ALLES DOOR ELKAAR
ALLES DOOR ELKAAR 3.1 Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.vermoeden 2.vermoeden 3.vermoeden 4.vermoeden 5.spatten 6.bevuilen 7.spatten
Toen ik die voetsporen zag ..... ik al wie de dader was. ..... je nu nog niet wie dat gedaan kan hebben? Daar heb ik nooit iets van ..... Niets ..... ging de buurman naar de deur. De ..... modder ..... onze ramen.
Toen de auto door de natte straat reed, ..... het water naar alle kanten. 8.lusten ...... je nu nog wel een sneetje brood, René? 9.lusten Ik ..... er nog wel twee, moeder. 10.lusten Vroeger ..... de koster geen eieren. 11.aanbranden Wij houden niet van ..... eten. 12.twinkelen De sterren ..... aan de lucht. 13.rijden ..... je broer auto? 14.rijden Gisteren ..... wij op een ..... boerenwagen. 15.hotsen 16.braden Wie heeft dat vlees .....? 17.braden Vorige week ..... moeder varkenslapjes. 18.bloeden Hoe komt het dat je zo uit je neus .....? 19.bloeden Met .....hart liet de moeder haar zoon gaan. 20.bloeden Jongen, wat heeft je knie weer ..... 21.bloeden Jan sneed zich in de vinger; hij ..... erg. 22.wuiven Gisteren ....honderden mensen het ..... vaartuig 23.vertrekken na. 24.wuiven ..... reed de vorstin door de versierde straten. 25.haasten Waarom ....jij je toch zo. 26.haasten Ik ..... me helemaal niet. 27.haasten Jaap ..... zich vroeger ook altijd zo. 28.uitdrogen Geef die ......koek maar aan de hond. 29.braden Vlees wordt .... en een pannenkoek ........ 30.bakken
3.2
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.uitputten 2.wankelen v 3.vallen 4.poten 5.worden 6.besmetten 7.bespuiten 8.aantasten 9.behoeden 10.starten 11.trekken 12.afladen 13.houden 14.maken 15.vinden 16.spuiten 17.lachen 18.opwinden 19.binnenstuiven 20.vleien 21.behoren
De ..... marathonloper .....over de streep en ..... in de armen van zijn trainer. Van de pas ..... aardappelen .....vorig jaar een gedeelte ..... door de aardappelziekte. Vorig jaar ..... de boeren de ..... planten en ..... daardoor de rest voor verdergaande besmetting. De popgroep ......laatst een tournee door de verenigde staten en ..... ........ zalen. Je ..... je toch zeker wel aan de ..... afspraak. Ik .... die opnieuw .... brommer veel te duur. Gisteren ..... de klas zó hard, dat een .....directeur de klas ..... Je ..... je met de ijdele hoop dat je tot de beste vier .....
22.openen 23.verblijven 24.versieren 25.lassen 26.breken
Nadat de nieuwe sporthal was....., .....de genodigden nog even in de ........ kantine.
27.vermoeien 28.verlichten
De ..... trekvogels streken op de hekken van de ..... vuurtoren neer.
29.ontwikkelen 30.helpen
Dit pas ..... medicijn heeft hem niet erg .....
De monteur ..... de beide ..... delen weer aan elkaar.
ALLES DOOR ELKAAR
3.3
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.onthutsen 2.vertrekken 3.imponeren 4.deinzen v
De ..... reiziger staarde de ..... trein na.
5.overlijden 6.beminnen
De ..... burgemeester was bij de inwoners algemeen .....
7.pensioneren 8.braden 9.doorbrengen 10.waarschuwen 11.zetten 12.verontrusten 13.waarschuwen 14.opvoeren 15.afbranden 16.duperen 17.verkwisten 18.sparen 19.kunnen 20.moderniseren 21.uitbreiden 22.aanstellen 23.opwinden 24.ontmoeten 25.afspreken 26.vermoeden 27.verdwijnen 28.afweten 29.ontkennen 30.stichten
De .....kok heeft heel wat uurtjes bakkend en ..... achter het fornuis .......
