2
Angst als overlevingsmechanisme
Wat leert de evolutie ons over angst? Waarom zijn we toch zo angstig? Wij zijn (volgens onszelf) de meest intelligente diersoort. Wij zijn beter dan enig ander dier in staat tot rationeel denken - tot het realistisch inschatten van een situatie en op basis daarvan beslissen wat we het beste kunnen doen. Waarom worden we dan zo beheerst door angsten die duidelijk irrationeel zijn?Waarom kunnen we met onze superieure menselijke intelligentie niet gewoon zien dat het over het algemeen allemaal best wel meevalt? Onze vrienden en partners zijn wel in staat onze angsten goed in te schatten. Zij hebben het wel in de gaten wanneer we doorschieten. 'Je hoeft niet zo angstig te zijn: zeggen ze geruststellend. 'Er is echt niets aan de hand: En dat helpt vrijwel nooit. Ergens weten we best dat ze gelijk hebben en dat zij een realistischer beeld van de situatie hebben dan wij, maar we voelen ons er gewoon niet minder angstig door. Het is alsof onze hersenen er op gebouwd zijn zich niets aan te trekken van wat rationeel en logisch is. Het lijkt zelfs wel alsof onze intelligentie voortdurend bezig is met het vinden van nieuwe dingen om over in te zitten. We zijn heel vindingrijk in het bedenken van rampscenario's waarin we voor schut staan, ondermaats presteren, ziek worden, zakken voor examens, flauwvallen, besmet raken, fouten maken en verder zo'n beetje alles misgaat wat we maar kunnen verzinnen. Het is alsof we slimmer zijn dan goed voor ons is. We houden ons voortdurend bezig met de toekomst, met wat anderen van ons zullen vinden, met wat er eventueel fout kan gaan en zien gevaren waar anderen zich blijkbaar niet bewust van zijn. En op een gegeven moment vragen we ons af of ons iets mankeert. Word ik misschien gek? is een gedachte die dan bij ons
22
ANGSTVRI]
opkomt, soms gevolgd door: Zou ik het wel in de gaten hebben als dat zo was? Een van de meest opvallende kenmerken van dit proces is dat het maar door gaat. Wanneer we worden beheerst door angst, lijkt het wel alsof onze hersenen vierentwintig uur per dag actief zijn en nooit even pauze nemen. We kunnen het denkproces niet uitzetten. Het maakt steeds meer angst aan, als een machine waarvan de schakelaar is blijven steken op 'aan'. Onze gedachten blijven maar doorratelen, zelfs als we willen slapen of ontspannen of gewoon niets doen. Ze maken zoveel angst aan dat we zelfs niet meer kunnen genieten van de meest aangename omgeving. Hoe goed het allemaal ook gaat, hoe rijk het leven op dit moment ook is, we hebben het te druk met angsten over het verleden en de toekomst om dat te beseffen. Ergens hebben we het idee dat al dit gepieker belangrijk is, dat we niet zonder kunnen. We steken er al onze energie en aandacht in. Omdat we in staat zijn zoveel problemen te bedenken die zich zouden kunnen voordoen - en zoveel oplossingen daarvoor - nemen we dit alles uiterst serieus. We denken dat we aandacht moeten besteden aan al onze gedachten om rampen te voorkomen en het beste uit het leven te halen. Helaas is dat over het algemeen een illusie. Onze angsten blijken ons niet naar een beter, meer bevredigend bestaan te leiden. Ze vormen niet het betrouwbare navigatiesysteem dat we willen. Ze zorgen er eerder voor dat we ons onhandig gedragen, slecht slapen, conflicten krijgen met anderen, beperkt worden in ons doen en laten of alles somber inzien. Met andere woorden: ze bezorgen ons narigheid. Hoe zou het zijn als daar een eind aan kwam? Hoe zou het zijn om innerlijke rust te ervaren en tevreden te zijn met onszelf en met wat het leven ons brengt? Voor een antwoord op deze vraag, kijk ik naar mijn kat. Mijn kat leidt namelijk een zorgeloos leventje. Hij eet, slaapt, speelt en ligt in de zon zonder ooit last te hebben van stemmingswisselingen. Hij lijdt niet aan slapeloosheid. Hij ligt niet in bed te denken aan wat hij de volgende dag allemaal moet doen en of hij de oven misschien heeft aangelaten. Hij piekert niet over zijn contacten met mensen of andere katten, en vraagt zich niet af of zijn gedrag gisteren wel zo handig was. En hij maakt zich al helemaal niet druk over wat ik (ofiemand anders) van hem verwacht. Zolang hij het op dit moment goed heeft, is hij gelukkig. Soms ben ik gewoon jaloers op zijn heerlijke onverstoorbaarheid. Verder is het duidelijk dat mijn kat door de evolutie perfect is afgestemd op het leven dat hij leidt. Katten bestaan al twaalf miljoen jaar zonder dat er iets ingrijpend is veranderd in hun vorm of functie. (Hoe zou je trouwens het ontwerp van een kat kunnen verbeteren?) Ze zijn uitstekend uitgerust voor een leven waarin ze niet anders hoeven te doen dan jagen op andere dieren en zich voortplanten. De evolutie heeft katten een uiterst simpele
2
.
