Als een koning zo rijk
Joanna Beem
Als een koning zo rijk Deel 1 van de trilogie ROZEN VOOR MARIANNE
Dit is een uitgave van Booklight – dienstverlenende uitgeverij Zie voor een overzicht van al onze titels (ook als e-book) www.booklight.nl
© 2012 J.B.M. van der Hoeven / Booklight ISBN 9789491472138 NUR 344 Ontwerp: We love it when a plan comes together Omslagafbeelding: J.B.M. van der Hoeven Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag, in welke vorm of op welke wijze dan ook, worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this book may be reproduced, transmitted or stored in any form or by any means without written permission of the publisher. www.booklight.nl
Voor mijn moeder die mij leerde lezen en voor mijn vader die mij liet zien wat er tussen de regels geschreven stond.
HOOFDSTUK 1
‘Dus je gaat echt weg?’ Marianne knikt. ‘Ja, morgen komen ze de dozen halen en nog wat meubels. Die gaan voorlopig in de opslag. Dan nog een dag om schoon te maken. Vrijdag is de overdracht en zaterdag vertrek ik.’ Ze kan het zelf nog maar nauwelijks geloven, zo snel als het allemaal gegaan is. In mei had ze een makelaar in de arm genomen. Het pand waar ze de afgelopen vijftien jaar gewerkt en de laatste acht jaren ook gewoond had, was geen doorsnee woning. Het hoorde volgens de makelaar tot het duurdere segment van de markt. Toch had zich binnen enkele weken een serieuze gegadigde gemeld. Na wat gesteggel heen en weer waren ze het over de prijs eens geworden. De financiering was snel rond. Overdracht op vijftien september. Tja, dat was wel even schrikken. Maar, zoals ze anderen wel eens voorhield: voor ieder probleem zijn er minstens drie oplossingen te vinden. Vandaag is haar laatste vergadering met de bestuursleden van de locale afdeling van de ouderenbond. Die behartigt de belangen van 55-plussers. Niet dat ze dat zelf nou zo nodig heeft, maar een paar jaar terug, na afloop van een toneelvoorstelling in de Schouwburg, sprak een oudcollega van haar overleden vader haar aan. En al snel ging het gesprek over zijn nieuwe functie als voorzitter van het bestuur van deze afdeling. ‘Verveel jij je niet?’ Ze had toen nog nooit van het bestaan van deze bond gehoord, laat staan dat ze wist wat de mensen binnen die club deden. Ze zou er snel achter komen. Twee weken later had ze een kennismakingsgesprek aan het begin van de maandelijkse bestuursvergadering. Er waren verschillende vacatures. Het meest zaten ze te springen om een secretaresse. Maar ook zochten ze iemand die het activiteitenprogramma weer uit het slop kon trekken. Onder de vorige, helaas veel te vroeg overleden, 7
voorzitter vertrok er minstens twee keer per jaar een bus vol leden voor een dagtripje. En in de zomer kon men deelnemen aan een meerdaagse vakantiereis. De belangstelling voor dit soort uitstapjes was echter dramatisch gedaald. De laatste twee jaar hadden ze diverse reisjes weer moeten afzeggen omdat er te weinig deelnemers waren. ‘Jij hebt toch ervaring in de reisbranche?’ Het bestuur moest zich nog wel intern beraden en Marianne zou er een nachtje over slapen. Maar eigenlijk was de zaak al beklonken voordat ze de deur uit was. Twee dagen later kreeg ze een map met wetenswaardigheden en een aanmeldingsformulier aangereikt. Lidmaatschap van de club was een vereiste om voor een functie binnen het bestuur in aanmerking te komen. En men wilde haar graag binnen de kring verwelkomen. De mensen waarmee ze nu rond de grote bestuurstafel zit, zijn haar in de loop van een paar jaar dierbaar geworden. Het merendeel is van de generatie van haar ouders. Maar wat een inzet, wat een politieke en maatschappelijke betrokkenheid had ze hier gezien. Daar kon ze zelf niet of nauwelijks aan tippen. Over haar opvolging heeft ze zich geen zorgen hoeven maken. Alsof het van Hogerhand zo geregeld was, had zich iemand gemeld die vanuit een andere regio in deze stad was neergestreken. Iemand met veel meer ervaring in het werk binnen de bond. Iemand die stond te trappelen om zoveel mogelijk taken op zich te nemen. Met een gerust hart en opgeheven hoofd kon ze haar taak hier neerleggen. Nog een paar dagen en dan vertrekt ze uit haar geboortestad. Ze heeft er niets meer te zoeken. Weet ook niet goed wat ze met de rest van haar leven wil doen. Ze is hard op weg naar de zestig en inmiddels bijna tien jaar weduwe. Ze heeft eigenlijk altijd gewerkt. De laatste jaren met wisselend plezier als kleine zelfstandige. Hoog tijd om eens wat zaken op een rijtje te zetten. Via vrienden heeft ze het aanbod gekregen om naar Westerwolde te komen. Een jaartje wonen in een vrijstaande bungalow met een heerlijke tuin rondom. Gemeubileerd en al. Ze had het slechter kunnen treffen.
8
‘Nou, op je nieuwe leven dan maar, meiske!’ De voorzitter heft zijn glas en brengt een toast uit. Marianne voelt haar ogen vochtig worden. Dapper slikt ze haar emotie weg. Nog even en dan is ook dit hoofdstuk afgesloten. Wat zal het leven voor haar nog in petto hebben?
9
HOOFDSTUK 2
‘Denkt u dat het gaat lukken zo?’ Frank Verbeek blijkt een vlotte veertiger te zijn. Een manager ten voeten uit. Zijn vrouw Annet probeert twee in- en uitrennende jongetjes in bedwang te houden. Op de oprit staat een volgeladen Renault Scenic. Nog even en dan zal dit gezin naar Portugal vertrekken. Frank gaat daar ergens een filiaal leiden voor de multinational waar hij bij in dienst is. Annet heeft de jongens intussen naar buiten gedirigeerd en valt uitgeput bij hen aan tafel neer. ‘We willen dit huis nog niet kwijt. Stel je voor dat we er niet kunnen wennen, of dat het niet lukt met dat bedrijf daar… En we begrepen dat u een poosje weg wilt uit het Westen?’ Marianne knikt. ‘U zult er beslist geen spijt van krijgen. Het is hier zo heerlijk rustig. De bossen op loopafstand en ook nog volop winkels binnen handbereik. En als het u te eenzaam wordt dan zijn er genoeg mogelijkheden om contact te leggen: zangverenigingen, tuinclubs, hobbyclubs… En als u hulp nodig heeft dan kunt u altijd bij de buren terecht. Dat zijn zulke aardige mensen. Of u stuurt ons een mailtje… Je hebt mevrouw Ten Cate ons e-mailadres toch gegeven, Frank?’ Marianne haast zich het stel te verzekeren dat ze zich best zal redden. Frank heeft haar net een rondleiding gegeven door het huis, gewezen waar de knoppen in de meterkast voor dienen en waar de watermeter zit. Op tafel ligt, naast het telefoonboek, een keurige map met daarin de Gemeentegids, een plattegrond van de omgeving en kopieën van overeenkomsten met diverse leveranciers en onderhoudsbedrijven. Daarbij nog een lijstje met namen, telefoonnummers en e-mailadressen van henzelf, de huishoudelijke hulp, de tuinman en de naaste buren. ‘Ik ben u erg dankbaar dat u dit allemaal aan mij toevertrouwt. En, ik
10
hoop van harte voor u dat het leven in Portugal u goed zal bevallen.’ Het wordt tijd om afscheid te nemen. Met een grote bos sleutels in de hand loopt ze met het gezin Verbeek mee naar de auto. De jongetjes hebben zich al op de achterbank genesteld. Een laatste groet, een zwaai en dan zijn ze weg. Nog wat onwennig gaat Marianne naar de plek waar ze haar eigen auto heeft geparkeerd. Die mag nu de oprit op. En dan kan ze haar persoonlijke spullen gaan uitladen. Ze snuift de zuivere lucht eens diep naar binnen. Stil is het hier. Je hoort alleen de bomen ruisen. En vogels kwetteren. Bijen zoemen van bloem naar bloem. Of zijn dat wespen? Ze weet het eigenlijk niet. Is ze nou een typisch voorbeeld van een stadsmens of is het een omissie in haar opvoeding? Eigenlijk heeft ze nog helemaal geen zin om uit te pakken. Hoe laat is het? Half vier. Theetijd. Achter het huis is een terras, voorzien van een tuinstel. Dan zijn er ook vast wel ergens bijpassende kussens te vinden. Het is nog zo lekker buiten. Daar, uit de wind is het zelfs warm. En dat voor half september. Een half uurtje later heeft ze zich comfortabel genesteld met een volle pot thee. Voeten op een bankje, een rok die ze snel uit een koffer heeft opgediept tot ver boven de knieën opgetrokken. Kunnen die melkflessen ook weer eens wat zon opdoen. Zou er hier in de buurt ergens een zonnestudio zijn? Eigenlijk is ze een zonaanbidster. Waarom is zij niet naar Portugal gegaan? Enfin, dat komt er misschien ooit nog wel eens van. Of niet. Met het warme zonnetje op haar gezicht is de verleiding wel erg groot om even haar ogen dicht te doen. Het was best een lange reis. En ze was vanmorgen al vroeg op. Heerlijk zo. De grote supermarkt hier is tot zeven uur open heeft ze begrepen. Kan ze straks nog foerageren voor het weekend. En anders zal er toch wel een snackbar of een chinees zijn? Niet zo heel erg ver van de plek waar Marianne al snel wegzakt in een diepe slaap, loopt Nora Hiddema door haar ruime werkkamer te ijsberen. De ruimte is koel. Dat komt omdat het huis grotendeels in de schaduw van het tegenoverliggende bos staat. Maar het is ook een oud
11
huis. Jaren dertig. Twee hoge verdiepingen plus een zolder en een naar achteren aflopende tuin. Haar werkkamer was waarschijnlijk ooit een tuinkamer. Nu staat er, behalve de volle boekenkasten langs de wanden, alleen een bureau met een comfortabele stoel erachter. Op het bureau kan ze haar aantekeningen kwijt. Ze is bezig om haar preek voor morgen voor te bereiden. Het onderwerp is De Zondeval. Een onderwerp waar ze altijd al moeite mee heeft gehad. En, ondanks alle studie, nog steeds heeft. Sec genomen wordt hier verhaald hoe de vrouw roet in het eten gooit van de heerlijke maaltijd die de Schepper dag in dag uit aan zijn uitverkorenen voorschotelt. De vrouw die ontevreden is. De vrouw die meer wil. Die hunkert naar de boom die de vruchten draagt die kennis beloven te geven. De boom waarvan ze niet mogen eten. De vrouw die zich tenslotte laat verleiden en er de oorzaak van is dat ze samen met haar man uit de Hof van Eden, uit het paradijs wordt geknikkerd. Ach, wat kan Nora zich goed inleven in Eva. Die hunkering, die eerst nog sluimerende maar later steeds sterker wordende ontevredenheid. En waarom? Ze heeft het toch goed? Alles wat ze zich maar wensen kan ligt voor het oprapen. Waarom zou ze meer willen? Nora weet zeker dat ze ook bezweken zou zijn als ze in Eva’s plaats had gestaan. Ze vergelijkt het maar met haar kindertijd. Die was heerlijk. Spelen en verzorgd worden, genieten van alles wat het leven op een boerderij te bieden heeft, geen angsten kennen… Ja, daaraan terugdenken geeft haar een gevoel van weemoed. Van spijt ook omdat die tijd voorgoed voorbij is. Maar, zou ze zo de rest van haar leven hebben willen doorbrengen? Haar gedachten gaan terug naar haar puberjaren. De driftbuien, het stampvoeten, het verlangen naar de grote wereld buiten het veilige nest. Wat ze daar dan precies wilde gaan doen? Met die vraag hadden haar ouders haar steeds hoger op de kast gejaagd. Ze wist toch niet wat ze daar ging doen als ze niet eens wist waar ze uit kon kiezen? Maar iets wilde ze wel, iets…, weg…, leven. Ze herinnert zich nog als de dag van gisteren de ruzies en de huilbuien. En dan uiteindelijk haar vlucht. Zestien was ze. Samen met een vriendje naar Amsterdam. Onderdak bij een vriend van het vriendje. Vrij, ein-
12
delijk bevrijd van het juk van thuis. Bevrijd van de eeuwige controle. Bevrijd ook van de liefdevolle aandacht voor haar welzijn. Ze wilde haar eigen fouten kunnen maken. En dat had ze gedaan. Oh ja. En daarmee had ze haar ouders veel pijn gedaan. En nu was ze terug. Terug in Westerwolde. Terug in de streek waaruit ze ooit wegvluchtte. Nog een half jaar en dan wordt ze, bij leven en welzijn, veertig. Als het echt zo is dat het leven dan pas begint, wat was dat dan in de afgelopen veertig jaar? Oefenen? De stormachtige tijd in Amsterdam, de vriendjes, het samenwonen en weer uit elkaar gaan, de teleurstellingen, het steeds maar vallen en weer opstaan… En toen was er die lieve dominee, een jeugdpredikant. De man die haar een uitweg liet zien. ‘Nora, als jij echt iets van je leven wil maken, kijk hier dan eens naar.’ En hij had haar een exemplaar van het Nieuwe Testament gegeven. Het had haar gegrepen. Het verhaal van Jezus. Hoe die man ergens tussen zijn dertigste en zijn drieëndertigste een boodschap van naastenliefde had verkondigd. Hoe hij het gewone volk met die boodschap voor zich had weten te winnen. Hoe hij de hoop in de wereld had gebracht. Hoop op vergeving, hoop op herkansing, steeds maar weer. Ze was gaan studeren. Had hard gewerkt. En uiteindelijk was ze nu zelf predikant. Had een eigen kudde. Morgen zou ze prediken over de zondeval. Over Eva die zo lang al de schuld krijgt van alles wat er mis is gegaan. En wat er nog steeds mis gaat. Vindt zij Eva schuldig? Nou nee. Ze ziet het anders. Ze verdenkt de Schepper ervan dat Hij de verleiding zelf heeft ingebouwd in Zijn Schepping. Dat Hij de mens uitdaagt om de wereld in te gaan. Om die schepping te ontdekken en te ervaren wat er allemaal mogelijk is. Te ervaren wat goed en fout is. Te ervaren dat je kan terugkeren op je schreden en een andere weg kan inslaan. En hoe je daardoor groeit. Logisch toch dat het de vrouw was die de uitdaging aannam? De vrouw die gebouwd is om het zaad te ontvangen waardoor nieuw leven ontstaat en veilig kan groeien. Ja, daar zou haar preek morgen over gaan. Over de noodzaak het leven te leven, te groeien. Ondanks alle pijn en ellende die dat met zich brengt. Maar ook in de wetenschap dat Hij er altijd voor je zal zijn. Als je Hem wilt kennen.
13
Marianne schrikt wakker. Er wordt aan haar arm geschud. Eén kort moment weet ze niet waar ze is. Naast haar stoel staat een jochie van een jaar of zes. Grote blauwe ogen, blonde haren in stekeltjes opgekamd. ‘Hallo, ben jij de oma van Jordi?’ Ze is op slag verliefd. Wat een leuk joch. Zou het zo voelen als je oma bent van zo’n knul? Helaas, voor haar is dat niet weggelegd. De keuze om kinderloos door het leven te gaan had ze al vroeg gemaakt. De gevolgen van die keuze zal ze moeten dragen. De ogen van het kind zijn nog steeds op haar gericht. ‘Nee, ik ben niet de oma van Jordi. Ik ben Marianne. Ik pas op dit huis. En wie ben jij?’ Even glijdt er iets van teleurstelling over het gezichtje naast haar. Hij neemt wat afstand, kijkt achterom alsof daar het antwoord te vinden zal zijn. Dan haalt hij zijn schouders op. ‘Ik ben Daan. Jordi is mijn vriendje en als ik groot ben word ik brandweerman.’ ‘Nou Daan, dat lijkt me een prachtig beroep.’ Daan kijkt nog eens om. Dan holt hij weg om direct weer terug te komen met een fietsje met aanhanger. In de aanhanger ligt een oude brandweerhelm. ‘Deze was van mijn opa.’ Marianne schiet ter plekke vol. Uit haar herinnering doemt een andere jongen op. Iets ouder maar net zo trots op de helm en op de grote brandweerauto waarvoor hij mocht poseren. ‘Waar is Jordi? Ik wil met hem spelen.’ Daan kijkt om zich heen alsof hij verwacht dat Jordi ieder moment tevoorschijn kan komen. ‘Tja Daan. Dat wordt een beetje moeilijk. Jordi is met zijn pappa en mamma voor een lange vakantie weggegaan. Dat heeft hij je vast wel verteld.’ Daan knikt. ‘Wanneer komt hij dan terug?’ De teleurstelling is nu duidelijk zichtbaar. Tijd is ook wel een moeilijk ding als je zes bent. Marianne besluit het over een andere boeg te gooien.
14
‘Zullen we eens kijken of er nog limonade in de koelkast staat? En ga jij me dan laten zien waar je woont?’ Daan overweegt het voorstel. Besluit vervolgens om in elk geval het eerste gedeelte aan te nemen. Hij weet de weg. Nog voor Marianne haar schoenen aan heeft is hij al via de schuur naar de keuken gelopen. Heerlijk koel is het hier. Tot haar opluchting vindt ze een paar blikjes cola en sinas in de koelkast. Lief dat Annet daar kennelijk aan heeft gedacht. ‘Oké Daan. Jij mag kiezen. Ik zal de glazen pakken.’ Daan kiest voor sinas. Wel zo prettig want nu kunnen ze een blikje delen. Zelf drinkt ze nooit cola. Ze begrijpt ook niet dat veel kinderen er zo dol op zijn. Zal wel met het suikergehalte te maken hebben. Daan hijst zich op een barkruk en laat zich het koude drankje goed smaken. Ondertussen kijkt hij om zich heen. De kamer ziet er leeg en opgeruimd uit. Hier wonen geen kinderen meer. Dat ziet zelfs een kind. Met een zucht zet hij het glas terug op de bar. ‘Mag ik komen spelen als Jordi weer thuis is?’ ‘Daan, jij mag hier altijd komen spelen hoor. Ook als Jordi niet thuis is. Alleen, dan is het misschien wel een goed idee als jou mamma ook weet wie er op dit huis past.’ ‘Ik logeer bij opa. Die woont daar.’ Daans rechterarm wijst vaag in de richting van het terras. ‘Zal ik dan maar even meelopen naar jouw opa?’ Daan is al van de kruk af en op weg naar zijn fiets. Marianne besluit dit op te vatten als een ja. Tijd om de boel af te sluiten krijgt ze niet. Het joch is al halverwege de oprit. Hij kijkt achterom om te zien of ze hem volgt. Spurt dan weg naar de hoek van de straat. Het karretje met de helm hobbelt er met veel kabaal achteraan. Rechtsaf en nog eens rechts en dan staan ze voor een fraai hek. Een oprit met een enigszins bejaarde Volvo is alles wat er te zien is. Er staan vooral veel bomen. Daan duwt het hek open. ‘Opa… Opa…’ Een oudere vrouw met een nogal stuurse uitdrukking op haar gezicht komt achter de bomen vandaan. Achterdochtig kijkt ze Marianne aan.
15
‘Daan, woar wast doe nou?’ ‘Bij Jordi maar die is er niet.’ Blijkbaar is dat voor Daan wel genoeg. Hij stapt weer op zijn fiets en schiet langs de vrouw naar achteren. ‘Opa… Opa…’ Voor Marianne zit er niet veel anders op dan zelf maar het initiatief nemen. Ze loopt door het hek naar de vrouw toe. ‘Goedemiddag. Ik ben Marianne ten Cate. Ik pas op het huis van de familie Verbeek. En ik heb kennis gemaakt met uw kleinzoon.’ ‘Jah?’ Bepaald uitnodigend klinkt het niet. ‘Leuk joch,’ probeert Marianne nog. Onder de koele blik van de vrouw voelt ze zich steeds ongemakkelijker worden. Alsof ze gereduceerd wordt tot een slungelige tiener. Gekeurd en te licht bevonden. En dat alles in een enkele seconde. ‘Het spijt me,’ weet ze nog uit te brengen, ‘voor Daan, dat zijn vriendje er niet is…’ De vrouw kijkt achterom en vervolgens weer naar haar. Ze neemt nog steeds een afwachtende houding aan. ‘Nou ja, dan ga ik maar weer… en eh… als Daan wil komen spelen dan is hij altijd welkom.’ Het laatste komt er uit alsof Marianne eigenlijk al vergeten is waarom ze met het joch is meegekomen. Haar aftocht heeft veel weg van een vlucht. Als ze het hek achter zich gesloten heeft haalt ze eerst eens diep adem. Pfff… dat waren dan de buren. Hopelijk zijn ze niet allemaal zo. Ze trekt haar schouders naar achteren en wandelt wat stijfjes terug naar haar eigen oprit. Er staan hier niet veel huizen en mensen komt ze al helemaal niet tegen. Toch voelt ze ogen prikken in haar rug. Nu vooral niet omkijken meid. Boel uitpakken en boodschappen doen. Ergens slaat een kerkklok vijf slagen. Overschakelen naar een hogere versnelling dan maar. De verwerking van al die nieuwe indrukken moet nog maar even wachten.
16
HOOFDSTUK 3
Wakker worden op zondag blijft Nora een feestelijk gevoel geven. Afhankelijk van waar ze dienst heeft, loopt de wekker ergens tussen zeven uur en acht uur af. Vandaag is een thuiswedstrijd. De afstand naar de kerk overbrugt ze in vijf minuten. Toen ze in deze gemeente beroepen werd, kreeg ze de beschikking over dit huis. Een oud huis weliswaar maar meer dan ruim genoeg voor wat ze nodig heeft. Het onderhoud laat te wensen over maar dat neemt ze graag op de koop toe. Ze rekt zich nog eens uit. Straks eerst douchen en dan is er nog voldoende tijd om bij een simpel ontbijt haar papieren een laatste keer door te nemen. De kerkruimte waar ze vandaag de dienst mag leiden maakt deel uit van een gerestaureerd klooster. Het is al decennia een toeristische trekpleister. De diensten in de lekenkerk op zondagmorgen trekken veel extra bezoekers: campinggasten en mensen die hier een lang weekend komen genieten van al het moois dat Westerwolde te bieden heeft. Nu, in het naseizoen, zijn dat veelal de babyboomers en actieve ouderen. Fietsers, wandelaars, echtparen en kleine groepen singles. Alle seizoenen heeft ze hier nu al meegemaakt. En ze vindt nog steeds dat ze bevoorrecht is dit werk in deze mooie omgeving te mogen doen. Het zou vandaag best druk kunnen worden. Allereerst is er natuurlijk de vaste kern. Maar, dankzij het fraaie weer van de afgelopen dagen, verwacht ze ook wel wat extra gehoor. Ze is erg benieuwd hoe haar preek ontvangen zal worden. Ze kent haar pappenheimers inmiddels een beetje. Van wat ze nieuwlichterij noemen moeten ze niet zoveel hebben. Een vrouw op de kansel zorgde al voor heel wat beroering. Die storm is gelukkig snel gaan liggen. Men heeft haar geaccepteerd, herkent ook als één van hen. Dat ze het Gronings dialect spreekt heeft ook wel geholpen. Dat bewaart ze meestal voor de huisbezoeken bij de ouderen in de gemeente. Tijdens de dienst is het ABN en de bijbeltaal.
17
Niet de nieuwste vertaling. Dat vindt ze eigenlijk maar niks. Ze schiet in de lach. Kijk nou eens hoe behoudend ze zelf is! Kom, uit de slaapstand en in de benen. Er moet gewerkt worden. De torenklok slaat negen als ze de deur achter zich dicht trekt. Onderweg komt ze een paar mensen tegen die de hond uitlaten. Ze kent hen en knikt ze vriendelijk toe. Nu even geen babbeltje maken, dat komt straks, na de dienst wel. Nu wil ze graag als eerste in de kerk zijn. Zelf de lichten aansteken en haar papieren ordenen. De ouderlingen zijn er meestal rond half tien. Thijs heeft dienst vandaag. Hij brengt altijd een grote thermoskan met verse koffie mee. Daar kan vast wel een bakkie af voor de dienst begint. Het napraten is belangrijk, weet ze. Daar komen dingen aan de orde die binnen de gemeenschap rondgaan. Wie is er ziek? Waar spelen er problemen? Is er ergens een kleintje op komst? En uiteraard ook de laatste roddels. Onontkoombaar in zo’n kleine gemeente waar iedereen elkaar kent. Nooit kwaad bedoeld. Dat had ze inmiddels ook wel door. Achter het vaak stugge en gesloten uiterlijk kloppen warme harten. Tegen twaalven neemt ze afscheid van de laatste kerkgangers. Haar vermoeden, dat er wel wat vakantiegangers tussen haar gehoor zouden zijn, was juist. Ze had minstens tien vreemde gezichten geteld. Een aandachtig gehoor was het geweest. De preek kwam er vlot en geïnspireerd uit. Hier en daar werd zelfs instemmend geknikt. Door vrouwen. ‘U was lekker op dreef vandaag, dominee.’ Nora kijkt op in het lachende gezicht van een knappe, sportieve zestiger. Met zijn één meter negentig steekt hij zeker een kop boven haar uit. ‘Ah, meneer Groenewold. Wat fijn dat u er was. Alles goed met u?’ ‘Ik had deze dienst voor geen goud willen missen. U heeft het mannelijk deel van de schepping er weer eens fijntjes op gewezen dat God de vrouw geschapen heeft om hen aan het werk te houden.’ Met een jolige knipoog en een warme handdruk neemt hij afscheid. Nora kijkt hem na. Wat een prettige vent is het toch. Ze valt niet op mannen, maar anders…
18
Arjan Groenewold moet wel zo ongeveer de meest begeerde weduwnaar van Zuidoost-Groningen zijn. Ze was nog maar net hier toen zijn vrouw overleed. Dat is nu zo’n twee jaar geleden. Nora’s gedachten gaan terug naar die bijzondere dagen. Ze was nog bezig met het uitpakken van haar spullen toen het telefoontje van het uitvaartcentrum kwam. Of ze beschikbaar was om over vier dagen een rouwdienst te leiden. De volgende dag had ze kennisgemaakt met Groenewold en zijn dochter. Het verhaal was schrijnend. Arjans vrouw was met vage klachten en pijn naar de huisarts gegaan. Die had haar doorverwezen. Zes maanden later was ze dood. Een agressieve, ongeneeslijke kanker. In de dagen voorafgaand aan de rouwdienst hadden ze nog een paar gesprekken gehad. Zijn vrouw, zo vertelde Groenewold, had haar lot dapper aanvaard. Ze had een aantal zaken geregeld, afscheid genomen van allen die haar lief waren en was, met behulp van steeds zwaardere pijnstillers, vredig heengegaan. Arjan bleef aangeslagen achter. Ze hadden zich hun oude dag zo anders voorgesteld. Tien jaar eerder waren ze hierheen gekomen. De dochter woont hier inmiddels niet ver vandaan, met man en kind. En ook Arjans moeder, alleen achtergebleven na het overlijden van haar man. Groenewold Sr. had in de jaren zeventig gewerkt bij het architectenbureau dat een nogal spraakmakend ontwerp had gemaakt voor een nieuw te bouwen wijk binnen de gemeente. Het toen nog jonge gezin had een kavel gekocht en veel inbreng gehad bij het ontwerp voor de woning. Ze hadden er altijd met veel plezier gewoond en hun drie kinderen grootgebracht. Arjan was de jongste. Hij was in de voetsporen van zijn vader getreden. Voor zijn opleiding was hij naar het Westen gegaan. Hij had gewerkt in Rotterdam, Leiden en Den Haag. Daar leerde hij zijn vrouw kennen en had zelf een gezin gesticht. Op zijn vijftigste was hij voor zichzelf begonnen. De opdrachten bleven binnenkomen. Ze konden er ruim van leven. De noodzaak om in het drukke Westen te blijven viel weg. Arjans moeder bood aan naar een appartement te verhuizen zodat zij het ouderlijk huis konden overnemen. En dat hadden ze gedaan. Hier konden ze samen oud worden. Het had niet zo mogen zijn.
19
Na een paar moeilijke maanden had Arjan zich herpakt. Inmiddels is hij een gerespecteerd burger binnen de gemeente en een trouw lid van de kerk. Op hem kun je altijd een beroep doen. Nora kijkt zijn verdwijnende gestalte na. Hij lijkt een man die geen vrouw nodig had om hem aan de gang te houden. Maar, wat wist zij daar nu van? Met een zucht keert ze zich om. Ze heeft meer te doen dan Groenewold nastaren. De drie ouderlingen hadden ondertussen de boel netjes aan kant gemaakt. Er is nog wat koffie over en met elkaar nemen ze de lopende zaken door. Greetje zal de bloemen naar een bedlegerige vrouw in het dorp brengen. Dinsdag is er een bruiloft. Verder niets bijzonders. Vanmiddag zou ze lekker gaan genieten van het mooie weer. Jammer dat Janine dit weekend andere verplichtingen heeft. Die moest ze, als ze zo meteen thuis kwam, eerst maar eens bellen. Als Marianne thuis komt is haar eerste gang naar het koffiezetapparaat. Even bijkomen. Terwijl de koffie doorloopt legt ze kussens in de twee stoelen die op het terras staan. Aan één stoel heeft ze natuurlijk voldoende maar dat staat zo ongezellig. Kleedje over de tafel en de parasol uitzetten. Het is een hele grote. Zo een die je niet hoeft te draaien als de zon opschuift en die zachtjes meedeint op de wind. Meteen ziet het plaatsje er knus en warm uit. Zal ze wat bloemen uit de tuin op tafel zetten? Er staan er genoeg. Eerst maar koffie. Met appeltaart natuurlijk. Als je jezelf niet kietelt, wie zou dat dan moeten doen? Met de krant van gisteren en de weekbladen voor zich laat ze alle spanning van de afgelopen weken van zich afglijden. Hoe gemakkelijk is dat hier. Nog geen dag weg uit de drukke Randstad en kijk haar hier nu zitten. Het bijwonen van de dienst van vanmorgen was een impulsieve daad geweest. Ze had nogal halsoverkop gehoor gegeven aan de oproep van het gebeier van de kerkklok: kom, kom … Gisteravond was ze al vroeg naar bed gegaan. De lange rit, alle nieuwe indrukken, om tien uur had ze haar ogen niet meer open kunnen houden. Toen ze vanmorgen om klokslag zeven wakker werd voelde ze zich
20
fit en uitgerust. En, hoewel het bed uitnodigend genoeg was om nog wat na te sudderen, was ze opgestaan. Er was immers zoveel om te ontdekken. Om negen uur zat ze al aan de koffie. Zou ze met goed fatsoen vóór tienen de deur uit kunnen gaan? Als ze nu een hond zou hebben. Dan moest je er wel uit. En dat was precies de reden waarom ze nooit huisdieren had gehad. Dat eeuwige moeten… Maar ze was ook geen jogger. Aan sporten had ze nauwelijks wat gedaan in haar leven. Behalve stijldansen dan. Heerlijk had ze dat altijd gevonden. En jammer ook dat ze daar de afgelopen jaren geen partner in had kunnen vinden. Niet dat ze nou actief op zoek was geweest, maar toch…Ja, waar was ze eigenlijk wel actief mee bezig geweest? De eerste jaren na het overlijden van Ben had de afwikkeling van de erfenis haar behoorlijk bezig gehouden. Een ingewikkelde zaak waarbij haar vertrouwen in de mensheid een behoorlijke deuk had opgelopen. Een bedrijf dat voor een groot deel gedraaid had op de inzet van haar man, kinderen uit zijn eerste huwelijk die het testament aanvochten, accountants die ineens niet meer aan haar zijde stonden en een notaris die het belang van zijn eigen bedrijf zwaarder liet wegen dan haar belang. Bijna was ze alles wat ze zelf in het huwelijk had ingebracht kwijtgeraakt. Niet één, maar minstens drie engelen had ze op haar schouders gehad. Ondertussen draaide haar eigen winkel ook niet meer zo lekker. De ziel was eruit. Gek, want ze had zo gedacht dat dit haar ding was: in - en verkoop van oude boeken. Aanvankelijk had Ben niet staan juichen toen ze haar plannen aan hem voorlegde. Maar in de loop van het proces had hij gezien dat het haar ernst was. Eenmaal om, had hij haar gesteund met alle middelen die tot zijn beschikking stonden. Samen hadden ze een geschikt pand gevonden. Hij had het gekocht. Mooie jaren waren het geweest. Ze wisten toen al dat hij ongeneeslijk ziek was. Maar de weekenden in de winkel waren voor hem een prettige afleiding. Hij liet merken dat hij trots op haar was en hij had plezier in het feit dat ze steeds meer vertrouwen in zichzelf kreeg. Ze was lid geworden van verschillende vakgerelateerde
21
organisaties. Als er dan speciale ledendagen waren gingen ze er samen op af. Ze waren allebei dol op boeken. En Ben had zich het jargon van de wereld van het oude boek snel eigengemaakt. Marianne zucht weemoedig. Dat waren de dagen van weleer. Kort na zijn overlijden had ze ingezien dat ze de levenstandaard waar ze aan gewend geraakt was, niet meer kon handhaven. Ze had op het punt gestaan haar winkel op te geven. Het pand maakte onderdeel uit van de erfenis en zou verkocht kunnen worden. Maar toen lieten de bewoners van de woning boven de winkel weten dat ze een ander huis hadden gevonden. Ze had haar eigen woning verkocht en was zelf boven de winkel gaan wonen. Op die manier waren de schulden waarmee ze achterbleef te overzien. Het had nog heel wat voeten in de aarde gehad voordat de erfenis was afgehandeld maar uiteindelijk was ze er niet al te slecht vanaf gekomen. Alleen haar pleegzoon was ze kwijtgeraakt in de strijd. Hij had het bedrijf willen voortzetten. Zij had de hele zaak liever willen verkopen en de opbrengst met haar twee stiefkinderen willen delen. Het duurde eindeloos voordat ze een deal hadden. De jongen had weinig begrip kunnen opbrengen voor haar zakelijke opstelling. ‘Vertrouw je me niet?’ had hij diverse malen gevraagd. ‘Ik vertrouw jou wel, maar je adviseurs niet,’ had ze dan geantwoord. De tijd had geleerd dat haar wantrouwen terecht was. Het bedrijf was failliet gegaan. De maandelijkse aanvulling op haar eigen inkomen vanuit het bedrijf ging in rook op en ze was weer op zichzelf aangewezen. In die tijd had ze vaak gedacht aan de slogan uit de jaren zeventig: ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid.’ Hoe had ze zich hierop kunnen voorbereiden? Er waren wel mannen geweest die om haar heen draaiden in de afgelopen jaren. Oudere mannen vooral. Weduwnaars, maar ook getrouwde mannen. Ze had zich gevleid gevoeld. Zoveel aandacht had ze vroeger van de jongens niet gehad. Haar eerste huwelijk, dat na negen jaar nogal stormachtig op een echtscheiding was uitgelopen, was een vlucht geweest. Een soort wanhoopsdaad uit angst om ‘over te blijven’. Pas in haar tweede huwelijk was ze echt tot bloei gekomen, volwassen gewor-
22
den, beseft dat ze er mocht zijn en dat ze een taak had in dit leven. Geworsteld had ze met haar geloof. Haar eerste huwelijk was ingezegend in de kerk. Zoiets zet je niet zomaar opzij. En veel ervaring met echtscheidingen had de familie ook niet. Ze was gegaan voor de liefde en had er geen spijt van gehad. Alleen de seks was er al snel bij ingeschoten. En toen was daar vanmorgen die predikante. Zo jong nog en zo gedreven… Marianne had met haar tweede kop koffie in de tuin gestaan toen de kerkklok begon te luiden. Even twijfelde ze of ze de veilige haven van het huis wel achter zich zou laten. Het was zulk prachtig weer, ze kon ook lekker in de tuin gaan zitten. De kerk, had ze gezien op de plattegrond die de familie Verbeek voor haar had achtergelaten, lag hier vlak achter, in het bos. Op kloostergrond. Het was geen katholieke kerk maar het gebouw maakte wel deel uit van het klooster. Ze had zich laten verleiden, een paar andere schoenen aangetrokken, snel de boel afgesloten en was op pad gegaan. Het kerkje had ze gemakkelijk gevonden. Kwestie van op het gehoor afgaan. Buiten stonden wat mensen met elkaar te praten. Anderen waren bezig hun fiets op slot te zetten. Vakantiegangers? Ze sloot zich aan bij een groepje vrouwen dat naar binnen ging. Vreemd wel om weer eens een dienst bij te wonen. En toch ook vertrouwd. Enigszins verward was ze anderhalf uur later naar huis teruggegaan. De preek, over de zondeval en de rol van de vrouw daarin, had haar gegrepen. Best wel bijzonder ook hoe de dominee haar eigen persoonlijke ideeën had ingebracht in het verhaal. Was het haar lot dat ze zich steeds weer liet verleiden en anderen in verleiding bracht? En was dat uiteindelijk ook de bedoeling van het leven? Anderen ‘aan het werk houden’ omdat je zelf nog zoveel verlangens had? Omdat je nog zoveel wilde doen en wilde ervaren? Omdat je nooit uitgeleerd was? Nog even kijkt Marianne peinzend voor zich uit. Dan schudt ze alle gedachten en herinneringen van zich af. Ze gaat voor zichzelf een lekkere lunch maken. Misschien wel met een glaasje witte wijn erbij.
