A L S E S T H E T I EK & S P I R I T UA LI T EI T EL K A A R R A K EN — EEN V ER K EN N I N G VA N H E T G ED I C H T S TA B A T M A T ER D O LO RO S A DE CONTEXT Elke tijd heeft zijn eigen beeld van Jezus. Op antieke sarcofagen wordt Jezus vooral als filosoof of herder weergegeven. De byzantijnse periode stelt de Christus graag voor als Albeheerser. In de late middeleeuwen komt het beeld van de gekruisigde op de voorgrond. In de twaalfde eeuw gaat het nog om een triomferende Christus op het kruis: de ogen geopend, het hoofd geheven. Het bekendste voorbeeld is het kruis van San Damiano in de Santa Chiara in Assisi. Vanaf de dertiende eeuw is het de lijdende Christus die wordt afgebeeld aan het kruis: de ogen gesloten, het hoofd op de schouder, het lichaam verwrongen door de pijn. Een van de oudste voorbeelden hiervan, de gekruisigde van Pisano, hangt in de basiliek van San Domenico in Bologna. Niet toevallig spoort deze iconografische ontwikkeling samen met de verspreiding van de franciscaanse spiritualiteit. In zijn verkondiging brengt Franciscus van Assisi Jezus heel dicht bij de gewone mens die zich geconfronteerd weet met de hardheid van het bestaan. De lijdende Christus verbeeldt tegelijkertijd Gods solidariteit met de arme en zijn belofte van de uiteindelijke overwinning op de ellende. Al de oudste voorstellingen van de gekruisigde Christus tonen ook Maria en Johannes aan Zijn zijde. Zo komt het lijdensverhaal volgens Johan10
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
nes in zicht. In het Johannesevangelie is de kruisdood van Jezus meer dan een tragische wending van het lot. Hoe pijnlijk ook, Jezus’ dood is voor de vierde evangelist het moment waarop Gods heerlijkheid zichtbaar wordt. Dat Jezus’ moeder en zijn beminde leerling bij zijn kruisdood aanwezig zijn, is dus meer dan een detail. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het relaas van het Marcusevangelie, waar Jezus in zijn stervensuur totaal verlaten is, legt het vierde evangelie de nadruk op de verbondenheid die rond het kruis tot stand komt. Jezus zag zijn moeder, en bij haar de leerling van wie Hij hield. Toen zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu je zoon.’ Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘Daar is je moeder.’ (Johannes 19, 26-27) Hier wordt de Kerk geboren. Rond het kruis worden Jezus’ naasten familie van elkaar. Elke gedoopte die Johannes en Maria naast de gekruisigde aanschouwt, voelt zich uitgenodigd om mee deel uit te maken van de kring van mensen rond het kruis. Zo worden ze getuige van Gods heerlijkheid. In deze context ontstaat het Stabat Mater. De tekst wordt toegeschreven aan een franciscaner monnik die leefde in de dertiende eeuw. Het is een meditatie bij het tafereel van de gekruisigde Christus. De blik spitst zich echter in eerste instantie toe op Maria, die bij het kruis staat. Zij is de toegangspoort tot het paradoxale mysterie van de gekruisigde verlosser. DE TEKST Het Stabat Mater is een Latijns gedicht. Het bestaat uit twintig drieregelige strofen. De auteur heeft een strikt rijmschema gehanteerd: AAB CCB. De eerste acht strofen zoomen in op de tragiek van de moeder die haar zoon ziet sterven. Een opeenstapeling van tragische woorden maakt de sfeer zwaarmoedig: dolorosa, lacrimosa, gementem, contristatam, dolentem, tristis, afflicta, moerebat, dolebat, tremebat (droevig, in tranen, zuchtend, medelijdend, lijdend, triest, gekweld, ze rouwde, ze leed, ze daverde). Via retorische vragen betrekken de vijfde en zesde strofe de luisteraar in het verdriet: wie zou niet mee wenen als hij een moeder in zulk lijden aanschouwt? De affectieve geladenheid van deze strofen is nieuw voor die tijd. De majesteit van Gods almacht riep voordien een zekere afstandelijkheid op. Hier toont zich een affectieve band die beroep doet op menselijke emoties. Iedereen heeft een vermoeden hoe diep de pijn gaat bij een moeS TA B AT M AT E R D O LO R O S A
11