ANGST
ALS
OVERLEVINGSMECHANISME
23
denkstijl meegegeven, die niet snel tot een angststoornis zal leiden: Dit voelt goed, dat voelt niet goed, Dat is van mij of Wat nu? Katten hebben een eenvoudig motto: 'Prooi vinden, doden en opeten.' Of: 'Andere katten vinden, uitvinden of ze vriend of vijand zijn, er mee spelen of vechten en eventueel mee paren.' Of: 'Mensen zoeken, er langs strijken en spinnen totdat ze je te eten geven.' Het leven is zo eenvoudig. Alsje gewoon doet wat je instinct je ingeeft, komt het meestal wel goed. Katten zijn heel erg 'zen'. Maar bij mensen is het natuurlijk een heel ander verhaal. Wij zijn neurotisch - en dat zijn we al een hele tijd. Dankzij onze hoogontwikkelde conceptuele vermogens en taalvermogen kunnen wij terugkijken op het verleden en vooruitkijken naar de toekomst. Wij kunnen nadenken over dingen die niet zijn gebeurd en misschien ook nooit - maar misschien ook wel- zullen gebeuren. Wij kunnen ons voorstellen wat andere mensen van ons vinden en wat dat voor onze toekomst kan betekenen. Wij kunnen ons afvragen of we vorige week iemand hebben beledigd. Wij kunnen ons zorgen maken of we ergens wel klaar voor zijn, fouten zullen maken of iets over het hoofd zien. Wij liggen in bed (naast onze kat, die lekker ligt te slapen) en denken: Waarom kan ik niet in slaap komen? of Wat bedoelde Susan met die opmerking? of Krijg ik dat werk ooit op tijd klaar? Wij houden ons bezig met de zin van leven en dood, de mening van anderen en of we wel iets hebben om morgen op het feestje aan te trekken. Er komt geen eind aan de dingen die ons een angstig gevoel kunnen geven. Wat hebben we aan al dat denken? Waarom lijken we niet meer op katten? Waarom kunnen we niet gewoon lekker op een warm dekentje gaan liggen, onze ogen dichtdoen, gaan spinnen en in slaap vallen? Het antwoord hierop is dat de evolutie ons niet op dezelfde manier heeft bedeeld als katten. De evolutie heeft katten behoorlijk goed afgestemd op hun huidige omgeving. Zij zijn nog altijd even goed uitgerust voor eten, slapen, jagen en bedelen om eten. Maar onze eigen evolutie is zo ongeveer in de tijd van de primitieve jagers-verzamelaars blijven steken. De vaardigheden en instincten die de evolutie onze voorouders meegaf, waren nodig om te overleven in die omgeving. Maar de situatie is in de laatste tien- tot twintigduizend jaar snel veranderd - veel sneller dan de evolutie aankon. De moderne beschaving heeft onze leefomstandigheden zo snel veranderd dat de evolutie het niet kon bijbenen. Dus nu zitten we opgescheept met een biologisch apparaat waar 'software' in zit die niet meer past bij de omstandigheden waarin we nu leven. Het is hierbij belangrijk om te bedenken dat het in de evolutie niet gaat om gelukkig, ontspannen of onbezorgd leven, maar om overleven. En bij overleven gaat het maar om één ding: je genen doorgeven aan het nageslacht. Het gaat erom dat de genen overleven en het maakt niet uit als het individu daarvoor moet worden opgeofferd. Het is wel duidelijk dat de mens
24
ANGSTVRI]
het als diersoort ongelooflijk goed heeft gedaan (maar of het zo doorgaat, is natuurlijk nog de vraag). En dat is ons gelukt door in de miljoenen jaren van de evolutie die genen door te geven die het beste van pas kwamen in onze omgeving. Dit heeft ons niet tot de 'sterkste' diersoort gemaakt - in een gevecht win je het echt niet van een gorilla of een tijger. En de e..volutiegaf ook niet zonder meer de voorkeur aan pure agressie, want als andere mensen je niet mochten, konden ze je nog altijd met z'n allen van de prehistorische rots afgooien. Het ging er zelfs niet om dat je zoveel mogelijk baby's kreeg, want als al die baby's doodgingen, overleefden je genen het nog niet. Maar wat zijn dan wel de eigenschappen die de mens hebben geholpen zijn genen door te geven? Daar is niet precies een antwoord op te geven, maar onze kennis van de evolutiebiologie en -psychologie geeft ons wel een globaal beeld. Het ligt voor de hand dat de mensen die er in slaagden hun genen door te geven, zo veel aantrekkingskracht hadden voor het andere geslacht, dat ze daar baby's mee konden maken. Dus waarschijnlijk waren ze redelijk aantrekkelijk en fysiek enigszins dominant. Maar er is nog een factor die een grote rol speelde, namelijk de sociale groep. Wij mensen zijn misschien minder slaafs in onze toewijding aan het welzijn van de kolonie dan bijen of mieren, maar ons voortbestaan als soort is wel voor een groot deel afhankelijk van samenwerking. En daarvoor was het belangrijk dat wij als individu sociale vaardigheden ontwikkelden. De evolutie van onze prehistorische voorouders vond plaats in groepen die gezamenlijk jaagden en verzamelden. Daarom had de natuurlijke selectie een voorkeur voor het vermogen goed om te kunnen gaan met en invloed uit te oefenen op anderen. Communicatie speelde daarbij een sleutelrol (vandaar de ontwikkeling van taal), terwijl ook algehele intelligentie een steeds belangrijkere eigenschap werd. Zo was onder andere het vermogen te leren en onthouden welke eigenschappen en voedingswaarde duizenden plantaardige en dierlijke voedselbronnen hadden (bijvoorbeeld of ze giftig waren of niet) uiterst functioneel voor het voortbestaan. En dat gold ook voor het vermogen te bedenken hoe je veel grotere dieren kon vangen en doden, hoe je vuur kon maken, roofdieren kon verjagen, het beste voor kinderen kon zorgen, of kon voorkomen dat de stam zonder eten kwam te zitten. Al deze persoonlijke eigenschappen hadden grote voordelen voor de groep. We zien diezelfde eigenschappen ook nu nog terug bij de mens. Zelfs in onze huidige maatschappij hebben ze nog tot op zekere hoogte overlevingswaarde. Maar hoe zit het met angst? Hoe passen onze irrationele angsten in het evolutionaire plaatje? Waarom zouden we erop gebouwd zijn om nachtenlang te liggen woelen in bed? Om te piekeren over dingen waar we niets aan kunnen doen, om te tobben over gemaakte fouten, om ons druk te maken over wat anderen van ons denken, om eisen aan onszelf te stellen
we akelig van worden. om vanuit her niets beangstigende toekomstscenario's re bedenken om onszelf zo re verlammen met onze angsten dat we niet goed meer kunnen nadenken of reageren? Waarom is ons persoonlijke leven vaak zo'n puinhoop, terwijl we als diersoort zo efficiënt zijn dat we een ongekend dominante positie hebben in de natuur? Vi"2
-
Een bezoekje aan Steven in het stenen tijdperk
Ik wilde wel eens weten hoe het leven er honderdduizend in mijn denkbeeldige de prehistorische
jaar geleden uitzag, dus ik stapte
tijd machine en reisde terug in de tijd voor een interview
met Steven,
neuroot.
