Succ
es
si erc cht en 2012 -2013
Als de begunstigde van een levensverzekering overlijdt.. I
Voorafgaande beslissing nr2013.405 van l4januari 2014,
het geval is, zelfs "indien
de partíjen de wederzijdse prestaties hebben geëaølueerd zonder
w.fisconeþlus.be
rekeníng te houden met de aoontalsluetten",
X enY zijn getrouwd onder gemeenschapsstel-
m.a.w. als de verzekering geen kanscontract is, maar een belegging (randnr. 14). (1)
sel, en Y sluit een aantal levensverzekeringscontracten af op haar eigen hoofd, ten voordele van X, onder de vorm van een tak 21 en 23-verzekering, en betaalt de premies (deels) met gemeenschapsgelden.
3. Artikel 111 WLVO
baar worden van de verzekeringsprestatie, het recht op deze prestatie toekomt aan de
Als Y de onderschrijaer van de polis, zou overlijden is artikel 8, 6e lid W.Succ. van toepassing: de uitkering zal belastbaar zijry voor de helft in
uerzekeringnemer of zijn nølatenschap, tenzij hij subsidiair een andere begunstigde had
aangewezen (randnr. 15). Bijgevolg zijn
de mate dat de premies met gemeenschapsgelden betaald werden, voor de totaliteit in de mate dat ze met eigen gelden van de overledene betaald werden, en de uitkeringen ziin niet belastbaar in de mate dat er bewezen kan worden dat ze betaald werden met geld van de be-
deze rechten een eigen en exclusl'elrecht van de verzekeringnemer, zoals het recht op afkoop, en ze maken geerr deel uit van het genrcenschappelijk l)ermogen, zegt de ruling-
commissie, niettegenstaande ze ten bezwarende titel tijdens het huwelijk zijn verkregen (randnr. 1,6), en ze verwijst naar
gunstigde zelf.
artikel 1405 BW.
Dat was echter de vraag niet. De rulingcommissie werd gevraagd uitspraak te doen wat er gebeurt als X overlijdt, de begunstigde van de
polis, voor
4. Er is dan ook.geen
derdenbeding meer (ranclnr. 17): de uitkering zal verschuldigd zijn aan de verzekeringnemer of zijn nalatenschap (ranclnr. 18), en dat gelclt ook als
Y.
De rulingcommissie (voorafgaande beslissing nr. 2013.405) redeneert als volgt.
1.
De levensverzekeringen in geval van overlijden komen ziet tot uitkeríngbij vooroverlijden van de begunstigde: de
het om een verzekering gaat die kwalificeert als een financieel beleggingsinstrument (randnr. 19).
5.
maatschappij betaalt immers maar bij het overlijden van het 'verzekerde hoofd', en dat is, per hypothese, mevrouw Y (randnr. 6 van de ruling)
2.
el4
Is er dan iets aan te geven in de aangifte van X? Daarvoor moeten we in principe het burgerlijk recht volgery vermits het fis-
caal recht er niet van afwijkt (ranclnr.22). Welnu, artikel 1400,7 BW bepaalt dat rechtery verbonden aan personenverzekering door de begunstigde zelf gesloten, die hij verkrijgt bij het overlijden van zijn echtge-
De rulingcomrnissie stelt vast dat de wet van 25 iuni 1992 op de landverzekerings-
overeenkomst (WLVO) toepasselijk is. Volgens artikel 97 van die wet is deze van toepassing op alle persoonsverzekeringen waarbij het verzekerd voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur (randnr. 11), en door de interpretatievewet van 19juli 2013 werd gepreciseerd dat dit
(2) bepaalt daÇ bij over-
lijden van de begunstigde vóór het opeis-
(Ð
Imiddels is deze definitie overgenomen irì art. 160 van de nieuwe wet vm 4 april 2014 betreffende de ve¡zekeringcn, BS 30 april 2014. (2\ Tharo a¡tikel 170 vm de wet betreffende de verzekeringen.
Kluzner
Suc
noot of na de ontbinding van het stelsel, eigen zijn (randnr.23). (1)
c es
si er e cht en 2072-20 73
vermogen dat tussen de echtgenoten heeft bestaan;
b. in toepassing 6.
Mev¡ouw Y kan haar recht op afkoop uit-
van artikel16, eerste lid van het Wetboek der Successierechten
oefenen, wat een eigen en exclusief recht van de verzekeringnemer is op grond van de \4ILVO en zal aldus "verrijkt" worden
wordener voor de heffing van de sr"rccessierechten geen vergoedingm in aanmerking genomenomdat de echtgenoten ge-
door de afkoopwaarde die zij verkrijgt, waarbij dan artikelL400,7 BW van toepassing wordt: vergoeding door het eigen ver-
meenschappelijke kinderen hebben.
mogen van mevrouw Y aan
het gemeenschappelijk vermogen ten belope van de verarming van dat gemeenschap-
pelijk vermogery zijnde de door het ge-
meenschappelijk vermogen betaalde prernies (randnr.28).
