Gavarnie - Luchon
Als beginner een stukje GR10, GR11 en Portillon
In cijfers 3 crisissen 2 geplakte schoenen 9 vegetarische MYOG maaltijden 4 scoubidou’s 5 gepensioneerde Fransen 143 “crazy shit”-momenten 581 lage wolken en een uiteindelijk-niet-slecht gevoel
Dag per dag in ‘t kort 28/07: Gavarnie - P. Bujaruelo - Camping San Anton (deels GR11) 29/07: San Anton - Faya Pelay - Refugio Goriz (deels GR11) 30/07: Refugio Goriz - Puent de Fon Blanca - Refugio Pineta (GR11) 31/07: Refugio Pineta - onbemande hut ten Z. van Sobrestiba (GR11) 01/08: onbemande hut - Bielsa - Adervielle (stampvoeten en liften) 02/08: Adervielle 03/08: Adervielle - Loudenvielle - Lac d’ Oô (GR10) 04/08: Lac d’ Oô - Refuge Espingo (grotendeels GR10) 05/08: Refuge Espingo - Lac Portillon 06/08: Lac Portillon - Espingo - Bagnères de Luchon (deels GR10)
Een verslag van een eerste kennismaking met de Pyreneeën...
Run boy run! The sun will be guiding you. Run boy run! They ‘re trying to stop you. Run boy run! This race is a prophecy. Run boy run! Break out from society.
De aanloop We schrijven juni 2014. Ik snak naar vrijheid, adrenaline en uitzichten die recht in het hart binnen komen. Wind in de haren. Toppen scherp grijs graniet. Of 32 extra sproeten na een dag smeren met een iets te lage factor. Ik wil “weg, liefst ver weg”, zoals Buurman soms zingt. Met een beperkt budget is het wat zoeken naar een boeiende maar goedkope bestemming. Een retourtje Brussel - Luchon blijkt een goeie deal: ik boek de tickets zonder een echt plan te hebben wat te lopen. De weken nadien vullen zich vooral met dromerig foto’s bekijken, kaarten bestuderen en eten drogen. Bij gebrek aan droogmachine vindt dat laatste in de veranda plaats: tijdens enkele warme julidagen wordt deze heet gestookt tot een dikke 40 °C. De wasrekken liggen vol geblancheerde paprika, aubergine, spinazie, wortel ... Uiteindelijk maakt 26 juli zijn opwachting: de rugzak klokt af op 16,4 kilo droog gewicht voor 10 dagen onafhankelijkheid. Bij vertrek van het thuisfront ben ik onrustig en vol twijfels. Ik probeer het hoofd leeg te maken maar slaag er niet in. Na een overstap op de nachttrein in Parijs kom ik tegen de ochtend aan in Montréjeau. Als ik me niet vergis houdt de trein naar Luchon hier normaalgezien geen halt, maar ik heb toevallig geluk. Via enkele overstappen bereik ik uiteindelijk om 14.30u Gavarnie. Terwijl ik enkele paperassen in de rugzak hersteek besef ik dat ik op het punt sta om helemaal alleen en met bitter weinig ervaring de “echte” bergen in te trekken. En die bergen beloven slecht weer aan de Franse kant... Twijfelachtig eet ik mijn laatste stuk fruit op. Ik kom maar niet in beweging, de moraal is plots tot ver onder het nulpunt gezakt. Verdorie, waar ben ik aan begonnen?!? Temidden van dit door toeristen overrompeld gehucht voel ik me vreselijk eenzaam; mijn fantastisch plan lijkt plots de grootste stommiteit ooit. Met veel moeite sleep ik mezelf in de late namiddag recht. Na nog wat gedoe tussen de oren beslis ik om me die nacht op de camping in Gavarnie te zetten en morgenvroeg met een fris hoofd te starten. Eens de trailstar geïnstalleerd begint een sympathieke fransman een babbeltje. Hij is wat GR10 aan het lopen. In zwemshort en met een flutslaapzak. Zorgeloos. Ik benijd hem. We kletsen de avond weg, de druk op mijn schouders wordt lichter.
Dag 1: Gavarnie - camping San Anton Maandag 28 juli 2014 De volgende ochtend is de moraal stukken beter. Het weer daarentegen is zoals voorspeld een trieste zaak: de wolken laag en er passeert regen, verre van ideaal dus voor de laddertjes van Saradets. Ik steek een stuk toerbrood achter de kiezen en ga langs het bureau van de “guides des montagnes”. Frankrijk blijft inderdaad slecht, maar over de grens belooft regio Bielsa zonniger weer. Mijn plan om via Bujaruelo de GR11 in Spanje op te pikken krijgt zijn goedkeuring. Gesterkt door het vertrouwen van een berggids en een goeie nachtrust vertrek ik op pad. Tot aan het bordje naar Plateau de Bellevue is het soms even zoeken. Terwijl het regelmatig rommelt in de lucht vervolg ik zorgeloos mijn weg. Waar de brandende namiddagzon me gisteren niet kon opvrolijken dartel ik vandaag vrolijk in de mist richting Bujaruelo. Eens voorbij de boomgrens geniet ik van het opschuivend wit in contrast met het fris groen. Nadien hou ik na Cabane des Soldats te veel links in een koeienspoor. Het wordt bestraft met een stijle zigzagklim a l’ improviste naar het pad hogerop. Ik zweet. Dit is genieten. Vanop de puerto Bujaruelo ziet Spanje er zonniger uit. Ik spot enkele bivakplaatsen aan de Spaanse kant van de spreekwoordelijke poort. Dat zou niet mis zijn. De afdaling is in het begin aangenaam mooi, maar naar het einde toe saai en duidelijk voelbaar in de knieën. Naast de Graganta de Bujaruelo vervolgt de GR11 eerst over een saai bospad tot dit plots overloopt in wat rotswerk. Met de bruisende rivier onder mij wordt af en toe op handen en poep verder gegaan. Het bleek achteraf slechts een kleine repetitie voor wat 2 dagen later komen zou... Na de brugoversteek ietwat voor Paso de la Escala denk ik eens snel tot aan Camping Bujaruelo te racen. Ik huppel het pad op totdat ik oog in oog sta met een stalen kabel en een niet mis te verstaan afgrondje. Aha. En ik heb 18 kilo op de rug. Om nog maar te zwijgen over het feit dat één stuk van de kabel duidelijk aan het uitrafelen is en ik niet echt beroemd ben om mijn uitgebalanceerd evenwicht. Ik knabbel een honingwafel weg terwijl ik het stalen stuk van pakweg 5 meter eens goed bekijk. Het alternatief is terug lopen en via een lager gelegen saaie zandweg een stukje omlopen. Dat wordt dus de kabel. Met de rugzak goed vast gesnoerd en één wandelstok in de dalhand zet ik de eerste stappen. Voetje voor voetje, hand per hand. Ik zorg er voor altijd stevig vast te staan en vast te hebben. Ogen gericht op de route en niet denkend aan die leegte links van me. Ergens halfweg de tergend trage minuten schiet me door het hoofd “ons moeder moest mij hier bezig zien”. Ik blijf echter rustig en ga gefocust verder. Veilig bereik ik het eind van de kabel. Paso de la Escala: been there, done that. Ik wandel wat verder tot een rustplekje tegen de rotswand. Mijn knieën knikken toch wel en ik besef dat ik dit pad beter had moeten uitzoeken. Hoe veel verrassingen zouden er nog komen? “Ja maar, wie ben ik om aan mezelf te twijfelen?” Loesje heeft gelijk. Vandaag loopt heerlijk in de wolken.
