AGP 2a-a Aan : Steller :
Algemeen Bestuur Kees Boot
Datum :
12 november 2014
Onderwerp :
Ingekomen stukken
Bijlage :
-
Algemene toelichting INGEKOMEN STUKKEN: Nummer Afzender Datum Onderwerp Korte inhoud
BBN/14-3007 Gemeente ’s-Hertogenobosch/H. van de Langerijt 16 september 2014 Verzoek van de gemeenteraad ‘s-Hertogenbosch Verzoek van de gemeenteraad ’s-Hertogenbosch aan het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio. De gemeenteraad ’s-Hertogenbosch attendeert met deze brief het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio op het genomen raadsbesluit over gemeenschappelijke regelingen en regionale samenwerkingsverbanden. In bijgaand raadsbesluit staan namelijk een aantal verbeterpunten met betrekking tot de raadscontrole op samenwerkingsverbanden. Gemeenteraad ’s-Hertogenbosch wil graag met de vertegenwoordigers van de andere gemeenten in gesprek gaan om samen te bezien hoe deze verbeterpunten geïmplementeerd kunnen worden. De brief bevat vier van de tien verbeterpunten die ’s-Hertogenbosch als individuele gemeente niet alleen kan implementeren. Dat zijn punten die ‘s-Hertogenbosch in dialoog met het dagelijks bestuur en met de deelnemende gemeenten wil oppakken. De vraag is om de vier verbeterpunten te bezien en waar nodig voor te leggen aan het dagelijks en het algemeen bestuur. De vier verbeterpunten behelzen een concreet verzoek om: 1. de planning-en controlecycli van gemeenten en samenwerkingsverband te optimaliseren; 2. een jaarverslag op te stellen met een beleidsmatige terugkoppeling. En deze ter informatie naar de gemeenteraden te sturen; 3. één keer in de 4 jaar een bijeenkomst te organiseren voor alle raadsleden van deelnemende gemeenten; 4. de bestuurlijke overleggen openbaar te maken via de websites van het samenwerkingsverband.
Actie
De gemeenteraad vraagt deze brief met het raadsvoorstel te agenderen voor het dagelijks en algemeen bestuur. Ad verbeterpunt 1: Binnenkort wordt een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen van kracht: beleids- en financiële kaders voor de programmabegroting + voorlopige jaarrekening worden voor 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden; ontwerpprogrammabegroting wordt 8 weken voordat deze ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur wordt aangebonden aan de gemeenteraden toegezonden. Verwacht mag worden dat ook de werkgroep afstemming gemeenschappelijke regelingen (Wobine Buijs-Glaudemans is hiervan voorzitter) met een advies zal komen. Ad verbeterpunt 2: Bij de Veiligheidsregio zijn jaarrekening en jaarverslag reeds gecombineerd. Beleidsmatige terugkoppeling op de uitvoering van de programmabegroting moet op bestuurlijke relevantie worden versterkt. Pagina 1 van 2
Ad verbeterpunt 3: Projectgroep onder leiding van Irma Woestenberg, gemeentesecretaris ’s-Hertogenbosch, werkt momenteel aan een voorstel betreffende door de gemeenteraden te stellen kaders m.b.t. het vierjaarlijkse beleidsplan van de veiligheidsregio, gemeentelijke doelstellingen brandweerzorg, overleg over het regionaal risicoprofiel en het beleidsplan veiligheidsregio. Het lijkt hierbij effectiever om per gemeenteraad een vierjaarlijkse evaluatiebijeenkomst te houden waarin door bestuur en management van de veiligheidsregio rekenschap wordt afgelegd van de realisatie van de doelstellingen van het beleidsplan veiligheidsregio en van de gemeentelijke doelstellingen brandweerzorg. (zie ook 2a-d Versterken relatie gemeenten – veiligheidsregio)
Voorstel Kopie
Ad verbeterpunt 4: Veiligheidsregio Brabant-Noord plaatst vergaderstukken en verslagen van vergaderingen algemeen bestuur reeds op website veiligheidsregio. De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch zal door het Dagelijks Bestuur worden bericht hoe met dit verzoek wordt omgegaan. Bijgevoegd
Proces Processtap
Datum
Dagelijks bestuur (kennisname)
29-10-2014
Algemeen bestuur (kennisname)
12-11-2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld kennis te nemen van de ingekomen stukken.
Akkoord
Ja
Secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Nee
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
2
AGP 2a-a Bijlage ABVRBN 20141112
AGP 2a-b Vastgestelde Besluitenlijst vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 11 juni 2014 Aanwezig: drs. H.A.G. Hellegers (voorzitter), drs. J. Hamming, mw. drs. M.A.H. Moorman, dr.ir. P. Verlaan, F.J. Heeres, A. van Oudheusden, kolonel J. Doense, ing. P.B.M.J.W. de Vet en C.Q. Boot MSM Afwezig met bericht van verhindering: mr. dr. A.G.J.M. Rombouts, mw. drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans, mr. W.A.G. Hillenaar, drs. L.H.J. Verheijen, mr. J. Smarius en mr. B. Nieuwenhuizen. Agenda Onderwerp nr. 2a.
3a. 3b. 3c. 4.
Mededelingen bestuur
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om aan het voorstel tot vaststelling van de Jaarverant¬woording 2013 inclusief resultaatbestemming het instellen van de reserve voor de GHOR toe te voegen. Concept-verslag Dagelijks Besluit: Het Dagelijks Bestuur stelt het verslag van de vergadering op 30 april 2014 Bestuur d.d. 30 april 2014 conform concept vast. Concept-Besluitenlijst Dagelijks Besluit: Het Dagelijks Bestuur stelt de besluitenlijst van de vergadering op 30 april Bestuur d.d. 30 april 2014 2014 conform concept vast. Actielijst Dagelijks Bestuur d.d. Besluit: Het Dagelijks Bestuur neemt de actielijst d.d. 30 april 2014 voor kennisgeving 30 april 2014 aan. Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het Algemeen Bestuur voor te stellen om: Vervanging IBS Registratie 1. Alle colleges van B&W van de gemeenten in de veiligheidsregio te adviseren ter opvolging van Crisis Online over te gaan op de applicatie BOPZ-Online en daartoe per gemeente een individueel contract aan te gaan met Khonraad. 2. Namens de gemeenten Khonraad te verzoeken de verdeelsleutel zoals die is opgenomen in bijlage 2 te hanteren.
5.
Projectplan Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 - 2018
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het Projectplan Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018 vast te stellen.
6.
Programma bevolkingszorg en wijzigingen programmabegroting 2015
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om in te stemmen met de voorgelegde planning met betrekking tot het Programma bevolkingszorg, de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van de Veiligheidsregio Brabant-Noord en de wijziging van de Programmabegroting 2015.
7.
Consultatie gemeenten risicoprofiel en Regionaal Beleidsplan 2015 - 2018
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het procedurevoorstel aangaande het betrekken van gemeenten (colleges en raden) bij het risicoprofiel en beleidsplan vast te stellen.
8.
Voortgangsrapportage “Uitvoering op orde in BrabantNoord april 2014”
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om kennis te nemen van het geactualiseerde rapport “Uitvoering op orde in Brabant-Noord april 2014” en dit met een positief advies ter kennisname voor te leggen aan het Algemeen Bestuur.
9.
Secretaris Veiligheidsregio Brabant-Noord
10.
Convenant drinkwater
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het voorstel om de heer Verlaan, regionaal commandant brandweer, tevens te benoemen in de functies van directeur en secretaris van de Veiligheidsregio Brabant-Noord met een positief advies aan het Algemeen Bestuur voor te leggen. Voordat het voorstel aan het Algemeen Bestuur wordt voorgelegd vindt overleg tussen de regionaal commandant brandweer en de voorzitter van de veiligheidsregio plaats. Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het convenant met samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio Brabant-Noord, eenheid Oost-Brabant politie en Brabant Water met een positief advies ter vaststelling voor te leggen aan het Algemeen Bestuur.
Vastgestelde besluitenlijst vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 11 juni 2014
AGP 2a-b Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 29 oktober 2014. de voorzitter Veiligheidsregio Brabant-Noord,
de secretaris Veiligheidsregio Brabant-Noord,
mr. dr. A.G.J.M. Rombouts
dr.ir. P. Verlaan MCDm
Vastgestelde besluitenlijst vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 11 juni 2014
AGP 2a-c ABVRBN 20141103 Vergaderplanning Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015
Woensdag 8 april Woensdag 24 juni Woensdag 25 november Tijdstip is van 09.30-12.00 uur. Locatie is nader te bepalen in de regio
Memo AGP 2a-d Aan : Steller :
Algemeen Bestuur R. van Santvoort
Datum : Onderwerp :
12-11- 2014
Bijlagen :
1
Versterken relatie gemeenten - veiligheidsregio
Algemene toelichting De Veiligheidsregio heeft onlangs het Regionaal Risicoprofiel Brabant-Noord geëvalueerd en zal dit voor overleg voorleggen aan de gemeenteraden.(Artikel 15 WvR) Gemeenteraden kunnen bij die gelegenheid hun wensen kenbaar maken over het in het Regionaal Beleidsplan op te nemen beleid. Het geactualiseerde risicoprofiel vormt een belangrijke grondslag voor het nieuwe Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018 dat eveneens op dit moment in voorbereiding is. Voorafgaand aan de vaststelling van het beleidsplan overlegt de burgemeester van een gemeente in het gebied van de veiligheidsregio met de gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan. (artikel 14 WvR) De gemeenteraad stelt ten minste eenmaal in de vier jaar de doelen vast die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft. (Artikel 3b WvR) De Commissie Hoekstra (Evaluatie Wet Veiligheidsregio’s) heeft in haar eindrapportage (2013) onder andere geadviseerd om de relatie tussen gemeentebesturen en gemeenteraden en de veiligheidsregio’s te versterken. De Veiligheidsdirectie heeft binnen haar gelederen de gemeentesecretaris gemeentelijke oriëntatie (mevrouw Irma Woestenberg, gemeentesecretaris van ‘s-Hertogenbosch) gevraagd om met een breed samengestelde ontwikkelgroep (bestaande uit vertegenwoordigers van de Gemeenten Boxtel, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Land van Cuijk, Landerd, Oss, veiligheidsregio, brandweer en GHOR) een voorstel op te stellen met betrekking tot: a. De gezamenlijke doelstellingen die vanuit de gemeenten aan de veiligheidsregio worden meegegeven ter uitwerking in het Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018. b. Een format waarmee gemeenten hun individuele wensen respectievelijk doelstellingen kunnen formuleren, die in het regionaal beleidsplan als de lokaal te realiseren verbijzondering kunnen worden opgenomen. In het voorstel zal tevens worden meegenomen op welke wijze door de veiligheidsregio rekenschap wordt afgelegd over de realisatie van de doelstellingen van het regionaal beleidsplan. Eindresultaat moet zijn dat de gemeenteraden op voldoende wijze hun betrokkenheid bij de gemeenschappelijke regeling kunnen invullen en dat de veiligheidsregio baat heeft bij deze kaderstelling als basis voor het regionaal beleidsplan en ter uitwerking van het regionaal risicoprofiel te formuleren prioriteiten. De ontwikkelgroep streeft ernaar zo mogelijk voor eind 2014 met een advies aan de Veiligheidsdirectie en het Dagelijks Bestuur te komen. Gestreefd wordt om de wettelijke consultaties van het regionaal risicoprofiel en het bepalen van de gemeentelijke doelstellingen brandweerzorg als onderdeel van de uitkomsten van dit project, gelijktijdig aan de colleges en gemeenteraden voor te leggen. Ter informatie treft u bijgaand het startdocument van de ontwikkelgroep aan.
Bijlage Startdocument ontwikkelgroep gemeentelijke kaderstelling veiligheidsregio
Pagina 1 van 1
AGP 2a-d ABVRBN 20141103 Bijlage MEMO Aan: ontwikkelgroep gemeentelijke kaderstelling Veiligheidsregio (GKVR) Van: Irma Woestenberg Betreft: startdocument Datum: 5 september 2014 Allereerst dank voor je aanmelding voor deze ontwikkelgroep. Het doet me deugd dat aan mijn oproep om samen te werken zo enthousiast gevolg wordt gegeven. In dit startdocument willen we kort de bestuurlijk juridische achtergrond van het ontwikkelproces schetsen en de beleidsmatige achtergrond alsmede afspraken vastleggen over de vergaderdata. Juridische achtergrond In 2015 begint voor de Veiligheidsregio een nieuwe periode van 4 jaar waarvoor het Algemeen Bestuur een nieuw c.q. geactualiseerd risicoprofiel en een nieuw c.q. geactualiseerd beleidsplan moet vaststellen. Dit eist de wet Veiligheidsregio’s. De wet VR kent tevens een relatief nieuwe bepaling: art. 3a: “De gemeenteraad stelt tenminste eenmaal in de vier jaar de doelen vast die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft.” De wetgever draagt de VR op om over het risicoprofiel met de raden overleg te plegen, waarbij aan de raden wordt gevraagd hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. De wet VR bepaalt bovendien dat de burgemeester met de raden overleg pleegt over het ontwerp beleidsplan. En dit alles staat te gebeuren in de context van een belangrijke conclusie uit de landelijke evaluatie van de veiligheidsregio’s, dat de rol van de gemeenteraden moet worden “verstevigd”. In zijn reactie op het rapport van de commissie Hoekstra aan de Tweede Kamer d.d. 22 november 2013, zegt de minister van V&J dat op het gebied van de betrokkenheid van de gemeenteraden winst valt te behalen. In de regiegroep VR is afgesproken om het betrekken van de raden conform de wettelijke opdracht, op een efficiënte en wezenlijke manier te integreren in de ontwikkeling van de plannen en de vaststellingsprocedure binnen de VR. Dit heeft geleid tot een procedurevoorstel, waarmee het DB op 11 juni 2014 heeft ingestemd: 1. Het DBVR stelt het concept risicoprofiel VR vast en stuurt dit aan de gemeenten met het verzoek aan de colleges/burgemeesters om de raad een voorstel te doen over: • Gemeentelijke doelen brandweerzorg • Wensen omtrent in het Beleidsplan VR op te nemen beleid • De informatiebehoefte van de raad omtrent het concept beleidsplan 2. Het ABVR stelt het risicoprofiel vast en het concept beleidsplan 2015-2018 en vraagt de burgemeesters met de raad te overleggen over het conceptbeleidsplan en de resultaten van dit overleg naar het AB terug te koppelen. 3. Het ABVR stelt het Beleidsplan definitief vast. Met deze procedure worden de raden tweemaal geconsulteerd en kan de inbreng van de raden (die dat willen) via een logisch traject expliciet in het definitieve beleidsplan worden opgenomen. Middels deze procedure wordt voldaan aan de wettelijk eis tot het vaststellen van raadsdoelstellingen en tevens invulling gegeven aan de wens tot een grotere betrokkenheid van de raad bij het verlengd lokaal bestuur i.c. de veiligheidsregio. Beleidsmatige achtergrond We willen kaders ontwikkelen waarmee gemeenteraden beter sturing kunnen geven aan de veiligheidsregio.
AGP 2a-d ABVRBN 20141103 Bijlage We streven er naar dat: gemeenten gezamenlijk uitspraken doen over regionale risico’s, wensen ten aanzien van de koers van de VR en regionale doelstellingen voor de brandweer; we willen gemeenten een format kunnen bieden waarin gemeenteraden lokale bijzonderheden kunnen opnemen. Het overleg met de VR over de voorbereiding van het regionaal risicoprofiel en het regionale beleidsplan wordt dus omgekeerd: eerst de uitspraken van de gemeenten, daarna de plannen van de regio, die vervolgens door gemeenten getoetst kunnen worden aan het beleidskader. Nog belangrijker is misschien wel, dat we hiermee een eerste poging willen doen om iets te ontwikkelen waardoor gemeenteraden collectief en individueel invloed kunnen uitoefenen op gemeenschappelijke regelingen. De werkwijze die we gaan volgen is vergelijkbaar met het proces dat we doorlopen hebben rondom het Regionaal Beleidsplan van de politie. We willen een aantal sessies beleggen met een ontwikkelgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van (een aantal van) de 19 gemeenten. Medewerkers van de VR zullen als adviseur aanwezig zijn. Ik zal de ontwikkelgroep voorzitten. Huub van de Langerijt van de afdeling OOV ’s-Hertogenbosch treedt op als penvoerder. De coördinerend burgemeester verlengd lokaal bestuur, burgemeester Buijs van Oss, is enthousiast over het initiatief. De Veiligheidsdirectie VR heeft met de aanpak ingestemd. Met burgemeester Buijs is afgesproken dat de bestuurlijke terugkoppeling en afstemming plaatsvindt in het DB. Vertrekpunten kaderstelling Het is zaak deze kaderstelling niet te formuleren vanuit de professionaliteit van de brandweer maar vanuit de invalshoeken van de raad. We willen dit door regionale samenwerking van de gemeenten oppakken. We kunnen daartoe in de ontwikkelgroep in een gezamenlijke verkenning nagaan welke doelstellingen de gemeenten gemeenschappelijk hebben en deze doelstellingen ook op eenduidige wijze verwoorden. Daarnaast zal een aantal doelen samenhangen met de situatie en locatie van de individuele gemeenten: aanwezigheid van milieugevaarlijke bedrijven, instellingen waarin nietzelfredzamen verblijven, waterwegen (overstromingen), spoor (risicovol goederenvervoer), wensen ten aanzien van integrale handhavingsplannen, alternatieven bij slecht bereikbare locaties en andere zaken die ook kunnen zijn opgenomen in eventuele gemeentelijke veiligheidsplannen. We willen proberen om gezamenlijk een manier te ontwikkelen om deze lokale doelstellingen op te sporen en in kaart te brengen. De materie, waarmee we ons gaan bezig houden is niet gemakkelijk. De activiteiten van de Veiligheidsregio zijn zowel complex qua inhoud als in de relatie naar en tussen de verschillende gemeenten. We moeten ons bewust zijn van het feit dat het verlengd lokaal bestuur is en moet blijven. De veiligheidsregio voert de opgedragen taken regionaal uit en is verantwoordelijk voor kwaliteit en resultaat. Het kader dat de gemeenteraden vaststellen, geeft aan wat de raden (kunnen/mogen) verwachten en dit in de vorm van algemene doelstellingen. Wellicht dat de doelen op het niveau van verbijzondering per gemeente een wat concretere uitwerking kunnen krijgen. Als resultaat wordt gedacht aan een plan, waarin de gezamenlijke doelstellingen staan vermeld en een format waarin gemeenten ook hun individuele wensen c.q. doelstellingen kunnen formuleren. Dit resultaat kan door de veiligheidsregio worden gebruikt als onderlegger voor het door hen voor te stellen regionale beleid; de specifieke gemeentelijke doelen zouden in het plan kunnen worden opgenomen als de lokaal te realiseren verbijzondering. Het eindresultaat moet dus zijn dat de raden op voldoende wijze hun betrokkenheid bij de Veiligheidsregio als gemeenschappelijke regeling kunnen invullen en dat de Veiligheidsregio baat heeft bij deze kaderstelling als basis voor risicoprofiel en beleidsplan. Vertrekpunt is in ieder geval het wettelijk kader: het geheel van wettelijke (kwaliteits)eisen waaraan de Veiligheidsregio op diverse gebieden moet voldoen. Het is van belang om dat kader kort aan de raad te presenteren (bijlage).
AGP 2a-d ABVRBN 20141103 Bijlage
Samenstelling ontwikkelgroep ’s-Hertogenbosch Irma Woestenberg (voorzitter) Huub van de Langerijt (penvoerder) Saskia de Leeuw Oss Emile Broeren Boxtel Ingrid Eerden Heusden Janneke Lamers Land van Cuijk Ruud Schijf Landerd Kevin Veld Veiligheidsregio Carolien Angevaren René van Santvoort Peter Bandsma Van de leden wordt samenwerkingsbereidheid gevraagd en een (strategisch) beleidsmatige en deskundige inbreng. Planning De ontwikkelgroep komt een vijftal keren op vrijdagmorgen bij elkaar van 9.30 tot 12.00, locatie Stadhuis ’s-Hertogenbosch. De volgende data zijn ingepland: 10 oktober 2014 17 oktober 2014 31 oktober 2014 21 november 2014 5 december 2014
Bijgevoegd is een “praatstuk” voor de eerste bijeenkomst van 10 oktober 2014.
AGP 2a-a Aan : Steller :
Algemeen Bestuur Kees Boot
Datum :
12 november 2014
Onderwerp :
Ingekomen stukken
Bijlage :
-
Algemene toelichting INGEKOMEN STUKKEN: Nummer Afzender Datum Onderwerp Korte inhoud
BBN/14-3007 Gemeente ’s-Hertogenobosch/H. van de Langerijt 16 september 2014 Verzoek van de gemeenteraad ‘s-Hertogenbosch Verzoek van de gemeenteraad ’s-Hertogenbosch aan het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio. De gemeenteraad ’s-Hertogenbosch attendeert met deze brief het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio op het genomen raadsbesluit over gemeenschappelijke regelingen en regionale samenwerkingsverbanden. In bijgaand raadsbesluit staan namelijk een aantal verbeterpunten met betrekking tot de raadscontrole op samenwerkingsverbanden. Gemeenteraad ’s-Hertogenbosch wil graag met de vertegenwoordigers van de andere gemeenten in gesprek gaan om samen te bezien hoe deze verbeterpunten geïmplementeerd kunnen worden. De brief bevat vier van de tien verbeterpunten die ’s-Hertogenbosch als individuele gemeente niet alleen kan implementeren. Dat zijn punten die ‘s-Hertogenbosch in dialoog met het dagelijks bestuur en met de deelnemende gemeenten wil oppakken. De vraag is om de vier verbeterpunten te bezien en waar nodig voor te leggen aan het dagelijks en het algemeen bestuur. De vier verbeterpunten behelzen een concreet verzoek om: 1. de planning-en controlecycli van gemeenten en samenwerkingsverband te optimaliseren; 2. een jaarverslag op te stellen met een beleidsmatige terugkoppeling. En deze ter informatie naar de gemeenteraden te sturen; 3. één keer in de 4 jaar een bijeenkomst te organiseren voor alle raadsleden van deelnemende gemeenten; 4. de bestuurlijke overleggen openbaar te maken via de websites van het samenwerkingsverband.
Actie
De gemeenteraad vraagt deze brief met het raadsvoorstel te agenderen voor het dagelijks en algemeen bestuur. Ad verbeterpunt 1: Binnenkort wordt een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen van kracht: beleids- en financiële kaders voor de programmabegroting + voorlopige jaarrekening worden voor 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden; ontwerpprogrammabegroting wordt 8 weken voordat deze ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur wordt aangebonden aan de gemeenteraden toegezonden. Verwacht mag worden dat ook de werkgroep afstemming gemeenschappelijke regelingen (Wobine Buijs-Glaudemans is hiervan voorzitter) met een advies zal komen. Ad verbeterpunt 2: Bij de Veiligheidsregio zijn jaarrekening en jaarverslag reeds gecombineerd. Beleidsmatige terugkoppeling op de uitvoering van de programmabegroting moet op bestuurlijke relevantie worden versterkt. Pagina 1 van 2
Ad verbeterpunt 3: Projectgroep onder leiding van Irma Woestenberg, gemeentesecretaris ’s-Hertogenbosch, werkt momenteel aan een voorstel betreffende door de gemeenteraden te stellen kaders m.b.t. het vierjaarlijkse beleidsplan van de veiligheidsregio, gemeentelijke doelstellingen brandweerzorg, overleg over het regionaal risicoprofiel en het beleidsplan veiligheidsregio. Het lijkt hierbij effectiever om per gemeenteraad een vierjaarlijkse evaluatiebijeenkomst te houden waarin door bestuur en management van de veiligheidsregio rekenschap wordt afgelegd van de realisatie van de doelstellingen van het beleidsplan veiligheidsregio en van de gemeentelijke doelstellingen brandweerzorg. (zie ook 2a-d Versterken relatie gemeenten – veiligheidsregio)
Voorstel Kopie
Ad verbeterpunt 4: Veiligheidsregio Brabant-Noord plaatst vergaderstukken en verslagen van vergaderingen algemeen bestuur reeds op website veiligheidsregio. De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch zal door het Dagelijks Bestuur worden bericht hoe met dit verzoek wordt omgegaan. Bijgevoegd
Proces Processtap
Datum
Dagelijks bestuur (kennisname)
29-10-2014
Algemeen bestuur (kennisname)
12-11-2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld kennis te nemen van de ingekomen stukken.
Akkoord
Ja
Secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Nee
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
2
AGP 2a-a Bijlage ABVRBN 20141112
AGP 2a-b Vastgestelde Besluitenlijst vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 11 juni 2014 Aanwezig: drs. H.A.G. Hellegers (voorzitter), drs. J. Hamming, mw. drs. M.A.H. Moorman, dr.ir. P. Verlaan, F.J. Heeres, A. van Oudheusden, kolonel J. Doense, ing. P.B.M.J.W. de Vet en C.Q. Boot MSM Afwezig met bericht van verhindering: mr. dr. A.G.J.M. Rombouts, mw. drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans, mr. W.A.G. Hillenaar, drs. L.H.J. Verheijen, mr. J. Smarius en mr. B. Nieuwenhuizen. Agenda Onderwerp nr. 2a.
3a. 3b. 3c. 4.
Mededelingen bestuur
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om aan het voorstel tot vaststelling van de Jaarverant¬woording 2013 inclusief resultaatbestemming het instellen van de reserve voor de GHOR toe te voegen. Concept-verslag Dagelijks Besluit: Het Dagelijks Bestuur stelt het verslag van de vergadering op 30 april 2014 Bestuur d.d. 30 april 2014 conform concept vast. Concept-Besluitenlijst Dagelijks Besluit: Het Dagelijks Bestuur stelt de besluitenlijst van de vergadering op 30 april Bestuur d.d. 30 april 2014 2014 conform concept vast. Actielijst Dagelijks Bestuur d.d. Besluit: Het Dagelijks Bestuur neemt de actielijst d.d. 30 april 2014 voor kennisgeving 30 april 2014 aan. Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het Algemeen Bestuur voor te stellen om: Vervanging IBS Registratie 1. Alle colleges van B&W van de gemeenten in de veiligheidsregio te adviseren ter opvolging van Crisis Online over te gaan op de applicatie BOPZ-Online en daartoe per gemeente een individueel contract aan te gaan met Khonraad. 2. Namens de gemeenten Khonraad te verzoeken de verdeelsleutel zoals die is opgenomen in bijlage 2 te hanteren.
5.
Projectplan Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 - 2018
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het Projectplan Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018 vast te stellen.
6.
Programma bevolkingszorg en wijzigingen programmabegroting 2015
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om in te stemmen met de voorgelegde planning met betrekking tot het Programma bevolkingszorg, de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van de Veiligheidsregio Brabant-Noord en de wijziging van de Programmabegroting 2015.
7.
Consultatie gemeenten risicoprofiel en Regionaal Beleidsplan 2015 - 2018
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het procedurevoorstel aangaande het betrekken van gemeenten (colleges en raden) bij het risicoprofiel en beleidsplan vast te stellen.
8.
Voortgangsrapportage “Uitvoering op orde in BrabantNoord april 2014”
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om kennis te nemen van het geactualiseerde rapport “Uitvoering op orde in Brabant-Noord april 2014” en dit met een positief advies ter kennisname voor te leggen aan het Algemeen Bestuur.
9.
Secretaris Veiligheidsregio Brabant-Noord
10.
Convenant drinkwater
Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het voorstel om de heer Verlaan, regionaal commandant brandweer, tevens te benoemen in de functies van directeur en secretaris van de Veiligheidsregio Brabant-Noord met een positief advies aan het Algemeen Bestuur voor te leggen. Voordat het voorstel aan het Algemeen Bestuur wordt voorgelegd vindt overleg tussen de regionaal commandant brandweer en de voorzitter van de veiligheidsregio plaats. Besluit: Het Dagelijks Bestuur besluit om het convenant met samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio Brabant-Noord, eenheid Oost-Brabant politie en Brabant Water met een positief advies ter vaststelling voor te leggen aan het Algemeen Bestuur.
Vastgestelde besluitenlijst vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 11 juni 2014
AGP 2a-b Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 29 oktober 2014. de voorzitter Veiligheidsregio Brabant-Noord,
de secretaris Veiligheidsregio Brabant-Noord,
mr. dr. A.G.J.M. Rombouts
dr.ir. P. Verlaan MCDm
Vastgestelde besluitenlijst vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 11 juni 2014
AGP 2a-c ABVRBN 20141103 Vergaderplanning Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015
Woensdag 8 april Woensdag 24 juni Woensdag 25 november Tijdstip is van 09.30-12.00 uur. Locatie is nader te bepalen in de regio
Memo AGP 2a-d Aan : Steller :
Algemeen Bestuur R. van Santvoort
Datum : Onderwerp :
12-11- 2014
Bijlagen :
1
Versterken relatie gemeenten - veiligheidsregio
Algemene toelichting De Veiligheidsregio heeft onlangs het Regionaal Risicoprofiel Brabant-Noord geëvalueerd en zal dit voor overleg voorleggen aan de gemeenteraden.(Artikel 15 WvR) Gemeenteraden kunnen bij die gelegenheid hun wensen kenbaar maken over het in het Regionaal Beleidsplan op te nemen beleid. Het geactualiseerde risicoprofiel vormt een belangrijke grondslag voor het nieuwe Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018 dat eveneens op dit moment in voorbereiding is. Voorafgaand aan de vaststelling van het beleidsplan overlegt de burgemeester van een gemeente in het gebied van de veiligheidsregio met de gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan. (artikel 14 WvR) De gemeenteraad stelt ten minste eenmaal in de vier jaar de doelen vast die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft. (Artikel 3b WvR) De Commissie Hoekstra (Evaluatie Wet Veiligheidsregio’s) heeft in haar eindrapportage (2013) onder andere geadviseerd om de relatie tussen gemeentebesturen en gemeenteraden en de veiligheidsregio’s te versterken. De Veiligheidsdirectie heeft binnen haar gelederen de gemeentesecretaris gemeentelijke oriëntatie (mevrouw Irma Woestenberg, gemeentesecretaris van ‘s-Hertogenbosch) gevraagd om met een breed samengestelde ontwikkelgroep (bestaande uit vertegenwoordigers van de Gemeenten Boxtel, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Land van Cuijk, Landerd, Oss, veiligheidsregio, brandweer en GHOR) een voorstel op te stellen met betrekking tot: a. De gezamenlijke doelstellingen die vanuit de gemeenten aan de veiligheidsregio worden meegegeven ter uitwerking in het Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018. b. Een format waarmee gemeenten hun individuele wensen respectievelijk doelstellingen kunnen formuleren, die in het regionaal beleidsplan als de lokaal te realiseren verbijzondering kunnen worden opgenomen. In het voorstel zal tevens worden meegenomen op welke wijze door de veiligheidsregio rekenschap wordt afgelegd over de realisatie van de doelstellingen van het regionaal beleidsplan. Eindresultaat moet zijn dat de gemeenteraden op voldoende wijze hun betrokkenheid bij de gemeenschappelijke regeling kunnen invullen en dat de veiligheidsregio baat heeft bij deze kaderstelling als basis voor het regionaal beleidsplan en ter uitwerking van het regionaal risicoprofiel te formuleren prioriteiten. De ontwikkelgroep streeft ernaar zo mogelijk voor eind 2014 met een advies aan de Veiligheidsdirectie en het Dagelijks Bestuur te komen. Gestreefd wordt om de wettelijke consultaties van het regionaal risicoprofiel en het bepalen van de gemeentelijke doelstellingen brandweerzorg als onderdeel van de uitkomsten van dit project, gelijktijdig aan de colleges en gemeenteraden voor te leggen. Ter informatie treft u bijgaand het startdocument van de ontwikkelgroep aan.
Bijlage Startdocument ontwikkelgroep gemeentelijke kaderstelling veiligheidsregio
Pagina 1 van 1
AGP 2a-d ABVRBN 20141103 Bijlage MEMO Aan: ontwikkelgroep gemeentelijke kaderstelling Veiligheidsregio (GKVR) Van: Irma Woestenberg Betreft: startdocument Datum: 5 september 2014 Allereerst dank voor je aanmelding voor deze ontwikkelgroep. Het doet me deugd dat aan mijn oproep om samen te werken zo enthousiast gevolg wordt gegeven. In dit startdocument willen we kort de bestuurlijk juridische achtergrond van het ontwikkelproces schetsen en de beleidsmatige achtergrond alsmede afspraken vastleggen over de vergaderdata. Juridische achtergrond In 2015 begint voor de Veiligheidsregio een nieuwe periode van 4 jaar waarvoor het Algemeen Bestuur een nieuw c.q. geactualiseerd risicoprofiel en een nieuw c.q. geactualiseerd beleidsplan moet vaststellen. Dit eist de wet Veiligheidsregio’s. De wet VR kent tevens een relatief nieuwe bepaling: art. 3a: “De gemeenteraad stelt tenminste eenmaal in de vier jaar de doelen vast die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft.” De wetgever draagt de VR op om over het risicoprofiel met de raden overleg te plegen, waarbij aan de raden wordt gevraagd hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. De wet VR bepaalt bovendien dat de burgemeester met de raden overleg pleegt over het ontwerp beleidsplan. En dit alles staat te gebeuren in de context van een belangrijke conclusie uit de landelijke evaluatie van de veiligheidsregio’s, dat de rol van de gemeenteraden moet worden “verstevigd”. In zijn reactie op het rapport van de commissie Hoekstra aan de Tweede Kamer d.d. 22 november 2013, zegt de minister van V&J dat op het gebied van de betrokkenheid van de gemeenteraden winst valt te behalen. In de regiegroep VR is afgesproken om het betrekken van de raden conform de wettelijke opdracht, op een efficiënte en wezenlijke manier te integreren in de ontwikkeling van de plannen en de vaststellingsprocedure binnen de VR. Dit heeft geleid tot een procedurevoorstel, waarmee het DB op 11 juni 2014 heeft ingestemd: 1. Het DBVR stelt het concept risicoprofiel VR vast en stuurt dit aan de gemeenten met het verzoek aan de colleges/burgemeesters om de raad een voorstel te doen over: • Gemeentelijke doelen brandweerzorg • Wensen omtrent in het Beleidsplan VR op te nemen beleid • De informatiebehoefte van de raad omtrent het concept beleidsplan 2. Het ABVR stelt het risicoprofiel vast en het concept beleidsplan 2015-2018 en vraagt de burgemeesters met de raad te overleggen over het conceptbeleidsplan en de resultaten van dit overleg naar het AB terug te koppelen. 3. Het ABVR stelt het Beleidsplan definitief vast. Met deze procedure worden de raden tweemaal geconsulteerd en kan de inbreng van de raden (die dat willen) via een logisch traject expliciet in het definitieve beleidsplan worden opgenomen. Middels deze procedure wordt voldaan aan de wettelijk eis tot het vaststellen van raadsdoelstellingen en tevens invulling gegeven aan de wens tot een grotere betrokkenheid van de raad bij het verlengd lokaal bestuur i.c. de veiligheidsregio. Beleidsmatige achtergrond We willen kaders ontwikkelen waarmee gemeenteraden beter sturing kunnen geven aan de veiligheidsregio.
AGP 2a-d ABVRBN 20141103 Bijlage We streven er naar dat: gemeenten gezamenlijk uitspraken doen over regionale risico’s, wensen ten aanzien van de koers van de VR en regionale doelstellingen voor de brandweer; we willen gemeenten een format kunnen bieden waarin gemeenteraden lokale bijzonderheden kunnen opnemen. Het overleg met de VR over de voorbereiding van het regionaal risicoprofiel en het regionale beleidsplan wordt dus omgekeerd: eerst de uitspraken van de gemeenten, daarna de plannen van de regio, die vervolgens door gemeenten getoetst kunnen worden aan het beleidskader. Nog belangrijker is misschien wel, dat we hiermee een eerste poging willen doen om iets te ontwikkelen waardoor gemeenteraden collectief en individueel invloed kunnen uitoefenen op gemeenschappelijke regelingen. De werkwijze die we gaan volgen is vergelijkbaar met het proces dat we doorlopen hebben rondom het Regionaal Beleidsplan van de politie. We willen een aantal sessies beleggen met een ontwikkelgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van (een aantal van) de 19 gemeenten. Medewerkers van de VR zullen als adviseur aanwezig zijn. Ik zal de ontwikkelgroep voorzitten. Huub van de Langerijt van de afdeling OOV ’s-Hertogenbosch treedt op als penvoerder. De coördinerend burgemeester verlengd lokaal bestuur, burgemeester Buijs van Oss, is enthousiast over het initiatief. De Veiligheidsdirectie VR heeft met de aanpak ingestemd. Met burgemeester Buijs is afgesproken dat de bestuurlijke terugkoppeling en afstemming plaatsvindt in het DB. Vertrekpunten kaderstelling Het is zaak deze kaderstelling niet te formuleren vanuit de professionaliteit van de brandweer maar vanuit de invalshoeken van de raad. We willen dit door regionale samenwerking van de gemeenten oppakken. We kunnen daartoe in de ontwikkelgroep in een gezamenlijke verkenning nagaan welke doelstellingen de gemeenten gemeenschappelijk hebben en deze doelstellingen ook op eenduidige wijze verwoorden. Daarnaast zal een aantal doelen samenhangen met de situatie en locatie van de individuele gemeenten: aanwezigheid van milieugevaarlijke bedrijven, instellingen waarin nietzelfredzamen verblijven, waterwegen (overstromingen), spoor (risicovol goederenvervoer), wensen ten aanzien van integrale handhavingsplannen, alternatieven bij slecht bereikbare locaties en andere zaken die ook kunnen zijn opgenomen in eventuele gemeentelijke veiligheidsplannen. We willen proberen om gezamenlijk een manier te ontwikkelen om deze lokale doelstellingen op te sporen en in kaart te brengen. De materie, waarmee we ons gaan bezig houden is niet gemakkelijk. De activiteiten van de Veiligheidsregio zijn zowel complex qua inhoud als in de relatie naar en tussen de verschillende gemeenten. We moeten ons bewust zijn van het feit dat het verlengd lokaal bestuur is en moet blijven. De veiligheidsregio voert de opgedragen taken regionaal uit en is verantwoordelijk voor kwaliteit en resultaat. Het kader dat de gemeenteraden vaststellen, geeft aan wat de raden (kunnen/mogen) verwachten en dit in de vorm van algemene doelstellingen. Wellicht dat de doelen op het niveau van verbijzondering per gemeente een wat concretere uitwerking kunnen krijgen. Als resultaat wordt gedacht aan een plan, waarin de gezamenlijke doelstellingen staan vermeld en een format waarin gemeenten ook hun individuele wensen c.q. doelstellingen kunnen formuleren. Dit resultaat kan door de veiligheidsregio worden gebruikt als onderlegger voor het door hen voor te stellen regionale beleid; de specifieke gemeentelijke doelen zouden in het plan kunnen worden opgenomen als de lokaal te realiseren verbijzondering. Het eindresultaat moet dus zijn dat de raden op voldoende wijze hun betrokkenheid bij de Veiligheidsregio als gemeenschappelijke regeling kunnen invullen en dat de Veiligheidsregio baat heeft bij deze kaderstelling als basis voor risicoprofiel en beleidsplan. Vertrekpunt is in ieder geval het wettelijk kader: het geheel van wettelijke (kwaliteits)eisen waaraan de Veiligheidsregio op diverse gebieden moet voldoen. Het is van belang om dat kader kort aan de raad te presenteren (bijlage).