7.
8.
Wannee¡ de begunstigde echtgenoot overlijdt komt men in dezelfde situatie als bij een ve¡zekering die men voor zichzelf afgesloten heeft. En dan zijn de prestaties eigen (en vallen dus niet de gemeenschap), maar er is wel vergoeding aan de gemeenschap verschuldigd. Als er gemeenschappelijke kinderen zi1n, wordt deze vergoeding verwaarloosd voor de berekening van de successierechten (randnr, 34).
Conclusie(randnr.40): a- de helft van de waarde van deze levensverzekeringen op datum van het overlijden van de heer X, moet niet worden opgenomen in de aangifte van nalatenschap onder het gemeenschappelijk vermogen: het verzekeringsproduct is eigen aan de echtgenote/ verzekeringnemer, eventueel mits vergoeding aan het gemeenschappelijk
(1) De beslissi¡ìB stelt nog dat a¡tikel 1400,7 BW impliciet werd opgeheven, en verwiist hiervoor naar de memorie van toelichting bii het wetsontwe¡p tot wijziging van artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek en van dive¡sc bcpalingcn inzake hct huwelijksvemogensrecht, in het biizonder met betrekking tot de levensverzekering, de vergoedingsregelingcn en dc gevolgen van dc echtschciding, , N.53-2998/001, p. 7. (Dit wetsontwerp is vervallen door de ontbinding van de kame¡: zic fiche op www.dekamerbe). Maar verder past de rulingcommissie artikel 1400,7 BW no8 gewoo¡ì toe (randnr 28). Blijkbaar gaat ze er van uit dat de l4rLVO impliciet dczelfde rcgel bevat.
Kluuter
9.
De rulingcommissie stelt nog dat zij niet bevoegd is om zich uit te spreken over het al dan niet gemeenschappelijk of eigen karakter van de geiden waa¡mee de verzekeringspremies werden betaald gelet op artikel 1, 3' van het koninklifk besl¡-rit van lTjanuari 2003: het gaat hier om "het geb¡uik van bewijsmiddelen". Maar gelet op de conclusie hiervoor, heeft dit ook maar
weinig belang meer. SAMENGEVAT
10. Kort samengevat is de redenering van de rulingcommissie dus als volgt: Bij vooroverlijden van de begunstigde komen de rechten op de levensverzekering toe aan de onderschrijaer ervan; b. Deze rechten zijn eigen mits oergoetling; c. Maar deze vergoeding wordt fiscaal genegeerd als er gemeenschappelijke kinderen zijn;
a.
d.
De levensverzekering dient dus ni¿f bij het ouerlijden
aangegeaen te worden aan de begunstigde.
WETSoNTWERP Lv.M. DE LEVENSVERZEKERTNG
11. Het is op het eerste gezicht merkn'aardig dat de rulingcommissie lijkt te steunen op de tekst van een wetsontwerp (randnrs. 23, 28, 30, 32, 33, 35, 36,37). Maar vooreerst verwijst zij naar de memorie van toelichting, waar dus het standpunt van de rege-
ring wordt weergegeven, over de bestaande wetgeving, en bovendien wordt aangegeven dat "de voorgestelde regeling in de lijn ligt van wat de rechtsleer en de rechtspraak sedert
de
ongrondwettig-
9ls
Su cce
s
sì erc cht en
20L2-2073
heidsverklaring van de art.127 en 128 \ÂILVO vrij unaniem als standpunt hebben
tijd een kanselement moest omvatten. Celeideliik aan aanvaardde de rechtspraak
ingenomen met betrekking tot individuele levensverzekeringscontracten".
dat dat niet meer het geval was. (5)
14. Dit werd ook impliciet door het Grondwettelijk Hof aangenomen, zoals de ruiing
HtsroRrEK
N.800.279, randnr. 31, terecht opmerkte:
12. De beslissing kadert in een hele historiek van betwistingen over de levensverzekering, die een vrij specifieke materie is, en in ons recht een vrij recent fenomeen is. In het oud Franse recht was de levensverzekering zelfs verboden. (1) In het Burgerlijk Wetboek wordt alleen gezegd, in artikel 1964, dat verzekeringscontracten kanscontracten zijo en dat ze door het zeerecht geregeld worden. En in 1864 zei de Franse procureur-generaal nog: " Elles (Ies assurønces-aie) ittduisent à souhaiter lømort de celui sur la tête de qui elles reposerf ". (2) Nochtans was zij in Pruisen al toegelaten in 7794, en in Nederland in 1838. (3) In België was de eerste wetgeving die de levensverzekering regelde de wet van 11, júni 1874, die er welgeteld 3 artikelen aan wijdde. (4) Ondertussen hebben we gelukkig de I4ILVO van 7992, die wat uitgebreider is. Maar doordat het om reiatief recente wetgevtng gaat, zijn zelfs tamelijk fundamentele vragen nog niet opgelost.