23
‘Hallo, met mij. Alles goed?’ Al bij de eerste poging om contact te krijgen wordt er opgenomen. Op de achtergrond klinken geluiden alsof er een feestje aan de gang is. Nora probeert zich te herinneren wat Janine haar verteld heeft over haar bezigheden van dit weekend. ‘Waar zit je? Oh ja, …in de WesterGasfabriek.’ Ineens weet ze het weer. De Manuscripta. Drie dagen waarop schrijvers, uitgevers, boekhandelaren en andere geïnteresseerden, kennis kunnen maken met elkaar en met de producten die het komend najaar op de markt komen. ‘Ja, het ging lekker vanmorgen… Ja, ’t was redelijk vol. En jij? … Ja, ik snap het. Bel je vanavond nog? … Oké, tot horens dan. Veel plezier… Ja, ik ook van jou. Doeg!’ Een beetje teleurgesteld zet Nora de telefoon terug in de houder. Ze had het kunnen weten, maar toch… Als Janine met haar werk bezig is heeft ze geen tijd voor kletspraatjes. Dan kan ze best wel bot overkomen. Janine werkt bij een uitgeverij. Ze heeft een aantal auteurs in haar portefeuille. Die begeleidt ze vanaf het moment dat haar bazin besloten heeft dat hun werk past binnen het fonds van de uitgeverij. Vaak zijn het boeken met een spirituele boodschap. Onvoorstelbaar hoeveel mensen hun ervaringen op papier zetten en dan hopen dat een uitgever er brood in ziet. Af en toe brengt Janine wel eens iets mee. Nora heeft er zo haar bedenkingen bij. Het lijkt wel een trend. Iemand beschrijft in een interview in de krant een bijna-doodervaring en ineens duiken er tientallen manuscripten op van mensen die iets dergelijks hebben meegemaakt. Maar Janine neemt haar taak heel serieus. ‘De wereld verandert. De nieuwe generatie is veel sensitiever, is op de wereld gekomen om ons verder te helpen, oplossingen te bieden voor de problemen die wij en de generaties voor ons gecreëerd hebben… Er zijn al heel veel kristalkinderen alleen we herkennen ze niet. Ouders weten niet wat ze met hen aan moeten en vinden ze maar vreemd en onhandelbaar. En als we niet oppassen dan gaan die kinderen een heel ongelukkige toekomst tegemoet.’ Samen hebben ze er al menig gesprek over gehad. Is onze maatschappij wel klaar om die kinderen te ontvangen? Wie kan hen
24
begeleiden? Vormen ze niet een enorm gevaar voor het grootkapitaal? En hoe past dit alles in de christelijke levenshouding? Het is best interessant en sommige dingen die Janine aandraagt zijn ook hoopgevend. Maar als ze dan in de kranten leest over de ellende die mensen elkaar aandoen. Jonge mensen ook. Losgeslagen, stuurloos… Ook hier in het oosten van het land. Het drankgebruik onder de jongeren is enorm. Waar de jeugd precies mee bezig is, is Nora niet helemaal duidelijk. Ze vergiftigen zichzelf met drugs, vliegen op hun scooters van de ene party naar de andere en gedragen zich alsof ze het volste recht hebben op alles waar vooral anderen hard voor gewerkt hebben. School vinden ze maar stom en toekomst is een woord dat in hun vocabulaire niet voorkomt. Ze leven nu en willen alles. Nu. Gut, ze klinkt echt als een oude vrijster. Nora kijkt op haar horloge. Over enen. Ja, dan wordt het hoog tijd om voor haar inwendige mens te gaan zorgen. Ze heeft nog een lekkere groentesoep staan. Gekregen van één van haar parochianen. Heerlijk zoals die mensen hier nog koken. Voor een weeshuis vaak en met veel verse, zelfverbouwde groenten. Enfin, zij boft ermee. Zelf is ze niet bepaald een keukenprinses. Ook niet erg huishoudelijk aangelegd trouwens. Nou ja, zij heeft weer andere kwaliteiten. Marianne schrikt op van het geluid van de telefoon. Was ze toch weer in slaap gesukkeld! Terwijl ze naar binnen loopt kijkt ze op haar klokje: half vier. Misschien Frank of Annet? Zouden die al op hun bestemming zijn? Met een druk op het rode knopje neemt ze op: ‘Hallo..’ ‘Spreek ik met de oppas van de familie Verbeek?’ De man aan de andere kant van de lijn klinkt alsof hij een lachje moet onderdrukken. Marianne aarzelt. Je moet tegenwoordig zo voorzichtig zijn. Als je de kranten en de TV moet geloven dan is iedereen die toenadering zoekt een potentiële oplichter of een dief. ‘Met wie spreek ik?’ Het komt er kattiger uit dan ze bedoelt. ‘Ach natuurlijk. Sorry, ik begin even opnieuw. Goedemiddag, u spreekt met de opa van Daan. Groenewold is mijn naam. Past u op het huis van
25
de familie Verbeek?’ Nu is het de beurt aan Marianne om een lachje te verbijten. ‘Meneer Groenewold. Wat kan de oppas van Huize Verbeek voor u betekenen?’ Op het moment dat het haar mond uitrolt beseft Marianne dat dit gesprek wel eens een heel vreemde kant uit zou kunnen gaan. Gelukkig schiet Groenewold de bal niet in het open doel. ‘Mijn excuses dat ik u stoor. Ik belde eigenlijk omdat ik van mijn kleinzoon begrepen heb dat hij gisteren ongevraagd bij u is binnengelopen…’ ‘Ja?’ Marianne, met het beeld van de koele ontvangst bij het tuinhek van de buren nog vers in haar geheugen, neemt de kans om wraak te nemen direct waar. ‘Tja, ... nou ja, ik vraag het maar gewoon: Daan en ik, we zouden het leuk vinden om u hier in de tuin iets te drinken aan te bieden. Als het niet schikt dan heb ik daar natuurlijk alle begrip voor. Maar anders komt Daan u zo ophalen…’ Groenewold laat de zin in een vraagteken eindigen. Marianne aarzelt. Eigenlijk zou ze liever hier nog wat ongestoord van de namiddagzon genieten. Aan de andere kant, als ze aan het koppie van Daan denkt… ‘Voel het alstublieft niet als een verplichting, ik begrijp dat ik u overval…’ Groenewold heeft haar aarzeling blijkbaar opgemerkt. ‘Nee, het is goed. Heel aardig van u. Ik had gisteren al even willen kennismaken,’ hakt Marianne de knoop door. Ze heeft best dorst. En beter nu door de zure appel heen bijten dan de boel op z’n beloop laten. ‘Ik weet de weg. Daan hoeft me echt niet op te halen hoor.’ ‘Oh, maar hij is al onderweg. Ik zie u dan zo wel.’ Ze heeft de telefoon nog niet teruggezet of ze hoort de piepende banden van Daans fietsje al. Blijkbaar is hij gewend om achterom te komen want even later staat hij met een glunderend gezicht in de keuken. ‘Hallo. Ik kom je halen.’ ‘Hallo Daan. Dat heb je snel gedaan jongeman. Geef me even tijd om
26
een kam door m’n haar te halen en dan ga ik met je mee. Hier,’ Marianne houdt hem een blik voor dat ze gisteren heeft gevuld met kaakjes, ‘daar lust je er vast wel één van.’ Daan doet een greep in het blik en verdwijnt met stoere pas weer naar buiten. Vijf minuutjes later lopen ze samen de weg terug naar het huis van Daans opa. Aan heel zijn houding kan Marianne zien dat het joch zich heel belangrijk voelt op deze missie. Met zijn fiets aan de hand loopt hij naast haar. Af en toe werpt hij een blik opzij. Niet naar haar, maar naar de huizen aan weerskanten van de straat. Alsof hij bang is dat iemand hem de vangst zal afsnoepen. Marianne lacht stilletjes in zichzelf. Nou, als dit de houding van de kleinzoon is, wat moet ze dan verwachten van de grootvader? Deze keer staat het hek open. Vanachter de bomen komt een man tevoorschijn. Een lange man, eind zestig, schat ze. Nog een volle kop met haar. Donkerrood T-shirt op een duidelijk veel gedragen spijkerbroek, blote voeten in leren slippers. Zo te zien een buitenmens. Ondanks de weinige zonuren van de afgelopen zomer zijn z’n armen en gezicht behoorlijk gebruind. Hij heeft hen ongetwijfeld horen aankomen. ‘Hallo, welkom. Ik ben Arjan Groenewold. Ik zie dat onze Daan u veilig hier gebracht heeft.’ Terwijl hij dat zegt werpt hij een liefdevolle blik op het kind en geeft hem een aai over z’n stekelhoofd. ‘Goed gedaan, knul.’ Daan glimt. Met zijn fiets nog steeds aan de hand verdwijnt hij naar achteren. Marianne kijkt hem glimlachend na. Dan herpakt ze zich. ‘Hallo, ik ben Marianne ten Cate.’ Dat ze de oppas is, laat ze maar achterwegen. Dat wist hij al. Een beetje verbaasd kijkt hij haar aan. ‘Ik zag je vanmorgen in de kerk…’ ‘Ja,’ beaamt Marianne, ‘dat kan kloppen. Ik heb u niet gezien. Maar voor mij waren er dan ook alleen maar vreemde gezichten.’ Even lijkt hij van z’n à propos. Dan schudt hij het hoofd.
27
‘Kom, ik zal even voorgaan. Tenslotte hebben Daan en ik een belofte gedaan.’ Met kordate stappen brengt hij haar naar een terras dat door de bomen volledig aan het zicht was onttrokken en maakt een uitnodigend gebaar naar het tuinstel. ‘Zoek een lekker plekje uit. Wat mag ik inschenken? Glaasje witte wijn misschien? Kunnen we toasten op deze kennismaking. En zullen we dat ‘u’ dan ook maar direct vergeten? We zullen elkaar hier in de buurt wel vaker tegenkomen. En met dat formele gedoe heb ik eerlijk gezegd niet zoveel.’ ‘Goed. Graag, ik bedoel...’ Marianne zou er bijna van gaan stotteren. Wat een waterval stort die man over haar uit. Dat is wel even anders dan de ontvangst van gisteren. ‘Een glaasje wijn gaat er rond deze tijd wel in. En met de rest, ja, daar kan ik me ook wel in vinden.’ Ze knikt hem bemoedigend toe voordat ze aanschuift aan de ronde houten tafel. Terwijl haar gastheer verdwijnt om voor de drankjes te zorgen, kijkt Marianne om zich heen. Het terras ligt aan de woonkamerkant van het huis. Groenewold is daarin verdwenen door de openslaande deuren. De tuin lijkt groot, ziet er verzorgd uit, maar door de indeling kan ze niet goed zien hoeveel ruimte hij in beslag neemt. De borders lopen halfrond en staan vol hoge grassen, wilde bloemen en heesters. Naar achteren en opzij wordt het zicht belemmerd door bomen. Daartussen meent ze een houten schuur te zien. Maar of die bij dit perceel hoort is niet duidelijk. Eigenlijk heeft ze nog geen flauw idee hoe dit wijkje is ingedeeld. Ze heeft gisteravond de auto genomen om even naar het winkelcentrum te rijden. Een ritje van niks maar wel zo makkelijk omdat ze van plan was om voor een paar dagen in te slaan. Annet had haar laten beloven dat ze gebruik zou maken van de fietsen die in de berging stonden. ‘De omgeving leent zich ervoor en als het een beetje mooi weer is en er staat niet te veel wind, dan is het een ideale manier om de omgeving te leren kennen.’ Marianne is zeker van plan van het aanbod gebruik te maken. Van de damesfiets in ieder geval.
28
Met een blad vol lekkers, drie glazen, een karaf wijn en een blikje sinas, stapt Arjan het terras op. ‘Restanten van een feestje gisteren,’ verklaart hij met een knikje naar de blokjes kaas, leverworst en droge worst. ‘Mijn dochter had met goed gevolg een examen afgelegd en wilde dat in kleine kring nog even vieren.’ Vaardig schenkt hij de glazen vol. ‘Daan, waar zit je? Kom je ook even wat drinken?’ Alsof hij om de hoek had staan wachten komt Daan tevoorschijn. Een beetje verlegen nu. ‘Zo, en geef mevrouw Ten Cate nu eerst maar eens netjes een hand en stel jezelf voor.’ Daan kijkt z’n grootvader aan alsof hij wil protesteren. Ze wist toch al hoe hij heette? Maar, blijkbaar was hij gewend dat opa’s wil wet was in dit huis. Gehoorzaam loopt hij op Marianne toe, steekt zijn knuistje uit. ‘Ik ben Daan. Ik logeer hier. Dit is mijn opa.’ ‘Hallo Daan. Prettig om nu officieel kennis met je te maken. En bedankt dat je me hebt opgehaald. Je bent een vriend van Jordi toch?’ Marianne hoopt dat ze hiermee het kind nog even aan de tafel kan binden. Het is zo’n heerlijk onbevangen joch. Gewoon een plezier om naar te kijken. De truc werkt niet. Daan knikt alleen maar. Neemt dan het glas met sinas, laat z’n blik eerst naar de schotel met lekkers en vervolgens naar hen beiden gaan. ‘OK, het is goed hoor Daan. Pak maar wat lekkers mee. Was je in de boomhut?’ Daan knikt. ‘Mag ik nu weer gaan?’ En voordat er antwoord komt is hij al verdwenen. Arjan houdt de schotel aan Marianne voor en vertelt ondertussen dat Daan voor een paar daagjes hier gestald is. Hij woont met zijn ouders net over de grens. Daar zit hij ook op school. En de scholen in Duitsland beginnen pas volgende week. Zijn ouders hebben een druk bestaan en wilden er graag een paar dagen samen tussenuit. Dit was voor alle
29
partijen een prima oplossing. Terwijl hij praat kijkt Arjan nog even met een zachte blik in de richting waarin Daan is verdwenen. ‘Ja, heerlijk om het joch hier om me heen te hebben. Maar, wat brengt jou deze kant op? Sorry, eerst een toast? Op een plezierig verblijf ?’ ‘Daar zeg ik geen nee tegen.’ Marianne heft haar glas en tikt het voorzichtig tegen het zijne. Het geeft haar tijd om over het antwoord na te denken. Hoewel hij heel innemend overkomt is het misschien nog wat vroeg om hem te vertellen over de lange weg die ze heeft afgelegd en die haar nu hier, en in deze prachtige tuin, heeft doen stranden. Ja, zo voelt het een beetje. Gestrand. Even rust, even bijtanken. Het verleden laten voor wat het is. Genieten van dit moment. ‘Ik kreeg de kans om een sabbatical op te nemen. Vrienden attendeerden me op de advertentie van de familie Verbeek. Ze wilden het huis graag voor een jaar verhuren. Ik nam contact op. We zijn het eens geworden en nu ben ik dus hier.’ Zo simpel was het niet, maar voor het ogenblik kon het ermee door. Arjans blik deed haar vermoeden dat hij wel voelde dat er meer achter stak, maar gelukkig liet hij het erbij. ‘Je had het slechter kunnen treffen,’ was zijn tactische reactie. ‘Westerwolde is één van de mooiste plekjes van Groningen. Nog onontdekt door het massatoerisme. En wij, de huidige bewoners, hopen van harte dat het zo blijft.’ ‘Huidige bewoners?’ Marianne begrijpt niet helemaal waar dat op slaat. ‘Ach,’ haast Arjan zich zijn uitspraak te verklaren, ‘in feite wonen hier maar weinig echte Groningers. Er is heel veel import. Van sommigen zijn de ouders hier uit het Westen voor werk naartoe gekomen. Anderen, zoals ik, vertrokken ooit maar kwamen weer terug en weer anderen komen hier als pensionado. Lekker rustig genieten van hun oude dag en potverteren. Daarbij is dit stukje ook eigenlijk niet echt Gronings. Je zou het kunnen vergelijken met Vaals, een soort drielandenpunt. Westerwolde ligt in Groningen, op de grens met Drenthe en Duitsland. Als we nu op de fiets stappen zijn we in tien minuten de grens over. Vroeger
30
werd hier volop gesmokkeld. Tja, dat waren nog eens tijden.’ Een beetje dromerig staart hij over zijn glas. Marianne waakt ervoor hem te storen. Wat hij vertelt is een heel ander verhaal dan wat ze tot nu toe over deze streek te horen heeft gekregen: ‘Wat heb je daar nu te zoeken? Al kreeg ik duizend euro toe, dan ging ik daar nog niet heen. Wat een uithoek.’ Zelf had ze eigenlijk geen flauw idee. Ze was nog nooit in deze regio geweest. De rit was haar wel tegengevallen. Vooral het laatste stuk. Zwolle voorbij had ze gedacht dat ze het meeste wel achter zich had liggen. Maar eenmaal van de snelweg af, viel de afstand toch tegen. Vooral in tijd. Op de smalle wegen tussen de landerijen door mocht je dan weliswaar tachtig maar iedere keer was daar dan weer een dorp met aanpassingen naar zestig, vijftig en zelfs een keer dertig. En ze had ook nog een tijdje achter zo’n landbouwvoertuig moeten hangen. Nou ja, ze was er en voorlopig ging ze even nergens meer naar toe. Bestemming bereikt zoals de Tom-Tom dat zo prachtig kon zeggen. Arjan was heel even verdiept in zijn eigen herinneringen. Voornamelijk leuke herinneringen. Aan zijn tienerjaren. Met de grote jongens in het weekend de grens over. Op zoek naar vertier. Naar meisjes en bier. Dan schrikt hij op uit zijn overpeinzingen. ‘Sorry, ik ben een slechte gastheer. Zal ik je glas nog eens vullen? En help me met het leegmaken van deze schaal, wil je? Anders moet het straks de biobak in. Dat zou toch wel jammer zijn.’ Marianne neemt nog wat van de schaal en houdt haar glas bij. ‘Eentje dan nog. Ik zou vanavond toch graag mijn spulletjes eens uitpakken. En dan is het wel zo prettig als ik morgen nog weet waar ik ze gelaten heb. Niet dat het niet lekker is of zo, maar …’ De rest van de zin laat ze in de lucht hangen. Hij snapt het volkomen. Put zich uit in excuses omdat hij haar nauwelijks de tijd heeft gegeven zich te settelen. Alleen het was zulk mooi weer en Daan bleef maar vertellen over de oppas bij Jordi die er niet was. Nou ja, de oppas wel maar Jordi niet. Waarop ze allebei in de lach schieten. Het is natuurlijk ook grappig: een volwassen man die een kind als excuus gebruikt om kennis te maken met een onbekende vrouw die op het huis van de buren past.
31
Nog even en Marianne zou het idee kunnen krijgen dat niet zij maar hij de echte oppas is. ‘Nou,’ neemt Marianne het heft in handen, ‘ik ben blij met dit uitstel hoor. Eerlijk gezegd was ik ingedut in de tuin na de lunch. Het zou zonde zijn geweest als ik deze prachtige middag helemaal had verslapen. Trouwens, wat een schitterende tuin is dit. Grenst dit perceel aan dat van de familie Verbeek?’ ‘Als je kunt lopen met een halfvol glas in de hand, wil ik je best wel even rondleiden?’ Arjan is al opgestaan. Alsof hij zich ongemakkelijk begint te voelen in haar nabijheid. Of misschien heeft hij inmiddels wel spijt van zijn spontane uitnodiging. Marianne staat ook op, neemt nog een slokje wijn en besluit het glas op tafel te laten staan. Lopen, praten en rondkijken met een glas in de hand is haar toch wat te veel van het goede. De tuin is niet eens zo erg groot. Maar wel schitterend aangelegd. Arjan vertelt over het architectenbureau waar zijn vader eind jaren zestig werkte. Over het nieuwbouwproject in dit deel van het dorp en hoe zijn ouders daar de kavel hadden gekocht. ‘Misschien laat ik je de originele tekeningen nog wel eens zien. Ze besloten in te stappen in het project en hun eigen huis te ontwerpen. Samen met enkele collega’s waaronder een tuinarchitect. En zo is dit wijkje tot stand gekomen. Spraakmakend in die jaren vanwege de duidelijk Deense invloeden. Zo helemaal niet Gronings.’ Het project had, volgens Arjan, landelijk de aandacht getrokken. Hij had nog krantenknipsels en tijdschriften uit die periode. Er was ook een boek verschenen, over architectuur in de jaren na de oorlog, waarin de wijk als vernieuwend werd aangemerkt. Marianne vond het allemaal heel interessant. Ze kon merken dat hij enthousiast was over wat hier tot stand gebracht was. En trots ook op wat zijn ouders daaraan hadden bijgedragen. ‘Leven je ouders nog?’ Marianne schatte hem wel ouder dan dat zijzelf was maar kon zich, nu ze hem van nabij meemaakte, toch moeilijk voorstellen dat hij al naar
32
de zeventig op weg was. Als ze zou moeten gokken dan hield ze het op vijfenzestig. Met twintig tot vijfentwintig daarbij moesten zijn ouders nu tegen de negentig lopen. De kans dat ze beiden nog in leven waren was niet erg groot. ‘Mijn moeder nog wel. Ze woont in Emmen. Mijn vader overleed vijftien jaar geleden. Ik was net voor mezelf begonnen. Twee jaar daarna heeft mijn moeder het huis aan mij overgedragen.’ Intuïtief voelt Marianne dat ze op dit moment beter niet verder kan vragen. Als hij details kwijt wil dan komt dat vanzelf wel. ‘De overige huizen uit het project zijn inmiddels ook allemaal in andere handen overgegaan. Van de oude garde, de collega’s van mijn vader, is niemand meer over. De wijk verjongt. Met name de villa’s zijn erg gewild. Hoofdzakelijk gezinnen. Meest tweeverdieners met kinderen op de lagere school. De bungalows zijn meer in trek bij pensionado’s. Te klein voor de smaak van de jongere generatie. Maar ik vind juist die bungalows zo fraai. Vanaf de straat vallen ze nauwelijks op maar eenmaal binnen waan je je in het paradijs.’ Marianne kan het alleen maar beamen. Van wat ze tot nu toe gezien heeft is er hier van burenoverlast geen sprake. Iedere woning heeft een grote tuin rondom met een eigen oprit. Als je de buren wilt zien dan moet je er echt naartoe. En terwijl ze in de tuin zat heeft ze ook geen geluiden uit de naastgelegen percelen gehoord. Een verademing na het drukke gedoe waar ze aan gewend geraakt is. Trouwens, wat ook opvalt is dat er geen verkeersruis is. De laatste keer dat ze op bezoek was bij haar moeder op de camping had ze zich gestoord aan het onafgebroken lawaai van de snelwegen eromheen. Toen ze het ter sprake bracht, wuifde haar moeder dat weg. Die had er totaal geen last van. Had niet eens gemerkt dat er een nieuw stuk snelweg geopend was. Tja, doof worden kon ook z’n voordelen hebben. ‘Het is heerlijk hier,’ bevestigt Marianne. ‘Ik ga helemaal bijkomen. Dat weet ik nu al.’ ‘Als de buren tenminste niet te veel beslag op je gaan leggen,’ grapt Arjan.
33
Alsof hij hierop had staan wachten komt Daan van achter de schuur tevoorschijn. ‘Kom je even kijken naar mijn boomhut? Die heb ik samen met opa gemaakt.’ ‘Een echte boomhut? Ja, die wil ik wel eens zien.’ En met een verontschuldigende blik naar haar gastheer laat Marianne zich meetrekken. Daan wijst naar een hoek van de tuin waar ze nog niet geweest zijn. Verscholen tussen de bomen is een open plek met een bankje van boomstammen. ‘Mooi hier, maar waar is de hut?’ Daan lacht. ‘Goed verstopt, hè?’ Hij wijst naar een dikke stam achter het bankje. ‘Kom maar mee.’ Aan de achterkant is een trap tegen de stam gezet. De sporten verdwijnen in het dichte bladerdak. Marianne kijkt omhoog. ‘Moet ik hier naar boven?’ ‘Durf je dat? Zal ik eerst gaan?’ Voordat ze heeft kunnen antwoorden is Daan al als een aap naar boven geklommen. Marianne kijkt nog even bedenkelijk maar volgt dan tree voor tree. Tussen de eerste stevige takken is een platform gebouwd met een ruimte in het midden waar de trap in doorloopt. Als ze haar hoofd boven het plankier uitsteekt krijgt ze een indruk van het knappe staaltje huisvlijt dat hier is uitgevoerd. Daan is nergens meer te bekennen. Heel lang geleden, herinnert Marianne zich ineens, heeft ze ook eens zo’n soort bouwsel gezien. In Disneyland. Groter, maar toch. ‘Hallo… Daan, waar zit je?’ Zo’n twee verdiepingen hoger ziet ze zijn guitige koppie tevoorschijn komen. ‘Gaaf hè?’ ‘Oeps, zo hoog? Dat durf ik niet hoor. Maar ik vind het wel heel erg mooi hier.’ Marianne kijkt voorzichtig om zich heen. Wat een ervaring om zo tus-
34
sen de bladeren door naar de omringende tuinen te kunnen kijken. Weg is ook haar illusie dat ze op haar eigen terras geen inkijk heeft. Die deugniet heeft vast gezien dat ze weer lag te slapen vanmiddag. ‘Het spijt me Daan, maar ik kom echt niet hoger. Ik heb een beetje hoogtevrees.’ In een mum van tijd is Daan weer beneden. ‘Zullen we dan maar teruggaan?’ ‘Lijkt me een goed idee. Misschien heeft je opa nog wel wat lekkers voor ons bewaard.’ En dat heeft hij. Met een brede glimlach op zijn gezicht zit Arjan op het terras. ‘Leuk?’ ‘Geweldig. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen. Ik waande me even in Disneyland.’ Daan schuift nu ook aan. ‘Dat hebben we vorig jaar gemaakt, hè opa? Toen ik bij jou op vakantie was. En Jordi heeft ook geholpen.’ Enthousiast vertellen grootvader en kleinzoon over hoe ze stap voor stap de constructie hebben gemaakt. Hoe ze gezaagd en getimmerd hebben en hoe er steeds weer een stukje bijkwam. Marianne neemt het tafereel met aandacht in zich op. Zoals deze man met z’n kleinzoon omgaat. Ieder kind zou zo’n opa moeten hebben. Ondertussen gaat de schaal met hapjes nog een paar keer rond. Weinig kans dat er nog iets in de biobak verdwijnt. Knus ook, zoals ze hier met z’n drietjes zitten. Ze nipt nog maar eens uit het glas. Wil het moment graag vasthouden. Anderzijds, het wordt ook tijd om op te stappen. De zon is achter de bomen verdwenen en direct zakt ook de temperatuur. Daaraan merk je toch dat de zomer voorbij is. Arjan lijkt haar opkomende onrust aan te voelen. ‘Het wordt een beetje frisjes hè? Zullen we naar binnen gaan?’ Marianne bedankt vriendelijk maar beslist. Heel fijn dat ze even kennis hebben gemaakt. En heel aardig ook dat hij haar zo heeft verwend. Maar…
35
Na nog wat beleefdheden over en weer neemt ze afscheid. Uitgezwaaid door Arjan en Daan loopt ze terug naar haar eigen stek. Dit was toch even anders dan de ontvangst gistermiddag. Wie zou die norse vrouw geweest zijn? Te jong om zijn moeder te zijn, te oud om zijn vrouw te zijn. Trouwens, van een vrouw heeft ze geen spoor kunnen ontdekken. De moeder van Daan was het ook niet. Nou ja, het was verder ook niet belangrijk. Ze ging maar eens proberen haar eigen stek een beetje eigen te maken. Tenslotte was ze hier niet heen gekomen om per kerende post weer terug te gaan.
36
HOOFDSTUK 4
Nora’s zondagmiddag verloopt anders dan ze had gedacht. Rond een uur of drie, net als ze zich met een stapel kranten en tijdschriften op het terras heeft geïnstalleerd, gaat de telefoon. De nummermelding geeft geen herkenning. ‘Met Nora…’ Ze herkent de stem van haar moeder maar kan in eerste instantie geen woord begrijpen van wat er andere kant van de lijn gezegd wordt. Het Groningse dialect is haar niet vreemd maar haar moeder komt maar moeilijk uit de woorden. Huilt ze? ‘Hé Ma, even rustig aan. Wat is er aan de hand?’ Met stukjes en beetjes komt het verhaal eruit. Vanmorgen is haar vader gevallen in de badkamer. Haar moeder had hem gevonden. Er was bloed geweest en hij leek niet bij kennis. Ze had de dokter gebeld die geen dienst bleek te hebben en toen maar 112. Er was een ziekenwagen gekomen. De broeders waren erg behulpzaam geweest. Hadden haar Pa ingeladen en haar erbij en toen waren ze met loeiende sirene naar Stadskanaal gereden. Daar hadden behulpzame mensen klaargestaan om hen op te vangen. En nu was Pa er niet meer. En zat zij in het ziekenhuis. En ze hadden haar thee gebracht en een telefoon en ze waren zo lief voor haar. Nora kan even geen woorden vinden. Haar Vader? Dood? De man die haar jaren geleden dood verklaard heeft, dood? Helemaal niets wilde hij meer weten van de dochter die haar leven en haar eer zo nodig moest vergooien in de poel des verderfs die Amsterdam in zijn ogen was. Zelf was hij zijn hele leven nooit verder gekomen dan de boerderij. De wereld interesseerde hem niet. Televisie kwam er niet in. ‘Ik kom naar je toe, Ma.’ Met een helderheid waar ze zelf verbaasd over is, sluit ze haar huis af. De kat zal zich wel redden. Er zit een luik in de keukendeur en z’n bak had ze al gevuld.
37
Haar tas, altijd voor het grijpen, met papieren, mobiele telefoon en wat contanten erin, pakt ze in het voorbijgaan mee. De autosleutels hangen aan een haakje naast de voordeur. Wat een geluk dat ze zaterdag heeft getankt. Druk is het niet op de weg. Wat fietsers op de daarvoor geëigende paden en dat is het wel. Volgende maand zou hij tachtig worden. Nora realiseert zich dat ze eraan heeft gedacht. Hoe jammer het was dat ze daar geen feest van konden maken met elkaar. Ze had hen graag geholpen. Buren en vrienden uit de omgeving erbij, verre familieleden. Tachtig is toch een soort mijlpaal die je niet zomaar voorbij laat gaan. En ook al worden de mensen tegenwoordig steeds ouder, het blijft een gezegende leeftijd. En nu hoeft het niet meer. Nu is er zelfs geen gelegenheid meer om afscheid te nemen van die koppige ouwe boer. Ze moet moeite doen om te voorkomen dat de tranen haar het zicht op de weg ontnemen. Het zou een mooie boel worden als zij met de volgende ambulance zou worden afgeleverd in het ziekenhuis waar haar vader nu waarschijnlijk onder een wit laken ligt. Om van erger nog maar te zwijgen. Het feit dat ze het enige kind is van deze twee mensen had heel lang een last op haar schouders gelegd. Hun verwachtingen waren zo hoog gespannen. Zou ze met een gezonde boerenknul thuiskomen? Zou ze voor nageslacht gaan zorgen? De boerderij was al aan vernieuwing toe toen Nora nog op de lager school zat. Haar ouders waren toen al oud, zeker in de ogen van een tiener. Vaag kan ze zich haar grootvader van vaders kant nog herinneren. Een stille, in zichzelf gekeerde, oude man op van die instapsloffen met een rood/groen/bruin patroon, lurkend aan zijn kromme pijp of pruimtabak kauwend, waarbij hij dan regelmatig een straal bruin vocht in een schaal naast z’n stoel spoot. De spetters zaten nog steeds op de stoelbekleding, aan de kant waar die schaal had gestaan. Andere grootouders had ze nooit gekend. Grootvader had altijd bij hen gewoond. Toen ze in de derde klas van de lagere school zat ging hij dood. Ze had hem niet gemist. Hij was gewoon verdwenen. De ene dag zat hij nog in z’n stoel en de andere dag was ie weg. Tenminste, zo is het in haar herinnering. Er werd ook nooit meer over hem gesproken.
38
Geruimd. Zoals dat soms gebeurde met varkens of met koeien. Daar sprak je ook nooit meer over. En nu was de zoon van die man doodgegaan. Hoe zou hij naar dit moment toegeleefd hebben? Van wat ze uit het weinige contact met haar moeder had meegekregen, was hij nooit ziek. Hij ging niet meer naar de kerk, had zelfs de bijbel uit huis verbannen. Dag in dag uit werkte hij op de boerderij. Huurde alleen hulp in als dat echt nodig was. Regelde zijn zaken binnen de corporatie. Ging één keer per jaar naar de ledenvergadering van de bank. Boeren onder elkaar. Daar kwam geen buitenstaander tussen. En zeker geen lesbische Amsterdamse vriendin van zijn enige dochter. De eerste jaren nadat ze met haar studie was begonnen hadden ze nog wel contact gehad. Misschien dat hij toen nog hoopte dat ze op haar schreden zou terugkeren. Alsnog een boer aan de haak zou slaan. Maar toen ze twaalf jaar geleden vroeg of ze een vriendin mocht komen voorstellen had hij definitief de deur dichtgegooid. Hoe erg hij tekeer gegaan was heeft haar moeder nooit verteld. Wel dat hij haar voor de keus gesteld had. Ze had begrip gevraagd voor haar keuze. Hij was haar man. Ze kon hem toch niet alleen laten op die in verval rakende boerderij? Over hoe haar moeder dit verlies zal verwerken kan Nora zich geen voorstelling maken. Hoe goed kennen ze elkaar nu eigenlijk? Enfin, de toekomst zal het leren. Nu is het tijd om er voor haar te zijn. Tijd om samen te doen wat er gedaan moet worden. Tijd om Pa een waardige begrafenis te geven.