AGP 2a-d ABVRBN 20141103 Bijlage
Samenstelling ontwikkelgroep ’s-Hertogenbosch Irma Woestenberg (voorzitter) Huub van de Langerijt (penvoerder) Saskia de Leeuw Oss Emile Broeren Boxtel Ingrid Eerden Heusden Janneke Lamers Land van Cuijk Ruud Schijf Landerd Kevin Veld Veiligheidsregio Carolien Angevaren René van Santvoort Peter Bandsma Van de leden wordt samenwerkingsbereidheid gevraagd en een (strategisch) beleidsmatige en deskundige inbreng. Planning De ontwikkelgroep komt een vijftal keren op vrijdagmorgen bij elkaar van 9.30 tot 12.00, locatie Stadhuis ’s-Hertogenbosch. De volgende data zijn ingepland: 10 oktober 2014 17 oktober 2014 31 oktober 2014 21 november 2014 5 december 2014
Bijgevoegd is een “praatstuk” voor de eerste bijeenkomst van 10 oktober 2014.
AGP 3a, AB 20141112 Concept VERSLAG Van de besluitvormende vergadering van het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio d.d. 25 juni 2014, Brainwash Stadion De Vliert FC Den Bosch, Victorialaan 21, 5213 JG ‘s-Hertogenbosch Aanwezig: mr. dr. A.G.J.M. Rombouts (voorzitter), drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans, drs. H.A.G. Hellegers, drs. J. Hamming, mevrouw mr. I.R. Adema, R.J. van de Mortel, J. Zwijnenburg-Van der Vliet, A. Walraven, ing. P.M. Maas, P.M.J.H. Bos, mr. J.C.M. Pommer, mr. W.A.G. Hillenaar, M. Bakermans, A.M.H. Roolvink, drs. R.H. Augusteijn, mevr. drs. M.A.H. Moorman, M. Buijs, dr.ir. P. Verlaan MCDm, kolonel J. Doense, drs. A.G.J. de Laat, MPA, MCDm, arts en C.Q. Boot MSM. Afwezig (met bericht van verhindering): Mevr. J. Eugster-van Bergeijk, mevr. M.L.P. Sijbers, K.W.Th. Van Soest, drs. L.H.J. Verheijen, F. Heeres, mr. B. Nieuwenhuizen, A. van Oudheusden en mr. J. Smarius
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering, heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de heer De Laat, die de heer Van Oudheusden, vervangt. De dames Eugster-Van Bergeijk en Sijbers zijn verhinderd, doch mevrouw Eugster-Van Bergeijk zal om 11.30 uur alsnog aansluiten. De heren Van Soest, Verheijen, Heeres, Nieuwenhuizen en Smarius zijn ook verhinderd. De heren Hamming en Augusteijn zullen in verband met andere verplichtingen de vergadering eerder moeten verlaten. In het themagedeelte zal kolonel Joost Doense, plaatsvervangend commandant 13e gemechaniseerde brigade en Regionaal Militair Commandant-Zuid een presentatie inclusief discussie over civiel-militaire samenwerking houden. Na afloop van de vergadering zal de heer Maarten de Gruyter, president-commissaris van FC Den Bosch, een toelichting geven op het project maatschappelijke samenwerking van FC Den Bosch in de regio. 2.
Mededelingen
2a. Bestuur a.
Ingekomen stukken
Besluit: Het Algemeen Bestuur neemt de ingekomen en uitgegane stukken voor kennisgeving aan. De voorzitter en de heer Verlaan lichten de brief aan het Veiligheidsberaad, een adhesiebetuiging aan een soortgelijke brief van het bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost toe. Het Veiligheidsberaad is erop gewezen rekening te houden met het verlengd lokaal bestuur karakter van de veiligheidsregio’s en geen besluiten te nemen met financiële gevolgen voor de veiligheidsregio’s waarvoor niet eerst toestemming van de veiligheidsregio’s is opgehaald. Uit oogpunt van belangenvermenging worden vraagtekens geplaatst bij de combinatie van directeur Instituut Fysieke Veiligheid en secretaris Veiligheidsberaad. In zijn reactie geeft het Veiligheidsberaad aan zich niet te herkennen in kritiekpunten te herkennen. Het Dagelijks Bestuur heeft besloten om met het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost af te stemmen of en zo ja op welke wijze aan het Veiligheidsberaad zal worden gereageerd. b.
Besluitenlijsten vergaderingen Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio d.d. 26 maart 2014 en 30 april 2014.
Besluit: Het Algemeen Bestuur neemt de besluitenlijsten van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur op 26 maart 2014 en 30 april 2014 voor kennisgeving aan. 2b. Politie
1
Niet aanwezig, geen mededelingen. 2c. Hoofdofficier van Justitie Niet aanwezig, geen mededelingen. 2d. Brandweer De heer Verlaan deelt mee dat op 11 juni 2014 een onderhandelaarsakkoord is bereikt over het Sociaal Plan voor Brandweer Brabant-Noord met de in de commissie voor Georganiseerd Overleg afgevaardigde kaderleden van de vakbonden. Zoals bekend hebben de vakbonden het overleg met de werkgevers over de nieuwe cao voor gemeenteambtenaren opgeschort. Als gevolg hiervan dreigde de totstandkoming van het Sociaal Plan hierdoor in het water te vallen. Niettemin is nu toch overeenstemming bereikt over het Sociaal Plan. Binnenkort start de plaatsing van de medewerkers en leidinggevenden in de doorontwikkelde organisatie van Brandweer Brabant-Noord. 2e. GHOR De heer De Laat deelt mee dat Zorgverzekeraars Nederland begin 2014 is gestart met de invoering van de aanbevelingen uit het rapport ‘kwaliteitsvisie spoedeisende zorg’. In een aantal Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) regio ́s worden op dit moment door zorgverzekeraars plannen en voorstellen gepresenteerd hoe zij de herinrichting specialistische spoedzorg zien. Op 10 juni j.l. hebben de zorgverzekeraars in het ROAZ Brabant hun concept regioplan voor Brabant toegelicht. Tijdens deze presentatie is duidelijk geworden dat er in het plan van herinrichting geen rekening is gehouden met de gevolgen van die herinrichting voor de opgeschaalde zorg (als er in één keer een groot aantal slachtoffers zijn). De Directeuren Publieke Gezondheid (DPG-en) van Brabant zullen samen met het ROAZ Brabant in een gezamenlijke schriftelijke reactie aan de zorgverzekeraars hun zorg in deze uiten. Omdat dit landelijk speelt heeft GGD-GHOR Nederland het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de opdracht gegeven om de effecten van de herinrichting spoedeisende zorg landelijk in beeld te brengen. Ook in het Veiligheidsberaad is dit onderwerp actueel aangezien de opgeschaalde zorg een verantwoordelijkheid is van de veiligheidsregio’s. De GHOR zal het bestuur op de hoogte houden van de ontwikkelingen in deze. Op woensdag 30 april j.l. is de GHOR Brabant-Noord geslaagd voor de jaarlijkse externe audit. Tijdens deze audit is het (kwaliteits)managementsysteem getoetst in het licht van de kwaliteitscriteria benoemd in het HKZ certificaat GHOR. 2f. Veiligheidsbureau De heer Verlaan deelt mee dat op dit moment door bureau PWC in opdracht van de landelijk kwartiermaker Landelijke Meldkamer Organisatie een zogenaamde nulmeting wordt uitgevoerd bij het GMC Brabant-Noord en de hiervan deel uitmakende meldkamers politie, brandweer en ambulancezorg. Het resultaat van de nulmeting zal ter fiattering aan de Veiligheidsdirectie en ter vaststelling aan het Dagelijks Bestuur worden voorgelegd. Op 21 mei 2014 is de jaarlijkse systeemoefening rampenbestrijding en crisisbeheersing “Vuurboom” gehouden. In de Loonse en Drunense Duinen werd in samenwerking met de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en de eenheid Oost-Brabant van de politie de bestrijding van een brand in een oplegger met vermoedelijk van een drugslaboratorium afkomstige vaten met chemicaliën bestreden, levensreddende zorg verleend aan gewonde personen, een aanhouding verricht van vermoedelijk vuurwapengevaarlijke personen en tenslotte een gefingeerde grote natuurbrand bestreden in een gebied waarin zorginstellingen aanwezig zijn. Met het oog op de coördinatie van de bestrijding en hulpverlening werd opgeschaald tot Grip 5. De oefening werd beoordeeld door de Inspectie Veiligheid en Justitie. Zodra de evaluatie van de oefening beschikbaar is zal deze aan het bestuur worden voorgelegd, aldus de heer Verlaan. De heer Verlaan vertelt dat binnenkort de colleges van B&W een brief van de voorzitter van de veiligheidsregio kunnen verwachten waarin om medewerking wordt gevraagd van gemeentelijke medewerkers bij het opstellen van het Risicocommunicatiebeleidsplan dat voor de drie Brabantse veiligheidsregio’s zal worden opgesteld. De gemeentelijke inbreng hierbij is cruciaal om de burgers om wie het gaat goed te kunnen bereiken.
2
Verslagen 3a. Concept-verslag Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord d.d. 9 april 2014 De heer Pommer merkt met betrekking tot agendapunt 13. Voorstel uitvoering bevolkingszorgprocessen op pagina’s 5 en 6 op dat hij zich zorgen maakt over de gemeentelijke invulling van de verschillende teams van de regionaal afgesproken organisatie van de bevolkingszorgprocessen. Hij pleit ervoor dat het Dagelijks Bestuur een brief naar de Colleges stuurt met daarin het verzoek de gemeentelijke functionarissen in de verschillende bevolkingszorgteams aan te wijzen, te laten deelnemen aan opleidingen, trainingen en oefeningen en de namen en bereikbaarheid van deze functionarissen naar veiligheidsregio en de 20 gemeenten te communiceren. Mevrouw Buijs-Glaudemans vraagt aandacht voor de oneigenlijke inzet van ten behoeve van rampenbestrijding en crisisbeheersing gepiketteerde communicatiemedewerkers voor niet-crisisbeheersings- of rampenbestrijdingstaken. De heer Buijs geeft aan te begrijpen wat wordt bedoeld doch pleit ervoor ruimte te geven aan de professionele ontwikkeling van de communicatiemedewerkers. Mevrouw Adema onderschrijft de stellingname van de heer Buijs doch geeft aan de hand van een voorbeeld aan dat onnodige drukte kan ontstaan als bij niet aan rampenbestrijding of crisisbeheersing gerelateerde communicatievraagstukken niet alleen zoals gebruikelijk door de gemeentelijke communicatiemedewerker maar voorts ook door de regionale piketfunctionaris van het team voorlichting wordt opgepakt. De heer Verlaan zegt toe contact te leggen met de Coördinerend Gemeentesecretaris op welke wijze het beste naar de Colleges en gemeentesecretarissen kan worden gecommuniceerd over het aanwijzen en het regionaal bekend maken daarvan van gemeentelijke functionarissen in de verschillende gemeentelijke teams van de bevolkingszorgprocessen. Besluit: Het Algemeen Bestuur stelt het verslag van de vergadering op 9 april 2014 overeenkomstig het voorgelegde concept vast. TER INFORMATIE 4.
Voortgangsrapportage “Uitvoering op orde in Brabant-Noord april 2014”
De heer Verlaan licht de voortgangsrapportage kort toe. Zichtbaar wordt dat de laatste witte vlekken in de voorbereidingen van de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing de noodzakelijke groen kleur krijgen. Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om kennis te nemen van het geactualiseerde en op 11 juni 2014 door het Dagelijks Bestuur vastgestelde Voortgangsrapportage “Uitvoering op orde in Brabant-Noord” (2014 tot en met april). TER BESLUITVORMING 5.
Jaarverantwoording en resultaatbestemming 2013 Veiligheidsregio Brabant-Noord
De heer Verlaan deelt mee dat 14 instemmende zienswijzen van Raden en Colleges van Boxmeer, Bernheze, Landerd, Boxtel, Heusden, Sint Oedenrode, Maasdonk, ’s-Hertogenbosch, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert, Oss, Vught en Boekel zijn ontvangen met betrekking tot de Jaarverantwoording 2013, het voorstel tot resultaatverdeling 2013 en de opheffing van de bestemmingsreserve verlofuren Brandweer Brabant-Noord. Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om als volgt te besluiten: 1. Vaststellen van de jaarverantwoording 2013 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord 2. De navolgende resultaatverdeling voor 2013 vast te stellen: Brandweer Brabant-Noord
3
Het positief resultaat 2013 ad € 514.000 als volgt te bestemmen: a) € 514.000 aan de gemeenten te retourneren; Daarnaast de reserve verlofuren eind 2014 op te heffen: b) De reserve verlofuren eind 2014 op te heffen en een bedrag van € 297.000 nu al te restitueren aan de gemeenten naar rato van de ingebrachte verlofbedragen per gemeente. GHOR Een bestemmingsreserve te vormen t.b.v. vakbekwaamheidstraject sleutelfunctionarissen GHOR en het positief resultaat 2013 ad € 82.000 te storten in deze bestemmingsreserve. GMC Voorgesteld wordt om het batige saldo over 2013 van € 136.000, conform de verdeelsleutels, als volgt te bestemmen: a) € 65.000 aan de politie te retourneren; b) € 71.000 aan de gemeenten terug te storten. 6.
Programmabegroting 2015 Veiligheidsregio Brabant-Noord
De heer Hamming licht toe dat de Raad van Heusden de wens heeft uitgesproken om de “Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector” zodanig aan te passen dat aan topfunctionarissen geen hoger salaris dan 100% van het maximumsalaris van een minister mag bedragen. Thans is het wettelijk maximum 130% van het maximumsalaris van een minister. De heer Verlaan laat weten dat er bij veiligheidsregio niemand werkt die meer verdient dan het door de Raad van Heusden gewenste maximum. Naar aanleiding van de tekst over de commissie Hoekstra op pagina 5 vraagt de heer Pommer in hoeverre de veiligheidsregio een jaarlijks verantwoordingsdebat met de gezamenlijke gemeenteraden gaat organiseren? De Verlaan antwoordt dat de veiligheidsregio zoveel mogelijk wil aansluiten bij de initiatieven die daartoe door het Veiligheidsberaad worden ontwikkeld. Zoals op 9 april 2014 door het Algemeen Bestuur is besloten zal op 30 september 2014 in samenhang met de informatiemarkt van Agrofoodcapital een informatiemarkt voor raadsleden worden gehouden waarin de taakuitvoering door de veiligheidsregio en de hierin samenwerkende diensten voor het voetlicht worden gebracht. De heer Hellegers pleit ervoor om de directeur veiligheidsregio in de afzonderlijke gemeenteraden uit te nodigen om de taken, organisatie en het beleid inclusief bezuinigingen van de veiligheidsregio toe te lichten. Mevrouw Buijs-Glaudemans geeft er de voorkeur aan dat de beschikbare schaarse ambtelijke capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. De voorzitter concludeert dat naast de informatiemarkt op 30 september 2014 het aanbod van de regionaal commandant brandweer en directeur veiligheidsregio blijft om desgevraagd een toelichting in een raadscommissie of gemeenteraad te verzorgen. De heer Bos geeft aan dat het College van Boekel in zijn zienswijze heeft aangegeven niet in te kunnen stemmen met de Programmabegroting 2015. Voorts dient te worden aangegeven waarom er niet meer kan worden bezuinigd. De Raad van Boekel vergadert later en heeft dus nog geen zienswijze kunnen afgeven. De heer Bos heeft moeite met het woord “unaniem” in het oordeel van het Algemeen Bestuur op pagina 9 dat het niet verantwoord is om verder op de taakuitvoering van Brandweer Brabant-Noord te bezuinigen. De voorzitter antwoordt dat het woord unaniem wellicht een onbedoelde druk oproept. Echter dit is wel een juiste verwoording van de feitelijke standpuntbepaling door het Algemeen Bestuur.
4
Mevrouw Zwijnenburg – Van der Vliet deelt mee dat de Raad van de gemeente Haaren in haar zienswijze heeft aangegeven niet in te stemmen met de Programmabegroting 2015. Onvoldoende is aangegeven waarom niet verder kan worden bezuinigd. Voorts vraagt de Raad of de huidige feitelijke opkomsttijden geen afbreuk doen aan de veiligheid van burgers en wat de risico’s zijn indien verder wordt bezuinigd. Mevrouw Moorman laat weten dat de Raad van Bernheze instemt met de vaststelling van de Programmabegroting 2015 onder de voorwaarde dat wordt aangegeven waarom verder bezuinigingen niet verantwoord is en wat de risico’s zijn van verdere bezuinigingen. Overigens vraagt zij zich af hoe geloofwaardig het Algemeen Bestuur als trap op, trap af voor de veiligheidsregio in de praktijk niet kan worden waargemaakt. Omdat de gemeente Bernheze een mogelijke aanvullende bezuiniging op de veiligheidsregio reeds had ingeboekt moet nu op andere gemeentelijke uitgaven worden bezuinigd. Van het totale pakket aan gemeentelijke bezuinigingen in Bernheze is circa 25% bestemd om het niet doorgaan van de extra bezuinigingen bij de veiligheidsregio te compenseren. Mevrouw Moorman merkt tenslotte op dat de brief van het Dagelijks Bestuur aan de colleges van 30 april 2014 naar haar oordeel onvoldoende de meningsvorming tijdens de bestuursconferentie op 12 maart 2014 weergeeft. De voorzitter memoreert dat 6 gemeenteraden en colleges hebben aangegeven dat in de Programmabegroting 2015 een tekst moet worden opgenomen waarin onderbouwd wordt aangegeven waarom het Algemeen Bestuur niet verder op de uitgaven van de veiligheidsregio wil bezuinigen. Daartoe is een tekstvoorstel uitgereikt dat in hoofdstuk 1 van de programmabegroting kan worden opgenomen. Het tekstvoorstel is ontleend aan de brief die het Dagelijks Bestuur op 30 april 2014 aan de colleges heeft gezonden. De heer Hillenaar vraagt zich af of de uitgereikte tekst wel de goede weergave bevat van wat het Algemeen Bestuur over het niet verder bezuinigen naar voren wil brengen. De voorzitter recapituleert de conclusies van de bestuursconferentie en de review van de heer Van Strien. Mevrouw Zwijnenburg-Van der Vliet pleit ervoor in beeld te brengen welke risico’s we lopen indien het Algemeen Bestuur tot verdere bezuinigingen besluit. De heer Bakermans merkt op dat de veiligheidsregio op dit moment door geld- en capaciteitsgebrek al niet aan een substantieel aantal wettelijke verplichtingen kan voldoen. De heer Verlaan vat de belangrijkste huidige tekortkomingen samen. In de eerste plaats geldt dat voor de opkomsttijden waarbij bij slechts 31% van gebouwen en andere bouwwerken de brandweer binnen de wettelijke opkomsttijden ter plaatse kan zijn en aan 20 wettelijke taken op dit moment geen uitvoering kan worden gegeven. De op de begroting van de brandweer nog te realiseren bezuiniging van € 400.000 is bedoeld om de kosten te dekken van het alsnog wel uitvoeren van 6 wettelijke taken. Mevrouw Moorman pleit ervoor om de effecten voor het werk en de bereidheid van vrijwilligers om zich voor de gemeenschap voor het vervullen van brandweerdiensten beschikbaar te stellen te benadrukken. Mevrouw Buijs-Glaudemans pleit ervoor om de tekst van de brief die het Dagelijks Bestuur op 30 april 2014 aan de Colleges heeft gezonden integraal in de Programmabegroting 2015 op te nemen. De heer Van de Mortel is van de mening dat de meergenoemde brief van het Dagelijks Bestuur in combinatie met de neerslag van de op 12 maart en op 9 april in het Algemeen Bestuur gehouden presentaties geven een voldoende helder beeld van de overwegingen en besluitvorming van het Algemeen Bestuur om niet verder te bezuinigingen. Burgemeesters hebben ook een eigen verantwoordelijkheid om hun College en Raad te overtuigen. Het feit dat alle burgemeesters in Brabant-Noord unaniem zijn over de onmogelijkheid om zonder grote consequenties voor de veiligheid nog verder op de uitgaven van de veiligheidsregio te bezuinigen vormt een niet mis te verstaan statement. Mevrouw Zwijnenburg-Van der Vliet nodigt de heer Verlaan uit om de Raad van Haaren in een bijeenkomst bij te praten.
5
De heer Buijs vraagt in hoeverre alle eerder besloten bezuinigingen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd? De voorzitter antwoordt dat het Algemeen en Dagelijks Bestuur zichzelf de opdracht hebben gegeven om alle besloten bezuinigingen te realiseren. De voorzitter memoreert dat van de Colleges en Raden in totaal drie zienswijzen zijn ontvangen welke een afwijzing van de Programmabegroting 2015 inhouden en 11 instemmende zienswijzen. Bij 6 hiervan is de voorwaarde gesteld dat in de Programmabegroting 2015 alsnog wordt aangegeven waarom niet verder zal worden bezuinigd en wat de risico’s van verdere bezuinigingen zijn. Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om de Programmabegroting 2015 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord vast te stellen met de kanttekening dat de tekst van hoofdstuk 1 Algemene Ontwikkelingen zal worden aangevuld met een toelichting op de besluitvorming van het Algemeen Bestuur op 9 april 2014 waarom met uitzondering van € 400.000 bij de brandweer voor uitvoering van tot nu toe niet uitgevoerde wettelijke taken en € 50.000 op de uitgaven van de GHOR niet verder op de uitgaven van de veiligheidsregio zal worden bezuinigd en wat de risico’s van het wel doorvoeren van verdere bezuinigingen zouden zijn. Het Algemeen Bestuur besluit de voorzitter en secretaris het mandaat te geven daartoe een tekst op te stellen, die als bijlage bij dit verslag wordt opgenomen: 7.
Eerste begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om: 1. De gewijzigde investeringskredieten van Brandweer Brabant-Noord en GMC Brabant-Noord vast te stellen. 2. De Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord na eerste wijziging vast te stellen. 8.
Secretaris Veiligheidsregio Brabant-Noord
Mevrouw Moorman vraagt of het voorstel een bezuiniging oplevert. De voorzitter antwoordt dat door functies te combineren met die van functionarissen die reeds bij de veiligheidsregio in dienst zijn geen meerkosten ontstaan. Mevrouw Buijs-Glaudemans pleit ervoor om de verschillende rollen die de heer Verlaan gaat vervullen met elkaar in balans te houden. Zij pleit ervoor het accent bij de rollen aan de functie van directeur veiligheidsregio te leggen en binnen de organisatie in de nabijheid van de directeur en secretaris veiligheidsregio voldoende aandacht en mandaat aan bestuurlijke vraagstukken en belangen en het ontwikkelen van tegendenken te geven. De heer Verlaan antwoordt dat hij de verschillende rollen op gepaste wijze zal proberen te vervullen en vraagt daartoe de leden van Dagelijks en Algemeen Bestuur en van de veiligheidsdirectie om hem daarin te steunen en indien gewenst feedback te geven. De heer Verlaan ziet zijn rollen als directeur veiligheidsregio als samenbindend en stimulerend op de multidisciplinaire taken van de veiligheidsregio, zonder daarbij echter in de bevoegdheden van de afzonderlijke directeuren te treden. Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om de heer dr. P. Verlaan MCDm, commandant Brandweer Brabant-Noord, tevens te benoemen in de functies van secretaris en directeur Veiligheidsregio Brabant-Noord. 9.
Convenant drinkwater
Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om het “Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio Brabant-Noord, politie en Brabant-Water” vast te stellen. 10.
Vervanging IBS Registratie
6
De heer Bakermans licht het voorstel toe. De vervanging van Crisis Online is noodzakelijk omdat de softwareleverancier het onderhoud van het programma wegens veroudering binnenkort beëindigd. Een marktverkenning heeft uitgewezen dat er feitelijk maar één alternatief is: BOPZ Online van Khonraad. Dit programma is echter wel gebruiksvriendelijker en wordt door de meeste gemeenten in Nederland gebruikt. De heer Hellegers vraagt aandacht voor begeleiding van psychiaters om op een juiste wijze van het programma gebruik te maken. Mevrouw Zwijnenburg-Van der Vliet wijst op het probleem met de verschillende psychiatrische zorginstellingen van Prisma Brabant in Biezenmortel welke gezondheidskundig op Midden-Brabant zijn georiënteerd. Het is hierdoor noodzakelijk om schriftelijke verklaringen tot gedwongen opname af te geven. De heer Hillenaar laat weten dat de overgang op BOPZ Online de door mevrouw Zwijnenburg-Van der Vliet gesignaleerde problemen zal oplossen. De heer Bakermans spreekt mede namens de heer Hamming zijn dank uit naar de ambtelijke ondersteuning van de gemeenten Vught en ‘s-Hertogenbosch. Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om: 1. Alle colleges van de gemeenten in de veiligheidsregio te adviseren ter opvolging van CrisisOnline over te gaan op de applicatie BOPZ-online en daartoe een individueel contract aan te gaan met Khonraad. 2. Namens de gemeenten Khonraad te verzoeken de verdeelsleutel zoals die is opgenomen in bijlage 2 te hanteren. 11. Rondvraag De heer Maas verzoekt op korte termijn de onlangs aangetreden wethouders in de nieuwe colleges bij te scholen voor het uitoefenen van de taken als loco-burgemeester in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing. De heer Verlaan zegt toe het verzoek onder de aandacht van het Veiligheidsbureau te brengen. THEMATISCH GEDEELTE 12. Civiel-militaire samenwerking De heer Doense licht de belangrijkste uitgangspunten van militaire bijstand, militaire steunverlening en maatschappelijke dienstverlening door de krijgsmacht toe en voorts de hoofdlijnen van de mogelijkheden tot civiel-militaire samenwerking. Door de grote reorganisaties van de afgelopen jaren en de overgang naar een grotendeels op de inzet van beroepspersoneel gebaseerde krijgsmacht is de verbinding met de samenleving gewijzigd en soms ook minder helder geworden. Defensie heeft drie hoofdtaken: • Verdediging van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba. • Bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; • Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal Binnen de derde hoofdtaak kan op dit moment het accent op civiel-militaire samenwerking worden gelegd. Vandaar ook dat elke veiligheidsregio een officier veiligheidsregio kent die door het Regionaal Militair Commando is gedetacheerd. Doordat de officier veiligheidsregio in Brabant-Noord op het veiligheidsregio is geplaatst draagt hij actief bij aan de planvorming, opleidingen, trainingen en oefeningen in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing. De strijdkrachten kunnen dankzij deze betrokkenheid beter inspelen op wensen, behoeften en mogelijkheden van veiligheidsregio’s. Door deel te
7
nemen aan de vergaderingen van de Veiligheidsdirectie en als adviseur aan die van het Dagelijks Bestuur kan de Regionaal Militair Commandant Zuid ook zelf een belangrijke schakelfunctie vervullen. De vraag naar en uitvoering van militaire bijstand en steunverlening draagt positief bij aan het maatschappelijk draagvlak voor defensie. Binnen het Regionaal Militair Commando Zuid is het aantal aanvragen voor militaire bijstand en steunverlening van 65 in 2009 gestegen tot meer dan 160 in 2013. Medio 2014 heeft het aantal aanvragen reeds het getal 100 overschreden. Militaire bijstand en hulpverlening heeft zijn rechtsbasis in de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’s en komt voor rekening van het rijk. Maatschappelijke dienstverlening door de krijgsmacht is aan spelregels gebonden waaraan aanvragen worden getoetst. Zo mag bijvoorbeeld geen concurrentie aan het bedrijfsleven worden aangedaan en moet een erkend maatschappelijk doel zijn gediend. Bij het toekennen van faciliteiten spelen soms ook andere factoren een rol. In de digitale catalogus kan worden geraadpleegd welke capaciteiten van de verschillende krijgsmachtonderdelen beschikbaar zijn. (Zie bijgaande presentatie van kolonel Joost Doense, plaatsvervangend commandant 13e gemechaniseerde brigade en Regionaal Militair Commandant-Zuid.) De voorzitter dankt de heer Doense voor zijn presentatie en de deelnemers aan de vergadering voor hun komst en inbreng en sluit de vergadering. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord, d.d. 12 november 2014. de voorzitter Veiligheidsregio Brabant-Noord
de secretaris Veiligheidsregio Brabant-Noord
mr. dr. A.G.J.M. Rombouts
dr. ir. P. Verlaan MCDm
8
Bijlage bij agendapunt 6 van het verslag van de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord op 25 juni 2015 Op 3 december 2013 is van de Coördinerende bestuurder voor de afstemming van gemeenschappelijke regelingen 1), de burgemeester van Oss een brief ontvangen ten behoeve van het afstemmingsproces tussen gemeenten en gemeenschappelijke regelingen in Noordoost Brabant. Volgens het trap-op-trap-af-principe betekent dit voor alle gemeenschappelijke regelingen dat ten opzichte van de begroting 2014 de bezuinigingen oplopen van 5% in 2015, naar 8% in 2016 en uiteindelijk 9% in 2017. Mét de kanttekening dat wel indexering van lonen en prijzen zal plaatsvinden conform de vigerende regelgeving van onze gemeenschappelijke regeling. De regionaal commandant heeft op basis van een daartoe uitgevoerd onderzoek en gelet op de gevolgen van eerder opgelegde bezuinigingen aangegeven dat verder bezuinigen niet verantwoord is. Het Dagelijks Bestuur van de veiligheidsregio heeft de heer Van Strien, commandant Brandweer Amsterdam, gevraagd een onderzoek uit te voeren en kwam tot dezelfde conclusie. Het Algemeen Bestuur heeft daarom besloten om met uitzondering van een bedrag van € 400.000 bij de brandweer voor bekostiging van tot nu toe niet uitgevoerde wettelijke taken en € 50.000 bij de GHOR niet verder te bezuinigen omdat het bestuur dit niet verantwoord acht. In het navolgende treft u onze argumentatie aan. Zienswijzen raden en colleges naar aanleiding van de ontwerp-programmabegroting 2015 De colleges en raden hebben op die van drie gemeenten na in hun zienswijzen laten weten in te kunnen stemmen met de Programmabegroting 2015. Colleges en/of raden van zes gemeenten hebben aan hun instemming de voorwaarde verbonden dat in de programmabegroting duidelijk wordt aangegeven waarom er niet verder bezuinigd kan worden en wat de concrete risico’s zouden zijn bij verdere bezuinigingen. Hieronder wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Voor de Brandweer betekende de gevraagde bezuinigingspercentages het volgende: Bedragen x € 1.000,-
cummulatieve bezuiniging 2014 Gemeentelijke bijdrage BBN
cummulatieve bezuiniging in % 27.982 cummulatieve bezuiniging in €
2015 5% 1.399
2016 8% 2.239
2017 9% 2.518
Standpunt Algemeen Bestuur d.d. 9 april 2014 over verdere bezuinigingen bij de brandweer Naar aanleiding van het uitgangspunt om volgens het trap-op-trap-af-principe de gevraagde aanvullende bezuiniging te realiseren heeft de regionaal commandant in opdracht van het Algemeen Bestuur uitgebreid onderzocht wat de mogelijkheden en de risico’s hiervan waren. Binnen Brandweer Brabant-Noord zijn bezuinigingsopties onderzocht bij: 1. Overhead & bedrijfsvoering; 2. Risicobeheersing; 3. Rampenbestrijding & crisisbeheersing; 4. Incidentbestrijding. De capaciteit en kosten voor bedrijfsvoering zijn zowel in vergelijking met andere veiligheidsregio’s als met vergelijkbare overheidsorganisaties zodanig laag dat het Algemeen Bestuur heeft vastgesteld dat verdere bezuinigingen hierop niet mogelijk worden geacht zonder de taakuitvoering in gevaar te brengen. Brandweer Brabant-Noord is het goedkoopste brandweerkorps van Nederland 2). Het aantal beroepskrachten is per 1 januari 2014 teruggebracht tot 234,25 fte en het aantal vrijwilligers tot 960. Op dit moment voldoet Brandweer Brabant-Noord voor ongeveer 25% van de taken niet aan de wettelijke eisen 3). Voor wat risicobeheersing betreft zijn alle inspanningen gericht op het behalen van meer veiligheid aan de voorkant van de veiligheidsketen, ondermeer door versterken van risicobeheersing en risicobewustzijn en vergroten van zelfredzaamheid van burgers zelf. Het Algemeen Bestuur ziet geen mogelijkheden om hierop verder te bezuinigingen zonder de veiligheid van burgers in gevaar te brengen. Bovendien zal dan meer geld aan incidentbestrijding moeten worden besteed. Voor rampenbestrijding & crisisbeheersing ziet het Algemeen Bestuur mede gelet op het reeds geringe budget geen verdere mogelijkheden voor bezuinigingen zonder de wettelijke taakuitvoering in gevaar te brengen. In 2013 heeft de Inspectie Veiligheid & Justitie de Veiligheidsregio Brabant-Noord reeds op gebreken in de wettelijke taakuitvoering gewezen. Deze zijn
1) Betreft de burgemeester van Oss in haar rol als voorzitter van het toezichtarrangement op gemeenschappelijke regelingen 2 Volgens CBS gegevens 2012: gemiddelde gemeentelijke uitgaven voor brandweer, rampenbestrijding, brandkranen en
)
in Nederland. Volgens
ten behoeve van de gemeentebesturen in Brabant-Noord.
geneeskundige hulpverlening bij rampen: € 46,80 per inwoner in Brabant-Noord en € 67,30 gemiddeld
gegevens Veiligheidsregio Brabant-Noord bedragen de gemeentelijke uitgaven in Brabant-Noord in 2012 op functie 120
3) Zie brief d.d. 30 april 2014 nr. 2014-U2112 van het Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord aan de colleges van
gemiddeld € 48,80 per inwoner.
B&W inzake bezuinigingen Veiligheidsregio Brabant-Noord.
9
weliswaar inmiddels grotendeels verholpen maar onderstrepen de noodzaak om de thans beschikbare beperkte capaciteit niet verder in te krimpen. Voor wat incidentbestrijding betreft is het Algemeen Bestuur tot het volgende oordeel gekomen: • Bij 70% van onze gebouwen wordt op dit moment niet aan de wettelijke opkomsttijden voor uitrukken bij brand en hulpverlening voldaan4). Het Algemeen Bestuur heeft beleid vastgesteld om beargumenteerd af te wijken van deze normtijden. Het bestuur accepteert daarmee een bestuurlijk risico. Daarnaast is vastgesteld dat nog verder afwijken van deze normtijden de veiligheid van onze burgers in gevaar brengt omdat de brandweer dan nog later ter plaatse komt en het risico bestaat dat geen effectieve redding van slachtoffers meer mogelijk is. Brandweer Brabant-Noord heeft 1 beroepspost (’s-Hertogenbosch) en 1 gecombineerde beroeps-vrijwilligerspost overdag op werkdagen (Rosmalen). De andere 38 posten zijn vrijwilligersposten. Het is in een organisatie met voornamelijk vrijwilligers niet mogelijk om het huidige aantal uitrukposten terug te brengen zonder dat de wettelijke opkomsttijden nog verder worden overschreden. • De train- en oefencyclus voor het beroeps- en vrijwillig brandweerpersoneel is al door eerdere bezuinigingen opgerekt van 1 naar 1,5 jaar. Verder oprekken brengt de inzetbaarheid en veiligheid van de brandweermedewerkers in gevaar. • Door eerdere bezuinigingen wordt het materieel reeds teruggebracht tot het hoogst noodzakelijke. Verder terugbrengen van de sterkte brengt de veiligheid van de burgers en de motivatie en veiligheid van de vrijwillige en beroepsmedewerkers in gevaar. De heer Van Strien, commandant Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft op verzoek van het Dagelijks Bestuur Brandweer Brabant-Noord doorgelicht en stelt dat er sprake is van een goede prijs – kwaliteitverhouding en een lage overhead. Met de opmerking “Het ijs is mooi maar dun, zorg dat het niet breekt!” gaf hij aan dat de organisatie fragiel is. Vrijwilligers en beroepskrachten willen van bestuur, politiek en gemeenschap ervaren dat hun inspanningen gewaardeerd worden. Het Algemeen Bestuur heeft zich tijdens een bestuursconferentie op 12 maart en in een vergadering op 9 april 2014 beraden. Alles afwegende vinden de gezamenlijke burgemeesters het niet verantwoord om nog verder dan de thans reeds opgelegde 24% op de taakuitvoering door Brandweer Brabant-Noord te bezuinigen. Verdere bezuinigingen zullen namelijk grote gevolgen hebben voor de veiligheid van burgers. Daarnaast vinden ze het belangrijk, dat de inzet van de veelal vrijwillige brandweermedewerkers, de waardering krijgt die ze verdient. Het is daarom noodzakelijk om de vrijwillige inzet voor de veiligheid van de samenleving van in de lokale gemeenschappen gewortelde burgers te versterken, te waarderen en daarmee zeker niet ter discussie te stellen. Het Algemeen Bestuur heeft de commandant Brandweer Brabant-Noord wel opgedragen met een voorstel te komen om door herprioritering van taken binnen de begroting een bedrag van € 400.000 vrij te maken om de volgende dringende wettelijke taken uit te voeren waarvoor tot nu toe geen capaciteit beschikbaar was: a. Vernieuwen en verbeteren van het oefenen van brandweerofficieren voor de verschillende operationele functies inclusief de voorgeschreven registratie. b. Vernieuwen en verbeteren van het multidisciplinair oefenen van brandweerfunctionarissen voor het multidisciplinair optreden bij incidenten, rampen en crises inclusief de voorgeschreven registratie. c. Doorvoeren van de beleidsarme invulling van de voorlichting/informatie (brand)veiligheid en risico’s naar verschillende doelgroepen van de bevolking, gemeenten, bedrijven en instellingen. d. Doorvoeren van het wettelijk verplichte integraal kwaliteitszorgsysteem inclusief het houden van de verplichte audits en visitaties. e. Ontwikkelen van beleid en de doorvoering daarvan op het gebied van het verplichte Tweede Loopbaanbeleid voor beroepsuitrukmedewerkers, doorstroom en uitstroom en persoonlijke ontwikkelingsplannen eveneens voor vrijwilligers ter borging van de blijvende inzetbaarheid in een veranderende organisatie en werkveld. Zowel beroeps als vrijwillige brandweermedewerkers zullen organisatiebreed bij het ontwikkelen van dit voorstel worden betrokken. De besluitvorming over de uitwerking van de aanpak van deze wettelijke taken zal leiden tot een wijziging van de Programmabegroting 2015 welke voorafgaand aan de besluitvorming door het Algemeen Bestuur voor het geven van een zienswijze aan de colleges van B&W en de gemeenteraden zal worden voorgelegd. Het Algemeen Bestuur heeft de commandant Brandweer Brabant-Noord opgedragen om met een voorstel te komen waarin door middel van bestuurlijke verantwoording en beargumenteerd afwijken wordt aangegeven aan welke wettelijke taken van de Veiligheidsregio en Brandweer Brabant-Noord als gevolg van het ontbreken van financiële middelen en capaciteit geen uitvoering zal worden gegeven.”
4
)
Brandweer Brabant-Noord behoort qua opkomsttijden tot de 5 slechtst presterende brandweerkorpsen. (Onderzoek Ter Plaatse Inspectie Veiligheid & Justitie 21 juni 2012.)