Tot aan de camping heeft de GR11 nadien nog maar weinig om het lijf. De knappe gids die me passeert heeft helaas wel wat om het lijf. Camping San Anton is redelijk rustig en de mensen zijn er vriendelijk. Ik mag mijn plek zelf kiezen en placeer de trailstar met zicht op het steil rotswerk van enkele omringende topjes. Dat had erger gekund. De camping heeft douches maar ik weiger ze te gebruiken. Op tocht hoor ik mezelf niet te douchen, zo besluit ik. Mijn kleren laat ik uitluchten op een gefabriceerde wasdraad in de trailstar. Ik neem me voor om eens thuis gekomen een soort kapstokje te maken voor aan de centrale wandelstok. Lijkt me wel praktisch. Tegen 22 u kruip ik - gelijktijdig met de kinderen van de buren - in bed. ‘s Nachts passeert er twee keer een stoet koeien; hun bellen beroven me gedurende bijna een eeuwigheid van mijn slaap. Ik zet de wekker dan ook enkele uren later en vervloek die lompe methaanproducenten.
Dag 2: Camping San Anton - Refugio Goriz Dinsdag 29 juli 2014 Op de weg naast de camping hebben de nachtelijke koeien duidelijk hun genetisch materiaal nagelaten. Ik bereik via een lokaal pad de GR11 aan de rivier en klim naar boven. Soms loopt het over een bospadautosnelweg, dan weer is het wat meer stenig klauterwerk. Er is helaas weinig zicht op de omgeving maar het is best nog oké. Onderweg peuzel ik een stukje Herman* op. Hij smaakt heerlijk en ik ben blij dat er thuis nog wat van hem in de diepvries zit. Bij de start van Senda Cazadores is er plots veel volk. Doordat ik de wekker heb verlaat kan ik niet onder de dagjestoeristen naar de Faya Pelay onderuit. Het is te zot voor woorden dat er hier een aangelegd pad uit beton in de vallei ligt. Rust is er ver te zoeken. “Het doel kan nooit zo mooi zijn als de weg er naar toe.”
Met een aangesnoerde rugzak gaat het in een stevige zigzag omhoog. Ik hou de meeste dagjestoeristen aardig bij. Op de smalste stukken gaat het echter trager: ik vorder langzaam om mijn evenwicht niet te verliezen. Twee maal wordt er een energiereep soldaat gemaakt om me bij de zaak te houden. 1.20u na aanvang sta ik op de kruising naar Faya Pelay. Er staat al een tijdje een stevige wind dus ik besluit om niet via het pad op de kam hogerop maar via het populaire pad tot aan Goriz te gaan. Niet *Herman: vriendschapscake. In dit geval stevig verrijkt met notenmaalsel en droog fruit.
alleen omdat ik verwacht dat de wind boven nog harder waait, maar ook omdat ik wat teleurgesteld ben in het uitzicht op de canyons: ik had hier meer van verwacht. Aan het uitkijkpunt bij de noodhut laat de wind zich goed voelen. Er gaan extra lagen aan wanneer ik me wat beschut achter het bouwsel verschans. Snel knabbel ik wat Italiaanse toastjes en een vijgenvuistje weg. Ik moet ondertussen ook dringend naar het toilet maar zie hier geen plekje om ongestoord met de billen bloot neer te hurken. Even verderop het pad kan ik echter wel snel gaan. Wanneer ik de broek dicht rits komen achtervolgende toeristen al om de bocht: het leven is aan de rappen. Naarmate het pad vordert richting de circo wordt het uitzicht boeiender: geel en groen wordt langzaam omgeruild voor meer grijs. Hoopvol om tot in dat grijs te geraken komt er steeds meer vrolijkheid in het hoofd. Op het einde van de vallei pik ik de GR11 weer op en via een heerlijk klauterpad klim ik het grijs in. Ik stijg zienderogen en voel me opperbest. Niet wetende dat me morgen een quasi verticale wand te wachten staat denk ik nonchalant dat “klauterwerk toch wat beter begint te gaan”. De zon schijnt doorlopend maar door de wind voelt de wandelstaart van vandaag wat frisser aan. Wanneer ik refugio Goriz zie vallen de toeristenaantallen nog mee. Ik zet me als verste tent van de hut nabij de GR11 richting de col. Het muurtje dat er al staat wordt wat aangevuld. De wind is immers nog steeds aanwezig en voorlopig niet van plan te minderen. Ik steek er veel tijd in om de trailstar zo strak mogelijk op te stellen. Stenen worden op piketten gelegd en doordat de trailstar halvelings over een geultje
“Vertel eens wat jij van plan bent te doen, met je enige, wilde en kostbare leven?” Mark Oliver, The Summer Day
staat worden ook wat kieren links en rechts beschermd met stenen. De ingang staat laag opgesteld, de rugzak ligt voor de helft van de opening. Tijdens zijn eerste echt winderige uren moet hij het goed doen. Met een half oog op de trailstar schrijf ik in de avondzon aan het verslag. Een passerende fransman komt nieuwsgierig naar de trailstar kijken. Hij geeft me complimenten dat ie erg strak en goed lijkt te staan. Vergeleken met zijn tunneltentje is er bij mij inderdaad amper geflapper te bespeuren. En toch... Ik vertrouw het niet helemaal. Nadat de zon voor mooie avondkleuren heeft gezorgd kruip ik ietwat koud onder de wol. De wind besluit om mee te gaan slapen en onder een rustige hemel dommel ik in.
