I N D I E N ST D E R G E N E Z I N G
Als iemand
lijdt...
WWW.CMF-NEDERLAND.NL
|
J U N I 2 012
INHOUD
IN DIENST DER GENEZING
n
NUMMER 2 2012
04 Gods aanwezigheid in
het lijden
Ds. P.J. den Admirant
08 Professioneel omgaan met
lijden ‘Distantie en nabijheid’ Alfred Teeuw
14 Spina bifida
- recente ontwikkelingen Annet Bos-van de Beek
Colofon Tijdschrift van de Christian Medical Fellowship Nederland jaargang 41, nummer 2 Kwartaaluitgave in oplage van 650 exemplaren ISSN 1382-0656 Redactie Nico Wolswinkel, hoofdredacteur Eric Bac, Rianne Wisse-Roest, eindredacteuren Annet Bos-van de Beek, Marleen Buijs, Geriska Poortman, Arjen van der Wal, Willemien Westerhuis, redacteuren Jeroen Krijnsen, fotoredactie Jacoline van Heukelum-van Bekkum, bestuursafvaardiging Overige medewerkers Frank Visscher, columnist Dr. Alfred Teeuw, columnist Janneke Wolswinkel, In opleiding Kopij en opgave advertenties Nico Wolswinkel Anker 16, 3904 PL Veenendaal Telefoon: (0318) 541 768 E-mail:
[email protected]
Richtlijnen voor het inzenden van kopij Aantal woorden per artikel maximaal 1500. Verwijzingen en noten aan het eind van het artikel plaatsen. Aanleveren bij voorkeur als Word-bestand per e-mail; afbreekfunctie uit. De redactie behoudt zich te allen tijde het recht voor om ingezonden artikelen te redigeren c.q. in te korten.
CMF-Nederland financiëel Informatie over lidmaatschap via het secretariaat. Giro 472146 t.n.v. CMF-Nederland te Utrecht Opzeggingen voor het volgende jaar dienen uiterlijk 30 november van het lopende kalenderjaar bij het secretariaat binnen te zijn. Losse nummers In Dienst Der Genezing € 7,50
Sluitingdata kopij Maartnummer: 15 januari Juninummer: 15 april Septembernummer: 15 juli Decembernummer: 15 oktober
Grondslag, visie en missie van CMF-Nederland De grondslag van de vereniging is Gods openbaring in Christus, zoals deze in de Bijbel tot ons komt. De visie van de vereniging is, dat het geloof in Jezus Christus inspiratiebron is voor de persoon en het werk van de arts. De missie van de vereniging is haar leden door middel van onderlinge ontmoeting, bezinning en verdieping toe te rusten om zowel in hun beroep als daarbuiten aan haar visie inhoud te geven. De vereniging ziet het ook als haar missie om te participeren in de internationale christelijke medische gemeenschap.
Vormgeving & druk First Concept Communications Telefoon: (0183) 623284 Contact CMF-Nederland CMF-Nederland secretariaat Faustdreef 183, 3561 LG Utrecht Telefoon: (030) 263 08 43 Fax: (030) 262 20 50 E-mail:
[email protected] Internet: www.cmf-nederland.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.
11 De drijfveren van… Mirjam Bakker-van Deuveren
26 Oog, oor & blik Marleen Buijs
nieuws
13 Ziekenzalving Liesbeth Lieverse
28 Evidence based Christianity Ds. G.A. van den Brink
24 Van de bestuurstafel Paul Lieverse
16 Controversen Ronald Walhout 19 Boekrecensie Eric Bac
columns
20 Interview Nico Wolswinkel
07 Column Ziekentroost Frank Visscher
22 Boekrecensie Paul Lieverse
12 In opleiding Janneke Wolswinkel
25 Introductie Bert Nanninga 27 Ledenmutaties 30 Studentikoos Jantine Woudstra 31 Agenda
Van de redactie NICO WOLSWINKEL
Reacties Binnen een week had ik vijf mailtjes over de nieuwe vormgeving van In Dienst der Genezing, IDDG zoals het in royale letters op de cover staat. De reacties waren zonder uitzondering positief. De redactie gaat er dan ook van uit dat de verandering in dit geval ook een verbetering betekent. Hier en daar nog een puntje op de ‘i’, en we kunnen er wat de vormgeving betreft weer een aantal jaren tegenaan. Dank aan allen die hebben meegedacht, in het bijzon-
der de medewerkers van First Concept Communications! In dit nummer staan een aantal aspecten van ‘lijden’ centraal. Iedere dokter wordt er mee geconfronteerd. Iedere christen kan daar vragen over krijgen. Vragen rond het lijden raken de kern van ons vak, maar ook de kern van het geloof. Ook in de nieuwe vormgeving houdt ieder nummer een themadeel. Met daarnaast nog verschillende andere bijdragen. De laatste tijd kreeg de redactie
verschillende artikelen aangereikt. Dat is een goede ontwikkeling. We stellen het op prijs wanneer vanuit de achterban bijdragen worden aangeboden. Te denken valt aan een bespreking van een boek dat u gelezen hebt of een samenvatting van een scriptie of lezing over een medisch-ethisch thema. Reageren op een artikel mag natuurlijk ook. Hoewel IDDG te weinig frequent verschijnt voor levendige discussies onder lezers: we willen toch graag stimuleren dat er gereageerd wordt.
Beschouwing DS. P.J. DEN ADMIRANT
In dit artikel wil ik allereerst kort nagaan welke antwoorden er zoal gegeven zijn op de vraag naar het waarom van het lijden. Daarna wil ik vooral ingaan op de ervaring van Gods aanwezigheid, maar ook van Zijn afwezigheid in het lijden.
Gods aanwezigheid
in het lijden
4
Gelovige omgang met God in het lijden We willen nu nagaan welke ervaringen gelovigen kunnen meemaken op de weg van het lijden, dat zo dikwijls als raadsel ervaren wordt. We laten ons daarbij inspireren door gedachten uit het boek Job.
Ik voel me gedragen Hoewel de verwerking van het lijden bij iedereen verschillend is, merk je dikwijls bij kinderen van God in het begin van hun lijden iets van sterk geloof in Gods goedheid. “De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen, de Naam van de HEERE zij geloofd” (Job 1:21). We kennen allemaal wel voorbeelden van mensen die bij een zwaar verlies anderen konden troosten. Onbegrijpelijk! Als dit onze eigen ervaring is, verbazen we ons op zulke momenten meer over God en Zijn hulp dan over onszelf. Als het lijden begint door te dringen Jobs tweede reactie lijkt al een toon lager: “Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen?” “Maar nog steeds zondigt Job met zijn lippen niet”, zo geeft de schrijver als commentaar op diens woorden (Job 2:10). Maar dan volgt de innerlijke verwerking in hoofdstuk 3. Daarin horen we hoe hij de dag van zijn geboorte vervloekte. Was hij maar nooit op die dag geboren! Die dag moet weggedaan worden. We krijgen een inkijk in het hart van Job. Wat een verdriet en emoties geeft hij hier weer! Verbijstering Job verkeert in een situatie van totale verwarring. We kunnen zijn toestand in één woord weergeven: verbijstering. Waarom overkomt mij dit? Wat voor bedoeling heeft mijn leven? Was ik maar nooit geboren, dan had ik dit niet hoeven meemaken. Verbijstering is het ergste dat ons kan overkomen. Verbijstering kan de vorm aannemen van vertwijfeling, van totale wanhoop
Foto: © leroys
IDDG n MAART 2012
Antwoorden op het waarom van het lijden 1. De atheïstische visie: er is geen probleem, de hele wereld is het product van puur toeval. 2. Al het lijden komt rechtstreeks van de duivel. Hoewel deze gedachte sympathiek aandoet, moet dit impliceren dat de duivel in feite machtiger is dan God. 3. Natuurlijk is er lijden, er was al lijden vóór de zondeval. Aardbevingen, overstromingen, dieren die elkaar opaten, zelfs uitsterven van dieren kan onderdeel zijn van Gods goede schepping. (Aldus A.H. van Veluw: Waar komt het kwaad vandaan?) 4. Lijden als gevolg van de zondeval. De aarde zal doornen en distels voortbrengen. Ziekte, dood, vijandschap en allerlei vormen van lijden zijn het gevolg van de opstand van de mens tegenover God. 5. Lijden kan ook een pedagogisch motief hebben: de kinderen van God worden dichter bij Hem gebracht, of mensen die Hem nog niet kennen worden stilgezet. (C.S. Lewis: Het probleem van het lijden, lijden als Gods megafoon) 6. Lijden als raadsel. Dan zitten we midden in het oude testament, het boek Job. “Ik weet wel dat er geen reine geboren wordt uit een onreine. Alle mensen zijn zondig, maar daarmee is de zwaarte van mijn lijden toch nog niet te rechtvaardigen?”
>>
IDDG n JUNI 2012
De ergste vorm van verbijstering is het verlammende gevoel dat je God kwijt bent
5
en onbegrip. We zijn niet in staat Gods bedoelingen te doorgronden. Wat wij in deze fase van verwerking van het lijden het meest nodig hebben, is ruimte voor verbijstering. We mogen ons verbijsterd voelen!
IDDG n JUNI 2012
Ik voel me niet begrepen Vaak worden zij die lijden nog verder in de put gedrukt door goedbedoelde opmerkingen: “maar God is altijd bij je, ook al voel je het niet.” Mogen wij dit dan niet zeggen? Niet altijd, en zeker niet als je niet eerst de verbijstering tot je hebt God kwijt laten doordringen. Wat een ontzagwekkende De ergste vorm van verbijstering is het ervaring! verlammende gevoel dat je God kwijt We mogen dus worstelen met onbegrepen bent. Je denkt dat Hij je alleen gelaten vragen: is het ondergaan van groot verdriet heeft. Hij heeft Zich teruggetrokken. in ons leven te rijmen met het bestaan van Ik denk aan Job 23:8: “Maar zie, ga ik een liefdevolle God? Dit is geen vraag die om naar voren, dan is Hij er niet, of naar een rechtstreeks antwoord vraagt. Het is een achteren, dan merk ik Hem niet op.” Ik noodkreet, een uiterst existentiële vraag. kan Hem in alle windrichtingen zoeken, Te snel wordt op zulke vragen geantwoord maar Hij is er niet. Het lijkt erop alsof n ds. P.J. den met het gezegde: we moeten niet vragen naar ik voor God niet meer besta! Dat is een Admirant is het ‘waarom’, maar naar het ‘waartoe’? We vreselijke ervaring, die voelt als een predikant in laten daarmee zien dat we nog maar heel weienorme leegte. De bodem is onder ons Kootwijkerbroek nig van de diepe vragen met betrekking tot leven weggehaald. De beloften van God het lijden begrepen hebben. In ieder geval te weinig worden ineens ervaren als inhoudsloos. De HEERE om anderen te kunnen aanvoelen en met hen te kunGod, Zijn bescherming en nabijheid, lijken opeens nen meevoelen. Daardoor ontstaat bij hen die lijden totaal verdwenen. de moedeloze gedachte: “ik word toch niet begrepen.” Op zulke momenten dringen de woorden van troost niet door: “Ik heb u niet vergeten, Ik heb u niet verlaten”. Die woorden mogen waar zijn voor anderen, Verwijten van anderen maar niet voor mij. De pijn, het verdriet, het leed dat De eenzaamheid van degene die lijdt kan toenemen ons is overkomen laten precies het tegenovergestelde als er op zijn of haar lijden niet wordt gereageerd. zien: “God heeft mij wel verlaten. Hij heeft Zijn hand Mensen blijven eenvoudig weg, lopen met een boog van mij afgetrokken. Ik voel me radeloos en ben de om de lijdende heen. Of, wat ook mogelijk is: ze wanhoop nabij.” reageren wel, maar op een manier waaruit ze laten blijken dat ze het lijden niet serieus nemen en het geloof van de ander in twijfel trekken. In deze trant: als je niet in staat bent om het lijden te aanvaarden, ben je dan wel een kind van God? Ook al wordt het geloof zelf niet in twijfel getrokken, soms wordt hun die lijden verweten dat hun vertrouwen op God niet sterk genoeg is: “je moet veel meer vertrouwen en geloof hebben, dan zul je sterker zijn en werkelijk Gods kracht en steun ervaren”. Maar mensen mogen zich verbijsterd voelen. Laten we hun daarvoor de ruimte geven. Het is God zelf die hen daaruit wil bevrijden.
6
Als de hoop weer terugkomt Job zegt in 19:25: “Ik weet Mijn Verlosser leeft.” Als we deze woorden in hun context lezen, merken we hoe Job ook in dit hoofdstuk nog heel intens worstelt. Hij hunkert naar oprechte vriendschap en begrip. 13: “Mijn broeders heeft Hij ver van mij weggedaan; en wie mij kennen, zijn geheel van mij vervreemd.” 21: “Ontferm je over mij, ontferm je over mij, jullie, mijn vrienden! Want de hand van God heeft mij getroffen.” Dan ineens -om voor ons onverklaarbare redenenzegt hij: “Ik weet echter, mijn Verlosser leeft”. Dit laat ons heel duidelijk zien dat verwerking van lijden een
Christus’ lijden en ons lijden Op één vraag wil ik nog kort ingaan: wat is de relatie tussen het lijden van Christus en de verwerking van ons lijden? Maakt de gedachte dat Christus geleden heeft het lijden anders?
