en het moment waarop een kaartje wordt gekocht, om te voorkomen dat mensen alsnog een kaartje kopen als ze de auto of scooter van Cition zien, ziet de ombudsman geen reden voor nader onderzoek. Het dossier wordt gesloten. (26370) Wanneer mevrouw nog bezig is met inparkeren wordt zij gescand. Na voltooiing van de parkeermanoeuvre wil zij zich per mobile aanmelden bij parkmobile. Dat lukt niet omdat haar mobiel leeg is. Direct daarop loopt zij naar boven en meldt zich aan via de computer. Case closed zou men zeggen. Totdat er een naheffingsaanslag in de bus valt omdat er tussen het scannen en het aanmelden 9 minuten verlopen zijn. Mevrouw maakt bezwaar met het relaas van de gang van zaken. Pas wanneer er een betalingsherinnering in de bus valt blijkt mevrouw dat haar bezwaar is afgewezen. Daarop meldt zij aan Cition dat zij het besluit op haar bezwaar nooit heeft ontvangen en vraagt een kopie op. Daarop ontvangt zij merkwaardiger wijs op één en dezelfde dag in twee verschillende enveloppen niet alleen een kopie maar ook het origineel van het besluit. Het blijkt dat ze nog in beroep kan gaan tegen de afwijzing en vraagt de ombudsman wat te doen. De ombudsman constateert niet alleen dat er tussen de aanmelding bij parkmobile en het scannen 9 minuten zijn verlopen die door mevrouw geloofwaardig worden verantwoord, maar ook dat er tussen aan- en afmelding een parkeerduur is geregistreerd van ruim 15 uur. In dat licht bezien komt de overweging die Cition bezigt in de afwijzing van mevrouw’s bezwaar wat schril over. Die luidt: ”Er wordt strikt vastgehouden aan het moment van controle op aangemelde parkeerrechten om te voorkomen dat parkeerders zich alsnog snel aanmelden bij hun belparkeerprovider op het moment dat de controleur langskomt.” Het komt de ombudsman voor dat iemand die na het scannen 15 uur gaat parkeren niet verondersteld kan worden van plan te zijn geweest het er maar even op te gokken. Cition blijkt gevoelig voor dit argument en stelt dat mevrouw een nieuwe beslissing tegemoet kan zien waarbij haar bezwaar gegrond zal worden verklaard. Proficiat. Case closed. (26261) Wanneer mevrouw bij een parkeermeter na het invoeren van het kenteken van haar auto tot betaling wil overgaan blijkt de meter niet te werken. Bij een parkeermeter op een andere hoek van de straat heeft haar poging meer succes. Daags daarna valt er een naheffingsaanslag in de brievenbus. Tijdens haar zoektocht naar een werkende parkeermeter is haar auto gescand. Tussen het tijdstip van oplegging van de naheffingsaanslag en de betaling bij de parkeermeter liggen 7 minuten. Onder verwijzing naar de defecte parkeermeter en de tijd die het kostte bij een werkende meter aan haar betalingsverplichting te voldoen maakt zij bezwaar tegen de naheffingsaanslag. Het bezwaar wordt afgewezen met onder meer als argument dat het tijdverschil van 7 minuten het onwaarschijnlijk maakt dat zij bij de dichtstbijzijnde parkeermeter in de omgeving van de kapotte meter heeft betaald. Mevrouw zou op haar zoektocht naar een werkende meter verschillende meters zijn gepasseerd. Naar de mening van de ombudsman snijdt dit argument weinig hout. Voordat men in de gaten heeft dat een meter niet werkt is men in het algemeen wel even bezig. Wanneer daarbij de tijd wordt opgeteld die nodig is een andere meter te zoeken en de aanmelding met een betaling te voltooien, is een tijdsverloop van 7 minuten niet buitengewoon te noemen.