10
GHOR Brabant-Noord Bezuinigingstaakstelling 2015-2017 Onder verwijzing naar het gestelde bij Brandweer Brabant-Noord is naar aanleiding van de brief van 3 december 2013 van de Coördinerende bestuurder voor de afstemming van gemeenschappelijke regelingen in Brabant-Noord ook aan de GHOR Brabant-Noord gevraagd om ten opzichte van de begroting 2014 aanvullende bezuinigingen te realiseren die oplopen van 5% in 2015, naar 8% in 2016 en uiteindelijk 9% in 2017. Ook hier geldt de kanttekening dat wel indexering van lonen en prijzen zal plaatsvinden conform de vigerende regelgeving van onze gemeenschappelijke regeling. Voor de GHOR betekende de gevraagde bezuinigingspercentages het volgende: Bedragen x € 1.000,-
cummulatieve bezuiniging 2014 Gemeentelijke bijdrage GHOR
cummulatieve bezuiniging in % 1.175 cummulatieve bezuiniging in €
2015 5% 59
2016 8% 94
2017 9% 106
Standpunt Algemeen Bestuur d.d. 9 april 2014 over verdere bezuinigingen bij de GHOR Het Algemeen Bestuur heeft de waarnemend directeur Publieke Gezondheid Brabant-Noord opdracht gegeven om met een voorstel te komen om vanaf 2015 € 50.000 te bezuinigingen op GHOR-taken. Deze bezuinigingen zullen worden meegenomen in de aangekondigde wijziging van de Programmabegroting 2015 welke voorafgaand aan de besluitvorming door het Algemeen Bestuur voor het geven van een zienswijze aan de colleges van B&W en de gemeenteraden zal worden voorgelegd. GMC Brabant-Noord Bezuinigingstaakstelling 2015-2017 Onder verwijzing naar het gestelde bij Brandweer Brabant-Noord is naar aanleiding van de brief van 3 december 2013 van de Coördinerende bestuurder voor de afstemming van gemeenschappelijke regelingen in Brabant-Noord ook aan de GHOR Brabant-Noord gevraagd om ten opzichte van de begroting 2014 aanvullende bezuinigingen te realiseren die oplopen van 5% in 2015, naar 8% in 2016 en uiteindelijk 9% in 2017. Ook hier geldt de kanttekening dat wel indexering van lonen en prijzen zal plaatsvinden conform de vigerende regelgeving van onze gemeenschappelijke regeling. Voor het GMC betekende de gevraagde bezuinigingspercentages het volgende: Bedragen x € 1.000,-
cummulatieve bezuiniging 2014 Gemeentelijke bijdrage GMC
cummulatieve bezuiniging in % 1.296 cummulatieve bezuiniging in €
2015 5% 65
2016 8% 104
2017 9% 117
Standpunt Algemeen Bestuur d.d. 9 april 2014 over verdere bezuinigingen bij het GMC In de komende jaren (streefdatum 2017) zal het GMC Brabant-Noord opgaan in de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid & Justitie. Krachtens het daartoe in 2013 gesloten transitieakkoord is het beheer over het GMC Brabant-Noord per 1 januari 2014 overgegaan naar de landelijk kwartiermaker LMO. Totdat de wijziging van de Wet veiligheidsregio’s die de formele overdracht en bekostiging van deze taken naar de minister van Veiligheid & Justitie regelt een feit is blijft de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het GMC bij de veiligheidsregio. Tot dat moment blijft ook de gemeentelijke bijdrage in de exploitatiekosten van het GMC gehandhaafd. Omdat bij de vorming van de LMO vanaf 2015 reeds landelijk een oplopende bezuiniging van uiteindelijk € 50 miljoen in 2021 moet worden gerealiseerd is naar het oordeel van het Algemeen Bestuur een extra bezuiniging voor dit taakgebied op de begroting van de veiligheidsregio daarmee niet realistisch. Om deze reden heeft het Algemeen Bestuur besloten aan het GMC Brabant-Noord geen aanvullende bezuiniging op te leggen.
11
Voorstel AGP 4 Aan : Steller :
Algemeen Bestuur K.Boot, T.van Emmen, A. Meeuwisse
Datum : Onderwerp :
12-11-2014 Bijlagen : 0 Coördinatiestructuur Projectorganisatie locatie Oost-Brabant Landelijke Meldkamerorganisatie
Algemene toelichting Met het oog op de vorming van de locatie Oost-Brabant van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) is het noodzakelijk een projectorganisatie in te richten. Uiteraard is dit de eerste verantwoordelijkheid van de nog aan te wijzen regionale kwartiermaker voor de locatie OostBrabant van de LMO. Echter deze is op dit moment nog niet aangewezen. De landelijk kwartiermaker LMO zal dit doen na overleg met de besturen van de Veiligheidsregio’s BrabantZuidoost en Brabant-Noord en het management van de betrokken disciplines. Met het oog op een zo goed mogelijke transitie van de huidige Gemeenschappelijke Meldkamer Brabant-Zuidoost en Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord en de hierin samenwerkende meldkamers brandweer, politie en ambulancezorg naar de toekomstige locatie Oost-Brabant is het noodzakelijk om structuur te geven aan de inbreng van alle betrokken partijen. Totdat de Wet veiligheidsregio’s is gewijzigd zijn de besturen van de veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor het instellen en in stand houden van de gemeenschappelijke meldkamers. In de toekomst worden zij samen met de politie en de regionale ambulancevoorziening afnemer van de diensten van de landelijke meldkamerorganisatie. Sedert 1 januari 2014 is het beheer en going concern van de huidige meldkamers door de besturen van de veiligheidsregio’s overgedragen aan de korpschef van de politie, die op zijn beurt deze taak heeft gemandateerd aan de landelijk kwartiermaker LMO. In dit voorstel worden de bestuurlijke en projectmatige begeleiding van de transitie naar de locatie Oost-Brabant van de LMO uitgewerkt. Hierbij zijn de wensen meegenomen van de betrokken dagelijkse besturen en het management van de: - Veiligheidsregio’s Brabant-Zuidoost en Brabant-Noord, - Politie, eenheid Oost-Brabant - Regionale Ambulancevoorziening Brabant-Midden-West-Noord. Over de voorgestelde coördinatiestructuur zal voorafgaande aan de besluitvorming in de dagelijkse besturen uiteraard eerst overeenstemming moeten worden bereikt met de landelijk kwartiermaker LMO. Voorgesteld wordt om een bestuurlijke begeleidingsgroep en een projectgroep te vormen. De bestuurlijke begeleidingsgroep adviseert enerzijds de regionale kwartiermaker locatie OostBrabant van de LMO en de landelijke kwartiermaker LMO en anderzijds de Dagelijkse Besturen van de Veiligheidsregio’s Brabant-Zuidoost en Brabant-Noord en van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord. De projectorganisatie adviseert en ondersteunt de regionaal kwartiermaker locatie Oost-Brabant LMO bij het ontwerp, de inrichting en realisatie van de locatie Oost-Brabant van de LMO. Voorts adviseert de projectgroep de bestuurlijke begeleidingsgroep bij de transitie van de huidige Gemeenschappelijke Meldkamer BrabantZuidoost en het huidige Gemeenschappelijke Meldcentrum Brabant-Noord en de hiervan deel uitmakende meldkamers politie, ambulancezorg en brandweer naar de locatie Oost-Brabant van de LMO. Belangrijk is dat in de deelprojectgroepen medewerkers van de werkvloer worden uitgenodigd met oog op hun borging en betrokkenheid. Uit oogpunt van communicatie is het noodzakelijk niet alleen de medewerkers van de meldkamers en meldcentra maar ook de medewerkers van politie, brandweer en ambulancezorg door frequente voortgangsberichten op de hoogte houden. Zeker niet in de laatste plaats zullen ook de medezeggenschapsorganen van de politie, brandweer en ambulancezorg als vertegenwoordigers van de meldkamermedewerkers moeten worden betrokken. Pagina 1 van 3
Omdat het noodzakelijk is om de regionale kwartiermaker locatie Oost-Brabant LMO de ruimte te geven om binnen zijn door de landelijke kwartiermaker LMO verstrekte mandaat de projectorganisatie in te richten beperkt dit voorstel zich tot de bestuurlijke coördinatie. Omtrent de taken en organisatie van de projectgroep bestaan weliswaar concrete gedachten, maar die worden tot een later moment thans in beraad gehouden. Bestuurlijke begeleidingsgroep: Opdracht: • Advisering voordracht regionaal kwartiermaker locatie Oost-Brabant LMO • Advisering van de regionaal kwartiermaker locatie Oost-Brabant LMO. • Advisering van de landelijk kwartiermaker • Advisering van de Dagelijkse Besturen van de Veiligheidsregio’s Brabant-Zuidoost en Brabant-Noord en het Dagelijks Bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord over de totstandkoming van de locatie Oost-Brabant van de LMO en het daartoe noodzakelijke transitietraject vanuit de huidige Gemeenschappelijke Meldkamer Brabant-Zuidoost en het Gemeenschappelijke Meldcentrum Brabant-Noord en de hiervan deel uitmakende meldkamers van brandweer, politie en ambulancezorg. • Uitwisseling en kennisname resultaten nulmetingen meldkamers politie, brandweer en ambulancezorg en gemeenschappelijke voorzieningen GMK Brabant-Zuidoost en GMC Brabant-Noord. • Advisering over businesscase locatie Oost-Brabant LMO. • Afstemming en advisering over financiële overdrachtsdocumenten GMK Brabant-Zuidoost en GMC Brabant-Noord. • Advisering over finale overeenkomsten overdracht aan locatie Oost-Brabant LMO. • Afstemming en advisering over opschaling, leiding & coördinatie, operationele voorbereiding en informatievoorziening m.b.t. de reguliere en opgeschaalde taken van brandweer, politie, ambulancezorg & GHOR, rampenbestrijding en crisisbeheersing. • Advisering over formatieplan en functieprofielen medewerkers locatie Oost-Brabant LMO. • Advisering over (her)plaatsingstraject medewerkers meldkamers GMK Brabant-Zuidoost en GMC Brabant-Noord. • Afstemming en advisering over beheer en going concern huidige meldkamers GMK BrabantZuidoost en GMC Brabant-Noord. • Adviseren van de kwartiermaker Oost-Brabant van de LMO omtrent de inrichting van de medezeggenschap van de locatie Oost-Brabant van de LMO en tijdens het transitietraject naar de vorming van de locatie Oost-Brabant. • Advisering over en bewaking van de communicatie naar de medewerkers die bij het transitietraject naar de vorming van de locatie Oost-Brabant van de LMO betrokken zijn. Samenstelling: Lid Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost: mevrouw Rianne Donders-De Leest, burgemeester Geldrop-Mierlo (voorzitter) Lid Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord: Jan Hamming, burgemeester Heusden Directeur Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost: Als gevolg van de vacature per 1-08-2014 tijdelijk ingevuld door Laurens, Arts, directeur Bedrijfsvoering Directeur Veiligheidsregio Brabant-Noord: Paul Verlaan Plv. Politiechef, eenheid Oost-Brabant: Simone Steendijk Directeur Regionale Ambulancevoorziening Brabant-Midden-West-Noord: Ger Jacobs Secretaris begeleidingsgroep: Kees Boot
Pagina 2 van 3
Procesgang Processtap
Datum
Consultatie MT’s GMK Brabant-Zuidoost en GMC Brabant-Noord
Week 22/23
Consultatie Directeur Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, voorzitter Veiligheidsdirectie Brabant-Noord, plaatsvervangend chef eenheid OostBrabant politie en directeur RAV Brabant-Midden-West-Noord
Week 25/26
Consultatie ter overeenstemming Landelijk Kwartiermaker LMO
Weken 27/28
Advisering Directeurenoverleg Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost Advisering Veiligheidsdirectie Brabant-Noord
28-08-2014
Besluitvorming Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
08-09-2014
Besluitvorming Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Brabant-Noord
17-09-2014
Informatie aan Algemene Besturen Veiligheidsregio’s Brabant-Zuidoost en Brabant-Noord en RAV Brabant-Midden-West-Noord
Na 17-09-2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld kennis te nemen van het besluit van het Dagelijks Bestuur op 17 september 2014 om: 1.
2.
3.
Akkoord te gaan met de voorgestelde Bestuurlijke Begeleidingsgroep ten behoeve van de regionale kwartiermaker locatie Oost-Brabant LMO en van de Dagelijkse Besturen van de Veiligheidsregio’s BrabantZuidoost en Brabant-Noord en van het Dagelijks Bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening BrabantMidden-West-Noord met het oog op de vorming van de locatie Oost-Brabant van de LMO en de transitie van de huidige Gemeenschappelijke Meldkamer Brabant-Zuidoost en het Gemeenschappelijk Meldcentrum BrabantNoord en de daarin begrepen monodisciplinaire meldkamers politie, brandweer en ambulancezorg naar de locatie Oost-Brabant van de LMO. Namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost mevrouw R. Donders-De Leest, burgemeester Geldrop-Mierlo en namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord de heer drs. J. Hamming, burgemeester van Heusden als leden van de Bestuurlijke Begeleidingsgroep aan te wijzen. De Algemene Besturen van de Veiligheidsregio’s Brabant-Zuidoost, Brabant-Noord en van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant-Midden-West-Noord over de besluitvorming ad 1 en 2 te informeren.
Akkoord
Ja
Nee
Secretaris VR BN: dr. ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit
Paraaf: ……………
Bijlagen -
Pagina 3 van 3
Voorstel AGP 5
Aan : Steller :
Algemeen Bestuur Jan Baas/Kees Boot
Datum : Onderwerp :
3 november 2014
Bijlage :
3
Strategische agenda versterking VR 2014-2016
Algemene toelichting In het Veiligheidsberaad (VB) van 14 februari 2014 is ingestemd met de inhoud van de “Agenda van de veiligheidsregio’s” en de inzet van het VB voor de “Voorwaartse agenda”. Vervolgens heeft op 18 maart een informeel overleg plaatsgevonden tussen het DB VB en de minister van VenJ. Op grond van artikel 37 Wet veiligheidsregio’s kan de minister van V&J landelijke doelstellingen met betrekking tot rampenbestrijding en crisisbeheersing vaststellen. De minister is bereid vooralsnog niet van zijn bevoegdheden gebruik te maken. In het gesprek op 18 maart is in gezamenlijkheid besloten dat een aantal onderwerpen gebaat is bij gezamenlijke inspanningen. Deze onderwerpen zijn vervolgens uitgewerkt door een gezamenlijke werkgroep – waaraan ook directeuren veiligheidsregio’s hebben deelgenomen - en op 16 mei 2014 door het VB vastgesteld. Verder zijn met de minister een tweetal bestuurlijke afspraken gemaakt inzake de functie van directeur veiligheidsregio en de het versterken van de bevolkingszorg. De verantwoordelijkheid voor het oppakken van deze thema’s ligt primair bij de veiligheidsregio’s, maar wordt door de minister aanbevolen. In het VB van 14 februari 2014 is ook aangegeven te hechten aan integraliteit van de agenda’s. In de praktijk bleek eveneens dat de verschillende agenda’s en de gezamenlijke doelstellingen met VenJ voor de nodige verwarring zorgden. Om die reden is ervoor gekozen om de eerder vastgestelde documenten te integreren en hieraan de gezamenlijke doelstellingen met VenJ én de bestuurlijke afspraken toe te voegen, zodat er één strategische agenda voor de veiligheidsregio’s ontstaat. Het VB heeft op 16 mei 2014 ingestemd met deze geïntegreerde agenda. Bestuurlijke afspraken Zoals hierboven aangegeven zijn met de minister van VenJ ook bestuurlijke afspraken gemaakt . Hierbij is het uitgangspunt dat de veiligheidsregio’s verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan. Deze afspraken betreffen de functie van directeur veiligheidsregio en de versterking van bevolkingszorg. Bevolkingszorg is reeds één van de eerste prioriteiten om te worden uitgewerkt voor het volgende VB en wordt in dat kader opgepakt. Voor de functie van directeur veiligheidsregio is door het VB een bestuurlijk standpunt vastgesteld. De overige agenda-onderdelen worden waar mogelijk al opgepakt of in een later stadium uitgewerkt in uitvoeringsvoorstellen. Uitgangspunten Strategische agenda De strategische agenda heeft de ambitie ’bij te dragen aan versterking van de veiligheidsregio’s, vanuit het perspectief van de netwerkorganisatie. De agenda heeft een looptijd van ruim 2 jaar, tot einde 2016. De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan de agenda: • Programmasturing is het basisprincipe om te sturen op het realiseren van de geformuleerde doelstellingen; • Het sturen op effecten, samenhang en risicogerichtheid is noodzakelijk; • De wisselwerking tussen het rijk en de regio’s is nodig voor de verdere ontwikkeling; • Omdat veel geformuleerde inspanningen niet nieuw zijn, is scherpte op de toegevoegde waarde van elke inspanning van belang. Pagina 1 van 4
Met deze uitgangspunten als basis is het volgende hoofddoel geformuleerd: “Nederland veiliger door het voorkomen en tegengaan van maatschappelijke ontwrichting” Voor de uitwerking van deze hoofddoelstelling zijn twee componenten nodig, namelijk het versterken van de risicobeheersing en het versterken van de crisisbeheersing, dit zijn de strategische doelen. Bij het versterken van de risicobeheersing is het van belang te beseffen dat een volledige beheersing van alle risico’s een illusie is. Daarom wordt liever gesproken van “risicogerichtheid”. Dit moet helpen de focus te leggen op de beïnvloedbare risico’s. De versterking van de crisisbeheersing gaat er vanuit dat iets wat je vaker doet, je vaker goed doet. Dit uitgangspunt helpt bij de realisatie van een slagvaardige crisisbeheersing. De hierboven geformuleerde strategische doelen geven richting aan de concrete inspanningen die geleverd moeten worden. Voor wat betreft deze inspanningen worden twee trajecten gevolgd. Het eerste traject omvat de gezamenlijke uitwerking van het Veiligheidsberaad, VenJ en de VNG van de gezamenlijke doelstellingen op het terrein van water en evacuatie, continuïteit en veerkracht en nucleaire veiligheid. Het tweede traject houdt in dat het VB zelf invulling geeft aan inspanningen op zowel inhoudelijk als organisatieniveau. Voor alle inspanningen geldt dat die na het VB van 16 mei concreet uitgewerkt gaan worden, waarbij de strategisch verantwoordelijken in de veiligheidsregio’s betrokken worden en verantwoordelijkheid dragen. De inhoudelijke inspanningen die het VB zelf uitwerkt ter versterking van de risicobeheersing zijn het opstellen van een visie op risicogerichtheid, het positioneren van de veiligheidsregio’s vanuit de ontwikkelingen binnen het Omgevingsrecht en het opstellen van een notitie over hoe het perspectief van de brandweer verbreed kan worden en hoe zij meer maatschappelijk toegevoegde waarde kan leveren. De inhoudelijke inspanningen ter versterking van de crisisbeheersing zijn het versterken van de bevolkingszorg en de zelfredzaamheid van burgers. Daarnaast is in dit kader ook het versterken van de (boven)regionale hoofdstructuur van de crisisbeheersing van belang. Tenslotte zijn organisatorische ontwikkelingen beschreven die als hefboom dienen ter versterking van de veiligheidsregio’s en hiermee van invloed zijn op het versterken van zowel de risico- als crisisbeheersing. Dit zijn het bevorderen van de kwaliteit en vergelijkbaarheid van veiligheidsregio’s, de samenwerking tussen partijen in regio’s stimuleren, afspraken maken over de functie van de directeur veiligheidsregio en het realiseren van gedegen informatiemanagement. Consequenties Op dit moment zijn er geen financiële, personele, organisatorische en/of juridische consequenties verbonden aan deze agenda. Het is evident dat de uitvoering van het voorgestelde werkprogramma deze consequenties wel in zich heeft. Vanuit de regio’s zal inzet gevraagd worden om het werkprogramma te realiseren. Stakeholders De Strategische agenda is gebaseerd op en de resultante van de eerdere versies van de agenda van de veiligheidsregio’s en de voorwaartse agenda. Hiertoe is reeds input opgehaald bij de managementraden en de politie. Deze reacties waren gevoegd bij de stukken voor het VB van 4 februari 2014. De belangrijkste verschillen tussen genoemde eerdere versies en het geïntegreerde document zijn: 1. De strategische agenda brengt samenhang en verbinding aan tussen beide agenda’s; 2. Er wordt een programmatische benadering toegepast op de inhoud en uitvoering; 3. De gezamenlijke doelstellingen met VenJ zijn toegevoegd. De strategische agenda is in deze geherstructureerde vorm niet meer voorgelegd aan de managementraden en de Bestuurlijke Adviescommissies, de inhoud is immers ongewijzigd gebleven op de drie landelijke thema’s na. De latere uitvoeringsplannen zullen uiteraard, zoals gebruikelijk, wel de gebruikelijke raden en gremia passeren voor advies alvorens te worden voorgelegd aan het (DB) VB.
2
Vervolgproces en uitwerking Strategische Agenda (“hoe”) De vervolgstap is dat op de verschillende onderdelen uitvoeringsplannen worden opgesteld, aan de hand van de door het VB vastgestelde prioriteiten (zie hieronder). In deze uitwerkingsplannen wordt de samenhang met het Meerjarenbeleidsplan van het IFV meegenomen. Zo kunnen nieuwe activiteiten die het VB wil uitvoeren worden verwerkt in de werkplan 2015 (met bijbehorende financiering). Het opstellen van de uitvoeringsplannen blijkt echter meer tijd en afstemming te vragen en zal naar verwachting pas eind 2014 zijn afgerond. Bedoeling van het VB is om ze dan voor het geven van een zienswijze aan de besturen van de veiligheidsregio’s voor te leggen. Van de veiligheidsregio’s zullen commitment, personele capaciteit voor het realiseren van de doelstellingen van de uitvoeringsplannen en een bijdrage in de kosten worden gevraagd. Op dit moment is zelfs niet bij benadering aan te geven om welke inspanningen en financiële middelen het daarbij gaat. Prioriteiten Veiligheidsberaad De volgende thema’s zullen als eerste worden voorzien van een concreet uitvoeringsplan, omdat zij van essentieel belang zijn voor de verdere versterking van de veiligheidsregio’s. 1. Kwaliteit en vergelijkbaarheid. Om de onderlinge vergelijkbaarheid te vergroten, van elkaar te kunnen leren en elkaar te versterken dient onder meer een definitie van kwaliteit te worden vastgesteld. In dit kader zal ook een visitatiemodel worden ontwikkeld. 2. Versterken en doorontwikkelen van Bevolkingszorg. Bevolkingszorg wordt steeds professioneler ingericht . Het rapport Bevolkingszorg op orde 2.0 biedt aanknopingspunten voor de verdere doorontwikkeling (staat separaat geagendeerd: agendapunt 7). Vervolgens moet worden uitgewerkt hoe met de minimumeisen om te gaan. 3. Versterking Civiel Militaire Samenwerking. Er wordt een actieprogramma opgesteld voor de concrete invulling van de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en Defensie. Hierbij zullen opleiden/oefenen en risicoprofielen ook worden meegenomen. Ook zal de koppeling met concrete dossiers, zoals Water, worden beschreven. De komende tijd zal een werkgroep bestaande uit afgevaardigden van VenJ, Defensie, directeuren Veiligheidsregio’s en het DB VB aan de slag gaan met het opstellen van het actieprogramma. Waar relevant wordt bij de uitwerking van alle agenda-onderdelen rekening gehouden met aspecten van publieke gezondheid. Deze lopen immers door alle thema’s heen en zijn niet te vangen in één afgezonderd thema. Prioriteiten samenwerking Veiligheidsberaad en VenJ In de Strategische agenda zijn ook de gezamenlijke thema’s opgenomen die in samenwerking met VenJ worden uitgevoerd. Ook hiervoor geldt dat deze in de vorm van uitvoeringsplannen aan het VB worden voorgelegd: 1. Waterveiligheid 2. Continuïteit van de samenleving (voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval ICT, energie, drinkwater, telecom etc.) 3. Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Aanpak Er zal een structuur komen met een bestuurlijke opdrachtgever, te weten DB VB en Minister V&J. Daarnaast is er een ambtelijke stuurgroep bestaande uit secretaris VB, directeur weerbaarheid V&J en voorzitter Raad Directeuren Veiligheidsregio (RDVR). Alle projecten kennen een projectleider VB (vanuit de RDVR) en voor de gezamenlijke doelstellingen ook een projectleider V&J. Voor het overige zal zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande structuren. 3
De ondersteuning voor de projecten zal worden geleverd vanuit het IFV. Hieronder is in een schema weergegeven hoe de toedeling is: Thema
Projectleider VB
Projectleider V&J
Portefeuillehouder DB
Waterveiligheid
Post/Meijer
Scholten
Maatschappelijke continuïteit Nucleair
Littooij
Nog nader te bepalen Nog nader te bepalen Nog nader te bepalen Niet van toepassing
Beerens
Niet van toepassing
Den Oudsten
Niet van toepassing
Noordanus
Ruijs
Kwaliteit en vergelijkbaarheid Bevolkingszorg
Ruijs Bitter/Nog nader te bepalen RDVR lid Stierhout
VCMS
Lenferink Faber
De voorgestelde Strategische agenda veiligheidsregio’s zal vanuit het oogpunt van landelijke doelstellingen input vormen voor het Regionaal Beleidsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015 – 2018.
Procesgang Processtap
Datum
Regiegroep – advies
18-8-2014
KMT – advies
18-8-2014
Veiligheidsdirectie – advies
28-8-2014
Dagelijks Bestuur-besluitvorming
17-9-2914
Algemeen Bestuur-informatie
12-11-2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld om kennis te nemen van de door het Veiligheidsberaad voorgestelde strategische agenda veiligheidsregio’s als gezamenlijk richting gevend kader.
Akkoord
Ja
Nee
Secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Paraaf: ……………
Bijlage(s) 1. Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014-2016. 2. Bijlage bij Strategische Agenda: overzicht thema’s 3. Bijlage bij Strategische Agenda: startdocument gezamenlijke doelstellingen 4
AGP 5, bijlage 1 ABVRBN 20141112
Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014-2016
Veiligheidsberaad Postbus 7010 6801 HA Arnhem www.veiligheidsberaad.nl
[email protected] 026 355 24 99
Colofon Opdrachtgever: Contactpersoon: Titel: Status: Versie: Auteurs:
Veiligheidsberaad Afdeling Bestuurs- en directieondersteuning Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio's 2014-2016 Vastgesteld in het Veiligheidsberaad van 16 mei 2014 1.0 Afdeling Bestuurs- en directieondersteuning
2/13
Inhoud 1. 2. 3. 3.1 3.2 4. 4.1 4.2 4.3 5. 6.
Inleiding Uitgangspunten Agenda Strategische doelen Werkprogramma Versterken risicobeheersing: voorkomen is beter dan genezen! Versterken crisisbeheersing: iets wat je vaker doet, doe je vaker goed! Landelijke inspanningen qua inhoud en organisatie Inhoudelijke inspanningen ter versterking risicobeheersing Organisatorische inspanningen ter versterking van risico- en crisisbeheersing Inhoudelijke inspanningen ter versterking crisisbeheersing Organisatie van de strategische agenda Tot slot
4 4 6 6 6 7 7 10 11 12 13
3/13
1. Inleiding Door de toenemende verstrengeling tussen economie, technologie, ecologie, cultuur en bestuur is de complexiteit van de samenleving enorm toegenomen. Omdat de dreiging vanuit klassieke rampen werd verruimd met nieuwe ramptypen (andersoortige risico’s en dreigingen) is de rampenbestrijding in de loop van de jaren uitgebreid van rampenbestrijding naar crisisbeheersing. De nieuwe vormen van risico’s en dreigingen vragen om een ander soort aanpak, partners en strategie. Dit is ook de belangrijkste aanleiding geweest om crisisbeheersing op een grotere organisatieschaal te organiseren: de veiligheidsregio. De Wet Veiligheidsregio’s beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder een regionale bestuurlijke regie. Het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad heeft besloten om de aanbevelingen van de Commissie Hoekstra, de eerder vastgestelde inhoud van de Agenda van de Veiligheidsregio’s, de Voorwaartse Agenda en de gezamenlijke doelstellingen met de minister van V en J, samen te brengen een ‘strategische agenda Versterking Veiligheidsregio’s’, met een looptijd van twee jaar. Een ambitie die door het bestuur wordt opgepakt en als een belangrijke opgave wordt gezien om de landelijke en regionale inspanningen ter versterking van de veiligheidsregio’s zo goed mogelijk vorm te geven. De strategische agenda bevat zowel afgestemde inspanningen tussen het ministerie van VenJ als Veiligheidsberaad, maar biedt tevens ook een integraal inzicht in wat het Veiligheidsberaad in het geheel aan initiatief neemt om de versterking ter hand te nemen. Voor een nadere uiteenzetting van de strategische agenda gaan we in op de volgende onderdelen: - Uitgangspunten - Strategische doelen - Landelijke inspanningen qua inhoud en organisatie - Organisatie Hierna werken we deze onderdelen paragraafsgewijs verder uit zodat duidelijk wordt wat de agenda inhoudt. De nadere uitwerking van de verschillende onderdelen vindt per onderdeel afzonderlijk plaats en zullen dus apart aan het Veiligheidsberaad worden voorgelegd.
2. Uitgangspunten Agenda De strategische agenda Versterking Veiligheidsregio’s heeft als hoofduitgangspunt dat het voorziet in de gemeenschappelijke ambitie van het bestuur om vanuit de collectieve verantwoordelijkheid met elkaar de veiligheidsregio’s naar een hoger niveau te brengen. Het fundament per veiligheidsregio kan verbeterd worden als veiligheidsregio’s in staat zijn om samen te werken aan de juiste thema’s. Samenwerking en landelijke aanpak lonen in termen van efficiency en kostenbesparing. De voorliggende agenda is op dit principe vormgegeven. Voor het Veiligheidsberaad is het van belang om nog een aantal uitgangspunten te benoemen. - Programmasturing als basisprincipe om maximaal te sturen op verbinding ‘papier en
werkelijkheid’ Kenmerk van een programma (het kader waarin deze agenda moet worden bezien) is dat er gestuurd wordt op het realiseren van de doelstellingen. Voor de strategische agenda is het belangrijk dat helder wordt gemaakt wanneer de doelen zijn gerealiseerd. De vraag ‘wanneer zijn we tevreden’ moet expliciet worden gemaakt, want dat geeft ook aan of uiteindelijk de effecten gesorteerd worden die vooraf beoogd zijn. Daarnaast is een
4/13
belangrijk principe bij programmasturing dat bezien moet worden of allerhande werk aan regulieren en extra inspanningen ook daadwerkelijk die bijdrage leveren, die ervan verwacht wordt. Daardoor is er continu debat over de bijdrage van de inspanningen en zal er ook creatief gekeken worden of andere inspanningen mogelijk niet meer effect kunnen sorteren. Dat maakt dat een programma dynamisch van karakter is en dat helpt ook vernieuwing in de hand om met elkaar op zoek te gaan naar werkende oplossingen. Juist het expliciteren én monitoren van al deze veronderstellingen tussen ‘doelen – inspanningen – resultaten en effecten’ maakt dat er telkens een gesprek is over de relatie tussen de papieren voornemens en de feitelijke effecten. - Sturen op effecten, samenhang en robuustheid
Terecht is door de directeuren veiligheidsregio’s, de commissie bevolkingszorg op orde en anderen opgemerkt dat er meer sturing moet komen op het realiseren van de gewenste maatschappelijke effecten. Programmasturing sluit nadrukkelijk aan op dit uitgangspunt. Feit is wel dat in de onderbouwing van de gewenste effecten en de geleverde inspanningen er meer (wetenschappelijk) onderzoek nodig is om daar meer gefundeerde uitspraken over te kunnen doen. Neemt niet weg dat juist vanuit het programma duidelijk wordt gemaakt wat per inspanning het feitelijk beoogde effect is. Dit alleen al levert een scherper debat op of daarmee de juiste inspanningen worden geleverd. Daarnaast is het belangrijk dat de samenhang van alle inspanningen wordt gezien. Op die manier kan het programma duiden waarom er prioriteit aan bepaalde activiteiten wordt gegeven (en tegelijkertijd ook inzicht bieden in wat er allemaal gebeurt) om de effecten van het programma te realiseren. Het bevorderen van de samenhang der dingen zorgt voor meer robuustheid van de strategische agenda en daarmee ook voor een grotere effectiviteit. - Maximale wisselwerking tussen land en regio’s
Collectieve verantwoordelijkheid voor het versterken van de veiligheidsregio’s maakt dat maximaal gebruik gemaakt moet worden van alle aanwezige kennis en kunde op landelijk en regionaal niveau. Dit werkprogramma gaat uit van het principe dat er al veel gebeurt in de veiligheidsregio’s om het eigen huis goed op orde te hebben. Om die reden is de strategische agenda vooral gericht om met elkaar juist die activiteiten op te pakken die extra waarde toevoegen ten behoeve van de veiligheidsregio’s. Het principe ‘van en voor de veiligheidsregio’s’ is ook voor deze agenda essentieel en richtinggevend. - Wetende dat er al veel is vraagt om scherpte op de toegevoegde waarde van de
inspanningen De strategische doelen zijn niet nieuw en er worden al diverse inspanningen verricht op deze thema’s. Voor veel van de inspanningen geldt dat heel precies gekeken moet worden wat er feitelijk nog nieuw gerealiseerd moet worden of waar verbindingen gelegd kunnen worden. Dat vraagt een timmermansoog en tegelijkertijd historisch geweten om te voorkomen dat er geen werk dubbel wordt gedaan. Bij elke activiteit is het van belang dat heel goed gedefinieerd wordt wat de ambitie is en welk probleem van een oplossing(srichting) wordt voorzien. Scherpte en precisering is voor een betekenisvol werkprogramma in cruciaal, juist ook om het die toegevoegde waarde te laten hebben die we als Veiligheidsberaad nastreven. Kortom: het gaat om het werkend krijgen van alle inspanningen die ook door regio’s worden ervaren als ondersteunend en van toegevoegde waarde in hun eigen versterkingsproces, opdat we maximaal kunnen voldoen aan de doelen die we beogen (en de effecten die we gaan sorteren).
5/13
3. Strategische doelen Werkprogramma ‘Nederland veiliger door het voorkomen en tegengaan (herstel) van maatschappelijke ontwrichting’ is het hoofddoel waar het Veiligheidsberaad voor staat. We willen zoveel mogelijk voorkomen dat er überhaupt sprake is van maatschappelijke ontwrichting en mocht dit onverhoopt toch gebeuren, dan willen we dat een effectief werkende crisisorganisatie ervoor zorgt dat het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Een belangrijke doelstelling aangezien we voor alle burgers in Nederland willen bijdragen aan een veiliger samenleving, waar wij als bestuur en veiligheidspartners richting en inhoud aan geven. Het nader uitwerken van de bovenstaande hoofddoelstelling behelst twee componenten. Aan de ene kant het principe van voorkomen van maatschappelijke ontwrichting (risicobeheersing) en aan de andere kant het principe van het tegengaan van feitelijk voordoende maatschappelijke ontwrichting (crisisbeheersing). Vertaald naar doelstellingen betekent dat er twee strategische hoofddoelen centraal staan: 1. Het versterken van risicobeheersing 2. Het versterken van crisisbeheersing 3.1 Versterken risicobeheersing: voorkomen is beter dan genezen! Een bekend en nog altijd relevant adagium binnen de context van risicobeheersing is: ‘voorkomen is beter dan genezen’. Een breed gedragen beeld is dat vanuit de veiligheidsregio’s op dit onderwerp meer winst behaald kan worden. Vernieuwend op dit thema is dat de illusie van volledige ‘beheersing’ wordt losgelaten en meer gesproken wordt over ‘risicogerichtheid’. Risicogerichtheid gaat er van uit dat niet alle risico’s zijn uit te sluiten en dat het ook niet alleen aan de veiligheidsregio is om daar invloed op uit te oefenen. Risicogerichtheid moet helpen in het leggen van de focus op de beïnvloedbare risico’s. In het verder vertalen (en operationaliseren) van deze hoofddoelstelling zal het gaan om aandacht voor: - Van regelgestuurd naar outcome-denken’ - Van regulerend naar lerend toezicht - Van vergunningen naar duurzame gedragsverandering’. Het verder verfijnen en uitwerken van het risicogericht denken (ook als belangrijke prioriteit benoemd door de directeuren veiligheidsregio’s) moet uiteindelijk leiden tot het versterken van risicobeheersing in Nederland. 3.2 Versterken crisisbeheersing: iets wat je vaker doet, doe je vaker goed! Lector Menno van Duijn stelt dat het niveau van de crisisorganisatie soms achterblijft vanwege het gegeven dat ‘iets wat je zelden doet, je ook zelden goed doet’. Als we deze stelling omdraaien, geldt ook dat ‘iets dat je vaker doet, je ook vaker goed doet’. De centrale vraag voor veel regio’s is wat je kan doen om de ervaringen van de sleutelfunctionarissen in de crisisorganisatie te verbreden en kwalitatief te vergroten. Deze vraag naar een slagvaardige crisisorganisatie moet echter in breder perspectief worden geplaatst door goed te kijken wat er nog meer gestimuleerd kan worden om de crisisbeheersing te versterken. Alle veiligheidsregio’s zijn dagelijks bezig met het versterken van de crisisbeheersing in de regio. In de strategische agenda moet goed nagedacht worden hoe juist op dit onderwerp de wisselwerking tussen de regio’s gestalte kan krijgen om de versterking van crisisbeheersing landelijk van een impuls te voorzien. Onderzoeken naar aanleiding van grootschalige incidenten en crises en tussentijdse meetmomenten vanuit bijvoorbeeld de Inspectie VenJ laten nog vaak zien dat er de nodige winst te behalen valt op het thema crisisbeheersing. Voor het Veiligheidsberaad meer dan genoeg reden om het versterken van de crisisbeheersing als tweede strategische hoofddoel te benoemen.
