Examen: VOL-VCA (BE) Reeks: 2010/NL/2/00 Lees de volgende aanwijzingen goed door! Dit examen bestaat uit 70 meerkeuzevragen. Na elke vraag volgen drie antwoordmogelijkheden, waarvan er slechts één juist is. Voor dit examen kan je maximaal 70 punten halen. Voor elk goed antwoord krijg je 1 punt. Je bent geslaagd wanneer je 49 of meer punten hebt gehaald. Je mag maximaal 105 minuten aan het examen werken. Als je op fraude betrapt wordt, wordt je uitgesloten van het examen en krijg je geen diploma. Benodigdheden:
• • • •
dit examen schrapkaart (blad waarop je de antwoorden noteert) balpen identiteitsbewijs
Richtlijnen:
• controleer of je alle bladzijden van dit examen hebt • vul de schrapkaart met balpen in • indien je een antwoord wilt veranderen, dan moet je een goedkeuring vragen aan de examinator • schrijf niet op dit examenformulier Een meerkeuzevraag wordt fout gerekend in de volgende gevallen:
• • • • •
als het gekozen antwoord fout is als geen enkel bolletje zwart gemaakt is als er meer dan één bolletje zwart gemaakt is als een bolletje niet zwart gemaakt, maar op een andere wijze gemarkeerd is als een antwoord gewijzigd is zonder de paraaf van de examinator
Einde examen:
• plaats of controleer je naam op de schrapkaart • geef dit examenformulier en de schrapkaart aan de examinator
VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 1 van 12
1
Wat is de doelstelling van de milieuwetgeving? A De mens beschermen tegen schadelijke effecten van industriële activiteiten. B Werknemers en bedrijven beschermen tegen de schadelijke effecten van de omgeving. C Mens en omgeving beschermen tegen schadelijke effecten van industriële activiteiten.
2
Wat mag de inspectiedienst "toezicht welzijn op het werk" doen? A Een boete opleggen aan de werkgever. B Een boete opleggen aan de werknemer. C Waarschuwingen of raad geven aan de werkgever.
3
Wat moeten de bedrijven doen in uitvoering van de milieuwetgeving? A Verminderen van lozingen. B Productie verminderen. C Gevaarlijke producten etiketteren.
4
Voor welk risico wordt een vorkheftruckbestuurder jaarlijks medisch onderzocht (gezondheidsbeoordeling)? A Tillen van lasten met risico op rugletsel. B Uitoefenen van een veiligheidsfunctie. C Risico beroepsziekten.
5
Waarmee moet rekening gehouden worden bij het vastleggen van de arbeidstijd? A Weersomstandigheden. B Grootte van het risico waaraan de werknemer zal worden blootgesteld. C Persoonlijke situatie van de werknemer.
6
Wat is preventie? A Het onderzoeken van ongevallen en incidenten. B Het nemen van maatregelen om risico's te voorkomen of te verminderen. C Een dienst die bezig is met veiligheid op het werk.
7
Opsommen en beoordelen van risico's is een risico-inventarisatie en evaluatie (RIE). Waarom wordt een risico-inventarisatie en evaluatie opgesteld? A Oplossen van risico's. B Oplossen van technische problemen. C Uitwerken van veiligheidsprocedures. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 2 van 12
8
Kan stralingsgevaar het risico op de werkplek verhogen? A Nee. B Ja. C Bijna nooit.
9
Waaruit bestaat een risicoinventarisatie en -evaluatie (RIE)? A Opsporen en analyseren van de oorzaken en risico's die geleid hebben tot een ongeval. B Schriftelijk beschrijven van alle gevaren verbonden aan een taak of werk. C Identificeren van de gevaren en het vaststellen en evalueren van de risico's.
10
Wanneer informeer je werknemers het best over de specifieke risico's en beheersmaatregelen? A Bij de aanwerving. B Voor aanvang van de werkzaamheden. C Tijdens de maandelijkse vergadering van het comité Preventie en Bescherming op het Werk (PBW).