Door de ..... houding van de leeuw ..... de hyena’s terug.
De ...... politie ......laatst op het drukke punt een verkeersagent. De ..... ouders hebben hun zoon ..... niet die .....brommer te kopen. Doordat zijn woning ....., werd de oude man ernstig ..... De ......jongelui .....vorig jaar niet voldoende geld voor het geplande uitstapje en ..... dus ook niet mee. Het onlangs ......en .....ziekenhuis heeft een nieuwe geneesheer-directeur ..... De ..... groepen ......elkaar laatst op de .....plaats. .....je niet dat hij meer van de .....appels .....?
De politie heeft ..... dat de .......brand het werk was van een pyromaan.
ALLES DOOR ELKAAR 3.4 Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.dichtslibben 2.winnen 3.krijgen 4.betalen
De vaargeul is ...... Amina .....een mooie prijs. Bij deze zaak ..... men 5% korting, als men contant .....
5.besproeien 6.zien 7.weten 8.broeden 9.kosten
De pas ......tuin .....er laatst mooi uit.
10.begrijpen 11.lachen 12.hebben 13.kleden 14.bevriezen 15.laten 16.missen 17.misten 18.belichten 19.vergulden 20.worden 21.repareren 22.bewonderen 23.besteden 24.staan 25.brengen 26.kruien 27.aanrichten 28.worden 29.kopen 30.blijken
..... jullie gisteren, waarom deze jongens zo .......
.....je dat er in deze struik een lijster .....? Een pakje boter .....in de oorlog veel geld.
Als je tijd ....., ...... ik me vlug aan. De ..... rozen ..... toen hun kopjes hangen. Hij .....gisteren de bus, omdat het zo ...... Mijn broer heeft zijn films te lang ..... De ..... lijsten ..... vorig jaar door een kunstenaar ..... Hassans werkstuk werd door iedereen ..... Het .....bedrag .......op de kassabon. Vorige winter .......het .....ijs de dijken in gevaar. De ....schade .....door de verzekering vergoed. Het vorige week .....pand .....helemaal verwaarloosd te zijn
ALLES DOOR ELKAAR
3.5
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.overhoren 2.planten 3.slaan 4.gissen 5.gieren 6.komen v 7.hebben 8.vermoorden 9.ondertekenen 10.bemesten 11.stinken 12.branden 13.storten v 14.bereiden 15.hebben 16.storen 17.spelden 18.rijzen 19.neerleggen 20.verwoesten 21.trekken 22.verbreden 23.oprichten 24.vieren 25.hebben 26.brengen 27.huilen 28.lopen v 29.hebben 30.brengen
De juf ..... de groep de aardrijkskundeles. De vorige week .......struiken ......snel aan. Vorige week ......de jongen steeds naar de antwoorden. ..... ..... het vliegtuig naar beneden. Deze man ..... zijn vriend in koelen bloede ..... De voorzitter ...... de notulen van de vergadering. De vorige week ..... grond ..... een uur in de wind ......
...... het vliegtuig neer.
De maaltijd die men ..... was heerlijk. .....jij je daar ook zo aan .....? De kapitein ..... toen met trots de onderscheiding op. De ......bezwaren werden naast ons ...... Alles .....
..... de vijand zich toen terug.
Wanneer ..... je vader de stoep voor ons huis? De vijf jaar geleden ..... vereniging ......feest. De politie ..... na enkele waarschuwingen de jongens naar het bureau ..... ..... .......het kind naar zijn zusje Hij ..... een heleboel goede ideeën naar voren ......