der die haar kind verliest. Het is deze tragiek die in strofe acht en negen Jezus’ verlossende dood een diepmenselijke kleur geeft. Vanaf strofe negen krijgt de tekst een nieuwe dimensie. De beschrijving verandert in een bede. Plots is er een ‘ik’ die Maria aanspreekt. Ook dit is nieuw voor zijn tijd. Het middeleeuwse ‘wij’ plaatste elke gelovige in een vanzelfsprekend collectief dat voorbijging aan individuele ervaringen. In het Stabat Mater is de emotionele beleving van het individu de basis voor de uitbouw van een persoonlijke geloofsrelatie. Terwijl een hedendaagse luisteraar zich goed kan herkennen in de individualiteit en de emotie van tekst, botst hij vanaf de negende strofe op een bijna choquerende bede: ‘Doe me de kracht van je pijn voelen zodat ik met je mee rouw.’ De ik-figuur wil het lijden, dat zo indringend geëvoceerd is, niet uit de weg gaan. Integendeel, hij verlangt ernaar. Twaalf strofen lang smeekt het individu te mogen delen in het lijden van Jezus’ kruisdood: ‘Maak dat ik met jou naast het kruis sta.’ Cruciaal daarbij is de overtuiging dat het lijden van Jezus zin heeft. Strofe zeven verbindt de kruisdood met de vergeving van zonden: pro peccatis suae gentis — voor de zonden van zijn volk. In strofe twaalf wordt duidelijk dat de ik-figuur zichzelf tot dit volk rekent: pro me pati — om mijne zonden. In het lijden van Christus herkent de ik-figuur Jezus’ Goddelijke liefde voor hem. Die liefde wil hij beantwoorden: ‘Fac ut ardeat cor meum in amando Christum Deum — ach, ontvlam mijn hart en zinnen, dat ook ik mijn God mag beminnen’. Daartoe richt de mens zijn blik naar Maria als voorbeeld. Omdat zij Jezus bemint, is ze aanwezig bij het kruis. Haar verdriet is een teken van onvoorwaardelijke liefde. Wie zich met haar verbindt, wordt deelgenoot van de wederzijdse liefdesrelatie met God en dat is het hoogste goed. Zo opent zich immers de weg naar de heerlijkheid van het paradijs — paradisi gloria. Dat is letterlijk het uiteindelijke perspectief van het Stabat Mater. ‘Doe mijne ziel de glorie erven van ’t hemels Paradijs.’ BRON VAN INSPIRATIE Reeds in de vijftiende eeuw heeft het Stabat Mater een plaats in de katholieke liturgie. Het wordt als hymne gezongen op de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten. Het concilie van Trente (1543-1563) 12
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
maakt daar echter een einde aan. In het kader van de contrareformatie bant de Roomse Kerk immers alle niet bijbelse teksten en afbeeldingen uit de liturgische gebouwen. Bovendien past het individuele en emotionele karakter van de tekst niet in het objectieve kader van de Tridentijnse liturgie. De tekst blijft echter populair. Getuige hiervan de talrijke muzikale zettingen uit deze periode, onder meer van Palestrina, Lassus en de onvermijdelijke Pergolesi. Pas in 1797 krijgt de tekst weer een liturgisch statuut. Niet alleen is het Stabat Mater opnieuw de hymne voor het feest van Onze-LieveVrouw van Smarten, het gebed verovert onder impuls van paus Benedictus XIII zelfs ook een plaats in de kruisweg tijdens de Goede Week. Maar niet door zijn liturgische statuut heeft het gedicht zulke grote impact in de westerse cultuur. De tekst komt al eeuwen tot leven dank zij enkele van de grootste componisten uit de muziekgeschiedenis. Waarom is het Stabat Mater voor hen zo’n bron van inspiratie geweest? Waarschijnlijk heeft het te maken met de universaliteit van de emotie die aan de basis ligt van de tekst. Wie wordt niet geraakt door het verdriet van een moeder bij haar stervende kind? Tegelijkertijd blijft de tekst niet hangen in een bodemloze rouwklacht. Vertrekkend van een verschrikkelijk gegeven straalt het tafereel van Jezus’ kruisdood schoonheid en harmonie uit. De luisteraar wordt meegenomen op een weg die leidt naar een hoopvol visioen. Je hoeft geen christen te zijn om iets te herkennen van het menselijke verlangen naar een paradijs waar geen tranen meer zijn en geen pijn. Voor wie wel christen is, heeft de tekst zelfs nog meer in petto. De roeping om met Maria iuxta crucem te staan — naast het kruis — situeert zich in het hart van het christelijk geloof. Naast het kruis word je immers ‘beminde leerling van Jezus’. Je wordt opgenomen in de familie die Jezus sticht vlak voor zijn dood. Dan wordt Kerk geboren. Het Stabat Mater is tegelijk universeel menselijk en uitdrukkelijk christelijk. Het appelleert aan het individu maar opent toch het perspectief op de gezamenlijkheid. Het verbindt pijn met schoonheid, wanhoop met bevrijding, verdriet met heerlijkheid. Geen wonder dat in deze spanningsvelden muziek ontstaat die mensen raakt. Wanneer een esthetische ervaring een spirituele snaar in beweging brengt, zindert het menselijke hart. Bart Paepen
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
13
STABAT MATER I
I Stabat mater dolorosa iuxta crucem lacrimosa dum pendebat Filius. Met de tranen in haar ogen, stond de Moeder diepbewogen, naast het kruis waar Jezus hing.