11
Welke zijn de onmiddellijke oorzaken van een ongeval? A Gebrek aan financiële middelen. B Wetgeving niet respecteren. C Onveilige situaties en handelingen.
12
Wat is een actiepunt voor een leidinggevende om ongevallen te voorkomen? A Werknemers met gebrek aan kennis en ervaring verwijzen naar de preventiedienst. B Werknemers die niet bekwaam zijn, ongeschikt verklaren. C Bespreken van problemen en klachten tijdens het werkoverleg.
13
Waarom moeten ongevallen geregistreerd worden? A Om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen. B Voor het documenteren van veiligheidsopleidingen. C Om nadien duidelijke instructies te kunnen geven aan de werknemers.
14
Wat is belangrijk in een goed ongevallenonderzoek? A Verzamelen van alle feiten en gegevens op de plaats van het ongeval. B Interview geen getuigen of andere direct betrokkenen. C De plaats van het ongeval zo snel mogelijk opruimen om nieuwe ongevallen te voorkomen. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 3 van 12
15
Wat is belangrijk bij het verzamelen van de gegevens na een ongeval? A Gebruik alleen gegevens vastgesteld door een onafhankelijke externe deskundige. B Noteer feiten, maar ook indrukken (impressies) en mogelijke scenario's van de gebeurtenis. C Verzamel alleen objectieve verifieerbare feiten, foto's en schetsen.
16
Welke nadelige invloed kan alcohol- of drugsgebruik hebben op veilig werken? A Vervelend doen tegen collega's. B Je kunt je niet zo goed concentreren en gaat minder goed opletten. C Veel afwezigheid op het werk.
17
Wat is de beste maatregel om vallen of struikelen te voorkomen? A Veiligheidsschoenen dragen. B Doorgangen, werkvloer en trappen volledig vrij houden. C Hindernissen en vloeropeningen duidelijk aangeven met een rood-wit lint.
18
Waarom is de invloed van een leidinggevende zo belangrijk op het gedrag van de werknemer? A De leidinggevende heeft het hoogste opleidingsniveau. B De leidinggevende heeft meegewerkt aan het uitstippelen van het actieplan. C De leidinggevende bepaalt de werkwijze.
19
Welke strategie pas je toe om tot veilig gedrag te komen? A Strikt volgen van de wetgeving. B Strikt laten werken zoals de regels en procedures van het bedrijf voorschrijven. C Stimuleren van veilig werken zodat de werknemers er zelf voor zorgen dat ze veilig werken.
20
Waar richt veiligheidsobservatie zich onder andere op? A Op de tijdsduur van de werkzaamheden. B Op het juiste gebruik van gereedschap en apparatuur. C Op het aantal keren dat afspraken worden gemaakt over veilig werken.
21
Wie is er verantwoordelijk voor het op de juiste wijze gebruiken van arbeidsmiddelen? A De producent. B De werknemer. C De arbeidsinspectie. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 4 van 12
22
Wie voorziet doelmatige beschermingsmiddelen? A Comité voor preventie en bescherming. B Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. C Werkgever.
23
Welk onderdeel moet zeker aan bod komen in een veiligheidsvoorlichting en -opleiding? A De inhoud van het globaal preventieplan. B De gevaren op de werkplek met de genomen preventiemaatregelen. C De inhoud van het medisch dossier.
24
Wat is belangrijk bij het bepalen van de inhoud van een toolboxmeeting? A Kies een onderwerp dat leeft. B Zorg voor meerdere onderwerpen. C Laat altijd de veiligheidskundige het onderwerp bepalen.
25
Welk diploma moeten operationele medewerkers hebben in het kader van VCA? A VIL-VCA. B VOL-VCA. C Basisveiligheid VCA.