39
HOOFDSTUK 5
Als Marianne, aan het eind van haar eerste week in Westerwolde, haar dagboeknotities terugleest, doet ze dat met een glimlach op haar gezicht. Het is zaterdagmiddag en alweer een prachtige herfstdag. Op het terras achter het huis is het zelfs warm. Ze heeft een kan gekoeld water en een glas op tafel staan. Onder de grote parasol is het heerlijk toeven. Is het werkelijk pas een week geleden dat ze hier aangekomen is? Vanaf het moment dat ze uit haar auto stapte voelde ze zich eigenlijk al thuis. En dat gevoel is de afgelopen dagen alleen maar sterker geworden. Wat een prachtige plek is dit. Er is een rust over haar gekomen die ze zich alleen maar herinnert van de vakanties vroeger met haar ouders. Als klein kind. Ze hadden het niet breed in de jaren vijftig. Maar het huisje dat om het jaar werd gehuurd kan ze zich nog wel voor de geest halen. In Velp. Een meisje dat af en toe kwam spelen. Opa en Oma die voor een weekje met de jongste ooms meekwamen. Wandelingen door de bossen, een uitstapje naar ‘De Bedriegertjes’ in Arnhem, met Opa en Pa een ochtendwandeling naar de Posbank. Later was er ook een zusje. Zelf zat ze toen al op de lagere school. Herinneringen aan grote en kleine reizen volgen elkaar in snel tempo op: Valkenburg, eerst met de hele familie en later, een jaar na haar eindexamen van de middelbare school, samen met een vriendin. Spannend wel. Eigenlijk had ze toen net verkering. Maar die jongen ging met vrienden weg. En tijdens die vakantie waren er weer andere jongens. Voor één of twee avondjes. Thuis hadden ze het druk met het tweede zusje. Dat ging naar de kleuterschool. De eerste buitenlandse reizen had ze nog met de familie gemaakt. Met de trein naar Kitzbühl, een vakantie in Luxemburg… Toen waren daar ook ooms. Alleen was zij toen al aan het puberen en de ooms vonden dat wel interessant. Geen
40
leuke herinnering. De eerste verkering had geen jaar stand gehouden. De tweede kwam pas jaren later. Vreemd, uit de tijd tussen die twee herinnert ze zich geen vakanties, wel mannen. Een vertegenwoordiger die advies uitgebracht had over meubilair voor de sociëteit die ze, samen met oud-klasgenoten, aan het oprichten was. Haar eerste baas na afloop van een bezoekje aan de beurs in Utrecht. Zestien of zeventien was ze toen. Beiden hadden de auto op een donker plekje gezet. Beiden hadden nul op het rekest gekregen. Maar de laatste had er wel toe bijgedragen dat ze van baan veranderde, in een andere stad ging werken en nog later solliciteerde, en aangenomen werd, bij een reisbureau. Eenentwintig was ze toen. Het echte leven was begonnen. De eerste vliegvakantie alleen had ze geboekt bij het reisbureau waar ze een half jaar later ging werken. Ze was nog maagd geweest. Toen ze na drie weken terugkwam op Schiphol, was ze dat niet meer. In de maanden daarna correspondeerde ze nog een poosje in het Spaans, maar al snel was daar die knul op de soos waar ze zo prettig mee kon praten. Tekenaar was hij. Bij een architectenbureau in Amstelveen. Maar, zo vertelde hij, hij stond ingeschreven bij een hulporganisatie waarvoor hij uitgezonden zou worden naar Afrika. Ze zag haar leven al voor zich: je inzetten voor een goed doel, samen met een liefhebbende man, in Afrika. Daar zou ze wel mee kunnen leven. Het was een doel om voor te gaan. Nadat ze een uitstapje hadden gemaakt naar Londen, in december, met superkorting via de zaak, had hij zijn plannen gewijzigd. Drie jaar later waren ze getrouwd. Het huwelijk had uiteindelijk bijna tien jaar stand gehouden. In die jaren had ze heel wat afgereisd. Soms alleen. Het principe ‘wie aardappelen vaart, die aardappelen eet’ was zeker van toepassing in de reisbranche. Maar ook vaak samen. Als huwelijksreis hadden ze tickets gekocht voor een trip rond de wereld: twee kopen, een halve betalen. In de hotels onderweg liet ze wel eens een visitekaartje zien met het logo van het reisbureau erop. Dan werden ze als vorsten onthaald. Verder was het een mooie gelegenheid om familieleden in Canada en
41
Australië te bezoeken. Met een extra koffer vol fotorolletjes en folders kwamen ze na zes weken thuis. Was er tijdens al die reizen een plek geweest waar ze zich zó vredig had gevoeld? Uit haar geheugen springen er twee tevoorschijn: een bankje aan de Nijl in Luxor en een dal aan de voet van een gletsjer op Groenland. In beide gevallen was ze op reis geweest met collega’s uit de reisbranche. Vrij en ongebonden had ze zich gevoeld. Zichzelf beloofd om nog eens terug te komen. Later, als ze groot was. Groenland was er nog steeds niet van gekomen. Egypte inmiddels wel. Samen met Gerard. Nog niet eens zo lang geleden. Maar het vredige gevoel had ze daar niet meer teruggevonden. Vrij en ongebonden had ze zich ook niet meer gevoeld. Zou dat het probleem zijn? Voordat ze deze gedachte verder kan uitwerken gaat de telefoon. Gewoon laten bellen, is het eerste dat in haar opkomt. Of toch maar even opnemen? Ach, ze moet nodig naar de wc. Kan ze onderweg net zo goed even opnemen. ‘Hallo…’ ‘Ook hallo, Groenewold hier. Had ze nou maar laten bellen. ‘O, hallo Arjan. Kan ik je zo even terugbellen?’ ‘Dat mag, maar ik wilde eigenlijk vragen of ik even bij je langs mag komen. Ik wou je iets vragen en doe dat liever niet over de telefoon.’ ‘Gut, ja… natuurlijk. Geef me tien minuutjes.’ Kan ik even plassen en een kam door m’n haar halen, denkt ze. Alleen zoiets zeg je natuurlijk niet. ‘OK, tot zo dan.’ Marianne doet wat ze wilde doen en natuurlijk nog iets extra’s ook: vleugje lipstick, deo en een wolkje Y. Haar lievelingsgeur van Yves Saint Laurent. De wespen zijn er ook dol op, heeft ze ontdekt. Vandaar dat ze het de laatste tijd vaak achterwege laat. Maar ja, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, hè? Arjan komt, in tegenstelling tot zijn kleinzoon, via de voordeur. Iedere keer als er iemand aan de ouderwetse bel trekt, schrikt Marianne zich
42
een ongeluk. Voordeel is wel dat je hem door het hele huis hoort en… je hoeft nooit batterijen te verwisselen. ‘Hallo, kom erin.’ Ze gaat hem voor naar de woonkamer. ‘Wat kan ik voor je betekenen?’ Arjan blijft hangen bij de grote eettafel die de ruimte opvult tussen de verdiepte woonkamer en de open keuken. Op haar uitnodigend gebaar trekt hij een stoel naar achteren en schuift aan. Zelf zit ze hier ook vaak, als ze tenminste niet buiten is. Zo lekker met de krant helemaal uitgevouwen of met een puzzel. Daar kan geen TV tegenop. ‘Tja, ik zal maar gelijk met de deur in huis vallen. Zou jij misschien voor een weekje bij een buurvrouw iets verderop een kat te eten willen geven en af en toe daar de bak verschonen?’ Haar gezicht moet boekdelen gesproken hebben. Zij een kat verzorgen? ‘Laat me het alsjeblieft uitleggen. Ik weet dat ik zoiets eigenlijk niet zou moeten vragen aan iemand die hier nog nauwelijks is ingeburgerd, maar dit is een beetje bijzonder geval.’ Marianne is er inmiddels zelf ook maar bij gaan zitten. Ze is te verbouwereerd om iets te zeggen. En dat komt niet vaak voor. Zou iedereen hier zo direct zijn? Is dat een beetje de volksaard misschien? Enfin, eerst maar eens horen wat hij te vertellen heeft. ‘Het betreft onze dominee. Je hebt haar afgelopen zondag horen preken. Wat vond je ervan?’ Gut, wat moest ze daar nou weer op antwoorden. Ze had die zondag nauwelijks tijd gehad om over de preek na te denken. En eerlijk gezegd was dat kerkbezoek in de dagen daarna ook al snel in de vergetelheid geraakt. Zoveel nieuwe indrukken, zoveel te ontdekken. Ze neemt wat tijd om haar geheugen op te frissen. De verrassing van die jonge vrouw op het preekgestoelte, het onderwerp van de eeuwig schuldige vrouw en de draai die de predikante eraan gegeven had. De vrouw als gangmaker om nieuwsgierig te blijven, nieuwe dingen te ontdekken en de Schepping te verkennen. Zoiets. En ook over vergeving. Hoop en Liefde. ‘Tja, ik vond haar best moedig,’ is tenslotte Marianne ’s reactie. ‘Ook wel een feministische benadering die ze daar neerlegde.’
43
Arjan lijkt opgelucht. ‘Ik had gehoopt dat je zoiets zou zeggen. Maar het blijft natuurlijk altijd moeilijk om iemand die je nog niet goed kent op de juiste manier in te schatten. Onze dominee is een heel bijzonder mens. En dat vind gelukkig ons hele kerkbestuur. Haar verhaal zul je misschien binnenkort wel te horen krijgen maar voor nu is het voldoende als ik je vertel dat haar vader overleden is, ongeveer op het moment dat zij afgelopen zondag de kerk binnen stapte.’ Hij laat een pauze vallen zodat Marianne even gelegenheid krijgt de informatie in zich op te nemen. ‘Inmiddels heeft de begrafenis plaatsgevonden. Haar moeder woont hier niet zo ver vandaan. Er moeten een aantal zaken geregeld worden. En zij is de enige die haar moeder daarin kan bijstaan. Daarvoor moeten ze wel een paar bezoekjes in het land afleggen. En zo kom ik dus op dat verzoek aan jou: zou jij een weekje voor haar kat willen zorgen?’ Marianne snapt er nog steeds niets van. ‘Waarom ik?’ ‘Omdat je nieuw bent, vrouw en al wat ouder. Jij zou dit kunnen doen zonder dat het hele dorp gaat gonzen van de geruchten. Ik durf er een eed op te doen dat er zo drie, vier mensen uit de parochie staan te trappelen om eens een uurtje in het huis van onze dominee rond te snuffelen. En als ik de taak op me neem dan zullen er genoeg mensen zijn die daar conclusies uit trekken die kant nog wal raken. Het is hier een dorp en iedereen kent iedereen. Of denkt iedereen te kennen. En dat is soms nog erger.’ Arjan schrikt zelf een beetje van de bitterheid die in zijn stem doorklinkt. ‘Sorry, maar misschien ben ik ook niet de juiste persoon om het uit te leggen. Als je wilt neem ik je morgen mee naar Nora Hiddema. Kunnen jullie kennismaken en kan je daarna beslissen. Was je trouwens nog van plan om morgen de dienst bij te wonen?’ Marianne knikt. ‘Ja, alleen heb ik gezien dat er een andere predikant zal zijn. Is dat vanwege het overlijden van haar vader?’
44
Arjan vertelt dat er met wisseldiensten gewerkt wordt. ‘De gemeente bestaat uit verschillende parochies. Ons dorp is er één van. Om te voorkomen dat mensen wegblijven omdat de vaste predikant hen niet aanspreekt, wordt er gewisseld. Zo is er meer kans dat mensen naar de kerk komen en die ene, waar ze het niet zo op hebben, voor lief nemen. Het werkt. We hebben hier een trouwe kern van zo’n zestig kerkgangers. Al jaren. Maar, wat zeg je ervan? Morgen, na de dienst, een kopje koffie drinken. En dan zien we wel verder. Goed?’ Arjan is duidelijk iemand met overtuigingskracht. Dat heeft Marianne inmiddels wel begrepen. Als die eenmaal iets in ‘de kop het’ zoals ze dat hier zeggen, dan zal hij alles uit de kast trekken om z’n zin te krijgen. Toch wil ze zich niet te snel gewonnen geven. ‘Ik had voor morgenmiddag andere plannen. Maar tijd voor een kopje koffie na de dienst is er wel.’ ‘Fijn, dan zie ik je morgenochtend.’ Arjan is al opgestaan en onderweg naar de deur voordat Marianne zich kan realiseren dat ze hem niet eens iets te drinken heeft aangeboden. Opgelucht loopt Arjan terug naar zijn eigen huis. Niet dat hij er slapeloze nachten van had gehad, maar hij had zich wel afgevraagd hoe hij dit nu precies moest aanpakken. Na de begrafenis van de oude Hiddema was hij nog even blijven hangen voor een persoonlijk gesprekje met moeder en dochter. Was er iets wat hij voor hen kon betekenen? Nora had geaarzeld. ‘Mag ik u bellen? Later deze week misschien?’ ‘Altijd,’ was zijn reactie geweest. ‘Al is het midden in de nacht!’ Ze had geglimlacht. Herinnerde zich ongetwijfeld ook de gesprekken die ze hadden gevoerd na het overlijden van zijn vrouw. Hij had er zoveel troost uitgeput. Nu kreeg hij misschien de kans om iets terug te doen. Gisteren had ze hem gebeld. Of ze even langs mocht komen. Ze hadden een afspraak gemaakt voor vroeg in de middag. Hier in het dorp kon je niet voorzichtig genoeg zijn. Ze arriveerde in haar auto, alsof ze op ronde was voor haar wekelijkse huisbezoekjes. Ook zij kende het klappen van de zweep. Het gesprek had nauwelijks een uurtje geduurd.
45
Maar toen ze vertrok wist hij zeker dat hij er alles aan zou doen om haar en haar moeder te helpen met het realiseren van wat nu nog vage ideeën waren. En één van die dingen was een oppas regelen voor haar kat. En dat zou wel in orde komen. Hij heeft er het volste vertrouwen in.
46
HOOFDSTUK 6
Voor Nora is het een bijzondere week geweest. Dat realiseert ze zich pas ten volle als ze de voorbereidingen treft voor het bezoek van deze morgen. Is het echt pas een week geleden dat het schokkende telefoontje van haar moeder kwam? ‘Pa is dood.’ Drie woorden die de wereld veranderen. Het ene moment is alles nog gewoon, zit je lekker in de zon na te mijmeren over de dienst die je net achter de rug hebt en dan stopt de tijd. Je gaat een andere dimensie in. Een dimensie waarin niets meer is zoals het daarvoor was. Een dimensie waarin je geconfronteerd wordt met de eindigheid van dit leven. Haar moeder zat in de hal van het ziekenhuis met haar tas stevig omklemd op haar schoot. Blik gericht op de grote draaideur. Toonbeeld van strijdlust. Vreemd genoeg was dat het eerste wat bij Nora opkwam toen ze haar moeder daar zo zag, strijdlust. Het was eigenlijk het laatste wat ze had verwacht. Wat ze dan wel verwacht had? Verdriet? Ontreddering? Ze herinnert zich alleen dat ze zelf van de weeromstuit geen enkele emotie kon tonen. Alsof alle gevoel uit haar wegvloeide. Alsof ze een vreemde condoleerde met het overlijden van haar echtgenoot. Ongeveer zoals ze dat in de afgelopen jaren al vaker had gedaan. Kalm en begripvol, dat wel, maar zonder de diepe emotionele warmte die ze bij sommige anderen zag in dit soort situaties. Gaande het proces was dat gelukkig veranderd. Als enig kind was ze uiteraard bij alle zaken betrokken die een sterfgeval nu eenmaal met zich meebrengt. Maar ze was wel het kind. Haar moeder had de touwtjes stevig in handen. Ze had een keurig bijgewerkte lijst van adressen waar een rouwkaart naartoe gestuurd moest worden. Had zelfs een tekst aangeleverd. De begrafenis moest sober. In kleine kring. Geen geestelijke. Hiddema was zijn hele leven boer geweest. Nu werd zijn lichaam teruggegeven aan de aarde die hij zijn hele leven had bewerkt. De aarde
47
die hem gegeven had wat hij nodig had voor zichzelf en voor zijn gezin. Nora had min of meer haar intrek genomen op de boerderij. Bleef ’s nachts slapen. Ze ging alleen even naar huis om de kat te verzorgen en wat telefoontjes af te handelen. En binnen het vacuüm dat zich in die paar dagen rond moeder en dochter vormde, hadden ze heel wat afgepraat. Janine had aangeboden alle afspraken af te zeggen en onmiddellijk naar haar toe te komen. Nora had het onzin gevonden. ‘Wees er voor me op de begrafenis. Dat is voldoende.’ En zo had ze tijd gekregen om haar moeder op te vangen toen de opgekropte frustraties van al die moeilijke jaren los kwamen. Stilletjes had ze geluisterd. Er was zoveel dat ze niet wist. Dat haar moeder twee miskramen had gehad voordat Nora kwam. Hoe blij ze met haar geweest was en ook hoe teleurgesteld haar vader was geweest toen de dokter vertelde dat het hierbij moest blijven. Dat een volgende zwangerschap onverantwoord was. Dat hij zich er overheen had gezet. Uitgekeken had naar de tijd dat Nora thuis zou komen met een echte kerel die later samen met haar het bedrijf zou kunnen voortzetten. Vreemd was het om pas na zoveel jaren te begrijpen waarom hij reageerde zoals hij reageerde toen ze niet aan zijn verwachtingen bleek te kunnen voldoen. Voor haar moeder was het heel moeilijk geweest. Ze hield dolveel van haar dochter. Gunde haar alle geluk op aarde. Maar ze had ook van haar man gehouden. Ooit had ze beloofd dat ze er voor hem zou zijn in goede en slechte tijden. En belofte maakt schuld. Dus was ze bij hem gebleven. Had zijn verbittering van nabij meegemaakt en er niets aan kunnen veranderen. Maar nu was hij er niet meer. En nu kon ze misschien iets goedmaken. Nora had wat verbaasd gekeken toen haar moeder dit zei. Goedmaken? Er was toch niets goed te maken? En zeker niet door haar moeder. Zelf hoopte ze dat ze, door het begrip dat ze nu kon opbrengen voor haar vader, iets kon bijdragen aan zijn zielenrust. Maar verder dan dat ging ze niet. Ze was van mening dat ieder mens, vanaf het moment dat hij volwassen is, zelf verantwoordelijk is voor het leven dat hij leeft. En dat die mens daar uiteindelijk ook zelf op afgerekend zal worden. Tijdens
48
het leven of misschien ook wel na de dood. Haar moeder had het uitgelegd. ‘Doordat ik naast hem ben blijven staan, heb ik bepaalde dingen in mijn leven niet kunnen doen. Die dingen heb ik voor me uitgeschoven in de hoop dat ik er ooit nog tijd voor zou krijgen.’ ‘Wat had je dan willen doen,’ had Nora gevraagd. ‘Ik had graag moeder geworden van heel veel pleegkinderen. En later misschien een pleegoma voor hun kinderen.’ En toen waren de tranen gekomen. Samen hadden ze gehuild en later hadden ze samen gelachen. Omdat het zo zot was je voor te stellen dat de oude, verbitterde Hiddema een liefdevolle pleegvader had kunnen zijn voor een hele schare beschadigde kinderen. Het had hen opgelucht. Ze hadden zich allebei wat ongemakkelijk gevoeld omdat ze geen echt verdriet voelden bij het heengaan van deze man. Daarna was er ruimte gekomen om herinneringen op te halen. Aan de tijd dat hij nog wel een liefdevolle echtgenoot en fijne vader was geweest. Hoe hard hij altijd had gewerkt en hoe hij had genoten van wat hij deed. Ze haalden er fotoboeken bij. Haar moeder als stralende bruid naast haar man. Staatsiefoto’s van de trouwerij. Verkleurde kiekjes van toen Nora nog een baby was, liggend op een kleed op het gras onder de kastanjeboom. Nora samen met haar vader op de tractor… Nora zucht even diep. Ja, het was een heel bijzondere week geweest. En wie weet wat er allemaal nog ging komen? Na de dienst moet Marianne nog even wachten op Arjan. Dat is bepaald geen straf. Het is nog steeds schitterend herfstweer. Warm voor de tijd van het jaar. Schuin tegenover de kerk staat een bankje vanwaar ze de uitgang in het oog kan houden. Beukenbomen zorgen voor wat schaduw. Een tapijt van gevallen nootjes bedekt het gras. Ze haalt diep adem. De zuivere lucht hier zorgt voor een prima nachtrust. Genietend van de prachtige omgeving, vraagt ze zich af wanneer ze zich voor het laatst zó ontspannen gevoeld heeft. Over het komend bezoekje maakt ze zich geen zorgen. Het is geheel vrijblijvend, heeft Arjan haar verze-
49
kerd. En een nadere kennismaking met die bijzondere predikante trekt haar wel. ‘Hallo, zat je te dromen?’ Arjan is als uit het niets naast haar opgedoken. ‘Tja, dat moet wel. Tenzij jij uit de lucht gevallen bent?’ Arjan schiet in de lach. ‘Nou, niet bepaald. Maar, er is ook nog een achteruitgang. Ik hoop trouwens dat ik je niet te lang heb laten wachten? Er waren een paar mensen waar ik nog even mee moest praten. Ik ben er nu helemaal klaar voor en… ik heb trek in koffie.’ Over een smal bospad voert hij haar richting de doorgaande weg. Marianne is verbaasd. ‘Parkeer je niet hier, achter de kerk?’ ‘Vandaag niet. De pastorie ligt hier vlakbij. Je bent er waarschijnlijk al een paar keer langs gelopen.’ Even later staan ze op het bordes van een ietwat verwaarloosde jarendertigwoning. ‘Dit soort woningen,’ vertelt Arjan, ‘in rode baksteen, met van die kleine ramen en met een hoog puntdak, zijn kenmerkend voor de streek. Zelfs veel nieuwbouwwoningen zijn aan dit ontwerp aangepast. De woningen in ons wijkje vormen echt een uitzondering.’ Nora Hiddema heeft hen zien aankomen. Nog voordat Arjan op de bel kan drukken, zwaait de deur al open. ‘Goedemorgen. Welkom en kom binnen.’ Ze steekt haar hand uit naar Marianne. ‘Ik ben Nora Hiddema. Fijn dat u de uitnodiging heeft aangenomen.’ Ook Arjan krijgt een hand. ‘Meneer Groenewold, prettig u weer te zien. De koffie is net klaar. Ik zal eerst even voorgaan naar de woonkamer.’ In eerste instantie moet Marianne wennen aan het licht. Of eigenlijk, aan het ontbreken daarvan. De woonkamer maakt een sombere indruk. Ouderwetse eiken meubels verwacht je niet bij een jonge vrouw. De fleurige kleden over de stoelen en op de plavuizen maken echter veel
50
goed. Hier en daar staan koperen kannen gevuld met prachtige herfstboeketten. Toch ziet de kamer er niet uit alsof hij veel gebruikt wordt. ‘Sorry dat ik u niet in de tuin ontvang. Bij dit prachtige weer is het gewoon zonde om binnen te zitten. Maar, aangezien we iets te bespreken hebben... ’ Ze laat de rest van de zin in lucht hangen. Ineens ziet ze er wat hulpeloos uit. Arjan geeft haar een bemoedigende knipoog. Komt allemaal goed, lijkt hij te willen zeggen. Met een zwaai wijst Nora naar de grote bank en de stoelen rondom een robuuste salontafel. ‘Ga gerust zitten. Ik haal de koffie.’ Al snel komt ze terug met een dienblad waarop een koffiekan, drie mokken en een schaaltje met suiker en melk. Marianne schiet te hulp en neemt het blad van haar over. ‘Bedankt. Ach, ik vergeet de koekjes…’ En weg is ze weer. Op Marianne maakt ze een nogal onzekere indruk. Zo heel anders dan de vrouw die vorige week de touwtjes stevig in handen had tijdens de dienst. Maar blijkbaar heeft ze zichzelf weer in de hand als ze opnieuw de woonkamer in komt. ‘Kom, laat me eerst even inschenken,’ en met haar gezicht naar Marianne: ‘heb ik u al eerder ontmoet? Uw gezicht komt me bekend voor.’ ‘Ik heb vorige week de dienst bijgewoond,’ reageert Marianne, terwijl ze een mok koffie aanpakt. ‘Van meneer Groenewold begreep ik dat uw vader die dag is overleden. Mijn deelneming. Dat moet een hele schok geweest zijn.’ Zo, dat was in elk geval gezegd. Een bijkomend verschijnsel van het ouder worden is, bedacht Marianne, dat er in je omgeving steeds meer mensen komen te overlijden. En daar horen dan ook de gepaste reacties bij. Vroeger stond ze al snel met een mond vol tanden. Heel lang was ze verlegen geweest. Verborg dat achter een masker. Hooghartig. Dat was de indruk die ze in eerste instantie op mensen maakte. Tenminste, dat had ze wel eens te horen gekregen van mensen die haar beter kenden. Wanneer de omslag precies gekomen was, kon ze moeilijk aangeven.
51
Haar omgang met de vaste bezoekers in haar winkel had daar zeker een positieve invloed op gehad. Daar was ze in haar element. Boekenwurmen onder elkaar, dat schept een band. Nora bevestigt dat het overlijden van haar vader onvoorzien was. ‘Een zware hersenbloeding, een val in de badkamer… het kan ons allemaal gebeuren. Hij was bijna tachtig.’ Daar lijkt ze het bij te willen laten. Arjan neemt het gesprek over en vertelt dat Marianne sinds kort zijn achterbuurvrouw is. ‘Tijdelijk, heb ik gegrepen. Voor de eerste keer in dit deel van het land. En betrouwbaar. Anders had de familie Verbeek hun huis niet in haar handen achtergelaten.’ ‘Dat is een enorme opluchting. Alsof het zo moet zijn.’ Nora legt kort en zakelijk uit wat precies de bedoeling is. Samen met haar moeder wil ze een paar daagjes weg. Een bezoekje brengen aan een zorgboerderij in Brabant. Alleen ze wil de kat niet naar een asiel brengen. ‘Tenzij het niet anders kan natuurlijk. Hij is nogal eenkennig. Hier min of meer komen aanwaaien. Misschien wel in het wild geboren. Inmiddels heeft hij de nodige inentingen gehad. En nageslacht zal er niet meer komen. Hij is veel buiten en dan wil je toch niet dat de buren voor verrassingen komen te staan, wel? Hebt u zelf katten?’ Een logische vraag. Marianne had hem kunnen verwachten. Beter om er maar eerlijk over te zijn. ‘Nee, nooit gehad ook.’ Nora schiet in de lach. ‘Kijk, dat is precies wat de kat wil: iemand die hem gewoon geeft wat ie nodig heeft en hem verder met rust laat. Zal ik even laten zien wat er van u verwacht wordt?’ Met een uitnodigend gebaar wijst ze naar de deur waardoor ze verdween om de koffie te halen. ‘Hier is de keuken en daarachter is de bijkeuken. Dit is mijn domein en dat daar is van hem. Daar staat de kattenbak en daar zet ik ook eten en drinken voor hem neer. Hij gebruikt het kattenluik als hij iets nodig
52
heeft en de meeste nachten is hij ook binnen. Wat hij nodig heeft staat hier. Ik zal het telefoonnummer van de dierenarts op de keukentafel leggen, voor het geval u advies nodig heeft. En verder heb ik hier een boekje waaruit ik zelf mijn kennis heb opgedaan. Op de boerderij hadden we wel katten maar die scharrelden hun eigen kostje wel bij elkaar. Muizen genoeg.’ Marianne bladert in het boekje dat Nora haar aanreikt. ‘Zijn er vaste tijden waarop hij zijn eten krijgt?’ Een vraag waarmee ze zelf aanvoelt dat er geen weg terug meer is. Bij een tweede kopje koffie praten ze eerst nog wat over het weer, maar al snel gaat het over de dienst van vorige week en die van vandaag. De tijd vliegt en als ze afscheid nemen heeft Marianne het gevoel dat ze elkaar al jaren kennen. Morgenochtend om tien uur krijgt ze nog een praktijkles. Dan kan ze gelijk de reservesleutel van het huis meenemen. Nora vertrekt dan aan het eind van de morgen en hoopt vrijdag weer terug te zijn. ‘En,’ vraagt Arjan, als ze weer buiten staan, ‘mag ik je voor je welwillende medewerking een lunch aanbieden?’ ‘Alleen als die op een zonnig terras geserveerd wordt,’ is Marianne’s weerwoord. ‘Ik heb voor vandaag wel genoeg binnen gezeten.’ Het terras waar Arjan haar mee naartoe neemt ligt verborgen voor de argeloze voorbijganger. Midden in de bossen. Als ze een plekje hebben gevonden en voorzien zijn van een glas witte wijn, slaakt Marianne een diepe zucht. ‘Wat is het hier vredig. Jullie weten al dit moois wel goed verborgen te houden!’ Arjan lacht. ‘Ik ga er maar vanuit dat je dit als een compliment bedoelt. En zo onbekend is het niet hoor. Veel natuurliefhebbers zijn hier kind aan huis. Het is een bekend vertrekpunt voor prachtige wandelingen door het bos, met of zonder begeleiding van de boswachter. Maar ook het middelpunt van de activiteiten rond de ‘Open Atelierdagen’. Staatsbosbeheer is de eigenaar van de uitspanning maar heel veel hangt uiteraard af van de inzet van de uitbater en de medewerking van heel veel
53
vrijwilligers. Straks zal ik je nog even de bovenverdieping laten zien. Daar is een filmzaaltje en af en toe wordt er ook werk van lokale kunstenaars getoond. Dat zal nu wel niet het geval zijn, want dit is één van de laatste weekenden dat ze open zijn. Tot aan Pasen zijn er dan maar een paar dagen dat je hier terecht kunt: in de herfstvakantie, in het weekend dat de bomen gesleept worden en er is, geloof ik, ook nog een snertweekend.’ Marianne trekt een gezicht alsof ze zich daar niets bij kan voorstellen. Weer schiet Arjan in de lach. ‘Je doet alsof je nog nooit van snert gehoord hebt. Dat woord is toch niet in Groningen uitgevonden?’ ‘Oh, snert…’ Het kwartje valt precies op het moment dat er een dampende kom soep voor haar neus gezet wordt. ‘Sorry, u had toch om mosterdsoep gevraagd? Snert serveren we alleen eind november, tijdens het snertweekend.’ Geschrokken kijkt de serveerster toe hoe de twee senioren een lachbui krijgen waar geen eind aan lijkt te komen. Arjan is de eerste die zich herstelt. Nog nahikkend weet hij het meisje te verzekeren dat het beslist niet aan haar ligt. Dat zij het prima heeft begrepen en dat ze te zijner tijd de snert zullen komen proeven. Waarop Marianne onder de tafel in haar tas duikt. Met een pakje zakdoeken komt ze weer boven. Het meisje loopt hoofdschuddend terug naar de counter. In gedachten maakt ze een gebaar alsof ze een vlieg voor haar ogen wil wegjagen: volkomen gestoord, die Westerlingen. Snert bij een temperatuur van vijfentwintig graden boven nul… Ook aan de andere kant van het land is het zonnig en warm. Gerard heeft echter geen enkele behoefte om zich in die warmte te koesteren. Hij houdt niet van dit soort temperaturen. Voor hem mag het best een paar graadjes kouder. Verveeld hangt hij op de bank. Van buiten dringt het gegil van de buurkinderen tot hem door. Zouden ze het zwembadje weer vol hebben laten lopen? En straks natuurlijk gezellig met elkaar rond de barbecue. Hij haat dit. Alleen daarom al was het een verade-
54
ming om bij Marianne te zijn. De dikke muren van het oude huis lieten geen enkel geluid door. En op het plaatsje kon je rustig genieten van je kop koffie en je krantje. Als het niet te warm was tenminste. Dan zat hij liever binnen. Heerlijk koel was het daar. Ja, vroeger wist men wel hoe je een huis moest bouwen. Dat was heel wat anders dan die moderne doorzondozen die je tegenwoordig zag. Dit huis was nog niet eens zo slecht, alleen werd hij gek van de buren. Als ze ruzie hadden kon je woordelijk volgen hoe ze elkaar voor rotte vis uitmaakten. En dan dat geschreeuw van die kinderen… Waarschijnlijk hadden ze zelf niet in de gaten dat hun leven een open boek was voor de buurt. Als je hen toevallig tegenkwam waren ze altijd aardig. Zeiden vriendelijk gedag. En toen hij hier nog samen met Tinie woonde en zij zo ziek was, waren ze altijd belangstellend geweest. ‘Als er iets is wat we kunnen doen, dan zegt u het maar hoor.’ Alsof iemand iets kon doen. Zelfs de doktoren hadden het opgegeven. Uitbehandeld. Vanaf de bank kan hij de cd-speler bedienen. Een zegen dat ding. Volumeknop wat hoger en de wereld lijkt weer een stuk dragelijker. Tegenwoordig had iedereen van die oordopjes met een MP3 speler in de binnenzak. Hij had het wel eens geprobeerd maar die dingen in z’n oor, dat irriteerde mateloos. Muziek was eigenlijk nog het enige dat hij verdroeg. En dan zonder dat geschreeuw ertussendoor zoals dat tegenwoordig op de radio normaal was. Precies hetzelfde op TV. Zelfs de publieke zenders konden het blijkbaar niet meer stellen zonder reclameblokken van tien minuten op ieder mogelijk en onmogelijk moment. Het leek wel alsof de duur van de programma’s eraan aangepast werd. Je zag toch geen fatsoenlijke film meer op die zenders? Die waren allemaal naar de commerciële zenders overgeheveld. En dan na iedere twintig minuten onderbroken. Trouwens, goeie films waren er toch ook niet meer? De reclame was leuker. Nee, het moest maar snel winter worden. Lekker vroeg de gordijnen dicht, geurkaarsje aan, stuk leverworst erbij… Misschien kon hij dan ook eens beginnen de zolder wat op te ruimen. Als hij hier nou toch vast zat… Hij zou z’n oude hobby weer kunnen oppakken. Het restaureren van antieke meubels had hem ooit
55
veel voldoening gegeven. Maar ja, wie zat daar nou nog op te wachten. Die markt was helemaal ingestort. Net zoals de markt voor oude boeken. Dat Marianne daar zo enthousiast over geweest was, had hij nooit begrepen. Een boek is een boek. Af en toe las hij wel eens wat maar om nou te zeggen dat daar zoveel lol aan te beleven was. Maarten ’t Hart, ja dat was nog wel te pruimen. Zoals die kon doorzeuren over een plantje, een vogeltje of een cantate van Bach. Humor toch? Enfin, dat hoofdstuk is ook ten einde. Hoe langer hij erover nadenkt, hoe minder waarschijnlijk het hem lijkt dat ze ooit nog bij hem terugkomt. Ze verschillen gewoon te veel. Misschien is het maar beter ook. Misschien moet ie eens gaan kijken naar die tweedehands motor die hij vorige week op Marktplaats heeft gezien. En dan volgend voorjaar een toertocht door Europa. Had ie eigenlijk altijd al willen doen. Een half uurtje later is de CD uitgespeeld. Gerard merkt het niet. Hij is in slaap gesukkeld op de bank. Om zijn lippen speelt de schaduw van een glimlach. Als Nora het erf oprijdt van de boerderij van haar ouders ziet ze tot haar grote genoegen de auto van Janine staan. Ze vindt haar, in gezelschap van haar moeder, onder de parasol op het terras achter het woonhuis. Janine omhelst haar stevig. ‘Hi, meisje van me. Hoe is het nou?’ ‘Veel beter nu jij er ook bent,’ antwoordt Nora. Voordat ze zich in één van de gemakkelijke stoelen laat zakken geeft ze haar moeder een kus. ‘Heb je vrij kunnen krijgen?’ Janine is een stevig gebouwde vrouw. Sommigen zouden haar mollig noemen. Ze is maar een paar jaar ouder dan Nora. Toch ziet ze er veel volwassener uit. Rondom haar donkere ogen verraden de rimpeltjes dat ze graag lacht. ‘Yes! Het is gelukt. Ik vertel net aan je moeder dat ik mijn baas zowat heb moeten chanteren om het voor elkaar te krijgen, maar, het is gelukt. Morgen over een week wordt ik pas weer verwacht.’ ‘Na, doar mout’n wie moar ev’n aine op drink’n.’
56
Het antwoord wacht de oude mevrouw Hiddema niet af. Ze loopt het achterhuis in om even later terug te komen met drie glazen en een fles gekoelde, witte wijn. ‘Moakst doe ’m ev’n op’n?’ Janine laat zich geen twee keer vragen. In de afgelopen jaren heeft ze de moeder van Nora niet zo vaak mogen ontmoeten. Maar bij die zeldzame gelegenheden had ze al het vermoeden gekregen dat deze vrouw heel anders in het leven stond dan haar, nu overleden, man. En dat ze heel veel om haar dochter gaf. Die indruk is de afgelopen dagen bevestigd. De avond voor de begrafenis was ze vanuit Amsterdam naar de boerderij gekomen. Mevrouw Hiddema had daar de ouderlijke slaapkamer voor haar en Nora vrijgemaakt. ‘Als je het niet erg vindt? Alles is schoon en gelucht.’ Zelf had ze haar intrek in Nora ’s oude slaapkamer genomen. ‘Doe of je thuis bent kind,’ had ze er liefdevol aan toegevoegd. En ook vandaag was ze onthaald alsof ze een verloren gewaande dochter was. ‘Er zijn zoveel jaren verloren gegaan. Ik wil je graag leren kennen.’ Mevrouw Hiddema had haar best gedaan om het algemeen beschaafd Nederlands te spreken. Janine was ter plekke gesmolten. Het klonk zo lief. Onder het genot van de heerlijke wijn praten moeder en dochter Janine bij. In grote lijnen is ze op de hoogte van de plannen. Toen Nora haar vrijdagmorgen belde met de vraag of ze een weekje vrij kon nemen, was ze uiteraard verrast geweest. De avond ervoor, toen ze afscheid had genomen, wees niets erop dat ze elkaar zo snel weer zouden zien. Ze was ervan uitgegaan dat moeder en dochter wel een tijdje nodig zouden hebben om de zaken op de boerderij op orde te krijgen. Daarbij zouden ze zo’n stadse juffer kunnen missen als kiespijn. Niets bleek minder waar. De dames hadden een verzoek. Of zij zou kunnen regelen dat ze in contact kwamen met mensen die praktijkervaring hadden in het beheren van een zorgboerderij. Janine was bijna van haar stoel gerold. Wat hadden die twee zich in het hoofd gehaald? Maar toen Nora de situatie had uitgelegd, kon ze zich wel vinden in het idee. De oude dame wilde er duidelijk geen gras over laten groeien. En, om in stijl te blijven, de koe
57
direct bij de horens vatten. Janine was direct aan de slag gegaan. ‘Onze eerste afspraak is morgenmiddag om drie uur. Het is een vrij groot conferentiecentrum in een bosrijk gebied in Brabant. Christelijke grondslag. Bestaat al jaren. De directeur wil graag wat tijd vrijmaken om een aantal vragen te beantwoorden. En, we kunnen er blijven slapen. Als we willen kunnen we er zelfs tot vrijdag blijven. Ik heb de uitnodiging voor de eerste nacht aangenomen. Als we langer willen blijven kunnen we dat ter plekke beslissen. Het seizoen is nog niet begonnen dus zijn er voldoende kamers beschikbaar.’ ‘Janine, je bent een kei,’ Nora heft haar lege glas en laat zich nog eens bijschenken. ‘Ik heb hier een heel goed gevoel over. Stel je voor, ma als een soort moeder-overste wakend over een hele schare kuikens in haar achtertuin.’ Bij dit beeld schieten ze alle drie in de lach. De oude mevrouw Hiddema krijgt er een kleur van. ‘Meisjes, meisjes, als ik het toch nog beleven mag…’ ‘Tja, of het een goede keus is, dat zal nog moeten blijken,’ vervolgt Janine. ‘In elk geval is het een prima uitvalsbasis. Er zijn een paar locaties in de omgeving die zich als zorgboerderij profileren. We kunnen daar dan eens rondkijken en zien wat zoiets in de praktijk precies betekent. Ik wil niet vervelend doen, maar u bent de jongste niet meer.’ ‘We zullen wel zien,’ is alles wat Nora’s moeder er nog over kwijt wil. ‘We zijn er in elk geval een paar daagjes uit.’ ‘En zo is ’t moar net,’ klinkt het in koor. Waarop de dames hun glazen nog maar eens vullen.