Verbijstering kan zo groot zijn, dat we ons nergens door laten troosten Als je als gelovige vertwijfeld bent, er geen enkel houvast meer lijkt te bestaan, raakt ook het lijden van Christus je niet. Ik hoorde iemand de opmerking maken: “Christus heeft drie uur geleden, ik lijd nu al meer dan tien jaar”. Intussen heeft deze man zijn woorden al lang teruggenomen. Maar ik vind zo’n opmerking wel kenmerkend voor iemand die zich door de existentiële vragen heen worstelt. Verbijstering kan zo groot zijn, dat we ons nergens door laten troosten. En toch geloof ik van harte dat er in een later stadium ruimte komt voor het zicht op de diepte van Christus’ lijden. Dan ligt juist daar het antwoord op de vraag: heeft God mij nog wel lief? Wie op Christus ziet, beseft: niet de omstandigheden laten Gods liefde of juist Zijn gebrek aan liefde voor mij zien, maar het kruis van Christus maakt Zijn liefde zichtbaar. Romeinen 8:32: “Die ook Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?” We ontvangen diepe vrede als we leren rusten in het lijden van Christus en in de hoop die Hij geeft door Zijn lijden, sterven en opstanding. Die hoop moet al ons leed verzachten. n
Column
FRANK VISSCHER is als neuroloog en
kinderneuroloog verbonden aan het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis te Goes
Ziekentroost Enige tijd geleden is er onder neurologen in de USA een enquête gehouden met de vraag welke ziekte ze zelf het ergste zouden vinden om te hebben. Amyotrofische lateraal sclerose (ALS), een progressieve spierziekte stond bovenaan. Hierbij raken patiënten bij vol bewustzijn langzaam maar zeker verlamd, waarbij uiteindelijk ook de ademhalingsspieren zwakker worden en verstikking dreigt. Over lijden gesproken…. Ik stelde deze diagnose bij een patiënt, die op onze afdeling was opgenomen. Ook al draai ik heel al wat jaren mee: je gaat met lood in je schoenen de kamer in. Ik wist dat hij gelovig was en lid van een bevindelijk gereformeerde kerk. In mijn Zeeuwse praktijk zie ik veel patiënten uit de geformeerde gezindte en soms kom je wel eens over geloof en kerk te spreken. Zo ook met deze patiënt. Als zovelen had ook hij moeite met wat wel genoemd wordt: de toe-eigening des heils. De vraag waar hij mee worstelde was of hij ook zelf het heil van Jezus deelachtig was (“‘Is het wel voor mij?”). In het aangezicht van de dood klemt dit des te meer. Op een ziekenzaal praat je hierover toch niet makkelijk, ik niet althans. Het zat me niet lekker en de volgende dag ging ik zonder witte jas hem nog eens opzoeken. Ik wilde met hem doorspreken over zijn geloofsworsteling en had de avond tevoren een tekst gevonden en wel uit Romeinen 10:9. Ik zag zijn bijbeltje op het nachtkastje liggen en sloeg het open bij deze tekst. Er stond een streepje voor: “Indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.” Hij viel stil en was ontroerd. Het bleek dat net die avond tevoren deze tekst door hem gelezen was. Hij vond hem samen met zijn vrouw zo troostrijk dat hij er een streepje voor gezet had ! Nu waren we beiden stil en ontroerd.. Hij is naar huis gegaan en daar hem ik hem nog eens opgezocht. Deze tekst is door zijn zoon op de begraafplaats hardop gelezen. God zag door middel van Zijn Woord naar deze man om. Voor mij was het bewijs geleverd, dat toeval niet bestaat en dat er boven onze zichtbare wereld een andere werkelijkheid bestaat. Dick Swaab en andere atheïsten hebben ongelijk. n
IDDG n JUNI 2012
geschenk is. Als dit geschenk ervaren wordt, hoor je mensen zeggen: “Ik weet ook niet hoe het komt, want de omstandigheden zijn niet veranderd, maar ik kan er nu weer tegen. Ik zie Gods hand en ervaar Zijn nabijheid weer”. Dat is een geschenk uit de hand van dezelfde God tot Wie wij eerst uitriepen: waarom verbergt U Zich? Na die verschrikkelijke leegte (“U bent er niet”), mag nu ervaren worden: mijn Verlosser leeft! Hoe en waaraan weet je dat zo zeker? Dat is het geheim van de werking van de Heilige Geest, waardoor je innerlijk overtuigd wordt van de goedheid van God, ondanks alles wat je meemaakt.
7
Opinie ALFRED TEEUW
Voor een arts is lijden niet onbekend. Dat kan lichamelijk zijn, maar ook psychisch. Soms wordt het lijden bepaald door gebrokenheid en machteloosheid. Want waarom moest juist die alleenstaande moeder, met drie kleine kinderen, een agressieve vorm van longkanker krijgen? Dit soort vragen kan de confrontatie met lijden verzwaren. Hoe ga je daarmee om?
Professioneel omgaan met lijden ‘Distantie en nabijheid’ Casus De redactie vroeg mij dit artikel praktisch in te steken. Daarom eerst twee casus uit eigen praktijk. Casus A betreft een man van 76 jaar. Hij wordt opgenomen op een palliatieve unit vanwege een gemetastaseerd blaascarcinoom. Heeft geen pijn, is niet benauwd, maar lijdt aan de aftakeling en ontluistering van zijn bestaan. Zakelijk was hij succesvol (manager van groot bedrijf), maar sociaal zat alles tegen. Vijf jaar geleden was zijn moeizame huwelijk gestrand, en met zijn 4 kinderen had hij geen contact. Al bij het eerste gesprek vraagt hij om euthanasie, want ‘ik lijd aan deze manier van leven.’
IDDG n JUNI 2012
Casus B betreft een mevrouw van 92, bekend met dementie. Haar leven gaat als een kaarsje uit en de dochter zit trouw naast haar bed. Als haar moeder sterft condoleer ik de dochter en vraag naar de ervaringen van de laatste twee dagen. “U wilt niet weten hoe moeder heeft geleden”, aldus deze dochter, verwijzend naar de Cheyne-Stokes-ademhaling van de laatste twee dagen.
8
Verantwoordelijkheid Hoe ga je om met bovengenoemde en andere vormen van lijden? Mijn eerste advies luidt: houd voldoende distantie of, beter gezegd, maak je niet overal verantwoordelijk voor.
Het advies ‘voldoende distantie houden’ kun je lezen als een advies om ‘privé en praktijk te scheiden’ of om ‘geen lijden mee naar huis te nemen’. Die adviezen zijn op zich zinvol, maar ik weet nooit zo goed hoe dat moet. Het is hetzelfde als tegen een slapeloze patiënt zeggen dat hij ’s nachts niet moet piekeren. Dat snapt die patiënt ook wel, maar hij kan alleen het piekerknopje niet uitzetten. Het zit in hem. Dat geldt ook voor dokters die hun werk mee naar huis nemen. Vandaar mijn toelichting om jezelf niet verantwoordelijk te maken voor alle vormen van lijden. Wij artsen hebben daar een handje van, alsof wij er altijd iets aan kunnen doen. Dat is namelijk niet zo. Op treffende wijze verwoordt Bert Keizer dit gevoelen in zijn column ‘Ethische mist’ (Medisch Contact 1 febr. 2012). Hij schrijft over euthanasie bij dementie. Bert Keizer noemt een concrete casus van meneer R van 79 jaar. Keizer vindt euthanasie in deze casus ‘volstrekt uitgesloten’. Zijn collega merkt echter op: “maar als je euthanasie afwijst bij dementie dan veroordeel je de man of vrouw in kwestie tot een lijdensweg die nog enkele jaren kan duren …”. “En”, voegt diezelfde collega er aan toe, “als deze meneer R straks in jouw verpleeghuis woont, zal de familie van hem elke dag naar je wijzen: ‘Kijk pap, dat is nou de dokter die vindt dat jij dit allemaal moet meemaken.’”
Houd voldoende distantie of, beter gezegd, maak je niet overal verantwoordelijk voor Tot zover de column van Keizer. Zijn toon is ironischhumoristisch, maar ondertussen benoemt hij een gedachte die toenemend onder ons leeft: artsen zijn verantwoordelijk voor het lijden. Dat we dat vinden heeft ongetwijfeld te maken met de huidige stand van de geneeskunde. We kunnen erg veel, maar vergeten dat hier grenzen aan zitten. Ondertussen heeft het zogenaamde ‘beheersdenken’ en het ‘maakbaarheidsdenken’ ons volledig te pakken. Want door inzet van medische middelen kunnen we leven in stand houden, en dus ook stoppen! Wanneer we vervolgens ‘doen’ en ‘laten’ in morele en juridische zin gelijkstellen (lees diverse notities van de KNMG), dan zijn alle ingrediënten aanwezig om je als arts superverantwoordelijk te voelen.
verlies van waardigheid, lijden door de toenemende afhankelijkheid of door eenzaamheid. Al die vormen van lijden zijn begrijpelijk, maar er zijn geen tabletjes tegen. Die vragen soms andere interventies dan die een arts kan bieden.
Gelatenheid Tegen deze achtergrond blijft het belangrijk om je voortdurend bewust te zijn dat sommige vormen van lijden de competentie van de arts te boven gaan. Lijden is breder dan het medische domein. Denk aan existentieel lijden, lijden aan het leven, lijden aan het
Dit thema stelt Gerbert van Loenen op een schitterende wijze aan de orde in zijn boek ‘Hij had beter dood kunnen zijn’. Het betreft de casus van zijn doodzieke vriend. Geleidelijk werd diens lichaam gesloopt en werd hij toenemend afhankelijk. In stilte wensten anderen hem dood. Toen die wens Gerbert ter ore
>>
IDDG n JUNI 2012
De arts, uit de casus van Bert Keizer, kan volmondig euthanasie afwijzen, en is daarmee niet verantwoordelijk voor de dementie van deze patiënt. Dat geldt ook voor de patiënt uit casus A. Dat deze man een moeizaam en derhalve lijdensvol levenseinde heeft, is evident. Want zijn echtscheiding, de gebroken relatie met zijn kinderen en het verlies van regie zijn voor mij goed invoelbaar, maar maken mij niet verantwoordelijk voor deze vorm van lijden.
9
kwam, schreef hij dit boek. (Tussen haakjes: het boek illustreert duidelijk hoe wij over autonomie denken: in plaats van “Ik had beter dood kunnen zijn”, zeggen we “Hij had beter dood kunnen zijn.”) Om die wens te kunnen weerstaan pleit Van Loenen voor gelatenheid. “Dat is een houding die pas komt als je in een emotionele achtbaan belandt door het lijden van iemand in je nabijheid. Gelatenheid betekent: wat je niet kunt oplossen, hoef je niet op te lossen. We hoeven niet altijd iets te doen”, aldus Van Loenen.
Devaluatie lijden Nu is het eenvoudig om dit voorbeeld af te doen met ‘gebrek aan voldoende uitleg’. Dat zal waar zijn. Maar dan miskennen we de ontwikkelingen die hier achter zitten. Lijden is namelijk de laatste decennia sterk gedevalueerd. Wat vroeger als normaal werd beschouwd – een gewoon sterfbed, met alle verschijnselen van dien – heet nu lijden. En gering lijden wordt ondraaglijk genoemd. Begrijp me goed, ik houd geen pleidooi voor het ‘moedig dragen van lijden’. Maar door de ontwikkeling van de medische wetenschap is iedere hindernis een groot probleem geworden. De slogan ‘je hoeft toch geen pijn meer te lijden’ wordt veel aangehaald door familieleden, maar ondertussen bedoelen ze Dr. Alfred Teeuw daarmee de hoorbare ademhaling van is specialist oudehun zwakke moeder.
Nabijheid Mijn tweede advies – eveneens een open deur - is nabijheid. Feitelijk is dit een oud adagium, wat strookt met de n spreuk van de Franse chirurg Ambroise Paré (1510-1590): “La médecine rengeneeskunde in c’est guérir parfois, soulager souvent, Ridderkerk en Dat het hier om een algemene trend consoler toujours.” theoloog gaat blijkt uit de euthanasie discussie bij In de praktijk blijft die troost soms demente ouderen. Wie de discussie volgt beperkt tot gewoon uitleggen: wat is er krijgt bijna de indruk dat er geen gewone demente aan de hand, waardoor ontstaan de klachten, wat kun ouderen meer zijn; ze lijden allemaal verschrikkelijk je ertegen doen en wat zijn de verwachtingen voor aan de wanorde in hun brein. Het vriendelijk stoffende morgen? De antwoorden op deze vragen geven de paen aardappelschillende vrouwtje van 90 jaar woont tiënt (en diens familie) vaak rust en vertrouwen. Het blijkbaar alleen in het verpleeghuis waar ik werk, want ziektebeeld mag hopeloos zijn, ze is toch begrensder in de literatuur schijnt deze categorie uitgestorven. dan de fantasie van de patiënt soms doet vrezen. De Verder blijkt die trend uit de discussie rond voltooid patiënt krijgt door deze uitleg mentaal weer grip op leven. Tien jaar geleden werd de huisarts van Bronzijn ziekte. Zijn schrikbeelden krijgen weer reëler gersma veroordeeld. Brongersma, 86 jaar, was niet proporties, dankzij de nabijheid van de arts.