Dag 3: refugio Goriz - refugio Pineta Woensdag 30 juli 2014 - Wandeluren: Wanneer ik ‘s ochtends wakker word lig ik te zweten in mijn slaapzak. Op het gras lijkt echter wat rijm te liggen. Of vergis ik mij? Die ondergrens van het temperatuurbereik van mijn slaapzak moet in ieder geval nog worden afgetast; ik begin al te dromen van een strenge winter. Na wat snoezen stap ik om 8.30u de GR11 op richting Collado de Arablo. Ivo heeft gelijk wanneer hij zegt dat er onder de col mooiere bivakplekken zijn dan bij Goriz. Tijdens mijn passage stroomde er nog voldoende water uit het stroompje zodat ik de flessen kon vullen. De col zelf baadt in heerlijk grijs. Ik glunder en wilde dat ik hier bij zonsopgang al stond. Volgende keer dus. Eveneens volgende keer wordt de hoge route gelopen. Vandaag loop ik echter de lage route. Die kabel op de hoge route en de niet al te stabiele grijze helling in het begin doe ik precies liever niet op mijn eentje. En dus huppel ik vrolijk richting de vallei, onwetende waar ik zojuist aan begonnen ben... Voor mij golft het groen landschap onder een quasi wolkenloze lucht. Dit wordt een eitje. Tot ik plots opmerk dat het pad wat verder wel heel erg in de diepte ligt. Vreemd, ik zit namelijk nog aardig wat hoger... Bij gebrek aan een lift, noch de aanwezigheid van een reusachtige trap of brandweerpaal blijkt het enige alternatief om quasi verticaal naar beneden te klauteren. Vergeleken met wat eerder klauterwerk is dit de moeder van het klimmen, afin, dalen. Er staan wel GR-markeringen om je te gidsen, maar dan nog: dit is geen wandelen meer, de rugzak schuurt quasi continu over de rotswand. Eens beneden valt er een zucht van verluchting van me af. Ik blijk het echter nog niet allemaal gehad te hebben: ook nadien blijft het regelmatig focussen en af en toe vrij scherp dalen. Bij het passeren van een riviertje wordt mijn zelfvertrouwen ietsie hersteld wanneer ik een groepje Spaanse scouts kan vertellen waar ze zijn en naar waar ze moeten. Vreemd dat ze het niet weten, want vergissen lijkt me hier bijna niet mogelijk. Ik daal een tijdje achter hen af en merk de
verschillen in tredzekerheid op: ondanks dat de achterste kerel een vuistdikke vlaggenmast ver boven de rugzak heeft uitsteken wandelt hij veel vlotter dan het niet overdadig bepakte meisje voor hem. Bij het bruggetje in de vallei zet ik me in de brandende zon. Het is middag en ik ben mentaal eventjes op na het verticale dalen eerder die dag. Als de weg naar boven eveneens van die verrassingen in petto heeft, dan graaf ik nog liever een put tot in China. Ik overloop de alternatieven en overleg met enkele passanten die meer weten over de route-opties. Twee uur na aankomst heb ik wederom voldoende moed, energie en water in mij om de klim richting Collado de Anisclo aan te vatten. Het pad is veel eenvoudiger dan de ochtendlijke afdaling, en toch heb ik soms eerder het gevoel me voort te slepen in plaats van te wandelen. Niet ver onder de col passeer ik een groot rotsblok waar duidelijk al achter gebivakkeerd is. Ik wil echter nog tot aan de andere kant geraken vandaag en sta even later op de col. Mijn mond valt open en in mijn hart ontploft er iets: in een luttele seconde word ik verliefd op deze col. Zo groen en levendig de vallei in de verte, zo grijs en desolaat is het hierboven. Hemeltje lief, dit is ronduit fantastisch. Ik krijg echter weinig tijd om te genieten. Een groepje dat van de hoge route komt bereikt de col. Enerzijds jammer dat ik hem niet lang voor mij alleen heb, anderzijds ben ik blij met gezelschap. Ik vraag in een opwelling of ik voor de afdaling mee mag aanpikken. “No problem!” Mooi zo. Ze vertrekken meteen waardoor ik geen foto’s neem van deze heerlijke plek, jammer. Terwijl het aan een stevig tempo naar beneden gaat beginnen we vrolijk te kletsen. Door het rollend steenpuin op de stijle flank is aandachtig blijven wel een noodzaak. Hoe meer ik afdaal, hoe meer ik aan vertrouwen win. Ik gebruik de zeldzame pauzes om te drinken maar kom niet aan eten toe. In het laatste saaie stuk door het bos schuif ik dan ook enkele keren onderuit: boontje komt om zijn loontje. Eens aan de Refugio Pineta is de rek er voor die dag echt uit en weet ik één ding: ik heb suiker, zout en water nodig. Het aanbod voor een biertje van de gardien sla ik dan ook vriendelijk af: twee slokken en ik sta hier “per tottal” op tafel te dansen... Nadat ik mijn non-alcoholische tekorten heb bijgevuld hoor ik van de gardien dat de bivakplek wat verderop niet meer bestaat. En er wordt blijkbaar streng op illegale bivakkeerders gecontroleerd in de vallei. Bij gebrek aan goesting om nog wat kilometers hogerop te klimmen richting een plateau of cabane boek ik het laatste vrije bed van de refuge. Terwijl ik even later het warme douchewater spaarzaam over mijn lijf voel lopen weet ik niet wat van deze huttenbeslissing te denken. Ik voel me een buitenstaander tussen al de drukte en ben blij dat ik de enige ben die later buiten zijn eigen potje kookt: couscous, heel veel gedroogde bloemkool en gebraadsaus blijkt de beste comfortfood ever te zijn. ‘s Nachts lig ik uren te woelen in het stapelbed: de matras voelt onwennig aan en het is snikheet. Het wordt een slapeloze nacht.