Daarnaast blijkt ook nog dat er tussen aan- en afmelding een parkduur is geregistreerd van bijna 9 uur. In dat licht bezien komt de overweging van Cition in de afwijzing van mevrouw ’s bezwaar wat schril over. Die luidt; ”Er wordt strikt vastgehouden aan het moment van controle op aangemelde parkeerrechten om te voorkomen dat parkeerders het kenteken alsnog snel aanmelden op het moment dat de controleur langskomt.” Het komt de ombudsman voor dat iemand die na het scannen bijna 9 uur parkeert niet verondersteld kan worden van plan te zijn geweest het er maar even op te gokken of in afwachting van de parkeercontroleur al die tijd op de uitkijk gaat staan. Cition blijkt gelukkig gevoelig voor deze argumenten en laat mevrouw weten de naheffingsaanslag ongedaan te zullen maken. (26631) Een man parkeert zijn auto en betaalt de parkeerbelasting via de parkeer-app op zijn mobiele telefoon. Het duurt een minuut of 8 alvorens de verbinding tot stand komt en met de GPS de locatie wordt bepaald. Intussen is de scanauto van Cition langsgereden. Naar aanleiding van de naheffingsaanslag die hij daarop ontvangt maakt hij bezwaar. Dat wordt ongegrond verklaard. Daarop richt hij zich tot de ombudsman met een klacht die zich richt zich tegen de zinsnede in de ongegrondverklaring dat hij onmiddellijk na aanvang van het parkeren de parkeerbelasting had moeten voldoen. Dat vindt meneer praktisch, fysiek en anderszins onmogelijk. De ombudsman is het hier mee eens, maar is ook van mening dat Cition streng mag kijken naar de tijd tussen het scannen van de nummerplaat van de auto en het betalen van de parkeerbelasting. Daarbij is Cition van oordeel dat een tijdsverloop van 8 minuten tussen scan en betaling aan de ruime kant is. De ombudsman kan deze redenering in dit geval volgen, nu gebleken is dat na het betalen een parkeerrecht is afgenomen voor 13 minuten. In dit verband is de in de ongegrondverklaring gebruikte zinsnede “…dat strikt wordt vastgehouden aan het moment van controle op de aangemelde parkeerrechten om te voorkomen dat parkeerders zich alsnog snel aanmelden bij hun belparkeerprovider op het moment dat de controleur langs komt. “ niet onbegrijpelijk. Alternatieve interventiemethoden: Bemiddeling (26742) Een inwoner van Rosmalen en zijn vrouw bezoeken per auto Amsterdam en maken daarbij gebruik van het voordelige P+R parkeertarief bij de Arena. Na terugkomst moeten ze in plaats van de ene in het vooruitzicht gestelde Euro de volle mep betalen. Navraag bij de dienst levert aanvankelijk slechts een opsomming op van de vier belangrijkste voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor het aanlokkelijke tarief. Geconstateerd wordt dat de man kennelijk niet aan de voorwaarden heeft voldaan. Verdere navraag door de man levert het verzoek van de dienst op via een link op de site van het GVB zijn reishistorie na te gaan en die de dienst te doen toekomen. Er kan dan worden nagegaan of er iets mis is gegaan. Met de opmerking dat de betreffende link geen uitsluitsel geeft over zijn reisgedrag wendt de man zich tot de ombudsman. Die belt de man op met de vraag of de reishistorie zelf geen uitkomst biedt dan wel er een ander probleem speelt. Dit laatste blijkt het geval. De ombudsman vraagt de klachtcoördinator van de dienst daarop contact met de man op te nemen om hem behulpzaam te zijn bij z’n zoektocht naar de link en het gebruik ervan. Opgetogen laat de man de ombudsman kort daarna weten na het vele heen en weer mailen nu te begrijpen wat hij moet doen om aan te tonen dat hij wel voor het gereduceerde parkeertarief in aanmerking had moeten komen. Warme overdracht (26665) Een man uit Noord-Holland heeft een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK waarmee je mag parkeren op gehandicaptenparkeerplaatsen). Hij kan zich niet vinden in de 2