De slogan ‘je hoeft toch geen pijn meer te lijden’ wordt veel aangehaald door familieleden, maar ondertussen bedoelen ze daarmee de hoorbare ademhaling van hun zwakke moeder
IDDG n JUNI 2012
Toon dus als arts nabijheid door mee te lopen met de route die de patiënt moet gaan. Ik besef dat dit meelopen gemakkelijk kan veranderen in uitglijden. Dat laatste komt mede door een veranderende visie op lijden en, daarmee verwant, beleving van lijden.
10
Kijk bijvoorbeeld naar casus 2. De hoogbejaarde moeder ‘lag er rustig bij’. Ze reageerde niet meer op prikkels, de ademhaling was onregelmatig en soms was er slijm in de keel hoorbaar. De dochter vond dit heel vervelend en vroeg om ophoging van de morfine. Uitleg mijnerzijds dat dit bij een ‘normaal stervensproces’ hoort, werd aangehoord maar landde niet. Na het overlijden had de dochter maar één conclusie: “U wilt niet weten hoe moeder heeft geleden.”
ziek, maar leed wel aan verschillende ouderdomskwaaltjes. “Geen reden voor euthanasie”, aldus de Hoge Raad. In 2011, zo blijkt uit de verslagen van de toetsingscommissie voor euthanasie, zijn deze kwaaltjes voldoende reden om het leven af te ronden en uit te stappen. Het lijden is te zwaar en het leven niet meer waard om geleefd te worden. Omdat we allemaal werken binnen bovengenoemde context, is mijn advies: houd voldoende distantie, maar wees tegelijk nabij op de (lijdens)weg die de patiënt gaat, en besef dat lijden niet eenduidig wordt beleefd. n
De drijfveren van...
Mirjam Bakker-van Deuveren Waarom werd je arts? Op de basisschool werd ik enthousiast gemaakt door de schoolarts. Ik werd gefascineerd door het werk wat zij deed, waarna ik zelf, voor zover je dit al kunt als 9-jarige, besloot ook dokter te worden.
Belangrijke leermeesters? Gerard Molleman en Derk Josephus Jitta als mijn opleiders, Dirk Kroon als mijn energieke en ervaren collega met zijn nuchtere visie op ons vak.
Wat voor arts wil je zijn? Betrokken, wijs, empathisch, sociaal, toegankelijk en enthousiast.
getuigenis of een bemoediging. Ik hoop in mijn houding en persoon al een licht te zijn!
Hoe vind je een goede balans tussen werk en privé? Door parttime te werken, keer op keer proberen goede keuzes te maken in wat te doen en (vooralsnog) te laten. Ik probeer bij de dag te leven en heel bewust te leven, te genieten en te ZIJN waar ik op dat moment behoor te zijn. Dit betekent aandacht en tijd voor mijn gezin op mijn vrije dagen en ’s weekends en op mijn werkdagen volledig dokter en collega. Ik voel me rijk en bevoorrecht om beiden te mogen beleven!
Wat zou je anderen willen leren? Door, waar mogelijk, een spiegel voor te houden hoe men met een andere bril naar zaken kan kijken en patiënten te bemoedigen dat angst kan veranderen in vertrouwen. Soms door een direct
Ik wil mijn enthousiasme over ons prachtige vak graag overbrengen, met name op de jongere collega’s waar ik opleider van ben. Mirjam is huisarts te Kootwijkerbroek
n
Noten • Exodus 29:27,29; 30:22-33 (priesters); 1 Samuel 10:1 (Saul); Psalm 89:21 (David); 2 Koningen 9:6 (Jehu) • De toelichting bij deze parafrase is na te lezen in de studie over Jakobus – IDDG maart 2012
IDDG n JUNI 2012
Hoe betrek je geloof in je werk?
11
In opleiding JANNEKE WOLSWINKEL studeerde geneeskunde in Utrecht en doet momenteel de tropenopleiding
Het laatste deel van mijn tropenopleiding is begonnen! Momenteel volg ik een theoriecursus van drie maanden. Het is even wennen: vijf hele dagen per week college. De afgelopen twee jaar heb ik hard gerend, gebeld, geschreven en tussen de bedrijven door erg veel geleerd. Tijdens deze cursus moeten de docenten hun uiterste best doen om deze aan adrenaline verslaafde dokters alert te houden met filmpjes, interactieve colleges en quizopdrachten. Gelukkig worden ze geholpen door het feit dat het onderwerp van college meestal een of ander exotisch ziektebeeld is. We leren echter niet alleen over ‘tropengeneeskunde’, maar vooral ook veel over ‘geneeskunde in de tropen’. Dat laatste is zo nog niet zo eenvoudig! Het gaat dan namelijk niet om de juiste diagnose en behandeling van een in Nederland zeldzame aandoening. Bij ‘geneeskunde in de tropen’ gaat het om het mogelijk maken van diagnostiek en behandeling – misschien wel van een in Nederland ook veel voorkomende ziekte.
IDDG n JUNI 2012
Terug in de schoolbanken
12
Voorlopig zijn de grootste problemen nog steeds HIV, TB, malaria, ondervoeding, diarree, hoge moedersterfte etcetera. We leven echter in een interessante tijd waarin steeds meer kennis en mogelijkheden zijn in behandeling en preventie. Daarnaast is er de ontwikkeling van Afrikaanse en Aziatische samenlevingen. Dit brengt boeiende vragen met zich mee over wat wijs is in ontwikkelingshulp. Moeten we naast het verspreiden van klamboes ons ook niet meer richten op voorlichting met betrekking tot welvaartsziekten? De laatste jaren zien we in ontwikkelingslanden een toename van het voorkomen van ziekten als hypertensie, diabetes en CVA’s. Voor mensen die iets meer te besteden hebben is het veel hipper om cola voor hun kind te kopen dan verse groenten. Kennis over de gevolgen van voeding ontbreekt. Het gezondheidszorgsysteem is vaak nog verre van ontwikkeld en van onvoldoende capaciteit. In Nederland is het bereiken van een goede therapietrouw een enorme uitdaging. In ontwikkelingslanden is het bijna onmogelijk, zonder inzicht over het bestaan van chronische, vaak symptoomloze aandoeningen en de noodzaak van diagnostiek en behandeling. Niet alleen onder patiënten. Er zijn verhalen van artsen die patiënten klinisch behandelen voor een hoge bloeddruk en daarna gezond verklaard naar huis ontslaan… Zonder medicatie.
We leren deze weken niet alleen malariaparasieten te herkennen of een multidrug resistance tuberculose te behandelen. We krijgen veel les over de organisatie van gezondheidszorg. Hoe krijg je de zorg bij mensen of mensen in het ziekenhuis als de samenleving zo anders georganiseerd is als in het westen? Dit alles wordt beïnvloed door de locale samenleving, overheid, economische situatie, infrastructuur, omgaan met man-vrouw verschillen, opleidingsniveau etcetera. De docenten doen hun best met filmpjes en quizopdrachten. Het blijft abstract. Wij dokters zijn niet zo gewend over deze dingen na te denken. De noodzaak is me wel duidelijk: als er aan de structuur niets verbeterd wordt dan zal er nooit een voldoende functionerend zorgsysteem zijn. Een functionerend zorgsysteem kan zoveel winst opleveren in een samenleving waar voorlichting en simpele behandelingen nog zoveel kunnen doen. De complexiteit is me ook duidelijk: zo’n structuur is echt niet zomaar verbeterd. En wie zijn wij, dat we de wijsheid in pacht hebben? Soms zou je er bijna moedeloos van raken. Meestal motiveert het me juist. Als er nog zoveel winst te behalen is dan gaan we toch onze schouders eronder zetten om de ongelijke verdeling in de wereld een heel klein beetje recht te trekken. n
Studie LIESBETH LIEVERSE is part-time werkzaam als algemeen arts in een huisartspraktijk in Rotterdam
Beknopt overzicht van de toepassing van zalven met olie in de Bijbel - met het oog op Jakobus 5 -
Ziekenzalving
In het Nieuwe Testament is het gewone Griekse woord voor zalven aleiphō; dit wordt in Jakobus 5 gebruikt. Een bijzonder woord voor zalven is chriō, waarvan de naam Christus, Gezalfde, is afgeleid. Van de twee Griekse woorden voor olie in het NT betekent het ene olijfolie (elaion); dit werd onder meer gebruikt als brandstof voor lampen. In de gelijkenis van de vijf wijze en dwaze meisjes staat het symbool voor de heilige Geest. Olijfolie was tevens een van de bekendste medicijnen in de oudheid, zo vermeldt o.a. onze vermaarde collega Galenus. Het werd vanwege de zuiverende en helende werking gebruikt bij de behandeling van wonden, zo ook door de Barmhartige Samaritaan. Toen de 12 apostelen er twee aan twee op uitgezonden werden, zalfden ze veel zieken met olie en genazen hen; ze hadden volmacht gekregen om iedere ziekte en elke kwaal te genezen (Marcus 6; Matteüs 10:1). Bij bijzondere gebeurtenissen en als welkom werden hoofd of lichaam gezalfd. Simon, de Farizeeër, had dat nagelaten tijdens de maaltijd in zijn huis, hij werd daar door de Heer op aangesproken. Het andere Griekse woord voor olie duidt op geurige
olie of balsem ((myron). Dit werd gebruikt bij de zalving van de voeten en het hoofd van de Heer en bij het balsemen. Nardusolie was een van de duurste parfums in die tijd. Bij de ziekenzalving beveelt Jakobus aan dat de zieke gezalfd wordt in de naam van de Heer. Treffen we deze manier van zalven ook in andere Bijbelgedeelten aan? In het OT werden priesters en koningen namens de HEER met olie gezalfd.1 Bij het zalven van priesters werd de heerlijk geurende, heilige zalfolie gebruikt; door de zalving werden ze geheiligd (Leviticus 8:12). Het is aannemelijk dat priesterwijdingen in de eerste eeuw AD tot aan de verwoesting van de tempel nog steeds zo plaatsvonden. De Israëlieten waren hiervan dan regelmatig getuige. Bij Jakobus kan de ziekenzalving eveneens betrekking hebben op heiliging. Deze betekenis sluit aan bij de parafrase van vers 14 en 15: Laat iemand die doodziek is de oudsten van de gemeente bij zich roepen; laten ze voor hem bidden en hem met olie zalven in de naam van de Heer. De zieke zal doordat hij het christelijke geloof belijdt, voor eeuwig gered zijn, en de Heer zal hem laten opstaan uit de dood. Wanneer hij gezondigd heeft, zal het hem vergeven worden.2 Het tijdstip van de zalving valt hierbij in de terminale fase van iemands leven. Ziekenzalving kan ook gezien worden als liefdevolle verwelkoming aan tafel bij de Heer die onze Herder is, zoals David het zo beeldend verwoordt in Psalm 23. Wat geweldig dat een alledaags middel zo’n rijke, symbolische waarde heeft gekregen! n
IDDG n JUNI 2012
Het Hebreeuwse woord voor olie in het Oude Testament omvat zowel olijfolie, als parfum, vervaardigd van olijfolie met geurstoffen. In Psalm 23 spreekt David enthousiast zijn waardering uit over Gods zorg: U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. In Hooglied wordt een romantische uitwerking van parfum beschreven: Heerlijk zijn uw oliën … daarom hebben de jonge meisjes u lief. In tijden van rouw daarentegen gebruikte men geen olie. Ook zalfde Daniël zich niet toen hij drie weken vastte. Een medicinale toepassing van olie komen we tegen in het eerste hoofdstuk van Jesaja: wonden, builen en striemen zijn niet verbonden en niet met olie verzacht; olie is hier letterlijk balsem op de wonde. Priesters en koningen werden bij hun aanstelling gezalfd met een geurige, vluchtige zalfolie, verwant aan onze parfum.