Dag 4: refugio Pineta - onbemande hut ten Z. van Sobrestiba Donderdag 31 juli 2014 De volgende ochtend kruip ik als één van de laatsten uit bed, het slaaptekort duidelijk merkbaar wanneer ik in de spiegel kijk. Ik besluit om vandaag een luie dag te houden. Bovendien is de zool van mijn rechterschoen gisteren goed los gekomen. Zonder degelijke oplossing zal ik er nog maar weinig kilometers verantwoord op kunnen stappen. Tijdens het ontbijt buiten hoor ik van een Duitse dat ik gisteren de zwaarste dag van de GR11 heb afgewandeld. Ik voel me meteen een pak beter dat ik dat toch maar mooi tot een goed einde heb gebracht. We babbelen de ochtend weg in een heerlijk zonnetje. Ondertussen droogt de “propere” was. Tegen twee uur vervolg ik met een ingetapete schoen mijn weg. Eerst langs de rivier, nadien nog een stukje asfalt. Aan het opgedroogd waterstandbeeldje pik ik de GR11 op en klim via een niet onaardig pad tot aan de koeien van refugio de la Larri. Hogerop in het bos vul ik de watervoorraad aan door even van het pad af te wijken. Ik geraak het pad in dat bos enkele keren kwijt door de slechte markering. Een Frans afdalend koppel heeft hetzelfde probleem maar geeft me aanwijzingen voor het laatste stukje bos. Eens het hekje van het vee gepasseerd is het nog af en toe zoeken naar het spaarzaam aangebrachte rood-wit maar ik geraak tot aan de onbemande hut ietwat zuidelijk van de top Sobrestiba. Het verbaast me wanneer ik even later op de nabije grindweg een witte fancy jeep zie aankomen. Een bejaard koppel stapt uit om de omringende bergen te bewonderen. Plots overvalt me een gevoel van eenzaamheid. Ik denk er nog even aan om met hen mee terug te keren richting Bielsa maar mijn gebrekkig Spaans strooit roet in het eten. Ik besluit dat ik door het zure heen moet maar kan niet meer genieten van de omgeving. Het avondmaal sla ik over. Ik moet van die slechte gewoonte af om niet te eten als ik een dipje heb.
“Als ik het gras groener zie dan de anderen, of geluiden hoor die zij niet horen, dan betaal ik de prijs daarvoor met mijn momenten van eenzaamheid en frustratie.” (Robin Lee Graham, Dove)
Er blijkt echter gsm-bereik te zijn en dus bel ik een jarige vriendin voor gelukwensen en wat afleiding. Nadien installeer ik mij in de cabane: de zware metalen deur van de cabane wordt helemaal open gezet want het claustrofoobje in mij huivert bij de gedachte aan een gesloten hut. Ondanks dat de deur te zwaar is om toe te slaan door de wind wordt ze dan ook nog eens extra geblokkeerd met zware stenen tot dat ik gerust ben dat die geen milimeter gaat bewegen. Mijn bed installeer ik met het hoofd voor de ingang, een wandelstok schuin in het deurgat in de hoop dat ik kan voorkomen dat nieuwsgierige schapen aan mijn gezicht beginnen te snuffelen. Een beetje maniakaal, maar het stelt me gerust. Ondertussen kan ik weer genieten van de deze plek. Na wat lezen en een laatste blik op de ondertussen verschenen maan dommel ik in.
Dag 5: onbemande hut - Bielsa - Adervielle Vrijdag 1 augustus 2014 ‘s Ochtends is de lucht wat overtrokken en volgens het weerbericht staat er onweer op het programma. De tape heeft het tijdens de luttele wandeluren gisteren niet gehouden dus daal ik af naar Bielsa in de hoop daar mijn schoenprobleem degelijk op te lossen. Na enkele haarspeldbochten op de pistas sla ik te vroeg een dalend pad in. Tegen de tijd dat ik zeker ben dat dit nog niet het dalend pad richting een meer zuidelijk gelegen pad parallel met de pistas is ben ik te ver om terug te keren. Ik blijf vrij stijl zigzaggend afdalen. Er wordt af en toe omlaag geklauterd op de poep en op enkele kleine steenveldjes pas ik de staptechniek toe die ik leerde bij het afdalen in de sneeuw: hielen eerst indrukken. Het werkt en ik betrap mezelf op het neurieën van enkele vrolijke deuntjes. Eens beneden wordt mijn sluimerend vermoeden echter waarheid: het pad komt aan tegenover refugio Pineta. Ik vervloek mezelf dat ik hogerop niet ben terug gegaan voor het juiste pad. Onder het motto “het glas is half vol” vat ik positief de asfaltkilometers aan: dit gaat vlotter lopen dan de afdaling van zonet. Tijd zat dus om te dagdromen tijdens het racen naar Bielsa. Bielsa blijkt een lelijk en toeristisch dorpje te zijn, maar ik vind er wel wat ik nodig heb: het - helaas slechte - weerbericht voor mijn Franse en Spaanse opties, superlijm, een apotheker met sporttape en een bankje in de schaduw. Ik besluit me voor een nacht op de camping te zetten om uit te zoeken of ik in slecht weer liever in Frankrijk zit of in Spanje. De camping ligt vlak buiten Bielsa en blijkt vooral een verzamelplaats van stacaravans tussen lelijk hekwerk te zijn. Verre van uitnodigend. Ik bekijk het met argusogen en besef plots dat ik mijn wandelstokken in de supermercado vergeten ben. Miljaar!! Zonder stokken immers geen trailstar om in te slapen. Shit shit shit. Ik loop in sneltempo terug, al mijn beschermengels aansprekend dat de stokken er nog zouden staan en vloekend op Spanje, alles en iedereen. Ik heb het echt gehad: onweer op komst, een rotcamping, stokken vergeten, daarstraks verkeerd pad genomen en schoen niet volledig betrouwbaar. Het zit me
spreekwoordelijk “tot hier” dus tijdens mijn snelwandeltocht richting supermercado beslis ik om te liften tot Frankrijk. Eens in de winkel omarm ik met een zucht van opluchting mijn stokken. Ik ben meteen terug “zen”. Voor de tunnel naar Parzan zet ik me liftklaar. Er kunnen gemakkelijk auto’s stoppen en iedereen die van Bielsa komt passeert er. Binnen het kwartier heb ik prijs: ik kan mee tot Adervielle als ik wil. Volgens één van de inzittenden is er daar een kleine en gezelligere camping dan in Bielsa. Prima, al zit ik dan meteen wel heel erg dicht bij Luchon. Ik besluit dat te veel overschotdagen zorgen voor later zijn en installeer me op ‘t gemak.