"Hof stelt impliciet ook vast dat het wel degelijk om een levensverzekering gaat daar cle artikelenl2T en1.29WLYO wel de-
gelijk worden getoetst doch disc¡imine-
rend bevonden. Ande¡s had het Hof kunnen oordelerÌ dat de artikelen 127 en 128 \AILVO niet van toepassing zijn." 15. Het is dit punt dat nu ook onze wetgeving opgelost is door de interpretatieve wet van 19 juli 2013 waar ook de rulingcomrnissie naar \¡erwijst (randnr. 12). Daarcloor is het dus duidelijk dat ook beleggingsoerzekeríngen als vetzekeringen kwalificeren, ook zonder kanselement. RULING 800,279
16. De thans besproken beslissing ligt in de lijn van de vroegere voorafgaande beslissing nr. 800.279l waar ze ook naar verwiist, en waarbij werd beslist:
NrET NooDZA,KELTJK KANSCoNTRACT
"dat de helft van de waarde van het verzekeringscontract op datum van het vóóroverlijden van de begurstigde echtgenoot niet moet worden opgenomen in cle aangifte van de nalatenschap van de vóóro-
13. Zowas er, door die vermelding in het BW, discussie of een levensverzekering nog al-
O) O¡dommce de la nuine van 1681, ü., Vo Assurances sur la vie, nr 1. (2) In de zaak Couty de la Pommerais,
art. 1.0: cfÊ Pard.
vemeld in Parsur la vie ru, 2, zo¡rder verdere rcfe¡cntie. Dc zaaþ een moordzaak die destijds blijkbaar nogal ophcf maakte, omdat de beschuldigde te¡ dood veroorcleelcl werd (en op 9 iu{ 1864 geèxecuteerd met de guilÌotinc) zonder duidelijke bewijzen, werd wel besproken we¡d in hct ?!nn I des d.ébats politiques et liltéro¡res" . Zie op gallica : http://gallica.bnf.fr / ark: / 72748 / bpt6k4819138/texteBrut: "Une des affaires criminelles lcs plus ¡etentissantes du second Empire fut le p¡ocès du docteur Couty de La Pomme¡ais, qui fut condamné à mort sous I'inculpation d'cmpoisomement d'ue femme, un pcu artiste, un peu bohème et très sentimentale, qui avait été sa maîtrcssc, M.me dc Pauw Enz.", en op een aantal websites ove¡ dc doodst¡af. (3) Pard.b., V'Assurilces sur la vie, ro. 3, (4) Pand. b., V" Assurances sur la vie, kol. 879.
verleden begunstigde echtgenoot. Het eigen vermogen van de verzekeringnemer/begunstigde is evenwel vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk
dectes belges, Vo Assu¡ances
916
vermogen dat tussen de echtgenoten heeft bestaan. Het bedrag van deze vergoeding is gelijk aan het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen werd geput om de premie van de levensverzekering te betalen. Deze vergoeding moet opgenomen
(5)
VAN EESBEECK Handboek Estate Plnnníng, Boek 7 Topic 1, nr. 2, verwijzend naar Franse cassaticÌechtspraak.
Kluuer
Su
worden in de tussen de drie vermogerui op te maken vergoedingsrekeningen teneinde de belastbare massa van de nalatenschap van de vóóroverleden begunstigde echtgenoot samen te ku¡rnen stellen."
De overdracht van deze rechten en dus van het eigenlijke verzekeringscontract bij het overlijden van de verzekeringnemer aan de langstlevende echtgenoot op basis van de bepalingen van het verzekeringscontract
waarloosd op grond van artikel 16 W.Succ. In beslissing nr.2013.405 werd cle lijn nu logisch doorgetrokken.
vallen onder het toepassingsgebied van artikel
STANDPUNT HooTDBESTUUR
W.Succ.
toepassing van artikeÌ 8 de afkoopwaarde van de verzekeringspolis worden belast in hoofde van de r'¡ouw."