procedure voor het aanvragen van een digitale parkeerkaart waarmee GPK houders die Amsterdam bezoeken hier op alle fiscale plaatsen mogen parkeren. De doorlooptijd bedraagt zes weken en Cition heeft diverse stukken nodig. Volgens de man is dit in strijd met privacyregelgeving en Europese regelgeving rond parkeren voor gehandicapten. Ook kan hij zich niet vinden in de manier waarop Cition toezicht houdt op het betalen van parkeergeld voor reguliere parkeerplaatsen. Hij vindt dat Cition de bewijslast te snel bij de parkeerder legt en te veel heeft geautomatiseerd. Hij neemt dit telefonisch op met Cition en wordt dan doorverwezen naar de gemeente als opdrachtgever. De man wendt zich daarop tot de ombudsman. De ombudsman vraagt of hij de klacht van de man onder de aandacht mag brengen van de contactpersonen bij Cition en de RVE parkeren. Het is nu aan hen om in afstemming een reactie te geven op de klacht van de man. Intrekken vergunning (24421) Een ondernemer woont op 3 hoog en heeft een bedrijf dat is gevestigd op 4 hoog. Het bedrijf staat op die etage in het handelsregister ingeschreven, maar de etage komt niet voor in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het is volgens de ondernemer wel een zelfstandige eenheid. De man heeft meerdere bedrijfsauto’s en moet vaak met apparatuur op pad. In het verleden is zijn parkeervergunning wel eens ingetrokken, maar nadat hij een bezwaarschrift had ingediend werd de vergunning weer hervat. Uitgangspunt voor het bepalen van het recht op een bedrijfsvergunning is de inschrijving in het handelsregister, aldus de bezwaarschriftencommissie. Medio 2014 wordt de bedrijfsvergunning ‘op code’ (waarmee je wisselende kentekens kunt aanmelden als je meerdere auto’s afwisselend gebruikt) omgezet naar een bedrijfsvergunning op kenteken omdat het bedrijf ‘niet (langer) een volcontinu bedrijfsproces of een voortdurend en onvermijdelijk wisselen bestand aan auto’s heeft’. Een maand later wordt deze vergunning gewijzigd in een vergunning op één kenteken. De ondernemer maakt bezwaar omdat hij meerdere auto’s gebruikt. Kort daarop wordt ook deze vergunning ingetrokken omdat het adres niet voorkomt in de BAG. De ondernemer dient een bezwaarschrift in. Kort daarop laat de man aan de ombudsman en de bezwaarschriftencommissie weten dat hij heeft ontdekt dat Cition de KvK heeft gevraagd om het bedrijfsadres aan te passen naar 3-hoog. Het steekt de man dat hij keer op keer in het verweer moet komen en dat niemand ter plaatse is geweest om zijn bedrijfsruimte te bekijken. In de uitspraak op bezwaar neemt de gemeente het standpunt in dat zij primair naar de gegevens van de KvK kijkt, maar ook op de BAG kan terugvallen om te beoordelen of het adres bestaat. De intrekking van de vergunning wordt daarom niet ongedaan gemaakt. De ombudsman is van mening dat de gemeente voor een dergelijke lijn mag kiezen (het is aan de rechter om een bindende heroverweging te doen), maar ziet ook aanleiding om bij de gemeente aandacht te vragen voor de gevolgen hiervan voor ondernemers zoals deze. Het individuele dossier wordt gesloten. Bezwaarbehandeling Een bezoeker uit Zaandam krijgt van Cition op 2 mei vorig jaar een naheffingsaanslag opgelegd wegens het niet of onvoldoende betalen van parkeerbelasting. Deze naheffingsaanslag met dagtekening 31oktober 2014 bereikt hem pas bijna zes maanden later. Op 11 november dient hij daartegen een bezwaarschrift in met als bijlage een betaaloverzicht van zijn parkeerprovider waaruit blijkt dat hij op datum, tijdstip en locatie van oplegging van de naheffingsaanslag keurig betaald geparkeerd heeft gestaan. Het bezwaarschrift wordt echter door Cition per omgaande niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaartermijn van zes weken gerekend vanaf de datum van 2 mei ruimschoots overtreden zou zijn. Wanneer de man Cition er vertwijfeld op wijst dat hij de aanlag pas 3
begin november heeft ontvangen blijft men bij het standpunt dat te laat te laat is. Het kost de ombudsman aanvankelijk ook enige moeite Cition van hun vergissing te overtuigen. Even lijkt er nog een kink in de kabel te ontstaan omdat de man zich in een verkeerd parkeertariefgebied zou hebben aangemeld. Dat blijkt te wijten aan de onlogische gebiedsindeling. Al met al reden genoeg de naheffingsaanslag ongedaan te maken. Overig (25391) Mevrouw gebruikt haar auto niet dagelijks en wordt op een parkeerterrein in de directe omgeving van de Wibautstraat op drie achtereenvolgende dagen bekeurd wegens parkeren buiten de belijnde parkeervakken. Zij is het daar niet mee eens