Dag 6: Adervielle Zaterdag 2 augustus 2014 Na een onweersnacht is het dal gehuld in mist en regen. Vragend naar het weer antwoordt de campingvrouw “pluie pluie pluie!”. Ze heeft het er bovendien niet mee dat ik op mijn eentje de GR10 ga oppikken. Er van uit gaande dat haar houding terecht is omdat ze de regio kent boek ik teleurgesteld nog een nacht bij. Op het moment dat ik mijn laatste vier euro’s neertel komt de zon er echter door. Dat menen ze niet! Ik besluit dan maar om de zonnige momenten te gebruiken voor een uitstapje naar Loudenvielle. Er is daar een infokantoor dat me een beter weerbericht kan geven en vermits de “pluie pluie pluie” voorlopig ver te zoeken is kan ik dat wel gebruiken. Loudenvielle blijkt een veel aardiger dorpje te zijn dan Bielsa. Eveneens toeristisch maar kleiner, authentieker en het geeft een properdere indruk. Ik sla voor de goesting wat extra mondvoorraad in bij de Carrefour Montagne. Op de verpakkingen staat alles ook in het Nederlands en de helft van de producten ken ik van de supermarkt bij ons in het dorp. Daar gaat het gevoel van op reis te zijn. Tijdens de terugtocht ben ik blij wanneer ik zie dat de GR10 in wolken is gehuld. Het zou nog regelmatig zo zijn, zo blijkt achteraf. Misschien was deze beslissing van wederom een rustdag dan toch niet dom. De namiddag vul ik met lezen, eten en scoubidous maken. Tegen 17 u komt dan eindelijk de verwachte regen. Ik ben zowaar blij als ik onder de trailstar het avondeten kook. Met het hoofd boven de esbit word ik wat high dus steek ik mezelf af en toe naar buiten om zuurstof in te ademen. Ik lees de hele avond en word enkele keren opgeschrikt door felle bliksem. De trailstar voelt als een paleis waar ik me meer en meer echt in thuis begin te voelen. Nu nog een packraft en ik kan elke zondvloed aan.
Dag 7: Adervielle - Loudenvielle - Lac d’ Oô Zondag 3 augustus 2014
Ik sta te laat op en mede door een tussenstop in Loudenvielle voor wasknijpers die ik gisteren vergeten was begin ik te laat aan de GR10. De wasknijpers zijn een noodzakelijk kwaad om mijn zelfgemaakte kaartenhouder te herstellen. Hij zal uiteindelijk de trip niet overleven. Het pad richting Germ klimt best fijn omhoog. Af en toe word je getrakteerd op een mooi zicht op de vallei. Volgens mijn liftgevers van gisteren is deze vallei nog eentje met karakter, in tegenstelling tot de vallei meer westelijk met o.m. Saint Lary Soulan. Even na het gehucht vlakt het pad meer af. Talrijke koeienvlaaien sieren het paadje waardoor het soms oppassen is om niet uit te schuiven. Ergens in de bocht westelijk van de skiconstructies passeer ik een schoon verdoken hoekje. De ideale plek om naar het toilet te gaan en even van het groen te genieten. De klim richting Esquierry loopt aangenaam in het zonnetje. Het laatste stuk in boterzacht groen is puur genieten. Op de col zitten enkele groepjes wandelaars aan hun middagmaal. Ik verorber op een dik kwartier mijn stuk brood met kaas. Er moet nog wat gewandeld worden en er is onweer beloofd voor de namiddag. De afdaling verloopt vlot en ik zie enkele marmotten. Opmerkelijk is het donkergrijze exemplaar; de mooiste tot nu toe. Na cabane d’ Esquierry loopt het gemoedelijk door het bos. Eindelijk eens een mooi bos. Het voelt eigenlijk meer aan als een woud. Ik sta af en toe stil om met al mijn zintuigen te genieten. Het lukt me helaas niet om het open ruimtegevoel vast te leggen met de camera.
En ik volg geen richting en ik volg geen weg. Ik volg geen licht en ik volg geen ster. Ik volg geen leider en ik volg geen vlag. Ik volg alleen nog steeds, nog steeds mijn hart. (Stef Bos)
Even later kom ik terecht in een stroom dagjestoeristen die het op lac d’ Oô gemunt hebben. Sommigen gehuld in een wolk van indringend parfum. Mijn synthetisch T-shirt is al enkele dagen niet echt gewassen: dat mijn natuurlijk aroma een fijn tegengewicht mag bieden aan die chemische geurtjes van de passanten : ) Rond 17u kom ik aan het lac d’ Oô aan. Tot nu toe geen spoor van dat zogezegde onweer. Ik vraag me af of ik nog tot aan Espingo trek maar besluit het zekere voor het onzekere te nemen: met de GR10 hogerop af en toe in de wolken zet ik de de trailstar hier al maar op. Het meer is lelijk en onder een bewolkte lucht geeft de grijze hut een troosteloze indruk wanneer de toeristen zijn verdwenen. Tegen 20u heb ik nog geen onweer gezien; ik heb spijt van mijn beslissing om hier te blijven. Dit is weer zo’n moment dat ik door te weinig ervaring en wantrouwen de verkeerde beslissing maakte. Nochtans had de huttenvrouw het mogelijk onweer niet tegen gesproken. Ik voel me een watje.