II
Cuius animam gementem contristatam et dolentem pertransivit gladius. Door Haar pijnlijk zuchtend harte, overstelpt van wee en smarte, ging het zwaard der marteling.
III
O quam tristis et afflicta fuit illa benedicta mater unigeniti. Hoe bedrukt, hoe neergeslagen, moest die zegenrijke klagen, Moeder van Gods enige Zoon.
IV
Quae moerebat et dolebat, pia mater, dum videbat nati poenas inclite. Ach, hoe schreide Zij en snikte, als Zij op het lijden blikte, van Haar Kind, zo eind’loos schoon.
V
Quis est homo qui non fleret, matrem Christi si videret in tanto supplicio? Wie kan nu zijn tranen houden en de Moeder hier aanschouwen in haar bitter zielewee?
14
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
VI
Quis non posset contristari, Christi matrem contemplari dolentem cum Filio? Wie voelt niet zijn hart verscheuren die de Moeder zo ziet treuren, lijdend met Haar Jezus mee?
VII
Pro peccatis suae gentis vidit Jesum in tormentis, et flagellis subditum. Zij zag Jezus voor de zonden van Zijn volk bedekt met wonden van de wrede geseling.
VIII
Vidit suum dulcem natum moriendo desolatum dum emisit spiritum. Zij zag Hare lieveling sterven, alle troost zijns Vaders derven, toen de geest uit ’t lichaam ging.
IX
Eia Mater, fons Amoris me sentire vim doloris fac, ut tecum lugeam. Geef, o Moeder, bron van liefde, dat ik lijd wat U doorgriefde, geef mij dat ik met U klaag.
X
Fac, ut ardeat cor meum in amando Christum Deum ut sibi complaceam. Ach, ontvlam mijn hart en zinnen, dat ook ik mijn God mag minnen, en die Heiland steeds behaag.
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
15
XI
Sancta mater, istud agas, crucifixi fige plagas cordi meo valide. Heilige Moeder, hoor mijn bede, deel mij Christus’ wonden mede, diep ze drukkend in mijn hart.
XII
Tui nati vulnerati, tam dignati pro me pati, poenas mecum divide. Van Uw Zoon bedekt met wonden die zo leed om mijne zonden, laat mij delen in de smart.
XIII
Fac me tecum, pie, flere, crucifixo condolere, donec ego vixero. Laat mij met U medewenen en met ’s Heren leed verenen tot het uur van mijne dood.
XIV
luxta crucem tecum stare, et me tibi sociare in planctu desidero. Naast het kruishout wil ik toeven en mij daar met U bedroeven om het lijden, naamloos groot.
XV
Virgo virginum praeclara, mihi iam non sis amara fac me tecum plangere. Maagd der Maagden, onvolprezen, wil mij niet ongunstig wezen, laat mij treuren aan Uw zij.
16
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
XVI
Fac, ut portem Christi mortem passionis fac consortem, et plagas recolere. Laat mij Christus’ doodstrijd strijden, deelgenoot van al Zijn lijden, laat mij sterven zoals Hij …
XVII
Fac me plagis vulnerari, fac me cruce inebriari et cruore Filii. Laat Zijn wonden mij doorwonden, worde ik bij zijn kruis verslonden in het bloed van Uwen Zoon.
XVIII Flammis ne urar succensus per te, virgo, sim defensus in die iudicii. Moge ik in ’t vuur niet branden, neem, o Maagd mijn zaak in handen in het oordeel voor Gods troon. XIX
Christe, cum sit hinc exire, da per matrem me venire ad palmam victoriae. Laat mij bij het kruishout waken, moge Christus’ dood toch maken dat ik de genade vind.
XX
Quando corpus morietur, fac, ut animae donetur paradisi gloria. Doe, als ’t lichaam dan zal sterven, mijne ziel de glorie erven van ’t hemels Paradijs. Latijn: Vaticaanse tekst / Nederlandse vertaling: Pater Maximilianus met dank aan de Stabat Mater-stichting
S TA B AT M AT E R D O LO R O S A
17