'Hallo Steven, ik ben Bob en ik ben nieuw hier. Heb je even tijd voor een praatje?' 'Zieje niet dat ik het druk heb? Ik heb haast. Volgens mij gaat het regenen en ik heb mijn leeuwenvacht
niet bij me. Dus ik zou zomaar kou kunnen vatten en koorts krijgen. Wat wil
jevan me?' 'Nou, ik wil gewoon iets meer over je weten.' 'Heb ik iets verkeerd gedaan? Ik dacht dat ik het vuur vorige week gedoofd had. Is er iets afgebrand? Ik probeerwel
voorzichtig
te zijn, maar je weet maar nooit.'
'Nee, Steven. Ik wil graag weten hoe jouw leven eruit ziet.' 'Mijn leven? Nou, om te beginnen kan ik niet slapen. Hele nachten lig ik wakker. Piekeren over de tijgers en wolven in het bos. Ze zeggen wel dat het hier veilig is, maar ik heb verhalen gehoord waar je haren van overeind gaan staan.' 'Dus je hebt last van slapeloosheid?' 'Niet altijd, maar ik word erwel gek van. Als ik niet in slaap kan komen, zeg ik tegen mezelf: Ga toch slapen Steven! Anders benje morgen niets waard.' 'Zeg eens, Steven. Hoe is het hier in de omgeving?' 'Gevaarlijk.
Kijk uit op de brug. Ik weet niet welke kluns dat ding daar heeft opgehangen,
maar alsje even niet oplet, ligje ernaast. En probeer dan maar eens een dokter te vinden!' 'Dus je hebt hoogtevrees?' 'je zou wel gek zijn alsje geen hoogtevrees doodvalt,
dan verdrinkje
boomstammen
had. je kunt wel doodvallen.
aan elkaar bonden. Ze probeerden
Die zijn verdronken.
En alsje niet
wel. Vorige maand nog waren er twee macho's die een paar
Ik had ze nog zo gewaarschuwd,
er op naar het andere eiland te drijven. maar ze dachten dat ze het beter
wisten. Ze zeiden: "Steven, jij maakt je ook altijd zorgen. Denk toch niet zo negatief. Dat is slecht voor je spijsvertering."
Nou, zij liggen nu op de bodem van de oceaan en ik sta hier
met jou te praten. Dus wie had er gelijk?' 'Ik denkjij,
Steven.'
'ja, rnaar-ik heb wel last van mijn maag. Ik hoop niet dat het iets ernstigs is. Ik ben ermee naar de dokter geweest. zijn hoofd.'
Misschien heb je hem wel gezien: die oude knar met die slang om
26
ANGSTVRI]
'Ik heb hem niet gezien. Ik ben hier nog maar net: 'Nou, hij gaf me een smerig drankje voor mijn maag. Daar zou ik rustig van moeten worden,
maar ik moest ervan overgeven.
Ik maak me echt zorgen dat ik iets ernstigs heb.
Nog geen jaar geleden is een hele stam in het zuiden doodgegaan Ik spoel echt alles af voordat
aan voedselvergiftiging.
ik het eet. Maar ik weet ook niet zeker of het water wel veilig is
om te drinken. Er komen hier steeds meer mensen wonen en ik denk dat hetvervuild is. De mensen vinden dat ik overdrijf,
maar ik heb geen voedselvergiftiging
'ja, jij leeft nog, Steven. Wat vind je van al die vreemdelingen 'Ik vertrouw
gekregen:
die hier naartoe komen?'
ze niet. je weet maar nooit. Ze zouden me zo kunnen overvallen,
kinderen meenemen
Sara en de
en mij verjagen. Dus ik hou me gedeisd. Ik kijk ze niet recht in de ogen.
Ik praat zachtjes en probeer geen ruzie te krijgen. Hoe gaat dat spreekwoord
ook alweer:
"Niemand trapt een slapende hond" of zoiets. Ik hou me gedeisd en praat zachtjes. je zou kunnen zeggen dat ik een beetje verlegen ben: 'Waar ben je bang voor?' 'Nou, behalve voor al het andere ben ik bang om dood te gaan. Dat is wel het belangrijkste: 'Is er iets gebeurd?' Vorige maand zag ik een paarvreemdelingen. droegen andere dierenhuiden mijn oom Harry meenamen afschuwelijk
Ik kan het maar niet vergeten.