13
Beschouwing ANNET BOS-VAN DE BEEK
Begin 2012 hoorde een echtpaar in mijn directe omgeving naar aanleiding van de 20-wekenecho dat het kind dat zij verwachten een lumbale spina bifida (myelomeningocele) heeft, in de volksmond het zogenaamde open ruggetje. Vanzelfsprekend was de schok groot; de toekomst van henzelf en hun kind zal anders zijn dan ze zich voorgesteld hadden. Eén ding stond voor hen echter buiten elke discussie: ze wilden de zwangerschap hoe dan ook niet afbreken. Het was mooi om te zien hoe deze overtuiging hen veel rust gaf in deze zware tijd, heel anders dan veel andere ouders die hierover een beslissing moeten nemen
Spina bif ida
– recente ontwikkelingen
IDDG n JUNI 2012
Foetale chirurgie Al snel volgden vele gesprekken van de ouders met kinderneurochirurgen en een gynaecoloog in een Universitair Medische Centrum. Daar kregen zij hoopvol nieuws. Sinds enige tijd bestaat de mogelijkheid van een intra-uteriene (foetale) operatie om het defect bij spina bifida te herstellen. Hun kindje kwam in aanmerking voor deze operatie. In 2011 is het eerste gerandomiseerde onderzoek gepubliceerd waarbij de foetale operatie bij spina bifida wordt vergeleken met een operatie direct na de geboorte.1 Er is namelijk gebleken dat de functiebeperking die veel kinderen met een spina bifida hebben pas in de loop van de zwangerschap ontstaat door het voortdurende contact tussen het vruchtwater en het ruggenmerg, trauma van het ruggenmerg en inklemming van de kleine hersenen. Deze trial werd vroegtijdig beëindigd toen bleek dat de uitkomsten van foetale chirurgie significant beter waren op beide primaire uitkomstmaten: 1) de noodzaak van een ventriculoperitoneale shunt op de leeftijd van 12 maanden (bij hydrocefalus) en 2) de motorische en cognitieve ontwikkeling op de leeftijd van 30 maanden. Zo kan na foetale chirurgie bijvoorbeeld 40% van de kinderen met spina bifida zelfstandig lopen tegen 20% van de kinderen die postnataal geopereerd zijn. Met kennis van deze gegevens besloten de ouders voor deze operatie te kiezen, ondanks het verhoogde risico op vroeggeboorte en maternale complicaties.
14
Ondraaglijk lijden en actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen met spina biff ida De operatie werd gepland in de eerste week van maart 2012 in Leuven (België), omdat de operatie in Nederland nog niet gedaan wordt. Toen zij eind februari bezig waren met voorbereidingen voor de operatie
was spina bifida in Nederland plotseling overal in het nieuws. Directe aanleiding was een artikel van neurochirurg De Jong in het blad ‘Pediatrics’, getiteld “Discomfort and Pain in Newborns with Myelomeningocele: A prospective evaluation”2 Aanleiding voor zijn onderzoek naar pijn bij neonaten met myelomeningocele was een ander artikel dat in 2005 in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde verscheen: ‘Actieve Levensbeëindiging bij pasgeborenen; analyse van alle 22 meldingen uit 1997/04’.3 Uit dit artikel bleek dat al deze 22 meldingen een pasgeborene betrof met spina bifida en hydrocefalus, bij wie het leven actief beëindigd werd wegens ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De ervaring van De Jong is anders, namelijk dat pijnbestrijding bij kinderen met spina bifida vaak goed mogelijk is en er niet vaak sprake is van ondraaglijk lijden. Tussen 2005 en 2010 volgde hij daarom 28 opeenvolgende neonaten met spina bifida tijdens hun eerste opname en scoorde op vastgestelde momenten de mate van pijn en discomfort middels respectievelijk de Visuale Analog Scale en de Comfort Behavioral Scale. In totaal werd er 1258 keer gescoord waarbij er in 3,3 % van de scores discomfort of pijn was die in alle gevallen goede behandeld kon worden. Prognose spina biff ida Terecht deed dit artikel veel stof opwaaien. Hoe kan het dat het er zo vaak gesproken wordt over ondraaglijk lijden bij kinderen met een open ruggetje terwijl dit helemaal niet zo lijkt te zijn? Met welk beeld voor ogen kiezen zoveel stellen die zwanger zijn van een kind met spina bifida voor zwangerschapsafbreking? Is de maatschappelijke beeldvorming van kinderen met spina bifida misschien te negatief? Wat de ernst van het lijden voor deze baby’s in de eerste levensweken betreft lijkt
dit laatste inderdaad zo te zijn. Hoe is dit voor de rest van het leven van deze kinderen? Sinds de invoering van de 20 wekenecho wordt ruim 90% van de foetussen met spina bifida geaborteerd (wanneer de afwijking voor 24e zwangerschapsweek bekend is). Hoewel de meeste volwassenen met myelomeningocele in meer of mindere mate beperkingen hebben zijn de lange termijn resultaten toch indrukwekkend goed. In een artikel in het Medisch Contact uit 2004 staat het volgende:4 • De overleving van spina bifidapatiënten varieert van 50 procent (35 jaar) via 50-70 procent (meer dan 20 jaar) tot 82 procent (9 jaar). • Van de overlevenden: • Heeft 60 à 70 procent een normale intelligentie en volgt normaal onderwijs; • Is 20 tot 55 procent ambulant; • Is ruim de helft ADL-zelfstandig (40 procent rijdt auto) en 30 tot 40 procent woont zelfstandig; • De cijfers hangen af van de plaats van de laesie en of er al dan niet sprake is van een waterhoofd. Van de spina-bifidapatiënten zonder waterhoofd volgt 92 procent regulier onderwijs (gelijk aan de gewone populatie) en is 60 procent ambulant. Deze cijfers waren in 2004 al gedateerd en zijn inmiddels door de verbeterde zorg de afgelopen jaren waarschijnlijk veel hoger. Wanneer in de toekomst foetale chirurgie veelvuldig toegepast zal worden is de verwachting dat ze nog hoger zullen uitvallen.
het zich gaan ontwikkelen? Ik merk hoe snel je een band opbouwt met een kindje dat nog niet eens geboren is. Zelf heb ik, net als de ouders van bovengenoemde baby, altijd afwijzend gestaan ten opzichte van zwangerschapsafbreking en actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen. Bij dit specifieke ziektebeeld denk ik dat we als (christen)artsen ook feiten in handen hebben die ons in deze mening kunnen ondersteunen. Het lijkt niet zo te zijn dat een pasgeborene met spina bifida ondraaglijk lijdt. We kunnen het toekomstig functioneren van een baby met spina bifida niet voorspellen, maar we weten dat er kansen op relatief goed functioneren zijn. Nog minder kunnen wij voorspellen hoe de persoon in kwestie zijn of haar eigen leven later zal beoordelen en het minst weten welk doel God met dit leven heeft. Ik hoop u met dit artikel enig houvast te hebben gegeven in de discussie rond (ongeboren) kinderen met spina bifida en wellicht in de ondersteuning van ouders die de keuze rond zwangerschapsafbreking en/of foetale chirurgie bij spina bifida moeten maken. n
Noten • Adzick NS, et al. A randomized trial of prenatal versus postnatal repair of myelomeningocele. N Engl J Med. 2011 Mar 17;364(11):993-1004. • Jong THR et al “Discomfort and Pain in Newborns with Myelomeningocele: A prospective evaluation” Pediatrics 1 maart 2012 • A.A.E. Verhagen.et.al. Actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen in Nederland; analyse van alle 22 meldingen uit 1997/’04 Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:183-8 • T.H.R. de Jong K.M. Breuker B.J. Kruit. Spina bifida geen vanzelfsprekende reden tot abstinerend beleid Medisch Contact 16 november 2004
IDDG n JUNI 2012
Conclusies Bij het schrijven van dit artikel is de baby die voor mij de aanleiding was om me in te lezen in dit onderwerp, nog niet geboren. De operatie is medisch gezien goed geslaagd. Vol spanning wacht iedereen af hoe het na de geboorte zal gaan. Zal het kindje blijven leven? En hoe zal
15
Controversen RONALD WALHOUT
Met een gevoel van herkenning en instemming heb ik het pleidooi ‘Gun patiënt zijn einde’ van de ambulancehulpverlener Erik van Engelenburg gelezen, dat aanleiding vormde voor een internetpoll op www.cmf-nederland.nl.1 Het verscheen vorig jaar in Medisch Contact en kreeg heel wat aandacht. Zo werd als reactie de TV-documentaire ‘Niet Reanimeren a.u.b.’ uitgezonden, naar aanleiding waarvan zelfs kamervragen werden gesteld. Maar ook op de poll werd goed gereageerd, met 81 stemmen. Bij het thema van de stelling ‘De huidige discussie over reanimatie bij hoogbejaarde patiënten is nuttig’ maakte 59% van de respondenten de keuze voor ‘We moeten iemand die zo dicht bij het einde is, laten gaan zonder reanimatiepoging’. Daarmee op één lijn ligt ‘Patiënten moeten liefst in de eigen omgeving sterven’, gekozen door 22%.
Reanimatie:
wanneer niet meer?
IDDG n JUNI 2012
Als cardioloog in een streekziekenhuis ben ik regelmatig betrokken bij de opvang van patiënten die in het bovenstaande artikel worden besproken: doodzieke, hoogbejaarde patiënten die direct voorafgaand aan of gevolgd door reanimatie, worden gepresenteerd om “te redden wat er nog te redden valt”. Gevraagd om een persoonlijke reactie op de stellingen in deze discussie, sluit mijn ervaring het beste aan op de eerste stelling. Omdat de kans op compleet herstel voor aanvang van reanimatie, of bij spoedverwijzing naar het ziekenhuis bij reeds bedreigde vitale functies in deze categorie patiënten in het algemeen erg beperkt is, dringt zich rondom zo’n casus ook bij mij vaak de vraag op waarom niet werd afgezien van deze ingrijpende interventie.
16
het vervolgens gaat over (de zin van) het lijden in een levensfase waarin kunstmatige beademing moet worden toegepast om een onafwendbare dood uit te stellen: “We worden hier geconfronteerd met (..) vragen die direct zijn verbonden aan het probleem hoe ver ons medisch bemoeien mag gaan.”
Het laatste lijkt wel te botsen op de uniformiteit in onderzoek en behann Ronald Walhout deling, uitgevoerd volgens algemeen is als cardioloog geldende richtlijnen, die in de huidige verbonden aan het geneeskunde zoveel aandacht krijgt. In Ziekenhuis Gelderse ieder geval in mijn eigen vak merk ik Vallei in Ede. vrijwel dagelijks de paradox tussen op steeds meer bewijs gebaseerde, algemene richtlijnen, en de aarzeling die je vervolgens voelt deze toe te passen in Ethische kanttekeningen bij de praktijk de complexiteit van veel individuele gevallen. Ik denk Het is opvallend te lezen dat kort na introductie van de aan een licht dementerende, maar verder vitale patiënt reanimatietechniek in de jaren ‘50 van de vorige eeuw, met ernstige - zij het asymptomatische - aortaklepstedirect al werd gewezen op dit dilemma. In Medisch Connose. Nog wel of niet meer opwerken voor een percutane tact formuleert Kooyman het als volgt 2: “Er kan zich, ten hartklep? Of aan die hoogbejaarde patiënte die, na een gevolge van op sommige indicaties ondernomen reanibeperkt myocardinfarct naar het verpleeghuis terugkeert. matie-ingrepen, een kunstmatig verlengd sterfbed ontWel of geen statine mee? wikkelen, waarbij het lijden tevens wordt verzwaard door Voor dergelijke afwegingen geldt naar mijn idee hetzelfde het beademingstoestel, uitzuigen, infusen en bepalingen, als voor reanimatie bij een hoogbejaarde patiënt met een verlenging en intensivering van het lijden, waar in dit comorbiditeit: onderscheid tussen (al dan niet) bewezen geval geen grotere genezingskans tegenover staat.” En als effect en de klinische relevantie van dat effect is cruciaal.
Het geluid van hen die bepleiten het leven - in de breedst mogelijke zin opgevat - altijd te willen verlengen, hoor ik nog zelden. In de internetpoll klinkt het misschien door in de reacties waarvoor de minste animo bestond: ‘Reanimeren is meestal de moeite waard’ (11%) en de hekkensluiter: ‘Zorgwekkend, het begin van afkalving van de zorg aan hoogbejaarden’, waarvoor door 7% werd gekozen. De eerste van deze twee stellingen is naar mijn smaak onhoudbaar, alleen al wanneer je naar de dramatisch lage kans kijkt dat een reanimatie in deze groep patiënten een succesvolle uitkomst heeft. Deze kans schat ik op lager dan 10% op basis van algemene cijfers
en waarbij ‘succes’ als leven bij ontslag van IC of uit ziekenhuis gedefinieerd. ‘Leven’ omvat echter meer dan de verzameling intacte of ondersteunde vitale functies, en - zou ik willen toevoegen - verdient evenredig zoveel intensieve zorg als het meer dan het geheel van dergelijke basisfuncties is. Naast dus een bepaalde ‘basiswaarde’, die elk leven principieel heeft, denk ik dat het inzetten van medische techniek dus afhankelijk zou moeten zijn van de kans op succes, gedefinieerd in termen van herstel van allerlei lichamelijke en psychische functies. De andere stelling is een ‘hellend-vlak’-stelling en daarmee niet inhoudelijk. Als het om de zorg in het algemeen gaat, pleit ik ervoor reanimatie daarin niet een bijzondere status toe te kennen. Het is een medische behandeling waarbij de indicatiestelling wel in urgentie, maar niet voor wat betreft indicatiestelling van allerlei andere behandelingen verschilt. Daarom vind ik bijvoorbeeld de vraag of statines nog aan tachtig plussers moeten worden voorgeschreven zowel praktisch als principieel minstens zo interessant.