58
HOOFDSTUK 7
De volgende morgen neemt Nora de procedure van het verzorgen van haar kat samen met mevrouw Ten Cate door. In gedachten is ze al onderweg. Nog een uurtje om haar koffertje te pakken, de boel af te sluiten en naar de boerderij te gaan. Janine zal rijden. Ze legt per jaar heel wat meer kilometers af dan Nora. Ook is haar auto beter berekend op het drukke snelwegverkeer. En het is natuurlijk heerlijk om gereden te worden. Ze is best moe na de hectische dagen die op het overlijden van haar vader gevolgd zijn. De begrafenis was dan weliswaar eenvoudig, de belangstelling was er niet minder om. Ze had nauwelijks tijd gehad om even met Janine alleen te zijn. En die was er toch speciaal voor uit Amsterdam gekomen. Nou ja, ze hadden een hele week voor zich. Een luxe die ze zich, in hun drukke leven van de afgelopen paar jaar, nauwelijks hadden gepermitteerd. Meestal ging ze op haar vrije weekend naar de hoofdstad. Op de andere weekenden kwam Janine hierheen. Als ze geen dringende verplichtingen had. In de afgelopen drie jaar waren ze één keer samen op vakantie geweest. Twee weekjes naar Griekenland. Heerlijk. ‘Je bent moe, hè?’ Met een schok komt Nora terug in het hier en nu. ‘Sorry, ja, ik geloof dat ik er even niet helemaal bij was.’ ‘Geen punt. Ik zal me hier best redden. Maak je maar geen zorgen. En als er echt iets is, dan kan ik toch altijd nog bellen?’ Marianne wappert met het briefje met telefoonnummers. ‘Dit stop ik in mijn tas. Ik hoop dat jullie een fijne week hebben samen. Zo’n gebeurtenis hakt er behoorlijk in. En dan is het helemaal niet zo’n slecht idee om er eerst even tussenuit te gaan voordat alle verplichtingen weer op je af komen.’ ‘U spreekt uit ervaring,’ constateert Nora.
59
Marianne ontkent het niet maar gaat er op dit moment ook niet verder op door. Deze jonge vrouw heeft al genoeg aan haar hoofd. Waarom zou ze er nog iets van haarzelf bijstoppen? Vriendelijk maar beslist stapt ze van het onderwerp af. ‘Je hebt mijn mobiele nummer ook. Als jullie besluiten er nog een weekend aan vast te knopen, dan is dat voor mij in elk geval geen probleem. Laat het alleen wel even weten. We willen niet dat deze farao zelf op zoek moet naar een maaltijd, wel?’ De kat doet alsof hij niet doorheeft dat er over hem gesproken wordt. Alleen zijn oortjes verraden hem. Hij heeft een volle vacht met een prachtige tekening Lichtbruin met een vleugje rood en donkere strepen die mooie patronen vormen over z’n hele lijf. Boven zijn neus vormen ze een ovaal dat sterk doet denken aan het cartouche rond de naam van de oude Egyptische vorsten. Nora schiet in de lach. ‘U heeft mijn kat een naam gegeven! Farao past precies bij hem. Bedankt.’ Farao haalt een poot over z’n bek, likt hem rustig af, draait de dames zijn achterwerk toe en verdwijnt door het kattenluik. Voor Marianne een mooie gelegenheid om afscheid te nemen. ‘Ik ga er ook vandoor. Goede reis en tot vrijdag.’ Terwijl ze naar haar eigen huis loopt, bedenkt Marianne hoe vreemd het is dat ze zich eigenlijk niet veel ouder voelt dan de jonge vrouw die ze nog maar zo kort geleden heeft ontmoet. Een vrouw die ‘U’ en ‘Mevrouw’ tegen haar blijft zeggen. Het kost haar geen enkele moeite om Nora te tutoyeren. Uiteraard met respect voor de functie die ze heeft, maar toch… Zou Nora haar zien als een oudere vrouw, iemand als haar moeder misschien? Hoe deed ze dat zelf, zo’n jaar of twintig geleden? Hoe zou zij een vrouw van bijna zestig hebben aangesproken? Ze gniffelt zachtjes in zichzelf: dwaas mens, je hebt de leeftijd om oma te zijn. Dan is het toch zo vreemd niet dat ze ‘Mevrouw’ tegen je zeggen? Echt oppassen moet je als je hardop tegen jezelf gaat praten. Dan ben je pas echt oud. Waarop ze prompt in de lach schiet en het maar goed is dat ze
60
inmiddels kan afbuigen naar de carport waar haar autootje braaf staat te wachten tot het weer eens een paar kilometers mag maken. Tot nu toe heeft ze eigenlijk alleen de benenwagen of de fiets gebruikt. Heerlijk is het om nieuwe wegen te verkennen. Het winkelcentrum, waar het altijd gezellig druk is, is zo dichtbij dat het zonde is om daarvoor de auto te gebruiken. Tenzij het giet van de regen natuurlijk, maar tot nu toe lijkt het wel of de zomer op herhaling is. Van Frank Verbeek had ze begrepen dat het hier ook behoorlijk koud kon zijn. Afgelopen winter hadden ze vier maanden sneeuw gehad. Winterbanden waren dan bepaald geen luxe. Ach, ze ziet het wel komen. Wie dan nog leeft… Met plezier denkt ze terug aan het ritje waar Arjan haar gisteren, na de lunch, nog op trakteerde.‘Een korte sightseeing,’ had hij gezegd. ‘Ik wil straks nog even bij mijn moeder langs. Dat wordt een beetje een traditie op de zondagmiddag. Maar, een toeristisch rondje kan er nog wel af.’ Hij had haar laten uitstappen bij het ‘Theater van de Natuur’, een uitzichtpunt over een deel van het stroomgebied van de Ruiten Aa. Verrast was ze toen ze, op de traptreden naar de top van het heuveltje, dichtregels ontdekte van Levi Weemoedt, Kees Stip en nog een aantal namen die haar niet bepaald onbekend voorkwamen. Enthousiast was ze weer ingestapt. ‘Wat geweldig is dit. Die gedichten en dan dat uitzicht daarboven.’ Het was één van de pareltjes van deze streek, had hij haar verzekerd. En alleen voor heel speciale gasten. Het klonk plagend. Nu vraagt ze zich af of het toch ook nog iets anders was geweest. Een beetje flirten misschien? Moest ze zichzelf niet wat meer wapenen tegenover deze man? Tien dagen geleden had ze van zijn bestaan niet geweten. En hij niet van het hare. Of zou haar doopceel al gelicht zijn voordat ze een voet over de drempel van dit huis had gezet? Tenslotte kende hij de familie Verbeek al jaren. Hoe goed waren ze bevriend? Wat hadden ze besproken voordat ze haar het huurcontract hadden voorgelegd? En wie was die norse vrouw die ze de eerste keer daar aan het hek had ontmoet? Weer was ze vergeten ernaar te vragen. Oeps. Kappen Marianne. Ze spreekt zichzelf bestraffend toe: je hebt de laatste jaren veel te veel de-
61
tectives gelezen. Misschien moest ze zelf zijn naam maar eens googelen. Trouwens, het werd ook hoog tijd om haar mail te checken. Had ze de afgelopen week geen seconde aan gedacht. En eigenlijk had ze ook nog helemaal geen zin om het vakantiegevoel al van zich af te zetten. Nee, ze ging gauw een lunchpakketje maken, een flesje water vullen en dan lekker weg, op de fiets. Ze zou wel zien waar ze terecht kwam. Vanavond was vroeg genoeg om achter de laptop te kruipen. Arjan zit in zijn werkkamer. De mail van de afgelopen twee dagen heeft hij al doorgenomen. Er zit niet veel bijzonders bij. Hij heeft zich aangewend om op zaterdag en zondag de computer te laten voor wat ie is: een machine. Hij heeft er een gruwelijke hekel aan om zich te laten leven door machines. Ze zijn handig als ze het werk dat gedaan moet worden eenvoudiger maken maar je moet er geen slaaf van worden, is zijn mening. Voor zich heeft hij een stapeltje vaktijdschriften liggen. Altijd interessant. Alleen vandaag boeien ze hem voor geen meter. Ongemerkt dwalen zijn gedachten af naar de vrouw die zo plotseling is opgedoken in zijn leven. Toen Daan vorige week zaterdag nogal teleurgesteld terugkwam van zijn bezoekje aan Jordi’s huis had hij nauwelijks gereageerd. Zijn dochter en haar man waren er. Ze hadden Karls moeder meegebracht. Ook zijn eigen moeder was van de partij. Ze vierden een feestje omdat Paula haar studie kunstgeschiedenis aan de universiteit van Groningen met goed gevolg had afgerond. Ze hoopte in Duitsland, waar ze nu een aantal jaren woonden, werk te vinden op een historische locatie. Er waren in de buurt nogal wat burchten, kerken en kloosters die museale activiteiten ontwikkelden. Misschien kon ze daar ergens terecht. Organisatorisch of op het gebied van historisch onderzoek. Paula was een slimme meid met brede interesses. Na de geboorte van Daan was ze thuis gebleven. Had genoten van haar kind. ‘Dit maak je toch maar één of twee keer in je leven mee?’ was haar argument geweest. Ze konden haar geen ongelijk geven. Zelf had hij het behoorlijk druk gehad in de jaren dat zijn dochter opgroeide. Zijn werk had hem altijd volledig opgeslokt. En een tweede kind was er niet gekomen.
62
Sinds Daans geboorte realiseert hij zich pas echt wat hij gemist heeft. Het is zo’n heerlijk joch. Hij is gek op het kind en voelt zich bij hem helemaal opa. Vanaf het moment dat hij de baby in z’n armen kreeg, was hij verkocht. En naarmate Daan ouder werd was het gevoel alleen maar sterker geworden. Hij kon zich nu al verheugen op de volgende logeerpartij. Misschien in de herfstvakantie? Maar, zover was het nog niet. De scholen waren nog maar net begonnen. Daniëlle was ook gek geweest op haar kleinzoon. Ging er helemaal in op. Het was bepaald geen straf toen Paula had gevraagd of ze twee dagen per week wilden oppassen. Vier jaar zou de studie in beslag nemen. Ze hoopte klaar te zijn als Daan naar de lagere school ging. Arjan was trots op zijn dochter. Ze had het gehaald en haar zoontje was niets te kort gekomen. Maar het feit dat ze haar eigen moeder en de oma van haar kind al zo jong was kwijtgeraakt, had ook op haar een enorme impact gehad. Misschien, had ze vorige week gezegd, krijgt Daan nog wel een broertje of zusje. Hij had haar geknuffeld. Gezegd dat hij hoopte dat haar wens vervuld zou worden. Stel je voor, nog zo’n wezentje erbij. Stiekem hoopte hij op een meisje. Hij ging ervan uit dat het stel hun vrije dagen goed zouden gebruiken. Toen hij Daan, na het kerkbezoek de volgende morgen, ophaalde bij vrienden verderop in de straat, was de jongen weer begonnen over zijn bezoek aan Jordi’s huis. De familie Verbeek, zo had hij begrepen, was naar Portugal vertrokken. Arjan had niet veel contact met hen gehad. Ze woonden sinds een paar jaar pal achter hem, maar de tuinen vormden een soort buffer. Je liet elkaar met rust en als je elkaar nodig had kon je een beroep op elkaar doen. Zo werkte dat hier. Uit het verhaal van Daan had hij begrepen dat er nu iemand anders in huize Verbeek zat. De oppas, zei Daan. En daar was hij wel nieuwsgierig naar geworden. Dus had hij het nummer van Verbeek gebeld en daarna was Marianne ten Cate niet meer uit zijn gedachten geweest. Hij probeert haar beeld voor ogen te halen: vlot type, slank. Leeftijd tegen de zestig. Grijs, kortgeknipt haar. Ze had spontaan en natuurlijk op Daan gereageerd. Gevoel voor humor had ze ook. Zoals ze proestend
63
boven tafel gekomen was na het ‘snertincident’. Hij moest weer lachen nu hij er aan terugdacht. Eigenlijk wist hij nog nauwelijks iets van haar. Maar het klikte. En dat was in de afgelopen twee jaar niet meer voorgekomen. Oh, er waren genoeg pogingen gedaan om hem te koppelen. Vrienden en kennissen hadden hun bestanden nagelopen en onder het mom van een barbecue en kom toch gezellig een vorkje mee prikken, al hun alleenstaande, vrouwelijke, vrienden en verwanten op hem losgelaten. Hij had het maar gezien als een gebaar van meeleven. Het was goed zoals het was. Hij kon zichzelf prima redden. Zijn moeder had het direct gezien toen hij haar gisteren bezocht. ‘Jongen,’ had ze gezegd, ‘laat me je eens bekijken. Er is iets…’ Hij had haar verteld van de kennismaking vorige week. Hoe Daan blijkbaar weggeglipt was van het feestje om op bezoek te gaan bij zijn speelvriendje. Hoe hij maar bleef vertellen van de oppas. Dat ze zelfs meegelopen was om hem thuis te brengen. ‘Heeft u daar iets van gemerkt?’ Nee, ze had eigenlijk niet eens gemerkt dat Daan weg was. ‘Sinds jullie die boomhut hebben gebouwd heb je geen kind meer aan hem. Maar, het was ook best gezellig druk zo met elkaar. En wat hadden we er prachtig weer bij.’ De oude mevrouw Groenewold had geglimlacht bij de herinnering. Met haar tweeënnegentig jaar was het nog een behoorlijk pittige tante. Je kon zien dat ze ooit een knappe vrouw is geweest. De verhuizing naar een luxe appartement boven de winkels in het centrum van Emmen, had haar geen kwaad gedaan. Met wat hulp in de huishouding kon ze zich hier nog prima redden. Arjan bezocht haar bijna iedere zondagmiddag. Dat was zo’n beetje traditie geworden na Daniëlle’s overlijden. Ze namen dan samen de week door en bespraken de agenda voor de komende dagen. Ze had het voor haar doen nog druk: bridgeclub op woensdagmiddag, uitjes met de ouderenbond. Haar bestuursfunctie daar had ze opgegeven toen ze vijfentachtig werd. Maar ze was nog wel lid en bezocht trouw de ledenvergaderingen. ‘Heb jij nog plannen voor de Kerstdagen,’ had ze gevraagd. ‘Ik zag dat de ouderenbond dit jaar voor het eerst een reisje organiseert met die dagen. Valkenburg met een bezoek aan de kerstmarkt in de grotten daar.’ En omdat ze daar over
64
doorgepraat hadden, was de lunch van gistermiddag en de aanleiding daarvoor, niet meer ter sprake gekomen. Arjan had daar ook geen enkele behoefte aan gehad. Het was nog te pril. En hij kende zijn moeder, als ze er lucht van kreeg dat er weer een vrouw in zijn leven was, zou ze niet rusten voordat ze kennis had gemaakt en het arme kind het hemd van het lijf had gevraagd. Soms wel handig natuurlijk. Zo kwam hij ook wat meer te weten. Maar, nu nog even niet. De koffie op zijn bureau is koud geworden. Met de volle mok loopt hij naar de keuken. Eigenlijk is het veel te mooi weer om binnen te zitten. Hij giet de koude koffie terug in de pot. Starend uit het raam boven de gootsteen vraagt hij zich af of hij bezig is zijn hart opnieuw te verliezen. Zou dat nog mogelijk zijn, op deze leeftijd? Terwijl hij in gedachten al bezig is de reactie van zijn dochter in te schatten, fladdert er een late Atalanta zijn blikveld binnen. De vlinder blijft een poosje hangen en strijkt vervolgens neer op de herfstastertjes in de border langs de erfafscheiding. Even later komt ze terug om het hele ritueel nog een keer te herhalen. ‘Atalanta, boodschapper van God,’ zo had Daniëlle deze kleurrijke vlinder wel eens genoemd. Arjan heeft het gevoel alsof alle haartjes op zijn armen ineens rechtovereind gaan staan. De vlinder komt een derde keer terug naar het keukenraam, fladdert nog even rond en verdwijnt dan over de muur naar de tuin van de buren. ‘Mijn zegen heb je,’ lijkt een stem in zijn hoofd te zeggen. Nog beduusd van wat hij heeft ervaren schenkt Arjan zich een nieuwe bak koffie in. Dit was toch wel heel bijzonder. Hoewel hij verhalen had gehoord van mensen die de meest bizarre dingen meemaakten, had hij zelf nooit een spirituele ervaring gehad. Want zo mocht je het toch wel noemen. Hij was altijd de nuchtere. Daniëlle was degene die er heilig in geloofde dat er meer was tussen hemel en aarde. Het had haar ook de kracht gegeven om de dood zonder angst in de ogen te kijken. Met de mok in zijn handen loopt hij de tuin in, naar het bankje onder de grote boom waar Daan zijn hut heeft gekregen. Daar, tegenover hem, is een vijvertje met een prachtig stenen beeldje. Een vrouwenfiguur die een
65
kruik leeggiet. Alleen hij weet dat het kruikje niet leeg is. Een deel van de as die overgebleven is na de crematie heeft hier een plekje gevonden. Het beeldje heeft hij laten maken door een kunstenares. Het kruikje heeft hij eigenhandig gevuld en afgesloten. Terwijl hij zijn koffie drinkt kijkt hij naar het beeldje. Een grote libel strijkt er even op neer, danst dan over het water op zoek naar voedsel. Arjan kijkt naar boven. ‘Bedankt,’ prevelt hij zachtjes tegen de blauwe lucht. Knabbelend aan haar boterham bestudeert Marianne een paar grote libellen en een heel stel kleinere waterjuffers die over het wateroppervlak dansen. Sommigen hebben paartjes gevormd. Marianne moet er om lachen. Het zijn net tandems. De Noordelijke Vennen, stond er op een bordje. Met een pijltje naar links. Over een breed pad, tussen de velden door, reed ze er recht op aan. Eén ven was het, verscholen tussen hoog riet. Er stond een picknicktafel. In eerste instantie had ze het watertje niet gezien. Maar toen ze met haar rug naar de weg ging zitten, keek ze er schuin tegenaan. Een prachtige plek om haar boterhammetjes op te eten. De zon stond hoog. Het moest wel rond de klok van enen zijn. Ze kon het niet controleren, was vergeten om haar horloge om te doen. Trouwens, nu ze er over nadacht, haar mobiele telefoon lag ook nog thuis. ‘Dat heb je nou als je zo helemaal in het vakantiegevoel opgaat,’ hoort ze de schooljuf in haar Inmiddels kon ze redelijk goed inschatten wanneer ze wel en niet gehoor moest geven aan haar wijze raadgevingen. En vandaag liet ze de teugels lekker vieren. Spijbelen, zo’n gevoel gaf het. Niet dat ze daar als kind ervaring mee had opgedaan. Integendeel, ze was een braaf meisje geweest. Tot ver na de middelbare school zelfs. Te braaf misschien wel. Veel plezierige herinneringen had ze dan ook niet overgehouden aan die periode. Halverwege de derde klas van de lagere school, zo heette dat toen nog, waren haar ouders verhuisd naar een nieuwbouwwijk. Met twee opgroeiende kinderen en een inwonende tante, was de flat waar ze woonden, wel erg krap geworden. De hoekwoning met vijf kamers en een tuintje, grenzend aan een landelijk gebied, was voor haar ouders zo
66
ongeveer de hemel op aarde.Terwijl ze hieraan terugdenkt, klinkt de stem van haar vader in haar hoofd: ‘… en als ik zo naar m’n blommetjes kijk, dan voel ik mij als een koning zo rijk.’ Tja, ze kent zelfs de melodie nog. Hoe toepasselijk is het op haar eigen situatie van dit moment: ‘Ik heb een huis met een tuintje gehuurd, al in een reuze gezellige buurt…’ Er komt een warm gevoel in haar op. En beelden van haar vader, op zondagmorgen, aan het traporgeltje. De bundel van Johannes de Heer erbij. Er waren maar een paar liedjes die ze kon meezingen. De rest was veel te hoog. ‘Ik zie een poort wijd open staan…’ en ‘Veilig in Jezus armen…’ Ze was toen nog te jong om mee te gaan naar de kerk. Pa vond het beslist geen straf om voor oppas te spelen. Die had z’n bekomst van predikanten. Worstelde nog met de herinneringen aan de oorlog. Zat uren te lezen in de boeken van Lou de Jong. Maar ook over schrijvers als Hegel en Kant kon hij lyrisch worden. Af en toe kwam hij thuis met een nieuwe aanwinst uit de serie prismapockets. Opgespaard van zijn zakgeld. Zelf had ze een jaarabonnement gekregen toen er eindelijk een bibliotheek geopend werd in de wijk. Jaren had het geduurd voordat het geplande winkelcentrum klaar was. Ondertussen had ze zich moeten behelpen met de schoolbibliotheek. En daarvan had ze de meeste boeken al gelezen, uit de bibliotheek in het centrum, voordat ze hier kwamen wonen. Daar mocht ze iedere woensdagmiddag een uurtje doorbrengen terwijl de vrouw die haar begeleidde zangles kreeg. Na dat uur moest ze zich melden in het gebouw waar die lessen gegeven werden. Daar zong ze dan mee in het kinderkoor. Zeven zal ze geweest zijn. En zonder dat uurtje bibliotheek zou ze waarschijnlijk nooit meegegaan zijn. De busrit erheen was een ramp. In het traject zat een, in haar herinnering, heel steile helling. Jaren later nog, had ze nachtmerries gehad. Alleen al van het idee dat de bus achteruit zou kunnen rollen. Ook aan het optreden van het kinderkoor, bij de uitvoering van de jaarlijkse musical, had ze heel lang een trauma overgehouden. Stel je voor: de stadsschouwburg bomvol met vaders, moeders, ooms en tantes, opa’s en oma’s. En allemaal keken ze naar een bankje op het toneel met de
67
heldin van het verhaal erop. En daar moest zij dan, voorzien van een snaveltje aan een kapje op haar hoofd en vleugeltjes aan haar armen, een liedje voor zingen. In de coulissen stonden de oudere leden van het koor. Die hielpen met aankleden, gaven je een zetje als je op moest en vingen je ook weer op als je van het toneel afkwam. Enfin, ze was veel te vroeg het toneel opgegaan. Nog, terwijl ze eraan terugdenkt, ziet ze de verschrikte gezichten van die dames. De paniek! Met gebaren probeerden ze haar van het toneel te krijgen terwijl de heldin haar solo deed. Zo klein als ze was, had ze ingezien dat het publiek geen idee had dat haar aanwezigheid op het toneel niet gepland was. Met een stalen gezicht had ze de dames genegeerd en, fladderend op de achtergrond, de show gestolen. Toen het wel tijd was voor haar eigen solo had ze die keurig uitgevoerd. Met naam en toenaam was ze geroemd in het krantenartikeltje dat op de uitvoering gevolgd was. Familie beretrots natuurlijk maar zelf was ze met geen tien paarden meer naar die zanglessen te krijgen. Gelukkig gingen ze toen verhuizen en hoefde het ook niet meer. Gniffelend in zichzelf bedenkt Marianne dat ze toch eigenlijk altijd wel een erg eigengereid mens is geweest. En kijk wat het haar gebracht heeft: ‘… een huis met een tuintje gehuurd…’ Tijd om dat huis maar weer eens op te zoeken. Onderweg kon ze dan de supermarkt aandoen. Er moest tenslotte vanavond wel gegeten worden. Het melodietje blijft door haar hoofd spelen.
68
HOOFDSTUK 8
In de loop van de week is het weer omgeslagen. Een hogedrukgebied, dat de laatste drie weken van september voor schitterend zomerweer heeft gezorgd, is verjaagd door een depressie. Wind, regen en grijze luchten worden nog wel eens afgewisseld door een bleek zonnetje, maar aan alles is te merken dat het herfst is. Marianne wandelt voor de laatste keer naar de pastorie. Ze zal het missen, dat dagelijkse wandelingetje in de ochtend. Als de noodzaak om op te staan ontbreekt, blijkt haar bed erg vasthoudend. Daar heeft ze altijd al last van gehad. Of dat hier ook zo zal zijn moet nog blijken. Tot nu toe was ze iedere morgen rond acht uur in de benen. Omdat de plicht riep. Terwijl ze de sleutel in het slot steekt van de achterdeur bij Nora Hiddema, schurkt Farao langs haar benen. ‘Hallo Farao, wat heb jij daar nou in je bek?’ Met verbazing kijkt Marianne toe hoe de kat zijn prooi aan haar voeten deponeert. ‘Is dat voor mij? Nou, dank je wel. Een muis! Die heb ik nog nooit gekregen op m’n verjaardag.’ Als ze naar binnen wil gaan, staat ze oog in oog met Nora. ‘Ik wilde net de deur voor u open doen. Begrijp ik het goed dat u vandaag jarig bent? Van harte gefeliciteerd.’ ‘Eh, dat was alleen voor Farao’s oren bedoeld.’ Marianne lacht als een boer die kiespijn heeft. ‘Ik doe er niets aan dit jaar. En jou had ik hier nog niet verwacht. Ik werd eerlijk gezegd een beetje overvallen door dat gebaar van Farao. Komt ie zomaar met een muisje aandragen…’ Met een gezicht alsof ze het nog niet goed kan plaatsen, kijkt Marianne naar de plek waar het grijze lijkje is achtergelaten. ‘Een teken dat uw goede zorgen worden gewaardeerd. Al zou ik dat op een andere manier doen,’ lacht Nora de vreemde situatie weg.
69
‘Kom toch binnen. De koffie is klaar en voor Farao is al gezorgd. Ik had natuurlijk even moeten bellen. Het spijt me als ik u liet schrikken. Maar het was best laat gisteravond. We zijn een dag eerder terug gekomen.’ ‘Oh, toch geen narigheid, hoop ik?’ Marianne neemt plaats aan de keukentafel terwijl Nora twee mokken volschenkt. ‘Nee, gelukkig niet. We hebben fantastische dagen gehad. Alleen, ze hebben ons niet precies gebracht wat we gehoopt hadden.’ Nora hoort zelf dat ze wel erg geheimzinnig doet. ‘Sorry, ik spreek in raadselen. Ik ga het u allemaal uitleggen. Morgen. Als u tenminste de uitnodiging van mijn moeder wilt aannemen en aanschuift aan een Groningse rijsttafel?’ ‘Toe maar. En wat mag dat dan wel zijn?’ Nora lacht. ‘Dat merkt u vanzelf. Het is een oude familietraditie die mijn moeder af en toe graag van stal haalt. Vrijdag vis volgens goed katholiek gebruik en op zaterdag een rijsttafel. Als u hier zo rond half vijf kunt zijn, dan gaan we met mijn auto. Hoef ik ook niet uit te leggen waar u moet zijn. Het is niet ver, maar als je hier niet bekend bent kun je behoorlijk verdwalen.’ ‘Tja, als je het zo brengt, dan laat ik me graag verrassen.’ En terwijl ze Nora vriendelijk toeknikt, maakt Marianne een mentale notitie van het gegeven dat vis vandaag wel eens goed zou kunnen combineren met het gerecht dat morgenavond op het menu staat. Groningse rijsttafel, daar had ze nog nooit van gehoord. Na de koffie doet Nora haar uitgeleide. ‘Tot morgen dan. Ik verheug me erop.’ Marianne weet niet goed of ze dat moet beamen. Ze houdt het maar op een ‘Ja, tot morgen.’ Nog weer iemand leren kennen en nog wel iemand die net haar man heeft verloren. Ook al lijkt het of Nora er absoluut geen moeite mee heeft dat haar vader zo plotseling uit hun leven is weggerukt, het is toch niet niks. Als ze, eenmaal thuis, terug denkt aan de tijd dat haar eigen moeder alleen achterbleef … Die had beslist geen vreemden aan tafel genodigd de eerste maanden. Maar die had haar
70
man, zeker de laatste paar maanden, intensief verpleegd. En dat had haar behoorlijk uitgeput. Nou ja, misschien zou ze het morgen beter kunnen plaatsen allemaal. Als ze kennis gemaakt had met de weduwe Hiddema. Tja, dat was het dan. Haar eerste daad van burenhulp zit erop. De eerste twee weken hier in Westerwolde ook. Erg veel tijd om de balans van haar leven op te maken, was er nog niet geweest. En daar was ze wel voor gekomen. Hoe vaak had ze niet tegen Gerard gezegd dat ze tijd nodig had om te rouwen? Maar wat bedoelde ze daar dan precies mee? Rouwen om de dood van Ben? Daar had ze al vrede mee gehad op het moment dat de jonge arts, op de eerste hulp in het ziekenhuis waar ze met loeiende sirene heen gebracht waren, haar hulpeloos aankeek. ‘Het spijt me heel erg, mevrouw.’ Bijna achttien jaar hadden ze samen gekregen. ‘Never a dull moment,’ had ze vaak gezegd als iemand vroeg hoe het ging. En zo was het ook geweest: hoogte- en dieptepunten hadden elkaar afgewisseld. De jaren waren voorbij gevlogen. Wat bleef waren de plakboeken. Vijfentwintig stuks. Een fotografisch verslag van de weg die ze samen hadden bewandeld. Ze heeft ze bij zich. Om het allemaal nog eens rustig te bekijken. Te lezen wat ze bij de prachtige foto’s die Ben maakte, had geschreven. Een paar maanden na zijn overlijden was Gerard haar leven binnengewandeld. En hij werd verliefd. Als een schooljongen. Ze was er een beetje verlegen mee geweest. Had haar moeder om raad gevraagd. ‘Kind,’ had die gezegd, ‘jij bent nog veel te jong om weduwe te zijn. Laat dat nou maar aan mij over.’ Ze had lang getwijfeld. Opnieuw de bijbel erop nageslagen. Wat werd daar gezegd over hoe verder te gaan na het overlijden van je man? Precies weet ze het niet meer maar het kwam erop neer dat er, als het binnen een samenleving gemakkelijker was om als stel door het leven te gaan dan als vrouw alleen, en er bood zich een nieuwe partner aan, geadviseerd werd dat geschenk te aanvaarden. Oftewel, afhankelijk van hoe zwaar je in het geloof stond, de kans op nieuw geluk te grijpen. En dat had ze toen maar gedaan. Tot op zekere hoogte had het gewerkt. Ze onderhielden een latrelatie
71
waarbij Gerard vaker bij haar was dan zij bij hem. Ze leerden de wederzijdse familie kennen, gingen samen op vakantie of een weekendje weg en hadden het druk met hun werk. Maar vorig jaar begon het te wringen. ‘Waarom hebben we eigenlijk bijna geen seks meer,’ had ze een keer gevraagd. Gerard was heel duidelijk geweest: ‘Ik voel niets meer bij je. We hebben ook totaal niets gemeen.’ Eerst had ze nog gedacht dat hij een grapje maakte. ‘Ben je niet meer verliefd? Jongen, wees blij dat het nog zolang geduurd heeft. Bij de meeste mensen is die roze wolk na twee maanden al verdwenen.’ Hij had het grapje niet kunnen waarderen. Was zelfs zwaar beledigd geweest toen ze hem vervolgens had verteld dat zij al twijfels had gehad voordat ze zich aan hem had gegeven. Maar dat ze de relatie was aangegaan omdat hij zo’n knappe weduwnaar was. En zo goed in bed. Nou, toen was de boot helemaal aan geweest. Hij was in een zwart gat gevallen. Alsof alle levenslust in één klap was verdwenen. Maar ze had ook niet tegen hem kunnen liegen. Ooit had iemand tegen haar gezegd dat je de waarheid niet als een natte dweil bij anderen in het gezicht moest gooien. Die les had ze duidelijk nog steeds niet geleerd. Het was niet meer goed gekomen. Aan ruziemaken hadden ze niet gedaan. Daar hadden ze allebei al meer dan genoeg van meegemaakt. Maar om nou, als een echtpaar dat elkaar al dertig jaar niks meer te vertellen had, door te gaan, zonder seks, dat vond ze ook geen optie. Dus had ze de touwtjes van haar leven maar weer zelf in handen genomen. Huis te koop gezet, spullen gepakt en een time-out genomen. En nu zat ze dus hier. En dat rouwen? Was dat nou een smoesje geweest? Wat viel er na al die jaren nou nog te rouwen? ‘Misschien het verlies van je jeugd?’ Weer zo’n stemmetje van binnen. Zeker vandaag was Marianne zich ervan bewust dat ze meer jeugd achter zich had liggen dan ze nog tegoed kon hebben. Ze voelde zich helemaal niet oud. Maar de magische grens van zestig kwam nu toch wel erg dicht bij. Nog een jaar. Het was een leeftijd die menigeen niet haalde. Als kind had ze mensen van veertig al oud gevonden. Maar eenmaal van school beschouwde ze zichzelf als volwassen. Met haar leeftijdgenoten had ze
72
in die tijd niet zoveel op. Ze vond hen vaak oppervlakkig. Alles draaide om ‘de jongens’ en hun uiterlijk en ook daar had ze niet zoveel mee. Ze las liever een boek. Dat was trouwens iets dat ze straks wel eens kon doen: een bezoekje brengen aan de bibliotheek. Eens kijken wat er hier in de kasten stond. De avonden werden al langer en de televisie had nauwelijks meer te bieden dan plat volksvermaak. Niet dat ze neerkeek op mensen die dat wel konden waarderen. Nee, dat had ze afgeleerd. Ze was niks beter dan een ander. Minder trouwens ook niet. Iedereen moest zelf maar beslissen hoe hij zijn tijd hier op aarde wilde doorbrengen. Aan het eind van de rit moest je tenslotte toch ook alleen voor je eigen daden rekenschap afleggen. Net op het moment dat ze aanstalten maakt om een boterhammetje uit de vriezer te halen, gaat haar telefoon. Op de display herkent ze het nummer van haar moeder. Even staat ze in tweestrijd. Ze hoeft niet op te nemen. Maar dan wint het fatsoen het toch weer van de verleiding. ‘Hallo moeders! …. Ja, dank je wel….. Nee, ik was gisteren vergeten om gebak te halen. Maar dat ga ik straks wel doen. Voor vanavond, bij de koffie… Ja, het is prachtig hier… Ja, mooi weer ook… Nee, vandaag is het hier ook minder. Maar ja, ’t is herfst, toch? En jij? Nog wat bijzonders afgelopen week?…’ Terwijl ze luistert naar het verhaal aan de andere kant, maakt ze haar lunch klaar, zet koffie en bladert de krant door. ‘Nee, ik luister… Ja, dat begrijp ik. Maar ik vind het fijn dat je belde… Ja, je kaart heb ik gisteren al gekregen. Zo leuk. Je weet ze altijd wel te vinden hè? … Ja, een hele leeftijd, zeg dat wel. En als ik over vijfentwintig jaar nog net zo bij de pinken ben als jij, dan heb ik toch niets te klagen? …Ja, nee, ik zou het niet weten… Ja, tot volgende week dan maar weer hè. Groetjes aan iedereen… Ja, bedankt. Dag.’ Van haar jongste zus had ze ook een kaart gekregen. En uit Griekenland kreeg ze er altijd eentje via de mail. Die zou ze vanavond wel bekijken. Van Gerard niets. Terwijl ze haar adres toch achtergelaten had. Misschien dat er straks nog iets in de bus gegooid zou worden. De post kwam hier laat, halverwege de middag pas. Nou, dat zag ze dan wel als
73
ze terugkwam van het boodschappen doen. Met iets meer verjaardagsgevoel dan vóór het telefoontje van haar moeder, stapt ze even later in haar auto. Ook al ben je alleen, de inkopen voor het weekend passen maar zelden in een fietstas. Hoe deed ze dat toch toen ze nog geen auto had? Ach, wat kon het haar schelen. Nu is nu en wat is dan leuker om van de luxe van dit moment te genieten. Eerst maar naar de bakker. Een paar bonbons voor bij de thee, een gebakje voor vanavond en alvast iets wat ze ook dinsdag nog zou kunnen presenteren bij de koffie. Vorige week had Marianne kennisgemaakt met de vrouw die bij de familie Verbeek hielp ‘om de boel schoon en opgeruimd te houden’, zoals ze dat zelf noemde. ‘Jantien is de naam, sommigen zeggen Jan maar als je de voorkeur geeft aan Truus is het mij ook goed hoor.’ Daarbij lachte ze innemend en was het ijs gebroken. Jantien had heerlijke notentaartjes meegebracht. ‘Voor bij de koffie, want dat praat wel zo gezellig.’ En gepraat hadden ze. Het klikte meteen. Jantien was één en al vrolijke energie en een wandelende ‘wie is wie’. Ze hadden afgesproken dat ze eens per twee weken een paar uurtjes zou meehelpen om de spinnen en ander ongerief buiten de deur te houden. Komende dinsdag werd haar eerste werkdag. En dat verdiende iets lekkers bij de koffie. De warme bakker, die de heerlijke notentaartjes geleverd had, is niet moeilijk te vinden en zo te zien is het er niet druk. Net voordat Marianne wil uitstappen komt er een sms-bericht binnen op haar mobiele telefoon: Zou je graag voorstellen aan mijn nieuwe liefde. Waar ben je? Gr.G. Niks geen: Van harte en kusjes, of Had graag deze dag met je willen vieren. Dus wat, lieve Marianne, moet je hier nu weer mee? Ze telt tot tien en belt het nummer dat als afzender van het berichtje gegeven wordt. Gerard neemt direct op. ‘Ja, ook hallo. Ik ben onderweg. Hoezo? …Oh, … ja, ik bedoel … nee, dat red ik niet. Maak er een uur van.… Ja… goed … tot dan dan.’ Verbaasd bekijkt Marianne haar telefoon. Alsof die kan verklaren wat
74
dit te betekenen heeft. Niks geen uitleg, niks geen ‘komt het gelegen’. Nee: ‘Ik ben in de buurt en sta met een half uur voor de deur.’ Pfft, moppert ze zachtjes in zichzelf, nou moet ik me nog haasten ook. Ze voelt boosheid opkomen. En een herkenbare spanning in haar schouders. ‘Rustig meiske, geen paniek. Jij hebt hier het heft in handen. En wat jij niet wilt gaat ook niet gebeuren.’ Ze herkent het stemmetje van haar innerlijke coach. Even zit ze nog besluiteloos in de auto. Zou ze hem terugbellen? Zeggen dat ze zich heeft bedacht? Op hetzelfde moment voelt ze een ondeugend gekriebel in haar buik opkomen. Ze kan ook wegrijden nu. Naar Brussel gaan of naar Parijs. En in een flits ziet ze Gerard voor haar deur liggen met z’n nieuwe vlam, vastbesloten om net zolang te wachten tot ze er is. Ze schiet in de lach, recht haar schouders en stapt vastbesloten uit. Eerst maar eens doen wat ze wilde doen. Vluchten kan altijd nog. Als ze een kwartiertje later, met haar handen vol, de winkel wil verlaten, botst ze bijna tegen Arjan Groenewold aan. ‘Hallo schoonheid, je was toch niet van plan om je eenzame buurman te gaan verwennen?’ Het plagerige toontje in zijn stem begint haar al vertrouwd voor te komen. ‘Ik moet u teleurstellen, meneer Groenewold,’ reageert ze met een ondeugende blik op zijn slanke heupen, ‘maar ik denk dat dit voor u wel eens te veel calorieën zou kunnen zijn.’ Lachend vangt hij een zakje op dat van de taartdoos dreigt te glijden. ‘Kom, laat me je even helpen.’ Met een hoffelijk gebaar houdt hij de deur voor haar open. ‘Ben je met de auto?’ Ze knikt, met een half oog op de doos in haar handen waar nog meer zakjes op liggen, naar de knalgele Swift die schuin voor de deur staat. ‘Geef dat maar hier, dan kun jij het portier opendoen. Ik moet er niet aan denken dat we je aankopen straks van de natte straat moeten rapen.’ Dankbaar aanvaart Marianne zijn hulp. Een overtrekkende bui gaat gepaard met flinke windstoten. Ze heeft al haar aandacht nodig om te voorkomen dat het achterportier uit haar handen slaat. Binnen de kortste keren heeft Arjan de spullen netjes ingeladen.
