Het is maandagmorgen. Aan de schoolpoort van De Evenaar is het heel druk: de kinderen van het tweede leerjaar A en B en veel mama’s en papa’s staan er te wachten. Juf Tamara roept de namen van de kinderen één voor één af en kijkt of ze aanwezig zijn: ‘Thieepihan, Akram, Amal, Adnane, Yasmina, Hajar, Zakaria, Yassir, Thomas, Mohamed, Adil, Mariem, Bilal, Stephanie, Raifa, Zehra, Constantino, Hania, Ruben, Akram, Hajar, Otman, Rivaldo, Ali, Ines, Youssef, Sanae, Salma, Ajmen, Anissa, Redouane, Aia, Rabi, Amira, Hicham, Maimouna, Sean, Ayoub, Sevin en Shahine.
1
‘Daar is de schoolbus’, roept Anissa. Iedereen kijkt naar de grote bus, die traag komt aangereden. De mama’s en papa’s geven hun kinderen nog een kus en wuiven hun kinderen uit. Ze gaan voor een week op bosklassen. Ze zullen in tenten slapen en het belooft heel spannend te worden. In de bus is het heel leuk. Ze luisteren naar muziek en kijken naar een filmpje. De tijd vliegt voorbij en twee uur later neemt juf Siska de microfoon vooraan bij de buschauffeur. ‘We zijn aangekomen’, zegt ze enthousiast. Alle kinderen beginnen spontaan te juichen. Hier hebben ze lang naar uitgekeken. Ze stappen één voor één uit en trekken samen het bos in. ‘Daar is een eekhoorn’, zegt Thomas. ‘En ik denk dat ik daar achter het struikgewas een hert met een groot gewei zag.’ Het bos krioelt van de wilde dieren. Na een lange wandeling begint het donker te worden en de juffen besluiten om hun tenten op te zetten en een kampvuur te maken. Samen zitten ze gezellig rond het vuur. Er wordt veel gepraat en gelachen. Na een paar uur is het kampvuur helemaal uitgebrand en vallen ze één voor één in slaap.
2
Dicht tegen elkaar aan slapen ze de hele nacht door, zo diep dat ze niet merken dat er iets ergs aan het gebeuren is. De volgende ochtend smeult het vuur in het kampvuur na. Ayoub is als eerste wakker en wrijft de slaap uit zijn ogen. Hij kijkt om zich heen en het eerst wat hem opvalt is dat de juffen nergens te zien zijn. Hij roept zo luid hij kan. ‘De juffen zijn weg. De juffen zijn weg.’ Iedereen staat op en begint door elkaar heen te lopen en te roepen. En inderdaad, de juffen zijn spoorloos verdwenen. De kinderen besluiten om niet bij de pakken te blijven zitten en gaan op zoek naar de juffen. ‘We moeten bij elkaar blijven!’ zegt Ruben. Ze geven elkaar een hand. De hele dag dwalen ze wanhopig door het diepe bos. En dan, opeens vanuit het niets, zien ze een oude man op een ezel. Ze lopen naar hem toe. Hij heeft een lange grijze baard, die tot aan de grond komt. Ze vertellen hem alles wat er is gebeurd. ‘De reus zal de juffen wel ontvoerd hebben’, zegt de oude man. ‘De reus?’ De kinderen zetten grote ogen op. ‘Ja, hier loopt een grote reus rond. Hij is heel eenzaam en hij eet alleen maar broccoli.‘
3
De kinderen kijken elkaar stomverbaasd aan. ‘Alleen maar broccoli?’ ‘Ja’, zegt de oude man. ‘Een beetje verderop is er een groot veld met alleen maar broccoli. Daar woont de reus. Er is maar één manier om de juffen vrij te krijgen: vertel hem verhalen, daar wordt hij rustig van. Dan krijg je alles van hem gedaan.’ ‘Ja, laten we dat doen’, zegt Stephanie. ‘Maar weet…’, voegt de oude man er nog aan toe. ‘Dat hij heel moeilijke vragen stelt. Hij wordt kwaad als je zijn vragen niet kunt beantwoorden. Geef hem geen tijd om vragen te stellen.’ De oude man vervolgt zijn weg en verdwijnt in het bos. De kinderen hebben geen tijd te verliezen. Ze beginnen verhalen te verzinnen tot een stuk in de nacht. De volgende ochtend zijn ze vroeg wakker. Ze wringen zich een weg door het dichte struikgewas en zien een groot veld met alleen maar broccoli. ‘Hier moet het zijn’, zegt Constantino. Het moment van de waarheid is aangebroken. Ze rapen hun moed bij elkaar en roepen zo hard als ze kunnen: ‘Broccolireus, kom als je durft!’ De vogels vliegen weg en de konijnen verdwijnen in hun hol. Zelfs de mieren en de slakken kruipen allemaal weg.