ALLES DOOR ELKAAR
3.6
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.vergoeden 2.vergoeden 3.zullen 4.toesturen 5.storten 6.bedragen 7.branden 8.troosten 9.leggen 10.hebben 11.overhandigen 12.kosten 13.kopen 14.lezen 15.schreeuwen 16.rennen 17.vlijen 18.doen 19.zijn 20.lichten 21.drijven 22.ontvolken 23.zien 24.hebben 25.wassen 26.aankleden 27.twisten 28.verheugen 29.vermoeden 30.verbieden
..... je zelf de schade, of .... je verzekering alles? De rekening ..... zo spoedig mogelijk worden ...... Het ..... bedrag ..... laatst meer dan duizend euro. Wij ..... van verlangen onze broers terug te zien. ....... ...... zij toen een arm om hem heen. De voorzitter ..... de jubilaris een cadeau ...... Hoeveel .....de cd die je voor Anna hebt .......? Morgen ......wij dat boek. ..... ....... de kinderen toen naar buiten. De meisjes ....... zich afgelopen zomer in het weiland neer. Na ......arbeid ...... het goed rusten. Het ......al de hele avond, maar de bui ..... toen over. Het laatst ..... gebied ......er triest uit. Toen we ons verslapen ....., .....we ons snel en ......we ons vlug .... Onze buren ......over de erfscheiding. ......jij je nu al op de vakantie ..... je dat hij vandaag zal komen? ..... je vader je wel eens?
ALLES DOOR ELKAAR
3.7
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.vallen 2.spreiden 3.landen 4.bloeien 5.lusten 6.zijn 7.misten 8.kunnen 9.missen 10.fluiten 11.fietsen 12.restaureren 13.zien 14.vonnissen 15.ondertekenen 16.omhakken 17.worden 18.ergeren 19.zijn 20.vergroten 21.vergroten 22.roepen 23.schreeuwen 24.verlaten v 25.zouten 26.zijn 27.verkleumen 28.kijken 29.verdelen 30.overwoekeren
Toen het vogeltje uit het nest ....., ..... het zijn vleugels en .......op het gras. ...... deze bloem alleen in het voorjaar? Vroeger ..... ik geen witlof, maar nu .....ik er dol op. Het ......laatst zo erg, dat de vliegtuigen niet ..... vertrekken. Wij ..... daar toen de aansluiting. ..... ...... Bram naar school. Het ..... huis ..... er prachtig uit. De rechter .....conform de eis. De directeur .....het diploma. De vorig jaar ..... bomen ...... door de auto vervoerd. De man ..... zich steeds aan zijn buren. Opa en Oma ...... afgelopen verjaardag erg blij met de .....foto van hun kleinkind. De fotograaf ........vorige week de foto van de kleinkinderen. ..... en ..... ...... de man het huis.
De kok ..... de maaltijd precies goed. De kinderen ....door de kou totaal ....... Gisteren .... de kinderen toe hoe hun moeder de taart ...... De klimop ..... de ruïne.
ALLES DOOR ELKAAR
3.8
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.verzilveren 2.worden 3.oppoetsen 4.zijn 5.vernielen 6.uitbreiden 7.bespieden 8.zijn 9.interesseren 10.besteden 11.aanbranden 12.vinden 13.opknappen 14.hoesten 15.verspreiden
De ...... schaal ...... door moeder met Kerstmis .......
Dit huis .....vorig jaar door de brand totaal ..... Ons dorp .....zich geweldig ...... De spion ........het vijandelijke leger. Het meisje ......niet ......in wiskunde. Als ik hem was .... ik mijn geld beter. De ..... pap was niet te eten. Wij ...... dat Ali aardig ..... De jongen ....gisteren tijdens de les veel te veel. De vieze lucht ....zich afgelopen hete zomer over de stad.
16.verhinderen
De minister was ..... de vergadering bij te wonen.
17.verbinden 18.drinken 19.verdunnen 20.beschouwen 21.zijn 22.kruiden 23.maken 24.verstoppen 25.aanvaarden 26.uitvoeren 27.vergoeden 28.aanrichten 29.redden v 30.raken
De secretaresse ....me toen met de directeur. Onze poes .....graag .....melk. Als je het goed ....., is hij verkeerd bezig. Dit eten .....gisteren te sterk ..... Vader ........zijn .......pijp schoon. De ......bouwopdracht is nog niet ........ De verzekering .....de .........schade De hond ......het te water ....meisje.