Ze
en hadden ander haar. Het was doodeng. Ik zag hoe ze en opknoopten,
en daarna kookten en opaten. Het was
om te zien. Zelf kon ik godzijdank
ontkomen,
maar ik krijg het beeld maar niet
uit mijn hoofd. Ik word midden in de nacht wakker en dan hoor ik hem nog schreeuwen. Misschien ben ik de wel de volgende: 'Dat klinkt vreselijk. Dusje bent bang dat wat oom Harry overkwam
jou ook zal
overkomen?' 'ja, maar ik ben wel een beetje verstandiger
dan hij, al zeg ik het zelf. Oom Harry met
zijn grote mond zei altijd: "Steven, wat benje toch een pessimist. Waar maakjeje Met alle respect, hoor, maar hij is nu andermans
druk om?"
lunch en ik heb alleen een beetje last van
mijn maag: 'Het lijkt me lastig voor je datje zo vaak bang bent: 'Lastig? Het is verschrikkelijk. aanvallen.
Twee jaar geleden kreeg ik voor het eerst een soort
Dan liep ik gewoon buiten, in het veld, en voelde ik mijn hart op hol slaan. Het
zonnetje scheen, geen leeuw te zien. En plotseling
werd ik zo bang om een hartaanval
te
krijgen, dat ik er duizelig van werd. Ik kreeg gewoon geen adem meer: 'En wat gebeurde er toen?' 'Gelukkig was Sara in de buurt, die lieve schat. Ze pakte me bij de arm en nam me mee naar de dichtstbijzijnde
grot. Ik was zo duizelig. Maarde drie maanden daarna durfde ik het
veld niet meer in. Ik was bang dat ik weer zo'n aanval zou krijgen: 'En hoe benje eroverheen
gekomen?'
'Nou ik ben er niet overheen,
h,-
hoewel ik de laatste tijd geen aanvallen meer heb gehad.
Ik denk dat het heeft geholpen dat Sara er op stond - en ze kan behoorlijk
bazig zijn - dat
we aardbeien gingen plukken in het veld, voordat de vogels ze opgegeten
hadden. Ik had
2
.
ANGST
ALS
27
OVERLEVINGSMECHANISME
honger en ik dacht: Als Sara bij me is en ik krijg een aanval, dan kan zij me tenminste weg te komen. Ik denk dat het aardbeien plukken ook heeftgeholpen.
helpen om
Maar ik pieker er nog
steeds over dat ik weer een aanval kan krijgen: 'Pieker je veel?' Voortdurend.
Ik pieker ofwe wel genoeg te eten zullen hebben, of Sara er niet vandoor
zal gaan met iemand die sterker is dan ik. Ik pieker over de kinderen; of hun iets zal overkomen.
En ik pieker voortdurend
over mijn gezondheid:
'Dat valt niet mee: 'Pas op!' 'Wat is er, Steven?' '0, niks. Ik dacht dat die tak een slang was. Slangen zijn giftig, dusje moet hier goed uitkijken: 'Bedankt datje even de tijd nam om met me te praten, Steven: 'Graag gedaan. Ik hoop dat ik niet al te negatief overkom. ben je toch een negatieveling.
Iedereen zegt: "Steven, wat
Altijd bang. Altijd op het ergste voorbereid."
Misschien
hebben ze wel gelijk. Misschien word ik wel gek. Maarwacht
eens even, heb ik de steen wel
over het eten in de kuil gelegd? Stel dat er iemand langskomt.
Stel dat er een beer in de grot
komt en het eten vindt. Stel dat de beer door het eten naar de grot gelokt wordt, ik de steen niet over de kuil heb gelegd en mijn familie uitmoordt. omdat ik niet zorgvuldig
ben geweest.
omdat
Dan is het mijn schuld,
Ik denk dat ik de steen erwel op gelegd heb, maar ik
weet het niet zeker ..: 'Nou, Steven, ik moet er weer vandoor: 'Misschien heb ik de steen wel over de kuil gelegd, maar ik moet toch even terug om het te controleren.
Alleen als ik dat doe, mis ik de afspraak met Michel. En dan wordt
En als hij kwaad wordt,
kan hij wel tegen iedereen zeggen dat ik onbetrouwbaar
hij kwaad. ben en
wat moet ik dan?'
Steven is natuurlijk
een geintje, maar je begrijpt wel waar ik heen wil. Het gaat over de
evolutie, over onze voorouders
van honderdduizenden
of zelfs miljoenen jaren geleden.
Over hoe hun leven eruit zag, welke eigenschappen
zij nodig hadden om zich te kunnen
redden uit alle problemen
en de manierwaarop
samenhangt
waar ze tegen aanliepen,
met hoe wij tegenwoordig
zijn. De evolutiepsychologie
dat alles
is al een hele tijd bezig
de stukjes van de puzzel aan elkaar te passen. En angst is een van die stukjes. Laten we nu eens serieus gaan kijken hoe angst deel is gaan uitmaken
van de menselijke
psyche.