6/13
4. Landelijke inspanningen qua inhoud en organisatie Nu de strategische doelen zijn benoemd is het vervolgens van belang om de doelen te vertalen naar concrete inspanningen. Op voorhand moeten hierover twee opmerkingen worden gemaakt. Allereerst geldt dat omtrent de inspanningen voor het versterken van de risicobeheersing er twee parallelle trajecten plaatsvinden. Met de Minister van Veiligheid en Justitie is door het DB van het Veiligheidsberaad afgesproken dat er een gezamenlijke uitwerking komt op een drietal thema’s. Dit zijn de thema’s water en evacuatie, continuïteit van de samenleving en nucleair. Deze onderwerpen worden in het totaalprogramma meegenomen, maar duidelijk moge zijn dat qua organisatie en sturing deze thema’s gezamenlijk worden vormgegeven door VenJ en het Veiligheidsberaad. Ten tweede geldt dat we als Veiligheidsberaad de inspanningen zowel op inhoudelijk niveau als op organisatieniveau invulling geven. De ambitie is om inhoudelijk meerwaarde te genereren op risico- en crisisbeheersing. Tegelijkertijd willen we ook landelijk effect sorteren in het versterken van de organisatie van de veiligheidsregio’s. Dit past in de gemeenschappelijkheid van de ambitie en het stimuleren van collectieve verantwoordelijkheid van bestuur en veiligheidsregio’s. Hierna zullen we de inspanningen per strategische hoofddoelstelling nader uitwerken. In deze notitie kiezen we er bewust voor om de activiteiten op hoofdlijnen te beschrijven. Zoals hiervoor aangegeven zal de strategische agenda per inspanning moeten weergeven wat de veronderstelde bijdrage gaat zijn en hoe hierin ‘historie en ervaring’ maximaal benut wordt. De echte meerwaarde zit in het preciseren van de doelstellingen en de wil om het thema te verdiepen en te vernieuwen. 4.1 Inhoudelijke inspanningen ter versterking risicobeheersing Zoals hierboven aangegeven dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de inspanningen die in samenwerking tussen VenJ en het Veiligheidsberaad worden uitgevoerd en de inspanningen die vanuit het totale programma (=agenda) worden uitgevoerd (en aangestuurd). Hierna wordt eerst ingegaan op de drie gezamenlijke activiteiten en daarna worden de andere inspanningen kort toegelicht. Gezamenlijke inspanningen Veiligheid en Justitie en Veiligheidsberaad Water en evacuatie Een beschermd Nederland, tegen de gevolgen van te veel of juist te weinig water. Een plek waar een ieder veilig kan wonen, werken en recreëren. Dat is de gezamenlijke ambitie waar de Nederlandse overheid voor staat. Alhoewel er kennisleemtes ten aanzien van dit onderwerp zijn, is er ook veel informatie beschikbaar en zijn er veel best practices. Die informatie en kennis is echter versnipperd aanwezig en lastig toegankelijk voor burgers, maar ook voor professionele partijen. Op dit terrein veranderen (wetenschappelijke) inzichten snel. Diverse organisaties werken, al dan niet in samenwerkingsverbanden, aan het thema ‘water en evacuatie’. Deze gezamenlijke doelstelling beoogt de individuele en gezamenlijke ambities van samenwerkingspartijen (veiligheidsregio’s, departementen, waterschappen etc.) te bepalen met als resultaat het ontwikkelen van een adequate rampenbeheersing bij overstromingen, als integraal onderdeel van meerlaagsveiligheid (dus in samenhang met waterkeringen en ruimtelijke inrichting) en het realiseren, door effectieve samenwerking zowel in preparatie, respons als risicobeheersing, van een acceptabel risico. Continuïteit van de samenleving, voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval In ons dagelijks leven maken we voortdurend gebruik van elektriciteit, ICT, telecommunicatie, drinkwater enzovoorts. Maar wat als een dergelijk proces, om welke
7/13
reden dan ook, uitvalt? Deze uitval kan voor grote maatschappelijke problemen en onrust zorgen. Door deze toegenomen verwevenheid en afhankelijkheid van de samenleving van dergelijke processen is van belang dat er aan goede informatiepreparatie wordt gedaan en er goede afspraken zijn gemaakt tussen het Rijk, de veiligheidsregio’s, de politie en de private partners om voldoende veerkracht te kunnen tonen op het moment van grootschalige uitval. Vanuit het perspectief van de veiligheidsregio als netwerkorganisatie. Op deze manier kan discontinuïteit van de samenleving zoveel als mogelijk worden voorkomen, maar niettemin is het noodzakelijk om in tijden van crises de veerkracht van burgers en partijen te stimuleren. Daarom is de gezamenlijke ambitie dat grootschalige uitval, verstoring of aantasting van de continuïteit van de samenleving kan worden voorkomen of geminimaliseerd door effectief samen te werken in risico- en crisisbeheersing. De veiligheidsregio’s,het rijk en de crisispartners maken daartoe afspraken op het terrein van alertering, alarmering, planvorming, opleiden, trainen, oefenen en risico- en crisiscommunicatie, die aantoonbaar bijdragen aan de robuustheid en veerkracht van de samenleving. Ook is een nadere duiding nodig bij welke vitale sectoren de kwetsbaarheid het grootst is en welke dus met voorrang moeten worden opgepakt. Nucleaire veiligheid Nederlanders hebben veel voordeel van nucleaire kennis. Door de ontwikkelingen op het nucleaire terrein hebben we de beschikking over elektrische auto’s, zonnecellen en ook ziekten als kanker zijn te bestrijden met in Nederland gefabriceerde radioactieve geneesmiddelen. Deze ontwikkelingen brengen ook gevaren met zich mee, waar de samenwerkingspartners een grote verantwoordelijkheid in hebben. Deze behelst de veiligheid op en rond kerninstallaties te garanderen, maar ook daadkrachtig in te grijpen en te handelen op het moment dat een incident zich voor doet. In dit kader is het van belang zicht te krijgen op ieders taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden als het gaat om de voorbereiding op en de bestrijding van een nucleair incident. De grens tussen verantwoordelijkheden van het Rijk en regio hebben in het verleden aanleiding gegeven tot onduidelijkheid, vandaar dat deze gezamenlijke doelstelling tracht hieraan invulling en betekenis te geven, waarbij de urgentie voor iedere veiligheidsregio evident is (en dus ook niet alleen gerelateerd wordt aan kerncentrales binnen of buiten onze landsgrenzen, maar het gaat om voorkomen en tegengaan van grootschalige incidenten met ioniserende straling). De veiligheidsregio’s, het rijk, exploitanten en andere crisispartners hebben als gezamenlijke ambitie om door effectieve samenwerking in risico- en crisisbeheersing (inclusief nafase/herstel) adequaat te kunnen reageren op een nucleair of radiologisch incident, binnen of buiten de eigen landsgrenzen. Van het rijk, de veiligheidsregio’s en andere crisispartners wordt verwacht dat deze de effecten van mogelijke maatregelen bij (een dreigende) stralingsincident vooraf kennen en in staat zijn om gegeven de beschikbare ruimte en capaciteiten optimale beslissingen te nemen en goed samen te werken. Dit betekent dat zij aan moeten kunnen geven wat wel en niet van elkaar te kunnen verwachten en hoe zij met verschillende dreigingsituaties moeten omgaan. Dit vereist enerzijds de gebiedsgerichte en regio-overstijgende samenwerking tussen bron- en effectregio’s te versterken (ook grensoverschrijdend). Anderzijds vraagt het om versterking van de samenwerking tussen Rijk-regio’s, zowel in de preparatie en respons, om samenhangende nucleaire veiligheidsstrategieën uit te werken, te implementeren, te trainen, op te leiden en beoefenen, uit te voeren en te verbeteren. Om dit te realiseren is een gedeelde en onderhouden kennis en informatiebasis nodig, door het ontwikkelen, ontsluiten en delen van kennis, informatie, ervaring en expertise, onder meer in databestanden en beslissingsondersteunende systemen.
8/13
Inspanningen Veiligheidsberaad1 Opstellen visie risicogerichtheid Zoals hierboven genoemd is het van belang om qua denken meer inhoud te geven aan wat risicogerichtheid inhoudt voor de veiligheidsregio’s. Dit wordt gezien als een kentering in het denken over veiligheid. Het is duidelijk dat niet een exclusief thema is voor de veiligheidsregio’s; vele andere partijen (RUD, provincies, gemeenten, private partijen) hebben verantwoordelijkheden op dit onderwerp en zijn ook nodig om verandering in denken (en doen) te realiseren. De opgave is om eerst een visie op te stellen over risicogerichtheid aansluitend bij de diverse ontwikkelingen die spelen (denk aan de Omgevingswet). De veiligheidsregio wil in deze meer aan de voorkant komen en daarin een actieve rol vervullen om na te denken over de risico’s en veiligheidsaspecten inzake de fysieke leefomgeving en daarin tot doordachte keuzes te komen over aanvaarbare of onaanvaardbare risico’s. Thema’s als risicobewustzijn, tolerantiegrenzen, participatiemaatschappij krijgen hierin een plaats. Positioneren Veiligheidsregio’s vanuit ontwikkeling omgevingswet/ omgevingsrecht In het verlengde van de op te stellen visie op risicogerichtheid is het voor veiligheidsregio’s cruciaal om vooral ook met de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) tot een intensieve samenwerking te komen. In dit kader is de ontwikkeling binnen het omgevingsrecht van belang. In deze is het belangrijk om in samenwerking met het veld meer handelingsperspectief te creëren. Om de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en RUD’s van de gewenste impulsen te voorzien zal daarvoor een duidelijk kader worden ontwikkeld.. Om meer nadruk te leggen aan het voorkomen en beheersen van risico’s is het van belang dat de veiligheidsregio goed gepositioneerd wordt aan de voorkant van de risicoketen. Een benadering die vooral in de omgeving van de veiligheidsregio’s geen automatisme is en daarom vraagt om een duidelijk kader en positionering. Innovatie Brandweerzorg2 Met de visie Brandweer over Morgen (die thans in 2014 herijkt wordt) heeft de brandweer belangrijke stappen gezet op het thema innovatie. Innovatie gericht op het vergroten van het maatschappelijk rendement en het bijdragen aan de zorg voor de continuïteit van het maatschappelijk leven. Nu de regionalisering in alle regio’s voltooid is, kan vanuit de brandweer de volgende slag gemaakt worden op het innoveren en versterken van de brandweerzorg. Deze richt zich in ieder geval op twee aspecten. Ten eerste wordt het perspectief van brandweerzorg verder verbreed naar diverse partijen die daaraan – naast de brandweer - een bijdrage kunnen leveren. Een filosofie die ook concreet moet worden vertaald naar wat daar aan activiteiten in mogelijk is (hoe kunnen bijvoorbeeld initiatieven worden gestart om het brandveilig leven te bevorderen). Ten tweede speelt ook in deze de vraag hoe de maatschappelijke toegevoegde waarde van de brandweer verder kan worden versterkt. Een vraag in deze is bijvoorbeeld hoe een lokale post voor verschillende maatschappelijke doeleinden kan worden gebruikt om de effectiviteit te vergroten (denk als voorbeeld aan ‘Brandweer in de wijk naar de toekomst’). Naast deze aspecten is in het kader van risico- en crisisbeheersing ook belangrijk om brandweerspecifieke thema’s op te pakken zoals variabele voertuigbezetting en opkomsttijden. Publieke gezondheid Groeiende aandacht voor publieke gezondheid bij incidenten en rampen is gewenst. Bij de meeste calamiteiten blijkt ook de publieke gezondheid in het geding en kan zelfs groter effect hebben dan het incident zelf.
1 2
Hierna volgen enkel nog inspanningen die door het Veiligheidsberaad geïnitieerd en aangestuurd worden. Deze inspanning heeft zowel betekenis voor de bijdrage aan risico- als crisisbeheersing.
9/13
4.2 Organisatorische inspanningen ter versterking van risico- en crisisbeheersing Om invulling te geven aan de ambitie om maximaal van elkaar te leren en elkaars kennis/ervaring te benutten, heeft het Veiligheidsberaad besloten om ook voor de organisatie van de veiligheidsregio’s een aantal gezamenlijke activiteiten te benoemen. Deze organisatorische inspanningen worden gezien als een belangrijke hefboom ter versterking van het geheel en daarmee direct van invloed op zowel een versterkte risicobeheersing als crisisbeheersing. Hierna werken we de inspanningen kort nader uit. Kwaliteit en vergelijkbaarheid veiligheidsregio’s De kwaliteit van de veiligheidsregio’s kan in veel gevallen nog onvoldoende inzichtelijk worden gemaakt en bovendien niet onderling vergeleken worden. Op basis van een gezamenlijke definitie kan worden bepaald welke instrumenten nodig zijn om de beoogde kwaliteit te bereiken. Pas dan kan benchmarking plaatsvinden en kunnen veiligheidsregio’s van elkaar leren. Hieruit volgt ook een zekere mate van uniformering en standaardisatie. Een vervolgstap is de realisatie van een kwaliteitszorgsysteem voor veiligheidsregio’s waarmee de geleverde prestaties ten opzichte van de gewenste prestaties inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Een kwaliteitszorgsysteem bestaat uit kwaliteitsnormen. Kwaliteitsnormen zeggen iets over de eisen die je aan de organisatie stelt om de prestaties inzichtelijk te maken, niet over de prestaties die de organisatie levert. Wel over hoe je de door de opdrachtgever gewenste prestaties formuleert en terugkoppelt. Een kwaliteitszorgsysteem geeft regio’s de mogelijkheid om te rapporteren over hun prestaties en verbeteringen te identificeren. Er zijn reeds lopende ontwikkelingen op het gebied van landelijke monitoringssystemen. Denk aan Cicero (kwaliteitsnormen en -instrumenten brandweer) en Aristoteles (prestatiemeting en verantwoording veiligheidsregio’s). Bij de ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor de veiligheidsregio’s moet een verbinding worden gelegd met lopende ontwikkelingen, zoals de visitaties en kostenanalyses van veiligheidsregio’s. Het is daarbij van belang gezamenlijk afspraken te maken over welke parameters inzichtelijk gemaakt gerapporteerd dienen te worden zodat onderlinge vergelijking tussen regio’s mogelijk wordt (uiteraard ruimte voor maatwerk als gevolg lokale afspraken). Dit thema zal met voorrang worden uitgewerkt in concrete uitvoeringsvoorstellen. Samenwerking in de regio: versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking Veiligheidsvraagstukken zijn dermate complex dat de inbreng van partners uit verschillende sectoren noodzakelijk is. In het versterken van de samenwerking ligt voor alle veiligheidsregio’s een continue opgave (mede ook omdat de omgeving continu in beweging is). De veiligheidsregio’s hebben een belangrijke regiefunctie om de samenwerking met hun partners in de regio goed te borgen. Het gaat hier niet alleen om de klassieke partners (als politie en defensie), maar juist ook om de publieke en private partijen die op allerhande relevante thema’s een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Daar waar partners nationaal zijn georiënteerd, is het van belang dat de veiligheidsregio’s als collectief optreden. Dit is ook de reden waarom op initiatief van het Veiligheidsberaad met belangrijke vitale partners op regionaal niveau convenanten zijn afgesloten naar landelijk vastgesteld model als begin voor een duurzame samenwerking. Belangrijk is dat de ambitie op onderwerpen sturend is op hoe je als regio samenwerkingsrelaties inricht en feitelijk vorm geeft. Samenwerking is geen doel op zich, maar is een belangrijke hefboom om onderwerpen in samenhang verder te brengen. Landelijk zal worden voorzien dat zowel op inhoud als qua verdieping van het thema samenwerking handreikingen worden geboden om samenwerkingsverbanden succesvol in te richten. Daarnaast is het ook van belang dat de samenwerking met ondermeer politie en defensie op landelijk en regionaal niveau goed geborgd worden (mede ook door de ontwikkelingen die in de organisaties plaatsvinden). In dit kader biedt de quick scan Versterking Civiel-Militaire Samenwerking goede aanknopingspunten voor verdere uitwerking van de gewenste samenwerking. VCMS zal met voorrang worden opgepakt en worden omgezet in een actieprogramma dat aan het Veiligheidsberaad wordt voorgelegd.
10/13
Rol en positie directeur Veiligheidsregio Op dit moment wordt de functie en positie van de directeur veiligheidsregio verschillend ingevuld. Dat draagt niet bij aan de gewenste onderlinge samenwerking tussen regio’s, de samenwerking met partners en met het Rijk. Doel is om de functie van de directeur Veiligheidsregio landelijk meer uniform te borgen, zodat ook explicieter wordt wat hun taken zijn op het initiëren van samenwerkingsverbanden en hun bijdrage aan het versterken van de risico- en crisisbeheersing. Het Veiligheidsberaad stelt een bestuurlijk standpunt op inzake de functie van directeuren veiligheidsregio’s. Informatievoorziening Dit onderwerp kan niet los worden gezien van de ontwikkelingen die nu plaatsvinden in de vorming van een Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). De LMO wordt verantwoordelijk voor de Meldkamer en de daarbij horende landelijke informatie- en communicatievoorziening. Helder is dat de veiligheidsregio’s verantwoordelijk blijven voor het stellen van de behoefte en het ophalen van de vraag. Ook in het kader van het kunnen waarmaken van de gezagsrol is een belangrijke rol weggelegd voor de veiligheidsregio’s. Belangrijk is goed aandacht te hebben voor de consequenties voor de veiligheidsregio’s van de verdere standaardisatie van de werkprocessen en informatievoorziening. In dit kader is het van belang dat het Veiligheidsberaad sturing blijft geven aan het versterken van het netcentrisch werken en een geo-voorziening. In deze kan vanuit de strategische agenda goed aangesloten worden op hetgeen reeds plaatsvindt binnen het Programmaoverleg Informatievoorziening (POI). Informatievoorziening is bij uitstek een terrein waarop motiverende factoren als kostenefficiency en meerwaarde zich al ruimschoots hebben bewezen. Samenwerking en landelijke aanpak lonen. Positionering Veiligheidsberaad Een laatste organisatorische inspanning die in dit kader benoemd wordt is de continue aandacht voor een effectieve positionering van het Veiligheidsberaad. Het is van belang dat niet alleen de veiligheidsregio’s zelf, maar ook het Veiligheidsberaad zich verder ontwikkelt. Dit is nodig om de ambities en inspanningen die in deze Strategische Agenda benoemd zijn te realiseren. Het is daarom van belang te onderzoeken hoe het Veiligheidsberaad in de toekomst verder kan groeien naar bestuurlijk platform dat namens de afzonderlijke veiligheidsregio’s over voldoende bestuurskracht beschikt, binnen de kaders van verlengd lokaal bestuur. Het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad vervult hierbij een initiërende rol; de uiteindelijke positie en rol van het Veiligheidsberaad dient echter te worden gedragen en gedeeld door alle leden en de veiligheidsbesturen van de afzonderlijke regio’s. 4.3 Inhoudelijke inspanningen ter versterking crisisbeheersing Versterken bevolkingszorg De bevolkingszorgprocessen zijn belangrijke processen in de crisisbeheersing en hebben grote impact op het effect en met name de beleving van het effect door burgers en getroffenen. De uitvoering van deze processen is niet optimaal en in inspectierapporten komt regelmatig naar voren dat de bevolkingszorgprocessen niet goed genoeg zijn uitgevoerd. Dit komt deels door niet passende toetsingskaders, maar deels ook doordat gemeenten en regio’s met elkaar nog druk doende zijn met de implementatie en de manier van organiseren van de bevolkingszorgprocessen. Opgave voor de komende periode is om het professionaliseren van de bevolkingszorgprocessen in samenhang te bezien en daarin landelijk als regio’s gebruik te maken van best practices en ontwikkelpotentieel. Deze activiteit hangt sterk samen met het vergroten van de kwaliteit en vergelijkbaarheid tussen regio’s. Hier gaat het niet om het bedenken van nieuwe ideeën, maar om gezamenlijk de implementatiekracht te vergroten, zodat bevolkingszorg een volwaardige kolom is binnen het totaal van de crisisbeheersing. Met de minister van VenJ is een bestuurlijke afspraak gemaakt dat dit thema met prioriteit aandacht behoeft. Om die reden zal het ook met voorrang worden opgepakt.
11/13
Versterken zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is gerelateerd aan communicatieve uitingen en zal integraal onderdeel moeten uitmaken van de in de toekomst te ontwikkelen (beleids)instrumenten. Zelfredzaamheid houdt in dat burgers eigen verantwoordelijkheid nemen en dat de overheid dit goed meeneemt in beleid, plannen en procedures. Het expertisecentrum zelfredzaamheid is ingericht om initiatieven te continueren, innovaties te doordenken en regio’s te helpen met het verder brengen van dit onderwerp. Dit onderwerp hangt ook nauw samen met de inhoudelijke thema’s die gezamenlijk worden opgepakt met VenJ als het gaat om de thema’s water en evacuatie, continuïteit en veerkracht en nucleaire veiligheid. Versterken (boven)regionale hoofdstructuur crisisbeheersing Effectieve crisisbeheersing valt of staat bij een goede crisisorganisatie, waarvoor geldt dat er 24/7 een hoofdstructuur ingericht kan worden met vakbekwame functionarissen - die opgeleid en getraind zijn - om de crisis met behulp van de operationele diensten en andere direct betrokkenen adequaat tegen te gaan. Zowel landelijk, bovenregionaal als regionaal wordt er veel gedaan om de crisisstructuur optimaal voor te bereiden voor de momenten dat deze nodig is. Gaandeweg ontstaat vaker de vraag of de inrichting nog voldoet aan de eisen die uiteindelijk gesteld worden. De uitkomsten van incidenten en ook oefeningen (waaronder de gehouden systeemtesten in diverse regio’s) maken steeds duidelijk dat het per regio moeilijk is om alle functies in de crisisorganisatie op kwalitatief niveau goed te borgen. Een situatie die vraagt om een nadere doordenking van de crisisorganisatie, met als doel om met behulp van de veiligheidsregio’s te komen tot innovatieve voorstellen om de crisisorganisatie effectiever (en mogelijk ook efficiënter) in te richten. Kortom: het zoeken naar wegen om ervoor te zorgen dat de veiligheidsregio’s het principe van ‘iets dat je vaker doet, doe je vaker goed’ ook feitelijk opgeld te laten doen.
5. Organisatie van de strategische agenda Opdrachtgever: Veiligheidsberaad Voor de programmaorganisatie geldt het uitgangspunt dat de ambtelijk strategisch verantwoordelijken van de veiligheidsregio’s goed betrokken worden en verantwoordelijkheid dragen in de uitvoering. Vanuit het IFV kan programma gefaciliteerd worden. Per inspanning wordt bezien wat reeds gaande is en wat nog nader georganiseerd moet worden. Uitgangspunt hierbij is dat aangesloten wordt op reguliere structuren en gebruik wordt gemaakt van het model van cocreatie. Bij de concrete uitwerking van de verschillende onderdelen zal steeds de samenhang met het Meerjarenbeleidsplan van het IFV worden meegenomen. En zullen de verantwoordelijkheden worden beschreven. Overall regie en monitoring geschiedt via de afdeling BDO. De uitwerking vindt plaats middels een projectmatige aanpak. Voor de drie geprioriteerde onderwerpen worden werkgroepen aangewezen die projectplannen opstellen. Deze worden vervolgens door het Veiligheidsberaad van 26 september 2014 geaccordeerd. Daarna kan de uitvoering van de projecten ter hand worden genomen. Boven de projecten ressorteert het DB als stuurgroep die binnen de bestuurlijk vastgestelde kaders het totaal begeleidt en toezicht houdt op de realisatie van de doelstellingen binnen de gestelde termijn. Elk afzonderlijk project kent een projectleider die wordt ondersteund door een projectsecretaris, geleverd vanuit IFV. In de projectplannen zijn ten minste de volgende thema’s uitgewerkt: a) Wat is precies de opdracht Op basis van bovenstaande beschrijving van de inhoudelijke thema’s moet voldoende SMART gemaakt worden wat er precies het resultaat is van het project. b) Wie is de opdrachtnemer Voldoende duidelijk moet worden wie deze opdracht (als projectleider) gaat uitvoeren.
12/13
c) Hoe is de financiering beoogd Er moeten afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de gezamenlijke doelstelling gefinancierd gaat worden. d) Op welke wijze borgen we de gemaakte afspraken Deze borging of codificering kan op verschillende manieren plaats vinden, middels een intentieverklaring, wetswijziging of opname in het regionaal crisisplan e) Wat is de voortgang In een bijgevoegde planning moet aandacht zijn voor de relevante mijlpalen.. De opstelling van projectplannen voor de drie inhoudelijke thema’s die gezamenlijk met VenJ ter hand worden genomen geschiedt via cocreatie tussen de NCTV, de veiligheidsregio’s en het IFV/bestuursondersteuning. Ook deze plannen zullen aan het Veiligheidsberaad van 26 september worden voorgelegd via de geëigende routes. Een uitwerking van deze drie gezamenlijke doelstellingen treft u in de bijlage.
6. Tot slot De strategische agenda heeft een looptijd van twee jaar. Het voorgaande geeft een kader aan van waaruit de strategische agenda gestart wordt en na goedkeuring door het Veiligheidsberaad verder zal worden uitgewerkt. Duidelijk moge zijn dat de inspanningen verder uitgewerkt en geconcretiseerd worden, zodat dit geen papieren beleidsvoornemens blijven. We gaan gericht werken aan resultaten om uiteindelijk een bijdrage te leveren aan het versterken van de risico- en crisisbeheersing. Een agenda die vanuit het bestuur gericht wordt, maar verder qua inrichting en verrichting door diverse partijen ter hand zal worden genomen. Daarbij is het van groot belang dat kritisch en met een ‘open mind’ wordt bezien of de doeleinden daadwerkelijk gerealiseerd worden. Hierdoor kan het Veiligheidsberaad als opdrachtgever goed blijven sturen op het versterkingsproces van de veiligheidsregio’s, met als hoofddoel ‘Nederland veiliger te maken door voorkomen en tegengaan van maatschappelijke ontwrichting’.
13/13
AGP 5 Bijlage 2 ABVRBN 20141112 BIJLAGE STRATEGISCHE AGENDA versie 16 mei 2014
AGP 8 DBVRBN 20140917, bijlage 2
LEESWIJZER Vertaling van de inhoud van de Agenda van de veiligheidsregio’s en de VB inzet voor de Voorwaartse Agenda naar de Strategische Agenda 2014-2016
Agenda van de Veiligheidsregio’s, versie 14 februari 2014
1.
Inhoudelijk thema Output gerichte sturing a. Meer focus op risicogerichtheid en b. Toetsing op basis van outcome
2
Vergroten lerend vermogen van de veiligheidsregio’s
3
Versterken multi- en interdisciplinaire samenwerking: partners, politie en defensie
4
Innovatieve Brandweerzorg
5
Verder doorontwikkelen van bevolkingszorg
6
GHOR zichtbaar, beschikbaar en bereikbaar houden
7
Motiveren en benutten van zelf- en samenredzaamheid
8
Versterken positie Veiligheidsberaad
9
Versterken rol en betrokkenheid
Hoe verwerkt in Strategische Agenda Sturing op effecten is opgenomen als uitgangspunt op pagina 2 en als strategisch doel op pagina 3. Focus op risicogerichtheid is geconcretiseerd in een Visie op risicogerichtheid in 4.1 op pagina 5. Dit thema is in de Strategische Agenda onderdeel van het grotere geheel van de Vergroting van de kwaliteit en onderlinge vergelijkbaarheid (4.2 pagina 6). Pas als benchmarking mogelijk is, kan het leereffect worden geoptimaliseerd. Dit thema is integraal overgenomen in 4.2 op pagina 7. Uitgangspunt is de veiligheidsregio als netwerkorganisatie van waaruit samengewerkt wordt met alle partners, zowel publieke als private. Integraal opgenomen in 4.2 op pagina 6. Integraal opgenomen in 4.3 op pagina 8. Dit thema zal met voorrang worden voorzien van een uitvoeringsplan. Het rapport Bevolkingszorg op Orde 2.0 zal hiervoor belangrijke input bieden. Bij de uitwerking van alle benoemde prioriteiten zullen aspecten van publieke gezondheid worden meegenomen. Zie 4.1 op oagina 6. Integraal opgenomen in 4.3 op pagina 8.
Is opgenomen als “positionering Veiligheidsberaad”in 4.2 op pagina 8. Essentie is dat het debat over de positionering gevoerd moet worden door de leden van het VB zelf, waarbij het DB een initiërende rol heeft. Tijdens het Veiligheidsberaad van 14
BIJLAGE STRATEGISCHE AGENDA versie 16 mei 2014
gemeenteraden
10
Versterken positie directeur veiligheidsregio en coördinerend functionaris
11
Verdere standaardisatie informatie -en communicatievoorziening
AGP 8 DBVRBN 20140917, bijlage 2
februari is voorgesteld de veiligheidsregio’s zelf een “geschikt format”te laten vinden om de betrokkenheid van de gemeenteraden te vergroten en te informeren. Dit thema is derhalve niet meegenomen naar de Strategische agenda. De positie van de directeuren veiligheidsregio is in de vorm van een bestuurlijke afspraak met de minister van VenJ opgenomen in de Strategische Agenda. Is integraal opgenomen in 4.2 op pagina 7.
Voorwaartse agenda, versie 14 februari 2014 1.
Sturen op effecten
Als uitgangspunten voor deze Strategische agenda zijn in hoofdstuk 2 programmasturing en het sturen op effecten, samenhang en robuustheid benoemd. Een belangrijk uitgangspunt bij programmasturing is dat bezien moet worden of de verrichte inspanningen daadwerkelijk een bijdrage leveren die verwacht wordt (het creëren van effecten). Een programma maakt scherp wat het beoogde effect is dat bereikt moet worden, derhalve kan hier ook beter op gestuurd worden.
2.
Focus op risicogerichtheid
Het versterken van de risicobeheersing en meer specifiek de focus op risicogerichtheid wordt is als strategisch hoofddoel opgenomen in de Strategische Agenda, zie hoofdstuk 3. Ook wordt er in hoofdstuk 4 aangegeven dat er een visie op risicogerichtheid zal worden opgesteld.
3.
Kwaliteit en vergelijkbaarheid
Het onderwerp Kwaliteit en vergelijkbaarheid veiligheidsregio’s is opgenomen in hoofdstuk 4.2 van de Strategische Agenda, onder het kopje
BIJLAGE STRATEGISCHE AGENDA versie 16 mei 2014
AGP 8 DBVRBN 20140917, bijlage 2
“organisatorische inspanninigen ter versterking van de risico- en crisisbeheersing”. 4.
Versterken multi- en interdisciplinaire samenwerking • Politie • Defensie • Vitale partners
Ook het onderwerp samenwerking komt nadrukkelijk terug in de Strategische Agenda, onder hoofdstuk 4.2. Hier worden de politie, defensie en onze vitale partners als belangrijke samenwerkingspartners benoemd. In de gezamenlijke doelstellingen (samen met VenJ) is ook zichtbaar dat alle drie doelstellingen (water, grootschalige uitval en nucleair) staan of vallen met een gedegen interdisciplinaire samenwerking. Dit onderwerp is daarom niet weg te denken uit de Strategische Agenda.
5.
Positie directeur veiligheidsregio
Zoals hierboven reeds is weergegeven, is de positie van de directeur veiligheidsregio in de Strategische agenda opgenomen als bestuurlijke afspraak met de minister van VenJ, zie hoofdstuk 4.2. Naar aanleiding van bespreking van dit onderwerp in het overleg tussen de minister van VenJ en de DB-leden van het Veiligheidsberaad is besloten dat dit een zaak betreft die niet landelijk maar in de regio's zelf geregeld moet worden. Dit is contrair aan de wijze waarop dit eerder verwoord was in de “voorwaartse agenda”. Toen stond er namelijk dat de positie van de directeur veiligheidsregio in de wet verankerd moest worden. Daarom wordt dit onderwerp ook opnieuw in het VB van 16 mei geagendeerd middels bijgevoegd bestuurlijk standpunt.
6.
Gestandaardiseerde informatievoorziening
Opgenomen in hoofdstuk 4.2 van de Strategische Agenda.
7.
Doorontwikkeling veiligheidsberaad
Is opgenomen in hoofdstuk 4.2 van de strategische agenda onder de benaming “positionering Veiligheidsberaad”.
BIJLAGE STRATEGISCHE AGENDA versie 16 mei 2014
8.
Nieuwe inhoud
AGP 8 DBVRBN 20140917, bijlage 2
Een aanvulling op de strategische agenda betreffen de drie gezamenlijke doelstellingen samen met het ministerie van VenJ. Deze doelstellingen zijn benoemd in hoofdstuk 4.1 en zijn geheel nieuwe in deze Strategische Agenda.
AGP 5 Bijlage 3 ABVRBN 20141112 AGP 8 DBVRBN 20140917, bijlage 3 Startdocument gezamenlijke doelstellingen 1. Inleiding De Minister van VenJ en het VB hebben aangegeven te komen met een gezamenlijke agenda ten behoeve van doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s. Van deze gezamenlijke agenda maken ook gezamenlijke doelstellingen met een landelijke doorwerking op inhoudelijke thema’s deel uit. In dit startdocument wordt de probleemstelling, ambitie en de vervolgaanpak weergegeven op die inhoudelijke thema’s. De volgende stap is uitwerking, waarvoor onder punt 4 al een eerste beschrijving is gegeven. De gezamenlijke doelstelling vormen de uitwerking van de voorwaartse agenda. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de geformuleerde ambities in deze notitie een aanvulling of impuls vormen op reeds in gang gezette acties en activiteiten. Welk probleem lossen we op? Overheid, bedrijfsleven en burgers hebben een belangrijke gezamenlijke verantwoordelijkheid om risico’s te beheersen, rampen en crises te bestrijden en bij te dragen aan de lokale, regionale en (inter)nationale veiligheid . Zij vormen daarbij als het ware een keten waarbij de zwakste schakel de sterkte bepaalt. De verantwoordelijkheden van alle veiligheidspartners dienen duidelijk geformuleerd en complementair te zijn. Van de zijde van de overheid ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de veiligheidsregio’s die tot taak hebben op regionaal niveau de rampenbestrijding en crisisbeheersing te organiseren en zich daarbij voor te bereiden op de in de regio en in omliggende gebieden aanwezige risico’s. Voor een aantal thema’s zijn de veiligheidsregio’s onderling sterk afhankelijk van elkaar en van andere crisispartners om als bevoegd gezag deze verantwoordelijkheid in te kunnen vullen. Het betreft in het bijzonder de thema’s (1) waterveiligheid en in het bijzonder overstromingen, (2) nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en (3) continuïteit en veerkracht van de samenleving. Juist op die thema’s is, in die onderlinge afhankelijkheidsrelatie, nog onvoldoende sprake van een integrale aanpak. Plannen van het Rijk, veiligheidsregio’s en andere crisispartners sluiten onvoldoende op elkaar aan en ook in de operationalisering van die plannen is verbetering van samenwerking van belang, bijvoorbeeld bij het opleiden, trainen, bijscholen en oefenen. Eén van deze partners is de rijksoverheid. Vanuit de overheid dienen de verantwoordelijkheden (beheer en gezag) te worden waargemaakt. Ten aanzien van risico’s en veiligheidsincidenten dienen inwoners en bedrijven binnen de gemeente en veiligheidsregio te kunnen rekenen op adequate overheidsinformatie en goed voorbereide handelingsperspectieven. Het is de verantwoordelijkheid van lokale, regionale en nationale gezagsdragers om inwoners tijdig, eenduidig en adequaat te informeren over risico’s en veiligheidsincidenten, over de gevolgen ervan en hoe te handelen om deze gevolgen te minimaliseren. Gezamenlijke meerjarige ambities gericht op de voorbereiding en uitvoering van deze drie thema’s vormen een startpunt om aan de collectieve verantwoordelijkheid van partijen een meer integrale invulling te geven. Maar met ambities alleen zijn we er niet: het zal vooral aankomen op het realiseren van de gezamenlijke ambities. Elke veiligheidsregio afzonderlijk en in afstemming met elkaar via het Veiligheidsberaad is daarvoor verantwoordelijk en binnen de rijksoverheid kan een beroep worden gedaan op de coördinerende verantwoordelijkheden van de Minister van VenJ ten aanzien van de andere ministeries en de nationaal georganiseerde veiligheidspartners. Alle partijen
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 1
committeren zich aan de realisatie van de doelstellingen, zowel inhoudelijk als procedureel en procesmatig. 2. Inhoudelijke thema’s A.
Waterveiligheid, overstromingen
Achtergrond De huidige toetsing van de primaire waterkeringen laat zien dat circa 40% van de waterkeringen en kunstwerken niet aan de huidige norm voldoet. Daarnaast constateren experts dat de kans op dijkdoorbraken als gevolg van instabiliteit (piping) veel hoger is dan gedacht en gewenst. Dit betekent dat veiligheidsregio’s en anderen (meer dan tot voor kort gedacht) rekening moeten houden met de mogelijkheid van een overstroming. Blijvende aandacht voor de waterveiligheid is en blijft daarom de komende decennia van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland. In 2015 wordt voor heel Nederland een nieuw Waterveiligheidsbeleid vastgesteld op basis van het Meerlaagse veiligheidsprincipe van preventie (laag 1), ruimtelijke ordening (laag 2) en rampenbeheersing (laag 3). Deze meerlaagse veiligheid richt zich zowel op het verkleinen van de kans op een overstroming als op het beperken van de gevolgen ervan. De grootste inspanning blijft gericht op het voorkomen van overstromingen. Aan de derde laag, de rampenbeheersing bij overstromingen, werken de ministeries van VenJ, IenM, EZ en Defensie, de waterbeheerders en de veiligheidsregio's samen. Ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, maar vanuit het besef dat het uiteindelijk om een gezamenlijke verantwoordelijkheid gaat, wat betekent dat de “koppelvlakken” robuust dienen te zijn. Op dit moment is onvoldoende helder wie welke rol heeft en interactie/ aansluiting van plannen is onvoldoende. Gezamenlijke ambitie Veiligheidsregio’s, Rijk (I&M, VenJ) en water- en netwerkbeheerders hebben als gezamenlijke ambitie het ontwikkelen van een adequate rampenbeheersing bij (dreigende)overstromingen , als integraal onderdeel van meerlaagsveiligheid (dus in samenhang met waterkeringen en ruimtelijke inrichting), door effectieve samenwerking in risico- en crisisbeheersing. Hiervoor is een adequate structuur nodig waarmee de waterkolom en veiligheidskolom in de voorbereiding met elkaar verbonden worden wat betreft de rampenbeheersing bij overstromingen. Van Rijk, veiligheidsregio’s en andere crisispartners wordt verwacht dat deze de effecten van mogelijke maatregelen bij (een dreigende) overstroming vooraf kennen en in staat zijn om gegeven de beschikbare tij, ruimte en capaciteiten optimale beslissingen te nemen en goed samen te werken. Dit betekent dat zij aan moeten kunnen geven wat wel en niet van elkaar kunnen verwachten en hoe zij met verschillende dreigingssituaties moeten kunnen omgaan. Dit vereist verder gebiedsgerichte en regio-overstijgende samenwerking versterk , alsmede de samenwerking Rijkregio’s, zowel in de preparatie en respons, om samenhangende waterveiligheidsstrategieën uit te werken, te implementeren, uit te voeren en te verbeteren. Om dit te realiseren is een gedeelde en onderhouden kennis en informatiebasis nodig, door het ontwikkelen, ontsluiten en delen van kennis, informatie, ervaring en expertise, onder meer in databestanden en beslissingsondersteunende systemen.
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 2
B.
Continuïteit en veerkracht van de samenleving, voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval
Achtergrond Door een toegenomen verwevenheid en afhankelijkheid van de samenleving met vitale processen is het cruciaal dat er wordt geïnvesteerd op informatiepreparatie en samenwerking vanuit het perspectief van de veiligheidsregio als netwerkorganisatie. De kans op langdurige uitval van ICT of electriciteitsvoorzieningen, met als gevolg een maatschappelijke ontwrichting, is een reëel scenario. Veiligheidsregio’s hebben als doel dat partijen elkaar op het cruciale moment elkaar weten te vinden. Onderdeel hiervan is dat de contacten en afspraken zijn tussen de veiligheidsregio’s en de vitale (veelal private) partners op orde zijn. In 2014 wordt op nationaal niveau (publiek-privaat) opnieuw gedefinieerd wat de vitale organisaties zijn voor Nederland (nationaal belang), dat leidt tot zogenaamde roadmaps. Het is van belang dat de veiligheidsregio’s hierop aansluiten en afspraken maken over (de voorbereiding) op crisisbeheersing. Daarnaast is het voor een goede voorbereiding voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing van de veiligheidsregio’s ook belangrijk om inzichtelijk te hebben welke andere vitale functies relevant zijn binnen de regio (regionaal belang). De te maken afspraken met vitale partners (nationaal en regionaal) behelzen afspraken over alertering, alarmering, planvorming, opleiden, trainen, oefenen en risico- en crisiscommunicatie. Naast het instrument van modelconvenanten zal moeten worden onderzocht welk instrumentarium past bij de netwerksturing in geval van grootschalige uitval. Hierbij hoort ook de thematiek van maatschappelijke onrust, verstoring en cybercriminaliteit. De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de vitale infrastructuur ligt bij de vitale sectoren, waaronder het relevante vakdepartement en de vitale organisaties. De veiligheidsregio’s hebben de verantwoordelijkheid om in hun eigen regio effectief en adequaat te kunnen reageren op de consequenties van uitval, verstoring of aantasting van de vitale functies voor onze samenleving. Het is noodzakelijk de consequenties van een eventuele uitval het hoofd te kunnen bieden. Regio’s dienen daarom in nauw contact te staan met de vitale sectoren, om aan de voorkant en tijdens een crisis op de meest efficiënte en effectieve wijze te kunnen handelen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een coördinerende verantwoordelijkheid voor de bescherming van vitale infrastructuur van nationaal belang. Die verantwoordelijkheid strekt zich uit tot de integrale aanpak en samenhang op het terrein van crisisbeheersing. Gezamenlijke ambitie Uitval, verstoring of aantasting van de continuïteit van de samenleving kan alleen worden voorkomen of geminimaliseerd door effectief samen te werken in risico- en crisisbeheersing. De veiligheidsregio’s , het rijk en de crisispartners maken daartoe verdere concrete afspraken op het terrein van alertering, alarmering, planvorming, opleiden, trainen, oefenen en risico- en crisiscommunicatie, die aantoonbaar bijdragen aan de robuustheid en veerkracht van de samenleving. Ook is een nadere duiding via roadmaps nodig bij welke vitale sectoren de kwetsbaarheid het grootst is en welke dus met voorrang moeten worden opgepakt. C.
Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
Achtergrond .
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 3
Vanwege de nationale impact van een nucleair of radiologisch incident binnen de Nederlandse grenzen ( bijv. tijdens een nucleair transport of binnen een kerncentrale) of bij een buitenlandse centrale bij de grens (Doel, Tihange, Emsland) is de adequate voorbereiding op een dergelijk incident van groot belang. Op Rijksniveau zijn zowel Min VenJ als Min EZ, Min IenM en Min VWS belangrijke departementen op dit terrein, maar ook andere departementen zoals Min SZW. De verschillende verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in onder meer in internationale wet- en regelgeving (via IAEA), de Kernenergiewet, de Wet Veiligheidsregio’s, het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding (onder herziening) en onderliggende stukken en het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. Naast het Rijk (op het gebied van onder meer vergunningverlening en toezicht) hebben de regio’s (individueel en via het IFV en VB) een groot aantal verantwoordelijkheden. Zowel in de voorbereiding (risicocommunicatie, materieel, training, planvorming) als in de organisatie van de crisisbeheersing (organisatie eerste crisisuren, crisiscommunicatie, informatiemanagement, evacuatie) hebben Rijk en regio’s eigenstandige verantwoordelijkheden die goed op elkaar dienen te worden afgestemd en aangesloten. Waar bijvoorbeeld de beleidsverantwoordelijkheid voor het nucleaire- en stralingsdossier primair is belegd bij het Rijk vragen de operationele praktijkrisico's om inzicht, awareness en uitvoerende verantwoordelijkheid van Rijk, regio's, exploitanten én overige partners (zoals Defensie, Nationale Politie, RIVM). Kortom er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Bij het invulling geven aan deze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor risico- en crisisbeheersing rondom stralingsincidenten wordt specifiek aandacht gevraagd voor onder meer de harmonisering van de adviesstructuur (met Crisisexpertteam) en de organisatie van de nafase en herstel. Zeker bij een nucleair incident zal, gezien de potentiële enorme maatschappelijke impact, het gezamenlijk invulling geven aan de organisatie van de “ramp na de ramp” om een gemeenschappelijke inspanning vragen. De grens tussen verantwoordelijkheden van het Rijk, exploitant, veiligheidsregio’s en overige betrokken partners hebben in het verleden, mede op basis van evaluaties van incidenten (zoals Fukushima) en oefeningen, aanleiding gegeven tot vragen om verduidelijking. Afstemming tussen bestuurlijke niveaus loopt vast in een mix van belangen, verschillende beelden en talen, bijvoorbeeld: - Juridisch kader versus praktijk - Bestuurlijk versus operationeel - Rijk versus regio - Bron- versus effectregio - Economie versus veiligheid - Chemisch versus stralingsongeval. Gezamenlijke ambitie
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 4
Veiligheidsregio’s, Rijk (primair EZ,I&M, VenJ, VWS, SZW), exploitanten en andere crisispartners hebben als gezamenlijke ambitie om door effectieve samenwerking in risico- en crisisbeheersing (inclusief nafase/herstel) adequaat te kunnen reageren op een nucleair of radiologisch incident, binnen of buiten de eigen landsgrenzen. Van Rijk, veiligheidsregio’s en andere crisispartners wordt verwacht dat deze de effecten van mogelijke maatregelen bij (een dreigende) stralingsincident vooraf kennen en in staat zijn om gegeven de beschikbare ruimte en capaciteiten optimale beslissingen te nemen en goed samen te werken. Dit betekent dat zij aan moeten kunnen geven wat wel en niet van elkaar kunnen verwachten en hoe zij met verschillende dreigingsituaties moeten kunnen omgaan. Dit vereist enerzijds de gebiedsgerichte en regio-overstijgende samenwerking tussen bron- en effectregio’s te versterken (ook grensoverschrijdend). Anderzijds vraagt het om versterking van de samenwerking tussen Rijk-regio’s, zowel in de preparatie en respons, om samenhangende nucleaire veiligheidsstrategieën uit te werken, te implementeren, te trainen, op te leiden en beoefenen, uit te voeren en te verbeteren. Om dit te realiseren is een gedeelde en onderhouden kennis en informatiebasis nodig, door het ontwikkelen, ontsluiten en delen van kennis, informatie, ervaring en expertise, onder meer in databestanden en beslissingsondersteunende systemen.
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 5
3. Generieke elementen in de gezamenlijke aanpak Om de beschreven ambitie te realiseren zullen het Rijk, de veiligheidsregio’s (en overige crisispartners) in de voorbereiding op de drie thema’s invulling gegeven moeten geven aan de volgende generieke elementen: -
-
-
-
-
-
-
Transparante verantwoordelijkheidsverdeling; wie is waarvoor (juridisch) verantwoordelijk in de koude en warme fase. Eventuele witte plekken hierin moeten worden geïdentificeerd en over de invulling ervan moeten gezamenlijke afspraken worden gemaakt. Resultaat moet zijn op elkaar afgestemde risicobeoordeling en planvorming op nationaal (Nationale Risicobeoordeling, Nationale crisisplannen) en regionaal niveau (Regionale beleidsplannen – inclusief het risicoprofiel - crisis- en rampbestrijdingsplannen) en tussen de regio’s onderling, waar nodig ook landgrensoverschrijdend. Risico’s moeten op een vergelijkbare wijze beoordeeld worden. (unité de doctrine). Vergelijkbare aanpak (transparant en realistisch) en landelijk inzicht in beschikbare capaciteiten (personeel, kennis en middelen). Focus op de koppelvlakken van de verschillende samenwerkingspartners. Een goede informatiepositie vergt een goed netwerk en overlegstructuren ten behoeve van de uitwisseling van kennis en informatie en de opbouw hiervan. De veiligheidsregio’s en het Rijk vervullen hierbij als netwerkorganisatie een belangrijke rol. Zij moeten goed zicht hebben op de crisispartners binnen en buiten de veiligheidsregio. Met deze crisispartners worden landelijke samenwerkingsafspraken gemaakt en deze worden geïmplementeerd in de regionale plannen. De randvoorwaarden en effecten van mogelijke maatregelen (zoals evacuatie) bij een (dreigend) incident zijn inzichtelijk, zodat binnen de beschikbare tijd en ruimte optimale beslissingen genomen kunnen worden. Structureel inpassen van de thema’s in de cyclus van opleiden, trainen, bijscholen, oefenen en onderzoek op regionaal en landelijk niveau. Landelijke afspraken over risico- en crisiscommunicatie, waaronder handelingsperspectieven (in aansluiting op Eenheid in verscheidenheid). Burgers weten hoe te handelen bij een calamiteit. De Veiligheidsregio geeft daaraan concreet inhoud en vorm in haar reguliere risicocommunicatie Landelijke afspraken over het organiseren van veerkracht vanuit het perspectief van resilience. Primair is dat een verantwoordelijkheid van de regio’s/gemeenten waar echter wel afstemming plaats dient te vinden met het Rijk over de te bieden handelingsperspectieven. Het maken van afspraken tussen Rijk en regio’s over structurele kennisontsluiting rondom deze drie thema’s. Bestaande expertisecentra zoals het CKV op nucleair dienen een duidelijke positie te krijgen van en voor de regio’s richting het Rijk en daarbij aansluiting te vinden bij het ANVS. De positie van het IFV is daarbij ondersteunend aan de regio’s gezien haar wettelijke taken op het gebied van onderwijs, kennis en onderzoek.
Bovenstaande elementen zullen per thema nader uitgewerkt worden ten behoeve van een integrale, gezamenlijke, projectmatige aanpak. Daarbij zal per element aangegeven worden wat het te bereiken deelresultaat is, wie hiervoor verantwoordelijk is en wanneer het gerealiseerd is. Aandachtspunt hierbij is aansluiting bij de bestaande generieke crisisbeheersingsstructuur en
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 6
ontwikkeling naar harmonisering tussen veiligheidsregio’s die reeds in gang is gezet op een aantal terreinen. 4. Vervolgproces Bovenstaand zijn op basis van de generieke elementen drie inhoudelijke thema’s beschreven waarop samenwerking beter gestalte moet krijgen. Een volgende stap hierin is een verdere concretisering van het vervolgproces, waarbij een projectmatige aanpak nodig is om binnen de gestelde condities een van te voren gedefinieerd resultaat op te leveren. Voorstel is de drie inhoudelijke thema’s te zien als drie projecten cq. werkgroepen, geleid door een projectmanager. Boven deze drie projecten ressorteert de stuurgroep die de kaders voor de uitvoering geeft en toezicht houdt op de realisatie van de doelstellingen binnen de gestelde termijn. Ook het bestuur maakt deel uit van deze stuurgroep. Elke projectleider stelt een projectplan op waarin ten minste de volgende thema’s zijn uitgewerkt: a) Wat is precies de opdracht Op basis van bovenstaande beschrijving van de inhoudelijke thema’s moet voldoende SMART gemaakt worden wat er precies het resultaat is van het project. b) Wie is de opdrachtnemer Voldoende duidelijk moet worden wie deze opdracht (als projectleider) gaat uitvoeren. c) Hoe is de financiering beoogd Er moeten afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop eventuele financiering vormgegeven dient te worden. d) Op welke wijze borgen we de gemaakte afspraken Deze borging of codificering kan op verschillende manieren plaats vinden, middels een intentieverklaring, wetswijziging of opname in het regionaal crisisplan e) Wat is de voortgang In een bijgevoegde planning moet aandacht zijn voor de relevante milestones. Na vaststelling in het Veiligheidsberaad van 16 mei, worden bovenstaande elementen nader uitgewerkt en wordt tevens een start gemaakt met de uitvoering van de projecten. Inzet is dat de uitwerking ultimo 2014 gereed moet zijn en dat de afspraken begin 2015 daadwerkelijk worden geïmplementeerd in de regionale plannen, zoals het Regionaal Crisisplan.
Startdocument gezamenlijke doelstellingen, versie 16 mei 2014
Pagina 7
Voorstel
AGP 6 Aan : Algemeen Bestuur Steller : T. van Rooij/M. Bertels
Datum : 3-11-2014
Bijlage : ---
Onderwerp : Passende Brandweerzorg bij automatische en PAC meldingen
Algemene toelichting Inleiding De laatste jaren is op landelijke schaal steeds duidelijker geworden dat het overgrote deel van de OMS 1 meldingen niet voortkomt uit een (beginnende) brand maar andere oorzaken kent. Landelijk wordt in meer dan 90% van de gevallen de brandweer door de meldkamer nodeloos gealarmeerd naar aanleiding van OMS meldingen. Nodeloze alarmeringen zijn oa onwenselijk omdat: - de paraatheid onnodig onder druk komt te staan, - het het repressief personeel demotiveert, - het irritatie bij hoofdwerkgevers wekt en onnodig productiviteitsverlies oplevert, - het onnodige kosten voor BBN met zich meebrengt, - het hulpverleners en overig wegverkeer onnodig blootstelt aan verkeersrisico's Het hoge percentage nodeloze alarmeringen was voor veel Veiligheidsregio's aanleiding te gaan onderzoeken hoe het aantal nodeloze alarmeringen substantieel teruggebracht kan worden. Inmiddels is op basis van ervaring in een aantal Veiligheidsregio's gebleken dat een van de manieren waarop nodeloze alarmeringen effectief teruggedrongen kunnen worden, het invoeren van een beoordelingsprotocol bij de meldkamer is. In tegenstelling tot de aanpak in de achterliggende periode, waarbij de meldkamer onmiddellijk alarmeerde zodra een automatische melding binnenkwam, heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken in een toelichting op het bouwbesluit eind april 2014 aangegeven dat het beoordelen van OMS meldingen en het inzetten van passend brandweerpotentieel tot de taken van de meldkamer behoort. Een aantal Veiligheidsregio's is inmiddels overgegaan tot het vaststellen van een beoordelingsprocedure en -protocol voor OMS meldingen. In deze notitie wordt voorgesteld dit ook te doen voor de regio Brabant Noord. Deze notitie is tevens een uitwerking van de voorgenomen besparing van € 150.000 jaarlijks in het kader van de aanvullende taakstelling voor "geen uitruk niet geverifieerde OMS", zoals opgenomen in de programmabegroting 2014. Brandweer Brabant Noord verantwoordelijkheden De gebruiker van een object is verantwoordelijk voor het ontdekken en melden van brand. Als er een brandmeldinstallatie aanwezig is wordt van de gebruiker onder andere verwacht dat hij gevolg geeft aan de interne brandmelding en tevens het aantal nodeloze externe meldingen beperkt door een verificatie uit te voeren (informatieblad BiZa). Het bevoegd gezag Wabo pleegt toezicht op de naleving door de gebruiker. De meldkamer is verantwoordelijk voor het ontvangen en beoordelen van meldingen. huidige werkwijze In de meldkamer van Brandweer Brabant Noord wordt voor OMS meldingen al enige tijd gewerkt met een beoordeling op basis van een werkinstructie, waarbij de maximale beoordelingstijd 1:30 minuut is. Met deze werkwijze slaagt de meldkamer er in om in ruim 50% van de gevallen een onnodige alarmering te voorkomen. Toch wordt binnen BN op jaarbasis nog steeds zo'n 1.000 keer nodeloos een ploeg gealarmeerd.
1
OMS = Openbaar brandMeld Systeem
1
beoordelingsprocedure Met het oog op de verantwoordelijkheid van de Meldkamer Brandweer om meldingen te beoordelen en passend brandweerpotentieel in te zetten wordt het bestuur voorgesteld een beoordelingsprocedure vast 2 te stellen inhoudende dat elke automatisch melding die rechtstreeks binnenkomt bij de meldkamer 3 Brandweer en elke PAC melding beoordeeld moet worden aan de hand van een door de Regionaal Commandant op te stellen beoordelingsprotocol. Met betrekking tot de wettelijke verantwoordelijkheden is ook een extern juridisch advies gevraagd. Dit voorstel is in lijn met het juridisch advies opgesteld. Tevens wordt in het advies aangegeven om strakke beoordelingsrichtlijnen te hanteren, zodat in die gevallen waarin sprake is van brand een mogelijk aansprakelijkheidsrisico tot een minimum kan worden beperkt. uitwerking beoordelingsprotocol en maatwerkafspraken De regionaal commandant is verantwoordelijk voor het uitwerken en vaststellen van een beoordelingsprotocol. Het protocol moet de centralisten een eenduidig en optimaal beoordelingsinstrument bieden met strakke richtlijnen, waarbij altijd onmiddellijk gealarmeerd wordt conform de inzetmatrix indien tijdens het uitvragen een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ontstaat dat sprake is van een (beginnende) brand. Indien de centralist na het doorlopen van het beoordelingsprotocol geen enkele aanwijzing voor een beginnende brand heeft gekregen, wordt uitgerukt door een TS met de verkennende taak om na te gaan of het inderdaad een loos alarm betreft of dat er daadwerkelijk sprake is van brand. Vanwege de veiligheid van hulpverleners en overige verkeersgebruikers prio 2 uitgerukt. Voor de beoordeling door de centralist moet een maximale beoordelingstijd worden vastgesteld. Brandweer Brabant Noord is op basis van eigen ervaring met OMS meldingen en op basis van ervaringen van andere regio's ervan overtuigd dat het verantwoord is om de tijd die het beoordelen maximaal in beslag mag nemen op 5:00 minuten te stellen. Een maximale beoordelingstijd van 5:00 minuten wil nadrukkelijk niet zeggen dat er altijd 5 minuten voor het beoordelen wordt uitgetrokken. De beoordelingstijd zal altijd zo kort mogelijk zijn. Om te voorkomen dat de wettelijke opkomsttijd van 18 minuten in het gedrang komt, zal voor alle 4 objecten waarvoor de opkomsttijd uitkomt op ≥ 17 minuten (er wordt een marge van 1:00 minuut genomen) bij een maximale beoordelingstijd van 5:00 minuten, de maximale beoordelingstijd op 1:30 minuut gesteld worden. De accountmanagers Risicobeheersing zullen in de komende periode in hun reguliere contacten met hun gemeentelijk contactpersoon doorspreken wat de nieuwe beoordelingswijze van de Meldkamer wordt. Zij zullen tevens met deze contactpersoon de eventuele kwetsbare OMS objecten binnen de gemeente doornemen en hen wijzen op de mogelijkheid om maatwerkafspraken te maken. Verwacht wordt dat met bovenstaande insteek voor zo'n 75 % van het aantal meldingen dat binnenkomt bij de meldkamer een nodeloze alarmering voorkomen kan worden. (voor de afhandeling van OMS meldingen in de 1e helft van 2014 zie bijlage). Financiële paragraaf Deze notitie is een uitwerking van de voorgenomen besparing van € 150.000 jaarlijks voor "geen uitruk niet geverifieerde OMS", zoals opgenomen in de programmabegroting 2014 als gevolg van de aanvullende taakstelling. Om deze besparing te halen moeten er 498 minder nodeloze alarmeringen van 5 vrijwilligersploegen op jaarbasis gerealiseerd worden. Dit wordt haalbaar geacht met de in deze notitie voorgestelde aanpak. De invoering is voorzien per 1 januari 2015. In 2014 zullen derhalve nog geen besparingen worden gerealiseerd. Dit wordt meegenomen in de financiële verantwoordingen over 2014. Landelijke meldkamer organisatie Er kan met betrekking tot dit voorstel nog niets gezegd worden over eventuele andere inhoudelijke en/of financiële keuzes bij de overgang naar de Landelijke Meldkamerorganisatie.
2
3 4 5
momenteel komen alleen OMS meldingen als rechtstreekse automatische melding binnen bij de meldkamer; de verwachting is dat in de toekomst ook andere automatische meldingen rechtstreeks op de meldkamer zullen binnen komen, denk aan geactiveerde airbags; ook voor nieuw type automatische meldingen zullen protocollen worden opgesteld. ook voor meldingen die via een particuliere meldcentrale (PAC) binnenkomen wordt een beoordelingsprotocol ingevoerd uit een doorlichting van het bestand blijkt het om 12 OMS objecten te gaan alleen minder alarmeringen van vrijwilligersposten leveren besparingen op
AGP 6 ABVRBN 20141103 Passende brandweerzorg bij oms en pacmeldingen okt 2014.doc
2
Communicatie Er zal gecommuniceerd worden naar de OMS-bedrijven over de nieuwe werkwijze, waarbij ook ingegaan wordt op adviezen/tips over de maatregelen die bedrijven zelf nog kunnen nemen om hun nodeloze meldingen terug te brengen. De gemeenten zullen geïnformeerd worden opdat zij vragen en opmerkingen vanuit raad en lokaal bedrijfsleven kunnen pareren. Monitoring Afdeling Risicobeheersing zal de effecten van de invoering van het beoordelingsprotocol de komende jaren monitoren en zorgen voor landelijke afstemming. Tevens zal de afdeling de Regionaal Commandant adviseren omtrent eventuele bijstellingen. Processtap
Datum
KMT (advisering)
16-6-2014 14-7-2014 18-8-2014 29-10-2014 12-11-2014
regiegroep Veiligheidsregio (advisering) DB (besluitvorming) AB (informatie)
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld om kennis te nemen van de volgende door het Dagelijks Bestuur op 29 oktober 2014 genomen besluiten: 1 Als beoordelingsprocedure voor automatische meldingen en PAC meldingen vast te stellen dat deze meldingen beoordeeld worden aan de hand van een door de Regionaal Commandant vast te stellen beoordelingsprotocol. 2 Te bepalen dat de beoordelingsprocedure van kracht wordt uiterlijk 1 januari 2015 3 De regionaal commandant voor het beoordelingsprotocol voor OMS en PAC meldingen als uitwerkingsrichting te geven: - de maximale beoordelingstijd van de meldkamer te stellen op 5:00 min - indien na het doorlopen van het beoordelingsprotocol geen enkele aanwijzing voor brand is, wordt uitgerukt door een TS met verkennende taak. Vanwege de veiligheid van hulpverleners en overige verkeersgebruikers wordt prio 2 uitgerukt - dat voor alle OMS objecten -nu en in de toekomst- waarvoor geldt dat de wettelijke norm van 18:00 minuten voor de opkomsttijd overschreden wordt bij hantering van een maximale beoordelingstijd van 5 minuten, de maximale beoordelingstijd door de Meldkamer gesteld wordt op 1:30 minuut. 4
Als uitgangspunt vast te stellen dat naast de algemene lijn voor het beoordelen van meldingen in het protocol ook ruimte is voor maatwerkafspraken voor specifieke objecten of situaties.
5 Voor kennisgeving aan te nemen dat de Colleges van B&W de mogelijkheid geboden wordt voor het maken van maatwerkafspraken. 6 Voor kennisgeving aan te nemen dat de voorgenomen besparing van € 150.000 jaarlijks, voor "geen uitruk niet geverifieerde OMS" (programmabegroting 2014) met dit voorstel met ingang van 1 januari 2015 haalbaar geacht wordt.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
AGP 6 ABVRBN 20141103 Passende brandweerzorg bij oms en pacmeldingen okt 2014.doc
3
Bijlage
Afhandeling OMS meldingen eerste helft 2014
Toelichting: Uit bovenstaande cirkeldiagram blijkt dat er in de 1e helft van 2014 1.153 OMS meldingen zijn binnengekomen op de meldkamer. Na binnenkomst van een OMS melding spant de meldkamer zich gedurende maximaal 1:30 minuut in om meer over de melding te weten te komen. In 606 gevallen (53 %) kon de meldkamer daardoor in een direct contact met het object vaststellen dat er geen alarmering nodig was. Ook na de alarmering gaat de meldkamer door met het inwinnen van informatie omtrent de melding. In 229 gevallen (29%) kon de Meldkamer Brandweer na alarmering alsnog een signaal geven dat een inzet van de brandweer niet nodig was. Er wordt dan niet uitgerukt of het voertuig keert om. Als het beoordelingsprotocol wordt ingevoerd conform het voorliggend voorstel is er meer tijd voor contact en gestructureerde informatie uitwisseling. Het verwachtte effect van invoering van het beoordelingsprotocol is daarom dat het aantal "ontalarmeerde" meldingen flink zal afnemen, omdat op grond van de aanvullende informatie niet meer tot alarmering behoeft te worden overgegaan. Het beeld van de eerste helft 2014 is vergelijkbaar met het beeld in 2012 en 2013.
AGP 6 ABVRBN 20141103 Passende brandweerzorg bij oms en pacmeldingen okt 2014.doc
4
Voorstel AGP 7 Aan : Algemeen Bestuur
A. Hellings/ Steller : R. van Santvoort
Datum : 12 november 2014
Bijlage(n) : 3
Uitwerking opdrachten Bestuursconferentie 2014 (inclusief e
Onderwerp : 1 begrotingswijziging 2015)
Aanleiding Bestuursconferentie 12 maart 2014 Tijdens de bestuursconferentie op 12 maart 2014 is het Algemeen Bestuur geïnformeerd over de (on)mogelijkheden om verder op de brandweer en de GHOR te bezuinigen. Daarbij is ook de taakuitvoering gerelateerd aan onder meer de wettelijke vereisten.
Standpuntbepaling Algemeen Bestuur d.d. 9 april 2014 N.a.v. deze bestuursconferentie heeft het Algemeen Bestuur op 9 april 2014 zijn standpunt bepaald. In haar brief van 30 april 2014 referentie 2014-U2112, heeft het Dagelijks Bestuur de Colleges van Burgemeester en Wethouders in de Veiligheidsregio hierover geïnformeerd. Het, voor deze zienswijze relevante, standpunt kan als volgt worden samengevat: • Geen verdere bezuiniging op de taakuitvoering door Brandweer Alles afwegende vindt het AB het niet verantwoord om nog verder op de taakuitvoering door Brandweer Brabant-Noord te bezuinigen. Verdere bezuinigingen zullen namelijk grote gevolgen hebben voor de veiligheid van burgers. Ze vormen tevens een onevenredige inbreuk op de mogelijkheden voor de vrijwillige en beroepsbrandweermedewerkers om op een verantwoorde wijze uitvoering aan hun taken te kunnen geven. Het AB vindt het belangrijk dat de inzet van de veelal vrijwillige brandweermedewerkers de waardering krijgt die deze verdient. • Prioriteren van wettelijke taken Brandweer De brandweer voert een groot aantal wettelijke taken uit. Er is echter onvoldoende capaciteit om in alle taken (op het vereiste niveau) te voorzien. Derhalve heeft het bestuur een aantal wettelijke taken geprioriteerd en de commandant Brandweer Brabant-Noord gevraagd om met voorstellen te komen hoe de brandweerorganisatie door herallocatie van middelen binnen de eigen begroting er zorg voor kan dragen dat deze geprioriteerde taken toch worden uitgevoerd. Hiermee is een bedrag gemoeid van om en nabij € 400.000. Voor die wettelijke taken waarin ook in de toekomst niet kan worden voorzien, neemt het bestuur een besluit tot zogenoemd beargumenteerd afwijken. • Bezuinigen op GHOR-taken Daarnaast is aan de directeur Publieke Gezondheid Brabant-Noord de opdracht verstrekt om met een voorstel te komen voor realisatie van een bezuiniging op GHOR-taken van € 50.000 per jaar vanaf 2015. • Regionalisering gemeentelijke bevolkingszorgprocessen (Programma Bevolkingszorg) Het Dagelijks Bestuur heeft geconstateerd dat het Algemeen Bestuur op 27 juni 2013 heeft ingestemd met de uitwerking van de functiestructuur Bevolkingszorg en dat met dit besluit de organisatie van de gemeentelijke bevolkingszorgprocessen is geregionaliseerd. De Veiligheidsregio heeft van het Dagelijks Bestuur de opdracht gekregen een voorstel met het oog op de organisatie en gezamenlijke bekostiging van de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen op te stellen. Dit voorstel zal, in verband met een zorgvuldige voorbereiding, op een later moment separaat uitgewerkt.
AGP 7 ABVRBN 20141112 Uitwerking opdrachten bestuursconferentie (inclusief 1e begrotingswijziging 2015).doc Pagina 1 van 2
Bijlagen In bijlage 1 treft u aan hoe de brandweer invulling geeft aan de herallocatie van middelen om de door het bestuur geprioriteerde wettelijke taken uit te voeren en wordt de argumentatie beschreven om af te wijken van de uitvoering van wettelijke taken die niet zijn geprioriteerd. Bijlage 2 bevat het voorstel tot bezuinigingen op de GHOR-taken. De voorgestelde herallocatie van middelen en de voorgestelde bezuinigingen worden verwerkt in een wijzigingsvoorstel van de Programmabegroting 2015 bijlage 3.
Procesgang Processtap
Datum maandag 18 augustus 2014
Regiegroep (advisering) Veiligheidsdirectie (instemming)
donderdag 28 augustus 2014
Contactambtenaren (advisering)
maandag 8 september 2014
Financiële commissie (advisering)
woensdag 10 september 2014
Dagelijks bestuur (instemming)
woensdag 17 september 2014
Gemeenten (zienswijzen)
vrijdag 19 september 2014
Dagelijks Bestuur (bespreking ingekomen zienswijzen gemeenten)
woensdag 29 oktober 2014 woensdag 12 november 2014
Algemeen Bestuur (vaststelling)
Advies De contactambtenaren en de Financiële commissie adviseren positief over het onderhavig voorstel.
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met de Notitie Wettelijke taakuitvoering BBN in relatie tot herallocatie middelen en bestuurlijk verantwoord afwijken; 2. In te stemmen met de Nota Bezuinigen op GHOR-taken, de inwonerbijdrage wordt hiermee met ingang van 2015 structureel verlaagd met € 50.000. Dit is een verlaging met 7,8 cent van € 1,847 naar € 1,769 per inwoner; e 3. In te stemmen met de 1 wijziging van de Programmabegroting 2015.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(n) 1. 2. 3.
Wettelijke taakuitvoering BBN in relatie tot herallocatie middelen en bestuurlijk verantwoord afwijken; Bezuinigingstaakstelling GHOR; 1e wijziging van de Programmabegroting Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015.
AGP 7 ABVRBN 20141112 Uitwerking opdrachten bestuursconferentie (inclusief 1e begrotingswijziging 2015).doc Pagina 2 van 2
AGP 7 ABVRBN 20141112 Bijlage 1
Wettelijke taakuitvoering BBN in relatie tot herallocatie middelen en bestuurlijk verantwoord afwijken
1
1. Inleiding N.a.v. de bestuursconferentie van 12 maart 2014 heeft het Algemeen Bestuur op 9 april 2014 voor de Brandweer een tweetal opdrachten geformuleerd die hieronder kort worden samengevat. 1. Herallocatie van middelen Het Algemeen Bestuur heeft de commandant Brandweer Brabant-Noord opgedragen met een voorstel te komen voor herallocatie van middelen binnen de eigen begroting (voor een bedrag van om en nabij € 400.000) om alsnog uitvoering te kunnen geven aan de uitvoering van de door het bestuur geprioriteerde wettelijke taken waarvoor tot nu toe geen capaciteit beschikbaar was. 2. Beargumenteerd afwijken van wettelijke vereisten door Veiligheidsregio en Brandweer Het Algemeen Bestuur draagt de voorzitter van de Veiligheidsdirectie en commandant Brandweer Brabant-Noord op met een voorstel te komen waarin door middel van bestuurlijke verantwoording en beargumenteerd afwijken wordt aangegeven aan welke wettelijke taken van de Veiligheidsregio en Brandweer Brabant-Noord als gevolg van het ontbreken van financiële middelen en capaciteit geen uitvoering zal worden gegeven. In deze notitie beschrijft de brandweer hoe invulling wordt gegeven aan de herallocatie van middelen om de door het bestuur geprioriteerde wettelijke taken uit te voeren en wordt in het kader van de bestuurlijke verantwoording de argumentatie beschreven om af te wijken van de uitvoering van wettelijke taken die niet zijn geprioriteerd. Opbouw notitie In hoofdstuk 2 worden de gestelde prioriteiten nogmaals kort geduid. Hoofdstuk 3 biedt een korte toelichting en beschrijft de huidige stand van zaken. In hoofdstuk 4 wordt de herallocatie van middelen beschreven. En hoofdstuk 5 tenslotte beschrijft de argumenten om bestuurlijk verantwoord af te wijken van de uitvoering van de genoemde wettelijke taken.
2. Gestelde prioriteiten Het Algemeen Bestuur heeft de volgende prioriteiten vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van wettelijke taken waarvoor tot nu toe geen capaciteit beschikbaar was: a. Vernieuwen en verbeteren van het oefenen van brandweerofficieren voor de verschillende operationele functies inclusief de voorgeschreven registratie; b. Vernieuwen en verbeteren van het multidisciplinair oefenen van (brandweer)functionarissen voor het multidisciplinair optreden bij incidenten, rampen en crises inclusief de voorgeschreven registratie; c. Beleidsarme invulling van de risicocommunicatie: voorlichting/informatieverstrekking m.b.t. (brand)veiligheid en risico’s naar de verschillende doelgroepen van de bevolking, gemeenten, bedrijven en instellingen; d. Toepassing van een integraal kwaliteitszorgsysteem inclusief het houden van de verplichte audits en visitaties;
2
1
e. Ontwikkelen en implementeren van HR-beleid vanuit de door BBN geformuleerde visie op vrijwilligheid en de benoemde ankerpunten voor de nieuwe organisatie van BBN (naar aanleiding van het doorlopen MVSO-traject).
3. Toelichting op de prioriteiten Hieronder worden de gestelde prioriteiten kort toegelicht en wordt de huidige stand van zaken beschreven. De alfanumerieke verwijzing heeft betrekking op de hiervoor genoemde prioriteiten.
3.1 Vernieuwen, verbeteren en registreren van het (multidisciplinair) oefenen Met betrekking tot het oefenen wordt ingezet op een tweetal trajecten: a. Vernieuwen en verbeteren van het (mono) oefenen van brandweerofficieren voor de verschillende operationele functies inclusief de voorgeschreven registratie. b. Vernieuwen en verbeteren van het multidisciplinair oefenen van (brandweer)functionarissen voor het multidisciplinair optreden bij incidenten, rampen en crises inclusief de voorgeschreven registratie. Voor zowel mono- als multidisciplinair opleiden en oefenen is inmiddels al een verbeteringsweg ingeslagen als het gaat om vakbekwaam zijn en blijven. De functionarissen moeten zich echter blijvend verder ontwikkelen waarbij het voor BBN vooral van belang is te focussen op het waarnemen, beoordelen en registreren van ”portfolio’s” (het samenstel van gevolgde opleidingen, trainingen, oefeningen per medewerker).
3.2 Risicocommunicatie c.
De implementatie van een beleidsarme invulling van de voorlichting/informatieverstrekking m.b.t. de (brand)veiligheid en risico’s naar de verschillende doelgroepen van de bevolking, gemeenten, bedrijven en instellingen.
Er wordt in samenwerking met de betrokken gemeenten en alle Brabantse veiligheidsregio’s een Brabant-breed beleidsplan opgesteld waarbij invulling gegeven gaat worden aan de rol- en taakverdeling tussen veiligheidsregio, gemeenten en risicoveroorzakers voor wat betreft de bedoelde risicocommunicatie. Dit is noodzakelijk omdat risicocommunicatie zowel de gemeentelijke risico-objecten betreft, als de rampen en crisissen die de regio kunnen treffen. Ook moet de veiligheidsregio naar alle betrokkenen toe effectief communiceren over de voorbereiding op en de bestrijding van deze incidenten als deze zich manifesteren. Als vertrekpunt voor de versterking van de risico-communicatie is gewerkt vanuit het standpunt dat de Veiligheidsregio met name een stimulerende regierol neemt voor risicocommunicatie maar dat de daadwerkelijke uitvoering en financiering van activiteiten een gemeentelijke zorg blijft.
1
Het betreft hier niet sec een wettelijke taak, maar op onderdelen (bijvoorbeeld het formuleren van zogenoemd Tweede loopbaanbeleid) berust wel een verplichting voor de veiligheidsregio’s om dit beleid te formuleren omdat hierover landelijk afspraken zijn gemaakt (bijvoorbeeld in dit geval in relatie tot het afschaffen van de FLO).
3
3.3 Integraal kwaliteitszorgsysteem d. Doorvoeren van een integraal kwaliteitszorgsysteem inclusief het houden van de verplichte audits en visitaties. Het wettelijk verplichte kwaliteitszorgstelsel moet in de veiligheidsregio en bij de brandweer nog ingevoerd worden. Een inbedding in en koppeling aan het reguliere Planning- & Controlmodel is gewenst. De 3-jaarlijkse verplichte kostenevaluatie moet hiervan deel gaan uitmaken. Tot op heden is er nog geen capaciteit beschikbaar om dit onderdeel bij de kop te pakken.
3.4 P&O-beleid e. Ontwikkelen en implementeren van HR-beleid vanuit de door BBN geformuleerde visie op vrijwilligheid en de benoemde ankerpunten voor de nieuwe organisatie van BBN. Aan de ene kant betreft het de ontwikkeling van HR-beleid dat nodig is vanwege maatschappelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld het ontwikkelen en implementeren van het zogenoemde Tweede loopbaanbeleid naar aanleiding van het opheffen van de FLO); aan de andere kant moet er specifiek beleid komen dat de binding van vrijwilligers met BBN effectief ondersteunt om ook in de toekomst verzekerd te zijn van voldoende uitrukmedewerkers. Gedacht kan worden aan thema’s als instroom, doorstroom en uitstroom, persoonlijke ontwikkelingsplannen, blijvende inzetbaarheid in een veranderende organisatie en werkomgeving, strategische personeelsplanning, etc. Dit HR-beleid moet nadrukkelijk vorm en inhoud worden gegeven vanuit de visie op vrijwilligheid die BBN heeft geformuleerd, alsmede stoelen op de ankerpunten die voor de nieuwe organisatie zijn geformuleerd. Samenhang in en integraliteit van beleid zijn ook hier kernbegrippen. Tot op heden is er geen capaciteit beschikbaar om de samenstelling van dit beleid ter hand te nemen.
4. Herallocatie Om invulling te kunnen geven aan de hiervoor beschreven taken is vooral personele capaciteit nodig. Daarnaast zijn beperkt middelen nodig voor uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering. De korpsleiding is zich er terdege van bewust dat de financiële situatie geen extra financiering toestaat. De bestuurlijke opdracht om door prioritering van activiteiten en herallocatie van middelen tot het gewenste uitvoeringsniveau te komen, past goed in het “lean en mean-denken” waarvoor de laatste jaren nadrukkelijk is gekozen, ook t.b.v. het organisatie-ontwikkelproces dat thans wordt afgerond. Naar aanleiding van de behoefte om BBN naar een meer toekomstbestendige organisatie te ontwikkelen heeft het Korps Management Team twee jaar geleden de aanzet gegeven tot het zogenoemde MVSOtraject. MVSO staat voor een heroriëntatie op de missie en visie van de organisatie, alsmede op de daaruit voortvloeiende strategie en organisatie-inrichting om die missie (binnen de geformuleerde visie) te realiseren. Flexibiliteit is een belangrijk uitgangspunt geweest voor de opzet en inrichting van de nieuwe organisatie (die per 1 oktober wordt uitgerold aan de hand van een nieuwe zogenoemde Fijnstructuur). Deze flexibiliteit uit zich onder meer in de toepassing van generieke functiebeschrijvingen, de aanstelling van medewerkers in algemene dienst, een meer vraaggestuurde inrichting van de organisatie waardoor meer flexibel kan worden ingespeeld op de (veranderende) behoefte van de klant/opdrachtgever, de samenstelling van een “pool” projectmedewerkers die, afhankelijk van de vraag, kan voorzien in sterk wisselende capaciteitsbehoeften (zowel kwalitatief als kwantitatief), etc.
4
Onze verwachting is dat wij met de nieuwe organisatieopzet en –inrichting goed in staat zullen zijn om door middel van (een flexibele) herallocatie van personele capaciteit te komen tot uitvoering van de geprioriteerde (wettelijke) taken. In concreto: • De nieuwe afdeling Ondersteuning Brandweerprocessen beschikt over een Projectenbureau. Dit bureau zal in belangrijke mate ondersteuning gaan leveren bij de beleidsontwikkeling en implementatie van de vastgestelde prioriteiten; • In het nieuwe bedrijfsmodel is de afdeling Bedrijfsvoering binnen de bestaande formatie uitgebreid met één stafmedewerker en één informatiemanager/procesmanager. Beide functies zullen ondersteunen in het ontwikkelen en implementeren van het vereiste niveau van kwaliteitszorg; • De afdeling Risicobeheersing zal vanuit haar expertise door herallocatie van capaciteit ondersteuning leveren op het gebied van risicocommunicatie; • De afdeling Crisisbeheersing en rampenbestrijding is, wederom binnen de bestaande formatie, uitgebreid met één extra medewerker om onder meer het vernieuwen, verbeteren en registreren van het (multidisciplinair) oefenen vorm te geven. De initiële inzet op de onderhavige taakvelden die BBN door deze herallocatie van personele capaciteit weet te realiseren, bedraagt naar verwachting 6 fte (€ 360.000) per jaar. Op termijn (over 2 of 3 jaar), ná de beleidsontwikkeling en implementatiefase, zal de allocatie van deze capaciteit opnieuw worden beoordeeld. Voor wat betreft de jaarlijkse directe kosten voor voorlichting (materiaal, middelen) en kwaliteitszorg (o.m. t.b.v. externe visitatie) ramen wij de uitgaven op pakweg € 60.000. Het benodigde programmabudget zal worden betrokken uit het budget voor kwaliteit, innovatie en onderzoek. Bedragen x € 1.000,-
Programma Brandweer Herallocatie van middelen Lasten Incidentbestrijding, salarissen Incidentbestrijding, ov. goed. & dienst. Risicobeheersing, salarissen Crisis- en rampenbestrijding, salarissen Bedrijfsvoering, salarissen Bedrijfsvoering, ov. goed. & dienst. Resultaat na bestemming
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 9.847 1.909 2.426 714 2.600 1.899 19.395
-360 -60 140 80 140 60 0
9.487 1.849 2.566 794 2.740 1.959 19.395
De financiële consequenties van het voorgaande zullen in de wijziging van de Programmabegroting 2015 worden verwerkt. Periodiek zal aan het bestuur over de voortgang m.b.t. het presteren worden gerapporteerd.