ALLES DOOR ELKAAR
3.9
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.bevriezen 2.worden 3.ontdooien 4.verwoesten 5. branden 6.poten 7.bevriezen 8.durven 9.spelden 10.heten 11.spelen 12.besmetten 13.denken 14.herstellen 15.instorten 16.zoeken 17.kraken 18.barsten 19.vergoeden 20.aanrichten 21.broeden 22.begrijpen 23.onthouden 24.watertanden 25.profiteren 26.heersen v 27.halen v 28.toeren v 29.ronken 30.peddelen v
De .....leiding ......gisteren door de loodgieter ......
De bommen ..... de hele Gaza strook. Ik ..... van verlangen om op reis te gaan. De ..... aardappelen zijn allemaal ...... Wie ..... over deze sloot te springen? Deze man .....me steeds iets op de mouw. Hoe ..... het meisje ook weer, dat vorig jaar zo mooi ..... Het virus ...... veel mensen. .......u, dat de zieke spoedig .....zal zijn? Tussen het puin van de ..... huizen ......men naar slachtoffers. Het ijs .....en .....laatst onder onze voeten. De verzekering .....al de .....schade. In onze tuin .....een lijster. Ik ..... niet hoe jij al die telefoonnummers ...... De kinderen ......laatst bij het zien van zoveel lekkers. Duizenden stedelingen hebben met Pasen van het mooie weer ...... Langs de wegen .....er ontzaglijke drukte. Iedereen had zijn auto uit de garage ....... Ook veel tweedehands autootjes .....in de richting van de bollenvelden en veel brommers .....langs de wegen En langs de rijwielpaden......eindeloze files fietsers.
ALLES DOOR ELKAAR
3.10
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.rekenen 2.gelden 3.verrichten 4.vergissen 5.behalen 6.teleurstellen 7.verkeren 8.helpen 9.kruizen 10.bouwen 11.golven 12.maken 13.golven 14.haten 15.verjagen 16.poetsen 17.ontsnappen 18.zwerven 19.grijpen 20.gelukken 21.richten 22.kanoën 23.bezweten 24.kladden 25.aftreden 26.benoemen 27.overladen 28.verplanten 29.zwerven 30.variëren
Op zo’n buitenkansje had ik niet ...... Op Rijksweg 2 .....een snelheidsbeperking, zolang daar werkzaamheden worden ....... De filmactrice ...... zich niet éénmaal in haar rol. De ....resultaten hebben iedereen ....... Toen ik in nood ....., .......mijn vriend mij. Waar de wegen elkaar ......, had men een fraai hotel ...... Het dak van de garage is van ......plaatijzer ..... Goudgeel ..... het korenveld in de zomerzon. De ....... dictator werd ...... Heb je je tanden ......? De ...... gevangenen .......lang rond, voor zij door de politie werden ..... Is het de mens ooit .....goud te maken? De aardbeving ..... grote verwoesting aan. In onze vakantie .....we vorig jaar op het Sneeker Meer. De sportlui kwamen met .....gezichten binnen. Waarom ....je toch zo in je schrift? De .....minister is tot burgemeester van ’s Hertogenbosch ..... De koning ......Columbus als ontdekkingsreiziger met eerbewijzen. De ....rozen zijn allemaal doodgegaan. We hebben de hele middag langs de plassen ..... ’s Zomers ....de temperatuur van 15 tot 22 graden.