Wat is het nut van angst? Met andere woorden: waarom heeft de evolutie ons zo neurotisch gemaakt? Als evolutiepsychologen deze vraag willen beantwoorden, zullen zij hem ietsje anders formuleren: 'Hoe hebben angsten onze voorouders ge-
28
ANGSTVRI]
holpen te overleven in een primitieve omgeving?' Zij kijken naar een afzonderlijke angst en proberen erachter te komen wat de beschermende functie van die angst geweest kan zijn in bepaalde situaties. De neuroses van Steven hadden in het stenen tijdperk stuk voor stuk overlevingswaarde. Hoogten waren gevaarlijk, van bedorven voedsel kon je ziek worden, het was riskant om moordlustige vreemdelingen te beledigen, op een open veld konden de leeuwen je zo zien lopen, en door eten te bewaren voor de winter kon je voorkomen dat je doodhongerde. Steven kan op jou en mij dan wel neurotisch overkomen, maar het waren wel de Stevens van de wereld die overleefden. Zij bleven in leven door hun angsten. Mensen die niet angstig genoeg waren, overleefden het gewoonweg niet. In tijden waarin de hongerdood altijd op de loer lag, waarin je ieder moment kon worden aangevallen door een dier, waarin je afgronden moest vermijden, waarin vreemdelingen jou of je kinderen zomaar konden vermoorden, waarin je alleen overleefde als je stam je gezelschap op prijs stelde, was angst een van de belangrijkste overlevingsmechanismen. Het was gewoon de manier waarop de natuur ervoor zorgde dat je voorzichtig was. Maar angsten die ooit functioneel voor ons waren, zijn dat nu niet altijd meer. In plaats van ons te helpen in leven te blijven, zijn angsten ons tegenwoordig vaak eerder tot last. We hebben een aantal lichamelijke en psychische reactiepatronen meegekregen die slecht zijn afgestemd op de eisen van ons huidige bestaan. Om te kunnen begrijpen hoe dat zit, waar die patronen vandaan komen en hoe onze moderne psyche - met al zijn plus- en minpunten - zich heeft ontwikkeld, moeten we een beetje dieper in de evolutiepsychologie duiken.
Denken overdenken Een van de belangrijkste verschillen tussen mensen en andere dieren is dat wij mensen iets hebben ontwikkeld wat bekend is onder de Engelse term theory of mind. Hiermee wordt geen wetenschappelijke theorie bedoeld, maar gewoon de manier waarop wij over de wereld denken en met name de manier waarop wij denken over het denken zelf. Vooral dankzij de ontwikkeling van taal zijn we ons ervan bewust dat er van alles in ons hoofd omgaat, en dat we ons bezighouden met een proces dat we denken noemen. Daarnaast zijn we in staat ons voor te stellen wat er het hoofd van iemand anders omgaat (Wat is hij van plan? of Wat wil zij?). Dieren zijn waarschijnlijk niet in staat zich voor te stellen wat er in andere wezens omgaat. Dat wil niet zeggen dat dieren geen emoties hebben en ook niet dat zij niet kunnen reageren op de emoties van andere dieren of mensen. Iedereen die ooit een hond of kat heeft gehad, weet dat dieren uiterst gevoelig kunnen
2
.
ANGST
ALS
OVERLEVINGSMECHANISME
29
reageren op emoties. Maar wat ons als mens onderscheidt, is dat wij ons kunnen voorstellen wat onze soortgenoten denken en voelen, en ook hoe die gedachten en gevoelens in verhouding staan tot die van onszelf. Wij hebben een ingeworteld besef dat onze medemensen hun eigen verlangens, angsten, behoeften en reactiepatronen hebben. En dat we in onze contacten met deze mensen (onze familie, onze stam of gewoon andere soortgenoten) dus rekening moeten houden met wat er in hun hoofd omgaat, met hun mentale toestanden. Dit vermogen de psyche van anderen te begrijpen, bevindt zich in de orbitofrontale cortex, een hoogontwikkeld deel van de hersenen. Wanneer mensen een beschadiging oplopen aan dit deel van de hersenen, raken ze vaak hun sociaal inzicht kwijt en weten ze niet goed meer hoe ze zich tegenover anderen moeten gedragen. Wanneer dieren een beschadiging aan hetzelfde gebied oplopen, verliezen ze meestal hun sociale status. Bij dieren en kleine kinderen is de orbitofrontale cortex minder ver ontwikkeld dan bij een doorsnee volwassene. Dit geldt trouwens ook voor mensen met autisme, die soms wel de intellectuele vermogens van een volwassene hebben, maar zich moeilijk kunnen verplaatsen in de mentale toestanden van anderen. Zij hebben moeite met begrippen als intentie, misleiding, teleurstelling, verlangen, hoop, spijt of motivatie op langere termijn. Omdat deze begrippen bij mensen de basis vormen van de meeste relaties, ontwikkelen kinderen hier tijdens het opgroeien doorgaans een goed inzicht in. Bijkinderen met autisme ontwikkelt dit inzicht zich echter niet of in mindere mate. Vanuit de evolutiepsychologie kunnen we reconstrueren waarom deze theory of mind - ons inzicht in de mentale toestanden van anderen - in onze hersenen