Dag 8: Lac d’ Oô - Refuge Espingo Maandag 4 augustus 2014 Om 6 uur hangt er een dikke mist. Wanneer hij er om 9 uur nog steeds hangt heb ik het gehad. De huttenvrouw belt met Espingo. Ook daar mist en regen. Da’s balen voor mensen zoals ik die het toch wel van de uitzichten moeten hebben. Ik neem het laatste stuk van het onbijt op het bruggetje langs de GR en besluit met een groepje sympathieke Franse gepensioneerden mijn weg te vervolgen. Hun rugzak weegt enkele kilo’s minder dan de mijne maar ze gaan beduidend trager dan mijn gebruikelijk tempo. Ik geniet echter van onze franse babbeltjes en op ‘t gemak gaat het in de mist naar boven. De man voor mij stapt soms vreemd. Ik vermoed dat hij wat suiker, water of zout kan gebruiken om zich meer te kunnen concentreren op zijn voeten. Na enkele “bijna struikelingen” valt hij uiteindelijk languit op de grond. Gelukkig zonder erg, maar zijn kleren zijn doornat. Ik bied hem een koekje aan maar hij wimpelt het af. Waar de GR10 afbuigt naar Superbagnères volgen we richting Espingo. Wanneer we de rugzakken op het terras afgooien zien we niets anders dan wit. Van het mooie meer geen spoor.
Volgens de gardien gaat het de hele dag zo blijven. En het is nog niet eens middag. Pas overmorgen - op mijn vertrekdag - wordt het mooi weer. Mijn gepensioneerde franse tochtmakkers besluiten vannacht in de hut te overnachten. Ik volg hen in de beslissing en krijg een bed in de beddenbak bij hen. Morgen kan ik dan voor een kort tochtje richting Portillon om dan op mijn laatste dag bij mooi weer van Portillon tot Luchon te trekken. Na de lunch ga ik op verkenning rondom de hut. Dikke wolken schuiven in en uit. Ik geniet van het schouwspel, ondanks dat er slechts zelden een stukje berg te zien is. Wolkenformaties beginnen me meer en meer een gevoel van geborgenheid te geven i.p.v. de onzekerheid die mijn hoofd aanvankelijk domineerde. ‘s Avonds is het heerlijk koken buiten in de mist. Ik koester deze witte avond alleen op het bankje.
Dag 9: Refuge Espingo - Lac Portillon Dinsdag 5 augustus 2014 Deze nacht slecht geslapen: snikheet en een gebrek aan zuurstof. ‘s Nachts het bed uit geslopen op zoek naar verkoeling en verse lucht in de toiletten. Ik besluit dat dit de laatste keer in mijn leven is dat ik in een hut heb overnacht: te heet, te weinig zuurstof en vooral geen zicht. ‘s Ochtends ben ik als één van de eersten weg richting Portillon. Het is nog geen 3 uur stappen maar ik heb genoeg ter plaatse getrappeld en de lovende beschrijvingen van Portillon hangen als een lokaas voor mijn neus. Wanneer ik vertrek schuiven er nog steeds wolken in en uit de vallei, weliswaar minder dan gisteren. Onderweg verstoor ik een kudde schapen met tot de verbeelding sprekende stempels zoals “PR” en het
I’ve got my ticket for the long way round The one with the prettiest of views It’s got mountains, It’s got rivers, It’s got sight to give you shivers But it sure would be prettier with you (Pitch Perfect - Cups)
symbool voor “helicopterlanding” op sommigen hun achterwerk. Wat voorbij de rivierkruising kom ik mijn eerste sneeuwveldje tegen. Mijn hart maakt een vreugdesprongetje. Ik sluit de ogen en geniet. Ondertussen trekt de hemel open en maakt gras meer en meer plaats voor rotsen. Het wordt een eenvoudige maar mooie klim tot aan de refuge. Enkel vlak voor de hut is het even zelf je eigen weg volgen. Er lijken kris kras wat steenmannetjes over de vlakte verspreid en de laatste meters is het nog even wat klauteren. Ik zet de rugzak tegen de hut. Loop even rond om het omringend grijs te aanschouwen terwijl ik wat borrelnootjes soldaat maak. Bij het zien van het meer valt mijn mond open van verbazing: het is prachtig. Omringd door kale grijsrode steenpuinhellingen met sneeuwvelden. Her en der dobbert er een ijsschotsje op. Dit is waar ik voor gekomen ben: leegte en graniet op hoogte. Ik vergeet meteen het gelummel van de laatste dagen. Dit is intens genieten met alle zintuigen. Jaloers bestudeer ik enkele mensen die van een tocht op de stenige flanken komen. Geef me nog wat extra tijd om meer wandelvertrouwen op te doen en ik sta daar ook. Als mens temidden van stenige woestenij en leegte. Heerlijk moet dat zijn. Voorlopig moet ik echter voldoening nemen met de aanblik van dit alles.