ALLES DOOR ELKAAR met gebiedende wijs erbij
3.11
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.lessen 2.zenden 3.opwinden 4.huilen 5.ophouden 6.aankleden 7.hebben 8.schelden 9.houden 10.verspreiden v 11.lopen 12.vinden 13.vragen 14.praten 15.zuchten 16.poetsen 17.muilkorven 18.vermoeden 19.groeten 20.begrijpen 21.verbinden 22.geleiden 23.begrijpen 24.bedoelen 25.herplaatsen 26.beloven 27.beloven 28.veranderen 29.verblijden 30.zien
Wij hebben bij de pomp onze dorst ...... .....Piet zijn tante nog elke week een brief? Ik ......de klok gisteravond ..... .....kwam het ventje thuis. ......nu toch eens .....met praten, jongens! Waarom ......Max zich gistermorgen zo langzaam .....? Hij ......vandaag de bokkenpruik op. ......verliet hij de kamer. ...... onmiddellijk je mond, jongen! Het gerucht ...... zich als een ....vuurtje. Dat neefje van jou ....ik een akelig ventje. Daar heb ik je niet naar ...... Met ....kom je er niet, Daan. ......veegde mijn zus de scherven bijeen. .....je schoenen nu eens goed, jongens! Waarom ...... u die hond? Ik ....dat de hond vals is. Beleefd .... stapte hij de klas binnen. Men had mij goed ......, ik was niet tegen het voorstel. .....mijn vinger even, Jan. Karel ..... gistermiddag de blinde man. ....je nu heus niet wat ik .....? Waarom is die advertentie ......? Het ..... gaat hem altijd gemakkelijk af. Hij heeft helemaal niets ....... Dat ......de zaak natuurlijk. Het ....ons, hem gisteren hem heelhuids weer te .....
ALLES DOOR ELKAAR met gebiedende wijs.
3.12
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.afleiden 2.afleiden 3.vragen 4.afleiden 5.afleiden 6.afleiden 7.verdenken 8.verdenken 9.verdenken 10.drinken 11.opheffen 12.opheffen
...... die jongen toch niet zo....., Rick! Ik ....hem helemaal niet ..... Hij ......mij wat. ........jij die geleide hond vorig jaar ...., Hugo? Foei, wat is Bram toch ontzettend gauw ...... De ..... chauffeur reed tegen een boom. Wie ..... jij van die diefstal? Ik hoorde een .....geluid. Aanvankelijk ........ik de portier er van. Nadat hij wat ......had, .....de gewonde het hoofd weer ....... De krachtpatser ........dat gewicht met gemak ..... Met ......hoofd .....hij de .....vragen
13.opheffen 14.beantwoorden 15.stellen 16.baden Na het eten maakten we eerst een wandeling, daarna .....we in de rivier. 17.baden v Mijn oom ....zomer en winter in het ...... 18.overdekken zwembad. 19.baden De ....kinderen werden door een krokodil ...... 20.verrassen 21.uizoeken Hebt u al ..... wie de schuldige is? 22.worden Een verrader .....ook door de vijand ...... 23.verachten 24.verachten ...... jij hem ook om die daad? 25.houden .....je mond toch eens, kinderen! 26.aanbranden Het .....eten smaakte me niet. 27.doorwerken Heb je wel goed ......., Mirthe? 28.doorwerken Ja juf, ik .....altijd ..... 29.doorwerken Toen ik klein was ........ik niet altijd...... 30.doorzoeken We hebben alle vertrekken ........
ALLES DOOR ELKAAR met gebiedende wijs.
3.13
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.bekleden 2.bekleden 3.bekleden 4.begroten 5.vangen 6.weigeren 7.lijken 8.spreken 9.lijken 10.wenden 11.verlichten 12.wonen 13.verlichten 14.verwarmen 15.zeggen v 16.moeten 17.besteden 18.besteden 19.branden 20.gloeien 21.vergroten 22.worden 23.vangen 24.gaan 25.ontmoedigen 26.begroeten 27.weerklinken 28.steigeren 29.staan 30.blijken
De met moderne stof ....meubels zagen er weer als nieuw uit. De meubelmaker .......het bankstel laatst met wollen stof. Vader ....onze stoelen zelf. De ......kosten liepen in de duizenden. Het .....dier ..... toen alle voedsel. Die jongen ........ .......op zijn opa. Vanmorgen ......het weer eerst goed te worden. Voor inlichtingen ..... men zich tot de directie. In de middeleeuwen ..... men een vertrek met kaarsen en olielampen. Tegenwoordig .....men in prima ..... en goed .....woningen. De juffrouw ....dat Ruben wat meer tijd aan zijn huiswerk ..... ......... ......je zusje ook zo weinig tijd aan haar huiswerk? .....je broertje niet met die ....pook, Max! De .....foto’s zijn mooi ..... Nadat we de hele middag niets .....hadden, .....we ......naar huis terug. Hartelijk ..... de grootouders hun kleinkinderen. Toen het schot ...., .....het paard en ....op hol.