75
‘Kan ik verder nog iets voor je betekenen?’ ‘Nou nee, ik ben al erg blij met deze hulp. Ik was helemaal niet van plan om zoveel te kopen. Maar het zag er allemaal zó lekker uit.’ ‘Goed, stap dan maar vlug in. Ik zie je morgen wel.’ En met een laatste zwaai loopt hij snel terug naar de winkel. Net op tijd. Marianne is blij dat ze het portier kan dichtslaan. Het lijkt wel of daar boven alle sluizen worden opengetrokken. Vanuit de veilige beschutting van haar auto kijkt ze met ontzag naar de donkere wolken die vanuit het zuidwesten komen aanstormen. Zodra de elementen weer een beetje tot rust gekomen zijn, start ze de auto. Ze moet ook nog naar de supermarkt. En straks staat Gerard voor de deur. Nou, die moet dan maar even wachten. Als Marianne een minuutje later was weggereden, zou ze gezien hebben dat Arjan nog een poging deed om haar aandacht te trekken. Te laat. Een beetje beteuterd kijkt hij naar het zakje in zijn hand. Hij moet wel erg in de war geraakt zijn dat hij dat al die tijd heeft vastgehouden. Bonbons… als hij ze ging brengen, zou ze dan geloven dat hij ze niet expres achter gehouden had? Al sinds vanmorgen heeft hij zich lopen verheugen op het etentje morgenavond. De oude mevrouw Hiddema had hem gebeld. Ze zou graag haar ervaringen van de afgelopen dagen met hem bespreken en, als hij geen afspraken had, wilde hij dan misschien aanschuiven bij haar Groningse rijsttafel? Nora, Janine en mevrouw Ten Cate zouden er ook zijn. Hij had niet geweigerd. Zelfs al zou hij andere plannen gehad hebben…En nu liep ze daarnet zowat in zijn armen… ‘Kan ik u helpen, meneer Groenewold?’ Het meisje achter de toonbank haalt hem op slag uit zijn overpeinzing. ‘Ben ik al aan de beurt?’ En met een gebaar naar het zakje in zijn hand: ‘Dit geef ik wel even af. De dame die het vergeten heeft woont bij me om de hoek. Mocht ze jullie bellen, zeg dan maar dat het nabezorgd wordt. Ten Cate, is haar naam.’ Haar geplande bezoekje aan de bibliotheek laat Marianne maar schieten. Als Gerard op tijd is, kan ze nog net haar boodschappen uitladen.
76
Maar als ze de auto op haar oprit zet, is er nog geen spoor van hem te bekennen. Uiteindelijk blijkt hij een half uur vertraging te hebben opgelopen. ‘Wat een bui,’ is het eerste wat ze hoort als ze de deur opentrekt. Verbaasd kijkt Marianne naar de figuur die voor haar staat. ’t Is dat hij geen pakket in z’n handen heeft, anders had ze hem voor een koerier versleten. Helemaal in het leer, met een motorhelm onder de arm. Zware laarzen aan de voeten en druipend van de regen. ‘Gerard?’ Vanuit haar ooghoeken kijkt ze richting de straat. Verder is er niemand te bekennen. ‘Hoi, kom binnen.’ Hij schudt de druppels van zich af. ‘Nou, dat lijkt me niet zo’n goed idee. Heb je misschien een handdoek en een paar sloffen of dikke sokken? Dan kan ik die natte boel hier beter uittrekken. Ideaal, zo’n carport. En je hebt er zelfs een bankje staan. Ik kom zo.’ Als Marianne met het gevraagde terugkomt, heeft Gerard zich al uit zijn leren omhulsels gewerkt. En… staat er een zware motor onder de carport. ‘Die past er nog wel bij, toch? Mag ik je voorstellen: Harley, mijn nieuwe liefde.’ Een kort moment weet Marianne zich geen raad met de situatie. Dan schiet ze in de lach. ‘Gerard, jongen, je bent me d’r een.’ Met haar armen gespreid loopt ze op hem af. ‘Laat me je even knuffelen.’ Hij voelt zo vertrouwd, ruikt zo vertrouwd en de kus die op de omhelzing volgt lijkt verdacht veel op de kussen in de eerste weken van hun onstuimige relatie. Ze voelt kriebels in haar buik. Wil de kus nog even rekken. Geen van beiden ziet de auto die voor de oprit stopt om direct daarna weer verder te rijden. Een paar uur later zitten ze genoeglijk met een glas wijn bij de open haard. Het is alsof alle spanningen van de afgelopen maanden van hen afgegleden zijn. ‘Ik denk dat ik dit zetje nodig had,’ zegt Gerard terwijl hij zijn ogen op
77
de speelse vlammetjes van het vuur gericht houdt. ‘En ik heb me ook gerealiseerd dat ik geen ideale partner voor je ben.’ Marianne voelt dat er nog meer gaat komen. Ze geeft hem de ruimte. Nu wel. ‘Ooit heb ik je een armband gegeven. Heb je die nog?’ Ze knikt. ‘Wil je hem terug?’ Kort nadat ze de eerste keer samen naar bed waren geweest had hij haar een pakje gegeven, een doosje van de juwelier met een smalle, gouden slavenband. Ze had het geschenk niet willen aannemen. Had zich er ongemakkelijk bij gevoeld. Wilde hem ook niet kwetsen. Voorzichtig had ze geprobeerd uit te leggen dat ze zich, zo snel na het overlijden van haar man, aan niemand wilde binden. Dat ze zich eigenlijk nooit meer wilde binden. Hij had het sieraad zelf uit het doosje gehaald en het om haar smalle pols gelegd. ‘Neem je tijd,’ had hij gezegd, ‘hij kan er ook weer af.’ ‘Ik zou er graag iets anders van maken,’ zegt hij nu. Hij staat op en loopt naar de plek waar hij zijn bagage heeft achtergelaten. Na wat gerommel komt hij terug met een klein vierkant pakje. ‘Voor je verjaardag. En als dank voor je goede zorgen in de afgelopen jaren.’ Nieuwsgierig pakt Marianne het cadeautje uit. In een doosje, op een bedje van blauw fluweel, ligt een gouden zeemeeuw: ‘Jonathan, symbool van vrijheid.’ In zijn kop schittert een diamantje. Verbaasd kijkt ze hem aan. ‘Iets anders van maken?’ ‘Ik denk dat ik het goud van de armband wel kan laten omsmelten en daar een plaatje van kan laten maken waar de meeuw op past. Je kunt hem dan als broche dragen. En misschien is er ook nog een oogje aan te zetten zodat je hem aan een ketting kan dragen.’ ‘En daarmee geef je me mijn vrijheid terug?’ Gerard knikt. ‘Alle vrijheid.’
78
Bij Marianne schieten de tranen in haar ogen. Ze kan niet anders dan hem omhelzen. En bedanken met een warme kus. ‘Blijven we vrienden?’ Op zijn ‘Als jij dat wilt’ komen de waterlanders pas echt goed los. Na een ontbijt met gebakken eieren en spek, zwaait ze Gerard de volgende morgen uit. Natuurlijk was hij blijven slapen. Ze hadden nog heel wat afgepraat de vorige avond. Uitgepraat ook. Al die dingen die nooit besproken konden worden. Zijn dromen, haar dromen, zijn teleurstellingen en de hare. En hoe ze hun best gedaan hadden maar zich steeds ongelukkiger gingen voelen. En nu voelde het een beetje als na de grote schoonmaak: opgefrist. Hij had haar verteld over zijn zoektocht op Marktplaats. En hoe hij uiteindelijk deze motor gevonden had. Een beauty en nog als nieuw. Had altijd binnen gestaan. Bij een liefhebber. De vorige eigenaar had er met pijn in het hart afstand van gedaan. Zijn enige troost was dat Gerard ook een liefhebber was. Hij had hem laten beloven er goed voor te zorgen. ‘En wat ben nu je verder van plan?’ had ze gevraagd. ‘Tja,’ had hij plagend gezegd, ‘je weet dat ik niet zo goed ben in plannen maken. Maar de bedoeling is dat ik er een poosje tussenuit ga. Met de vogels naar het zuiden.’ ‘Je neus achterna? Ik gun het je van harte.’ En dat had ze gemeend vanuit het diepst van haar hart. Hij zou contact houden, af en toe een berichtje sturen. En misschien wilde ze hem wel een keer opzoeken als hij een mooi plekje vond waar hij wat langer wilde blijven? De zeemeeuw en de slavenarmband gingen met hem mee terug. Hij wilde ze zo snel mogelijk tot één geheel laten omvormen. En dan zou hij het sieraad opsturen. Opdat ze hem nooit meer zou vergeten. Marianne schudt haar hoofd. Alsof ze hem ooit zou kunnen vergeten. Alleen de grijze haren al die ze overgehouden heeft aan de zorgen om hem… ‘Kom meisje, niet overdrijven, hè?’
79
Nee, het stemmetje daar binnen heeft gelijk. Zo erg was het allemaal ook weer niet. Ze zijn er beiden volwassener uitgekomen. Klaar voor een nieuwe levensfase.
80
HOOFDSTUK 9
Arjan Groenewold bekijkt zijn gezicht in de spiegel. Als hij verwacht had dat zijn haar in één nacht grijs geworden zou zijn, dan werd hij nu teleurgesteld. Behalve een paar zwarte wallen onder de ogen heeft hij aan de afgelopen nacht geen zichtbare schade overgehouden. Wat een nacht! Zodra hij zijn ogen sloot kwam het beeld van de twee mensen in een innige omstrengeling op zijn netvlies. In een impuls was hij gistermiddag doorgereden. Hij had ze echt maar heel even gezien. De motor had veel meer zijn aandacht getrokken. Mooi exemplaar. ’t Is dat hij geen aanleg heeft om teleurstellingen weg te spoelen met alcohol, maar anders… Hij had geprobeerd een redelijke verklaring te vinden voor wat hij gezien had. Misschien was het haar broer, na jaren terug uit een ver land… Of een dierbare vriend… Het mocht niet baten. Het was niet eens zozeer het plaatje als wel de emotie die het beeld had opgeroepen. Alsof hij een stomp in z’n maag kreeg. Alsof alles om hem heen ineens donker werd. Wat een eikel was hij geweest om ook maar te denken dat er iets moois tussen hen aan het groeien was. Dat zij hetzelfde voor hem voelde als hij voor haar. Hij probeert een lach op zijn gezicht uit. Schrikt zelf van het resultaat. Vals ziet het eruit. Triest ook. En daar moet hij dan de dag mee door? Oud voelt hij zich ineens. Eerst maar eens douchen. Het ontbijt kan hij wel overslaan. Het moet over vieren geweest zijn voordat hij uiteindelijk in slaap viel. Pas tegen twaalven was hij wakker geworden. Had de krant nog niet eens uit de bus gehaald. Om drie uur had hij afgesproken met de weduwe Hiddema. Ze wilde graag even rustig met hem praten. ‘Voordat de meisjes komen,’ had ze gezegd. Misschien dat hij nog onder de rijsttafel uit kon komen? Hoofdpijn voorwenden? Het zou hem waarschijnlijk weinig moeite kosten. Hij voelde het nu al kloppen achter zijn slapen. Na een laatste blik in de
81
spiegel, stapt hij de douchecabine in. Het geronk van de zware motor over de doorgaande weg achter zijn huis, blijft hem gelukkig bespaard. Na de buien van gisteren is de lucht geklaard. Fris is het wel. Marianne heeft even moeten zoeken naar een warme jas. Ze had de koffers met winterkleding in een van de lege kamers gezet. Voor later. Nu dus. Het was zeker vijftien graden kouder dan vorige week. En ook al kwam het zonnetje af en toe de kamer binnen, ze had de verwarming vanmorgen toch maar aangezet. Met een blij gevoel sluit ze het huis af. Een nieuwe start maken. Dat heeft ze zich voorgenomen. En als het kan hier, in deze prachtige verborgen hoek van Nederland. ‘Ieder nieuwe dag is de eerste dag van de rest van je leven’ is een spreuk die haar vandaag bijzonder aanspreekt. ‘Ik lijk wel een verliefde tiener,’ vertelt ze haar spiegelbeeld als ze zichzelf nog even bekijkt in de passpiegel in de hal. ‘Maar niet op een man hoor. Ik ben verliefd geworden op deze streek.’ Je meent het… klinkt een sarcastisch stemmetje in haar hoofd. Ze trekt een lange neus naar de spiegel, pakt haar tas en verlaat het huis. Op naar de volgende verrassing. En met dat ze dat denkt, herinnert ze zich de bonbons. Waar heeft ze die in vredesnaam gelaten? Ze kan zich niet herinneren dat ze het zakje met de prachtige handgemaakte chocoladebonbons ergens heeft opgeborgen. Toch maar even kijken. Met lege handen bij iemand op bezoek gaan is niet iets dat ze van huis uit heeft meegekregen. En bloemen had ze geen optie gevonden. Ze wist tenslotte niets van haar gastvrouw. Alleen maar dat ze net weduwe geworden was. En de moeder van Nora. Na vijf minuten staat het zweet in haar handen. Geen bonbons. Op de gekste plekken heeft ze gekeken. Niets. Maar ze kan Nora toch ook niet langer laten wachten. Dan toch maar met lege handen. Of zou…? Ineens herinnert ze zich de situatie bij de deur van de bakker. Hoe Arjan het zakje had opgevangen dat bijna van de doos viel. Komisch was het en ook wel heel toevallig dat juist hij op dat moment de winkel binnenstapte. Waarschijnlijk had hij ze op de toonbank gelegd voordat hij met haar naar de auto was gelopen. Het was nu te laat om er nog iets
82
aan te doen. Maandag zou ze er wel even naartoe gaan. Als ze gevonden waren dan konden ze misschien wel bezorgd worden, met een bedankje. Opgelucht verlaat ze voor de tweede keer het huis. Wat zou deze dag nog meer voor verrassingen in petto hebben? Eenmaal weer thuis, kan ze alleen maar constateren dat het een bijzondere avond is geweest. De moeder van Nora is een schat. Toen Marianne haar deelneming uitsprak met het overlijden van haar man, had ze gezegd: ‘Kind, ik mag het natuurlijk niet zeggen, maar het is of er een last van m’n schouders gevallen is. Mijn man heeft het niet alleen zichzelf moeilijk gemaakt in dit leven. Ik hoop dat hij bij Onze Lieve Heer vergeving vindt.’ De rest van de avond had in het teken van de toekomst gestaan. Moeder Hiddema liet het aan haar dochters over om verslag te doen van hun verkenningstocht in de afgelopen week. Zelf had ze zich met hart en ziel gestort op de verzorging van ‘haar meiden’, waaronder ze ook Marianne had geschaard. Het duurde een poosje voordat Marianne begreep dat Janine eigenlijk de schoondochter was. Een interessante tante, dat was ze zeker. Toen ze had verteld over het bezoek aan het conferentiecentrum in Brabant, had ze ook de prachtige verzameling kunstwerken genoemd die daar in de gang hingen. ‘Textielschilderijen?’ had Marianne gevraagd. Een verbaasd ‘ja’ was het antwoord geweest. Ze had er niet al te veel over willen zeggen. Alleen dat ze de kunstenares wel eens had ontmoet. En een boekje bezat met afbeeldingen van een serie werken die ze gemaakt had. ‘Ik zal het opzoeken. Dan kan je ook de gedichtjes lezen die ze erbij gemaakt heeft.’ Dat er een vervolg zou komen op deze avond, dat was wel zeker. Na het eten, dat bleek te bestaan uit dampende schalen bruine bonen en kapucijners met daarbij allerlei bakjes en schaaltjes met spekjes, uitjes, augurken en verschillende soorten mosterd, hadden ze nog uren zitten praten. Uiteindelijk had Nora er om half twaalf een eind aan gemaakt. ‘We hebben heel wat om over na te denken. En meent u het, dat u hieraan wil meewerken? Misschien kunt u er beter eerst eens een nachtje
83
rustig over slapen?’ Waarop ze zich had gerealiseerd dat het voor iedereen best een drukke week geweest was. Nora en Janine hadden haar keurig voor de deur afgezet. ‘Het is maar een klein stukje lopen, maar wel heel erg donker.’ Ze had niet tegengesputterd. Heerlijk was het om zo verwend te worden. En nu had ze dus een boel om over na te denken. In grote lijnen kwam het er op neer dat moeder Hiddema een groot deel van haar land tegen een aantrekkelijk bedrag kon verkopen. Van de opbrengst wilde ze, op de resterende grond rond de boerderij, iets realiseren waar groepen kinderen profijt van hadden. Het eerste idee, een zorgboerderij opzetten, hadden de dames al snel laten varen. De directeur van het conferentiecentrum waar ze uiteindelijk drie nachten hadden gelogeerd, had hen uiterst plezierig ontvangen. Ze hadden alle gelegenheid gekregen om hem hun idee voor te leggen. En toen had hij gevraagd of ze al enig inzicht hadden in de regelgeving rond dit soort initiatieven. Hij had hen twee adressen gegeven waar ze konden gaan kijken. En zijn kaartje. Dat mochten ze gebruiken als introductie. Diep onder de indruk waren ze de middag voor hun vertrek bij hem teruggekomen. Hun teleurstelling had hij weggewuifd. ‘Uit dromen zijn de mooiste dingen voortgekomen,’ had hij hen voorgehouden. Vervolgens had hij een aantal mogelijkheden genoemd. En afgesproken dat ze contact zouden houden. Eén van die mogelijkheden was het opzetten van zomerkampen. Zelf had hij ook wel eens met het idee gespeeld. Helaas ontbrak het hem aan tijd en ruimte om het te realiseren. Maar dat er behoefte aan was, dat wist hij uit ervaring. Groepen uit de samenleving die een plek zochten om hun eigen ding te doen, dat was zijn stiel. Hij verhuurde de kamers en de werkruimte en zorgde voor de catering. Maar hij deed dit alleen voor volwassenen, het hele jaar door. Zo was het ook winstgevend. ‘Tenslotte was hij ondernemer,’ had hij er met een weemoedig lachje aan toegevoegd. Toen de term ‘zomerkampen’ viel, gingen er bij Marianne meerdere deurtjes open van kamertjes waarin ze haar herinneringen bewaarde. Kamertjes waarvan ze het bestaan allang vergeten was. Uit het eerste
84
kamertje kwam het kamp waar ze halverwege de middelbare school een weekje geweest was. Met drie meiden in een tent, corvee en ’s avonds rond een kampvuur liedjes zingen en verhalen vertellen. Ze was de maand ervoor voor het eerst ongesteld geworden. En haar volgende periode viel precies in die week. Wat had ze zich ellendig gevoeld. Gek dat een mens zich zulke dingen vijfenveertig jaar later nog zo duidelijk herinnert. Uit een ander kamertje stapte haar pleegzoon. Padvinderskampen. Meerdere jaren op een rij. Doodmoe kregen ze hem terug, te vies om met een tang aan te pakken, maar zo trots op zichzelf en zo gelukkig. Wat de herinnering aan Caïro in dit rijtje precies te betekenen had, daar moest ze nog maar eens goed over nadenken. Met een groep collega’s uit de reisbranche hadden ze twee nachten doorgebracht op een ommuurde compound van een reisorganisatie die bekend stond als duur en alternatief. Kralen werden gebruikt als betaalmiddelen en de buffetten waren overladen met gezonde en exotische gerechten. Alles inclusief, ook de wijn aan tafel. Voor de jaren zeventig beslist spraakmakend. Met groeiende interesse had ze geluisterd. Mogelijkheden en ideeën flitsten door haar hoofd. Maar ze had zich ingehouden. Ze wist inmiddels dat ze met haar enthousiasme mensen finaal omver kon blazen. Met als gevolg dat ze haar of uit de weg gingen, of gebruikten om de kastanjes uit het vuur te halen. Uiteindelijk had ze aangegeven dat ze zelf ook op zoek was naar een zinnige invulling voor de tijd die haar in dit leven nog gegeven zou worden. Dat het haar wel aantrok om in dit avontuur betrokken te worden. En dat ze misschien, vanuit haar eigen achtergrond, nog wel wat zou kunnen bijdragen. Waarop de vraag natuurlijk geweest was wat haar achtergrond dan precies was. Beknopt had ze haar carrière op een rijtje gezet. Maar ook wat ze buiten werktijd nog allemaal had gedaan. Het had indruk gemaakt. Moeder Hiddema had het met een glimlach om haar lippen aangehoord. ‘Volgens mij kom je als geroepen,’ was haar reactie geweest. Bij het afscheid had ze haar omhelsd alsof ze al jaren in de familie was. ‘Tot gauw dan.’ Ja, ze wilde er wel een nachtje over slapen. Het was inmiddels tegen
85
enen. Ze zou maar geen wekker zetten. Nora had morgen nog geen dienst. En de weersverwachting was ook niet om over naar huis te schrijven. Lekker uitslapen dus en dan maar eens in de fotoboeken duiken. En met die gedachte sluit ze de boel af en duikt, na een kort bezoek aan de badkamer, lekker in bed. Arjan kan de slaap niet vatten. Het kostte niet veel moeite om weg te komen bij de weduwe Hiddema voordat Nora en Marianne kwamen. Hij had echt een barstende hoofdpijn gekregen. Met een paar pijnstillers was hij direct na thuiskomst een poosje gaan liggen. De hoofdpijn was gelukkig gezakt maar zijn humeur was er niet beter op geworden. En nu ligt hij te draaien. Alles wat er de afgelopen twee weken gebeurd is, passeert de revue. Marianne bij hem op het terras, hijzelf bij haar aan de eettafel, de lunch in het bos en tenslotte de bijna-botsing bij de bakker… Waarom had hij zich zo uit het veld laten slaan door wat hij gisteren in het voorbijgaan had gezien? Hij kon toch moeilijk verwachten dat een vrouw van haar leeftijd geen verleden had? Tijdens de paar uurtjes die ze samen hadden doorgebracht was dat echter nauwelijks ter sprake gekomen. Ze had het gehad over een time-out en dingen op een rijtje zetten. Maar hoe en wat, hij had geen idee. Hij wist niet eens of ze getrouwd was of ooit geweest, of ze kinderen had. Hij wist alleen dat hij het zwaar te pakken had. En dit was beslist geen griep. ‘Kom op Groenewold, zet de hele zaak een paar uurtjes uit je kop. Ga slapen man. Morgen weer een dag.’ Achter zijn oogleden laat hij een kudde schapen opdraven. Er moeten er honderd in het hok dat hij erbij fantaseert. De ervaring heeft hem geleerd dat terugtellen meer effect heeft dus begint hij braaf bij honderd. En steeds als hij zichzelf betrapt op afdwalen, pakt hij weer een schaap in z’n nekvel.
86
HOOFDSTUK 10
Nora is deze zondagmorgen later uit de veren dan ze gewend is. Ze ging er ook wel erg laat in gisteravond. Alles bij elkaar waren het twee bijzondere weken geweest. Aan de brunch, samen met Janine, probeert ze de boel op een rijtje te zetten. ‘Eerst dat plotselinge overlijden van Pa, de reactie van Ma daarop, alles wat gedaan moest worden rond de begrafenis, ons uitstapje naar Brabant… Ik heb het gevoel dat het maanden geleden is dat ik op de kansel stond. Zou iedereen zo’n periode hebben na het overlijden van een dierbare?’ ‘Ieder op z’n eigen manier,’ meent Janine. ‘Hoe je zoiets beleeft zal sterk afhangen van je eigen persoonlijkheid, de omstandigheden, je relatie tot de overledene en met wat je gelooft. Maar altijd hoor je dat mensen het gevoel hebben in een soort vacuüm te zitten. Totdat de dingen van alledag weer de aandacht gaan vragen.’ ‘Ik vond het wel heel bijzonder. Alles verliep zo vloeiend, zo… je hoort wel eens zeggen dat iemand in een ‘flow’ terecht komt… nou, daar kan ik me nu iets bij voorstellen. En zoals Ma er mee omgaat… ik kan het nog steeds niet geloven.’ Nora kijkt peinzend in de verte. Pas als Janine een arm om haar heen slaat komt ze weer tot bezinning. Liefdevol kijkt ze op naar de vrouw waar ze zoveel van houdt. ‘Bedankt dat je voor me was… en bent.’ In de loop van de middag rijden ze naar de boerderij. Janine heeft daar gisteravond haar auto laten staan. Morgen moet ze weer aan het werk. Nu kan ze nog even afscheid nemen van de vrouw die haar volledig heeft geaccepteerd als schoondochter. Het geeft haar een warm gevoel om eindelijk, na al die jaren, deel te mogen uitmaken van het verleden van de vrouw om wie ze zoveel geeft. Zelf is ze haar ouders al op jonge
87
leeftijd kwijtgeraakt. Haar vader kwam om het leven bij een verkeersongeluk toen zij zeven jaar was. Haar moeder kon het verlies niet aan. Zakte steeds verder weg in haar depressies, kon uiteindelijk zelfs haar kinderen niet meer verzorgen. Die werden opgevangen door de grootouders. Zo ging dat toen. Na de lagere school mocht ze bij een oom en tante gaan wonen. Die hadden twee jongens, iets ouder dan zij. Met hen ging ze naar het lyceum. En later ging ze studeren en op kamers in Amsterdam. Er was goed voor haar gezorgd. Ze was niets te kort gekomen. Maar nu, in deze relatie zo’n lieve schoonmoeder te vinden, dat was toch wel heel speciaal. De thee staat al klaar als ze binnenkomen. Een versgebakken appeltaart er heerlijk geurend naast. Met een ‘Zo meisjes, lekker geslapen?’ worden ze hartelijk begroet. En natuurlijk wordt er nog even nagepraat over de afgelopen avond. Unaniem zijn ze het erover eens, dat mevrouw Ten Cate wel eens een waardevolle uitbreiding zou kunnen zijn van het team dat aan de slag gaat met de ideeën die ze hebben. Janine is aanwezig geweest bij het gesprek tussen Groenewold en de weduwe Hiddema. Ook hij had zijn medewerking toegezegd. Jammer was het wel dat hij zich niet lekker voelde en na een uurtje al weer vertrok. Maar, hij had beloofd erbij te zijn als er verdere ontwikkelingen waren. En dat moest natuurlijk nog besproken worden. Hoe nu verder? Al snel is duidelijk dat Nora’s moeder over deze en andere vragen al heeft nagedacht en ook een aantal antwoorden heeft. ‘Weet je, Janine, jij zit in de grote stad. Jij kent de problemen waarschijnlijk beter dan ik. Onze doelgroepen en wat zij nodig hebben, zou jij daar eens een lijstje van kunnen maken? En dan ook de organisaties die zich daar al mee bezig houden. Als Nora dan het secretariaat voor haar rekening wil nemen? Er zullen folders gemaakt moeten worden en verstuurd. Misschien wel een folder op internet, hoe noem je zo’n ding… Met Marianne en Arjan zal ik contact houden. Een soort van denktank. En als we dan over twee weekjes weer bij elkaar komen? Zou dat een idee zijn?’