26
Waarop hebben algemene veiligheidsregels in het bedrijf betrekking? A Zich begeven in besloten ruimtes in het bedrijf. B Aan- en afmelden in het bedrijf. C Veilig gebruik van speciale apparatuur.
27
Waarvoor worden steekflenzen gebruikt? A Om de toevoer van een product naar de pomp tijdens de herstelwerkzaamheden te regelen. B Om een leiding naar een pomp, die moet hersteld worden, af te sluiten. C Om de vloeistoffen over twee leidingen naar twee pompen te verdelen.
28
Wanneer mag de houder van een werkvergunning aan het werk? A Nadat de leidingen zijn afgetapt en doorgespoeld. B Nadat de vergunningseisen zijn opgevolgd. C Nadat apparatuur elektrisch is vrijgeschakeld en geblokkeerd. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 5 van 12
29
Wat betekent dit bord (wit op blauw)?
A Gelaatsbescherming verplicht. B Biologisch gevaar. C Adembescherming verplicht.
30
Wat moet een onderdeel zijn van de instructie die het uitzendbureau aan de uitzendkracht geeft? A Een gedetailleerde instructie over het productieproces. B Uitgebreide regels over het omgaan met collega's. C De specifieke voorschriften en regels van de opdrachtgever over veiligheid, gezondheid en welzijn.
31
Welke uitspraak is juist? A De leidinggevende overhandigt de werkvergunning aan de persoon die het werk daadwerkelijk uitvoert. B Een werkvergunning wordt enkel overhandigd aan de leidinggevende van de uitvoerders. C De werkvergunning moet ondertekend worden door de vergunningsverstrekker.
32
Wat moet er gebeuren om een noodsituatie te bestrijden? A Er moet een eerste melding plaatsvinden. B Verloren tijd moet worden geregistreerd en ingehaald. C De blusmiddelen moeten worden gekeurd.
33
Wat is een bedrijfsnoodplan? A Een beschrijving van maatregelen en voorzieningen ter voorbereiding op mogelijke noodsituaties. B Een schematische weergave van het bedrijf met daarop de blusmiddelen en vluchtroutes. C Een lijst met namen en telefoonnummers van de bedrijfshulpverleners.
VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 6 van 12
34
Wat is een gevolg van een verhoogd percentage zuurstof in de lucht? A Een brandbevorderende situatie. B Zuurstofvergiftiging. C Er kan een brand ontstaan, maar geen explosie.
35
De "grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling" heeft betrekking op de concentratie van een gevaarlijke stof in de omgevingslucht op de werkplek. Wat is de betekenis van deze grenswaarde? A De concentratie waarbij een overgevoelige persoon onmiddellijk gezondheidsklachten heeft. B De maximale concentratie waarbij er onmiddellijk nadelige effecten optreden voor de gezondheid van de werknemer. C De maximale concentratie waaraan een werknemer blootgesteld mag worden tijdens zijn werkdag, zonder dat er nadelige effecten optreden voor zijn gezondheid.
36
Een leiding lekt. Wat is het gevaar wanneer een stof vrijkomt met onderstaand symbool ?
A Er is sprake van brandgevaar. B Er is sprake van een oxiderende stof. C Er is sprake van gevaar voor het milieu.
37
Waar kan men gascilinders het beste opslaan? A In een ruimte vrij van zonnestralen. B Op een hoogte van minimaal 2 meter. C In kelders en putten.
38
Welke effecten kunnen gevaarlijke stoffen hebben op ons lichaam? A Vergiftiging die steeds kort na het contact met de gevaarlijke stof optreden. B Altijd ernstige gevolgen zoals kanker. C Hoofdpijn, duizeligheid, tot zelfs effecten op onze toekomstige kinderen. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 7 van 12
39
Wat geeft het blauwe vlak van de gevarendiamant aan? A De stabiliteit van de stof B Het gevaar voor brand. C De risico's voor de gezondheid.