is ingeprogrammeerd. Wat in ieder geval een grote rol speelde in het evolutionaire proces, was het simpele feit dat mensenbaby's om verschillende redenen ongewoon lang relatiefhulpeloos blijven (vergeleken met andere zoogdieren). Ook lang geleden al functioneerden kinderen pas vanaf hun tienerjaren als volwassenen. Een groep kon een kind betere zorg bieden op het gebied van voeding, bescherming en leermogelijkheden dan alleen een vader en moeder. Want het kwam waarschijnlijk geregeld voor dat de ouders van een kind doodgingen terwijl het kind nog heel jong was, waardoor de stam het kind verder moest grootbrengen. Voor het gezamenlijk grootbrengen van kinderen was heel wat sociale betrokkenheid (zoals wij dat tegenwoordig zouden noemen) nodig: zorginstinct, het vermogen je te verplaatsen in wat anderen denken en voelen, en aandacht voor je reputatie in de groep. Het gezamenlijk grootbrengen van kinderen eiste van ons dat we ons in sociaal opzicht ontwikkelden. En dit was slechts een van de vele dingen die ons in de richting van groepssamenwerking dreef. Naarmate de mens meer leefruimte opeiste in het ecosysteem, werd de stam voor het overlevingssucces in het wild steeds
30
ANGSTVRI]
belangrijker dan het individu. Jagen, voedsel verzamelen, giftige planten en dieren vermijden, roofdieren op afstand houden en een geschikte woonplek zoeken, waren allemaal activiteiten die steeds meer door de groep werden gedaan en waarvoor dus meer moest worden samengewerkt. Mensen die geschikt waren voor dit groepsleven, hadden een grotere kans om te overleven en hun genen door te geven aan een volgende generatie. Dit had een grote invloed op de ontwikkeling van onze hersenen. Zelfs zo groot dat het vermogen tot samenwerken ingebakken raakte. Een goed functionerende groep had een veel grotere kans de gevaren van het bestaan in de oertijd te doorstaan dan een stam met veel onderlinge onenigheid. En iemand met een sociale instelling was nuttiger voor de stam dan een asociale ruziezoeker die zich niets aantrok van het groepswelzijn. Op deze manier is ons samenwerkingsinstinct ons dus door de natuur meegegeven, omdat het ons voortbestaan garandeerde. Taal speelde een belangrijke rol in deze ontwikkeling, zelfs zo belangrijk dat het leren en gebruiken van taal op een gegeven moment een aangeboren vermogen werd. Het gebruiken van taal had overlevingswaarde, omdat we daarmee efficiënt informatie konden uitwisselen over onderwerpen als waar je het beste voedsel kon vinden of hoe je gevaarlijke roofdieren kon vermijden. Taal gaf ons het belangrijke hulpmiddel van het symbolisch denken, iets wat onze aapachtige verwanten niet hadden. Hiermee konden we het individuele geheugen overstijgen en informatie opslaan in de vorm van een groepscultuur. Dit maakte het mogelijk de gezamenlijke kennis die we nodig hadden voor een gepland bestaan - over het gebruik van gereedschappen, methoden voor het bewaren van voedsel, jachttechnieken, het afbakenen van territoria, enzovoort - te bewaren en door te geven. Al deze kennis kon nu worden overgedragen op andere leden van de stam en van de ene generatie op de andere. Taalverwerving was dus een belangrijke factor voor ons succes als diersoort, die de manier waarop we met elkaar en onze omgeving omgingen voorgoed veranderde. Maar hoewel taal een nuttig hulpmiddel was, waren emoties nog steeds de drijvende kracht achter het menselijk gedrag. En angst was een van de belangrijkste emoties. Over het algemeen zijn de evolutionaire eigenschappen die we het sterkst terugzien in onze huidige angsten gericht op voorzichtigheid of terughoudendheid. Mensen die lieten zien dat ze geen bedreiging vormden voor anderen door respect of ontzag te tonen, liepen minder kans om te worden aangevallen door iemand die sterker was. Het tonen van bereidheid tot samenwerking - wat je zou kunnen vergelijken met de 'onderdanige' houding van een hond ten opzichte van een dominante rivaal - was een goede manier om een mogelijk dodelijke confrontatie te voorkomen. Andere uitingen van voorzichtigheid dienden hetzelfde doel. Hoogtevrees en angst voor diep water of open ruimten hield onze voorouders
2
.
ANGST
ALS
OVERLEVINGSMECHANISME
31
uit de buurt van gevaarlijke situaties. Terughoudendheid ten opzichte van onbekenden had een beschermende functie, want een toevallige ontmoeting met een vijandige stam kon zomaar ontaarden in een ramp. En piekeren over de voedselvoorraad voor de komende winter, hielp de stam om in leven te blijven tot het voorjaar. Het zal al met al wel duidelijk zijn dat veel van de angststoornissen waar we vandaag de dag mee te maken hebben, voortkomen uit de angsten die in onze hersenen zijn ingeprogrammeerd door de evolutie die we als mens hebben doorgemaakt.