5
5. Beargumenteerd afwijken van wettelijke vereisten Hieronder worden de taken beschreven die niet door het bestuur zijn geprioriteerd en waarvoor in de uitvoering wordt afgeweken van de wettelijke eisen die zijn gesteld. Per taak worden genoemd: • De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen met een verwijzing naar het betreffende artikel in het Besluit veiligheidsregio’s; • Het voorstel van BBN inzake (de mate van) afwijken van het Besluit; • Een toelichting op en motivatie van het geformuleerde voorstel.
5.1 Opkomsttijd Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) Wettelijke bepaling: Besluit veiligheidsregio’s, Artikel 4.2.2, lid 2 Een adviseur gevaarlijke stoffen begint -afhankelijk van het regionaal vastgestelde risicoprofiel- binnen dertig of zestig minuten na alarmering met de uitvoering van zijn taken op de plaats van het incident. Voorstel: Voorstel is om voor de opkomsttijd van de AGS in Brabant-Noord een opkomsttijd te hanteren van 30 minuten voor BRZO-bedrijven en van 60 minuten in het overige deel van de regio en om deze opkomsttijden op te nemen in het Regionaal risicoprofiel voor Brabant-Noord. Toelichting en motivatie: In het regionale risicoprofiel van Brabant-Noord is niet vastgelegd of een AGS een opkomsttijd dient te hebben van 30 of 60 minuten. Een keuze hierin is wettelijk gezien mogelijk maar dient wel te geschieden. De risico’s in de regio zijn beperkt, met uitzondering van de BRZO-bedrijven. Voor die categorie bedrijven is een opkomsttijd van 30 minuten gewenst. Daarom wordt voorgesteld om vast te stellen dat de opkomsttijd in beginsel 60 minuten bedraagt, de BRZO-bedrijven uitgezonderd. Hieraan wordt in onze regio voldaan.
5.2 Borging functie meetplanleider (t.b.v. proces waarschuwen bevolking) Wettelijke bepaling(en): Besluit veiligheidsregio’s, artikel 4.2.1 Een meetplanleider begint direct na alarmering met de uitvoering van zijn taken en is binnen dertig minuten na alarmering bij de meldkamer of het regionaal operationeel team. Voorstel: 1. De invulling van de functie meetplanleider niet te realiseren met een separate piketgroep meetplanleider maar voor de invulling gebruik te maken van zogenaamde vrije instroom vanuit de bestaande piketgroep AGS. Hierdoor zal geen volledige garantie bestaan op een te allen tijde beschikbare meetplanleider binnen de wettelijke opkomsttijd van 30 minuten. 2. Te streven naar samenwerkingsafspraken met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant om op korte termijn te komen tot een wederzijdse garantie van beschikbaarheid van een meetplanleider. Toelichting en motivatie: Voor het adequaat informeren van de bevolking bij mogelijke emissies van gevaarlijke stoffen, en het zo nodig inzetten van middelen ten behoeve van de communicatie als sirenes, NL-Alert etc., is het van belang om het mogelijke effectgebied in beeld te brengen en de effecten te monitoren (metingen). De meetplanleider speelt hierin een cruciale rol.
6
In de praktijk wordt de meetplanleider vrijwel nooit opgeroepen. De verwachting is dat dit ook in de komende jaren slechts zeer incidenteel zal gebeuren gelet op de beperkte kans op grootschalige chemische incidenten. De functie van meetplanleider wordt momenteel ingevuld vanuit een vrije instroom uit de piketgroep van AGS’en. De piketgroep AGS’en bestaat uit vijf personen zodat naast de gepiketteerde AGS nog vier functionarissen voor vrije instroom beschikbaar zijn. Vrije instroom geeft geen garantie op beschikbaarheid, echter in de praktijk is tot op heden nog altijd een functionaris opgekomen bij een alarm voor een meetplanleider. Mocht desalniettemin in de praktijk bij een alarm geen vrije instroom AGS beschikbaar zijn, kan interregionaal te allen tijde een beroep gedaan worden op een meetplanleider. In die gevallen kan een opkomsttijd van 30 minuten niet gehaald worden. De opkomsttijd van 30 minuten kan niet in alle gevallen gegarandeerd worden, echter gelet op de relatief centrale woon- en werkplaats van de huidige AGS’en kan deze norm in (zeer) veel gevallen gehaald worden. Op dit moment wordt in samenwerking met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant onderzocht of een gezamenlijke regeling voor de levering van een gegarandeerde meetplanleider mogelijk is binnen de wettelijke genormeerde opkomsttijd van 30 minuten. In dat geval kan de meetplanleider geleverd worden door de buurregio. Concluderend kan gesteld worden dat op dit moment de invulling van de functie meetplanleider door middel van vrije instroom vanuit de piketgroep AGS als voldoende wordt gezien mede gelet op de lage kans dat een grootschalig chemisch incident zich voor zal doen. De samenwerking met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant zal op termijn een goede garantie op beschikbaarheid van een meetplanleider geven.
5.3 Opkomsttijd 2 e meetploeg brandweer Wettelijke norm: Besluit veiligheidsregio’s, artikel 4.2.1, lid 2 Eén en afhankelijk van de aard van het ongeval een tweede, meetploeg begint binnen dertig minuten na alarmering met de uitvoering van zijn taken op de aangegeven meetlocatie. Voorstel: e In te stemmen dat de opkomsttijd van een 2 meetploeg van 30 minuten niet te allen tijde gegarandeerd is. Toelichting en motivatie: Brandweer Brabant-Noord beschikt over 8 meetploegen. Een eerste meetploeg kan gegarandeerd beschikbaar zijn binnen de wettelijke opkomsttijd van 30 minuten. Voor de tweede meetploeg is dit niet in alle gevallen gegarandeerd. Dit heeft een aantal oorzaken. Bij een groot incident wordt in verband met een snelle inzet zowel voor de brandbestrijding als voor de meetploegen een beroep gedaan op de nabijgelegen kazernes. Deze gelijktijdigheid is in veel gevallen onvermijdelijk. Het gevolg is echter dat de opkomsttijd van de meetploeg van de nabij gelegen brandweerpost niet gegarandeerd kan worden en een meetploeg van verder weg gelegen brandweerposten moeten komen. Door de duur van de opkomsttijd van vrijwilligers en een langere aanrijtijd, kan zodoende bij grotere incidenten de wettelijke norm voor de tweede meetploeg van 30 minuten overschreden worden. Concluderend kan worden gesteld dat met 8 meetploegen het maximaal haalbare binnen de bestaande mogelijkheden en specialismen voor vrijwilligers is bereikt. De eerste meetploeg kan binnen de wettelijke opkomsttijd van 30 minuten aanvangen met werkzaamheden. Voor de tweede meetploeg kan dit niet in alle gevallen worden gegarandeerd. Het realiseren van meer meetploegen binnen de brandweerregio staat qua inspanning en kosten niet in verhouding tot de zeer beperkte extra veiligheidswinst.
7
5.4 Opkomsttijden functionarissen CoPI Wettelijke norm: Besluit veiligheidsregio’s, artikel Artikel 2.3.1 Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 2.2.1 beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: a. een eerste commando plaats incident binnen dertig minuten. Voorstel: Het aantal piketgroepen voor de functies in het Commando Plaats Incident (CoPI) van informatiemanager en voorlichting wordt gehandhaafd op 1 piketgroep per functie. Hiermee kan de opkomsttijd van 30 minuten niet in alle gevallen gegarandeerd worden en kan sprake zijn van een beperkte overschrijding. Toelichting en motivatie: Een Commando Plaats Incident (CoPI) bestaat volgens de wet formeel uit: een leider commando, een officier van dienst (OvD) brandweer, een OVD geneeskundig, een OVD politie of Koninklijke Marechausse (KMar), een informatiemanager (IM) en een voorlichtingsfunctionaris. De leden van het CoPI komen uit verschillen de piketgroepen. De voorlichters (politie), de AGS’en en de informatiemanager hebben ieder 1 piketgroep, waarbij voorlichting van de politie het gehele gebied van de politie-eenheid Oost-Brabant betreft. Deze leden van het CoPI kunnen de opkomsttijd van 30 minuten niet altijd halen. Voor de AGS’en is de overschrijding beperkt (zie ook toelichting opkomsttijd AGS). Voor voorlichting is deze het grootst omdat functionarissen ook kunnen komen uit het zuidelijke deel (Zuidoost Brabant) van de politie-eenheid Oost-Brabant. De informatiemanagers hebben zelden last van krappe opkomsttijden voor het CoPI omdat zij in de aanloop van incidenten, die uit kunnen groeien tot GRIP, hun functie al gaan vervullen zodat er een soort vooruitgeschoven informatiepositie ontstaat. Concluderend kan gesteld worden dat de opkomsttijd van de leiding in het CoPI en de drie operationele diensten brandweer, politie en GHOR in de beginfase van een incident als cruciaal wordt gezien. De opkomsttijden voor deze functionarissen zijn gegarandeerd. Voor de andere functies wegen de kosten van het verbeteren van de opkomsttijd door het vormen van meer piketgroepen niet op tegen de zeer beperkte veiligheidswinst.
5.5 Invulling adviseur brandweer in het gemeentelijk beleidsteam Wettelijke norm: Besluit veiligheidsregio’s, artikel 2.1.5 Een gemeentelijk beleidsteam bestaat uit leidinggevenden van de brandweer, de GHOR, de politie en de bevolkingszorg. Een gemeentelijk beleidsteam ondersteunt de burgemeester bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Voorstel: De invulling van de leidinggevende positie brandweer in het beleidsteam niet te realiseren met een separate piketgroep, maar via de zogenaamde vrije instroom vanuit de piketgroep Commandant van Dienst. Hierdoor zal geen volledige garantie bestaan op een invulling van de functie binnen de wettelijke norm van 60 minuten. Motivatie De invulling van de functie leidinggevende brandweer in het gemeentelijke beleidsteam vindt plaats door middel van de zogenaamde vrije instroom uit de piketgroep Commandant van Dienst (CvD) van de brandweer. Deze piketgroep levert in eerste instantie de functie operationeel leider voor het Regionaal Operationeel Team. De piketgroep CvD bestaat uit vijf functionarissen zodat naast de dienstdoende CvD nog vier “vrije CvD’en” beschikbaar zijn voor het gemeentelijke beleidsteam. In de praktijk blijkt dat in de zeer incidentele gevallen dat een gemeentelijk beleidsteam wordt geformeerd en tot op heden altijd een CvD beschikbaar was voor het beleidsteam. Mocht dit niet het geval zijn, kan deze functie zo nodig
8
interregionaal ingevuld worden door de buurregio’s. Echter in die gevallen zal een opkomsttijd van 60 minuten niet realiseerbaar zijn. Concluderend kan gesteld worden dat een separaat piket voor het beleidsteam niet gewenst is voor een functie die in de praktijk minder dan eenmaal per jaar voorkomt (onbalans kosten-baten), waarbij de praktijk aantoont dat via de vrije instroom tot op heden altijd invulling is verkregen en dat mocht dat onverhoopt niet mogelijk zijn er interregionaal te allen tijde een beroep kan worden gedaan op invulling (weliswaar dan niet binnen de normtijd van 60 minuten).
5.6 Vastleggen beleid voor redden en blussen op hoogte Wettelijke norm: Besluit veiligheidsregio’s, artikel 3.2.2 Het bestuur van de veiligheidsregio stelt vast voor welke objecten de inzet van een ondersteuningseenheid voor redden en blussen op hoogte altijd noodzakelijk is. Het bestuur stelt bij deze objecten voor de ondersteuningseenheden dezelfde opkomsttijden vast als voor de basisbrandweereenheden. Voorstel: Er worden geen objecten aangewezen waarop artikel 3.2.2 wordt toegepast. Toelichting en motivatie: Het bestuur van de veiligheidsregio heeft niet vastgelegd voor welke objecten het inzetten van een eenheid voor het redden en blussen altijd nodig is. Er zijn geen objecten met ontbrekende vluchtmogelijkheden waarvoor een extra vluchtweg door de brandweer geboden dient te worden door middel van een redvoertuig (ladderwagen of hoogwerker). Wel is met name bij oude binnensteden ondersteuning op hoogte gewenst om bijvoorbeeld overslag en doorslag te bestrijden dan wel te voorkomen. Concluderend kan gesteld worden dat binnen de regio geen objecten aangewezen hoeven worden waarop artikel 3.2.2 toegepast dient te worden. Voor een adequate brandweerzorg is het hebben van dit soort voertuigen wel noodzakelijk.
5.7 Vaststellen doorlooptijd oefencyclus brandweer Wettelijke norm: Hiervoor is geen wettelijke norm. Wel bestaat er een zogenaamde Aristotelesindicator van anderhalf jaar voor de doorlooptijd van een oefencyclus binnen de brandweer tot en met het niveau bevelvoerder. Voorstel: De oefencyclus voor de brandweerfunctionarissen tot en met het niveau bevelvoerder wordt vastgesteld voor twee jaar. Toelichting en motivatie: De normering van de geoefendheid voor de brandweer is in Brabant-Noord niet vastgelegd. Thans wordt uitgegaan van de een cyclus van twee jaar. Gedurende deze periode doorlopen brandweermensen tot en met het niveau van bevelvoerder het gehele pakket aan oefeningen. Het intensiveren van het oefenen naar een cyclus van anderhalf jaar leidt tot een grotere belasting van vrijwilligers. De belasting van de vrijwilligers wordt nu al als behoorlijk groot ervaren. Voorts wordt een cyclus van twee jaar op dit moment als professioneel verantwoord gezien. Concluderend kan gesteld worden dat een verhoging van de oefeninspanning moeilijk realiseerbaar is omdat hierdoor een te zware belasting ontstaat voor de vrijwilliger.
9
AGP 7 ABVRBN 20141112 Bijlage 2
Bezuinigingstaakstelling GHOR
1
1. Inleiding Naar aanleiding van de brief van 3 december 2013 van de Coördinerende bestuurder voor de afstemming van gemeenschappelijke regelingen in Brabant-Noord, is GHOR Brabant-Noord verzocht om de mogelijkheden te verkennen om ten opzichte van de begroting 2014 aanvullende bezuinigingen te realiseren op de gemeentelijke bijdrage die oplopen van 5% in 2015 (€ 59.000), naar 8% in 2016 (€ 94.000) en uiteindelijk 9% in 2017 (€ 106.000).
2. Opgelegde bezuinigingstaakstelling Na een eerste verkenning van de bezuinigingsmogelijkheden heeft de waarnemend Directeur Publieke Gezondheid Brabant-Noord (tijdens de bestuursconferentie van 12 maart 2014 en vergadering van het Algemeen Bestuur op 9 april 2014) aangekondigd een structurele bezuiniging te kunnen realiseren van € 50.000 op de gemeentelijke bijdrage, met ingang van 2015. Deze bezuiniging zou geëffectueerd kunnen worden binnen de eigen bedrijfsvoering en door haar inzet te minderen waar het gaat om multidisciplinaire project- en coördinatiegroepen. Het Algemeen Bestuur stemde in met de voorgestelde bezuinigingsrichting en taakstelling die niet verder zal oplopen.1 De gekozen bezuinigingsrichting maakt duidelijk dat er eveneens voor is gekozen om de bezuinigingen niet te realiseren door inbreuk te doen op het wettelijke GHOR-takenpakket. Deze nota betreft een meer gedetailleerde uitwerking van het eerder -op hoofdlijnen- genomen besluit.
3. Effectuering bezuinigingstaakstelling Voor realisatie van de opgelegde bezuinigingstaakstelling is allereerst kritisch gekeken naar bedrijfskosten waarbinnen de gekozen bezuinigingsrichting kan worden geëffectueerd. Hierdoor zouden er minimale consequenties zijn voor het personele bestand en daarmee ook voor multidisciplinaire project- en coördinatiegroepen. Hieronder worden de gekozen bezuinigingsrichtingen nader uitgewerkt. Bedrijfsvoering Door het Algemeen Bestuur is besloten om de bezuiniging zoveel als mogelijk te effectueren binnen de bedrijfsvoering van de GHOR. Daarom wordt voorgesteld om structureel € 43.000 te bezuinigen op bedrijfskosten, huisvesting en kapitaalslasten: - Binnen de bedrijfskosten wordt voorgesteld om het budget voor telefonie en website structureel te minderen met € 10.000. Daarnaast zullen diverse andere posten binnen de bedrijfskosten worden bijgesteld (ad € 11.000), waaronder het budget voor preventie tijdens risico-evenementen en kantoorbenodigdheden. - Op het budget ten aanzien van huisvesting zal structureel € 17.000 worden bezuinigd. - Het budget ten behoeve van investeringen zal met € 5.000 worden geminderd.
1
Besluit Algemeen Bestuur VRBN op 12 maart en 9 april 2014.
2
Personele consequenties (multidisciplinaire project- en coördinatiegroepen) Voorgesteld wordt om € 7.000 structureel te korten op de personele lasten. Deze bezuiniging zal worden geëffectueerd door in te krimpen op de beschikbare formatie met circa 0,2 fte. Aangezien wettelijke GHOR taken behorende bij deze formatieruimte niet vervallen, zullen de huidige takenpakketten van het personeel worden herzien waarmee de continuïteit van monodisciplinaire taakuitvoering blijft gewaarborgd. Dit resulteert er aan de andere kant wel in dat de participatie van GHOR personeel in multidisciplinaire project- en coördinatiegroepen zal worden geminderd. Hierbij moet vooral gedacht worden aan toekomstig projectleiderschap van projecten die in eerste instantie niet tot het directe en monodisciplinaire takenpakket van de GHOR behoren. Bij de toewijzing van dit (project)leiderschap zal de GHOR daarom een terughoudend standpunt innemen, maar altijd in goed overleg met de andere kolommen. Het gezamenlijk belang van de veiligheidsregio staat voorop.
4. Overzicht bezuinigingen 2015 GHOR Op basis van bovenstaande argumentatie ziet bezuiniging van de GHOR er als volgt uit:
Bezuinigingsvoorstel 2015
Begroting
Bezuiniging
Na bezuiniging
Personeelslasten Kapitaalslasten Huisvestingskosten Bedrijfskosten incl administratiekosten
1.238 99 247 581 2.165
-7 -5 -17 -21 -50
1.231 94 230 560 2.115
Inwonerbijdrage
1.187
-50
1.137
3
AGP 7 ABVRBN 20141112 Bijlage 3
1e wijziging van de Programmabegroting Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015
1
Aanpassingen Programma Brandweer 2015 BBN Incidentbestrijding
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal lasten Baten Salarissen en sociale lasten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten totaal baten saldo
9.847 3.583 141 1.086 1.300 1.909 3.674
-360
21.540
-420
21.120
0 420
367 50 100 352 821 1.690 -19.430
367 50 100 352 821 1.690 -19.850
BBN Risicobeheersing
-60
9.487 3.583 141 1.086 1.300 1.849 3.674
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten Overige goederen en diensten totaal lasten saldo
2.426 50 2.476
140 140
2.566 50 2.616
2.476
140
2.616
2
BBN Crisisbeheersing & rampenbestrijding Bedragen x € 1.000,Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten 714 80 794 Opleiden en oefenen 188 188 Overige goederen en diensten 207 207 totaal lasten 1.109 80 1.189 saldo
1.109
BBN Bedrijfsvoering
80
1.189
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Overige goederen en diensten Kapitaallasten BDUR doorbetaling Huisvestingkosten totaal lasten Baten Overige goederen en diensten Kapitaallasten Huisvestingkosten totaal baten
2.600 1.062 1.899 568 2.302 1.798 10.229
saldo
15 97 69 181 -10.048
140
200
2.740 1.062 1.959 568 2.302 1.798 10.429
0 -200
15 97 69 181 -10.248
60
3
Totaal Programma Brandweer
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Incidentbestrijding Risicobeheersing Crisis- en ramoenbestrijding Bedrijfsvoering totaal lasten Baten Incidentbestrijding Risicobeheersing Crisis- en rampenbestrijding Bedrijfsvoering totaal baten Saldo programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdrage totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
21.540 2.476 1.109 10.229 35.354
-420 140 80 200 0
21.120 2.616 1.189 10.429 35.354
1.690
0
1.690
181 1.871
0 0
181 1.871
-33.483
0
-33.483
5.172 28.054 33.226
0 0 0
5.172 28.054 33.226
-257
0
-257
73 330 257
0 0 0
73 330 257
0
0
0
4
Aanpassingen Programma GHOR 2015 GHOR BN
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Personeelslasten Kapitaallasten Huisvestingskosten Bedrijfskosten Overhead incl. bestuurskosten totaal lasten Baten Overige baten totaal baten Saldo programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdrage GGD hart voor Brabant totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
1.238 99 247 581 414 2.579
-50
1.231 94 230 560 414 2.529
45 45
0
45 45
-2.534
50
-2.484
1.224 1.187 123 2.534
-7 -5 -17 -21
-50
1.224 1.137 123 2.484
0
0
0
0
0
0
0
0
0
-50
5
Generaal Totaal Aanpassingen Programmabegroting VR-BN 2015 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2015 2015 2015 Lasten Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal lasten
35.354 2.579 3.120 41.053
Baten Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal baten
1.871 45 90 2.006
0
1.871 45 90 2.006
-39.047
0
-38.997
33.226 2.534 3.030 38.790 -257
0 -50
33.226 2.484 3.030 38.740 -257
Saldo programma's Algemene middelen Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC subtotaal dotaties
0
0
0
-50 -50
73
35.354 2.529 3.120 41.003
73
73
0
73
Onttrekkingen aan reserves Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC subtotaal onttrekkingen
330
0
330
330
0
330
saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
257 0
0 -50
257 0
6
Voorstel AGP 8
Aan :
Algemeen Bestuur
Datum :
12 november 2014
Bijlage :
1
e
Steller :
Kees Arts
Onderwerp :
2 Begrotingswijzing Programmabegroting 2015 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Algemene toelichting e
Voor Veiligheidsregio Brabant-Noord wordt een 2 wijziging van de programmabegroting 2015 voorgesteld bij het onderdeel GHOR om de begroting 2015 af te stemmen op de volgende ontwikkelingen: - Wegvallen baten t.b.v. CrisisOnline (ad € 45.000); - Verdere implementatie van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met de GGD Hart voor Brabant; - Restant onttrekking aan de bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject (ad € 47.000). Wegvallen baten CrisisOnline (ad € 45.000) Als gevolg van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met de GGD 1 Hart voor Brabant , mogen geen overige baten worden geraamd dan wel gerealiseerd. Mede om deze reden is het beheer van de applicatie CrisisOnline door de GHOR stopgezet en worden hier 2 niet langer overige inkomsten ad € 45.000 voor ontvangen . Het voorstel is om de aan CrisisOnline gelieerde kosten als volgt terug te brengen: - De personeelskosten te korten met € 16.000. Hiervan valt € 7.000 toe te bedelen aan de fallback procedure van CrisisOnline door de MKA, en € 9.000 aan de helpdesk-functie door GHOR personeel. - De bedrijfskosten te verlagen met € 25.000 doordat de licentiekosten van CrisisOnline komen te vervallen. - Als gevolg van een eerdere calculatiefout valt de GGD bijdrage in het exploitatietotaal van de GHOR € 4.000 hoger uit (zie ook volgende ontwikkeling). Verdere implementatie kosten voor gemene rekening Als gevolg van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met de GGD Hart voor Brabant, behoren de beide financieringsstromen van de GHOR (BDUR en de gemeentelijke bijdrage) gezamenlijk gepresenteerd te worden op de begroting. Het voorstel is om de volgende wijzigingen door te voeren: - De BDUR en gemeentelijke bijdrage gezamenlijk te presenteren als post “Bijdrage kosten gemene rekening VR”. De opgelegde bezuinigingstaakstelling op de gemeentelijke 3 bijdrage (ad € 50.000) is hier van afgetrokken . - Als gevolg van een eerdere calculatiefout de Bijdrage kosten gemene rekening GGD HvB met € 4.000 te verhogen.
1 2 3
Besluit Dagelijks Bestuur VRBN 4 december 2013. Algemeen Bestuur VRBN 25 juni 2014. Besluit Algemeen Bestuur VRBN 9 april 2014
AGP 8 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2015 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 1 van 8
Restant onttrekking bestemmingsreserve (ad € 47.000) In 2015 zullen opnieuw opleidingen worden ingekocht voor sleutelfunctionarissen GHOR volgens het nieuwe knoppenmodel. Financiering hiervan geschiedt volgens een restant onttrekking ad € 47.000 aan de daarvoor ingestelde bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject. Deze bestemmingsreserve is door het Algemeen Bestuur ingesteld uit het positief jaarresultaat 2013 4 (ad € 82.000) . Voorgesteld wordt om: - Een restant onttrekking ad € 47.000 te doen uit de bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject; - Deze onttrekking op te nemen binnen de bedrijfskosten waarmee de verwachte en geplande opleidingen voor sleutelfunctionarissen GHOR worden gefinancierd.
Advies contactambtenaren en financiële commissie De contactambtenaren en de Financiële commissie adviseren positief over het onderhavig voorstel.
Procesgang Processtap
Datum
Regiegroep Veiligheidsdirectie (schriftelijk) Contactambtenaren Financiële commissie Goedkeuring Dagelijks Bestuur Vaststelling Algemeen Bestuur
18 augustus 2014 28 augustus 2014 13 oktober 2014 15 oktober 2014 29 oktober 2014 12 november 2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met de 2e wijziging programmabegroting 2015 VRBN voor het onderdeel GHOR.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(n) 1. Overzicht 2e Begrotingswijziging 2015 VRBN
4
Besluit Algemeen Bestuur VRBN 25 juni 2014.
Bijlage 1: Overzicht 2e Begrotingswijziging 2015 VRBN BBN Incidentbestrijding
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal lasten Baten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal baten saldo
9.847 3.583 141 1.086 1.300 1.909 3.674
-360
21.540
-420
-60
9.487 3.583 141 1.086 1.300 1.849 3.674 21.120
9.487 3.583 141 1.086 1.300 1.849 3.674 0
21.120
367
367
367
50 100 352 821
50 100 352 821
50 100 352 821
1.690 -19.850
0 420
1.690 -19.430
BBN Risicobeheersing
0 0
1.690 -19.430
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal lasten Baten Salarissen en sociale lasten Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal baten saldo
2.426 50
140
2.566 50
2.566 50
2.476
140
2.616
0
2.616
0 -2.476
0 -140
0 -2.616
0 0
0 -2.616
BBN Crisisbeheersing & rampenbestrijding Bedragen x € 1.000,Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten 714 80 794 794 Opleiden en oefenen 188 188 188 Overige goederen en diensten 207 207 207 Subsidies totaal lasten 1.109 80 1.189 0 1.189 Baten Salarissen en sociale lasten Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Subsidies totaal baten saldo
0 -1.109
0 -80
0 -1.189
BBN Bedrijfsvoering
0 0
0 -1.189
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Overige goederen en diensten Kapitaallasten BDUR doorbetaling Convenantgelden Huisvestingkosten Subsidies totaal lasten
2.600 1.062 1.899 568 2.302
140 60
1.798 10.229
Baten Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Overige goederen en diensten Kapitaallasten BDUR doorbetaling Convenantgelden Huisvestingkosten Subsidies totaal baten saldo
200
2.740 1.062 1.959 568 2.302
2.740 1.062 1.959 568 2.302
1.798
1.798
10.429
0
10.429
15 97
15 97
15 97
69
69
69
181 -10.048
0 -200
181 -10.248
0 0
181 -10.248
Totaal Programma Brandweer
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Incidentbestrijding 21.540 Risicobeheersing 2.476 Crisis- en ramoenbestrijding 1.109 Bedrijfsvoering 10.229 Frictie- en implementatiekosten / taakstelling totaal lasten 35.354 Baten Incidentbestrijding Risicobeheersing Crisis- en rampenbestrijding Bedrijfsvoering totaal baten Saldo programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdrage totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
-420 140 80 200
21.120 2.616 1.189 10.429
0 0 0 0
21.120 2.616 1.189 10.429
0
35.354
0
35.354
1.690 0 0 181 1.871
0 0 0 0 0
1.690 0 0 181 1.871
0 0 0 0 0
1.690 0 0 181 1.871
-33.483
0
-33.483
0
-33.483
5.172 28.054 33.226
0 0 0
5.172 28.054 33.226
0 0 0
5.172 28.054 33.226
-257
0
-257
0
-257
73 330 257
0 0 0
73 330 257
0 0 0
73 330 257
0
0
0
0
0
GHOR BN
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Personeelslasten Kapitaallasten Huisvestingskosten Bedrijfskosten Overhead incl. bestuurskosten totaal lasten Baten Overige baten totaal baten Saldo programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdrage Bijdrage kosten gemene rekening VR Bijdrage kosten gemene rekening GGD hart voor Brabant totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
1.238 99 247 581 414 2.579
-7 -5 -17 -21
-16
-50
1.231 94 230 560 414 2.529
6
1.215 94 230 582 414 2.535
45 45
0
45 45
-45 -45
0 0
-2.534
50
-2.484
-51
-2.535
1.224 1.187
-50
1.224 1.137
123 2.534
-50
123 2.484
-1.224 -1.137 2.361 4 4
0 0 2.361 127 2.488
0
0
0
-47
-47
0
0
0
47 47
47 47
0
0
0
0
0
22
GMC BN
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Huidig personeel Rente Opleiding en vorming Huisvesting Vervoer Verbindingen en automatisering Operationeel Beheer Overige lasten totaal lasten
1.135 40 40 541 16 1.116 5 75 152 3.120
0
1.135 40 40 541 16 1.116 5 75 152 3.120
0
1.135 40 40 541 16 1.116 5 75 152 3.120
90 90
0
90 90
0
90 90
-3.030
0
-3.030
0
-3.030
129 1.601 1.300 3.030
0
129 1.601 1.300 3.030
0
129 1.601 1.300 3.030
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Baten Huisvesting totaal baten Saldo programma's Algemene middelen RAV Politie Gemeentelijke bijdrage totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2015 2015 2015 2015 2015 Lasten Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal lasten
35.354 2.579 3.120 41.053
Baten Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal baten
1.871 45 90 2.006
Saldo programma's Algemene middelen Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC subtotaal dotaties
0 -50 -50
0
35.354 2.529 3.120 41.003
6 6
35.354 2.535 3.120 41.009
0
1.871 45 90 2.006
-45
1.871 0 90 1.961
-39.047
50
-38.997
-51
-39.048
33.226 2.534 3.030 38.790 -257
0 -50
33.226 2.484 3.030 38.740 -257
-50 0
73
-45
4 4 -47
73
73
0
73
330
0
330
33.226 2.488 3.030 38.744 -304
73
0
73
47
330 47
Onttrekkingen aan reserves Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC subtotaal onttrekkingen
330
0
330
47
377
saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
257 0
0 0
257 0
47 0
304 0
Voorstel CONCEPT
AGP 9
Aan : Algemeen Bestuur
Steller : Anne Hellings
Datum : 12 november 2014
Bijlage : 5
Onderwerp : Aanpassing regelgeving Veiligheidsregio Brabant-Noord
Inleiding Naar aanleiding van onze sturingsfilosofie zijn onze bestaande regelingen en verordeningen inhoudelijk beoordeeld vanuit de volgende principes: • Nut en noodzaak (efficiency); • INK al vertrekpunt; • Zakelijk maar niet bureaucratisch; • Transparantie; • Besturing is een cyclisch proces; • Bedrijfsvoering is proceseigenaar; • Leiderschap en control; • Actuele terminologie; • Actuele hoofd- en fijnstructuur van BBN. De volgende regelingen en verordeningen zijn beoordeeld: A. De financiële verordening VRBN 2014; B. De controleverordening VR 2014; C. Het treasurystatuut BBN; D. Regeling budgethouders BBN 2015; E. Mandaatbesluit; F. Bevoegdhedenoverzicht.
Ad A. De financiële verordening VRBN 2014 Bij de beoordeling van de financiële verordening is vastgesteld dat het veel praktischer is periodiek een aantal nota’s door het dagelijks bestuur te laten vaststellen. Het betreft de volgende nota’s: G. reserves en voorzieningen VR H. activabeleid BBN
Toelichting per onderdeel Ad A. De financiële verordening VRBN 2014 De financiële verordening is geactualiseerd. Er is rekening gehouden met de komst van het Programma Bevolkingszorg. Verder is zijn de technische uitgangspunten verder geüniformeerd. Ook zijn de termijnen aangepast aan de Wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Ad B. de Controleverordening VR 2014 De verordening is geactualiseerd. Ad C. het Treasurystatuut BBN Het treasurystatuut is aangepast aan de actuele hoofd- en fijnstructuur van BBN per 1 oktober 2014. Verder is deze geactualiseerd met name op het gebied van schatkistbankieren.
AGP 9 ABVRBN 20141112 Voorstel aanpassing regelgeving.docx
Pagina 1 van 3
Ad D. Regeling budgethouders BBN 2015 In de oude budgethoudersregeling BBN stond in artikel 2. het volgende: Jaarlijks vindt door het Dagelijks Bestuur aanwijzing van budgethouders en toekenning van de bijbehorende budgetten plaats. Nu wordt voorgesteld de budgethouders jaarlijks te laten aanwijzen door de regionaal commandant. Ad E en F. Mandaatbesluit en Bevoegdhedenoverzicht In het kader van de reorganisatie van de Brandweer per 1 oktober a.s. dient de mandaatregeling daarmee in overeenstemming te worden gebracht. Daarvoor is met name artikel 7 (vervangingsregeling) van het Mandaatbesluit aangepast. Het Bevoegdhedenoverzicht is vooral aangepast op de nieuwe structuur. Verder zijn een paar onderwerpen toegevoegd die in de praktijk werden gemist. Ad G. de Nota reserves en voorzieningen VR Op basis van de financiële verordening zal er periodiek een nota reserves en voorzieningen worden opgesteld. Bij het instellen van een bestemmingsreserve zal het dagelijks bestuur vanaf nu een specifieke onderbouwing ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur. In de onderbouwing staat in ieder geval: • de naam van de reserve; • het corresponderende begrotingsprogramma; • het nut en de noodzaak van de reserve; • de maximale grootte van de reserve; • de maximale duur waarop de reserve beschikbaar is. Alle bestaande reserves zijn in deze nota toegelicht. De maximale hoogte en de einddata zijn toegevoegd. Hieruit volgen een aantal beslispunten: • De reserve Convenantgelden én de reserve Locatie Onafhankelijke Bluswatervoorziening zullen per 31 december 2017 worden opgeheven. • De opheffing van de reserve verlofuren wordt uitgesteld tot 31 december 2016. De geplande restantkosten van € 101.000 zoals gemeld in de resultaatbestemming bij de jaarverantwoording 2013 hebben betrekking op de periode 2014-2016 waardoor de reserve niet eind 2014 kan worden opgeheven. • De maximale grootte van de reserve activiteitenbudget vrijwilligers vaststellen op € 150.000. • De maximale grootte van de reserve realistisch oefenen vaststellen op € 300.000. Ad H. de Nota activabeleid BBN Op basis van de financiële verordening zal er periodiek een nota activabeleid voor de brandweer worden opgesteld. Deze nota besteedt aandacht aan de kaders en het beleid rondom afschrijven en waarderen. Deze nota bevat in bijlage 1. een geactualiseerde lijst met afschrijvingstermijnen.
Advies contactambtenaren en financiële commissie De contactambtenaren en de Financiële commissie adviseren positief over het onderhavig voorstel.
Procesgang De volgende stukken zijn vastgesteld door het Dagelijks Bestuur: 1. C. Het treasurystatuut BBN; 2. E. Mandaatbesluit; 3. F. Bevoegdhedenoverzicht. De overige stukken worden nu ter vaststelling voorgelegd aan het Algemeen Bestuur: 4. A. de financiële verordening, 5. B. de controleverordening, 6. D. de regeling budgethouders, 7. G. de Nota reserves en voorzieningen VR, en 8. H. de nota activabeleid BBN.
AGP 9 ABVRBN 20141112 Voorstel aanpassing regelgeving.docx
Pagina 2 van 3
Processtap
Datum
Regiegroep Veiligheidsdirectie contactambtenaren Financiële commissie Goedkeuring/vaststelling Dagelijks Bestuur Vaststelling Algemeen Bestuur
18 september 2014 29 september 2014 13 oktober 2014 15 oktober 2014 29 oktober 2014 12 november 2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld: 1. Instemmen met bijgevoegde regelgeving: a. De Financiële verordening VRBN 2014; b. De Controleverordening VR 2014; c. De Regeling budgethouders BBN 2015; d. De Nota reserves en voorzieningen VR; i. De reserve Convenantgelden én de reserve Locatie Onafhankelijke Bluswatervoorziening zullen per 31 december 2017 worden opgeheven; ii. De opheffing van de reserve verlofuren wordt uitgesteld tot 31 december 2016. De geplande restantkosten van € 101.000 zoals gemeld in de resultaatbestemming bij de jaarverantwoording 2013 hebben betrekking op de periode 2014-2016 waardoor de reserve niet eind 2014 kan worden opgeheven; iii. De maximale grootte van de reserve activiteitenbudget vrijwilligers vaststellen op € 150.000. iv. De maximale grootte van de reserve realistisch oefenen vaststellen op € 300.000. e. De nota activabeleid BBN.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(n) 1. 2. 3. 4. 5.
A. De financiële verordening VRBN 2014; B. De controleverordening VR 2014; D. Regeling budgethouders BBN 2015; G. Nota reserves en voorzieningen VR; H. Nota activabeleid BBN.
AGP 9 ABVRBN 20141112 Voorstel aanpassing regelgeving.docx
Pagina 3 van 3
AGP 9 ABVRBN 20141112 Bijlage 1
A.