Ik besloot dat ik alles kon. Loesje
Wanneer mijn franse vrienden aankomen bestellen ze een schotel vin, pain, fromage et saucisson. Omdat ik nietsvermoedend “oui” antwoord op de vraag of vegetariërs ook wijn drinken schenken ze meteen een glas voor me in. Onder een fris zonnetje genieten we van het leven. Ikzelf zal vanavond de trailstar opzetten aan het meer, zij overnachten in de hut en trekken morgen naar de Gourges Blanc. Het bourgondisch gezelschap wandelt op het gemak van hut naar hut maar ik kan nog veel van hen leren. Ze hebben bakken bergwandelervaring. Voor morgen hebben ze stijgijzers en piolet mee. De oudste is er 68 en gaat nog vrolijk mee. Ze schakelen in gesprekken vlot over van klassieke muziek naar lichtgewicht stijgijzers, kleinkinderen en de nieuwste rage van elastieken armbandjes. Een groep ruimdenkende frisse mensen naar mijn hart die ik ontzettend dankbaar ben. ‘s Namiddags komen er wolken aanzetten. De buurt wordt verkend en ik loop tot het eind van de dam. Het is een goed uitzichtspunt voor zowel het meer als de vallei richting lac Espingo. Ik geniet intens van de rotsachtige omgeving. Soms stompe bulten, dan weer toppen met ijzig scherpe contouren. Wanneer er meer mensen beginnen te arriveren zet ik mijn tent aan het meer op. Hogerop zijn eveneens enkele plekjes, maar die lijken vooral geschikt voor bivakzakken of kleine tentjes. Ondanks dat het lijkt alsof het komende nacht windstil zal blijven zet ik de trailstar op in een bestaand muurtje onder twee sneeuwplakjes. Gezien de grote footprint zijn verbouwingswerken nodig: ik schuif een zijmuur een meter op zodat mijn paleis er net tussen geraakt. Hij wordt opgesteld met open deur zodat ik zo veel mogelijk van de omgeving zie. Ondertussen begin ik aardig ordelijk te worden in mijn tijdelijk huis, ik heb massa’s plek over. Enkele klimmers kijken verwonderd en ik ben op mijn beurt verbaasd dat ik tot nu toe nog steeds geen enkele trailstar heb gezien. Ik dacht dat de zeilen redelijk populair waren o.w.v. hun stormvastheid. Misschien zit ik nog niet voldoende hoog. Tijdens het koken is het meer weer bedekt met een dikke laag wolken. Gehuld in elke kledinglaag die ik bij heb eet ik een sublieme pompoenpuree met vanalles en nog wat. Moest ik nog hoger gaan dan zou een donsjasje geen overbodige luxe zijn. Na het avondeten geniet ik tijdens een wandelingetje van de mystieke romantische sfeer. Wanneer er bijna geen andere avondwandelaars meer te zien zijn vind ik een plekje om naar het toilet te gaan. Niet eenvoudig bij gebrek aan struiken of grote strategische rotsblokken om je achter te verschansen. Even later lig ik met het hoofd uit de trailstar intens te genieten van mijn laatste avond. Wauw.
Dag 10: Lac Portillon - Espingo - Bagnères de Luchon Woensdag 6 augustus 2014 Ik sliep als een roos en ik werd nog nooit zo mooi wakker als deze ochtend. Ik onbijt op een bultje wat hogerop. De granola smaakt maar het is jammer dat ik geen peperkoek meer heb ter aanvulling. Snel pak ik in. Ik vul water bij in de hut en ga er nog snel naar een echt toilet. Op deze laatste dag heb ik mijn regels, wat een feest. Dat wordt lekker experimenteel met vrouwelijke hygiëne in de bergen vandaag. Normaalgezien een fervent gebruiker van de mooncup, maar in de bergen lijkt me dat wat geknoei. Dat wordt dus tamponeren. Ik zet de afdaling in en in de schaduw van de bergflanken gaat het terug richting Espingo. Eigenlijk had ik weinig zin om dezelfde route terug te gaan, maar vandaag baadt de omgeving in een heel ander licht. Ik geniet. Onderweg dringt het tot me door dat deze vakantie officieel op zijn einde loopt. Ik denk terug aan de voorbije dagen en de ogen worden zowaar wat vochtig. Mijn laatste bestemming heeft veel goed gemaakt en ik besluit dat het bivak nabij 2600 meter geen einde maar een nieuw begin is. Ik wil immers meer. Eens de ratio terug de overhand neemt vervolg ik mijn weg. Lac Saussat ligt er prachtig bij. Hier kan mooi gebivakkeerd worden. Bij refuge Espingo haal ik eindelijk de zonnecrème nog eens boven. Onder een brandende zon stijg ik nadien op de GR10 boven het lac d’ Oô. Vanop hoogte is het een veel mooier meer dan wanneer je er bij de hut naast staat. De col onder La Montagnette is klein en groen. Na wat oreo’s zet ik de afdaling in. Er is in het begin weinig ruimte voor missers maar nadien loopt het gemoedelijker. Het rood puin op de flanken onderweg kan me wel bekoren. Ik kom nadien nog een paar mooie verdoken hoekjes tegen terwijl er wolken komen aandrijven.
To sing, sing at the top of your voice, Love without fear in your heart. Feel, feel like you still have a choice If we all light up we can scare away the dark Passenger - Scare away the dark
Op het punt ten noorden van de pic de Subescale zet ik me neer voor een pauze. Ondanks de dagjestoeristen voor de Ceciré besluit ik er wat te blijven plakken. Ik heb immers nog tijd zat alvorens ik aan de trein wordt verwacht en dit lijkt de laatste redelijk mooie plek te zijn voor Luchon. Wederom geniet ik van de opschuivende wolken. Ik zie boeiende lichtcontrasten en merk dat de onderste wolkenlaag meestal sneller gaat dan de bovenste. Zowel vanuit het oosten als het westen komen wolken aandrijven. Ze stijgen op aan de bergwand en ontmoeten elkaar nabij de top van de Subescale. Ondertussen is het echter ook dringend tijd om nog eens te tamponeren. Bij gebrek aan struiken combineer ik de nood met een deugd: ik klim naar de top van de Subescale om er de vrouwelijke hygiëne onder handen te nemen. De mist komt goed van pas en weg van de Céciré-toeristen kan ik rustig mijn ding doen. Tegen 16 u zet ik de afdaling in. Omarmd door wolken wandel ik de kilometers tot aan Superbagnères vlot weg. Ergens onderweg sneuvelt het laatste stuk toerbrood, na 10 dagen nog steeds een lekkernij. Ik kom onder de wolken uit en krijg zicht op het skistation van Superbagnères: het is spuuglelijk en artificieel. Ik hoor van ver dat er schlagerachtige muziek uit het skioord schalt. O help. Dan pas bekijk ik de wolken boven en rondom mij. Als ik het goed heb ben ik omringd door stratus in een aantal boeiende schakeringen van wit tot grijs met zelfs her en der een rozige tint er tussen. Ze doen me even vergeten waar ik ben. Ik moet me echt eens The Cloud Collector’s Handbook (G. Pretor-Pinney) aanschaffen. Na een toiletpauze tussen de koeien volgt de laatste afdaling tot in Luchon. Het is kilometers malen door een saai bos. De knieën beginnen de dalende meters van vandaag te voelen. In Luchon loop ik nog snel de supermarkt binnen voor kaas en brood. Het station is verlaten en ik hou me bezig tot de nachttrein gaat vertrekken. Om mijn “odeur randonneur” wat in te perken was ik de oksels aan de lavabo van de trein en hul me in merino. Nog een stel vrij propere sokken en ik voel me opgepoetst. Vijftien uur later zet ik voet aan land in de Kempen. Tijd om de indrukken in het hoofd te sorteren en het achtergelaten leven weer op te pikken, stiekem vooruitkijkend naar komende herfstweekends.