88
Nora en Janine wisselen een blik van verstandhouding: laat die moeder van ons maar schuiven. ‘Helemaal goud,’ roepen ze als uit één mond. Met een tas vol lekkers en nog een Tupperwareschaal vol bruine bonen voor morgen stapt Janine uiteindelijk in haar auto. De rit van en naar Amsterdam heeft ze al zo vaak gemaakt, daar ziet ze geen seconde tegenop. Trouwens, autorijden vindt ze eigenlijk best prettig. Er zit een goede geluidsinstallatie in de Polo en op de radio is er altijd wel iets interessants te vinden. Iets waar ze op werkdagen zelden aan toe komt. Het lezen en bewerken van manuscripten doet ze het liefst in stilte. Nora blijft nog even nakletsen. Na zoveel dagen in het gezelschap van haar moeder en partner te hebben doorgebracht, is het idee om naar een leeg huis terug te gaan niet bijster aantrekkelijk. Maar Farao is er natuurlijk ook nog. Die zal zich wel behoorlijk verwaarloosd voelen. Ze kent zijn luimen ondertussen. Misschien kan ze het goedmaken met een blikje van zijn lievelingsvoer. Als ze afscheid neemt is het tegen tienen. En is Janine al lang en breed thuis. Arjan verkeert in tweestrijd. Hij heeft het zakje bonbons uitdagend voor zich op tafel gezet. Ga ik je naar je rechtmatige eigenares brengen? En zo ja, wanneer dan? Buiten is de hemel grijs. Het waait behoorlijk en af en toe valt er wat regen. Normaal gesproken heeft hij niet zo’n last van de schommelingen van het weer. En op zondag al helemaal niet. Het is een dag waarop hij de vaste rituelen afwerkt. ’s Morgens naar de kerk, daarna koffie met een tosti of een omeletje en dan ’s middags een bezoekje aan zijn moeder in Emmen. Soms rijdt hij daarna door naar zijn dochter om een hapje mee te eten. De afgelopen weken is dat er nauwelijks van gekomen. Eerst was er dat weekend dat Daan bij hem gelogeerd had. Toen die zondag dat hij Marianne had meegenomen naar Nora en ze samen uitgebreid geluncht hadden. Vandaag was hij laat wakker geworden. Te laat om nog naar de kerk te gaan. En eerlijk gezegd had hij daar ook niet zo’n zin in gehad. De kans was te groot dat hij Marianne zou tegenkomen. En zolang die vermaledijde bonbons
89
nog op zijn tafel staan, kan hij haar niet onbevangen in haar mooie grote ogen kijken. ‘Dus…?’ Besluiteloos haalt hij nog een bak koffie. Afwezig staart hij uit het raam. Herfsttinten beginnen de overhand te krijgen. De beukenhaag moet binnenkort gesnoeid worden. Het kan hem allemaal niet boeien. En in het ritje naar Emmen heeft hij ook geen zin. Met een zucht pakt hij de telefoon. ‘Hallo Ma,… ja, goed. En met jou?… Fijn. Ja,… ik wilde even laten weten dat ik vandaag niet kom, tenzij er iets is dat niet tot volgende week kan wachten?… Ja… Nee, niks bijzonders…Paar zaken waar ik mee bezig ben… Ja…’ Na een kwartiertje neemt hij afscheid. De leegte om hem heen lijkt zwaarder te drukken dan hij in maanden heeft ervaren. Vallende blaadjes? Net als hij aanstalten maakt om de radio aan te zetten, gaat de telefoon. Op de display verschijnt een foto van Paula en Karl met de ondeugende toet van Daan tussen hen in. Dit mooie plaatje geeft hem altijd een warm gevoel. En omdat de gesprekken tussen hen vaak wat langer duren dan een hallo, goed en tot ziens, zet hij het apparaat op de luidspreker. Heeft hij in elk geval de handen vrij om tussendoor nog een bak koffie te halen. ‘Groenewold…’ ‘Hi Paps, met mij. Alles goed?’ ‘Hé, meiske, wat een verrassing. Ja, prima. En met jullie?’ ‘Ja, ook goed. We vroegen ons af of je nog kwam eten vanavond?’ Op de achtergrond klinkt onmiskenbaar het stemgeluid van Daan ‘Doen hoor Opa, doen…’ Er trekt een glimlach over zijn gezicht. ‘Heb ik keus?’ Paula schiet in de lach. ‘Het lijkt er niet op, hè? Ik zou een witlofschotel met gebakken aardappeltjes kunnen maken?’ Daan juicht. ‘Tja, dan breng je me wel heel erg in verleiding. Een uur of vier? En zal ik dan een flesje wijn meebrengen?’ Het antwoord is nauwelijks te verstaan. Daan imiteert het geluid van
90
een brandweerauto en draait daar, zo te horen, gevaarlijke rondjes bij. ‘Goed, je ziet me wel verschijnen. Tot vanmiddag.’ Buiten heeft de zon een gaatje gevonden tussen de bewolking door. Ze lijkt ook in zijn eigen bewolkte geest een bres te hebben geslagen. Iets vrolijker dan daarvoor neemt hij de laatste slok koffie uit zijn beker om die met een vertrokken gezicht door te slikken. Koud… Nou ja, eerst maar eens even douchen. En met een blik op het zakje bonbons: en dan reken ik met jou af. Tegen tweeën stapt hij in de auto. Twee flessen wijn en het zakje bonbons legt hij op de passagiersstoel. Eerst dat zakje afleveren. Het weegt misschien twee of drie ons, maar het heeft nu al twee dagen als een molensteen om zijn nek gehangen. Hoog tijd om er vanaf te komen. Pas dan, heeft hij het gevoel, kan hij zich echt verheugen op het weerzien met zijn kleinzoon. En natuurlijk met zijn dochter. Zou ze al…? Nee, dat kan haast niet. Het is pas drie weken geleden dat ze er samen met Karl een paar dagen tussenuit geweest is. Niet dat hij nou zoveel verstand heeft van vrouwenzaken, maar een cyclus duurt vier weken, toch? Nou ja, hij zou het wel horen als ze zelf zover zijn. Voor de deur bij Marianne aarzelt hij een seconde. Dan trekt hij aan de ouderwetse bel. Het ding maakt een geweldig kabaal maar past wel bij het huis. Zelf heeft hij er spijt van dat hij de bel vervangen heeft voor een modernere versie. De ellende van die dingen is dat er soms gebeld wordt en er dan niemand op de stoep blijkt te staan. Heeft iemand dezelfde frequentie op de afstandsbediening van de auto of zoiets. Niet alle snufjes van tegenwoordig zijn een verbetering. Marianne doet met een vrolijk gezicht de deur open. ‘Hallo Arjan, wat een verrassing. Zoek je weer een oppas?’ Een beetje verlegen houdt hij het zakje in de lucht: ‘Ik kwam een schuld inlossen.’ Haar opgetrokken wenkbrauwen maken haar gezicht nog aantrekkelijker, constateert hij. En de rimpel boven haar neus… ‘Dus jij had ze al die tijd? Kom binnen. Ik heb me suf gezocht. Ik was al van plan om morgen terug te gaan naar de bakker…’
91
‘Eigenlijk ben ik op doorreis,’ Arjan aarzelt, maar de verleiding is te groot. ‘Eventjes dan.’ De grote eettafel ligt vol met fotoalbums. ‘Ik stoor je toch niet?’ Marianne schuift een aantal albums aan de kant. ‘Nee, absoluut niet. Ik was bezig te kijken of ik deze boeken weer op volgorde kan krijgen. Bijna twintig jaar van m’n leven. En dan heb ik er ook nog een stel uit de tijd dat ik bij een reisbureau werkte. Zo’n bewolkte zondagmiddag leek me ideaal om nog eens in het verleden te duiken. Doe jij dat wel eens?’ Even blijft het stil. De vraag klinkt zo gewoon. Onder normale omstandigheden zou hij er ook geen enkel probleem mee gehad hebben. Maar nu, na twee nachten woelen en piekeren, liggen zijn emoties behoorlijk aan de oppervlakte. Hij besluit eerlijk te zijn. ‘Ik ben er nog niet aan toe. Mijn vrouw is twee jaar geleden overleden. Zij maakte ook dit soort albums. De laatste paar jaar zelfs digitaal. Juweeltjes. Maar, het is allemaal eigenlijk nog te vers. Ze was gek op Daan. Wij hebben heel vaak samen opgepast en dan fotografeerde ik ze op de gekste momenten. Om dat nu allemaal terug te kijken…’ Marianne luistert en knikt begripvol. ‘Ik zet een potje thee. Je hebt toch wel tijd voor een kopje? En dan kunnen we samen misschien wel een aanval doen op dit lekkers.’ Ze laat hem even rustig bijkomen. Mannen en hun emoties, ze weet er nooit zo goed raad mee. Opgegroeid in een vrouwengezin. ‘Mijn Harem,’ grapte haar vader soms. Met een dienblad met theeglazen en een simpele glazen theepot komt ze terug naar de tafel. ‘Gebruik je suiker?’ ‘Nee, dank je.’ Arjan lijkt zichzelf weer onder controle te hebben. ‘Ik gebruik al jaren geen suiker. En niet alleen omdat het een dikmaker is. Veel mensen beseffen niet dat suiker een gevaar aan het worden is voor de volksgezondheid. Net als melk trouwens. Op dit moment hebben we te maken met ziektes waarvan de artsen wel de symptomen
92
maar niet de oorzaak kunnen aanwijzen. Ziektes die bijvoorbeeld in Aziatische landen nauwelijks voorkomen. Sommige onderzoekers beweren dat suiker en gist de boosdoeners zijn. Die schijnen een negatieve invloed te hebben op de darmflora na behandeling met antibiotica. Maar ja, als zulke onderzoekers serieus genomen worden dan zijn de consequenties natuurlijk enorm. Dus wordt het afgedaan als geroep uit de alternatieve hoek.’ Marianne kijkt verrast. ‘Ken jij dat boekje uit de reeks Ankertjes?’ ‘Vergis(t) U Niet,’ vult Arjan aan. ‘Ja, dat heb ik thuis staan. Jij ook?’ ‘Ja. Ik kwam het toevallig tegen toen ik zo’n last kreeg van mijn gewrichten dat ik er ’s nachts niet meer van kon slapen. Reuma-achtige verschijnselen. De huisdokter schreef prednison voor. Voor de rest van mijn leven. Nou, daar schrok ik toen behoorlijk van. Mijn man had regelmatig kuren met dat spul voorgeschreven gekregen. Longemfyseem.’ Even houdt ze stil. Dan duwt ze de herinneringen snel weg. ‘Ik had gezien wat voor impact die medicijnen soms hebben. De dokter kon bij mij geen echte oorzaak vinden. Dus werd het symptoombestrijding. Het hielp wel maar omdat ik andere klachten kreeg ben ik gaan zoeken naar andere oplossingen. En ja, dan kom je al snel in het alternatieve circuit terecht. Op het juiste moment kwam toen dit boekje tevoorschijn. Ik heb direct alle suiker en gist uit mijn leven gebannen. Na een paar weken kon ik verder zonder prednison. En nu,’ voegt ze er met een lachje aan toe, ‘sla ik een lekkere bonbon op z’n tijd niet af.’ Arjan kijkt naar het zakje dat hij op tafel gezet heeft. ‘Ik weet waar ze vandaan komen en ik zeg geen nee.’ Marianne schudt een paar mooi opgemaakte exemplaren uit het zakje. ‘Zullen we beginnen met de grootste? Ze moeten natuurlijk niet oudbakken worden.’ Als hun beider handen in de richting van dezelfde bonbon gaan, is er weer diezelfde energie als bij de eerdere ontmoetingen. Arjan is blij dat hij de moed heeft gehad om naar haar toe te gaan. Toch blijft er iets knagen. En nu hij eenmaal zover is gekomen wil hij toch een paar dingen weten.
93
‘Je had het net over je man?’ ‘Mmmm…, ja. Sorry hoor, even mond leeg eten. Wat zijn deze dingen lekker. Ze maken ze daar zelf, hè?’ ‘Ja, en ook het brood en gebak. Het is echt een warme bakker. Alleen voor zuurdesembrood kun je er niet terecht. Dat haal ik meestal over de grens. In Duitsland hoort het tot het normale aanbod. Wat me er trouwens aan doet denken dat ik nog een afspraak heb. Ik ga bij mijn dochter eten. Die woont in Duitsland. Maar dat had ik je, geloof ik, al verteld?’ Marianne knikt. ‘Ja, de ouders van Daan, toch? Dat zal dan voor je dochter ook wel een klap geweest zijn toen haar moeder overleed?’ Arjan knikt maar trapt niet in de afleidingsmanoeuvre. Zijn eigen verhaal is al deels verteld, nu is het haar beurt. Hij probeert het nog een keer. ‘Je had het net over je man…’ ‘Ja, longemfyseem. Hij overleed bijna tien jaar geleden aan een hartstilstand. Nog geen zevenenvijftig. We waren achttien jaar samen. Het was een zegen voor hem. Hij was er de man niet naar om als invalide door het leven te gaan. Te ijdel, maar ook te veel een levensgenieter. Ik mis hem vaak. Maar dan is het net of hij me vanuit een andere dimensie toch even aanraakt. Heb jij dat ook?’ Knap wel, bedacht Arjan, hoe ze het balletje steeds weer naar hem probeerde terug te spelen. Maar nu zou hij toch echt even doorpakken. ‘Ja, ik ken dat. En heb je sindsdien geen relaties meer gehad?’ Hij hoopte maar dat ze de vraag zou opvatten als belangstellend en niet als een uitnodiging. Hoewel… Marianne kijkt hem onderzoekend aan. Is dit een flirt of speelt er meer? De paar ontmoetingen met deze man hebben een gevoel bij haar naar boven gebracht dat ze al in geen jaren meer heeft gehad. Bij hem voelt ze zich weer vrouw. En dan niet eens zozeer dat ze zich seksueel tot hem aangetrokken voelt zoals bij Gerard. Nee, er is meer. Een soort wederzijds respect. Ze kan er niet goed de vinger op leggen. Maar als ze elkaar beter
94
willen leren kennen is het natuurlijk wel belangrijk dat ze eerlijk is. Haar antwoord laat uiteindelijk aan duidelijk weinig te wensen over. ‘Twee. De eerste kan je eigenlijk geen relatie noemen. Dat was meer het inlossen van een belofte. De tweede heeft tot gisteren geduurd. We hebben elkaar kort na het overlijden van mijn man leren kennen. We waren beiden eenzaam en voelden ons seksueel tot elkaar aangetrokken. In de loop van de tijd is de jus eraf gegaan en zijn de tegenstellingen zichtbaar geworden. We worstelden al een tijdje om tot een leefbaar compromis te komen. Het is voor ons allebei een verademing dat we er een streep onder kunnen zetten. Wie weet hoeveel jaren ons nog gegund zijn? Het zou toch vreselijk zijn om die jaren te slijten in onvrede?’ Een statement dat Arjan alleen maar kan bevestigen. Deze keer komt er geen ‘en jij’-vraag. Bedachtzaam vertelt hij dat er bij hem tot nu toe weinig ruimte was voor een nieuwe relatie. ‘Niet dat er geen belangstelling was. Er is hier een enorm vrouwenoverschot. Maar ik was gewoon niet geïnteresseerd.’ Hij heft zijn hoofd op en kijkt haar vol in de mooie ogen. ‘Jou zou ik graag beter leren kennen.’ Met een liefdevolle glimlach om haar mond kijkt ze terug. ‘Dat is wederzijds. Wat let ons om er mee aan de slag te gaan?’ Arjan kan een zucht van verlichting nauwelijks onderdrukken. ‘Laten we volgende week een keertje uit eten gaan. Is dat een goed begin?’ ‘Daar zeg ik nooit nee tegen,’ antwoordt Marianne met een ondeugend lachje. ‘Ik ben erg benieuwd wat de Groningse keuken nog meer voor verrassingen in petto heeft.’ ‘Nog meer? Hoe bedoel je dat?’ Arjan moet hartelijk lachen als ze het verhaal vertelt van de Groningse rijsttafel. ‘Die ben ik nog nooit op een menukaart tegengekomen. Volgens mij heeft de oude mevrouw Hiddema hem uitgevonden. Ik moest deze keer helaas verstek laten gaan.’ Ze praten nog even door over de plannen van moeder en dochter Hid-
95
dema. Dan ziet Arjan tot zijn schrik dat het al over half vier is. ‘Oei, dat het al zo laat is. Ik had beloofd rond een uur of vier bij mijn dochter te zijn. Wat spreken we af ? Schikt woensdagavond? Ik kan je meenemen naar de meest verrassende snackbar van Westerwolde. Geen opsmuk maar wel heerlijk eerlijk voedsel en meestal erg gezellig.’ ‘Klinkt goed. Hoe laat?’ ‘Ik haal je om zes uur op. Groningse etenstijd.’ En met een heel wat lichter gemoed dan bij aankomst, neemt Arjan afscheid. Eenmaal in de auto kan hij een indianenkreet nauwelijks onderdrukken. Die indianenkreet klinkt ook overluid als hij de Volvo weer verlaat. Daan rent hem tegemoet. ‘Opa…!’ Ze woont geweldig hier, die dochter van hem. Iedere keer weer bekijkt Arjan het huis van dit gezin met waardering voor de solide bouw en de uitgekiende architectuur. De combinatie van hout en steen, het metselwerk, de overwelfde entree, het is allemaal zo Duits. En dat eigenlijk maar een paar kilometer over de grens. Ingenieus ook zoals er bij de bouw al rekening gehouden wordt met de levensloop van mensen. De aanbouw kan op meerdere manieren worden ingevuld. Als werkruimte, of als speelkamer voor de kinderen, praktijk aan huis en zelfs als eigen onderkomen voor een alleenstaande ouder. En dan is er ook nog een grote kelderruimte. Bij sommige huizen in deze wijk is die toegankelijk gemaakt voor één of meerdere auto’s. Paula en Karl hebben gekozen voor een inpandige entree. Karl heeft de ruimte geluiddicht gemaakt. Hij heeft daar een opnamestudio. En zijn drumstel. Daar mag hij graag in zijn vrije uurtjes oefenen. Alleen of met een paar vrienden met wie hij in een band speelt. Een deel van de grote tuin is opgeofferd om er een dubbele garage op te zetten. Zolang we aan het werk zijn hebben we toch geen tijd om zo’n grote tuin bij te houden, was het argument geweest. En nu beschikken ze over een beschut terras waar het, ook in het vroege voorjaar en de late herfst, goed toeven is. Maar vandaag is de zithoek rond de grote open haard in de salon een betere plek van samenkomst.
96
Het is goed te zien dat er bij de inrichting niet op een paar euro’s gekeken is. Sfeervol, met een paar fraaie accenten in de vorm van kunstvoorwerpen. Aan de muur drie kleurige olieverfschilderijen. Van Daniëlle. Het doet Arjan genoegen dat ze hier zo fraai tot hun recht komen. Toen Paula eenmaal op de lagere school zat, had Daniëlle een uitlaatklep gezocht voor haar creativiteit. Ze was begonnen met tekenlessen en al snel overgestapt naar schilderen. Eenmaal in Westerwolde had ze zich volledig overgegeven aan deze hobby. Ze deed ook mee aan de jaarlijkse kunstmarkt in de regio en, als het zo uitkwam, op locatie bij vrienden tijdens Open Atelierdagen. Haar werk viel op door het gebruik van primaire kleuren. Het gebeurde dan ook maar zelden dat ze alles weer mee terug moest nemen. Met een zucht van genoegen laat Arjan zich in een comfortabele draaifauteuil zakken. ‘Zo jongelui, hoe staan de zaken hier?’ Terwijl Paula met wat rommeltjes schuift om ruimte te maken op de ovale salontafel, ontkurkt Karl de eerste fles wijn. ‘Tja,’ reageert hij, ‘we mogen niet klagen. De zaken gaan nog steeds goed.’ Karl mag dan geboren zijn aan deze kant van de grens maar, omdat hij in Enschede heeft gestudeerd en veel klanten over de grens heeft, is het hem om het even of het gesprek in het Nederlands of in het Duits gevoerd wordt. Karl is een echte ondernemer. Toen hij de kans kreeg om, samen met een goede vriend en studiegenoot, een bouwmarkt op te zetten, greep hij die met twee handen. In een paar jaar tijd hadden ze zich behoorlijk geliefd gemaakt in de wijde omgeving. Service en vakbekwaamheid stonden bij hen hoog in het vaandel. Daarnaast hadden ze enkele betrouwbare aannemers aan zich gebonden die ingezet konden worden als mensen hulp nodig hadden bij het verwerken van de materialen die ze bij hen in het bedrijf hadden uitgezocht. Omgekeerd deden die uiteraard zoveel mogelijk hun inkopen bij Karl. Arjan is best trots op zijn schoonzoon. Paula had het slechter kunnen treffen. Ze
97
hadden elkaar ontmoet tijdens een muziekfestival in Den Haag, begin jaren negentig. Paula was net achttien, Karl bijna vierentwintig. Daniëlle en hij hadden met lede ogen aangezien hoe hun dochter van een nog wat onzekere puber veranderde in een verliefde vrouw. Ze kon de jonge drummer niet meer uit haar hoofd zetten. Hing uren aan de telefoon en nam elk optreden van de band waar om haar lief te ontmoeten. Natuurlijk hadden ze vertrouwen in haar, daar ging het niet om. En aan goede voorlichting had het in hun kleine gezin ook niet ontbroken. Maar toch, je kon niet voorzichtig genoeg zijn. Het was de moeder van Arjan geweest, die had voorgesteld om met de Kerstdagen naar Westerwolde te komen. Karl woonde nog thuis, niet zo ver bij hen vandaan en zo konden ze gemakkelijker kennis maken met zijn moeder. Het bleek een flinke vrouw die al vroeg weduwe geworden was. Ze had altijd hard gewerkt om haar twee jongens een goede opleiding te bezorgen. Karl was de jongste. Zijn broer was vijf jaar ouder, had een goede baan in de verzekeringsbranche, en woonde met vrouw en twee kinderen in Bremen. Karl stond nog aan het begin van zijn carrière. Dat hij zich nu al zou binden aan een zo jonge vrouw had haar veel zorgen gegeven. Ze hadden veel met elkaar gepraat, die dagen. Gelukkig bleken de jongelui van het verstandige soort. Paula wilde ook graag haar opleiding afmaken en een baan hebben voordat ze zich gingen vestigen. De grootouderlijke woning bleek een prima uitvalsbasis tijdens de verkeringsjaren van het jonge stel. Karl begon voor zichzelf, Paula vond, naast haar studie, een baan bij een grote aannemer en zo groeiden ze stap voor stap naar hun zelfstandigheid. Ze trouwden in het jaar dat Paula eenentwintig werd. Met wat hulp van ouders en grootouders kochten ze dit huis. Het was een nieuw project waar de werkgever van Paula bij betrokken was. Ook Karl had het project geen windeieren gelegd. In de zomer van tweeduizend was het huis opgeleverd. Vier jaar later was Daan geboren. En nu misschien gezinsuitbreiding? Paula schuift aan. Arjan bekijkt zijn dochter met een liefdevolle blik. ‘Wat lijk je toch veel op je moeder.’
98
‘Mmm…, lief dat je dat zegt Pa, maar jouw aandeel moet je zeker niet onderschatten. Hoe is het met jou?’ Die avond rijdt er een gelukkig mens terug naar Westerwolde. ‘Het is nog pril, maar de eerste tekenen van een nieuwe zwangerschap zijn er,’ hadden ze hem verteld. ‘Het is nog pril, maar de eerste tekenen van een nieuwe liefde zijn er,’ had hij hen verteld. Het was een vrolijke avond geworden. Zeker toen Daan op een gegeven ogenblik opdook en vroeg waar Marianne was. Zo’n kleine dondersteen. Die had het allemaal direct doorgehad. Ja, hij was een gezegend man. En dankbaar dat de Schepper hem al deze mogelijkheden bood om het leven te leven.
99
HOOFDSTUK 11
Het is half november. Westerwolde oogt als een wintersprookje. Jarenlang is er nauwelijks sneeuw gevallen in de wintermaanden, maar nu… Marianne geniet met volle teugen. Ze heeft al een paar stevige wandelingen gemaakt door de omringende bossen. Alleen, maar ook met Arjan. Ze blijken veel interesses te delen: politiek, cultuur, lekker eten, wandelen, fietsen, reizen. Ze hebben het zelfs al gehad over danslessen… Fotografie is zijn grote hobby. Hij is bezig met een boek over de architectuur in deze provincie. Daar zullen een aantal foto’s van zijn hand een plek in krijgen. Zelf is ze niet zo actief meer op dat gebied maar zo af en toe kan ze het toch niet laten. En dit winterlandschap leent zich er geweldig voor. Terwijl ze kijkt naar de verrichtingen van de koolmezen aan de zaadbollen onder de pergola, denkt ze terug aan de bijeenkomst van afgelopen zondag bij de weduwe Hiddema. Nauwelijks zes weken geleden was het eerste contact geweest. En, naar nu bleek, was er al een hoop werk verricht. Omdat Marianne aangegeven had dat ze zich graag wilde inzetten, was ze uitgenodigd voor een werkbespreking. Er lag een voorstel voor de oprichting van een stichting, de voorlopige aktes voor de verkoop van de grond waren opgesteld, Arjan had schetsen meegebracht voor de bouw van mogelijke accommodatie en verbouw van de oude boerderij en Janine had een lijst van organisaties die wellicht geïnteresseerd waren in de mogelijkheden die Hiddema Erve in de toekomst zou kunnen bieden. Met een beetje geluk zouden ze de komende zomer de eerste groepen kunnen ontvangen. Kinderen die er even tussenuit moesten. Acht weken lang, van 1 juli tot 31 augustus zouden ze onderdak bieden aan, in eerste instantie, acht groepen van maximaal vijfentwintig kinderen in de leeftijd van negen tot twaalf jaar. Maandag tot en met vrijdag. Dat was de inbreng van Marianne geweest. Puttend uit haar
100
ervaring in de reisbranche, had ze een aantal praktische tips kunnen geven. Wisseldagen, rustdagen, alleen op die manier was het te behappen. Als alles eenmaal op rolletjes liep, konden ze altijd nog kijken of er uitzondering gemaakt konden worden. Maar nu was het belangrijk dat er een duidelijke structuur zou zijn. En voor deze leeftijdsgroep waren vier nachten van huis waarschijnlijk wel het maximale dat haalbaar was. Een en ander werd bevestigd door de contacten die Janine had gehad. Veel tijd hadden ze besteed aan de vraag hoe begeleiders en kinderen het beste konden worden ondergebracht. Uiteraard moest er een centrale ruimte komen waar gekookt en gegeten kon worden. Maar ook een natte ruimte. Toiletten, douches en wastafels, netjes gescheiden voor jongens en meisjes. Dit deel van het project zou Arjan voor zijn rekening nemen, samen met zijn schoonzoon. Marianne had inmiddels kennis gemaakt met Paula en Karl. Ze hadden haar uiterst hartelijk ontvangen. Daan had haar heel serieus aangekeken. ‘Ik noem jou Oma Marianne. Ik heb al een oma. Die heet Oma, maar die is in de hemel. En pappa’s mamma heet Oma Muti.’ Ze had moeite gehad om de tranen die in haar ogen schoten, verborgen te houden. Ze was op haar knieën gaan zitten zodat ze hem recht in het gezicht kon kijken. ‘Daan, ik vind ‘Oma Marianne’ een prachtige naam. Mag ik jou dan knuffelen zoals oma’s dat zo graag doen?’ Hij had haar een beetje vreemd aangekeken, geknikt, en was toen met een diepe zucht in haar armen gekropen. Paula had haar later, op een momentje voor vrouwen onder elkaar, verteld dat haar schoonmoeder een schat was maar niet zo van het knuffelige soort. ‘Je hebt haar ontmoet toen je Daan die eerste keer naar huis bracht, toch? Ja, ze heeft het later pas verteld. Had niet helemaal goed begrepen wat je wilde. En wij waren zo druk met borrelen en feestvieren…’ Marianne had haar maar niet verteld wat ze allemaal gedacht had van die stugge vrouw. Karl was een prima vent. Daan had zijn blonde stekels en blauwe ogen in elk geval van hem, zijn postuur meer van moeders kant. Karl zag
101
eruit zoals een bouwvakker eruit hoort te zien: stevig. Daarbij was het een knappe vent om te zien en was hij heel prettig in de omgang. Paula was een kop kleiner en donkerblond, slank, knap en hartelijk. Je kon zien dat ze nog steeds gek op elkaar waren. Karl had haar regelmatig liefdevol met zijn ogen gevolgd. Ze hoopten deze zomer een broertje of zusje voor Daan te mogen verwelkomen en hij was duidelijk blij met de komende gezinsuitbreiding. Spontaan had hij zijn medewerking aan het ‘project Hiddema’ toegezegd. ‘Jullie zeggen maar wat je nodig hebt. Over de prijs worden we het wel eens.’ En nu moest ze nadenken over hoe ze haar eigen leven verder vorm wilde geven. Enerzijds was daar Arjan. Een man met wie ze dat leven wel zou willen delen. Anderzijds waren daar haar ervaringen met mannen tot nu toe. Eenmaal ‘de vrouw van’ was er tot nu toe niet zo erg veel ruimte geweest om de dingen te doen die ze zelf graag wilde doen. Er waren daarbij ook een heleboel dingen die ze heerlijk vond om te doen, maar dan niet alleen. De jaren met Ben waren zeker niet de slechtste geweest. Maar dat was wel in een andere levensfase. Al snel nadat ze waren gaan samenwonen had zijn zoon zich bij hen gevoegd. Een schat van een knul, negen jaar oud. Zijn twee jaar jongere zusje bleef onder de hoede van haar moeder. Later werd een bezoekregeling opgesteld waarbij de kinderen één keer per twee weken samen een weekend doorbrachten. De ene keer bij haar thuis, de andere keer bij hun moeder. Het was een goede regeling om de jaren tot aan de puberteit te overbruggen. Ook de vakanties hadden ze zo aardig kunnen invullen. Door de jaren heen begon de ziekte van Ben echter een steeds grotere aanslag op hun leven te plegen. Toen de jongen vijftien was, koos hij ervoor bij zijn moeder te gaan wonen. En toen dat wat tegenviel, regelde hij een tijdelijk verblijf bij familie in Nieuw-Zeeland. Het kostte hem een studiejaar maar leverde ook weer een heleboel levenservaring op. Uiteindelijk was hij na een half jaar terug, maakte zijn school af en ging studeren. Toen dat niet zo’n succes bleek, ging hij aan het werk en solliciteerde na verloop van tijd bij zijn vader. Die kocht zijn studieschuld
102
af, bezorgde hem een leuke en betaalbare koopflat en nam hem in dienst als zijn potentiële opvolger. Helaas was de tijd waarin ze samenwerkten te kort om de jongen voldoende kennis mee te geven om zich staande te houden in de harde zakenwereld. Vanaf de zijlijn had Marianne het verloop van zijn leven tot nu toe gevolgd. Nadat het bedrijf failliet verklaard was, had hij het grootste deel van het personeel, en zichzelf, een plek kunnen bezorgen bij een conculega. Hij was getrouwd, woonde niet onaardig in een historisch pand en had een paar jaar geleden een dochtertje gekregen. Zijn zus was ze volledig uit het oog verloren. Ach, ze droeg hen geen kwaad hart toe. De dingen gaan zoals ze gaan. Maar ze had wel veel verdriet gehad over alles wat er gebeurd was. Ze had de kinderen bijzonder graag gemogen. En nu was er de kans om jonge kinderen, in dit mooie deel van Nederland, een paar fijne dagen te bezorgen. Misschien zou ze er vanavond eens met Arjan over moeten praten. Het was geweldig zoals hij haar de ruimte gaf, maar zou hij er ook zijn als ze hem echt nodig had? En dan in de zin van: een arm om haar schouders, een troostend woord, een steuntje in de rug? Met een zucht draait Marianne zich af van het prachtige uitzicht. Aan de slag, meisje. Er moet af en toe ook nog gewerkt worden. ‘Zou je de kerstdagen met ons willen doorbrengen?’ Arjan zit met een glas wijn bij de open haard. Het is er een beetje ingeslopen. Op vrijdagmiddag, zo rond de klok van vier, valt hij bij haar binnen. Ze nemen dan de afgelopen week door, maken plannen voor het weekend, eten een hapje buiten de deur of laten iets brengen. Nippend aan haar wijn staart Marianne in de vlammen. Ze zou de rest van haar leven wel met hem willen doorbrengen. En toch… ‘Hé meisje mijn, wat schort eraan?’ Ze heft haar hoofd naar hem op. ‘Ik zou zo graag ‘ja’ zeggen. Maar er zijn een aantal dingen die ik eerst met je wil bespreken. Misschien is dit een goed moment?’ ‘Ieder moment is een goed moment om je hart te luchten. Beloof me dat je dat goed in je oren knoopt. En brand nu maar los.’
103
Met horten en stoten komt Marianne op gang. Ze maakt hem deelgenoot van haar twijfels, van haar angsten, haar teleurstellingen, haar dromen en ambities. Arjan luistert. Af en toe knikt hij haar bemoedigend toe. Uiteindelijk valt ze stil. Arjan kijkt naar de vrouw die hem in de afgelopen maanden zo dierbaar is geworden. ‘Moeilijk hè, ouder worden?’ Verbaasd kijkt Marianne hem aan. ‘Is dat waar het allemaal over gaat, ouder worden?’ ‘Mmm…, ik denk het wel. In deze fase van het leven heb je het gevoel dat er niet meer zoveel tijd is. En die tijd, die wil je graag zo goed mogelijk besteden. Niks geen heisa meer, niks geen gedoe, gewoon simpelweg genieten van de kleine dingen. Van een warm kinderhandje in het jouwe, een schaterlach, een lekkere knuffel. Weer kind worden met de kinderen. Maar ook die dingen doen waar je vroeger nooit aan toe kwam. Misschien zelfs nog één keer scoren. Laten zien dat je van het leven hebt geleerd. Als ik jouw verhaal zo hoor, dan hoef jij je nergens voor te schamen. Je hebt gedaan wat je hart je ingaf op het moment dat jij nodig was. Nu mag je uitrusten, de jongere generatie een beetje aansturen misschien?’ ‘Er zit wel iets in, maar die omschrijving lijkt in mijn ogen meer te passen bij de weduwe Hiddema dan bij mezelf. Hoewel… dat van dat kinderhandje… Ik kan zo genieten van je kleinzoon. En dan straks zo’n hummeltje erbij…’ Marianne staart weer in het vuur. ‘Weet je meiske, vergeleken bij jou ben ik natuurlijk al een ouwe vent, maar..’ Veel gelegenheid om zijn zin af te maken, geeft Marianne hem niet. ‘Plaag, je bent helemaal nog niet oud. Af en toe zou ik wensen dat ik jouw energie had.’ ‘Maar...’gaat Arjan stug verder, ‘ik heb ook nog wel een paar ambities hoor.’ ‘Vertel.’ Marianne vouwt haar benen onder zich. Wat is het toch heerlijk om zo
104
ontspannen met een man rond de open haard te zitten. Op de achtergrond klinkt zachte muziek. Ze heeft niet eens gemerkt dat hij de cdspeler heeft ingeschakeld. Al zou ze er een ton mee kunnen verdienen, ze zou niet kunnen vertellen wat er speelt, maar lekker rustgevend is het wel. Arjan vult de glazen nog een keer. ‘OK, jongedame. Hoort mijn verhaal.’ En met een ondeugend toontje in zijn stem steekt hij van wal. ‘Ik zou zo heel graag nog een paar jaar mijn leven willen delen met een jonge, bruisende meid. Zo één die me ’s morgens wakker kust, een mok thee naast me neerzet en dan zachtjes in mijn oor fluistert dat ze over een uurtje of vier terug is. En of ik dan voor de lunch wil zorgen. En of we dan daarna misschien samen iets leuks kunnen gaan doen. Mooie schoenen uitzoeken voor haar. Of een spannend setje voor de late uurtjes. En dan samen ergens bij kaarslicht gaan eten. Liefst met een orkestje erbij en een dansvloertje… Kijk, daar kan ik me nou zo op verheugen.’ Gierend van de lach valt Marianne hem bij. ‘Ja , en dan twee keer in de week een andere jonge blom die je ’s morgens komt masseren terwijl die bruisende meid aan het werk is… Ik zie het helemaal voor me.’ ‘Kijk, dat bedoel ik nou,’ vervolgt Arjan iets serieuzer, ‘dat is misschien wel leuk voor een keertje, maar daar vul je geen leven mee.’ ‘Ik snap wat je bedoelt. Maar hoe zie jij de toekomst dan?’ Arjan plaagt: ‘Mijn toekomst of die van ons?’ Marianne neemt het serieuzer op: ‘Die van mij om precies te zijn.’ Hier wil Arjan wel antwoord op geven, alleen weet hij uit ervaring dat het best gevaarlijk terrein is. Vrouwen onthouden die antwoorden tot in lengte van dagen. En als er dan eens een dip in de relatie komt, dan krijg je het om de oren. Hij zucht. ‘Je wilt een eerlijk antwoord toch? Ik neem het risico dat je me later gaat verwijten dat ik je heb verleid. Want dat is precies wat ik ga doen. In de hoop dat er voor ons een later is.’
105
In het daaropvolgende kwartiertje schetst Arjan een toekomstbeeld waar Marianne helemaal warm van wordt. Met verbazing constateert ze dat hij de pijn uit haar eigen verhaal feilloos aangevoeld heeft. Begrepen heeft wat ze graag zou willen en haar alle ruimte wil geven om dat ook te doen. Maar dat hij het liefste zou zien dat ze dat deed aan zijn zijde en samen met hem. ‘Marianne, ik zou graag voor je willen zorgen. Mag dat?’ Met een ‘Ja Arjan, graag,’ komt ze uit haar stoel. Hij helpt haar galant overeind en trekt haar in zijn armen. Bij het vervolg hebben ze geen pottenkijkers nodig.
106
HOOFDSTUK 12
Met de kerstdagen in zicht, laat Westerwolde zich weer van een heel andere kant zien. Eerst verschijnt er feestelijke verlichting bij de winkelcentra. Dan volgen de woningen aan de kanalen. Vaak zijn dat woonhuizen waarachter landerijen schuilgaan. In de grote voortuinen worden de bomen voorzien van lichtsnoeren. Op de gazons verschijnen arrensledes getrokken door herten. Kerstmannen in allerlei afmetingen sieren de gevels. De grote tuincentra en bouwmarkten hebben het er druk mee. Al vanaf half oktober rollen de reclamefolders met de nieuwste collectie op de mat. In deze regio wordt je niet alleen bestookt door aanbieders vanuit de Nederlandse markt, ook die van Duitse bodem weten de brievenbussen net over de grens te vinden. ‘Je moet sterk in je schoenen staan om het hoofd te bieden aan al die verleiding,’ had Moeder Hiddema gezegd toen het, na afloop van de laatste vergadering, zo ter sprake kwam. ‘Maar gezellig is het ook wel. Deze donkere dagen kunnen wel wat licht gebruiken. Wij hadden het er vanmorgen net over om een dagje naar Emmen te gaan. Kerstshoppen. Heb je zin om mee te gaan?’ En zo komt het dat Marianne op een heldere, maar koude vrijdagmorgen wordt opgehaald door Nora en Janine. Na een kopje koffie op de boerderij rijden ze gevieren naar het grote winkelcentrum van Emmen. Marianne kijkt haar ogen uit. ‘Wat een prachtige winkels! En wat een groot centrum. Leuk zo ook met al die verwarmde terrassen rond de kerk. Het lijkt meer Brabants dan Gronings.’ Van drie kanten wordt ze gecorrigeerd: ‘Dit is Drenthe. En dit centrum heeft een regiofunctie. Er gaat heel veel geld om. Vandaar dat het er ook allemaal zo goed onderhouden uitziet. En natuurlijk trekt het Dierenpark ook veel mensen van buiten de regio.’