want de onbelijnde parkeerplek oogt volgens haar als een volwaardig parkeervak. Zij dient bij het stadsdeel een verzoek in de parkeerplaats te belijnen en bij de Officier van Justitie (OvJ) maakt zij bezwaar tegen de opgelegde beschikkingen. De OvJ verklaart haar bezwaar ongegrond en het stadsdeel wijst haar verzoek af. Wel hangt het stadsdeel –overigens zonder mevrouw daarover te informeren- onder het blauwe parkeerbord bij het parkeerterrein een zogenaamd onderbord met de tekst “Parkeren alleen in de vakken”. Mevrouw vindt de hele gang van zaken onder de maat en wendt zich tot de ombudsman. Die gaat in aanwezigheid van de partner van mevrouw en de deskundige vertegenwoordigers van het stadsdeel de situatie ter plaatse bekijken. Hoewel het niet geheel onlogisch is dat mevrouw op de bewuste plek geparkeerd heeft, staat volgens de deskundigen de inrijdrichting van de parkeerplaats en de manoeuvreerruimte er aan in de weg om de locatie te belijnen en daarmee te verheffen tot een officieel parkeervak. Gelet op de omstandigheden neemt de ombudsman het initiatief –ondersteund door de manager Handhaving van het stadsdeel- de OvJ te verzoeken twee van de drie beschikkingen te seponeren. Dit verzoek wordt bij de processtukken gevoegd en afgewacht moet worden wat de rechter er van vindt. (25577) Een man komt naar de ombudsman omdat hij zich niet kan vinden in het besluit van het stadsdeel om hem op de wachtlijst te plaatsen voor een parkeervergunning. Hij heeft hiertegen bezwaar ingediend en dit bezwaar is nog in behandeling. De ombudsman heeft de man meegedeeld dat hij eerst de beslissing hierop af moet wachten. De man voelt zich echter niet gehoord door de commissie die hem in het kader van zijn bezwaar heeft gehoord. Dat is aanleiding voor de ombudsman om Cition schriftelijk te verzoeken de persoonlijke omstandigheden van de man mee te wegen in de beslissing op bezwaar en de zaak te monitoren. De ombudsman deelt Cition in dit kader het volgende mee: In 1992 is er in een buurtvergadering door een ambtelijke werkgroep van de gemeente Amsterdam aan de bewoners uit de straat van de man gevraagd of zij, gezien de ruimtelijke ontwikkeling van de buurt, bereid waren gebruik te gaan maken van de parkeergarage. Er was op dat moment geen sprake van betaald parkeren in de buurt. De man is een van de bewoners die heeft toegestemd. Voor een bedrag van circa 50 gulden is hij vrijwillig een plaats gaan huren in een parkeergarage van Parkeergebouwen Amsterdam. Recent heeft Parkeergebouwen Amsterdam het beheer van de garage overgedragen aan Rochdale. Parkeergebouwen Amsterdam heeft vervolgens de huurovereenkomst met de man opgezegd. De man kan wel weer een nieuwe plaats huren, maar dit wil de man niet. Rochdale heeft namelijk de huurprijs met 100% verhoogd: van 65 euro naar 130 euro per maand. De man leeft van zijn pensioen en kan dit niet betalen. Bezwaren bij Rochdale lopen op niets uit. Rochdale acht de prijs van 130 euro marktconform. De man vraagt daarom een parkeervergunning aan bij Cition, maar wordt op de wachtlijst geplaatst en krijgt te horen dat de wachtlijst circa 3 jaar lang is. Tot zover de persoonlijke omstandigheden van de man. Uiteindelijk is het bezwaar van de man tegen de plaatsing op de wachtlijst afgewezen. De commissie heeft daarbij overwogen dat de man wel opnieuw een parkeerplaats kan huren, zij het alleen tegen een hogere prijs. Verder overweegt de commissie dat financiële overwegingen als het gaat om het afwijken van het bestaande parkeerbeleid, geen rol spelen. Ook de in het verleden gemaakte keuze van de man om te parkeren in de garage is geen aanleiding om een uitzondering voor de man te maken. Het is een vrijwillige keuze geweest en de man had bij 4
het invoeren van het betaald parkeren in zijn buurt een parkeervergunning aan kunnen vragen. Ondanks dat de ombudsman begrijpt dat de situatie voor de man vervelend is, ziet hij te weinig aanknopingspunten in de zaak om de gemeente te vragen te beslissing te heroverwegen. De ombudsman acht daarbij met name van belang dat de commissie, los van toetsing aan de formele regelgeving, heeft afgewogen of er bijzondere hardheid in zijn situatie van toepassing was.
5