>>
IDDG n JUNI 2012
Wat moet iemand met een nieuwe hartklep als hij zich niet meer zelfstandig kan aankleden? Is een relatieve risicoreductie op een recidief infarct van 20% relevant voor de gemiddelde, hoogbejaarde verpleeghuispatiënt? In dergelijke gevallen is het gebruikelijk een afweging te maken tussen kosten en baten. De beslissing al dan niet te reanimeren is principieel niet anders.
17
animeren, over de hoop op het leven na de dood getuigt. Zoiets inspireert me zelf ook te geloven in wat haaks lijkt te staan op de ervaring rondom tevergeefse reanimaties: “Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn.” (1 Korinthe 15:20) n
Reacties Eens met de stelling. Voor ouderen is het belangrijk dat zij zelf van te voren hierover nadenken en een keuze maken, met behulp van goede voorlichting. Voor artsen geldt: het is ook een kunst om mensen te laten sterven. Harmke Polinder-Bos, AIOS geriatrie
De rol van de arts Een belangrijk aspect in deze discussie betreft tenslotte de rol van de behandelend arts. Reanimatie is tegelijk een zeer technisch handeling en tegelijk één die het noodzakelijk maakt medemenselijkheid te voelen en barmhartigheid in praktijk te brengen. Daar hoort dus ook het beoordelen van de betekenis van gereanimeerd worden of gereanimeerd zijn! Van Engelenburg pleit in zijn artikel voor de rol van een stervensbegeleider, van wie geen medisch ingrijpen wordt verwacht, maar die mensen het vertrouwen geeft de dood gerust tegemoet te treden. Deze behoefte ontstaat juist in onze geseculariseerde wereld, waarin de rol van het christelijk geloof bij de vraag naar de zin van leven en lijden lijkt uitgespeeld. Is je eigen geloof in zo’n situatie bagage of ballast? Bij mezelf merk ik een haast heilig ontzag voor de zelfbeschikking en autonomie van patiënten, waardoor ik aarzel om iemand op de drempel tussen leven en dood in termen van het christelijk geloof te bemoedigen, vooral als de patiënt daarmee niet vertrouwd lijkt te zijn. Toch is - ook voor mij - het christelijk geloof van grote betekenis bij dit onderwerp. Wijs handelen in deze complexe situaties wordt er niet makkelijker mee, maar het helpt om te relativeren. De medische macht om het leven te beheersen in de eerste plaats, maar ook het ‘absolute’ karakter van de dood van een patiënt. Een enkele keer maak ik het mee dat iemand, bijvoorbeeld bij de discussie al dan niet te re-
Noten IDDG n JUNI 2012
1
18
Je kunt beter in de hemel wonen dan in een verpleeghuis... In z’n algemeenheid ben ik nogal terughoudend bij reanimatie van oudere mensen, op een gegeven moment mag iemand ook sterven en is er grote kans op restverschijnselen. Aan de andere kant heb ik een jaartje geleden een oudere dame gereanimeerd die nu weer heel goed kan functioneren... Peter Verboom, huisarts Op medische gronden moeten we zeer terughoudend zijn met reanimatie bij hoogbejaarden. (Co) morbiditeit is hierbij echter leidend, niet de leeftijd. Belangrijk is om werkelijk oog en hart te hebben voor het lijden van de patiënt en diens familie. Als arts is het onze taak dat lijden te bestijden. Hoewel de Bijbel de dood een vijand noemt (en ik denk dat ook veel ouderen dat zo ervaren) is het ook een zegen dat de dood ernstig medisch lijden begrenst. Respect voor het leven is ook respect hebben voor de begrensdheid daar van. Marnix Molenaar, AIOS psychiatrie Een heel nuttige discussie. Net als in het ziekenhuis moet ook (of juist) de huisarts de kwestie van reanimeren ter sprake brengen bij deze categorie patiënten en de uitkomst hiervan ook centraal documenteren. Veelal is de reanimatie en de nasleep van een, overigens maar weinig voorkomende, ‘geslaagde’ reanimatie bij deze categorie patiënten namelijk eerder een kwestie van lijden induceren en verlengen, dan ‘…ik zal aan de patiënt geen schade doen…’ uit de artseneed. Marinus Nouwen, AIOS anesthesie
E. van Engelen. Gun patiënt zijn einde. Medisch Contact 2011:23, pg 1470-2.
2
F.C. Kooyman. “Reanimatie”, aanwinst, probleem en opgave. Medisch Contact 1959:29, pg 441-4.
Volgende stelling in deze rubriek:
Contact:
[email protected]
Elke christenarts zou geregistreerd moeten staan als orgaandonor
Boekrecensie ERIC BAC
Dit boek is tot stand gekomen door interviews met negen mensen die in de zorg werk(t)en en die door ziekte de andere kant van de zorg aan de lijve ondervonden; het betreft drie artsen, drie managers en drie verpleegkundigen. Na een inleidend hoofdstuk met uitleg over de gevolgde methodiek volgen de verschillende hoofdstukken elkaar min of meer willekeurig op. Thema’s in de verschillende hoofdstukken zijn soms moeilijk te ontdekken.
wat er mis is bij u (als patiënt).” Zoals wellicht te verwachten, is tijd een belangrijke factor in de zorg. Hoeveel tijd hebben (of nemen) we in de zorg voor de patiënt? En hoe gebruiken we die? Meer aandacht hoeft niet altijd meer tijd te kosten! Zijn we taakgericht bezig of patiëntgericht? Waarom moet het zo lang duren voordat uitslagen besproken worden? Kan er beter gecommuniceerd worden over wachttijden in de wachtkamer of vinden we dat wachten er gewoon bij hoort?
In het vervolg gaat het onder meer over ’de actieve patiënt’; die zelf beslist en zelf kiest. Dat is tenminste de manier waarop de moderne patiënt wordt getekend. De patiënten in dit boek beschrijven terugkijkend op hun ziekenhuisopname andere zaken: ze worden passiever en berustender dan normaal, vinden kleine dingen ineens heel belangrijk en zijn minder in anderen geïnteresseerd. Het wereldje wordt klein (bed nachtkastje, glaasje water en 3 andere patiënten) en de routine is groot (ontbijten, wassen, rusten, fysiotherapie en eten). Zelfs de verpleging doet mee in deze hospitalisering doordat de vragen (vooral) op dit kleine wereldje gericht zijn.
Degenen die na hun ziekten weer terugkeerden op hun werkplek benoemen een aantal veranderingen bij zichzelf. Voorbeelden hiervan zijn: het inbouwen van korte persoonlijke momenten zoals even een extra praatje op de gang, extra vragen bij de intake zoals “wat betekent de ziekte voor u?” en “wat is erdoor veranderd voor uzelf, uw partner of uw familie?” of aan het begin van de dienst uitleggen wat patiënten van je kunnen verwachten. Meerderen van de geïnterviewden benadrukken het cliché ‘je moet het zelf meegemaakt hebben’. Ondanks meer of minder aandacht in opleiding of beroepsgroep leerden ze de patiënt pas echt begrijpen door zelf patiënt te worden.
In hoeverre is er zelfregie mogelijk in het medische zorg? Wat kunnen ‘gemiddelde’ patiënten met informatie uit onderzoeken en statistieken die ze van de dokter te horen krijgen (of via internet zelf opzoeken)? “De echte kans is honderd of nul. Je overleeft het, of je overleeft het niet. Dat is de realiteit voor elke patiënt.” Zo denken hulpverleners meestal niet. De ‘niet gemiddelde’ patiënten uit dit boek worden soms geconfronteerd met hulpverleners die hen louter als rationele beslissers benaderen, terwijl ze behoefte hebben om bij de hand genomen te worden.
De ondertitel geeft de inhoud van het boek eigenlijk beter weer dan de titel. Het boek zit vol met leermomenten over de zorg. Het laat zich gemakkelijk lezen door de vele voorbeelden en anekdotes. Punt van kritiek is de slechte structuur in het boek; het hangt als los zand aan elkaar. De titels van de verschillende hoofdstukken helpen de lezer niet op weg, maar zijn vaak citaten uit een van de anekdotes, bijvoorbeeld: ‘je moet je laten rijden’ of ‘pak een stoel en help deze patiënt’. Een echte lijn is niet te trekken, behalve het uitlopen op de veranderingen die het ziek zijn heeft teweeggebracht. Toch zou ik dit boek als lezenswaardig willen benoemen. Het is belangrijk om de ervaringen van deze werkers in de zorg tot ons te nemen. Wat de geïnterviewden meemaakten (het ziek worden) wensen we elkaar niet toe, maar het lezen van dit boek kan wel inzicht geven en is zo een goede manier om onze zorg te verbeteren.
Uit de ervaringsverhalen komt naar voren dat het nog weleens mis gaat in de basale omgangsvormen; denk bijvoorbeeld aan jezelf voorstellen of mensen aankijken. Persoonlijke interesses en voorkeuren worden vaak niet nagevraagd, maar kunnen wel bijdragen aan het welbevinden. Regelmatig wordt er meer over dan met de patiënt gepraat; soms zelfs in het één op één contact als een dokter zegt: “dit moet onderzocht worden” en niet het persoonlijke “Wij (als behandelteam) moeten onderzoeken
Dokter is ziek. Als patiënt zie je hoe zorg beter kan. Gonny ten Haaft. Uitgeverij Contact, Amsterdam 2010 / 255 pagina’s / ISBN 9789025434472 / prijs € 17,95 n
IDDG n JUNI 2012
Als patiënt zie je hoe zorg beter kan
19
Boekrecensie PAUL LIEVERSE
Tot voor kort werd religie gezien als een risicofactor voor de geestelijke gezondheid. Maar geloof biedt vaak steun bij psychische problematiek, stelt Psychiatrie, religie en spiritualiteit.
Psychiatrie moet religie niet zo wantrouwen In het voorwoord van Psychiatrie, religie en spiritualiteit lezen we dat dit handboek de vraag bespreekt of religie en spiritualiteit relevant zijn voor de psychiatrie; en wat hiervoor de wetenschappelijke evidentie is. Deze zaken werden zeker tot voor kort verwaarloosd in de psychiatrie; hooguit een te beschouwen dimensie. Over het begrip spiritualiteit wordt de laatste jaren iets positiever gedacht, maar religie blijft de bijsmaak hebben van beperkend en ‘ongezond’. Deze thematiek wordt in het boek in meer dan veertig hoofdstukken besproken, met bijdragen van meer dan twintig auteurs en met bovendien tal van recente literatuurreferenties.
IDDG n JUNI 2012
Toegankelijk
20
Het boek is ondanks zijn degelijke kost toegankelijk voor niet-psychiaters. De variëteit aan medewerkers staat vlotte leesbaarheid niet in de weg, hetgeen mede te danken is aan de redactionele opzet: ordening in acht delen met per deel een korte inleiding. Tot deze delen behoren historische en filosofische achtergronden, bespreking van de belangrijkste religieuze tradities, diverse ziektebeelden en de mogelijke interactie met religie, behandelmethoden, de geestelijke verzorging (inclusief de humanistische begeleiding) en opleidingsaspecten. Ondanks de duidelijke cohesie tussen de verschillende delen zijn de hoofdstukken ook los van elkaar een rijke bron van informatie en inzichten. Voor wie een ‘christelijk handboek psychiatrie’ verwacht aan te treffen, is een relativering op zijn plaats. De samenstellers hebben succesvol de indruk voorkomen dat het boek uit een religieuze lobbybeweging afkomstig is door een breed palet aan benaderingen en gezichtspunten aan bod te laten komen.
Zo zijn de filosofische beschouwing van het psychiatrische ziektebegrip door prof. dr.Gerrit Glas en de cynische beschrijving van de voordelen van religie door neurowetenschapper Dick Swaab moeilijk op één gemeenschappelijk uitgangspunt te betrappen.
Uiteenlopende tradities Een ander boeiend aspect van het boek is dat de uiteenlopende religieuze tradities die we zoal in Nederland aantreffen geanalyseerd worden, dus niet alleen christelijke. De nuchtere, doorwrochte uitleg van bijvoorbeeld de geloofsbeleving van hindoes of van de culturele achtergrond van de Chinese kijk op psychische problemen zijn stuk voor stuk informatief en van praktisch nut voor wie patiënten met psychische problemen begeleidt. Lang werd religie door de psychiater beschouwd als een risicofactor. Het zou groei naar volwassenheid in de weg staan, afhankelijk maken en opzadelen met schuldgevoel. Nu lijkt het inderdaad zo dat een bepaalde religieuze achtergrond of opvoeding, zeker indien gecombineerd met bepaalde ervaringen in het leven, tot klachten kan leiden van psychische aard. Zelfs kunnen die zo heftig zijn dat hierbij symptomen optreden die in psychiatrische categorieën te vatten zijn en het normaal functioneren van de persoon in kwestie belemmert. Hoofdstuk zes van psychiater Harald van Megen geeft hierbij een mooi inkijkje in de dilemma’s waarmee het individuele en collectieve geweten ons opzadelt, terwijl in hoofdstuk 14 hoogleraar psychiatrie Herman van Praag (RuG) een moedige poging doet te definiëren wanneer religiositeit abnormale vormen aanneemt. De rol van religie in fundamentalisme en geweld is onderwerp in hoofdstuk 21 van Jean-Pierre Wils,
(Radbouduniversiteit Nijmegen). Hij werkt de gedachte uit dat religie hiervoor hoort te beschermen, maar dat regressie tot primitieve uitingen van opkomen voor het heilige tot ziekelijke uitwassen kan leiden.