107
‘Dierenpark?’ Marianne kijkt verbaasd om zich heen. Pas als ze vlak voor de fraaie entree midden in het centrum staan, gelooft ze dat het geen grapje is van de dames. ‘Wat leuk. Ook als uitstapje voor de kinderen die we hopelijk deze zomer gaan ontvangen.’ Mevrouw Hiddema gniffelt. ‘Marianne ziet ook overal mogelijkheden… Maar wat dat Brabantse betreft: er zit in deze hoek van Nederland nog een hele grote Roomskatholieke gemeenschap. Je zult dat wel merken met Carnaval. Overal zijn er dan grote optochten. Ook bij ons. De wagens komen zelfs van over de grens. En feesten kunnen ze ook.’ Als ze aan het eind van een vermoeiende dag weer afgezet wordt, worden er een hele berg pakjes en tasjes het huis ingedragen. Marianne had de gelegenheid te baat genomen om wat decembercadeautjes te kopen. De kerstdagen zal ze met Arjan en zijn familie doorbrengen. En daar wilde ze in ieder geval een bijdrage leveren. ‘Op kerstavond komen we traditiegetrouw bij elkaar, bij de grote boom in de salon bij Paula en Karl. Mijn moeder en de moeder van Karl zijn daar dan ook,’ had Arjan haar verteld. ‘Mijn moeder heeft nog even gespeeld met het idee om mee te gaan met een uitstapje van de ouderenbond, maar,’ had hij er lachend aan toegevoegd, ‘de kans om dit feest te vieren, samen met de vrouw die haar zoon zo gelukkig maakt, die kans laat ze zich niet ontgaan.’ Verder had hij aangegeven dat individuele geschenken met Kerst niet bij de traditie pasten. ‘Kerst heeft voor ons een andere lading. Wij vieren de geboorte van het Kind, het Licht dat Hoop geeft en Liefde is. Maar iedereen brengt altijd wel iets mee waar we met elkaar van kunnen genieten.’ Marianne had gekozen voor een doos prachtig opgemaakte chocolade kransjes. In het kleine winkeltje waar ze binnengelopen waren, had ze maar moeilijk kunnen kiezen. Alles wat er lag was van chocolade. De mooiste bonbons, opgemaakte letters, kerstballen en klokken. Uiteinde-
108
lijk waren het dus kransjes geworden. Die konden in de boom gehangen worden en zouden tijdens de avond en de dagen daarna, hun weg wel vinden. Voor Arjan had ze een digitaal fotolijstje gekocht. Het had de mogelijkheid om een aantal foto’s in een doorlopende voorstelling te laten zien. En er zaten aansluitingen op voor dragers van nog veel meer foto’s. Er zou vast wel een gelegenheid zijn om het hem te geven. Ook had ze zich laten verleiden tot de aankoop van een mooie, zwarte rok. De soepel vallende stof en de geraffineerde lijn maakten het tot een aankoop waar ze nog heel veel plezier aan hoopte te gaan beleven. Met een wollen truitje erop en laarzen eronder, oogde hij huiselijk of sportief, maar met een mooie zijden blouse werd het zomaar een setje dat een vrouw het gevoel gaf verleidelijk te zijn. En die blouse had ze er uiteraard maar direct bij aangeschaft. Terwijl ze zo aan het shoppen waren, kwam er nog een ideetje bij haar op. Na een telefoontje met Paula kon ze haar kooplust verder botvieren. ‘Sinterklaas,’ had ze gezegd, ‘is van plan dit jaar bij mij langs te komen. Hij zou het erg leuk vinden om jullie dan te ontmoeten. Of heb je andere plannen?’ De afspraak was snel gemaakt. Nu moest ze het idee nog verder uitwerken, maar de brandweerrode hoogwerker kon ze alvast in de zak van Sinterklaas stoppen. Ze kon zich nu al verheugen op de reactie van Daan. Nog twee weken, dan was het vijf december. Als ze iets wilde regelen moest ze er nu wel vaart achter zetten. Vanavond maar eens wat rondbellen. Moe maar voldaan laat ze zich zakken in de comfortabele draaistoel met uitzicht op de tuin. Het laatste licht zorgt voor een sprookjesachtig tafereel in de besneeuwde tuin. Een ‘dank U, Heer’, welt in haar binnenste op. Het Sinterklaasfeest was een groot succes geworden, ondanks het feit dat Sinterklaas zijn bezoek aan Marianne had moeten afzeggen. Hij had een uitnodiging gekregen om Hiddema Erve op zijn rondrit met een bezoek te vereren en uiteraard waren Daan, met zijn ouders en grootouders daarbij van harte uitgenodigd. Het idee kwam van Mevrouw
109
Hiddema. Nog voordat Marianne kans had gekregen haar belronde te beginnen, had ze haar gebeld. Ze had nog eens nagedacht, vertelde ze, over wat Marianne ’s middags had verteld over haar plannetje om een Sint in te huren voor een klein gezelschap. Zou het misschien een idee zijn om alvast wat te oefenen in het organiseren van evenementen voor de kinderen in de komende zomerperiode? Nora kende misschien wel een paar gezinnen die het niet zo breed hadden. Die zouden ze dan ook kunnen uitnodigen. En zo hadden ze, op de dag dat de Sint jarig was, een groep van vijftig personen op de boerderij. Dertig kinderen met hun begeleiders. Het merendeel alleenstaande moeders, een enkele grootouder. Nora had Thijs, een van de ouderlingen, kunnen overhalen om de rol van Sint op zich te nemen. Janine had het feest voor geen goud willen missen, een paar vrije dagen opgenomen en zich vrijwillig aangemeld als Zwarte Piet. Nora had de uitnodigingen verzorgd. ‘Deze kinderen kunnen, door allerlei omstandigheden, niet deelnemen aan de feestelijkheden op school.’ Marianne was geschokt geweest toen ze dat hoorde. ‘Hoezo niet?’ ‘Het is niet ongebruikelijk,’ vertelde Nora, ‘dat de ouders of verzorgers van deze kinderen hen op die dagen thuishouden. Vaak gaat het om kinderen die heel lastig kunnen zijn als de emoties op school hoog oplopen. De leerkrachten vragen dan om medewerking. Zelf hebben ze hun handen vol aan het in bedwang houden van de rest van hun schaapjes. Ze kunnen de extra belasting er dan even niet bij hebben.’ Voor ieder kind had er een mooi cadeau in de zak van Sinterklaas gezeten. En allemaal hadden ze een tasje meegekregen met lekkers voor thuis. Er werden spelletjes gedaan, er was muziek en suikervrij strooigoed. De flesjes water die een supermarkt uit het dorp had gedoneerd, hadden ze voorzien van Sinterklaasstickers. Ze vonden gretig aftrek. Van alle kinderen waren foto’s gemaakt, met Sint en Piet, en die konden ze na afloop direct mee naar huis nemen. Daarnaast was er nog een album gemaakt met foto’s van het groepsgebeuren. Ieder gezin had
110
daarvan in de week na het feest een exemplaar thuisgestuurd gekregen. En uiteraard had ook Thijs een exemplaar ontvangen, met dank en een kistje wijn voor zijn fantastische inzet. Meer had hij niet willen hebben. ‘Ik vond het heerlijk om te doen. Ik hoop dat we dit tot een traditie kunnen maken.’ Twee dagen later zitten Nora, Janine, Arjan en Marianne ontspannen bij elkaar in de grote woonkeuken van Huize Hiddema. ‘Missie voor honderd procent geslaagd,’ constateert Janine. ‘Marianne, als wij een feestje willen geven op de uitgeverij, kunnen we je dan inhuren?’ ‘Organisatiebureau Ten Cate,’ grapt Arjan. ‘Dat klinkt geweldig.’ Marianne knikt. ‘Het bewijst ook dat we een prima team hebben. Zonder jullie hulp en inzet zou het een stuk lastiger geworden zijn. Maar, hoe staan de zaken?’ Eén voor één brengen ze de vergadering op de hoogte van de vorderingen in de afgelopen maand. Nora’s moeder doet verslag van haar gesprek met de notaris. Hij is een oude bekende en had een aantal waardevolle suggesties over de opzet van de hele onderneming. Nora had contact gehouden met de directeur van het conferentiecentrum in Brabant. Nu de verkoop van de landerijen rond is komt de realisering van het project steeds dichterbij. Hij feliciteerde hen met de resultaten tot nu toe en liet nogmaals weten dat hij graag betrokken wilde blijven. Hij zou groepen kunnen doorsturen als zijn eigen centrum volgeboekt was of als hijzelf niet aan de wensen van zo’n groep zou kunnen voldoen. ‘Warm houden,’ is de conclusie. Een groot deel van de avond wordt besteed aan de tekeningen die Arjan heeft gemaakt. Nu er een prachtig plaatje op tafel ligt, wordt alles in één klap voorstelbaar. De toegang naar het terrein is al duidelijk afgebakend. De prachtige hekken hebben alleen een opknapbeurt nodig. Direct rechts daarvan zal een bezoekerscentrum moeten komen. Niet te groot, maar wel met een balie en een kantoortje voor het administratieve gebeuren. Arjan heeft bedacht dat er misschien wel een kleine
111
woning aan gekoppeld zou kunnen worden. Voor de beheerder. Op die manier kan de boerderij gaan fungeren als gemeenschapshuis en woning voor de weduwe Hiddema. Met een paar kleine aanpassingen kan zij zo comfortabel blijven wonen en toch volop betrokken blijven bij wat er om haar heen gebeurt. De accommodatie voor de gasten heeft een plekje gekregen tegen de nieuwe erfgrens. ‘In eerste instantie denk ik dat we aan drie units voldoende hebben. In een later stadium zouden we er vrij vlot nog twee of drie bij kunnen bouwen. Kijk, dit is wat ik had bedacht…’ Arjan spreidt de ontwerptekeningen over de tafel uit. De oh..’s en ah…’s zijn niet van de lucht. ‘Ja, je bent architect of je bent het niet, hè?’ is zijn vrolijke reactie. Niemand hoeft te weten hoeveel uren hij bezig is geweest om tot dit resultaat te komen. Het ene idee na het andere moest hij laten varen. Gewoon omdat het praktisch niet uitvoerbaar was, of omdat het veel te duur zou worden. Uiteindelijk had Marianne hem op het goede spoor gezet. ‘Ik heb ooit eens gelogeerd in een vakantieverblijf waar de slaapplaatsen in een soort hutten rond een dikke boomstam waren geplaatst. Tenminste, zo zag het eruit. Eenmaal binnen bleek de boomstam geen echte boomstam. De badkamer was er heel vernuftig in onder gebracht, zo’n beetje als in een scheepshut…’ ‘Je bent een genie,’ had hij uitgeroepen. ‘Ik zie het helemaal voor me.’ En enthousiast had hij een paar schetsen gemaakt. Nu lag het resultaat voor hen. In iedere unit waren drie grote slaapkamers gepland, ieder met een eigen toegang naar de ruimte met wastafels, douches en toiletten. Met stapelbedden konden twee kamers onderdak bieden aan elk vier kinderen en de andere kamer aan twee verzorgers. Met schuifpanelen konden de kamers eventueel nog verder worden verdeeld. Ook voor de entree zou die constructie gebruikt kunnen worden. ‘Schuivende panelen…, dat was toch ooit een politiek manifest?’ brengt moeder Hiddema in. ‘Het spreekt me wel aan. Zo krijgt het geheel ook nog een socialistisch tintje.’ ‘Lijkt me niet direct een aanbeveling voor de organisaties die op christelijke leest gestoeld zijn,’ is het commentaar van Nora.
112
‘We zijn er voor iedereen, ongeacht huidskleur, geloof of politieke mening. Onze basis is Liefde en die is universeel.’ Ferm en zonder tegenspraak te dulden had moeder Hiddema gesproken. ‘Dit moeten we ook opnemen in onze doelstelling.’ En zo werd besloten. Als huiswerk krijgt ieder de opdracht om uit te kijken naar iemand die geschikt zou zijn om als beheerder op te treden. De eisen waar zo iemand aan moest voldoen waren snel duidelijk: van alle markten thuis, oplossingsgericht en goed kunnen omgaan met kinderen. Ook het vinden van een betrouwbare aannemer die snel aan de slag kon gaan, stond hoog op de prioriteitenlijst. Met krap een half jaar te gaan, werd het nu toch wel een kwestie van aanpakken. De volgende bijeenkomst wordt gepland op Oudejaarsdag. Moeder Hiddema belooft voor oliebollen te zorgen. Eenmaal bij Arjan in de auto, slaakt Marianne een diepe zucht. ‘Het gaat nu ineens wel snel hè? Een half jaar geleden zat ik nog in de Randstad en wist ik van heel Westerwolde niets af. Er is zoveel veranderd. Een man die me op handen draagt, nieuwe uitdagingen… Ik voel me zo energiek en ook zo dankbaar…’ Arjan geeft haar een dikke zoen. ‘Ik ben blij met jou en voor jou. Ook ik ervaar die energie. Het is alsof alles ineens in een stroomverstelling raakt en al het goede deze kant op stroomt.’ ‘Mmm…’ Een beetje dromerig staart Marianne naar de weg die voor hen ligt. ‘Misschien weet ik ook al wie onze beheerder gaat worden.’ Hoe Arjan ook probeert, ze laat er niets over los. ‘Ik moet eerst kijken of die persoon er wel wat voor voelt. Dan is het vroeg genoeg om kennis te maken.’ Met een simpele hap bij de Chinees sluiten ze hun samenzijn voor deze dag af. Er ligt nog een heleboel werk te wachten. De weekenden, zo hebben ze afgesproken, brengen ze samen door, maar op de doorde-
113
weekse dagen is het wel prettig om in hun eigen huis hun eigen ding te doen. Voorlopig dan. ‘Wat fijn, je bent er!’ Met haar armen uitnodigend gespreid, loopt Marianne op de vrouw af die, nog een beetje stijf van de lange rit, uit haar Volkswagenbus stapt. De vrouwen omhelzen elkaar liefdevol. ‘Ik ben meteen gaan pakken. Wat woon je hier geweldig…’ ‘Ja, en dan heb je de helft nog niet gezien. Kom binnen. Waar ben je aan toe?’ ‘Een toilet?’ Thea is niet de eerste die, na de lange rit vanuit het Westen, eerst even een sanitaire stop wil maken. Ondertussen snijdt Marianne alvast de appeltaart aan. Of er koffie of thee op tafel gaat komen, maakt niet veel uit. Appeltaart, en zeker deze, gaat er altijd wel in. Onder de koffie en later onder het eten en nog later met een glas wijn bij de open haard, praten de dames elkaar bij. Hun historie gaat jaren terug. Al bij de eerste ontmoeting klikte het. Veel tijd hadden ze niet met elkaar doorgebracht. Wel veel lief en leed gedeeld. Toen Marianne haar aan de telefoon had uitgelegd wat voor persoon ze hier voor hun project zochten, was het eerst even stil geweest. Toen, met een brok in haar keel, had Thea gezegd: ‘Ik bel je zo terug.’ Thea had een moeilijke tijd achter de rug. Echtscheiding, bedrogen door haar zakenpartner die haar met een failliete zaak en een enorme schuld achterliet en tot overmaat van ramp werd er ook nog borstkanker geconstateerd. Alleen dankzij de steun van een paar goede vriendinnen was ze min of meer overeind gebleven. Het had haar vijf jaar van haar leven, een borst en al haar ondernemingslust gekost. En nu was ze hier. Morgen zouden ze eerst samen naar Hiddema Erve gaan. Sfeerproeven en mores leren, zoals ze dat zelf noemde. Aan de telefoon had Thea al aangegeven dat het haar als een geschenk uit de hemel leek. Ze had eigenlijk geen uitweg meer gezien uit de sores waarin ze verwikkeld was geraakt. Dreigde terug te vallen in één van haar donkere periodes. Een
114
paar daagjes vakantie vieren in dit deel veel het land had haar wel wat geleken. De rit was vermoeiend geweest. Zeker het laatste stuk. Vanaf Zwolle had ze de eerste sneeuw gezien en vanaf Emmen was de wereld wit. ‘Alleen dat al, die prachtige witte wereld, daar knapt een mens toch direct van op. Zit er nog een boswandeling in, de komende dagen?’ ‘Dat moeten we zeker doen,’ stelt Marianne, ‘maar wat dacht je van eerst eens een nachtje lekker slapen?’ Ze installeert haar vriendin in de logeerkamer en duikt even later, met een voldaan gevoel, zelf ook onder de wol. Alles komt goed, is de laatste gedacht voordat ze wegzakt in een diepe slaap. Drie dagen later zitten ze samen bij te komen van alle indrukken. Thea heeft haar spulletjes alvast ingeladen. Vanavond rijdt ze terug naar de Randstad. De kennismaking met de weduwe Hiddema was fantastisch verlopen. ‘Je had zomaar m’n oudste dochter kunnen zijn,’ had ze gezegd. ‘Ik zie zelfs een aantal kwaliteiten van mijn man in je terug.’ Gisteren had Arjan de twee vriendinnen meegenomen voor een rondje langs de bezienswaardigheden in dit stukje Nederland. Ze hadden het Stoomtrammuseum in Stadskanaal bezocht en het Veenkoloniaal Museum in Veendam. Thea was bijna lyrisch geworden: ‘Wat een fantastische plek om te wonen!’ Arjan had haar enthousiasme wat getemperd. ‘Ja, als je werk hebt of voldoende geld om niet meer te hoeven werken. En dan nog. Het percentage alcoholverslaafden stijgt onrustbarend. De kansen voor jongeren zijn beperkt en veel ouderen kwijnen eenzaam weg. Gelukkig wordt het probleem onderkend. Vanuit de Provincie zowel als vanuit Den Haag is men druk bezig om de economie te stimuleren. Er is veel geld vanuit Europa beschikbaar gekomen om het toerisme te stimuleren. Maar ook Delfzijl zal in de nabije toekomst als havenstad een grote werkgever gaan worden.’ ‘Ik hoop het allemaal mee te mogen maken,’ had Thea gezegd. Waarmee de vraag of ze zich in het ‘Hiddema-avontuur’ zou willen storten,
115
beantwoord was. Ook met Nora en Janine had het geklikt. Daar hadden ze vanmorgen, na de kerkdienst, een kopje koffie gedronken. Arjan had zich teruggetrokken. Hij ging nog even naar Karl en Paula. Kon hij gelijk de tekeningen laten zien voor de accommodaties die ze bedacht hadden. ‘En…?’ Marianne kijkt haar vriendin verwachtingsvol aan. ‘Volgens mij ken je me beter dan dat ik mezelf ken,’ is de reactie. ‘Deze job is me op het lijf geschreven.’ ‘Maar onbetaald, dat moet je inmiddels begrepen hebben.’ ‘Ik ben officieel afgekeurd, dat weet je,’ knikt Thea. ‘Maar, als ik hier onderdak kan krijgen, een zinvol bestaan heb en zoveel lieve mensen om me heen… Ik denk dat ik me niets beters zou kunnen wensen.’ ‘Het moet uiteraard nog officieel in de vergadering worden beslist. Ik ga je niet blij maken met een dode mus, maar ik zie ons hier nog wel een paar jaar de boel op stelten zetten.’ En lachend heffen ze daar het glas op.
116
HOOFDSTUK 13
Kerstavond brengen Arjan en Marianne, zoals afgesproken, bij Paula en Karl door. Hun huis is eenvoudig maar sfeervol versierd. Er is een buffet opgesteld met taarten, salades en lekkere hapjes en iedereen heeft zich voor deze avond feestelijk gekleed. Arjan heeft een bijzondere uitgave van het kerstverhaal meegebracht. Het is een weergave in pop-up. Iedere bladzijde laat een tableau met een bepaalde scène uit het verhaal zien, dat uitspringt zodra de bladzijde opengeklapt wordt. Als ze met elkaar rond de open haard zitten en voorzien zijn van warme chocolademelk, leest hij het verhaal voor. Daan is er helemaal weg van. En Marianne kan haar ogen nauwelijks afhouden van het tafereeltje van de grootvader met zijn kleinzoon op schoot. ‘Had ik nu mijn fototoestel maar bij me…’ Gelukkig heeft Karl zichzelf de rol van fotograaf toebedeeld. ‘Maak je geen zorgen. Na de feestdagen krijgen jullie allemaal een mapje met de mooiste foto’s thuis.’ Uiteraard moeten ‘Oma Emmen’ en ‘Oma Muti’ de nieuwe brandweerauto bewonderen die Daan van Sinterklaas heeft gekregen. En krijgen zij, uit verschillende bronnen, het hele verhaal rond die feestmiddag in geuren en kleuren te horen. Zo vliegt de avond voorbij. Als Marianne en Arjan, voordat ze afscheid nemen, nog even bij Daan kijken, zien ze een heel tevreden jongetje onder een dekbed met een rode brandweerauto, diep in slaap. ‘We hebben er twee,’ vertrouwt Paula hen toe. ‘Als het aan Daan ligt, wordt deze hoes nooit gewassen. Onder een andere wil hij hier in elk geval niet slapen.’ Oma Emmen, zoals Daan de moeder van Arjan noemt, blijft een paar daagjes bij haar kleinkinderen logeren. In de loop van de week wordt ze dan opgehaald door haar middelste zoon om de jaarwisseling bij hen te
117
vieren. Hij woont, net als zijn twee jaar oudere broer, in de Randstad. Voor de oude mevrouw Groenewold is het een fantastische gelegenheid om alle kinderen en kleinkinderen weer eens te ontmoeten. Ze heeft er de reis en al het logeergedoe graag voor over. ‘Als ik naar Valkenburg was gegaan met de leden van de ouderenbond, was dat ook vermoeiend geweest,’ was haar commentaar toen de uitnodiging kwam. ‘En nu komt het allemaal zo mooi uit. Arjan en Marianne halen me daar op en zetten me in Emmen weer af.’ En zo heeft het nieuwbakken stel de kerstdagen helemaal voor zichzelf. Marianne heeft haar woonkamer gezellig gemaakt met een kerstboom van een kweker in de buurt. Eronder liggen een paar pakjes in kerstpapier. Een mooie krans siert de buitendeur. Schalen met kaarsjes zorgen voor een romantisch sfeertje. Arjan heeft de zorg voor het eten op zich genomen. ‘Ik vind het leuk om te doen. Niet iedere dag, maar zo met deze dagen in elk geval. Het brengt me in de juiste sfeer zullen we maar zeggen.’ Als hij haar op eerste kerstdag komt halen voor de kerkgang, draagt hij een groot aantal tassen naar binnen. ‘Even een paar dingen in de koelkast zetten. De rest komt dan straks wel.’ Ook de kerk is prachtig versierd. De dienst is eenvoudig en traditioneel met heel veel samenzang. Een groep kinderen, die op andere zondagen worden opgevangen in een naburig schoolgebouw, zorgt tijdens het laatste deel van de dienst voor een onroerend moment. Onder het zingen van de drie coupletten van gezang 17, over een roos die zo fris ontloken was in de koude winter temidden van de nacht, kwamen ze de kerk binnen. Allemaal met een witte poncho over hun kleding en een windlicht met een brandende kaars in hun handen. ‘Weet je,’ zegt Marianne, als ze na afloop van de dienst gearmd met Arjan door het besneeuwde bos loopt, ‘bij het laatste couplet kon ik m’n ogen niet droog houden. Het klonk zo prachtig met die kinderstemmetjes: O Jezus, mens en God, bij u is wel geborgen ons aards en eeuwig lot.’ Liefdevol kijkt ze naar Arjan op. ‘Ik zal deze dagen koesteren
118
zolang ik leef.’ Hij slaat een arm om haar schouders en trekt haar stevig tegen zich aan. ‘Ik hoop dat dát nog heel lang is.’ Arjan blijkt een uitstekend kok. Het viergangendiner waar hij haar op trakteert, is simpel maar duidelijk met zoveel zorg samengesteld, dat Marianne het niet kan laten om hem een beetje te plagen. ‘Volgens mij heb jij stiekem een kookcursus gevolgd bij Herman den Blijker. Ik weet nu waar ik naartoe moet als ik weer eens lekker wil eten.’ ‘Je bent van harte welkom, dat weet je. Maar… ’ en hij loopt naar de plek waar hij nog wat bagage heeft achtergelaten. Met een pakje, dat prachtig is versierd met een decoratie van dennengroen, kleine appeltjes en zilveren klokjes, komt hij even later terug. ‘Dit is precies wat ik daarover zou willen zeggen. Voor jou.’ Uit de verpakking komt een gebonden uitgave van het boek van Phil Bosman: ‘Neem je tijd.’ Marianne kan haar emoties nauwelijks meer bedwingen. Het is zo’n lief gebaar. Zo duidelijk met aandacht en liefde uitgezocht. Ze kent het boek, maar niet in deze uitgave. Hij heeft het ongetwijfeld speciaal laten inbinden. Ontroerd geeft ze hem een dikke zoen. ‘En dan heb je het nog niet eens opengemaakt’, lacht Arjan haar toe. ‘Maar wacht daar nog maar even mee tot ik de doos met tissues heb gevonden. Je tranen zitten zo los vandaag en ik heb geen schoon overhemd meegebracht.’ ‘Niet nodig,’ haast Marianne hem te verzekeren, ‘als het te erg is pak ik wel een theedoek.’ Nadat ze de opdracht heeft gelezen die hij voorin het boek geschreven heeft, kijkt ze met een verwonderde lach naar hem op. ‘Je hebt echt een romantische ziel, hè?’ Arjan knikt bescheiden. ‘Hij heeft er altijd gezeten, maar was een tijdje naar de achtergrond verdwenen. Jij brengt hem weer naar boven. En daar ben ik je innig dankbaar voor.’
119
Zo verlopen deze donkere dagen van december in grote harmonie. Arjan is erg blij met het digitale fotolijstje dat Marianne voor hem heeft uitgezocht. Een stick met een verzameling foto’s is snel bijeengebracht. Samen bewonderen ze de speciale manier van weergeven en bedenken een scala aan mogelijkheden die deze nieuwe uitvinding biedt. Verder vermaken ze zich met een heel aparte legpuzzel die Paula heeft meegegeven. ‘Neerleggen onder de kerstboom en pas uitpakken als jullie je gaan vervelen,’ was de boodschap waarmee ze het geschenk overhandigde. Dat vervelen was niet gebeurd maar ze waren natuurlijk wel erg nieuwsgierig. En op tweede kerstdag, als de koffie met het restant van de tulband die ze heeft gebakken, op tafel staan, kijkt Marianne naar het grote pak dat zo verleidelijk onder de kerstboom staat. ‘Zullen we eens kijken wat Paula ons heeft toebedeeld?’ Arjan wordt helemaal vrolijk als hij Marianne’s enthousiaste reactie ziet. ‘Jij vind dit net zo leuk als ik! Nou, dan zullen we ons de komende jaren niet vervelen.’ Niet veel later ligt de grote tafel bezaaid met puzzelstukjes. Als twee grote kinderen storten ze zich op de opgave hier één geheel van te maken. De koffie word koud, de tulband opzij geschoven. Samen zijn ze weer even kind. De vergadering op de ochtend van Oudejaarsdag is een hele gezellige. Moeder Hiddema, zoals iedereen haar inmiddels noemt, heeft grote schalen met oliebollen en appelflappen op tafel gezet. ‘Zelf gebakken. Ik was bang dat ik het verleerd was, maar zo te zien valt dat wel mee.’ En ze knikt naar de smullende mensen rond de tafel. Als ze rond het middaguur uit elkaar gaan, zijn er weer een aantal punten van de agenda afgestreept. Thea zal het voorstel krijgen om zo snel mogelijk hierheen te komen. Ze kan op de boerderij een kamer krijgen totdat de portierswoning klaar is. Op die manier kan ze het project vanaf het eerste begin begeleiden. Karl heeft een aannemer aangedragen die voor een zacht prijsje de boel wil aanpakken. Half januari van start, oplevering begin juni. ‘Als de weergoden ons goed gezind zijn. En an-
120
ders hebben we nog wel wat speling.’ Arjan neemt de aanvraag van de vergunningen voor zijn rekening en Marianne zal zich, samen met Nora, concentreren op het reclamemateriaal. De directeur van het Brabantse conferentiecentrum heeft beloofd hen in contact te brengen met een IT- bedrijf. Ze hebben voor hem een prachtige website in beheer. Als ze via hetzelfde bedrijf een eigen website opzetten en dan een doorverwijzing naar elkaar maken, dan scheelt dat een heleboel in de kosten. En, heeft hij laten doorschemeren, voor hem is het ook reclame, dus een deel van de kosten is voor zijn rekening. Hij draagt het hele project duidelijk een warm hart toe. En dat geldt eigenlijk voor iedereen met wie ze in contact komen. Vol vertrouwen in de toekomst wordt de vergadering rond het middaguur afgerond. Arjan en Marianne nemen hartelijk afscheid. Ze beloven moeder Hiddema voorzichtig te zijn op de weg en wensen iedereen een goed uiteinde en een mooi begin. ‘Alsof we familie van elkaar geworden zijn, zo voelt het,’ vindt Marianne, ‘en dan te bedenken dat we een half jaar geleden van elkaars bestaan geen weet hadden.’ ‘Er rust duidelijk een zegen op dit werk,’ verzucht Nora nadat ze het stel uitgezwaaid hebben. Samen met haar moeder en Janine zit ze aan de keukentafel op de boerderij. Lege schalen, sporen van poedersuiker, her en der koffiebekers, alles wijst erop dat hier een groep mensen intensief bezig is geweest. ‘Ja, en daar kunnen we alleen maar dankbaar voor zijn.’ Moeder Hiddema maakt vooralsnog geen aanstalten om de boel op te ruimen. ‘Wie had dit een jaar geleden kunnen denken.’ Elk voor zich laten ze gebeurtenissen van de afgelopen maanden de revue passeren. Het plotselinge overlijden van de oude Hiddema, de hereniging van Nora met haar moeder, de kennismaking met Marianne en natuurlijk het project dat hen onderling bindt. Vanavond zullen ze met elkaar een dankdienst bijwonen in de het historische kerkje van de vesting Bourtange. Nora en Janine zullen op de
121
boerderij overnachten. De eerste keer in haar volwassen leven dat ze een jaarwisseling in het ouderlijk huis meemaakt, realiseert Nora zich. Morgen mag ze zelf de kansel op. Dan gaat ze voor, in haar favoriete kerk, in een speciale nieuwjaarsbijeenkomst. ‘Ja,’ herhaalt ze de woorden van haar moeder, ‘we hebben veel om dankbaar voor te zijn.’ Ondertussen rijden Arjan en Marianne op hun gemak naar het Westen. De grote doorgaande wegen zijn sneeuwvrij en vanwege de kerstvakantie is het rustig op de weg. Arjan heeft voor twee nachtjes een hotel geregeld. Dan kunnen ze hun nieuwjaarswensen persoonlijk aan Marianne’s moeder overhandigen. ‘Ik verheug me nu al op haar gezicht als we morgen ineens voor de deur staan. Mijn zus en haar gezin komen rond een uur of drie. Die weet dat we komen. Ik wilde liever niet het risico nemen dat we elkaar net mislopen. Maar ze heeft beloofd niets tegen mijn moeder te zeggen.’ ‘Spannend hoor,’ vindt Arjan, ‘om je familie te ontmoeten. Stel dat ze me te oud voor je vinden?’ ‘Tja…’ plaagt Marianne, ‘daar zeg je wat.’ Ze realiseert zich dat Ben, als hij in leven was gebleven, nu nauwelijks ouder zou zijn geweest dan Arjan. Wat haar ineens doet denken aan de kerstwens van Gerard. ‘Had ik je trouwens al verteld dat ik een e-mail van Gerard gekregen heb?’ Ze herinnert zich haar verbazing toen ze vorige week haar mailbox opende en daar een bericht van hem met drie aanhangende foto’s vond. Op Arjans ontkennend knikje, vervolgt ze: ‘Hij zit in Tunesië. Wil binnenkort door naar Egypte, de kraanvogels achterna. Ik kreeg de indruk dat hij het heel erg naar zijn zin heeft. En vanmorgen had ik een pakje in de bus. Ik heb nog niet eens tijd gehad om het open te maken, maar ik denk dat ik wel weet wat erin zit. Het zit in mijn koffertje. Als we weer terug zijn zal ik hem antwoorden. Ik kan me zomaar voorstellen dat jullie vrienden zouden kunnen zijn.’ ‘Ik vond zijn motor een schoonheid, maar ik geef toch de voorkeur aan
122
zijn vriendin,’ is de reactie van Arjan. ‘Met haar wil ik leven, hij mag de motor hebben.’ Het hotel waar ze twee nachtjes zullen verblijven, ontvangt hen allerhartelijkst. ‘Uw bagage wordt naar de kamer gebracht. Dit is de sleutel. Wij wensen u een prettig verblijf.’ Bij een houtvuur in de salon kunnen ze rustig bijkomen van de reis. Er wordt een heerlijk glas glühwein geserveerd en op tafel staat een schaal met noten. Het is rustig. Aan de bar zitten een paar mensen. In het restaurant zijn de tafels feestelijk gedekt. Daar is voor hen al een plekje aan het raam gereserveerd met uitzicht op de Waterweg. ‘Ik denk dat ik me hier wel even kan vermaken,’ laat Arjan weten als Marianne aangeeft dat ze zich graag wat wil opfrissen. ‘Ik meld me over een half uurtje, is dat goed?’ De kamer gaat al Marianne’s verwachtingen te boven. Wat een ruimte… En dat uitzicht…! Arjan heeft duidelijk gekozen voor één van de grotere kamers boven het water. Was het uitzicht beneden al indrukwekkend, hier boven is het helemaal fantastisch. Zover ze kan kijken ziet ze de lichtjes van de olieraffinaderijen aan de overkant van de brede verbinding tussen de Maas en de Noordzee. Een enorme tanker schuift voorbij. Afgaand tij, weet ze. Ben had haar, in de achttien jaar van hun samenzijn, veel geleerd over alles wat met de scheepvaart te maken heeft. Hij was graag zelf naar zee gegaan, zo had hij haar wel eens toevertrouwd. Maar bij de selectie voor toelating tot de zeevaartschool was een lichte kleurenblindheid geconstateerd waardoor het feest niet doorging. Diep teleurgesteld had hij zich op andere studies gestort. Zijn draai had hij echter niet kunnen vinden. Uiteindelijk had het leven hem een kant opgestuurd waarin hij zijn liefde voor techniek, wiskunde en omgang met officieren had kunnen combineren. Maar dat had heel veel jaren geduurd. Toen ze hem leerde kennen werkte hij nog in loondienst. Niet lang daarna begon hij, met steun van zijn werkgever, een eigen onderneming. Hij had haar altijd betrokken bij zijn doen en laten maar
123
geweigerd haar in dienst te nemen. ‘Dat wordt niks. We zouden binnen de kortste keren ruzie hebben.’ Ze had het niet geloofd maar zich er wel bij moeten neerleggen. Terugkijkend realiseert ze zich dat hij gelijk had. Met een zucht trekt ze de gordijnen dicht. Dat was toen… Nu is er een ander leven. En een andere man die zo voor de deur staat. Voortvarend haalt ze wat spulletjes uit haar bagage en verdwijnt in de badkamer. Als Arjan zich wat later meldt, is ze getransformeerd in een vrouw die helemaal past in deze luxe omgeving. De bewondering op zijn gezicht spreekt boekdelen. Transformatie geslaagd. ‘Ik denk dat jij hier maar even moet wachten terwijl ik me omkleed.’ En op haar vragende blik vervolgt hij: ‘Ik wil het risico niet nemen dat je zo alleen naar beneden gaat en belaagd wordt door al die loslopende mannen die ik hier gezien heb. En…, ik wil de jaloerse blikken zien als je aan mijn arm het restaurant binnenkomt.’ Na een warme knuffel duikt hij de badkamer in om na verloop van een kwartiertje, gekleed in een badlaken, weer op te duiken. ‘Zo’n douche wil ik thuis ook. Haalt het natuurlijk niet bij een lieftallige masseuse, maar bij gebrek daaraan…’ In die plagerige stemming lopen ze even later naar het tafeltje dat hen wordt aangewezen. Marianne is zich terdege bewust van de blikken die op hen gericht worden. Ze vormen ongetwijfeld een mooi paar om te zien. Arjan toont zich een man van de wereld. Hij is vriendelijk tegen de bediening en galant voor zijn dame, maar kan het ook niet laten om haar vanachter zijn hand toe te fluisteren dat hij medelijden heeft met al die arme kerels die toch maar mooi het nakijken hebben vanavond. Marianne geniet. Het is toch ook heerlijk als er zo met je geflirt wordt. Even klinkt er een boosaardig stemmetje in haar hoofd: ‘Wacht maar tot hij de buit binnen heeft…’ Ze duwt het weg. Nu niet aan denken. Gewoon lekker van genieten en morgen zien we wel weer verder, toch? En genieten doen ze. Het hotel heeft voor deze Oudejaarsavond een pianist ingehuurd die de gasten uitnodigt een dansje te maken op de dansvloer in de salon. Na het diner gaan ze daar een kijkje nemen. Het
124
is er behoorlijk druk. Blijkbaar zijn er mensen van buiten die speciaal voor dit gebeuren naar het hotel gekomen zijn. Bekenden ziet Marianne niet. Daar is ze eigenlijk ook wel blij om. Bijna zestig jaar van haar leven heeft ze hier doorgebracht. En om zich nu weer met een nieuwe liefde te presenteren aan de gemeenschap die ze min of meer ontvlucht is, daar is ze kennelijk nog niet aan toe. Als Arjan haar uitnodigt voor een eenvoudige foxtrot kijkt ze even bedenkelijk. ’ t Is zo lang geleden. Maar hij weet haar al snel over te halen. Tot haar grote opluchting blijkt hij ook nog eens een prima danspartner. Later op de avond nestelen ze zich bij de panoramaramen. Hiervandaan hebben ze een fantastisch uitzicht op het grote vuurwerk dat in Rotterdam bij de Willemsbrug zal worden afgestoken. Op een scherm boven de bar kunnen ze zien hoe de rest van Nederland het beeld krijgt voorgeschoteld dat zich voor hun ogen ontrolt. En als het grote aftellen begint doen ze enthousiast mee. De champagne die wordt rondgedeeld wordt in dank aanvaard. Al snel daarna fluistert Arjan haar in het oor dat hij het eigenlijk wel wat hogerop wil zoeken. Samen ontvluchten ze het feestgedruis. In de rust van hun kamer neemt hij haar in zijn armen. ‘Marianne, ik ben zo blij dat je in mijn leven gekomen bent. Ik weet dat ik mezelf heel goed kan redden alleen, maar jij geeft net dat beetje extra waardoor ik er ook weer plezier in krijg. Bedankt. En voor het komend jaar veel heil en zegen toegewenst.’ Marianne voelt een diepe emotie in zichzelf opwellen. Ze koestert zich in zijn armen. Kan geen woorden vinden om te reageren. Maar blijkbaar is dat ook niet nodig. Hij kust haar innig en leidt haar naar het raam. Samen kruipen ze achter de gordijnen en genieten van het spektakel dat zich aan de hemel afspeelt. Later in bed weten ze elkaar feilloos te vinden in het liefdesspel dat vooraf gaat aan het genot dat ze elkaar zullen geven. Vroeg is het niet meer als ze de volgende morgen hun ogen opslaan. Gelukkig heeft de hoteldirectie daar rekening mee gehouden. Voor de gasten zal er vanaf 11.00 uur een brunch klaarstaan in het restaurant.