Financiële verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014
1
Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, bijeen in vergadering d.d. 12 november 2014;
Overwegende: 1. dat de Veiligheidsregio Brabant-Noord een bestuurlijke samenwerking is van de deelnemende gemeenten en de Politie, waarvan de organisatorische onderdelen Brandweer, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en het Gemeenschappelijk Meldcentrum (GMC); verantwoordelijk zijn voor de uitvoering; 2. dat het voor het functioneren van de Veiligheidsregio Brabant-Noord wenselijk is nadere regels te stellen over de uitgangspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie; Gelet op:
artikel 212 Gemeentewet, artikel 10.2 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord en de Organisatieverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord;
Besluit:
vast te stellen de navolgende Financiële verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014:
2
Artikel 1 Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: Administratie Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken, verstrekken en analyseren van informatie, ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatieonderdelen van de Veiligheidsregio Brabant-Noord en ten behoeve van het afleggen van de vereiste verantwoording. De administratie maakt een essentieel onderdeel uit van het wettelijk voorgeschreven doelmatigheidsbeheer. Adoptiegemeente De gemeenten in Brabant-Noord maakten voor de gemeenschappelijke regelingen afspraken over de beoordeling van kadernota’s, begrotingen en jaarrekeningen. Een aantal zogenaamde adoptiegemeenten voert de analyse van deze stukken uit en adviseert andere deelnemende gemeenten over de inhoud. Doelmatigheid Het binnen de gestelde kaders met een zo beperkt mogelijke inzet van beschikbare middelen de gewenste prestaties bereiken. Doeltreffendheid De mate waarin de geleverde producten en prestaties bijdragen aan de gestelde (beleids)doelen en beoogde maatschappelijke effecten. Titel 1 Begroting en verantwoording Kaderstellen Artikel 2 Uitgangspunten en indeling programmabegroting 1. Met betrekking tot de financiële uitgangspunten voor de deelbegrotingen van de Brandweer, Bevolkingszorg en het Gemeenschappelijk Meldcentrum binnen de programmabegroting van de Veiligheidsregio gelden de technische uitgangspunten zoals die voor de Gemeente ‘s-Hertogenbosch gelden. 2. Met betrekking tot de financiële uitgangspunten voor de deelbegroting van de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio binnen de programmabegroting van de Veiligheidsregio gelden de technische uitgangspunten zoals die voor de Gemeente Tilburg gelden. 3. De programmabegroting bestaat uit de programma’s incidentbestrijding, risicobeheersing, crisisbeheersing en rampenbestrijding, bedrijfsvoering (Brandweer), Bevolkingszorg, Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio en het Gemeenschappelijk Meldcentrum. 4. De programma’s incidentbestrijding, risicobeheersing, crisisbeheersing en rampenbestrijding en bedrijfsvoering vormen samen de deelbegroting Brandweer BrabantNoord. 5. Het programma Bevolkingszorg vormt een deelbegroting. 6. Het programma Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio vormt een deelbegroting. 7. Het programma Gemeenschappelijk meldcentrum vormt een deelbegroting. Artikel 3 Betrokkenheid contactambtenaren 1. De contactambtenaren van de adoptiegemeenten ontvangen en toetsen: a. De conceptkaders van de programmabegroting; 3
b. De conceptprogrammabegroting; c. De concept bestuursrapportage; d. De conceptjaarstukken. 2. De contactambtenaren brengen door tussenkomst van hun collega ambtenaren advies uit aan de colleges van burgemeester en wethouders van de aan de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord deelnemende gemeenten en de financiële commissie van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Artikel 4 Kaders van de programmabegroting 1. De begrotingscyclus start met het opstellen van de kaders voor de programmabegroting door de Veiligheidsregio. 2. Het dagelijks bestuur ontvangt jaarlijks voor 1 februari de kaders voor de programmabegroting van het daarop volgende begrotingsjaar. 3. De kaders voor de programmabegroting bestaan uit de hoofdlijnen van het te voeren beleid, wijzingen van bestaand beleid en voorstellen voor nieuw beleid. De kaders bevatten ook de financiële consequenties van het beleid. 4. De kaders voor de programmabegroting bevatten per deelbegroting van betreffende het organisatieonderdeel een raming van de bijdrage per inwoner van de deelnemende gemeenten. 5. Het dagelijks bestuur legt de kaders voor de programmabegroting voor advies voor aan de colleges van burgemeester en wethouders en de griffiers van de gemeenteraden. 6. De colleges van burgemeester en wethouders en/of de gemeenteraden brengen voor eind maart advies uit aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio. 7. Het algemeen bestuur stelt de beleidskaders van de programmabegroting in april vast. 8. De beleidskaders van de begroting vormen de grondslagen van de programmabegroting en de deelbegrotingen van de verschillende organisatieonderdelen. Artikel 5 Programmabegroting 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting (het geheel van de samenstellende delen van de programma’s van de organisatieonderdelen die deel uitmaken van de Veiligheidsregio) binnen de wettelijk vastgestelde termijnen toe aan de colleges en de griffiers van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten en aan het regionaal college van de politie. 2. De ontwerpbegroting bevat een meerjarenraming voor het lopende en de drie op het begrotingsjaar volgende jaren. 3. De ontwerpbegroting geeft voor de uitvoering van de programmabegroting per organisatieonderdeel in het begrotingsjaar aan: a. wat men wil bereiken (outcome); b. wat men gaat doen (output); c. wat het zal kosten. 4. Deelnemende gemeenten leggen de ontwerpbegroting ter inzage. De ontwerpbegroting is algemeen verkrijgbaar. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 5. De raden van de deelnemende gemeenten en het regionaal college kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden. 6. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. 7. Na het vaststellen van de programmabegroting zendt het algemeen bestuur daarover bericht aan de raden van de deelnemende gemeenten en het regionaal college, zo nodig vergezeld van de vastgestelde begroting, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen. 4
8. 9.
Het algemeen bestuur zendt de begroting na de vaststelling binnen de wettelijk vastgestelde termijnen aan Gedeputeerde Staten. Op wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen in dit artikel van overeenkomstige toepassing tenzij die wijziging geen verhoging geeft voor de bijdrage van de gemeenten en/of de politie.
Uitvoering Artikel 6 Uitvoering begroting 1. Het dagelijks bestuur stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de programmabegroting door elk van de organisatieonderdelen rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt. 2. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden. Beheersing en interne controle Artikel 7 Interne controle 1. Het dagelijks bestuur draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor een adequaat stelsel van interne controle. 2. Het dagelijks bestuur neemt passende maatregelen ter verbetering, indien de resultaten van de interne controle daartoe aanleiding geven. Rapportage en verantwoording Artikel 8 Tussentijdse rapportage en informatie (bestuursrapportage) 2. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de veiligheidsregio over de eerste acht maanden van het lopende boekjaar. 3. Het algemeen bestuur behandelt de tussentijdse rapportage. 4. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de indeling van de begroting. 5. De tussentijdse rapportage gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en lasten, de geleverde goederen en diensten en indien mogelijk de maatschappelijke effecten en de prestatie-indicatoren. De rapportage besteedt in ieder geval aandacht aan financiële afwijkingen in: a. inkomsten uit doeluitkeringen; b. afwijkingen van meer dan € 25.000,- per programma. 6. Beleidsvoorstellen gedurende het begrotingsjaar met financiële gevolgen zijn voorzien van een begrotingswijziging, waardoor de begroting in evenwicht blijft. Tot uiterlijk het einde van het desbetreffende begrotingsjaar zijn wijzigingen van de vastgestelde begroting mogelijk. Artikel 9 Jaarstukken 1. Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken (het geheel van de samenstellende delen van de programma’s van de organisatieonderdelen die deel uitmaken van de Veiligheidsregio) binnen de wettelijk vastgestelde termijnen toe aan de colleges en de griffiers van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten en aan het regionaal college van de politie. 2. Het dagelijks bestuur legt met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5 van de Gemeenschappelijke Regeling verantwoording af over de uitvoering van de programmabegroting van het afgelopen jaar. In deze verantwoording geeft het dagelijks bestuur per organisatieonderdeel aan: a. wat er bereikt is (outcome); b. wat er voor gedaan is (output); 5
c. wat het gekost heeft. 3. Het algemeen bestuur bepaalt aan de hand van de verantwoording of de beleidsdoelen voor het lopende jaar bijstelling behoeven. 4. De raden van de deelnemende gemeenten en het regionaal college kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de jaarstukken naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de jaarstukken zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden. Titel 2 Financiële positie Artikel 10 Financiële positie 1. Het dagelijks bestuur draagt in de programmabegroting zorg voor een uiteenzetting van de financiële positie en een meerjarenraming. 2. De uiteenzetting over de financiële positie en de meerjarenraming bevat al het beleid waar het algemeen bestuur toe heeft besloten. 3. De uiteenzetting van de financiële positie vermeldt expliciet het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen. 4. Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de in de desbetreffende begroting voor het begrotingsjaar opgenomen investeringskredieten. Artikel 11 Waardering en afschrijving vaste activa 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur periodiek een nota activabeleid aan voor het organisatieonderdeel Brandweer Brabant-Noord. De nota gaat in ieder geval in op: a. De uitgangspunten voor het waarderen, activeren en afschrijven van vaste activa; b. De toerekening van rente aan de vaste activa; c. De afschrijvingstermijnen die de Brandweer Brabant-Noord. 2. Voor de organisatieonderdelen GHOR en GMC gelden de regels zoals de GGD Hart voor Brabant en de Politie die hanteren. Artikel 12 Voorzieningen voor oninbare vorderingen Er is een voorziening wegens voor oninbare vorderingen op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden. Artikel 13 Reserves en voorzieningen 1. De overzichten van reserves en voorzieningen maken integraal onderdeel uit van de begroting en de jaarstukken, 2. De overzichten van reserves en voorzieningen bevatten: a. de vorming en besteding van reserves en voorzieningen; b. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en voorzieningen; c. een gescheiden overzicht van nieuw gevormde reserves en voorzieningen. 3. Het dagelijks bestuur biedt periodiek een nota reserves en voorzieningen aan, waarin de uitgangspunten voor de vorming van reserves en voorzieningen worden gevormd. Artikel 14 Financieringsfunctie Het dagelijks bestuur draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor: a. Het continu verzorgen van voldoende liquiditeit; b. Het minimaliseren van de rentekosten; c. Het maximaliseren van de renteopbrengsten. Artikel 15 Registratie bezittingen, activa en vermogen 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. 6
2. 3.
4.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de veiligheidsregio. Bij het onder lid 2 genoemde geldt dat er een jaarlijkse controle is voor waardepapieren, voorraden, uitstaande leningen, (debiteuren)-vorderingen, liquiditeiten, opgenomen leningen en de (crediteuren)-schulden. Voor registergoederen en bedrijfsmiddelen geldt een termijn tenminste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het dagelijks bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. Het dagelijks bestuur biedt de resultaten en eventuele plannen ter kennisgeving aan bij het algemeen bestuur.
Titel 3 Specifieke onderwerpen Artikel 16 Paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement 1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks in begroting en jaarstukken de paragraaf weerstandsvermogen aan. In deze paragraaf komen in ieder geval per organisatieonderdeel aan de orde: a. de (te verwachten) ontwikkelingen in het eigen vermogen (=algemene reserve en bestemmingsreserves); b. een inventarisatie van de (voorzienbare) risico’s. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan dreigende faillissementen van verbonden partijen en derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan en tegenvallende resultaten op begrote subsidieverwachtingen. 2. Het dagelijks bestuur biedt periodiek een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. De nota bevat de uitgangspunten voor het te vormen weerstandsvermogen en hoe de Veiligheidsregio omgaat met haar te voorziene risico’s. Artikel 17 Onderhoud kapitaalgoederen Bij de begroting en jaarstukken doet het dagelijks bestuur in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en eventueel achterstallig onderhoud. Artikel 18 Financiering 1. Het dagelijks bestuur biedt periodiek het treasurystatuut aan. 2. Bij de begroting en jaarstukken doet het dagelijks bestuur in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van: a. de rentevisie; b. de kasgeldlimiet; c. het verloop van de leningenportefeuille; d. de renterisiconorm en de meerjarige ontwikkeling daarvan. Artikel 19 Bedrijfsvoering De paragraaf bedrijfsvoering in de begroting gaat in op tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven afzonderlijk van het programma bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringparagraaf in de jaarstukken bevat een rapportage over onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering; Titel 4 Financiële organisatie en administratie Artikel 20 Administratie 1. De administratie van elk van de organisatieonderdelen van de Veiligheidsregio is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor: a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de veiligheidsregio
7
b.
2.
het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts; c. het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties; d. het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving; e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving; f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie evenals voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de administraties van organisaties of organisatieonderdelen die krachtens dienstverleningsovereenkomsten met de uitvoering van aan de Veiligheidsregio BrabantNoord opgedragen taken zijn belast.
Artikel 21 Financiële administratie Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de inrichting en de werking van de financiële administraties als bedoeld in artikel 20 voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving.
Artikel 22 Financiële organisatie Het dagelijks bestuur draagt per organisatieonderdeel van de Veiligheidsregio de zorg voor en legt) vast: a. de scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat de organisatieonderdelen aan de eisen van interne controle en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen voldoen; b. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten; c. de regels voor verlening van décharge over het gevoerde beheer van de organisatieonderdelen. Titel 5. Slotbepalingen Artikel 23 Inwerkingtreding en Citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan. 2. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014”.
8
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur voornoemd, d.d. 12 november 2014,
’s-Hertogenbosch, …………………………2014,
De secretaris,
de voorzitter,
Dr. ir. P. Verlaan
mr.dr. A.G.J.M. Rombouts
9
AGP 9 ABVRBN 20141112 Bijlage 2
B.
Controleverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014
1
Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, bijeen in vergadering d.d. 12 november 2014; Overwegende: 1. dat de Veiligheidsregio Brabant-Noord een bestuurlijke samenwerking is van de deelnemende gemeenten en de Politie, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de organisatorische onderdelen regionale brandweer, bureau Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), het Gemeenschappelijk Meldcentrum (GMC) en het Veiligheidsbureau; 2. dat het voor het functioneren van de Veiligheidsregio Brabant-Noord gewenst is nadere regels te stellen met betrekking tot de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie;
Gelet op: artikel 213 Gemeentewet, artikel 10.2 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord en de Organisatieverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2007;
Besluit: Vast te stellen de navolgende Controleverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014:
2
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: Accountant, een door het algemeen bestuur benoemde: a. registeraccountant of; b. accountant-administratieconsulent met een aantekening in het inschrijvingsregister als bedoeld in eerste lid van artikel 36 Wet op het accountantsberoep; c. organisatie waarin voor de accountantscontrole bevoegde accountants samenwerken, belast met de controle van de jaarrekening. Accountantscontrole van de jaarrekening van de Veiligheidsregio, de controle van de jaarrekening uitgevoerd door de door het algemeen bestuur benoemde accountant van: a. het getrouwe beeld van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de grootte en samenstelling van het vermogen; b. het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties; c. het in overeenstemming zijn van de door het dagelijks bestuur opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet; d. de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken. Waarbij de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van het zesde lid van artikel 213 Gemeentewet, in acht worden genomen. Accountantscontrole van de deeljaarrekening van een van de organisatie-onderdelen van de Veiligheidsregio, de controle van de jaarrekening uitgevoerd door de door het algemeen bestuur benoemde accountant van: a. het getrouwe beeld van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de grootte en samenstelling van het vermogen; b. het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties; c. het in overeenstemming zijn van de door het dagelijks bestuur opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet; d. de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken. Waarbij de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van het zesde lid van artikel 213 Gemeentewet, in acht worden genomen. Rechtmatigheid, het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. Goedkeuringstolerantie, het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers wordt beïnvloed. Rapporteringstolerantie, een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen.
3
Artikel 2 Opdrachtverlening accountantscontrole 1.
2. 3.
4. 5.
6.
7.
De accountantscontrole van de jaarrekening van de Veiligheidsregio als geheel en op de jaarrekening van het organisatie-onderdeel de regionale brandweer wordt opgedragen aan een door het algemeen bestuur te benoemen accountant. De benoeming van de accountant geschiedt telkens voor een periode van 3 jaar. Het is mogelijk de onder 1 genoemde periode van 3 jaar maximaal 2 keer te verlengen met een periode van 1 jaar. De door het algemeen bestuur te benoemen accountant maakt gebruik van het werk dat door een andere accountant is verricht bij de overige samenstellende delen van de Veiligheidsregio (de organisatie-onderdelen GHOR en GMC), bij zijn werkzaamheden voor de controle van de jaarrekening van de Veiligheidsregio als geheel. Het dagelijks bestuur bereidt in overleg met het algemeen bestuur de aanbesteding van de accountantscontrole voor. Het algemeen bestuur stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. In het programma van eisen worden voor de jaarlijkse accountantscontrole opgenomen: a. de toe te passen goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties) bij de controle van de jaarrekening; b. de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangsbases en goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties); c. de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen; d. de eventueel aanvullende uit te voeren tussentijdse controles (interim-controle); e. de frequentie en inrichtingseisen van de aanvullende tussentijdse rapportering. Het algemeen bestuur treedt jaarlijks voorafgaand aan de accountantscontrole in overleg met de accountant en stelt de onderdelen van de jaarrekening vast waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden en welke rapporteringstoleranties hij daarbij dient te hanteren. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks het controleprotocol vast. Het controleprotocol bevat: a. de te hanteren goedkeuringstolerantie en rapporteringstoleranties; b. de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangsbases en goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties); c. de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen.
Artikel 3 Informatieverstrekking door dagelijks bestuur 1. 2.
3. 4. 5.
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne- en externe wet- en regelgeving en overlegt deze aan de accountant voor controle. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor, dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota’s, besluiten, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen en dergelijke voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. Bij de jaarrekening bevestigt het dagelijks bestuur schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie van belang voor de oordeelsvorming van de accountant is verstrekt. Het dagelijks bestuur overlegt de gecontroleerde jaarrekening samen met de controleverklaring en het verslag van bevindingen voor uiterlijk 31 mei aan het algemeen bestuur. Alle informatie die na afgifte van de controleverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in het algemeen bestuur beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur en de accountant gemeld.
4
Artikel 4 Inrichting accountantscontrole 1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze waarop de accountantscontrole wordt ingericht, evenals de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek overleg plaats tussen de accountant, een vertegenwoordiger van het dagelijks bestuur, de secretaris en de controllers van de organisatieonderdelen. Artikel 5 Toegang tot informatie 1.
2.
3.
De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden, waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor, dat de accountant voor de uitvoering van zijn controlewerkzaamheden een onbelemmerde toegang heeft tot alle kantoren, magazijnen, werkplaatsen, terreinen en informatiedragers van de veiligheidsregio. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen, die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor, dat de ambtenaren van de veiligheidsregio zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten, balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie.
Artikel 6 Overige controles en opdrachten 1. Het dagelijks bestuur kan de door het algemeen bestuur benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur vooraf over deze aan de accountant te verstrekken opdrachten voorzover deze werkzaamheden niet voortvloeien uit wettelijke taken en/of subsidievoorwaarden. 2. Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid betreffende de specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het dagelijks bestuur is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door het algemeen bestuur benoemde accountant, indien dit in het belang van de veiligheidsregio is. 3. Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, CBS, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze verantwoording dient te worden uitgevoerd door een accountant, is het dagelijks bestuur bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door het algemeen bestuur benoemde accountant, indien dit in het belang van de veiligheidsregio is.
5
Artikel 7 Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan het algemeen bestuur en zendt een afschrift hiervan aan het dagelijks bestuur. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde ( deel-)controles verslag uit over zijn bevindingen van niet van bestuurlijk belang, aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, het vermogensbeheer, de administratie en de beheersdaden zijn gecontroleerd, het hoofd van het desbetreffende organisatieonderdeel, de controller en de secretaris. 3. In het kader van de procedure hoor en wederhoor worden de controleverklaring en het verslag van bevindingen voor verzending aan het algemeen bestuur, door de accountant aan het dagelijks bestuur voorgelegd met de mogelijkheid voor het dagelijks bestuur om op deze stukken te reageren. 4. Indien het algemeen bestuur daartoe een vertegenwoordiging heeft aangewezen bespreekt de accountant daarmee, voorafgaand aan de behandeling van de jaarstukken in het algemeen bestuur, zijn verslag van bevindingen. Artikel 8 Inwerkingtreding Deze verordening treedt onmiddellijk in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan. Artikel 9 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als “Controleverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur voornoemd, d.d. 12 november 2014,
’s-Hertogenbosch, …………………………2014
De secretaris,
de voorzitter,
Dr. ir. P. Verlaan
mr.dr. A.G.J.M. Rombouts
6
AGP 9 ABVRBN 20141112 Bijlage 3
D.
Regeling budgethouders Brandweer Brabant-Noord 2015
Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, Overwegende dat: - voorheen het dagelijks bestuur jaarlijks een lijst van budgethouders vaststelde; - het gelet op de vermindering van de bestuurlijke administratieve lasten, gewenst is dat de regionaal commandant als hoofdbudgethouder bevoegd wordt voortaan de (deel)budgethouders aan te wijzen, Gelet op: artikel 6 en artikel 22 van de Financiële verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2015. Besluit: vast te stellen de navolgende: Regeling budgethouders Brandweer Brabant-Noord 2015 Begrippen en definities Artikel 1 a. Algemeen Bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. b. Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. c. Controller: het afdelingshoofd bedrijfsvoering van de Brandweer draagt zorg voor de inrichting van de eigen controlfunctie en de uitvoering van de controlling van de aan de Brandweer opgedragen taken en werkzaamheden en de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de onder de verantwoordelijkheid van de Brandweer vallende hoofdstukken van de programmabegroting van de Veiligheidsregio. d. Budget: een taakstelling op basis van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting tot uitdrukking komend in een bedrag dat is verbonden aan een product, project of (investerings)krediet. Tot het budget rekent de Brandweer Brabant-Noord de in de toelichting bij de begroting genoemde doelen, prestaties, kengetallen en voorschriften. e. Hoofdbudgethouder: de regionaal commandant als eindverantwoordelijke voor de ambtelijke organisatie van de Brandweer Brabant Noord. f.
Budgethouder: een afdelingshoofd die binnen een budget verantwoordelijk is voor de uitvoering van een afgesproken taakstelling van een bepaald programma of product. Dit doet de budgethouder door het geven en laten uitvoeren van opdrachten, het aangaan van overeenkomsten tot levering van goederen of verlening van diensten –hierna te noemen verplichtingen– evenals het verkrijgen en realiseren van inkomsten. Tevens kan hij een deel van zijn taken en bevoegdheden mandateren aan een deelbudgethouder.
g. Deelbudgethouder: een teamleider, coördinator, postcommandant of projectleider die door een budgethouder is gemandateerd de taken voor een deel van het aan een budgethouder toegewezen budget en de bijbehorende producten uit te voeren rekening houdende met de daarvoor nader vastgestelde regelingen c.q. beperkingen. h. Besteller: een medewerker die na voorafgaand akkoord door hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder verplicht is om onder verantwoordelijkheid van deze functionarissen verplichtingen aan te gaan. Bij afwikkeling van de verplichting kan de besteller de rol van prestatieverklaarder op zich nemen. i.
Handtekeningenkaart: dit document bevat de originele handtekeningen en parafen van de hoofdbudgethouder, budgethouders en deelbudgethouders. Team personeel en organisatie is verantwoordelijk voor het beheer van de handtekeningenkaart.
Aanwijzing (deel)budgethouders en toekenning budgetten Artikel 2 – uitvoering begroting De hoofdbudgethouder is ambtelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de programma’s van Brandweer Brabant-Noord en de totstandkoming van de beheersbegroting. Artikel 3 – aanwijzing hoofdbudgethouder De regionaal commandant is conform de mandaatregeling Brandweer Brabant-Noord aangewezen als hoofdbudgethouder, onverminderd de verantwoordelijkheden van het Dagelijks Bestuur. Artikel 4 – aanwijzing budgethouders 1. De hoofdbudgethouder wijst overeenkomst deze regeling de budgethouders aan en kent de bijbehorende budgetten toe. 2. Het Dagelijks Bestuur kan hiervoor nadere regels stellen. 3. De Brandweer Brabant-Noord kent de volgende budgethouders: a. de afdelingshoofden. 3. De aanwijzing wordt ter kennis gebracht van het Korps Management Team. Artikel 5 – aanwijzing deelbudgethouders 1. De op grond van artikel 4, lid 2 aangewezen budgethouders kunnen zelfstandig bevoegdheden en taken betreffende de hun toegekende budgetten mandateren aan de onder hen functionerende medewerkers. De aanwijzing van deze deelbudgethouders vindt plaats binnen nader vastgestelde richtlijnen binnen deze regeling. 2. De Brandweer Brabant-Noord kent de volgende deelbudgethouders: a. de teamleiders; b. de coördinators; c. de postcommandanten; d. de projectleiders. 3. De aanwijzing wordt ter kennis gebracht van het Korps Management Team. Artikel 6 – toekenning budgetten 1. De toekenning van een budget aan (deel)budgethouders vindt plaats binnen de beheersbegroting. 2. Brandweer Brabant-Noord kent productbudgetten toe voor de duur van één begrotingsjaar 3. Projectbudgetten kent Brandweer Brabant-Noord maximaal voor 3 jaar toe. 4. Voor investeringskredieten gelden de richtlijnen uit het activabeleid.
Bevoegdheden hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder Artikel 7 – bevoegdheden Binnen de bevoegdheden van de regeling, is de hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder verantwoordelijk voor de binnen dat budget afgesproken taakstelling. Dit krijgt invulling door het geven en laten uitvoeren van opdrachten, het aangaan van verplichtingen en het verkrijgen en realiseren van inkomsten. Artikel 8 - aangaan van verplichtingen 1. De hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder kunnen verplichtingen aangaan met leveranciers zoals dit is vastgelegd in het Protocol Inkoop en Aanbesteding. 2. De hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder zorgen voor een goede archivering van de bescheiden zoals dat is vastgelegd in het Protocol Inkoop en Aanbesteding. 3. De in het vorige lid genoemde stukken worden op verzoek ter beschikking gesteld ten behoeve van de interne en externe controle. 4. Bestellers mogen enkel na akkoord van de hoofdbudgethouder, de budgethouder of deelbudgethouder, verplichtingen aan gaan. Artikel 9 – autorisatie bij aangaan verplichtingen 1. Het maximum bedrag waarvoor per geval een handtekening gezet kan worden is per functie geregeld: Hoofdbudgethouder: binnen de vastgestelde programmabegroting Budgethouder : € 125.000,Deelbudgethouder : € 50.000,Besteller: afhankelijk van bevoegdheden budgetverantwoordelijke. 2. Wanneer een geval het maximale bedrag van de bevoegdheid overschrijdt, dient voor het aangaan van de verplichting eerst akkoord gevraagd te aan een hoger hiërarchisch niveau. Artikel 10 – calamiteiten 1. Uitsluitend in geval van calamiteiten is het de (deel)budgethouder toegestaan- indien mogelijk na overleg met de regionaal commandant – verplichtingen aan te gaan zonder dat daarvoor een goedgekeurd dan wel toereikend budget aanwezig is. 2. Indien het gebruik van de bepaling uit lid 1 leidt tot een overschrijding van de lasten op een bepaald programma, legt de hoofdbudgethouder hierover verantwoording af aan het Dagelijks Bestuur. Artikel 11 – uitoefening van de functie 1. De hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouders zijn verplicht alles te doen wat voor een goede uitoefening van de functie nodig is. Zij kunnen zich hierbij niet beroepen op de onvolledigheid van deze regeling of op een ander voorschrift beroepen bij het nalaten van datgene wat naar redelijkheid tot de taak wordt geacht. 2. In die situaties dat de hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder verwacht of kan verwachten dat aan toepassing van de aan hem bij deze regeling toegekende bevoegdheden bestuurlijk gevoelige consequenties verbonden zijn dient hij terug te koppelen aan het Dagelijks Bestuur.
Artikel 12 - Voorwaarden compenseren overschrijdingen 1. Bij een overschrijding op een bepaalde kostenpost binnen het budget kunnen budgethouders of deelbudgethouders dit compenseren met een onderschrijding op een andere kostenpost. Dit kan echter alleen met toestemming van de regionaal commandant. Van deze verschuiving wordt melding gemaakt bij afdeling financiën ter verwerking in een interne begrotingswijziging. Uitgezonderd van budgetcompensatie door de (deel-)budgethouder zijn niet-beïnvloedbare opbrengsten/uitgaven zoals: a. Doorbelastingen van (hulp)kostenplaatsen; b. Kapitaallasten; c. Omwisseling van investeringskosten en exploitatiekosten; d. Budgetten die gekoppeld zijn aan een reserve; 2. Indien de compensatie niet kan plaatsvinden binnen het product kan de budgethouder instemmen met een budgetcompensatie binnen de totale netto kosten van een programma, mits dit bijdraagt aan de realisatie van de aan het budget verbonden prestaties en de verschuivingen niet leiden tot wijziging van het totaalbedrag van het betreffende programma in de beheersbegroting. Hiervan maken we melding in de tussentijdse rapportage aan het management en het bestuur; 3. Indien compensatie binnen het programma niet mogelijk is, kan de budgethouder of deelbudgethouder voor het betreffende programma of investering een voorstel doen om de netto kosten te mogen overschrijden indien hiervoor binnen de programmabegroting financiële ruimte kan worden gevonden. Indien het KMT hiermee instemt, zal dit ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bestuur; 4. Indien er geen financiële ruimte kan worden gevonden binnen de totale programmabegroting zal een (programma begrotings)wijziging aan het Bestuur worden voorgelegd. Vervanging Artikel 13 – vervanging hoofdbudgethouder Bij (langdurige) afwezigheid van de hoofdbudgethouder door verlof of ziekte wordt de hoofdbudgethouder vervangen door de plaatsvervangend regionaal commandant. Artikel 14 – horizontale vervanging budgethouders 1. Bij afwezigheid van een budgethouder door verlof of ziekte geldt dat deze vervangen kan worden door een andere budgethouder of de hoofdbudgethouder. 2. De hoofdbudgethouder draagt zorg voor de vervanging van de budgethouders. 3. Bij langdurige afwezigheid van de budgethouder, neemt de plaatsvervangend budgethouder de in deze regeling bedoelde bevoegdheden over. 4. De budgethouder brengt het overnemen van de bevoegdheden ter kennis van het team Financiën & control. Artikel 15 – horizontale vervanging deelbudgethouders 1. Bij afwezigheid van een deelbudgethouder door verlof of ziekte geldt dat deze vervangen kan worden door een andere deelbudgethouder of door de budgethouder. 2. De budgethouder draagt zorg voor de vervanging van de deelbudgethouders. 3. Bij langdurige afwezigheid van de deelbudgethouder, neemt de plaatsvervangend deelbudgethouder de in deze regeling bedoelde bevoegdheden over. 4. De deelbudgethouder brengt het overnemen van de bevoegdheden ter kennis van het team Financiën & control.
Afleggen verantwoording Artikel 16 – verantwoording aan hoger hiërarchisch niveau Het afleggen van verantwoording over de realisatie van de in de budgetten begrepen doelstellingen, de hiermee samenhangende uitputting van de toegekende middelen en de realisatie van de geraamde opbrengsten vindt plaats door schriftelijke rapportage aan het naast hogere hiërarchisch niveau. Artikel 17 – vorm van de verantwoording De vorm en inhoud van de schriftelijke rapportage wordt in onderling overleg bepaald door de hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder en de ondersteunende medewerkers van het team Financiën & control. Artikel 18 – momenten van rapportage 1. Rapportage vindt plaats op vaste momenten in het kader van de bestuurlijke planning- en controlcyclus bij de tussentijdse rapportages en de jaarstukken. 2. In afwijking van lid 1 vindt rapportage plaats als er aanwijzingen zijn danwel het vermoeden bestaat dat budgetten substantieel overschreden of niet worden gerealiseerd, waarbij ook het behalen van de hieraan gerelateerde doelstellingen niet plaatsvindt. 3. Ten behoeve van specifieke budgetten kan door het Dagelijks Bestuur besloten worden in afwijking van het hiervoor bepaalde andere rapportagemomenten te benutten. Artikel 19 – verantwoordelijkheden registratie De hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder zijn verantwoordelijk voor het opstellen en de inhoud van de schriftelijke rapportages over de hem toegekende budgetten. Het team Financiën & control draagt zorg voor de financiële informatie met uitzondering van de door of namens de hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder niet in de financiële applicatie vastgelegde verplichtingen. Het team Financiën & control ondersteunt bij het opstellen van de rapportages. Verwerking gegevens in financiële applicatie Artikel 20 – coördinator Financiën & control verantwoordelijk voor inrichting applicatie De coördinator Financiën & control draagt zorg voor een consistente inrichting en goede werking van de financiële applicatie en is eindverantwoordelijk voor een goede en adequate verwerking van de gegevens. Daarnaast draagt hij zorg voor een zodanige ondersteuning vanuit de financiële applicatie richting de hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder dat zij hun verantwoordelijkheden en taken op de juiste wijze kunnen vervullen. Artikel 21 – verantwoordelijkheden gegevensverwerking 1. De gegevensverwerking en de verantwoordelijkheid daarvoor is onder te verdelen naar drie aandachtsgebieden. Het betreft: a. het registreren en muteren van begrotingsgegevens; b. het registreren en muteren van wijzigingen in ramingen; b. het registreren en muteren van de werkelijke gegevens. 2. De coördinator Financiën & control is verantwoordelijk voor de primaire registratie van de vastgestelde begroting en de begrotingswijzigingen en de daarmee samenhangende dossiervorming. 3. Ongeacht de in lid 2 benoemde verantwoordelijkheden voor de juiste, tijdige en volledige verwerking van de begrotingsmutaties, is de hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder gehouden de hem toegewezen budgetten te controleren op volledigheid.
4. De coördinator Financiën & control is verantwoordelijk voor een juiste, tijdige en volledige verwerking van de werkelijke gegevens en de daarmee samenhangende dossiervorming. Hiertoe treft de sector toereikende interne controlemaatregelen. 5. Ongeacht de in lid 4 genoemde verantwoordelijkheden voor de juiste, tijdige en volledige verwerking van de werkelijke mutaties is de hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder gehouden de hem aangeboden bescheiden te controleren op juistheid en te voorzien van de juiste coderingen. 6. De hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder zijn verantwoordelijk voor een juiste, tijdige en volledige registratie van aangegane verplichtingen en de daarmee samenhangende dossiervorming. Interne controle op naleving van de regeling Artikel 22 – team financiën & control verantwoordelijk voor interne controle 1. Het team Financiën & control voert de interne controle uit op naleving van alle facetten van de regeling en nader vastgestelde richtlijnen. Deze interne controle wordt uitgevoerd aan de hand van een controleprogramma. De inhoud hiervan wordt bepaald in overleg tussen de regionaal commandant, de controller en de coördinator Financiën & control, waarbij gebruik gemaakt kan worden van een extern adviseur. 2. De bevindingen van de interne controle worden samengevat in een rapportage. Deze rapportage wordt in eerste aanleg besproken met de betrokken hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder. Slotbepalingen Artikel 23 – onvolledigheid regeling Beroep op eventuele onvolledigheid van de regeling of op onvolledigheid van andere voorschriften is niet mogelijk bij het nalaten van datgene wat tot de goede uitvoering van deze regeling behoort te geschieden. Artikel 24 – dagelijks bestuur kan nadere regels en voorschriften stellen Het Dagelijks Bestuur kan altijd nadere regels en voorschriften stellen aangaande de aanwijzing van de hoofdbudgethouder, budgethouder of deelbudgethouder, het toekennen van budgetten en de wijze waarop uitvoering dient te worden gegeven aan deze regeling. Artikel 25 – dagelijks bestuur kan nadere regels en voorschriften stellen In alle gevallen waarin deze Regeling niet voorziet beslist de Regionaal Commandant als hoofdbudgethouder. Artikel 26 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur voornoemd, 2014, ’s-Hertogenbosch, 12 november 2014 De secretaris,
de voorzitter,
dr. Ir. P Verlaan MCDm,
mr.dr. A.G.J.M. Rombouts,
Toelichting op de budgethoudersregeling In 2011 werd de regeling budgethouders als bijlage bij het mandaatbesluit vastgesteld. Deze regeling is een doorontwikkeling van de in 2011 vastgestelde regeling. 1.1 Budget: bevoegdheden Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur De Brandweer Brabant-Noord heeft, als onderdeel van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, jaarlijks een bepaald budget nodig om haar taken uit te voeren. Dit budget stelt het Algemeen Bestuur beschikbaar, in combinatie met daaraan gekoppelde doelen. Dit doel kan een algemeen beleidsdoel zijn of een concrete prestatie. Een budget is daarmee het financiële middel om de gewenste doelen te bereiken. Het Algemeen Bestuur heeft op regionaal niveau het recht om over alle budgetten voor de programma’s besluiten te nemen. Binnen de programma’s is het dagelijks bestuur bevoegd om de budgetten onder te verdelen. Op deze manier kan het Dagelijks Bestuur uitvoering geven aan het beleid uit de programmabegroting. 1.2 Eindverantwoordelijkheid, budgethouders en deelbudgethouders In de mandaatregeling benoemt het dagelijks bestuur de regionaal commandant als hoofdbudgethouder. Hij is binnen de ambtelijke organisatie eindverantwoordelijk voor de programma’s die onder de brandweer vallen. De regionaal commandant kan budgethouders aanwijzen die hem ondersteunen in zijn taak. Deze budgethouders hebben, onder eindverantwoordelijkheid van de regionaal commandant, de verantwoordelijkheid over een aantal producten binnen deze programma’s of voor de uitvoering van het gehele programma. Vervolgens is het mogelijk om binnen deze programma’s nog een aantal deelbudgethouders aan te wijzen. Deze zijn onder directe verantwoordelijkheid van hun budgethouder verantwoordelijk voor een aantal van de producten die bij de verantwoordelijkheden van deze budgethouder horen. Daarmee ontstaat een getrapte verantwoordelijkheid. Deelbudgethouders kunnen een hiërarchische rol hebben (teamleider, coördinator, postcommandant) of een functionele rol (projectleiders). 1.3 Verantwoordelijkheden budgethouders Brandweer Brabant-Noord De verschillende typen budgethouders zijn vanuit hun functie verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en leggen hierover verantwoording af aan het hogere hiërarchische niveau. Dat betekent dat, naast de uitputting van de financiële middelen, ook het behalen van doelstellingen van een budget tot de verantwoordelijkheid van een (deel)budgethouder behoort. De regionaal commandant legt verantwoording af aan het dagelijks bestuur over de uitvoering van de begroting. 1.4 Rol van bestellers en prestatieverklaarders Bestellers en prestatieverklaarders ondersteunen de (deel)budgethouders. Deze zijn bevoegd om, na akkoord door de (deel)budgethouders, verplichtingen aan te gaan. De afwikkeling van een verplichting (de factuur) wordt door zowel een besteller/prestatieverklaarder gedaan als door de budgethouder. Dit vanuit het 4-ogen principe. 1.5 Het schema op de volgende pagina laat zien hoe de verdelingen van budgetten binnen Brandweer Brabant-Noord is georganiseerd.
AGP 9 ABVRBN 20141112 Bijlage 4
G.
Nota reserves en voorzieningen Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014
1 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
1. Inleiding De reserves en voorzieningen behoren tot het financiële vermogen van de Veiligheidsregio BrabantNoord. Hoe de Veiligheidsregio omgaat met de reserves en voorzieningen is een bestuurlijke keuze, waarvoor we de basis leggen in de financiële verordening. Artikel 13 van deze verordening bevat de bepaling dat de overzichten van de reserves en voorzieningen integraal onderdeel uitmaken van de begroting en de jaarrekening. Daarnaast bevat dit artikel de bepaling dat het dagelijks bestuur periodiek een nota reserves en voorzieningen aanbiedt. Deze nota gaat dieper in op de uitgangspunten die de Veiligheidsregio Brabant-Noord hanteert bij het werken met reserves en voorzieningen. De nota kent de volgende opbouw: • • • •
Achtergrond reserves en voorzieningen; Uitgangspunten Veiligheidsregio Brabant-Noord; Reserves Veiligheidsregio Brabant-Noord; Voorzieningen Veiligheidsregio Brabant-Noord.
In de achtergrond gaan we dieper in op de werking van reserves en voorzieningen. De uitgangspunten bevatten de manier waarop de Veiligheidsregio Brabant-Noord om gaat met onder meer de vorming van reserves. De overzichten met voorzieningen en reserves bevatten de positie van de veiligheidsregio per 1 januari 2014.