luidt niet 100% gelukkig met ruling nt.800.279, en had al in een interne instructie van 14 februa¡i 2011 opdracht ge-
Deze beslissing, die lijnrecht ingaat tegen
te
het standpunt van de rulingcommissie, werd door de rechtsleer op kritiek ont-
respecteren in het concrete geval, maar om het standpunt van de rulingcommissie te negeren als precedent. In antwoord op een parlementaire vraag in dat verband (1) besloot de minister van Financieen dan ook:
haald, met name door GEELHAND (3) die sctteel: "Deze ruime interpretatie is strijdig met de letter en de geest ztnn artikel 8 W. Succ,, de unanieme rechtsleer en de eerdere adntini-
" Gelet op het aoorgaande is het dus beter om ht
stratieue beslissingen"
elk specifiek geaal een aerzoek tot voorøfgaande
beslissing in te dienen." 2Q72 (2) besliste de centrale
administratie echter opnieuw, deze keer publiek, dat "Levensverzekeringspolissen die de aard hebben van beleggingsverzekeringen (onder meer omwille van de omvang van de minimaal te storten premies) moeten beschouwd worden als'waarden' zoals bedoeld in artikel S WSucc.", en bijgevolg:
recht om het verzekeringscontract te
O) Vraa8 tr 314 vm heer volksve¡tegenwoordiger Josy A¡ens van 25 naat 2011, Vr.eAntu., Kamer 2010-2011, nr. 028 vm 6 mei 2011, p. 36, op ww.fisconetplN.be. (2) Adm. Besl. 4 decembe¡ 2072, r. E.E./704.552, R.l. S
.
20. Ook in een parlementaire vraag van 17 clecember 2012 werd kritiek geuit op de beslissing, en de ministe¡ van Fin¿rnciën besloot dat " de complexe materie aan dit nrtikel en de huidige inaulling eraan aerder ntet de FOD Financiën zal worden besproken". (4)
2L. De rulingcommissie is nu dus, op haar beurt, bij haar standpunt gebleven. Als het wetsontwerp terug wordt opgenomen, en wet wordt, lijkt dit ook steuri te geven aan het standpunt van de commissie, dat mij
"De rechten die de langstlevende echtgenote bekomt bij het overlijden van de eerste verzekerde en dus ook het
Kluwer
I
Bij het overlijden van de man moet bij
18. De centrale administratie was naar ver-
8/33-02.
cht en 2072 -2073
en het kapitaal op te eisen vertegenwoordigen een waarde, de zogenaamde afkoopwaarde va¡ het contract.
pelijke kinderen wa¡en. De vergoeding aan de gemeenschap werd dus niet ver-
19. Op 4 december
si ere
schenken of het contract te beëindigen
L7. Het ging hier dus over een gelijkaardig geval, waar er evenwel geen gemeenschap-
geven om de ruling nr.800.279
c ces
juridisch verantwoord liikt. 22. Het standpunt van de cent¡ale administratie is overigens niet totaal onbegri.jpelijk,
(3)
N. GEELHAND,
í\
Successierechten,20"14/4/1, inz.
P.4/4.
(4)
J. RUYSSEVELDT, Successierechten, 2014 /3 / 5 e.\,.
917
Succe s si ere
chten 20L2-20L3
a¡tikel 135,
krijgen, wordt geacht de zaakzelf te hebben". (7) Maar als dit standpunt het zou haler¡ wat zouden dan de gevolgen zíjrí? De afkoopwaarde wordt belast als een'waarde', in de zin van artikel 8 W.Succ., ook als de echtgenote de polis niet afkoopt, en zal in princi-
dan twee maal successierecht
pe voor de helft belast worden met
t
:
successierecht. We nemen aan dat het dan de echtgenote is, die belast wordt. Veronderstel dat ze dan de polis niet afkoopt, cn overlijdt. Ze heelf. dus successierecht betaald op iets wat ze nooit ontvangen heeft.
Het recht op afkoop vervalt bovendien door haar overlijden. Is dit dan een nieuw feit, waarbif 'de samenstelling aøn de (eerste) nalatenschap aerminderd wordt', dat aarieiding geeft tot teruggave overeenkomstig (l)
Qui actionffi høbet ød rem reciperandam, ipnm
habere aíd.etur,
918
4'
want "wie een uordering heeft om iets te z¡er-
Paulus, D. 50.17.15.
rem
W.Succ.? Zoniet, worclt er gcheven, eenmaal op de afkoopwaarde en eenmaal op de uitkering, terwijl beide nochtans on-
verenigbaar zljn? OÍ zal de administratie dan toelaten de successierechten die reeds geheven werden te verrekenen? En hoe gebeurt die verrekening dan?
23. Vanaf l januari 2015 neemt het Vlaamse Gewest de'dienst' van de successierechten over. Laten we hopen dat de Vlaarnse administratie zich bij de beslissing van de rulingcommissie zal neerleggen, zodat in de toekomst niet voor elke levensverzeke-
ringspolis ook een ruling aangevraagd dient te worden, zoals de minister van Financiën al suggereerde.
Rik Deblauwe Advocaat Tïberghien
Kluzner