Dejuiste angst op het verkeerde moment Dat angsten oorspronkelijk overlevingswaarde hadden, is een belangrijk uitgangspunt bij het leren omgaan met angst. Al onze angsten, hoe irrationeel ze ons nu ook lijken, zijn in zekere zin gericht op overleven. Het instinctmatige, voorzichtige gedrag dat ten grondslag ligt aan onze huidige angsten, komt voort uit onze leefomstandigheden in de oertijd, waarbij de samenwerking binnen groepen of stammen een belangrijke rol speelde. Alle vormen van vermijding hadden een functie. Gevoeligheid voor subtiele sociale signalen had dezelfde overlevingswaarde als meer voor de hand liggende overlevingsmechanismen als hoogtevrees of afkeer van bedorven vlees. Deze mechanismen hebben onze voorouders geholpen allerlei rampen te voorkomen. Maar duizenden eeuwen later, in onze beschaafde wereld, komen dezelfde mechanismen enigszins neurotisch over. Het lijkt erop dat de evolutie ons per ongeluk het vermogen tot het ontwikkelen van angststoornissen heeft meegegeven door onze voorouders te leren: 'Je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn.' En wat betekent dit nu in praktische zin? Nou, het betekent in ieder geval dat vrijwel iedere moderne angststoornis oorspronkelijk functioneerde als overlevingsmechanisme. Neem nu bijvoorbeeld de dwangstoornis. Mensen met een dwangstoornis hebben soms een extreme angst voor besmetting met bacteriën. Is dat een onzinnige fobie?Alsje naar onze voorgeschiedenis kijkt niet. Tot voor kort waren onze voorouders uiterst vatbaar voor besmettelijke ziekten die vaak dodelijk waren, vooral in dichtbevolkte gebieden. Verder hebben mensen met een dwangstoornis de neiging van alles te bewaren: oude krànten, kleren, etenswaren en andere dingen. Dit was in een primitieve omgeving, waar weinig te krijgen was, erg functioneel. Nog tot in de middeleeuwen gingen veel mensen dood omdat ze niet genoeg eten hadden bewaard voor de winter (en zelfs veel dieren hebben dit bewaarinstinct). Of neem de obsessieve angst dat je jezelf niet meer in de hand kunt houden en gewelddadig wordt. In de oertijd gold dit waarschijnlijk als normale voorzichtigheid. Dergelijke angsten lijken in onze huidige omstandigheden bui-
32
ANGSTVRI]
ten proportie, maar het is niet moeilijk om te zien waar ze vandaan komen. Zo zijn alle categorieën angststoornissen terug te voeren op onze evolutionaire geschiedenis. Agorafobie (angst voor open ruimten) houdt duidelijk verband met het gevaar te worden aangevallen door een roofdier dat onze voorouders in het open veld liepen. Posttraumatische stress-stoornis is vrijwel zeker ontstaan om ons uit de buurt te houden van.gevaren waar we eerder getuige van waren of bijna slachtoffer van waren geworden. Gegeneraliseerde angststoornis is niets meer dan een moderne variant op een vooruitziende blik. De 'piekeraars' van de stam waren waarschijnlijk degenen die rampen voorzagen en voorkwamen. Wanneer we eenmaal inzien dat onze angsten rechtstreeks voortkomen uit onze evolutionaire geschiedenis, zullen we eerder accepteren dat ze niet meer zijn dan een onderdeel van onze biologische erfenis. Dan hoeven we ze niet langer te zien als een persoonlijke tekortkoming waarvoor we ons moeten schamen of waarover we ons schuldig moeten voelen. Dat is op zich al mooi, maar het mooiste is nog dat deze angsten, ondanks dat we ermee geboren zijn, ons niet voorgoed in hun greep hoeven te houden. We kunnen er iets aan doen, vooral als ze duidelijk buiten proportioneel zijn ten opzichte van het werkelijke gevaar. In de meeste gevallen hebben we niet geleerd ergens bang voor te zijn - want we hebben onze angsten grotendeels geërfd - maar kunnen we wel leren minder bang te zijn. Dat doen we gewoon door situaties in het echt te ondergaan en te ervaren dat er in feite niets vreselijks gebeurt. We kunnen leren dat de bellen die rinkelen in ons hoofd slechts loos alarm zijn. Dit is waarom veel van de angsten die we van nature als kind hebben, overgaan naarmate we ouder worden. Kinderen zijn vaak bang voor bijvoorbeeld dieren, water, het donker of alleen zijn. Normaal gesproken leren zij tijdens het opgroeien dat je dergelijke dingen gewoonlijk overleeft en dat ze niet echt gevaarlijk zijn. Door dingen te ondergaan, leren kinderen eerder hun angst los te laten dan ergens bang voor te zijn. Ook uit onderzoek komt dit naar voren. Zo zijn stadskinderen bijvoorbeeld vaker bang voor slangen dan kinderen op het platteland, omdat plattelandskinderen vaker slangen tegenkomen en daardoor leren dat ze niet gevaarlijk zijn. De oerangst neemt af. Veel kinderen zijn doodsbang voor water, maar wanneer ze eenmaal leren zwemmen, verdwijnt de angst. Je wordt eerder gegrepen door een angst, met name een die je van nature hebt meegekregen, wanneer je er voor het eerst mee wordt geconfronteerd. Maar angsten beschermen ons ook. Als de angst om te vallen helemaal aangeleerd zou zijn, zou je verwachten dat kinderen die ooit gewond zijn geraakt door een val, meer last hebben van hoogtevrees. Maar uit onderzoek blijkt dat het tegengestelde waar is. Kinderen die oorspronkelijk hoogtevrees hadden, vielen later minder vaak.
1 2
.