Extra krachtbron
Pastorale hulpverleners In hoofdstuk 30 analyseert Agneta Schreurs meerdere aspecten van de therapeutische relatie, zoals manipulatieve relaties en de mogelijke belemmeringen door de eigen opvattingen van de zorgverlener. Dit hoofdstuk zou niet misstaan op de leeslijst van pastorale hulpverleners. Hoofdstuk 36 van Martin Walton, universitair docent geestelijke verzorging aan de Protestantse Theologische Universiteit, illustreert hoe het in kaart brengen van geestelijke dimensies een bijdrage kan hebben bij ‘behandelen’, hoewel hij aarzeling heeft bij het medicaliseren van geestelijke zorg. Het belang van rituelen, waarop praktisch theoloog Sjaak Körver in hoofdstuk 37 ingaat, is misschien herkenbaarder voor wie werkzaam is bij kerkelijk werk en pastoraat. Hieronder verstaat hij niet alleen christelijke ‘rituelen’ zoals gebed, zegenen en zang, maar zoals dit ‘brede’ boek voorstaat worden ook niet-christelijke vormen benoemd, zoals mindfulness en yoga. Voor sommige lezers zal het ontbreken van dit onderscheid bevreemding wekken; het sympathieke is de herkenning en bovendien het ook langszij kunnen
komen bij cliënten met een andere levensbeschouwing dan die van de zorgverlener. Het boek schetst hoe de medische discipline van de psychiatrie gebruik kan maken van religieuze principes. Ook geeft het handvatten waar het pastoraat gebruik van kan maken.
Plaats in opleidingen Concluderend: Als handboek voor psychiaters, psychiatrisch verpleegkundigen en geestelijk verzorgers zal het boek zijn plaats in opleidingen naar verwachting wel vinden. Het is toegespitst op in Nederland voorkomende denkwijzen en stromingen en handzamer dan de eveneens in 2012 verschenen 2e druk van het Handbook of Religion and Health (Koenig en Carson) dat uitputtender is in het vermelden van onderzoek dat op dit gebied gebeurt. Maar daarnaast is dit boek een absolute aanrader voor elke andere arts en zorgverlener die te maken heeft met patiënten met psychiatrische aandoeningen en een wetenschappelijk onderbouwd oordeel wil hebben over welke spirituele en religieuze factoren in het geding kunnen zijn. Of die, omgekeerd, wil vaststellen in welke mate deze dimensie gezondheidsbevorderend werkt.
Handboek Psychiatrie, religie en spiritualiteit. P.J. Verhagen & H.J.G.M. van Megen. (red.) Uitgeverij De Tijdstroom, maart 2012 / 548 pagina’s / ISBN 9789058981943 / Prijs: € 49,Bron: Friesch Dagblad 12 april 2012
n
IDDG n JUNI 2012
Religieuze coping is onderwerp van hoofdstuk 26 van dr. Jos Pieper, universitair docent godsdienstpsychologie, en prof.dr. Rien van Uden, hoogleraar religiepsychologie. Hier wordt betoogd dat dit een belangrijke functie heeft omdat het een extra krachtbron is, juist waar andere vormen van coping falen. Onderzoek laat zien dat dit over het algemeen van gunstige invloed is bij allerlei vormen van tegenslag en daarmee beschermt tegen psychiatrische problemen. Psychiater en theoloog Margreet de Vries-Schot sluit hier mooi bij aan in hoofdstuk 22 waar zij spreekt over de rol van geloof in de ontwikkeling van een kind. Gerichtheid op waarden, vertrouwen in God en verantwoordelijkheidsbesef zijn hierbij mogelijke ingrediënten. Uit het boek komt het beeld naar voren dat vanuit psychiatrisch gezichtspunt minder wantrouwend moet worden gekeken naar religie en spiritualiteit. Geloof heeft veelal een steunend of zelfs genezend effect bij psychische problematiek en beschermt tegen psychiatrische aandoeningen. Psychiatrische en pastorale hulpverlening hebben elkaar veel te bieden en zouden elkaar ook meer moeten weten te vinden. De hoofdstukken in het boek over psychiatrische behandeling en geestelijke verzorging zijn zeker zo spannend, ook omdat ze een spiegel voorhouden voor wie zich bijvoorbeeld bezighoudt met pastorale hulpverlening vanuit een kerkgemeente.
21
Interview NICO WOLSWINKEL
Academisch chirurg gaat
werken in Bangladesh Antje* zegde kort geleden haar baan op als chirurg in het Universitair Medisch Centrum Maastricht. Ze gaat werken in Bangladesh, in principe tot haar pensioen. Een echte carrièrezwaai en daarom een goede reden voor een gesprek met In Dienst der Genezing.
Hoe ziet je levensgeschiedenis er tot nu toe uit? Ik heb in Groningen geneeskunde gestudeerd, en na de tropenopleiding ben ik drie jaar in Bangladesh gaan werken. Na terugkomst ben ik in Maastricht opgeleid tot chirurg. Vervolgens heb ik nog vier jaar op verschillende afdelingen als chirurg gewerkt.
IDDG n JUNI 2012
En dan neem je ontslag om in Bangladesh te gaan werken… Inderdaad. Nu gaat dat niet van het ene op het andere moment. In 2011 bracht ik daar weer een bezoek. Ik kreeg sterk de overtuiging, dat dit de plek is waar ik moet zijn. Er kwam geen briefje uit de hemel, maar ik heb wel veel gelezen over ‘leiding in je leven’. Eind jaren negentig was ik er ook. Toen was ik nog niet toe aan deze veel grotere stap. De afgelopen twaalf jaar zijn heel nuttig geweest voor mijn vorming. In deze periode ben ik veel ‘steviger’ in het leven komen te staan. Tijdens mijn bezoek, vorig jaar, vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Vervolgens ben ik gestart met de voorbereidingen.
22
Welke eigenschappen moet je daar hebben? Je moet het als een uitdaging zien om te werken in een situatie met beperkte mogelijkheden. Daarnaast is het goed wanneer je flexibel bent en je makkelijk aan kunt passen. Maak je ook niet te snel boos of druk, dat komt daar goed van pas. Tegelijkertijd: wanneer je daar gaat werken ben je niet heiliger dan anderen.
In iedere baan kun je Gods wil doen en iets van Zijn liefde laten zien. Wat ga je precies doen? Ik ga werken in het LAMB-Hospital, in het noorden van Bangladesh. Dat is een christelijk ziekenhuis, dat zich tot doel heeft gesteld om gezondheidszorg van kwaliteit aan de allerarmsten te bieden. Het ziekenhuis is inmiddels flink gegroeid en heeft ongeveer 150 bedden. Ik zal daar werken als de enige chirurg. Hopelijk zal het lukken om een Bengaalse arts te vinden, die met mij wil samenwerken en die ik kan trainen. Naast het werken in het ziekenhuis zal ik wonen tussen de Bengalen, waarschijnlijk op het ziekenhuisterrein, en mij aansluiten bij de christelijke gemeente die daar is. Dat is mijn manier om aan de mensen om mij heen iets van de liefde van God voor ieder mens te laten zien. Voor hoe lang ga je in Bangladesh werken? Er worden afspraken gemaakt voor termijnen van vier jaar. Maar ik ben er van overtuigd dat dit soort werk het meeste oplevert wanneer je dat lang achter elkaar doet. In principe ga ik er dan ook van uit dat ik dit tot mijn pensioen ga doen. Wat komt er allemaal kijken bij de voorbereidingen? Het land is natuurlijk voor mij bekend. Maar dan is er nog genoeg voor te bereiden. Nadat ik gestopt ben met
* Om veiligheidsredenen is de achternaam van Antje niet vermeld, deze is wel bij de redactie bekend.
“Je moet het als een uitdaging zien om te werken in een situatie met beperkte mogelijkheden...”
Welke dromen heb je voor Bangladesh? Ik hoop dat de regering stabieler wordt, nu werken partijen elkaar tegen, wat remmend werkt op de ontwikkeling van het land. Zo krijgen mensen moeilijk iets geregeld en hebben vrouwen het moeilijk, terwijl zij een enorme potentie vertegenwoordigen. Verder hoop ik dat de invloed van de volksislam minder wordt. Die invloed werkt enorm bedrukkend. Maar het allermeest droom ik dat de mensen in Bangladesh Gods licht kunnen zien schijnen, los kunnen komen van hun angsten en bevrijd kunnen leven. Is het gevaarlijk wat je gaat ondernemen? Bangladesh is geen gevaarlijk land, het is relatief plat, en een aanzienlijk deel van het land kan in het regenseizoen overstromen. Maar dat betreft niet het gebied waar ik heenga.
Hoe kan jouw ‘missie’ ondersteund worden? Ik word uitgezonden door Interserve . Dat betekent dat ik zal leven van giften, die via een thuisfrontcommissie worden ingezameld. Die steun en de bijbehorende voorbede heb ik hard nodig. In het ziekenhuis zijn de meeste spullen wel beschikbaar, het is dus niet nodig dat allerlei medische artikelen worden opgestuurd. Interserve werkt volgens de ‘tentenmakerfilosofie’, hoe stel jij je dat concreet voor? Centraal staat dat je als christenarts functioneert in een corrupt systeem. In die context maakt het uit, wanneer je laat zien voor ieder mens zorg te hebben en beschikbaar te zijn, dat valt daar op. In het ziekenhuis, van Lutherse oorsprong, kunnen we de normen en waarden van God uitdragen. In de Bengaalse cultuur is het geen regel dat je komt wanneer je dienst hebt. Daar wordt niet voor ieder de uiterste best gedaan. Tegelijkertijd is het ook een zoektocht hoe je in een gemeenschap met overwegend Hindoes en Moslims, slechts 1% is christen, je geloof uitdraagt. Heb je tips voor CMF- studenten? Wanneer studenten overwegen ook naar het buitenland te gaan, dan is het goed om je te oriënteren of het echt iets voor je is. Een coschap in het buitenland is een goede mogelijkheid. Tegenwoordig kun je op veel plaatsen terecht. n
IDDG n JUNI 2012
werken, dit voorjaar, begonnen de voorbereidingen voor het vormen van de thuisfrontcommissie. Mijn huis moest leeg, mijn spullen worden verkocht en weggegeven. Vervolgens ga ik voor een cursus naar een Bijbelschool in Engeland. Wanneer ik dan naar Bangladesh vertrokken ben, doe ik eerst nog een taalstudie in de hoofdstad Dhaka. De praktijk leert dat, wanneer je eenmaal aan het werk bent, van taalstudie niet veel meer komt. Tegelijkertijd heb je dan mogelijkheden vanuit het land zelf nog een aantal zaken te regelen.
23
Van de bestuurstafel PAUL LIEVERSE, voorzitter CMF-nederland
Nieuw bestuurslid Met ons bestuur van slechts vier personen keken we al langere tijd uit naar versterking. Deze is nu gevonden in de ervaren tropenarts Bert Nanninga, die sinds kort weer in Nederland woont. Al snel na de kennismaking heeft hij JA gezegd tegen deze nieuwe taak! Hij stelt zich elders in dit nummer zelf aan u voor. Maar misschien denkt u: zou hier nog een taak voor mij weggelegd zijn? In dat geval is het nuttig om te lezen welke speerpunten we voor CMF-Nederland vastgesteld hebben bij een recent overleg.
Doel van de vereniging, geactualiseerd voorjaar 2012
IDDG n JUNI 2012
Als alomvattende missie kozen we het volgende: Als leden van CMF-Nederland hebben we door ons arts (in spe) zijn én door ons christen zijn een ‘dubbele roeping’, namelijk medisch en geestelijk. Deze dubbele roeping hebben we naar onze patiënten, onze collega’s en naar de samenleving als geheel – dichtbij en ver weg. Deze missie willen we vooral op de volgende vier terreinen graag gestalte geven. • We willen elkaar toerusten en bemoedigen voor bovenstaande missie. • We vormen een CMF-gemeenschap. Dit geldt zowel kleinschalig, lokaal als ook door een wereldomvattende gemeenschap te vormen. • We willen invloed hebben in de samenleving, een christelijk geluid laten horen dat er toe doet (ook invloed in de politiek). • We willen een christelijk getuigenis laten horen voor onze collega’s.
24
Als bestuur zijn we ook bezig te onderzoeken hóe op deze terreinen meer effectief te kunnen zijn. Daarbij denken we onder meer aan het helpen opstarten van meer plaatselijke kringen. Om die reden is onze studentenwerker gestart met het ontwikkelen van materiaal dat voor kringen van artsen en van geneeskunde studenten leidraad voor een kringavond kan zijn. En ook kunnen we u een ‘starterspakket’ aanbieden. Want we horen wel dat er animo is om een kring te starten of aan een kring deel te nemen, maar dat men niet goed weet hoe dat aan te pakken. Mail ons kantoor als u hier meer over wil weten!