Besluit “En? Hoe was het?” De vraag die iedereen me stelt na thuiskomst. Moeilijk om die vraag zo maar te beantwoorden. Niet alleen omdat ik denk dat ze het niet helemaal gaan begrijpen, maar ook omdat ik het in het begin zelf niet echt wist. Zo vers in het geheugen moeten indrukken nog gesorteerd worden. Nu dat gebeurd is weet ik het wel: het was goed. Ondanks de drie crisissen en enkele verloren dagen. Solo “de bergen” in zonder echt veel bergervaring is niet van de poes. Bij momenten voelde ik me dan ook een “toeristicus stupicus”. Iemand die met zijn domme kop eens even wat Pyreneeën ging lopen. Iemand die de eigen mentale kracht had onderschat. En toch. Van toeristicus stupidicus veranderde ik soms verbazingwekkend snel naar een held. Stond ik met mijn mond wijd open breed te lachen op de Collado Anisclo of een lokaal heuveltje aan het Lac Portillon, dan bleef ik me maar überfantastisch voelen. Crazy shit. Crazy shit. Crazy shit. Ik ben mezelf en mijn soms koppige kop daar dan ook heerlijk dankbaar voor. Daarnaast heb ik niet het idee dat ik een onverantwoorde onderneming heb uitgevoerd. Ik had tijd zat om plannen aan te passen en heb dat in functie van het weer en het eigen gevoel dan ook gedaan. Als ik puur landschappelijk op de tocht terug kijk dan merk ik best wel wat afwisseling op, en toch ook weer niet. Er was nog te veel groen en op beide GR’s ben ik enkele saaie stukken tegen gekomen. Vooral op bospaden dacht ik wel eens: “dan had ik even goed naar de Ardennen kunnen gaan”. Wat kort door de bocht, maar ik was niet voor bos tot in de Pyreneeën gereisd. Ik was daar in eerste instantie voor de leegte en voor stenige omgevingen, maar besefte na een tijdje dat dat voorlopig nog te hoog gegrepen was.
Verder moet ik bekennen dat Portillon op het einde een erg deugddoende afsluiter was: als dat er finaal niet was geweest, dan had ik deze tocht veel minder weten te waarderen. Het meer met zijn kale rotsflanken stilde net op het laatste nippertje die honger naar eerder doodse omgevingen. Toch was het ook in het begin de moeite waard. Plaatsen zoals Bujaruelo of de klim naar Goriz zijn beelden die nog in het hoofd nazinderen. Waar ik de route onvoldoende realistisch had voorbereid, was het eten een regelrecht succes. Man wat heb ik goddelijk gegeten. Ik was echt de Sergio Herman van de bergkeuken en afwisseling was daarbij de sleutel tot succes. Ik telde in het totaal 18 soorten zoete snacks en 4 soorten zoute snacks voor overdag. Daaronder ook 1 stuk toerbrood of maaltijdcake per dag. Naast de meestal goeie snacks was elk avondmaal een klein feest. Mijn veranda-experiment met het zelf drogen van groenten was een overdonderend succes, de daaruit voortgevloeide “recepten” eveneeens. Losse groenten zijn vrij eenvoudig te combineren met een koolhydraatrijk product (couscous, sommige speltsoorten, opgietmihoen...) en een smaakmaker (bouillon, losse kruiden, pakjessaus, minuutsoep...). Bovendien is het goedkoop en voor mijn porties met een gewicht tussen de 140 en 190 gram per hoofdmaaltijd. Een minuutsoepje met extra soeplettertjes en een tongstrelende Oxfam chocomangoreep zorgden er voor dat ik steeds heerlijk gegeten had. Het uitwerken van mijn menu vroeg vooraf echter veel tijd. Niet alleen het flinterdun snijden en blancheren van de groenten, maar ook het uittesten van receptideeën en het afspeuren van diverse winkels en markten. Wanneer ik onderweg in gezelschap van mijn franse vrienden
mijn excel-papiertje bovenhaalde om te kijken wat er die dag op het menu stond en hoeveel het woog besefte ik dat ik op dat vlak redelijk maniakaal voorbereid was. Heerlijk. Tot slot geloof ik dat sommige mensen geboren solisten zijn, anderen dan weer niet. Ikzelf ben er voorlopig nog geen, maar volgens de verhalen op BPL kan een mens ook daar in groeien. De toekomst zal het uitwijzen. Ondertussen blijf ik echter zoeken naar beperkt gelijkgezind gezelschap. Mensen met een honger naar hoogte en desolate gebieden. Want laat één ding duidelijk zijn: ik wil meer. Meer hoogtemeters. Meer kilometers. Meer leegte. Graniet of welk gesteente dan ook. Als er maar geen grasspriet meer te zien is. 2600 meter was het maximum van deze tocht, bij wijze van spreken maak ik daar het minimum van voor volgende vakantie. Waar of wat blijft voorlopig nog een groot vraagteken, maar reken maar van yes dat ik er zal staan.
Het gaat hier niet vooruit. We blijven hier maar hangen. En ik wil er constant uit ook al zit ik niet gevangen. Boemerang, ik kom terug u mag mij niet vergeten. Boemerang, ik kom terug, ik laat nog wel iets weten. (Boemerang, Hannelore Bedert)