ANGST
ALS
OVERLEVINGSMECHANISME
33
En dit geldt evengoed voor volwassenen. In de Tweede Wereldoorlog waren inwoners van steden die gebombardeerd werden minder bang voor luchtaanvallen dan inwoners van steden die gespaard bleven. De mensen in de gebombardeerde steden hadden geleerd dat ze het konden overleven. Na de vreselijke gebeurtenissen van II september 2001 viel het me op dat mensen uit Connecticut en New Jersey veel banger waren dat hun in New York iets zou overkomen dan mensen die er woonden. Blijkbaar moet je eerst worden blootgesteld aan datgene waar je bang voor bent om erachter te komen dat het minder beangstigend of gevaarlijk is dan je dacht. Voor het verminderen van angst is het essentieel om te ervaren dat de angst die jij voelt geen verband houdt met de werkelijkheid. En dat kun je alleen ervaren door die werkelijkheid te ondergaan in een veilige context. Je moet dus gaan oefenen met je angsten. Ik moet toegeven dat de evolutie het ons in dit opzicht niet gemakkelijk heeft gemaakt. Je kunt je angst niet zomaar loslaten, alleen omdat iets waar je bang voor was niet gebeurt. Dit komt doordat de evolutie werkt volgens het principe 'je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn' en een voorkeur heeft voor mensen die het gevaar overschatten. Je leeft bijvoorbeeld in de oertijd als jager-verzamelaar in een gebied waar troepen leeuwen rondlopen. Dan hangt je leven ervan af of je in staat bent de leeuwen op tijd te zien om jezelf ertegen te beschermen. Stel nu dat je een nogal nerveus type bent, dat overal leeuwen ziet, ook al is er kilometers in de omtrek geen leeuw te bekennen. Is dat dan een probleem? Vanuit het oogpunt van de evolutie waarschijnlijk niet. Dat je voortdurend wegrent en je verstopt is misschien een beetje lastig, maar hoeft geen nadeel te zijn voor de natuurlijke selectie. Met andere woorden: het weerhoudt je er niet van om te overleven en je genen door te geven. Maar als je de neiging hebt om al te nonchalant om te gaan met het leeuwengevaar, waardoor je de kans dat ze in de buurt zijn onderschat, is het een heel ander verhaal. Het kan weinig kwaad om negen keer achter elkaar ten onrechte te denken dat er een leeuw in de bosjes zit, maar als er de tiende keer wel eentje zit en je hebt het niet in de gaten, dan ben je er geweest. Daarom heeft de evolutie een voorkeur voor voorzichtigheid, voor mensen die uiterst behoedzaam zijn en voortdurend bedacht op gevaar. De evolutie drukt ons op het hart dat we onze waakzaamheid niet mogen laten verslappen, ook heeft een bepaald gevaar waar we bang voor zijn zich tot nu toe niet voorgedaan. Dit is essentieel voor ons inzicht in angsten. Wat wij beschouwen als een 'angststoornis' - een rare afwijking van de norm - is in feite helemaal geen afwijking, maar gewoon het natuurlijke gevolg van onze evolutionaire geschiedenis. De evolutie heeft de 'software' hiervoor in onze hersenen opgeslagen als overlevingsmechanisme. Het probleem ligt niet bij ons, maar bij het leven dat we leiden, dat zo totaal anders is dan het leven dat we leid-
34
ANGSTVRI]
den op de savanne of in het oerwoud. Het klinkt misschien raar, maar het probleem is dat onze omgeving tegenwoordig zo veilig is dat onze angsten grotendeels overbodig zijn. In plaats van een beschermende zijn ze eerder een belemmerende factor geworden. Het is een kwestie van de juiste angst op het verkeerde moment. Wat vroeger gevaarlijk was, is dat nu vaak niet meer, terwijl gedrag dat er vroeger niet toe deed, nu uiterst nadelig kan zijn voor ons functioneren op ons werk en in ons sociale en persoonlijke leven. Patronen die ons in de wildernis beschermden, zijn op het werk, thuis of in de buurt niet meer van toepassing. Wat ons dus te doen staat, is onze oerinstincten zodanig bijsturen dat ze aansluiten bij ons huidige bestaan. Is dat mogelijk?Ja, daar ben ik van overtuigd. Door te onderzoeken hoe angst ons leven beperkt en beheerst, krijgen we er meer zicht op wat we er aan kunnen doen. Door ons bewust te worden van de manier waarop onze angsten te werk gaan, komen we al enigszins los uit hun greep. En dan kunnen we op een positieve manier aan de slag met onze angsten, waarbij we gebruikmaken van ons vermogen om nieuwe dingen te leren en ons aan te passen aan nieuwe omstandigheden. In de volgende hoofdstukken kijken we op welke manieren angst onze gedachten kan beheersen en hoe we daar verandering in kunnen brengen. We zullen zien dat het proces waardoor angst de overhand krijgt - ongeacht waar onze angsten zich op richten; ofwe nu hoogtevrees hebben ofbang zijn voor besmetting, spreken in het openbaar, in een lift stappen, fouten maken, nieuwe mensen ontmoeten, opgesloten raken of wat dan ook - altijd op vrijwel dezelfde manier verloopt. En verder zullen we zien dat het proces waarmee we die angsten kunnen opheffen ook altijd op vrijwel dezelfde manier verloopt. Onze psyche is het filter waardoor we de werkelijkheid zien. De psyche is door onze evolutionaire geschiedenis en alles wat we in ons leven hebben aangeleerd geprogrammeerd om ons voortdurend (vaak irrationele) berichten te sturen over de aard van die werkelijkheid en ons aanwijzingen (die ik in dit boek 'spelregels' noem) te geven voor hoe we daarop moeten reageren. Wanneer we ons angstig voelen, luidt het bericht niets is veilig. De bijbehorende spelregels geven aan dat er iets is wat we absoluut moeten doen (oflaten) om onze veiligheid te waarborgen. Maar stel nu dat dat allemaal niet klopt. Stel nu dat het bericht onjuist is en de spelregels een averechtse uitwerking hebben. Een bericht is tenslotte niet meer dan een bericht - we hoeven er niet in te geloven. Door vraagtekens te zetten bij het bericht dat onze angst ons doorgeeft, door ons af te vragen ofhet wel klopt, door het te beoordelen in het licht van onze ervaringen, krijgt het minder vat op onze gedachten en ons gedrag. Dat is enorm bevrijdend en biedt ons de kans veel meer uit het leven te halen. Laten we de 'spelregels' die de evolutie ons heeft meegegeven nu eens beter bekijken. Misschien zijn ze minder onwrikbaar dan we denken.