125
Nog nagenietend van de heerlijke avond en nacht rekt Marianne zich uit. Van enige gêne tussen hen is inmiddels geen sprake meer. Ze heeft zich nog nooit voor haar lichaam geschaamd, maar het enthousiasme waarmee Arjan haar naakte lichaam heeft verkend, is wel weer een lekkere oppepper voor haar ego. Over zijn lichaam heeft ze ook niets te klagen. Uiteraard is het hem aan te zien dat hij geen twintig meer is, maar zijn regelmatige bezoekjes aan de sportschool hebben het in een uitstekende conditie gehouden. Speels bijt ze in zijn tepels. Hij kreunt en reageert direct. ‘Je bent wel een veeleisende tante. Ik weet niet of ik dit wel aankan allemaal,’ grapt hij terwijl hij zich naar haar toedraait. Nog even geven ze zich over aan het liefdesspel. Dan verdwijnen ze samen onder de douche die Arjan de vorige avond al zo bewonderd heeft. Hij geeft haar een demonstratie van wat er met deze moderne installatie allemaal kan en samen ontdekken ze nog wat aardige toepassingen. Als twee verliefde tieners dalen ze rond half twaalf af richting het restaurant. De hotelbrigade begroet hen met een ‘Gelukkig nieuwjaar’. Bij de entree worden ze getrakteerd op een glas roze champagne. ‘Het lijkt wel een sprookje,’ verzucht Marianne als ze aan hun tafeltje voor een van de grote ramen zit. ‘Ik ben hier wel vaker geweest, maar dit is toch wel het toppunt van luxe, zo met z’n tweetjes genieten van wat dit hotel te bieden heeft.’ Stralend kijkt ze hem aan. ‘Bedankt dat je me zo hebt verwend.’ ‘Het genoegen is geheel aan mijn zijde,’ verklaart Arjan plechtig. ‘Beloof me dat je me vaker de kans geeft om het te doen.’ Als antwoord wijst Marianne op het buffet dat tegen één van de wanden is opgesteld. ‘Haal dan maar eens wat fruit en yoghurt voor me om mee te beginnen. Kan ik nog even genieten van het uitzicht.’ En met een ‘tot uw orders, mevrouw’ laat Arjan haar achter. ‘Marianne?’ Ze schrikt op van een bekende stem naast zich. ‘André! Wat een verrassing…’ Met een soepel gebaar is ze uit haar stoel
126
en steekt haar beide handen uit naar de oude baas die naast haar tafel is opgedoken. Hij geeft haar een drie dikken zoenen op haar wangen. ‘En alle goeds voor het nieuwe jaar!’ Vervolgens houdt hij haar een armlengte van zich af. ‘Wat zie jij er fantastisch uit. Westerwolde heeft je zichtbaar goed gedaan.’ Een kuchje maakt dat ze beiden opkijken. Arjan staat met een blad vol lekkers achter Marianne. ‘Ik geloof dat ik deze dame in het vervolg maar beter niet te lang alleen moet laten…’ Met een rode blos van plezier op haar wangen, haast Marianne zich beide mannen aan elkaar voor te stellen: ‘André de Koning, een oude vriend van mijn vader en voorzitter van één van de ouderenbonden hier. Arjan Groenewold, één van de wijzen uit het Oosten die bezig is mijn hart te veroveren…’ ‘Dan zijn we concurrenten,’ reageert André gevat terwijl hij Arjan de hand schut. ‘Mij is het nog steeds niet gelukt, maar ik blijf mijn best doen.’ Ze praten nog even met elkaar maar dan wijst André naar een grote tafel achterin de zaal. ‘Ik heb zo mijn verplichtingen als stamoudste. Blij je gezien te hebben,’ en naar Arjan toe, ‘zorg goed voor haar, ze is het waard.’ Hartelijk nemen ze afscheid. Marianne vertelt Arjan onder het eten over haar leven hier en over de laatste paar jaar waarin ze met zoveel plezier heeft samengewerkt met de hartelijke oude baas die ondertussen ongetwijfeld wat vragen van zijn kinderen en kleinkinderen te beantwoorden heeft. De hartelijke begroeting tussen hem en de rijpere vrouw aan het raam is maar weinig mensen in het restaurant ontgaan. Maar de beide hoofdpersonen, die zich tegoed doen aan de heerlijke maaltijd, hebben weinig hinder van al die aandacht. Arjan moet er stiekem om lachen. Blijkbaar is zijn meisje dit gewend. En dat vervuld hem met trots. Met deze vrouw aan zijn zijde kan hij zich overal vertonen, dat is
127
duidelijk. Als ze het restaurant verlaten wordt er over en weer nog even vriendelijk geknikt en gezwaaid. De bediening lijkt hen met nog meer egards te behandelen. ‘Heerlijk,’ geniet Marianne na, als ze weer in de lift staan, ‘ik hou van dit soort dingen, is dat erg?’ ‘Integendeel,’ is het antwoord van Arjan, ‘iedere vrouw verdient het om zo af en toe als een prinses te worden behandeld.’ Het klinkt zo oprecht dat Marianne zich weer warm voelt worden. Waar heeft ze het toch aan verdiend dat ze zo’n lieve man tegengekomen is in deze fase van haar leven? Ook de ontmoetingen in het ouderlijk huis van Marianne verlopen allerhartelijkst. Arjan is een gezellige prater. Hij weet moeder Ten Cate al snel voor zich te winnen. Ze slooft zich uit om hem te voorzien van de lekkerste appelflappen en laat hem zelf de wijn kiezen die ze voor de gelegenheid wil serveren. De uren vliegen voorbij. Er is dan ook heel wat uit te wisselen. Beide zussen hebben elkaar al maanden niet gezien en, zoals dat gaat, zijn er een heleboel dingen die over de telefoon niet gezegd worden. De uitnodiging om in het hotel een hapje met elkaar te eten wordt afgeslagen. De jongelui hebben nog andere verplichtingen. Maar een hapje van de lokale Chinees slaat Marianne’s moeder niet af. ‘Ik laat wel iets brengen. Jullie hebben toch geen haast?’ En zo is het tegen elven als ze uiteindelijk afscheid nemen met de belofte om snel een afspraak te maken voor een logeerpartij in Westerwolde. ‘Je scheelt wel erg veel in leeftijd met je zus, hè,’ vraagt Arjan als ze weer in auto zitten. ‘Mmm…,’ bevestigt Marianne, ‘Jorien had, met een beetje pech, mijn dochter kunnen zijn. Met veertien liep ik al achter de kinderwagen. Je had de gezichten van de mensen hier uit de buurt moeten zien…’ Even laat ze zich gaan in herinneringen. Hoe ze het zusje in de buik geprikt had bij het verwisselen van een luier toen ze nog een baby was. En hoe ze volgeschoten was toen ze haar bezocht in het
128
ziekenhuis nadat ze op tweeëndertig jarige leeftijd bevallen was van een tweeling. Hun werelden lagen zo ver uit elkaar. Toch konden ze het tegenwoordig gelukkig goed vinden. Jorien had haar eigen pad gevolgd. Was uiteindelijk een gewaardeerd medium geworden. De gave had ze blijkbaar geërfd van beide grootmoeders. Helemaal duidelijk was dat nooit geworden want voeger werden dat soort zaken al snel afgedaan als onzin. Ook door hun eigen vader. Jorien had het er heel moeilijk mee gehad. En nu bleken beide zussen elkaar juist daarin goed te verstaan. ‘Ja,’ brengt ze zichzelf weer terug in het heden, ‘mijn ouders hebben het rustigaan gedaan. Met mijn andere zus scheel ik ruim vijf jaar. Eigenlijk zijn we alledrie als enig kind grootgebracht. Hoe was dat bij jou? Jullie hadden een echt mannengezin. Hoe vond je moeder dat?’ ‘Dat moet je haar morgen zelf maar vragen. Ik zet jullie wel samen achterin als we teruggaan naar Westerwolde. Dan heb je meer dan twee uur om over dat soort dingen te praten. En ik kan mijn aandacht bij de weg houden.’ Arjan lijkt het hierbij te willen laten. Het hotel komt in zicht. Marianne vraagt niet verder. Het idee om met Oma Emmen lekker knus achterin de auto herinneringen aan vroeger op te halen trekt haar wel. De volgende morgen checken ze op hun gemak uit. Na de roes van alle feestdagen is het vreemd te merken dat het nu weer een gewone werkdag is. Op hun route naar Den Haag is er veel vrachtverkeer. Het gewone leven herneemt zijn ritme. De radio meldt wel files maar die zijn, zoals gebruikelijk, rond Utrecht en Amsterdam. Het stuk van de A20 waar zij mee te maken hebben is alleen maar druk. ‘Wat ontwen je dit snel als je er niet meer dagelijks mee te maken hebt,’ concludeert Arjan, terwijl hij hen behendig naar een andere rijstrook stuurt. ‘Ik ben zo blij dat ik hier weg ben. Dan is het bij ons in Westerwolde toch een stuk aangenamer.’ Iets wat Marianne alleen maar kan beamen.
129
De oudste broer van Arjan blijkt een ruim appartement te bewonen op de grens tussen Scheveningen en Den Haag. Samen met zijn vrouw heeft hij zich hier genesteld, zo vertelt hij toen hij negen jaar geleden met een ambtenarenregeling van zijn pensioen kon gaan genieten. ‘Lekker dichtbij zee en niet te ver van het centrum van Den Haag. Zo kunnen we van twee walletjes eten: natuur en cultuur binnen handbereik.’ De flat is minimalistisch ingericht en heeft een extra kamer die ingericht is voor logees. ‘We reizen veel,’ vertelt Inez, de vrouw van Barend. ‘Zolang we nog gezond zijn genieten we ervan om één keer per jaar een grote reis te maken en tussendoor boeken we stedentrips. We zijn altijd druk geweest met werk en onze kinderen. Dit appartement konden we huren. Zo hebben we ook geen zorgen meer over onderhoud en zo. We hebben zoveel mogelijk opgeruimd toen we hierheen verhuisden. Alles lekker nieuw ingericht. Zo kunnen we er wel weer even tegen.’ Voor de lunch hebben ze afgesproken bij een restaurant aan de boulevard van Scheveningen. De tafel aan het raam kijkt uit op het verlaten strand waar enkele hondenbezitters dik ingepakt de koude wind trotseren. De middelste van de drie jongens Groenewold komt zichzelf en zijn vrouw hier voorstellen en een hapje mee-eten. Marianne heeft in eerste instantie moeite om in de bebaarde man overeenkomsten te zien met de andere twee. Barend en Arjan lijken zeker op elkaar, maar deze vrijbuiter kan ze moeilijk plaatsen. Samen met zijn vrouw vormt hij een koppel dat haar sterk doet denken aan de hippietijd. Evert en Sabine blijken in het vissersdorp Noordwijk te zijn neergestreken. ‘We wonen daar al sinds ons trouwen en hebben het nog steeds prima naar onze zin,’ vertrouwt Sabine Marianne toe. ‘Het huisje is niet groot, maar nu de kinderen de deur uit zijn, kan ik er eindelijk mijn eigen dingen doen, wat schilderen en sieraden maken. Die verkoop ik dan zo één keer per jaar op een kramenmarkt. Leuk om te doen en het levert nog een zakcentje op ook.’ Wat Evert doet of gedaan heeft wordt Marianne niet helemaal dui-
130
delijk. De gesprekken aan tafel gaan van het ene onderwerp naar het andere. De laatste reis van Barend en Inez naar Bolivia is interessant genoeg om een groot deel van de tijd aan te besteden. Marianne bekijkt het rustig vanachter een glas wijn. Af en toe stelt ze een vraag waardoor de conversatie op gang blijft. Ze heeft de indruk dat er onderling weinig interesse is voor elkaars leven. Er wordt wel veel gepraat maar nauwelijks geluisterd. Maar misschien heeft ze het helemaal verkeerd. Wel realiseert ze zich dat geen van de beide andere broers haar hart sneller had laten kloppen als ze die was tegengekomen. Als ze, voordat de kans op files weer zal toenemen, afscheid nemen, worden ze vriendelijk uitgezwaaid door de achterblijvers. Met de vage belofte dat ze elkaar misschien wel zullen treffen als Arjan eind juni zijn verjaardag viert. Van een vrouwen-onder-elkaar-gesprek op de achterbank komt niet veel terecht. Oma Emmen dirigeert Marianne met behoorlijk wat overtuigingskracht naar de voorbank. ‘Kind, ik ben bekaf van al dat gedoe. Ik vind het heerlijk om een uurtje of wat mijn ogen dicht te doen. Ga jij nou maar lekker bij Arjan zitten, ik vermaak me hier wel.’ Bij Gouda is de oude dame al onder zeil en pas als ze de snelweg verlaten bij Hoogeveen komt er weer leven in de brouwerij. ‘Wie wil er een Napoleon?’ En dan zijn ze bijna thuis. Arjan en Marianne hebben er wel schik in. Ze installeren haar in haar flat, controleren nog even of de post nog verrassingen in petto heeft, en verdwijnen dan moe maar voldaan naar hun eigen, inmiddels ook voor Marianne, vertrouwde omgeving. ‘Eten we nog iets buiten de deur?’ vraagt Arjan als ze weer onderweg zijn. ‘Lief, maar ik kan me er op dit moment niets bij voorstellen,’ zucht Marianne. ‘Ik heb het gevoel dat ik de afgelopen dagen alleen maar gegeten en gedronken heb. Ik zit helemaal vol.’
131
‘Heb jij dat ook? Zal ik jou dan maar afzetten, misschien nog even een kop koffie samen drinken en dan naar mijn eigen honk vertrekken?’ ‘Lijkt me helemaal goed,’ verklaart Marianne. En genoeglijk krult ze zich op haar plaats op voor de laatste paar kilometers van dit uitstapje.
132
HOOFDSTUK 14
En dan is het ineens voorjaar. De bomen hullen zich in een waas van zachtgroen. Overal komen de bollen in bloei. Vergeten zijn de besneeuwde wegen, de donkere dagen van december en de druilerige aanloop naar april. De verjaardag van Daan, eind maart, hebben ze uitgebreid gevierd. Paula zag er fantastisch uit met haar steeds dikkerwordende buik. Nog een weekje of tien en dan hoopten ze het nieuwe kindje te mogen begroeten. ‘We willen niet weten of het een jongetje of een meisje gaat worden. Wat er ook komt, het zal ons even lief zijn,’ is het antwoord van Karl op de vraag die zo voor de hand ligt. Samen met Arjan en Marianne zit hij uit te blazen in de tuin achter de boerderij van Moeder Hiddema. Er is een pauze ingelast in de vergadering. Nu de startdatum van het project in zicht komt, wordt de agenda steeds omvangrijker. Er is nog zoveel te regelen. Iedereen is het erover eens dat Thea haar gewicht in goud waard is. Als een echte bouwvakker sjouwt ze rond op de bouwplaats. Ze is al helemaal ingeburgerd. Nog even en dan kan ze haar eigen woning betrekken. Het gebouw achter de entree van het complex begint al een herkenbare vorm te krijgen. ‘Ideaal, die voorgefabriceerde units,’ vindt Karl. ‘Zolang je genoegen neemt met de standaard is het een fluitje van een cent. Die ronde vormen voor de verblijfsaccommodaties zijn een stuk ingewikkelder. Maar, we gaan het redden.’ En dat hoopt iedereen dan maar, want in de eerste week van juli moeten er in elk geval twee klaar zijn. Dan komt er een groep van vijftien kinderen, samen met vijf begeleiders. Eén van die begeleiders is een goede kennis van Janine. ‘Hoor ik mijn naam vallen?’ Janine komt net aanlopen met een grote kan ijswater. Ook de rest van het team schuift aan.
133
‘We hebben het net over de groep uit Amsterdam die begin juli hierheen komt,’ verklaart Marianne. ‘Ja, dat kan leuk worden.’ En terwijl ze de glazen volschenkt vertelt Janine over de ontmoeting die ze had met de schrijfster van een boek over hoogsensitieve kinderen. ‘Zij is medium en als coach begeleidt ze de kinderen al een paar jaar. Ze hebben al eens eerder met elkaar een weekend doorgebracht. Toen ze van dit project hoorde werd ze helemaal enthousiast. Wisten jullie dat er hier leylijnen lopen die voor een speciale mystieke energie zorgen?’ ‘Daar heb ik wel eens iets over gelezen,’ beaamt Arjan. ‘In de middeleeuwen hielt men daar altijd rekening mee als er ergens een kerk of een klooster gebouwd moest worden.’ ‘Precies. En er schijnen mensen te zijn die met hulp van twee koperen staafjes die energie kunnen voelen. Roelien heeft me verteld dat ze daar met de kinderen een dagdeel aan wil besteden. Kijken of ze die oude techniek ook beheersen. Ik laat me de kans natuurlijk niet ontnemen om dat mee te maken.’ En met een ondeugend lachje: ‘Van mijn baas heb ik wat extra vrije dagen gekregen, voor onderzoek.’ ‘Nou, dat wordt mouwen opstropen dan,’ is de conclusie van Karl. ‘Ik weet niet of we alledrie de slaapunits dan al klaar hebben, hoor.’ ‘Geen punt,’ stelt Janine hem gerust. ‘Voor Roelien is er misschien wel een kamer op de boerderij en ik heb mijn eigen onderkomen bij Nora.’ Moeder Hiddema en Nora knikken. Met elkaar nemen ze de overige boekingen door. Marianne heeft een lijstje uitgedraaid. ‘Na Amsterdam hebben we een groep van twaalf tieners uit heel het land. Ze kennen elkaar nog niet maar allemaal worden ze gepest op school. De bedoeling is dat ze hier leren om een beetje weerbaar te worden. Ze worden begeleid door een psychologe en een sportleraar. Of wij iemand hebben die de huishoudelijke taken op zich wil nemen?’ ‘Iets voor jouw hulp,’ vraagt Arjan. ‘Mmm..., ik kan het haar vragen. En zo niet dan weet ze misschien wel iemand anders. Maar als we dat soort service verlenen, moet dat natuurlijk wel betaald worden.’
134
Daar zijn de anderen het wel mee eens. Maar eerst maar eens kijken of er mensen te vinden zijn voor dit soort werk. ‘Goed, ik zal ze mailen dat we erop terugkomen.’ Marianne loopt de lijst verder door: ‘De derde week van juli is nu nog vrij. We hebben een paar vragen gehad maar er is nog niets definitief. Augustus zit helemaal vol: een groep computernerds die frisse lucht moeten opsnuiven, nog een groep uit Amsterdam met kinderen uit gebroken gezinnen, een optie van de organisatie die zich ontfermt over de kinderen die gepest worden, en voor de laatste week zijn we in gesprek met een stichting die vakanties aanbiedt aan kinderen met spierdystrofie. Die worden éénop-één begeleid door scouts. Karl heeft al een lijstje gekregen met eisen waar de accommodatie aan zou moeten voldoen. Wat denken jullie, kunnen we dat aan?’ Nu ze zo de reacties zien die op hun aanbod gereageerd hebben, komt alles wel heel dichtbij. Tegen de tijd dat ze uit elkaar gaan, zijn ze zich allemaal terdege bewust van de enorme verantwoordelijkheid die ze zo enthousiast op hun schouders genomen hebben. ‘Je weet wel waar je aan begonnen bent, hè?’ verwoordt Arjan de stemming, als hij samen met Marianne naar huis rijdt. ‘Erg veel tijd om je te bezinnen op je eigen leven hebben we je niet gegeven. Vind je dat heel erg?’ Het is iets waar Marianne niet direct een antwoord op kan geven. Natuurlijk is het heerlijk om zo bezig te zijn. Nieuwe uitdagingen, lieve mensen om mee samen te werken… ‘Misschien is het wel het pad dat ik moet afleggen,’ filosofeert ze hardop. ‘Als een soort reiziger door de wereld trekken. Hier een poosje blijven, een helpende hand bieden waar dat nodig is en dan weer verder naar de volgende halte. Weinig bagage meesjouwen en vooral niet omkijken…’ De blik die Arjan vanachter het stuur op haar werpt, ontgaat haar volkomen. Haar blik is gericht op de weg die zich voor hen uitstrekt. Begin juni, op een doordeweekse avond, gaat bij Marianne de telefoon. Haar eerste gedachte is Paula. Ze is pas halverwege de maand uitgerekend, maar je weet het nooit zeker natuurlijk. Misschien is het wel
135
daarom dat ze in eerste instantie niet precies begrijpt wie er aan de andere kant van de lijn is. ‘Hallo… Ja, daar spreekt u mee. En met wie spreek ik? … Uit Portugal? … Annet! Sorry, ik verwachtte eigenlijk iemand anders… Nee, laat maar… Je meent het? … Ja, natuurlijk… Ja, dat is goed. Ik zie de mail wel verschijnen… Goed, tot dan.’ Nog een beetje confuus zet ze het toestel weer in de lader. De mogelijkheid dat de familie Verbeek terug zou komen had in het begin nog wel eens door haar hoofd gespeeld, maar in de drukte van alledag had ze er eigenlijk niet meer bij stilgestaan. En nu laat Annet weten dat ze met de kinderen over vier weken naar Nederland komt. En dat ze per 1 september graag weer in hun huis zouden willen trekken. Marianne kent in elk geval één persoon die dit bericht met gejuich gaat ontvangen: Daan. Hij mist zijn vriendje nog iedere dag. In het begin hebben ze elkaar nog wel eens gesproken via Skype. Maar op den duur verwatert dat toch. En nu komen ze dus terug. Wat zal dat kind blij zijn. En jij, Marianne? Ze loopt de tuin in, valt neer op een bankje dat ze een poosje terug bij een Kringloopwinkel gevonden heeft. Vanaf dit plekje kan ze eindeloos genieten van al het moois dat om haar heen is. Ze heeft er een bak neergezet met een waterlelie en nog wat kleine waterplantjes erbij. Uren kan ze kijken naar het spel van de insecten boven het water. Het is haar meditatieve hoekje geworden. Ze haalt een paar keer diep adem. Snuift de geuren van de tuin op, sluit haar ogen en luistert naar de gedempte geluiden om haar heen. In de verte slaat een deur, een hond blaft, ergens zijn nog kinderen een balletje aan het trappen. En ze weet: hier ben ik thuis. In deze gemeenschap, in deze streek…Ook hier vinden we wel een oplossing voor. Nora staart naar de brief die voor haar op het bureau ligt. Ze trof hem gisteren in de bus. De hele nacht heeft ze geen oog dicht gedaan. Of ze geïnteresseerd is in een aanstelling als jeugdpredikant in Amsterdam? Haar eerste reactie was een verwonderd ‘wouw’. Direct daarna kwam de golf aan bezwaren over haar heen rollen. Hoe moest dat dan met het
136
project hier? Haar moeder die toch een jaartje ouder werd? De gemeente die haar zo lief geworden was? Kon ze dat allemaal wel in de steek laten? Janine zou natuurlijk een gat in de lucht springen. Eindelijk, na al die jaren, een kans om samen een leven op te bouwen. Te trouwen misschien wel? Ze hadden het er al eens over gehad. Toen de regels van het huwelijk waren opgerekt om ook mensen van hetzelfde geslacht de kans te geven hun liefde voor elkaar in het openbaar te bezegelen, hadden ze elkaar diep in de ogen gekeken. ‘Ja, ik wil.’ Maar toen kwam de benoeming hier in zicht. Een gemeenschap waar men nog niet zo open stond voor gedrag dat afweek van de normen en waarden van vorige generaties. Ze had een gesprek gehad met het kerkbestuur. Die hadden aangegeven dat ze haar erg graag zouden willen hebben. Misschien, als ze haar geaardheid binnenskamers kon houden? Janine had de doorslag gegeven: ‘Meid, pak die kans. Ik kom gewoon op vrijdag naar jou toe en rij op zondagavond weer terug. Zover is het nou ook weer niet. Het gaat niemand iets aan dat wij daar in één bed slapen. En ze zullen toch wel gewend zijn aan het verschijnsel dat niet alle vrouwen van rond de veertig getrouwd zijn? Natuurlijk zal er gesmoesd worden, maar daar ben je wel aan gewend, toch?’ En nu dit. Met een zucht legt Nora de brief terzijde. Er is geen haast bij. Eerst de preek voor aanstaande zondag maar eens in elkaar zetten. En dan vrijdagavond de zaak met Janine bespreken. Tenslotte heeft ook zij een grote stem in het kapittel. In de zonovergoten tuin bij Arjan is het een komen en gaan van dikke hommels. Iemand heeft hem ooit eens verteld dat de wetenschap heeft bewezen dat ze veel te zwaar zijn om te vliegen. Hij lacht zachtjes voor zich heen. Als er nou iets is dat een levend bewijs is voor het wonder van de schepping, dan is het de hommel dus. Niets is onmogelijk bij God. Wie in hem gelooft kan bergen verzetten, blinden weer laten zien, doden tot leven wekken… Hij neemt zich voor met Nora eens een gesprek aan te gaan over dit thema. Misschien kan de hommel haar inspireren tot weer zo’n vlammende preek waar ze zo goed in is.
137
Als vanzelf gaan zijn gedachten naar de ontboezeming van Marianne, gisteren na de vergadering. Reizigers, zijn ze dat niet allemaal? Vanaf het moment van verwekking tot aan de dood toe zijn ze onderweg. Langs gebaande paden maar soms ook over moeilijke weggetjes vol kuilen en gevaarlijke stukken steen. En waarom? Kinderen weten het altijd zo goed. Als je vraagt wat ze het liefste willen dan is het antwoord heel vaak: vrede op aarde. Tja, dan kun je als volwassen mens toch alleen maar in schaamte het hoofd buigen. Wat hebben we er tot nu toe van terecht gebracht? Oorlogen komen nog op zoveel plaatsen voor, iedere dag lees je de vreselijkste dingen over wat mensen elkaar aan doen en het houdt maar niet op. Met zijn broers heeft hij nooit over dit soort zaken kunnen praten. Barend moest niets hebben van de Bijbel. Zodra hij de kans kreeg was hij vertrokken naar het Westen. Studeren, geld en aanzien verwerven. En hij had het allemaal gedaan. Samen met zijn Inez zat hij nu in een prachtig appartement bij te komen van de inspanningen. De kinderen hadden het voorbeeld van ouders gevolgd, waren ook stuk voor stuk ‘goed terechtgekomen’ zoals ze dat graag benadrukten. Maar of ze daar nou zo gelukkig van geworden waren? Arjan heeft er zo zijn twijfels bij. Evert en Sabine kozen voor een ander pad: liefde is alles wat je nodig hebt. Zij zworen alle luxe af, namen genoegen met de kruimels die van andere tafels rolden. Voor hun kinderen geen vangnet. Die moesten zichzelf maar zien te redden. Arjan schudt zijn hoofd. Moeilijk allemaal hoor. Gelukkig is het niet aan hem om te oordelen. Iedereen moet zijn eigen weg maar gaan. Zelf was hij eigenlijk nooit zo bewust bezig geweest met zijn carrière. Hij had meer zijn hart gevolgd. Keihard gestudeerd om de kneepjes van het vak te leren. En van het één was zo het ander gekomen. En nu mag hij daar de vruchten van plukken en anderen oplossingen aanreiken voor het realiseren van hun dromen. Er welt een gevoel van grote dankbaarheid in hem op. Ook al was het pad tot nu toe niet zonder verdriet en tegenslagen, het was een mooie reis. ‘Tot hier toe heeft de Heer ons geholpen’ is een slogan uit het verleden die in zijn gedachten bovendrijft.
138
Hij recht zijn schouders. Werk aan de winkel. Er moeten nog een aantal tekeningen worden aangepast om de laatste vergunningen rond te krijgen. Voor de archieven, want mondeling is de zaak gelukkig al lang beklonken. Van het college heeft hij alle medewerking gekregen om dit project uit te voeren. Het past goed in de koers die hier gevaren wordt. En ook dat is een reden dat hij zich hier thuis voelt.
139
HOOFDSTUK 15
Het is de zaterdag na de langste dag. Marianne staat met een glas witte wijn in haar handen in de tuin bij Arjan. Met een glimlach om haar lippen overziet ze het bonte gezelschap dat zich hier vanmiddag verzameld heeft. In een hoek van de tuin waar de meeste schaduw is, zitten een paar oudere dames gezellig te keuvelen: oma Emmen, oma Muti, en ook haar eigen moeder, vermaken zich uitstekend in het gezelschap van moeder Hiddema. Die ziet Marianne kijken en knikt haar bemoedigend toe. Ook dit heeft ‘organisatiebureau Ten Cate’ toch maar weer mooi geregeld. Aan de zijkant van de schuur is de echtgenoot van Marianne ’s huishoudelijke hulp druk bezig de grote barbecue op temperatuur te brengen. Toen Jantien hoorde van het plan om een feest te organiseren voor de vijfenzestigste verjaardag van Arjan, had ze spontaan haar hulp aangeboden. ‘Mijn man is heel lang kok geweest. Hij vind het vast enig om te helpen.’ Aan een andere tafel zit de jonge generatie vrouwen. Paula, met de vijf weken oude Mireille op schoot, vormt het middelpunt van dit gezelschap. Regelmatig komt de trotse vader even kijken of het allemaal wel goed gaat met zijn kroost. Zo mogelijk nog trotser is de jarige zelf. Als kersverse opa van een gezonde kleindochter kan hij zijn geluk nauwelijks op. Ook Daan kan zich maar nauwelijks losrukken van het zusje. Als hij al weggaat, dan is het om Jordi te halen en hem te laten zien dat Mireille nu toch echt haar oogjes open heeft. Wat was hij blij toen Marianne hem liet weten dat Jordi ook op het feest zou komen. ‘Gaat hij nu weer hier wonen,’ was zijn eerste vraag geweest. ‘Dat mag je hem zelf vragen,’ had ze hem geantwoord. Inmiddels had Daan ontdekt dat Jordi en zijn grote broer Sander weer terug waren in het huis waar Marianne zo keurig op had gepast. ‘Onzin,’
140
had Marianne gezegd toen Annet vertelde dat ze voor een paar weken een bungalow zou boeken in een vakantiepark in Drenthe. ‘Je komt maar hierheen hoor. Voor de kinderen veel beter. Ik pak mijn spullen en kom heus wel onder dak. Scheelt me nog een hoop geld ook,’ had ze er plagend aan toegevoegd. Afgelopen donderdag was Annet met de kinderen, iets eerder dan gepland, in Nederland gearriveerd en had haar intrek genomen in het huis waar Marianne de dag ervoor uit vertrokken was. En vandaag was Marianne gastvrouw in huize Groenewold. Toen ze Arjan vertelde van het telefoontje van Annet, had hij feilloos begrepen dat ze voor een belangrijke beslissing stonden. Hoe nu verder? Marianne had het moeilijk gevonden maar toch de eerste stap gezet. ‘Weet je Arjan, ik ben de afgelopen maanden heel veel van je gaan houden. Je bent een fantastische man en ik zou het heerlijk vinden om, zoals we dat vroeger zeiden, de komende tijd verkering met je te hebben. Ik wil heel graag ‘jouw meisje’ zijn. Maar… ik wil ook heel graag nog een poosje ‘op mezelf ’ wonen.’ Toen het hoge woord er eenmaal uit was durfde ze hem pas weer in het gezicht te kijken. Wat ze zag was pure liefde. Hij nam haar in zijn armen, droogde haar tranen en fluisterde zachtjes in haar oor: ‘Het is goed zo, meisje mijn. Je bent hier van harte welkom, maar niet eerder dan dat je er helemaal klaar voor bent.’ Waarmee hij maar weer eens had laten zien dat hij haar beter kende dan zij zichzelf. Opgelucht was ze op zoek gegaan naar een ander onderkomen. Dat viel in eerste instantie zwaar tegen. Er stond wel veel te koop maar het één was te duur, het ander te oud en als het wel aantrekkelijk was, dan was het te ver bij de mensen vandaan die haar zo lief geworden waren. En toen kwam Nora met een voorstel: ‘Je zou gezelschapsdame voor mijn moeder kunnen worden. We richten een deel van de boerderij voor jou in, betalen je een vergoeding voor je diensten en ondertussen kun je op je gemak uitkijken naar iets anders.’ Ze had Nora met open mond aangestaard. ‘Dit verzin je niet…!’ was alles wat ze uiteindelijk kon uitbrengen. Nora had zich kromgelachen. ‘Volgens mijn moeder is het voor-
141
bestemd.’ En toen had ze verteld over het aanbod vanuit Amsterdam. ‘Als je het in een boek zou lezen, dan zou je zeggen dat de schrijfster wel een erg dikke duim gehad moet hebben,’ was de reactie van Arjan geweest toen ze hem het grote nieuws vertelde. ‘Mmm…, misschien moet dat boek maar eens geschreven worden,’ bedacht Marianne. ‘Als ik deze winter ingesneeuwd raak op Hiddema Erve, heb ik er alle tijd voor, toch?’ Uit de keuken komt Thea aanlopen met een schaal schitterend opgemaakte hapjes. ‘Die hulp van jou, die kan er wat van. Hier, neem ook eens wat. Tot nu toe hebben die broers van Arjan iedere schaal zowat geplunderd voordat ik ook maar bij de rest van het gezelschap kon komen. Om van die kinderen van hen maar niet te spreken. Oh, en die oudste broer, die Barend? Die moet je in de gaten houden. Die probeert Janine te versieren. Nora lacht zich helemaal slap. Wel slim trouwens, dat je voor de jongste generatie een aparte counter hebt ingericht. De clown die daarachter staat is echt onbetaalbaar. Hij toverde zelfs een minimars uit mijn decolleté!’ Marianne ziet het helemaal voor zich. ‘Pas maar op, als hij zich afgeschminkt heeft tovert hij misschien nog wel veel meer voor je. Heb je hem echt niet herkend?’ Ze maakt een handgebaar richting de schuur. ‘Zijn motor hebben we zolang daar opgeborgen.’ Thea kijkt alsof ze water ziet branden. ‘Je wil me toch niet vertellen dat Gerard…’ ‘Mmm…, toch wel. Hij kwam voor de TT naar Assen en kwam gisteren aanwaaien. Arjan heeft hem verteld dat hij zijn motor hier best mocht stallen, maar alleen onder de voorwaarde dat hij van zijn meisje afblijft. En ik heb hem gezegd dat hij zich dan ook maar nuttig moest maken. Dus, lieve Thea, als je nog een man zoekt voor de komende wintermaanden…’ Thea trekt haar neus op. ‘Voor mij geen kerels meer. Maar een ritje op die Harley van hem zou ik nog wel eens willen maken.’
142
Terwijl ze aanstalten maakt om verderop in de tuin de schaal nog eens rond te laten gaan, bedenkt ze nog iets. ‘Je denkt toch niet echt dat ik jou alleen laat daar op die boerderij. Ik verheug me zo op de komende maanden. Kunnen we eindelijk de boel eens op stelten gaan zetten in al die kroegen waar ik die bouwvakkers over gehoord heb.’ ‘Ja,’ grapt Marianne, ‘ik hoor het de barman al zeggen: zo oma’s, een lekker advocaatje? Met of zonder slagroom?’ Lachend verdwijnt Thea tussen de verzamelde gasten. ‘Tevreden?’ Arjan is achter haar opgedoken en legt een arm om haar schouders. Samen genieten ze even van het tafereel dat zich voor hun ogen afspeelt. ‘Heel tevreden.’ Zachtjes neuriet Marianne een wijsje dat ze maar niet uit haar hoofd krijgt: … en als ik zo naar mijn blommetjes kijk…
EINDE
143
Nieuwsgierig hoe het verder gaat met Marianne in Westerwolde? Deel 2 van de trilogie ROZEN VOOR MARIANNE verschijnt in het voorjaar van 2013 onder de titel: IN HET VOORBIJGAAN
Blijf op de hoogte via www.booklight.nl
144