40
Op de werkplek wordt asbestverdacht materiaal aangetroffen. Wat moet er gebeuren? A Er moeten persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) worden gevraagd aan de werkgever. B De longarts in het dichtsbijzijnde ziekenhuis moet worden opgeroepen. C Het werk moet onmiddellijk worden stilgelegd.
41
Op welke stoffen hebben branden van klasse D betrekking? A Vaste stoffen. B Gassen. C Metalen.
42
Wat is een nadeel van het gebruik van water als blusmiddel? A Stoomvorming bemoeilijkt het zicht. B Water heeft een gering afkoelend vermogen. C Geeft waterschade.
43
Waarvoor waarschuwt dit bord?
A Voor een explosieve stof. B Voor een explosief mengsel. C Voor een explosiegevaarlijk gebied.
VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 8 van 12
44
Wat is een veiligheidsrisico van brand in de buurt van een opslagtank met een brandbare stof? A De verf van de tank laat los. B De inhoud van de tank wordt opgewarmd. C De inhoud van de tank kan niet meer verkocht worden.
45
Wat is de bluseigenschap van bluspoeder? A Het zorgt voor extra zuurstofopname. B Het remt de verbrandingsreactie af. C Het koelt de omringende lucht af.
46
Wat is een belangrijk voorschrift bij het werken in een explosiegevaarlijke zone? A Enkel gereedschap gebruiken dat voorgeschreven is in de werkvergunning. B Aanwezigheid van minimaal één veiligheidswacht aan de toegang van de zone. C Bij gasreuk de zone onmiddellijk verlaten en de chef verwittigen.
47
Wat is een belangrijk gevaar als je werkt met machines? A Gegrepen worden door bewegende delen. B Te weinig contact met je collega's. C Het hoge toerental waarmee de machine draait.
48
Waarmee moet een handcirkelzaag uitgerust zijn? A Mogelijkheid om een stofafzuiging aan te sluiten. B Regelbare snijdiepte instelling. C Beschermkap die het snijdend deel van de zaag volledig afschermt.
49
Welk hulpmiddel kun je gebruiken bij het vertikaal en horizontaal verplaatsen van een last? A Een rolsteiger. B Een spanband. C Een rolbrug.
50
Bij een hijskraan is een keuringscertificaat aanwezig. Waar kun je op rekenen dankzij dit certificaat? A Dat de kraan en de veiligheidsonderdelen van de kraan nagekeken werden. B Dat de nodige veiligheidstests werden uitgevoerd voor de kraan in dienst kwam. C Dat de kraanman de nodige opleiding gevolgd heeft. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 9 van 12
51
In welke situatie wordt gewoonlijk een takel gebruikt? A Als er een grote hoeveelheid lichte lasten gehesen moet worden. B Als er voldoende sterke personen aanwezig zijn. C Als het gebruik van een kraan onmogelijk is.
52
Welke manier van werken met een vorkheftruck is correct? A Als de chauffeur geen goed zicht heeft, moet de rijweg volledig vrij gemaakt worden. B Het contragewicht wordt verzwaard in functie van de te verplaatsen last. C Personen mogen alleen verplaatst worden in een speciale werkbak.
53
Hoe moet een acetyleenfles geplaatst worden, die wordt aangesloten om te lassen of te snijden? A Ze moet aan de muur vastgemaakt worden. B Ze moet zo goed als rechtop staan. C Ze moet platliggen.
54
Wat is een gevaar bij sloopwerkzaamheden? A Persoonlijke valbeveiliging. B Vangnetten. C Vallend sloopmateriaal.
55
Wat is een gevaar van het werken bij een vloeropening? A Laten vallen van materiaal. B Instortingsgevaar. C Vallen in een vloeropening.
56
Hoe moet een diepe uitgraving afgebakend worden? A Met een hekwerk. B Met een signaleringslint. C Met een touw.