Relatie met andere organisaties De laatste jaren merken we geleidelijk een toenadering
tot elkaar van diverse organisaties. We werkten al mee in een pro-life samenwerkingsverband Zorg voor leven, waarin ook grote partijen participeren als NPV en RMU. Maar steeds vaker worden we ook benaderd door de politiek, door de media en andere organisaties (zoals Lindeboom Instituut en ForumC), en ook door van tal van individuen. Lang niet altijd kunnen we erop ingaan, hetgeen vooral komt door gebrek aan mankracht. Denkt u hierin misschien een bijdrage te kunnen hebben, neem dan eens contact op zodat we u hier meer over kunnen vertellen. Voor het Studentenwerk vormt de zomer een wat rustiger periode. De aandacht is dan meer bij examens en vakantie. Maar ook dan willen we in de eerste plaats trouw zijn in onze persoonlijke wandel in Christus en groeien in kennis van Hem. Maar groei in de genade en kennis van onze Here en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als in de dag van de eeuwigheid (2 Petrus 3 vers 18, HSV). n
ICMDA 2012 Lebanon Historical & Biblical Tour A special ICMDA / CMF-tour for fellowship, tourism & culture This tour will take the group around the beautiful country of Lebanon, moving every day from a place to another and discovering from the backdoor, 5000 years of rich history. The country mentioned more than 70 times in the Bible still protects the Cedars forest and offers the opportunity to walk through Cana & Tyre among other famous locations of the Old Testament! A detailed program is available for the ones who are interested. The tour costs 800 euro’s, 7 days all inclusive (transportation, hotel accommodation, 3 meals/ day, entrance to touristic sites, guides, but air fare excluded). 15% of that amount is what travel agencies make as profit, it will be used to support our student & junior work around the world!
Introductie
BERT NANNINGA is sinds kort bestuurslid van CMF-Nederland en is werkzaam bij GGZ De Hoop
In een stukje van 600 woorden mag ik me voorstellen als nieuw lid van het CMF-Nederland bestuur. Het is zo’n moment waarop ik me afvraag wanneer het leven ook al weer begon. “Bij de conceptie,” zegt de pater natuurlijk zelfverzekerd. “Nee, bij je eerste ademteug,” argumenteert een protestantse kindercardioloog: hij gelooft in de levensadem Gods en kent als geen ander de functie van de ductus Botalli. “Ach,” zegt de psychiater van Joodse komaf, “het begint pas als de kinderen uit huis zijn en je de familiehond begraven hebt.” Goed daar gaat ie: Ik ben met de helm als vierde telg in een huisartsengezin geboren, ben cardiologisch vanaf het begin in tact geweest, heb nog twee studerende kinderen, (de andere twee zijn al getrouwd), en heb inmiddels 5 familiehonden begraven. Ergo sum!
Bert Nanninga
In Malawi heb ik in diverse ziekenhuizen gewerkt (vaak als de enige arts), en heb met mijn vrouw aan de wieg gestaan van het Matunkha Centrum in Rumphi; dit centrum met ruim 50 werknemers stuurt een leger van 400 vrijwilligers aan, leden van diverse kerken, die op dorpsniveau zorg dragen voor 2600 weeskinderen en 500 chronisch zieken. Een bestuur van lokale managers is door ons getraind om het centrum draaiende te houden. Via het ziekenhuiswerk, en met name de Universiteit van Mzuzu, waar ik les gaf in volksgezondheid, tropische en sociale geneeskunde, kwam ik in contact met CMFMalawi; ik heb er in de loop der tijd diverse spreekbeurten gehouden. Ook bezocht ik een aantal conferenties in de regio (Kenia, Zimbabwe en Zuid-Afrika) en belandde als zodanig als spreker op de pre-conference van het CMF-wereld congres in Sydney. Daar ontmoette ik collega bestuurslid Jan van Dijken voor het eerst. Nu werk ik parttime bij GGZ De Hoop en doe ik mijn best te herintegreren in het Nederlandse. Naar mijn eerste indrukken lijkt het hart wel uit de zorgverlening
te zijn gesneden en heeft een toenemend maatschappelijk wantrouwen de heren politici er blijkbaar toe gedwongen de arts-patiënt relatie te definiëren in termen van zorgmanagement. Het materialisme en hedonisme dringt zich intimiderend aan me op; dhr. Wilders heeft zich als een baron von Munchausen uit het politieke poldermoeras omhoog weten te twitteren en stond op twee benen stevig het kabinet te dicteren. Net als in Afrika lijkt de regie in het ontwikkelingsproces zoek te zijn; human development, waar staat dat eigenlijk voor? Het zijn vragen die me bezig blijven houden; onder Prof. H. Jochemsen werk ik de andere dagen van de week aan een promotiestudie met betrekking tot de relatie tussen ontwikkeling, cultuur en geloof. Daarnaast ben ik bestuurslid van de Nederlandse Malaria Stichting; via MalariaWorld streven we ernaar alle wetenschappelijke artikelen over dit onderwerp vrij toegankelijk te maken voor een wereldwijd publiek. Als tropenarts spreek ik uit ervaring hoe lastig het is als je relevante artikelen niet te pakken kunt krijgen! Ik wil me graag inzetten voor de missie van CMF om elkaar als christen artsen (en studenten geneeskunde!) te inspireren onze professie zo waardig en gepassioneerd mogelijk te beoefenen, ‘waardig het evangelie van Christus’ (Fil.1:27). Dat gezegd hebbende, heb ik dan ook het gevoel dat mijn loopbaan in Nederland eigenlijk nog moet beginnen… n
IDDG n JUNI 2012
Na de studie tot basisarts werkte ik van 1987 tot 1992 als AGNIO onder diverse snijdende specialisten in ziekenhuis ‘De Weezenlanden’ te Zwolle; in Antwerpen heb ik de tropenopleiding gedaan, en in 1993 vertrokken we via Memisa Medicus Mundi als gezin naar Malawi; we zijn er tot 2011 gebleven!
25
Oor, oog & blik MARLEEN BUIJS
Regelmatig verschijnen er films en documentaires, die maatschappelijke ontwikkelingen in beeld brengen of die een proefballon oplaten over eventuele toekomstige scenario’s binnen de geneeskunde en de gezondheidszorg. Niet zelden vormen deze producties aanleiding tot gesprek en debat in het publieke domein over ethische vraagstukken, zoals: wat betekent het om mens te zijn, wat is goed leven en wat is goed sterven, welke nieuwe mogelijkheden biedt de voortschrijdende medische wetenschap en welke grenzen moeten we in acht nemen? In deze rubriek vindt u een thematische selectie van films, documentaires, radiofragmenten, tentoonstellingen, krantenartikelen etc. die prikkelen tot nadenken over medisch-ethische thema’s en de cultuur waarin we leven en werken. Van ‘klassiekers’ tot recent verschenen projecten. Deze keer deel 2 van
Dilemma’s rondom het levenseinde Documentaire: Slotakkoord ‘Slotakkoord’ volgt drie verpleeghuisartsen, werkzaam in Tabitha, een verpleeghuis voor psychogeriatrische patiënten in Amsterdam, in de dilemma’s die zij dagelijks voorgeschoteld krijgen, beslissingen die vaak betrekking hebben op het levenseinde van patiënten. Voor de arts is het steeds laveren tussen verschillende partijen: de familie heeft een visie, de patiënt heeft soms ooit schriftelijk een wens te kennen gegeven waarvan beoordeeld moet worden of hij daar nog steeds hetzelfde over denkt. Zijn deze patiënten nog wilsbekwaam inzake deze beslissingen? Het is de arts die advies uitbrengt en uiteindelijk handelt, of dat handelen juist nalaat.
IDDG n JUNI 2012
De documentaire zoomt in op de 73-jarige dementerende Bram de Gooijer, een voormalige directeur van een basisschool. In de jaren tachtig besloot hij, toen in goede gezondheid, samen met zijn vrouw een euthanasieverklaring op te stellen. “Als ik in een geestelijke toestand kom waarin er voor mij geen herstel tot een redelijke levensstaat is te verwachten … dan verlang ik dat euthanasie op mij wordt toegepast”, schreef hij in 1985.
26
Er werd wel het voorbehoud gemaakt dat zijn behandelend arts hem op dat moment wel om bevestiging moet vragen. Maar “wanneer ik daartoe niet in staat ben, dan verwacht ik dat deze verklaring als mijn uitdrukkelijke wil wordt opgevat”. Nu is Bram in een vergevorderd stadium van dementie, en heeft de vrouw van Bram de mogelijkheid van euthanasie aangekaart bij de verpleeghuisarts. Het voorstel is om een ontsteking aan de heup, die kan leiden tot chronische osteomyelitis, niet meer te behandelen. Als dit wordt besproken met Bram, is hij het er niet mee eens. Volgens zijn vrouw, die overigens heel betrokken is bij haar man, weet hij niet meer wat hij zegt. Ze wil graag dat er een einde komt aan het lijden van haar man en de tergende onzekerheid die de situatie meebrengt voor haarzelf en haar familie. “We leven met een levende dode”. De documentaire toont ontroerende close-up beelden van bewoners: een pastor die Openbaringen openslaat, een gesprekje tussen twee dementerende vrouwen, toegewijde verpleging. Daarnaast heeft de regisseur zich knap ingeleefd in de moeilijke positie van zowel
Te zien via: tegenlicht.vpro.nl, zoek op ‘slotakkoord’.
Documentaire: Op is mijn leven In Nederland bereiken mensen steeds vaker de leeftijd van de ‘zeer sterken’. Tegelijk wordt door het burgerinitiatief ‘Uit Vrije Wil’ betoogd dat er tachtigers en negentigers zijn die hun leven beschouwen als voltooid. In maart 2011 presenteerde deze groep het wetsvoorstel ‘stervenshulp aan ouderen’, bedoeld om ouderen hulp bij zelfdoding te geven als zij hun leven ‘voltooid’ achten. Het belangrijkste verschil met de bestaande euthanasiewetgeving is dat er geen uitzichtloos en ondraaglijk lijden hoeft te bestaan en ook het criterium van het bestaan van alternatieven is verdwenen. Verder is de hulp alleen bedoeld voor mensen van 70 jaar en ouder, omdat zij hun ‘brevet van leven’ verdiend zouden hebben. Maar wat is een voltooid leven, wie bepaalt dat en in hoeverre zijn gebrek aan vitaliteit, sociale contacten, en geestelijke en lichamelijke vermogens doorslaggevende factoren? Wat zegt het verlangen van ouderen naar de dood over onze samenleving ? Is stervenshulp aan ouderen die klaar zijn met het leven een daad van barmhartigheid? In ‘Op is mijn leven ‘ komen verschillende mensen aan het woord: oud-politicus en schrijver Jan Terlouw, die zich aan het burgerinitiatief ‘Uit Vrije Wil’ heeft verbonden spreekt samen met zijn dochter Ashley, hoogleraar rechtsfilosofie, over waardigheid, angst voor het sterven, en het verlangen om daar zelf de regie in te kunnen nemen. Katuscha Tellegen, één van de initiatiefnemers van het burgerinitiatief bekent aan de camera haar onvermogen tot afhankelijkheid. Ethicus en hoogleraar aan de PThU Frits de Lange, die het boek ‘De mythe van het voltooide leven’ schreef, ziet zelfbeschikking als een belangrijke waarde, maar heeft moeite met het appèl op anderen wat daar door ‘Uit Vrije Wil’ aan wordt verbonden. “Jouw eigen sterven wordt dan een gemeenschappelijke onderneming, en doet een onmogelijk beroep op anderen”. Documentaire te zien via: www.luxmagazine.nl, klik op ‘lux’, vervolgens ‘op sterven na dood’ en kies ‘op is mijn leven’.
Ledenmutaties Nieuwe artsleden J.A. Spaan Sliedrecht Alie Hoek-van Kooten Veenendaal Eijo Balk Ede Pau van den Bergh Kruiningen Ton van Koningsveld Yemen
Nieuwe studentleden Eline van Winkel Utrecht Corianne Speksnijder Amsterdam Mariëlle de Bruijn-Tameling Groningen Joost Commandeur Amsterdam Wilma Meems Emmen Thea Heringa België Andrea Hak België
IDDG n JUNI 2012
de echtgenote alsook de verpleeghuisarts, nu er een euthanasieverklaring op tafel ligt, terwijl de dementerende patiënt aangeeft in zijn huidige toestand gewoon behandeld te willen worden. De arts neemt het standpunt in: in geval van twijfel, kiezen voor de wens van de patiënt. Het laatste woord geeft de camera aan Bram: bij de aanblik van zijn oude euthanasieverklaring, scheurt hij het document resoluut dwars doormidden. Kennelijk is het begrip ‘een redelijke levensstaat’ ofwel ‘kwaliteit van leven’ niet statisch, maar kan een patiënt, gegroeid in een nieuwe situatie, er opnieuw invulling aan geven.