4
Het is nu muisstil in het bos. De kinderen zitten vol spanning te wachten. Even later begint de grond te trillen. In de verte zien ze iets met angstaanjagende stappen hun richting afkomen. Het hele bos dreunt onder zijn voetstappen. Het wezen wordt groter en groter en opeens staat hij voor hen. Een torenhoge reus. Hij is zeker 10 meter groot en … hij ruikt naar broccoli. Alle kinderen staan aan de grond genageld. Ze houden hun adem in en horen elkaars hart bonzen. ‘Waar halen jullie het lef vandaan om mij uit te dagen?’ brult de reus streng. Hij bekijkt de kinderen van kop tot teen. Niemand durft nu iets te zeggen of zelfs geluid te maken. ‘Ik vraag jullie iets’, zegt de reus. Rivaldo kijkt om zich heen en ziet dat iedereen verstijfd staat. Hij veegt de zweetdruppels van zijn voorhoofd, raapt zijn moed bijeen en stapt naar voren. ‘Wij willen onze juffen terug. In ruil gaat ieder van ons een spannend verhaal vertellen.’ Rivaldo schrikt van zijn eigen woorden. ‘Daar geloof ik niets van. Daar zijn jullie te klein voor’, buldert de reus.
5
‘Geef ons een kans’, zegt Yasmina. ‘Wij kunnen verhalen vertellen.’ De reus denkt eventjes na en gaat akkoord. ‘Laat maar komen’, zegt hij. ‘Ik ben benieuwd of jullie dat wel kunnen.’ ‘Wij willen eerst eten’, zegt Thieepikan. ‘Wij hebben grote honger. Hebt u soms iets te eten voor ons? Chocolade of zo?’ ‘Chocolade heb ik niet, maar ik heb wel een heleboel andere lekkernijen. Ik heb zelfgemaakte broccolisoep, broccolithee, broccolipuree, broccolisap, broccolitaart, broccolikoekjes, broccolisnoepjes en ook broccolichips. Jullie mogen eten zoveel als jullie kunnen. Vertel jullie verhalen maar.’ Ines begint als eerste. Ze vertelt een verhaal dat ze op televisie heeft gezien. Het gaat over vijf meisjes die op reis gaan naar Parijs. In Hotel 13 komen ze in aanraking met een vreemde kast. Ze krijgen plots vleugels en kunnen zelfs over de zee vliegen. Nog voor de reus vragen kan stellen, komt Rivaldo al met een volgend verhaal. Hij heeft het over een astronaut die met zijn raket een hele klas meeneemt voor een vlucht naar de maan. De reus fronst zijn voorhoofd. ‘Ja maar, hoe…’ Hij wil nog net iets vragen. En daar is Maimouna al met een volgend verhaal. Ze vertelt over twee mooie prinsessen. Ze dragen lange jurken en hebben
6
een leeuw als huisdier. De uren en dagen gaan voorbij. De kinderen vertellen verhalen over roodkapje, dinosaurussen, tovenaars, ridders… en eten broccoli, broccoli en nog eens broccoli. De reus geniet van de verhalen en bromt tevreden. Bijna iedereen is aan de beurt geweest. Enkel Hicham moet nog een verhaaltje vertellen, maar jammer genoeg is er niemand meer om hem af te lossen. Er hangt veel van zijn verhaal af. Hij stapt zelfverzekerd op de reus af en vertelt enthousiast hoe Marokko de voetbalfinale met 10 – 0 van Spanje wint en de wereldbeker in de lucht houdt. De reus die heel de tijd recht heeft gestaan gaat langzaam zitten. Hij kijkt Hicham aan en zegt: ‘Ik weet niet of je het weet, maar ikzelf ben een grote fan van de Spaanse ploeg.’ Hicham moet heel hard slikken. ‘10-0 voor Marokko? Is dat niet een beetje overdreven?’ vraagt de reus. ‘Waren de Spanjaarden dan in slaap gedommeld?’ Hicham geeft zich niet zomaar gewonnen. ‘Ja’, zegt hij vol overtuiging. ‘Ze hielden een halve siësta op het veld. En de spelers van Marokko mag je niet onderschatten. Ze hadden een half uurtje voor de wedstrijd een zéér pikante tajine gegeten, gemaakt op basis van Spaanse rode pepers.’
7
Alle ogen zijn nu op de reus gericht. De reus fronst zijn voorhoofd en krabt in zijn haar. ‘Spaanse rode pepers? Spaanse rode pepers?? Ja, zo begrijp ik het wel en met een beetje fantasie kan ik me er iets bij voorstellen. Hier, neem de sleutel van het kolenhok. De juffen mogen vrij.’ Iedereen begint luid te juichen. Ze lopen met z’n allen naar de kolenhok en bevrijden de juffen. De juffen zien er zwart uit en zijn onherkenbaar. Wie is juf Siska? Wie is juf Tamara? Aan hun stemmen zijn ze gelukkig wel te herkennen. Het is een blij weerzien. Nog voor de reus van gedachte zou veranderen, maken ze zich snel uit de voeten. De weg naar huis verloopt zonder problemen. Thuis aangekomen vertelt Hicham zijn spannende ervaringen aan zijn moeder. ‘Je hebt veel fantasie’, zegt ze. ‘Reuzen bestaan niet. Ga maar aan tafel. Ik heb een lekkere tajine gemaakt met broccoli.’ Hicham kan geen broccoli meer zien. Hij haast zich naar zijn kamer en haalt enkele muntstukken uit zijn spaarpot. Even later zit hij in een frituur om de hoek. Hij bestelt een groot pak. De frieten hebben nog nooit zo lekker gesmaakt.
8