Onze nieuwe buurjongen ..... een aardige jongen te zijn.
ALLES DOOR ELKAAR met gebiedende wijs.
3.14
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.zingen 2.zingen 3.zinken 4.zinken 5.drijven 6.woeden 7.woeden 8.verwonden 9.verwonden 10.verwonden 11.brengen 12.likken v 13.bloeden 14.verleiden 15.weerlichten 16.thuiskomen 17.wenden 18.verwennen 19.zeuren 20.verwennen 21.worden 22.watertanden 23.zien 24.ontploffen 25.verwoesten 26.verstrooien 27.vergeten 28.verspillen 29.noemen 30.zoeken t
Er zat een merel in de boom. Hij ....zijn hoogste lied. Heb je dat leuke kampliedje wel eens .....? Voor de kust is een vrachtschip ...... .....djattihout of .......het? Verleden week ..... er een hevig onweer. Het .....van de storm duurde de hele nacht. Karel ..... zich aan een scheermes. .....je zusje zich aan een roestige spijker? De .....chauffeur werd naar het ziekenhuis ...... Het dier .... de ....wonden De vagebond ....het ventje vorige week tot diefstal. Na het onweer .....het nog geruime tijd. Toen hun zoon die avond niet ..... ......de ouders zich tot de politie. Het ..... kind ...... laatst weer om een snoepje. Het is jammer dat die jongen zo ......
.......
Wij .......toen we het heerlijke gebak ..... De .....bom .... een groot deel van de stad. De .....professor ..... gisteren zijn paraplu De nietsnut ......het vermogen van zijn ouders. Zo iemand .... men een verspiller. Na het werk , .....wij enig vertier.
ALLES DOOR ELKAAR met gebiedende wijs.
3.15
Wanneer je de tijd niet uit de zin kunt halen is het tegenw. tijd
1.meren 2.mijden 3.zijn 4.vermijden v 5.losliggen 6.mijden 7.zaaien 8.ploegen 9.klinken 10.doden 11.doden 12.dood 13.worden 14.verbannen 15.verbannen 16.strijden 17.snijden 18. hebben 19.snijden 20.malen 21.blinken 22.schitteren 23.laden 24.schieten 25.laden 26.afgaan 27.verlaten 28.verlaten 29.uitbenen 30.slinken
Na een lange reis .....de oceaanstomer aan de kade. Ik zou dat gezelschap maar .....als ik jou ...... De bergbeklimmer .....de .....rotsblokken. Als jongen heb ik dat ongure straatje altijd ..... De boer .....het graan in de pas .... akker. Wat ....het gezang van de nachtegaal laatst mooi in de stille avond. Een leeuw .... alleen als hij honger heeft. Een deel van het .....dier bewaart hij voor de volgende dag. .....je poes wel eens vogeltjes? In de Middeleeuwen ......een dief dikwijls ...... Als men iemand ....., dan mocht hij de stad niet meer binnenkomen. Jongens, ..... altijd met open vizier! Toe Robert, ....eens een bos seringen af! ........jij in je vinger .......? Vroeger ..... de molenaar het koren. Het wapentuig ..... en ..... vroeger in het zonlicht. Gisteren ..... de jager zijn geweer en ......op het haasje. Het .....geweer ..... vanzelf .... De jongens .....de school en gaan naar huis. De ruimtevaarder ....afgelopen zomer zijn raket. Het ....vlees lag in de etalage. De spinazie was erg ......