27
Evidence based Christianity DS. G.A. VAN DEN BRINK
Veel apologeten beschouwen het probleem van het lijden als het moeilijkste vraagstuk van het christelijke geloof. 1 Dit vraagstuk heeft tenminste twee aspecten; de Amerikaanse apologeet William Lane Craig onderscheidt de intellectuele vraag en de emotionele vraag.2 Dit is een belangrijke onderscheiding. De eerste kwestie bevraagt de interne coherentie van het christelijke geloof. De emotionele vraag is de schreeuw naar boven als het lijden ons of anderen treft. Aangezien op andere plaatsen in dit nummer de aandacht vooral gaat naar de emotionele vraag, wil ik (op verzoek van de redactie) mij vooral richten op de intellectuele vraag.
Kan er een goede, almachtige God zijn,
IDDG n JUNI 2012
als er zoveel lijden is?
28
In de intellectuele vraag kunnen we ook weer twee aspecten onderscheiden. Ten eerste is er de vraag naar de logische consistentie. Als God zowel goed als almachtig is, hoe kan er dan lijden zijn? Gegeven dat er lijden is, kan God het niet voorkomen, of Hij wil het niet voorkomen. In het eerste geval is Hij niet almachtig, in het tweede niet goed. Het is, aldus deze kritiek, logisch onmogelijk dat Gods goedheid, almacht en de aanwezigheid van het kwaad samen bestaan. Op het eerste gezicht klinkt dit heel overtuigend; maar is het ook echt zo? Laten we de optie bezien dat God almachtig is en er niettemin kwaad bestaat; betekent dit dat God dus geen goede God is? De impliciete veronderstelling hierbij is, dat een goede God een wereld zonder kwaad prefereert boven een wereld met kwaad. Maar dat is niet juist. Het is wel degelijk mogelijk dat God volkomen goed is, en toch gerechtvaardigde redenen heeft om lijden, pijn en kwaad in de wereld toe te laten.3 Of wij weten (of zelfs ook maar vermoeden) wat die redenen dan zijn, is voor het argument niet belangrijk. Het gaat erom dat er van een logische inconsistentie geen sprake is. We zouden kunnen zeggen dat het bijbelboek Job precies dit antwoord geeft: aan het einde van het boek vindt Job rust in de onpeilbare
wijsheid van God. Hoewel wij mensen zelden of nooit de redenen zien die God heeft om alles zo te besturen zoals het gebeurt, vindt het geloof rust in de wetenschap dat er geen doorgronding is van Gods verstand (Job 42:2, vgl. Jes. 40:28). Ten tweede is er ook de vraag naar de plausibiliteit. Als het lijden een doel heeft, rechtvaardigt dat doel dan de overstelpende hoeveelheid ellende in deze wereld? Dit argument stelt dus dat de enorme hoeveelheid lijden het weliswaar niet onmogelijk, maar toch wel onwaarschijnlijk maakt dat er een goede, almachtige God is. Ook hiertegen valt echter wel wat in te brengen. Wij mensen zijn om te beginnen niet in de goede positie om deze afweging te maken; onze blik is daarvoor veel te beperkt.4 Daarbij komt dat volgens een christen het uiteindelijke doel van ons leven niet is om gelukkig te worden, maar om God te leren kennen.5 Een goed leven is een leven waarin dit doel wordt bereikt. Dan kan een ongelukkig leven toch een goed leven zijn, terwijl een pijnloos en voorspoedig leven als een mislukking moet worden aangemerkt. De klinisch psycholoog Larry Crabb zegt het zo: “De wereld is een veel te slechte plek – en veel te onzeker
“De wereld is een veel te slechte plek – en veel te onzeker – om er een huis te bouwen en erop te rekenen dat het fijn zal zijn. Maar het is een perfecte plek om God te vinden
Het probleem van het lijden is het moeilijkste vraagstuk voor het christelijke geloof. Toch hebben mensen die niet in God geloven, een groter probleem met het kwaad. Een naturalist heeft een beeld van de wereld dat hem verhindert te begrijpen, of te erkennen, dat er zoiets als moreel kwaad bestaat.7 Als er immers alleen maar atomen en natuurwetten zijn, zijn alle overtuigingen over goed en kwaad, recht en onrecht uiteindelijk slechts ingebeeld. Een christen daaren-
tegen neemt, meer dan een atheïst, de kwaadaardige aanwezigheid van het lijden serieus. Al heeft hij zeker niet alle antwoorden, hij erkent dat er zoiets bestaat als moreel kwaad. En dat is uiteindelijk toch te prefereren boven het naturalisme. Niets is immers zo leeg en troosteloos, als de ontkenning van het grootste gebrek aan deze zondige werkelijkheid – het kwaad. n
Noten 1. William Lane Craig & J.P. Moreland, “The Problem of Evil”, in Philosophical Foundations of a Christian Worldview (Downers Grove 2003), 536 (536-553). 2. Idem, 536.a 3. Idem, 539-540. 4. Idem, 543. 5. Idem, 544. 6. Larry Crabb, Zoektocht naar God (Vaassen 1993), 226. 7. René van Woudenberg, Toeval en ontwerp in de wereld: apologetische analyses (Budel 2003), 176. Zie ook Van Veluw, Waar komt het kwaad vandaan?, 21.
IDDG n JUNI 2012
– om er een huis te bouwen en erop te rekenen dat het fijn zal zijn. Maar het is een perfecte plek om God te vinden.”6 Dit lijken misschien harde woorden tegenover een concreet geval van lijden. Toch is het van fundamenteel belang in ons denken en spreken over het christelijke geloof. Gods goedertierenheid is beter dan het leven, zegt Psalm 63. Juist als de eindigheid en gebrekkigheid van ons aardse leven ons tot diepe teleurstelling brengt, is de oriëntatie op de vergezichten die het christendom biedt, van groot belang, zowel intellectueel als emotioneel.
29
Studentikoos JANTINE WOUDSTRA, voorzitter CMF Studentenbestuur
Van het studentenbestuur CMF-studentencongres 2012 Op het moment van schrijven ligt het studentencongres alweer even achter ons! Het was ook dit jaar weer een groot succes, mede door de fantastische organisatie van de congrescommissie die overal aan had gedacht. Rondom het thema ‘Made on Earth’ dachten we met elkaar na over de maakbaarheid van de mens, autonomie en zelfbeschikking, ontwikkelingen in de medische technologie en onze functie als christenarts. Het congres was drukbezocht met studenten uit alle studiejaren en arts-assistenten. Tijdens de eerste lezing op vrijdag vertelde Marleen Hout hoe zij maakbaarheid en behandelgrenzen tegenkwam in haar werk als specialist ouderengeneeskunde. Ook was er vrijdagavond een Bijbelstudie over Romeinen 8. Dit hoofdstuk beschrijft het lijden van een gebroken schepping, iets waar de meesten van ons dagelijks mee worden geconfronteerd. Gerard Bijkerk legde ons uit hoe leven door de Geest hoop biedt in een schepping die nog altijd ‘zucht als in barensweeën’. Op zaterdag hield Marleen Ottenhof (huisarts, docent en mentor van navigators Leiden) een lezing over balans houden in je eigen leven. Naast de ‘rol’ van arts, hebben we nog velen andere rollen die allemaal tijd vragen. Hoe houdt je daarin een goede balans? Een boeiend thema, daar steeds meer jonge dokters te maken krijgen met een burn-out. Op zaterdag waren er ook tal van workshops. De thema’s waren zeer uiteenlopend, van IVF en prenatale diagnostiek tot management in de ouderenzorg. En natuurlijk was er veel ruimte om te borrelen en studenten uit andere steden te ontmoeten. We zijn dankbaar voor zo’n mooi congres. Op naar 2013!
IDDG n JUNI 2012
Bezoek ICMDA Denemarken
30
Namens het CMF artsen- en studentenbestuur mocht ik in maart afreizen naar de bossen van Kopenhagen om daar een ICMDA-conferentie bij te wonen. Deze conferentie was gericht op het trainen van internationale CMF (studenten)leiders. Daarnaast was er veel ruimte voor het delen van ervaringen van artsen uit allerlei landen om zo van elkaar te leren en elkaar te bemoedigen. Graag wil ik kort enkele ervaringen met u delen.
In dienst van Christus betekent leven in afhankelijkheid van God. Naast eenheid in Christus stond leven in afhankelijkheid van God centraal. Tijdens een Bijbelstudie kregen we een goede les mee uit de geschiedenis van de wonderbare spijziging. De Here Jezus geeft zijn leerlingen de opdracht om met 5 broden en 2 vissen 5000 mensen te eten geven. Het lijkt voor de leerlingen een ‘mission impossible’, ze kunnen nooit voldoen aan Zijn opdracht met het weinige dat ze in handen hebben. Soms voelt het ook zo in je eigen leven. Ik vraag me soms af of ik wel een herkenbaar christen ben op de plek waar ik werk. Doe ik wel wat Jezus van mij vraagt? En wat wil Hij eigenlijk dat ik doe? De Bijbel laat hier zien dat we eerst naar Jezus moeten gaan met onze gaven, ook als we denken dat we niet veel hebben. Zijn Zegen in
ons leven is essentieel, dan gaan pas echt leven tot eer van God. Het lijkt zo logisch, iets wat we al lang weten, maar in hoeverre leven we in afhankelijkheid van Gods zegen? Ik denk dat we als arts en christen soms meer kunnen betekenen dan we zelf denken.
Versterk elkaar door ontmoeting Tijdens het congres heb ik veel moedige mensen mogen ontmoeten. Medici voor wie het geloof in God veel meer kost dan wij ons in dit vrije land kunnen voorstellen. En toch leven ze heel dicht bij God, in afhankelijkheid van Hem. Velen waren heel dankbaar dat we elkaar als christenen konden ontmoeten, iets wat voor ons vanzelfsprekend is. Maar ontmoeting met anderen christenen versterkt je geloof. Binnen CMF hebben we vele mogelijkheden om elkaar te ontmoeten en te bemoedigen! Laten we daar vooral veel gebruik van maken. En laten we bovenal God danken voor het contact met elkaar en bidden voor elkaar om tot zegen te zijn in onze omgeving.
Agenda 18 JUNI 2012
CMF groep Groningen Thema: Mag ik dood? Met Paul Lieverse Meer informatie: www.cmf-nederland.nl 19 JUNI 2012
Arts-assistentengroep Amsterdam Thema: volgt nog Meer informatie:
[email protected] of www.cmf-nederland.nl 26 JUNI 2012
Arts-assistentengroep Utrecht Thema: Ziekte en gezondheid in andere culturen Meer informatie: www.cmf-nederland.nl 13 SEPTEMBER 2012
CMF artsenkring Gelderse Vallei Het was heel bijzonder om te ervaren hoe God ons als christenen verbindt, ongeacht uit welke cultuur of kerk we kwamen. De warmte en eenheid in Christus, gebed met en voor elkaar waren voor mij een eyeopener. Internationale ontmoeting met christenen is verrijkend voor je eigen visie op werk en geloof. Ik kijk nu al uit naar het ICMDA congres te Rotterdam in 2014!
En verder... Ook op Hollandse bodem is er de afgelopen tijd van alles gebeurd. Naast het studentencongres zijn er overal in het land regelmatig lezingen en (co)-assistentenkringen waar studenten elkaar kunnen ontmoeten. Momenteel zijn we bezig met het samenstellen van kringmateriaal om de huidige kringen (en kringen in wording) ondersteuning te bieden in thema’s en achtergronden. Daarnaast zijn we altijd op zoek naar meer versterking voor commissies en ook voor het studentenbestuur zelf. We zijn heel blij met de mensen die zich al hebben aangemeld, maar we kunnen nog meer enthousiastelingen gebruiken. Lijkt het je iets om in de nieuwe congrescommissie te zitten of ben je geïnteresseerd in het studentenbestuur? Neem dan gerust contact met ons op!
Thema: Boekbespreking: Waar blijft de ziel van Bert Keizer Waar: Veenendaal Meer informatie: www.cmf-nederland.nl 22 SEPTEMBER 2012
CMF artsengebedskring bij de IJssel Waar: Pauluskerk, van Limburg Stirumlaan 17 te Wezep Met Cees en Rommy van Harten Meer informatie: www.cmf-nederland.nl 5 EN 6 OKTOBER
Congres Geloof in Zorg! Thema: Kies dan het leven! Waar: Lunteren Meer informatie: www.cmf-nederland.nl 17 NOVEMBER 2012
CMF najaarsconferentie Thema: De ziel, medisch bekeken Locatie: Driebergen Meer informatie: www.cmf-nederland.nl
Tot slot
XV ICMDA World Congress
CMF studenten is een levendige groep ‘artsen-in-spe’ die elkaar regelmatig ontmoeten. We zijn dankbaar voor alle middelen die we hebben en dankbaar voor alle mooie ontwikkelingen in het studentenwerk. Ook het laatste stukje van het academische jaar staat nog vol met CMF-activiteiten. Ik hoop dat we elkaar op één van deze activiteiten mogen ontmoeten! n
Locatie: Rotterdam Meer informatie volgt later op: www.cmf-nederland.nl
voor meer informatie of activiteiten in Nederland kijk op: http://www.cmf-nederland.nl voor overige internationale conferenties, zie:
IDDG n JUNI 2012
JULI 2014
http://www.icmda.net 31
www.cmf-nederland.nl