57
Wat is belangrijk tijdens het werken met een hangsteiger? A Alleen bij windkracht 5 of meer mag de steiger worden gebruikt. B De ruimte onder de steiger moet zijn afgezet met lint of hekken. C Het dragen van een harnasgordel is verplicht boven een hoogte van 25 meter. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 10 van 12
58
Wat controleer je voordat je een besloten ruimte betreedt? A Of de ruimte leeg is en vrij van hindernissen. B Of de luchtvochtigheid minder is dan 40%. C Of de concentratie aan schadelijke dampen lager is dan de grenswaarde.
59
Waarop heeft het KLIP- en KLIM-systeem betrekking bij graafwerkzaamheden? A Een wettelijke verplichting om graafwerkzaamheden te melden aan de netbeheerder van ondergrondse leidingen. B Een mathematisch model om de de economische en milieu schade in te schatten vooraleer graafwerkzaamheden uit te voeren. C Een technisch systeem om onder veilige omstandigheden graafwerkzaamheden uit te voeren.
60
Wat is een veel voorkomende oorzaak bij ongevallen met elektriciteit? A Trillingen en wrijving. B Aanraken van delen die onder spanning staan. C Hoge spanning.
61
Wat bedoelt men met isolatie als beveiligingsmaatregel tegen de gevaren van elektriciteit? A Spanningsvoerende delen onbereikbaar maken door het gebruik van niet-geleidende kleding en gereedschap. B Spanningsvoerende delen onbereikbaar maken door ze op minimum 3 meter boven de grond te monteren. C Spanningsvoerende delen onbereikbaar maken door ze te omgeven met niet geleidend materiaal.
62
Bij de stofafzuiging van een cirkelzaag kan statische elektriciteit ontstaan. Hoe is dit te voorkomen? A Door nylon afvoerbuizen te gebruiken. B Door de afvoerbuizen te isoleren. C Door de afvoerbuizen te aarden.
63
Wat is het belangrijkste verschil tussen ioniserende en niet-ioniserende straling? A Ioniserende straling is in staat om ionen te laten ontstaan, niet-ioniserende straling doet dat niet. B Niet-ioniserende straling is in staat ionen te laten ontstaan, ioniserende straling doet dat niet. C Zowel ioniserende als niet-ioniserende straling zijn in staat ionen te laten ontstaan. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 11 van 12
64
Wat kan een gevolg zijn van teveel geluid? A Pijnlijke spieren. B Ontspannen spieren. C Vermoeidheid.
65
Welke beheersmaatregel tegen lawaai heeft de voorkeur? A Geluidsabsorberend materiaal aan wanden en plafonds. B Persoonlijke beschermingbescherming dragen. C Een scherm tussen werknemers en de geluidsbron plaatsen.
66
Wat is een goede richtlijn voor correct zitten? A Regelmatig van stoel veranderen. B Een optimale zithouding aannemen. C Niet tegen de rugleuning leunen.
67
In welke geval gebruik je persoonlijke beschermingsmiddelen? A Als de gevaren niet weggenomen of afgeschermd kunnen worden door collectieve beveiligingen. B Als je van mening bent dat de beschermingsmiddelen nodig zijn voor je veiligheid. C Als uit de risicoanalyse blijkt dat een taak gevaren inhoudt.
68
Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van een lasbril? A Bescherming tegen damp, warmte en vonken. B Bescherming tegen damp, stof, licht en warmte. C Bescherming tegen metaalsplinters, licht en warmte.
69
Welke bewering is juist? A Gebruik geen veiligheidshandschoenen in de buurt van draaiende onderdelen van machines. B Veiligheidshandschoenen zijn altijd gemaakt uit stevig leder. C Een beschermingscrème beschermt de handen tegen de inwerking van schadelijke stoffen.
70
Wat is een voorbeeld van een collectieve bescherming tegen het vallen? A Veiligheidsharnas. B Leuning. C Remchute. VOL-VCA (BE) © vzw BeSaCC – VCA
2010/NL/2/00 Pagina 12 van 12