2. Achtergrond reserves en voorzieningen De financiële regelgeving waaronder de Veiligheidsregio Brabant-Noord haar werk doet, is gelijk aan die van gemeenten en provincies. Daarom bevat dit hoofdstuk een vertaling van de regelgeving naar de financiële uitgangspunten van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (het BBV) definieert in artikel 43 en artikel 44 wat we verstaan onder reserves en voorzieningen. Paragraaf 2.1 benoemt het onderscheid, paragraaf 2.2 gaat dieper in op de reserves, paragraaf 2.3 op de voorzieningen.
2.1.
Onderscheid reserves en voorzieningen
Het belangrijkste onderscheid tussen reserves en voorzieningen, is dat de reserves zijn aan te merken als het eigen vermogen van de Veiligheidsregio, terwijl de voorzieningen gelden als vreemd vermogen. Dit wezenlijke onderscheid werkt door in de bepalingen over de reserves en de voorzieningen. Artikel 43 bepaalt de typen reserves. Artikel 43 1. In de balans worden de reserves onderscheiden naar: 2. a. de algemene reserve; b. de bestemmingsreserves. 3. Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan provinciale staten respectievelijk de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven. Omdat de verhouding tussen dagelijks bestuur en algemeen bestuur in aard vergelijkbaar is met de verhouding tussen college en gemeenteraad, lezen we onder lid 2 in plaats van ‘raad’ het woord ‘algemeen bestuur’. Dat betekent dat het algemeen bestuur bestemmingsreserves beschikbaar kan stellen. Er is geen verdere specificering van bestemmingsreserves, die kunnen voor ieder doel in het leven geroepen worden. Artikel 44 bepaalt de regels over voorzieningen.
2 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
Artikel 44 1. Voorzieningen worden gevormd wegens: a) Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten; b) Op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten; c) Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren; d) De bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b. 2.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.
3.
Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume
Bij voorzieningen ligt de verplichting om tot een volledig en betrouwbaar overzicht te komen, bij het dagelijks bestuur als verantwoordelijke voor de financiële organisatie en het financiële beheer van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Voorzieningen kennen een verplicht karakter, in tegenstelling tot het relatief open karakter van (bestemmings)reserves.
2.2.
Toelichting op reserves
Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken. Ze zijn bedrijfseconomisch vrij te besteden. Op bestuurlijk niveau kan aan specifiek benoemde reserves een bepaalde bestemming worden gegeven. De reserves worden daarom onderscheiden in een algemene reserve en bestemmingsreserves. Bestemmingsreserves zijn geen harde verplichtingen, eerder intenties om bepaalde middelen vrij te maken. Het is mogelijk om een bestemmingsreserve in te zetten voor beleidsdoeleinden die vooraf zijn benoemd. De algemene reserves zijn alle reserves, niet zijnde bestemmingsreserves, die primair dienen als weerstandsvermogen om tegenvallers in de exploitatie op te vangen. De omvang van de algemene reserve is afhankelijk van de risico’s die de veiligheidsregio, afgezet tegen de exploitatie, loopt. Binnen Brandweer Brabant-Noord is hiervoor de nota weerstandsvermogen leidend. Voor GHOR en GMC heeft het algemeen bestuur een maximum van 7% van het lastenvolume (inclusief financieringslasten) gesteld. De vorming van de algemene reserve geschiedt in principe door bestemming van batige exploitatiesaldi. Aanwending van de algemene reserve kan alleen plaatsvinden door het nemen van een expliciet besluit door het algemeen bestuur.
2.2.1.
Verschil met stille reserves
Ook stille reserves, die van substantiële betekenis kunnen zijn, in relatie tot het balanstotaal dan wel de financiële positie, moeten zichtbaar worden bij de jaarrekening. Dit kan in de toelichting bij de balans. Van een stille reserve is sprake als de marktwaarde (actuele opbrengstwaarde) van een actief hoger is dan de boekwaarde, die gebaseerd is op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De regels rondom stille reserves bieden weinig ruimte voor verdere aanpassing aan de Veiligheidsregio. Daarom behandelen we deze niet in deze nota.
3 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
2.3.
Toelichting op voorzieningen
Artikel 44 van het BBV bepaalt wanneer sprake is van voorzieningen. Voorzieningen zijn passiefposten op de balans. Deze posten geven een schatting van de voorzienbare lasten in verband met risico’s en verplichtingen, waarvan de omvang en/of het tijdstip van optreden per de balansdatum min of meer onzeker zijn, maar redelijkerwijs wel in te schatten. De oorzaken van de verplichting liggen in de periode voorafgaande aan de balansdatum. Het gaat bij voorzieningen om min of meer onzekere verplichtingen, die te zijner tijd schulden kunnen worden. Ook kunnen voorzieningen betrekking hebben op verplichtingen samenhangend met het in de tijd onregelmatig gespreid zijn van bepaalde kosten, zoals groot onderhoud. Voorzieningen zijn ook mogelijk voor lasten die voortvloeien uit de bedrijfsvoering, zoals rechtsgedingen, reorganisaties en dergelijke. Voor de gevolgen van toekomstige gebeurtenissen, die niet in causale relatie staan tot het bedrijfsgebeuren in de periode voorafgaand aan de balansdatum, kunnen we geen voorzieningen vormen. Lid 3 van artikel 44 bepaalt dat er geen voorzieningen mogen worden getroffen voor jaarlijks terugkerende aan arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume, zoals pensioen en wachtgeld- verplichtingen. Reden hiervoor is dat dergelijke verplichtingen door de regelgeving van het BBV al in de begroting en de meerjarenraming zijn verwerkt. Verplichtingen waarvan het bedrag oploopt, dienen wel als voorziening te worden opgenomen. Hierbij valt te denken aan wachtgeldverplichtingen, bijvoorbeeld in het geval van personele krimp. Voorzieningen moeten naar beste schatting dekkend zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Als onderligger voor de voorzieningen wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van beheerplannen. De onderbouwing, planning van de uitgaven en de voeding van de voorzieningen zijn in de beheerplannen samengevat en in de tijd uitgezet.
3. Uitgangspunten reserves en voorzieningen Veiligheidsregio Brabant-Noord Dit hoofdstuk behandelt de uitgangspunten die de Veiligheidsregio Brabant-Noord hanteert bij het werken met reserves en voorzieningen. De uitgangspunten staan in de kaders, daaronder staat per uitgangspunt een toelichting.
3.1.
Uitgangspunten (bestemmings)reserves
Hieronder staan de belangrijkste uitgangspunten voor het werken met bestemmingsreserves. a. De Veiligheidsregio Brabant-Noord streeft ernaar de inzet van middelen voor de realisatie van beleidsdoelen zoveel mogelijk direct te verwerken via de jaarlijkse exploitatie. Jaarlijks krijgt de Veiligheidsregio Brabant-Noord van het algemeen bestuur de middelen om haar doelen te realiseren. Die middelen verstrekt het algemeen bestuur specifiek voor een jaar, met uitzondering van sommige projectbudgetten. De reguliere exploitatie is daarmee de meest voor de hand liggende manier om de te bereiken doelen te bekostigen. Alleen in uitzonderingsgevallen kan de Veiligheidsregio Brabant-Noord via bestemmingsreserves dekking creëren voor bepaalde doeleinden. b. Het instellen van bestemmingsreserves voor het realiseren van beleidsdoelen beperkt de Veiligheidsregio Brabant-Noord zo veel mogelijk. De omvang van de middelen is precies toereikend om het doel van de reserve te realiseren.
4 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
Uitgangspunt b. vormt een uitwerking op uitgangspunt a. Hiermee verplichten we ons om zo min mogelijk bestemmingsreserves te benoemen voor de doeleinden die we nastreven. Als we bij uitzondering toch een reserve opnemen, is deze niet meer dan toereikend voor het doel dat wordt beoogd met de reserve. c.
We houden bestemmingsreserves aan op de balans zolang deze nog beschikbaar dienen te blijven voor het doel waarvoor de middelen zijn gereserveerd (spaarfunctie).
Uitgangspunt c. bepaalt dat de reserves beschikbaar mogen blijven zolang het doel waarvoor de reserve beschikbaar is, nog niet is behaald. Dit is bruikbaar indien de termijn onder uitgangspunt e. wordt overschreden. Er is dan nog de mogelijkheid om de reserve in stand te houden, zonder deze direct van de balans te halen. d. De uitgangspunten uit de nota weerstandsvermogen bepalen de hoogte van de algemene reserve. We rapporteren hierover in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en jaarrekening. De algemene reserve is de reserve die de Veiligheidsregio hanteert om voor noodgevallen voldoende middelen achter de hand te hebben. In de Nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement, vastgesteld door het algemeen bestuur, zijn de uitgangspunten voor de hoogte van de algemene reserve neergelegd. Op twee momenten behandelen we of de hoogte van de algemene reserve nog toereikend is (in de programmabegroting en in de jaarrekening). Er volgt een apart voorstel op het moment dat de algemene reserve verhoogd of verlaagd dient te worden. e. Bij het instellen van een bestemmingsreserve legt het dagelijks bestuur een specifieke onderbouwing ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur. In de onderbouwing staat in ieder geval: 1. de naam van de reserve; 2. het corresponderende begrotingsprogramma; 3. het nut en de noodzaak van de reserve; 4. de maximale grootte van de reserve; 5. de maximale duur waarop de reserve beschikbaar is. Uitgangspunt e. bepaalt de voorwaarden waar het voorstel voor het instellen van een bestemmingsreserve in ieder geval aan moet voldoen. Met deze voorwaarden aan het voorstel wordt voor het algemeen bestuur duidelijk hoe de Veiligheidsregio de bestemmingsreserve inzet en over welke tijdsperiode de bestemmingsreserve beschikbaar is. Daarnaast stelt een voorstel automatisch een limiet aan de hoogte van een reserve. Dat zorgt voor overzicht en duidelijkheid. De Veiligheidsregio weet vooraf onder welke voorwaarde een reserve wordt gevormd. Dit zijn regels die we in aanvulling op het BBV opstellen. Die regels blijven onverkort van kracht. f.
De programmabegroting bevat de meerjarige planning van dotaties en onttrekkingen aan de reserves. Daarvoor stellen we meerjarige bestedingsplannen op, waarin we de hoogte van het saldo en de dotaties en onttrekkingen koppelen aan de uitvoering.
Door dit uitgangspunt voorziet het dagelijks bestuur het algemeen bestuur op jaarbasis met een overzicht van hoe de Veiligheidsregio de reserves inzet en gebruikt om haar doelen te bereiken. Daarnaast biedt dit uitgangspunt de basis voor hoe de (bestemmings)reserves zich door de jaren heen gaan ontwikkelen.
5 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
g. De jaarrekening bevat de verantwoording van de ontwikkelingen van de reserves. In de verantwoording zetten we de geraamde dotaties en onttrekkingen af tegen de gerealiseerde dotaties en onttrekkingen. Hiermee kan het dagelijks bestuur verantwoording afleggen over de manier waarop de reserves zijn aangewend om de beoogde beleidsdoelen te halen. Ook ontstaat hierdoor extra inzicht in de voortgang van de besteding van de reserves. Het algemeen bestuur kan op basis van dit (voortschrijdend) inzicht bepalen om al dan niet te kiezen voor het vrijvallen van de reserve. h. In de jaarrekening verantwoorden we dotaties aan en onttrekkingen uit reserves tot maximaal het bedrag dat door het algemeen bestuur bij de begroting of begroting na wijziging beschikbaar is gesteld. Dit uitgangspunt is noodzakelijk om het rechtmatig handelen van de Veiligheidsregio te blijven garanderen. We ramen voorafgaand aan het jaar welk bedrag we willen onttrekken of doteren. Als een dotatie of onttrekking hoger is dan geraamd, verantwoorden we dat via de resultaatbestemming, zodat een apart besluit over de besteding van de extra middelen is gegarandeerd. i.
Aan de reserves wordt geen bespaarde rente of inflatiecorrectie toegevoegd.
Veiligheidsregio Brabant-Noord gaat aan de reserves geen bespaarde rente of inflatiecorrectie toe voegen. Vanuit het beperken van de reservepositie kiezen we er voor om het moment van instellen een bedrag te reserveren dat uiteindelijk nodig is voor de realisatie van de bestemming. Het toevoegen van bespaarde rente of een inflatiecorrectie is dan niet nodig. Er is een extra stimulans om de bestemming en daaraan verbonden inzet van de reserve op tijd te realiseren. Op het moment dat de realisatie achterloopt en door inflatie een tekort ontstaat, zal het algemeen bestuur een budgetverhoging moeten goedkeuren.
3.2. Uitgangspunten voorzieningen Veiligheidsregio Brabant-Noord Voor de voorzieningen geldt dat de Veiligheidsregio minder mogelijkheden heeft om eigen uitgangspunten voor het beleid op te stellen. Door het dwingende karakter van voorzieningen en de verplichting een voorziening op te nemen indien redelijkerwijs is in te schatten dat er kosten gemaakt gaan worden, is het aantal uitgangspunten op het gebied van voorzieningen beperkt. We nemen er twee. j.
Een voorziening voor groot onderhoud onderbouwen we met een (meerjaren)onderhoudsplan.
Op het moment dat de verschillende kazernes overkomen en de Veiligheidsregio verantwoordelijk wordt voor het onderhoud van deze kazernes, bestaat de verplichting om een voorziening voor het groot onderhoud van deze kazernes aan te maken. Deze voorziening en de hoogte hiervan onderbouwen we met een meerjaren onderhoudsplan.
6 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
k.
We rekenen geen rente toe aan voorzieningen.
Het BBV verbiedt in eerste instantie om rente toe te rekenen aan voorzieningen. Daarna nuanceert de regelgeving dit en hanteert men twee uitzonderingen: Rentetoerekening aan voorzieningen is niet toegestaan, behalve in het geval dat: a. de voorziening tegen contante waarde is gewaardeerd; b. de rentetoevoeging verplicht is opgelegd, bijvoorbeeld bij een voorziening gevormd uit bijdragen van derden, waarbij de rentetoevoeging wordt gezien als een toevoeging om de voorziening op de juiste hoogte te houden. Omdat de Veiligheidsregio voorzieningen niet tegen contant waarde op de balans heeft staan en geen sprake is van bijdragen van derden voor voorzieningen, mogen we per definitie dus geen rente toerekenen aan voorzieningen.
7 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
4. Reserves Veiligheidsregio Brabant-Noord Voor het beschrijven van de reserves van Veiligheidsregio Brabant-Noord baseren we ons op de reserves per balansdatum 31-12-2013. We maken een onderscheid tussen de reserves van Brandweer Brabant-Noord, de GHOR, en de reserves van het GMC. Ook maken we een onderscheid tussen de algemene reserves en de bestemmingsreserves. Overzicht reserves Veiligheidsregio Brabant-Noord Algemene reserve Brandweer Brabant-Noord Bestemmingsreserves Brandweer Brabant-Noord Reserve risico- en crisiscommunicatie Reserve huisvesting BBN Reserve realistisch oefenen BBN Reserve kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs Reserve BZK haakarmvoertuig Reserve Convenantgelden Reserve verlofuren Reserve Activiteitenbudget vrijwilligers Reserve Locatie Onafhankelijke Bluswatervoorziening
Beginsaldo Maximum 2014 1.700.000
1.700.000
107.000 232.000 275.000 143.000 117.000 2.237.000 399.000 48.000 2.410.000
Einddatum nvt
nvt einde project nvt 2020 300.000 nvt nvt einde project nvt 2030 nvt 2017 nvt 2016 150.000 nvt nvt 2017
178.000
7% van het exploitatietotaal
nvt
82.000
nvt
einde project
Algemene reserve GMC
227.000
7% van het exploitatietotaal
nvt
Bestemmingsreserves GMC Bestemmingsreserve informatievoorziening
251.000
nvt
einde project
Algemene reserve GHOR Bestemmingsreserves GHOR Bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject
4.1.
Reserves Brandweer Brabant-Noord
4.1.1.
Algemene reserve
De nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen Brandweer Brabant-Noord bepaalt wat de risico’s en de weerstandscapaciteit van de Brandweer Brabant-Noord zijn en geeft normen voor de hoogte van de algemene reserve. Op 3 april 2013 heeft het Algemeen Bestuur op basis van deze nota, de ondergrens van de Algemene reserve vastgesteld op €1,2 miljoen en de bovengrens op € 1,7 miljoen, zodat de Algemene reserve voldoende weerstandsvermogen biedt. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 1.700.000 • De maximale grootte van de reserve is: € 1.700.000 • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: nvt
4.1.2.
Bestemmingsreserves
Reserve risico- en crisiscommunicatie Volgens besluit van het Algemeen Bestuur (AB 29-06-2011) is de Bestemmingsreserve Risico- & risicocommunicatie gevormd. Uit deze reserve dienen de kosten van inrichting van de organisatie, activiteiten, opleiding, training en oefening met betrekking tot risico- & risicocommunicatie te worden 8 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
gedekt voor de jaren 2011-2013. Deze projecten zijn deels nog niet uitgevoerd in afwachting van de besluitvorming, zodat ook de voorziene uitgaven vertraagd zijn. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 107.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: einde project Reserve huisvesting BBN Deze reserve is in 2007 gevormd ter dekking van de kapitaallasten van de huisvestingskosten van het pand Orthenseweg ‘s Hertogenbosch (AB 23 06 2004). De reserve is toereikend voor de dekking van deze kapitaallasten. Aan het einde van de afschrijvingstermijn in 2020 resteren er geen middelen in de reserve. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 232.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: tot en met 2020 Reserve realistisch oefenen BBN Deze reserve is bedoeld voor de vierjaarlijkse operationele training officieren. Jaarlijks wordt één vierde van het benodigde bedrag (€ 73.000) gedoteerd aan de reserve. Eenmaal in de vier jaar wordt de reserve aangewend ter dekking van de werkelijke uitgaven. De nieuwe oefeningen staan gepland voor 2014. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve € 275.000 • De maximale grootte van de reserve is: € 300.000 • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: nvt
Reserve kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs Tot en met 2012 kon er jaarlijks, via de NVBR, een aanvraag voor ESF-subsidie worden ingediend. Op 2 april 2008 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de vorming van de reserve kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs en wel om de volgende drie redenen: • De inkomsten lopen door de jaren heen niet gelijk aan de uitgaven; • Doel is de ESF gelden specifiek te besteden aan Kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs; • De hoogte van de middelen en het moment van vaststellen van de subsidie waren vooraf niet exact bekend. Deze gelden worden besteed aan de verbetering van de kwaliteit van het brandweeronderwijs. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 143.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: einde project Reserve BZK haakarmvoertuig Ter vervanging van materieel brandweercompagnieën is in 2010 een vaststellingsbeschikking van € 142.645 van BZK ontvangen. Deze middelen zijn bestemd voor de vervanging van een haakarmvoertuig uit de compagnie in 2010. BZK hanteert een afschrijftermijn van 20 jaar. De investering zal worden geactiveerd. Ter dekking van de afschrijving valt jaarlijks 1/20e deel van reserve vrij ten gunste van de exploitatie. Voor het laatst zal dit in 2030 gebeuren. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 117.000. • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: tot en met 2030
9 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
Reserve Convenantgelden Naar aanleiding van de ondertekening van het convenant Veiligheidsregio 2008-2009 d.d. 9 juli 2008, heeft BZK de Veiligheidsregio een incidentele bijdragen toegekend. Het bestuur heeft ingestemd met de vorming van de reserve Convenantgelden Veiligheidsregio en de reserve in te zetten voor de totstandkoming van de in het convenant genoemde doelstellingen. Deze doelstellingen betreffen onder meer: • de volledige regionalisering van de brandweer, • het op orde brengen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, • te komen tot een slagvaardige organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, • het realiseren van een duurzaam slagvaardige en professionele organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, • een professioneel georganiseerde Veiligheidsregio Deze doelstellingen worden sedert de regionalisering projectmatig aangepakt. Ná de regionalisering van de brandweer hebben er extra dotaties in deze reserve plaatsgevonden met het oog op de verdere professionalisering van de brandweer door middel van de uitvoering van het Missie, Visie, Strategie en Organisatietraject (MVSO) én vanwege de nog niet gerealiseerde opgelegde bezuinigingen. Het MVSO-traject heeft geresulteerd in een nieuwe hoofdstructuur van de brandweerorganisatie, van voorheen 5 districten naar 3 primaire processen met 2 ondersteunende processen. Hiermee wordt een “soepele” en flexibele inrichting van onze organisatie gerealiseerd die kan meebewegen als de behoefte van onze opdrachtgevers verandert. In 2014 komt er een nieuw functie- / formatieplan. De kosten gemoeid met de implementatie en uitvoering van deze nieuwe hoofdstructuur komen ten laste van deze reserve. De bezuiniging van € 1.400.000 met ingang van 2014 moet met ingang van 2016 structureel zijn ingebed in de organisatie. Tekorten op de begroting worden in 2014 en 2015 gedekt uit deze reserve. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 2.237.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: 31-12-2017 Reserve verlofuren Het uit de 20 deelnemende gemeenten overgenomen personeel had het recht om de opgebouwde verlofuren mee te nemen naar de nieuwe organisatie. De ontvangen bijdrage van de gemeenten en het saldo van het oude regiopersoneel per jaar ultimo 2011 is middels de resultaatbestemming in de reserve verlofuren gestort. De bestemmingsreserve dient als dekking voor de afbouw van de verlofuren. In de periode 2014-2016 verwachten we nog € 101.000 uit te keren, daarnaast is in 2014 een bedrag van € 297.000 aan de gemeenten gerestitueerd. Ultimo 2016 wordt deze reserve opgeheven. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 399.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: tot en met 2016 Reserve Activiteitenbudget vrijwilligers Jaarlijks kan de postcommandant van een brandweerpost beschikken over een budget van € 100,per vrijwilliger voor attenties en korpsactiviteiten. Daarnaast ontvangt iedere personeelsvereniging een bedrag van € 50,- per vrijwilliger. In het vrijwilligersreglement is bepaald dat na afloop van het jaar het restantbudget kan worden overgeheveld naar het volgende jaar. Op 26 juni 2013 heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met de vorming van de reserve Activiteitenbudgetten om daar jaarlijks het restant activiteitenbudget vrijwilligers in te storten en aan het begin van het volgende jaar dit bedrag toe te voegen aan het dan beschikbare budget. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 48.000 • De maximale grootte van de reserve is: € 150.000 • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: nvt 10 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
Reserve Locatie Onafhankelijke Bluswatervoorziening In opdracht van de Veiligheidsregio’s Twente, Friesland en IJssel-Vecht is het zogenoemde SAHARA-rapport opgesteld, een kritische beschouwing over de bluswatervoorziening in Nederland. Een belangrijke conclusie uit dit rapport is dat er voor lagedrukblussing een structureel tekort aan bluswater naar hoeveelheid en levertijd is geconstateerd. De uitgangspunten die het waterleidingbedrijf hanteert voor de brandbestrijding bij de dimensionering van het waterleidingstelsel stroken daarenboven niet met de feitelijke brandweerpraktijk. Ook de wisselende afname door consumenten en het beheer en onderhoud aan leidingen maken de praktische leveringswaarde lager, en daarmee de brandkraan als betrouwbare bluswatervoorziening minder geschikt. Voor hogedrukblussingen (en het eerste kwartier van lagedrukblussingen) zijn tankwagens de meest effectieve oplossing. Tankwagens zijn overal inzetbaar en kunnen door de brandweer zelf beheerd en ingezet worden. Daarmee kan voor de primaire bluswatervoorziening de afnemende capaciteit van het waterleidingstelsel adequaat worden gecompenseerd. Tankwagens zijn bovendien kostenefficiënter dan brandkranen. Brandkranen worden gelet op de afnemende capaciteit van het waterleidingstelsel uit oogpunt van effectieve brandbestrijding in toenemende mate overbodig en kunnen daarmee grotendeels vervallen. Brandweer Brabant-Noord heeft de intentie over te gaan op een zogenoemde locatie onafhankelijke bluswatervoorziening en is gestart met een pilot in district Leijgraaf om het gebruik van de nieuwe bluswatervoorziening te toetsen en nader uit te werken waarbij: • één watertankwagen in gebruik wordt genomen; • monitoring van de inzet en het gebruik van de watertankwagen gedurende de periode van 1 jaar zal plaatsvinden; • de bestaande uitruk- en inzetprocedures voor de inzet en het gebruik van de watertankwagen en het grootwatertransport worden aangepast, • de dekkingsgraad van beschikbare bluswatervoorzieningen voor het grootwatertransport als secundaire/ tertiaire bluswatervoorziening wordt onderzocht en • de financiële consequenties van het beperken van het gebruik van brandkranen en de vervanging door watertankwagens in beeld worden gebracht. Dit zal leiden tot een rapportage met een advies over de het gebruik van watertankwagens als primaire bluswatervoorziening. Op dit moment huurt de brandweer zo’n 24.500 brandkranen. De kosten hiervan bedragen € 600.000 op jaarbasis. Als gevolg van het opzeggen van de onderliggende huurcontracten zal de verhuurder moeten worden afgekocht. De kosten hiervan mogen conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) niet worden geactiveerd, maar moeten ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Om te zijner tijd over een afkoopbudget te kunnen beschikken, heeft het Algemeen Bestuur op 26 juni 2013 ingestemd met de vorming van de bestemmingsreserve Locatie Onafhankelijke Bluswatervoorziening. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 2.410.000. • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: 31-12-2017
11 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
4.2.
Reserves GHOR
4.2.1.
Algemene reserve GHOR
Het Algemeen Bestuur heeft op 29-6-2011 ingestemd met de vorming van een algemene reserve, deze biedt een buffer voor het opvangen van risico’s in algemene zin. De bandbreedte de algemene reserve is door het bestuur vastgesteld op 5% tot 7% van het exploitatietotaal. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 178.000 • De maximale grootte van de reserve is: 7% van het exploitatietotaal • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: nvt
4.2.2.
Bestemmingsreserves GHOR
Bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject Op 25 juni 2014 heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met vorming van een reserve vakbekwaamheidstraject sleutelfunctionarissen GHOR. Met de vaststelling van het Regionaal Crisisplan is immers de operationele structuur herzien, wat tot gevolg heeft dat het vernieuwde apparaat in zijn geheel vakbekwaam dient te worden. Het vakbekwaam worden van een nieuwe organisatie vergt een investering groter dan die voor het reguliere vakbekwaamheidstraject van een bestaande crisisorganisatie. Concreet gaat het om 35 functionarissen (5x Directeur Publieke Gezondheid van dienst, 4x Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg, 4x Hoofd Informatie Geneeskundige Zorg, 4x Hoofd Ondersteuning Geneeskundige Zorg, 18x Officier van Dienst Geneeskundige Zorg). • Per 25-6-2014 bedraagt deze reserve: € 82.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: einde project
4.3.
Reserves GMC
4.3.1.
Algemene reserve GMC
De algemene reserve is opgebouwd uit de voordelige saldi over 2001 t/m 2003. Deze reserve wordt binnen de doelstellingen van het GMC aangewend ter dekking van onvoorziene kosten. Ultimo 2004 is besloten dat de omvang van de algemene reserve maximaal 7% van het lastenvolume (inclusief financieringslasten) mag bedragen. • Per 31-12-2013 bedraagt deze reserve: € 227.000 • De maximale grootte van de reserve is: 7% van het exploitatietotaal • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: nvt
4.3.2.
Bestemmingsreserves GMC
Bestemmingsreserve informatievoorziening In mei 2010 is door het veiligheidsberaad het document ‘Strategische agenda Informatievoorziening, speerpunten voor de toekomst’ opgeleverd. Dit document heeft tot doel de komende vijf a tien jaar samenhang te realiseren op het gebied van informatievoorziening en prioriteiten te stellen voor de inzet van mens en middelen. De Strategische koers sluit aan op de praktische realiteit van de veiligheidsregio’s, gemeenten en hulpverleningsdiensten. De visie die het veiligheidsberaad heeft geformuleerd voor de strategische agenda 2010-2020 luidt: ‘informatievoorziening moet op orde zijn om zowel de burger en de hulpverleningsdiensten snel en eenduidig te faciliteren. Dit werkt ten gunste van de reguliere situatie als tijdens de crisis- en rampenbestrijding.’ Deze visie is uitgewerkt in drie speerpunten: 12 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
• •
•
De burger krijgt een eenduidige en snelle toegang tot de hulpverlening bij zowel de spoedeisende als de niet spoedeisende meldingen. Informatie delen (netcentrisch werken) en het versterken van de spilfunctie van de meldkamer heeft een positief effect op de achterliggende werkprocessen van de regio en de operationele processen. De kwaliteit van de hulpverlening wordt vergroot door de toepassing van landelijke standaarden in de dagelijkse praktijk. Dit leidt tot een efficiënte en effectieve informatie uitwisseling tussen de disciplines, interregionale en in de overgang naar een ramp of crisis.
Concreet zal in de komende jaren het accent worden gelegd bij de volgende landelijke projecten waarbij naast de bijdragen van de rijksoverheid ook bijdragen van de veiligheidsregio worden gevraagd: • Netcentrisch werken (Doorvoering Landelijk Crisismanagement Systeem) • Vernieuwing geïntegreerd meldkamersysteem (GMS) • Aansluiting basisregistraties • Doorontwikkeling en verbeteringen C2000 In samenhang daarmee ontstaan er niet voorziene eenmalige kosten als gevolg van de landelijke verbetering van de informatieverstrekking aan en communicatie met burgers over veiligheid. Gelet op de visie van het veiligheidsberaad en de uitwerking van deze visie zal deze reserve worden besteed aan eenmalige uitgaven van de veiligheidsregio en de hierin samenwerkende gemeenten voor implementatie van de strategische agenda informatievoorziening en de verbetering van de informatieverstrekking aan en communicatie met burgers. Met de aankomende opschaling van de meldkamers is niet duidelijk in hoeverre deze bestemmingsreserve toereikend is. • Per 31-12-2013 bedraagt de reserve € 251.000 • De maximale grootte van de reserve is: nvt • De maximale duur waarop de reserve beschikbaar is: einde project
5. Voorzieningen Veiligheidsregio Brabant-Noord per 31-122013 Voor het beschrijven van de voorzieningen van Veiligheidsregio Brabant-Noord baseren we ons op de voorzieningen per balansdatum 31-12-2013. We maken een onderscheid tussen de voorzieningen van Brandweer Brabant-Noord, de GHOR, en het GMC. Overzicht voorzieningen Veiligheidsregio Brabant-Noord
Beginsaldo 2014
Voorzieningen Brandweer Brabant-Noord Voorziening FLO Voorziening Personeel
60.000 240.000
Voorzieningen GMC Voorziening Groot onderhoud
179.000
13 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
5.1.
Voorzieningen Brandweer Brabant-Noord
5.1.1.
Voorziening FLO
Deze voorziening dient om de kosten van personeel dat met functioneel leeftijdsontslag (FLO) is en/of gaat te kunnen bekostigen. Per 31-12-2013 bedraagt de voorziening: € 60.000
5.1.2.
Voorziening Personeel
Deze voorziening is gevormd op basis van afspraken en latente verplichtingen welke met (ex-)personeelsleden gemaakt zijn en die in de toekomst een betalingsverplichting tot gevolg hebben. Per 31-12-2013 bedraagt de voorziening: € 240.000
5.2.
Voorzieningen GHOR
De GHOR kent per 31-12-2013 geen voorzieningen.
5.3.
Voorzieningen GMC
5.3.1.
Voorziening Groot onderhoud
Deze voorziening dient om de kosten van groot onderhoud van het GMC-gebouw te kunnen dragen zonder dat de bijdrage per inwoner daardoor gaat fluctueren. Het GMC beschikt over een meerjarige onderhoudsplanning. Per 31-12-2013 bedraagt de voorziening: € 179.000
14 Nota Reserves en Voorzieningen – Veiligheidsregio Brabant-Noord
AGP 9 ABVRBN 20141112 Bijlage 5
H.
Nota Activabeleid Brandweer Brabant-Noord 2014
1 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
1. Inleiding Brandweer Brabant-Noord investeert jaarlijks in de kwaliteit van haar dienstverlening. De aanschaf van materiaal, materieel en middelen is noodzakelijk om in iedere nood- of crisissituatie de juiste oplossing te kunnen bieden. In een aantal gevallen betreft het hierbij uitgaven die meerjarig nut opleveren voor de Brandweer. Deze notitie behandelt hoe we om gaan met dergelijke uitgaven, hoe we deze waarderen en afschrijven.
1.1 Omgaan met investeringen en afschrijvingen Directe aanleiding voor deze eerste nota waarderen en afschrijven, is de op 12 november 2014 aangepaste financiële verordening van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Deze bevat in artikel 11 de bepaling dat het dagelijks bestuur met betrekking tot de Brandweer periodiek een nota waarderen en afschrijven aanbiedt aan het algemeen bestuur. Deze nota dient volgens de verordening aandacht te besteden aan de kaders en het beleid rondom afschrijven en waarderen. Hiervoor bouwen we voor een groot deel op de regelgeving uit het Besluit Begroting en Verantwoording (hierna: BBV). Ook wijzigden we recentelijk een aantal afschrijvingstermijnen. Deze nota bevat daarom de nieuwe en meest recente lijst met afschrijvingstermijnen.
1.2 Veiligheidsregio - activabeleid Brandweer, GHOR en GMC De Veiligheidsregio bestaat uit drie onderdelen. Dit zijn de Brandweer, GHOR en het GMC. Deze drie onderdelen hebben ieder een eigen financiële verantwoording. Dat betekent dat de regels voor het waarderen en activeren per onderdeel verschillen. Omdat de GHOR bouwt op de bedrijfsvoering van de GGD Hart voor Brabant, gelden wat betreft het waarderen en afschrijven de regels van de GGD. De GHOR valt daarmee buiten de scope van deze nota. Hetzelfde geldt voor het GMC. Dat valt buiten de scope omdat zij, door de samenwerking met de politie, andere termijnen en systemen hanteren. Daarmee heeft deze nota specifiek betrekking op de Brandweer van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Vanwege het specifieke karakter de investeringen die de brandweer jaarlijks doet, lag in de voorbereiding de nadruk op het bepalen van de juiste regels voor met name dit onderdeel van de organisatie.
1.3 Opbouw – activering, waarderen en afschrijven In hoofdstuk 2 zetten we uiteen welke activa voor Brandweer Brabant-Noord relevant zijn en hoe we hiermee om gaan. Hoofdstuk 3 behandelt de concrete waardering van deze activa, terwijl hoofdstuk 4 in gaat op hoe we activa afschrijven. De gevolgde structuur maakt het mogelijk om specifiek per onderdeel te bepalen hoe we hier binnen de Brandweer Brabant-Noord vorm aan geven.
1.4 Bijlagen – definities, afschrijvingstabellen en relevante regelgeving In de bijlagen staan als naslag de afschrijvingstabellen (bijlage 1), de gehanteerde definities (bijlage 2) en de relevante regelgeving waar de Brandweer (bijlage 3) mee te maken heeft. De definities en relevante regelgeving dienen ter verduidelijking, terwijl de afschrijvingstabellen de concrete en nieuwe uitgangspunten bevatten voor de afschrijving van activa. De tabellen zijn gebaseerd op eerdere afspraken in de programmabegroting en in losse voorstellen. 2 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
1.5 Inwerkingtreding – hoe gaan we afschrijven? Na vaststelling hanteren we vanaf 1 januari 2014 voor nieuwe investeringen de nieuwe termijnen, terwijl de resterende boekwaarde van de al geactiveerde producten volgens de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte gebruiksperiode afschrijven. In de bijlage met afschrijvingsvoorbeelden staat een rekenvoorbeeld dat illustreert hoe dit werkt.
2. Activeren van activa Onderstaande tabel maakt de samenstelling van de activa binnen de systematiek van het BBV duidelijk. In de balans staan deze posten aan de debetzijde. Voor Brandweer Brabant-Noord geldt dat niet iedere categorie onverkort van toepassing is. In dit hoofdstuk zetten we per onderdeel van de vaste activa uiteen hoe de Brandweer hiermee om gaat. De vlottende activa zijn balansposten die niet in aanmerking komen voor activeren. Liquide middelen, vorderingen en voorraden zijn niet aan te merken als investeringen, onder meer door het ontbreken van een meerjarig nut. Bij het hoofdstuk over waarderen besteden we hier echter wel aandacht aan.
3 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
2.1 Materiele vaste activa Binnen deze categorie maakt de regelgeving een onderscheid tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut. Investeringen met economisch nut moeten we activeren, investeringen met maatschappelijk nut mogen we activeren. Beide categorieën staan tevens apart vermeld in de balans. Het concrete verschil tussen deze investeringen is dat investeringen met een economisch nut de mogelijkheid bieden middelen te genereren en/of verhandelbaar zijn, terwijl investeringen met maatschappelijk nut niet aan een van deze voorwaarden voldoen. Investeringen in maatschappelijk nut hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de openbare ruimte (parken, wegen, groenvoorziening). Omdat dit niet tot het domein van de Brandweer behoort, nemen we als uitgangspunt dat de Brandweer enkel materiele vaste activa kent met investeringen van economisch nut. In de rest van deze notitie besteden we daarom ook geen aandacht meer aan investeringen met maatschappelijk nut. a. De Brandweer Brabant-Noord kent alleen investeringen met economisch nut. Voorwaarden materiele vaste activa Volgens het eerste lid van artikel 59 van het BBV activeren we investeringen met economisch nut voor het volledige bedrag. Dit betekent dat we reserves niet in mindering op het actief mogen brengen. Volgens artikel 62 lid 2 mogen we financiële bijdragen van derden wél in mindering brengen op het actief, zolang deze bijdrage een directe relatie heeft met het actief. 4 voorwaarden voor activeren Het is administratief bewerkelijk om investeringen te activeren. Daarom gelden de volgende 4 minimumeisen, waarbij de eerste eis voortvloeit uit het BBV en we de 3 andere eisen omwille van de administratieve uitvoerbaarheid stellen: b. Voor het activeren van een investering dient sprake te zijn van een meerjarig nut. Het actief dat op de balans verschijnt, dient een meerjarig nut op te leveren voor de Brandweer. Dat betekent dat grote uitgaven die slechts op het boekjaar betrekking hebben, direct ten laste van de exploitatie dienen te komen. c. Activa met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 activeren we niet. Deze activa brengen we in het jaar van aanschaf direct ten laste van de exploitatie. De belangrijkste reden is dat het activeren van deze bedragen weinig meerwaarde oplevert en veel administratieve handelingen met zich meebrengt. Met betrekking tot de totale lasten van de Brandweer levert dit ook geen problemen op. d. Activa met een levensduur minder dan 3 jaar brengen we direct ten laste van de exploitatie, tenzij de wet of subsidieregeling anders voorschrijft. Activa met een levensduur gelijk aan of langer dan 3 jaar, activeren we. Op het moment dat we activa korter dan 3 jaar gebruiken, heeft activeren en afschrijven weinig meerwaarde. In dat geval verdelen we namelijk de lasten over een beperkt aantal jaren, waardoor het (positieve) effect op de jaarlijkse exploitatie te verwaarlozen is.
4 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
e. Gelijksoortige- en bulkuitgaven die individueel minder dan € 10.000 bedragen, maar als productgroep samen meer dan € 10.000 en die 3 jaar of langer gebruikersnut opleveren behandelen we als te activeren vaste activa. Voorbeelden van deze gelijksoortige uitgaven zijn aanhangwagens, investeringen in materieel en materiaal zoals ademluchtapparatuur of uitrukkleding, die we 3 jaar of langer kunnen gebruiken. Per individuele uitgave (factuur) bedraagt de aanschafwaarde minder dan € 10.000, maar er is de facto sprake van een investering. Daarom willen we de mogelijkheid hebben om deze te activeren.
2.2 Immateriële vaste activa Artikel 34 van het BBV stelt dat de balans het saldo van de immateriële vaste activa bevat. Het gaat hier om: – kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio; – kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief. Kosten geldleningen en saldo agio/disagio Het (dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor we een lening aangaan en het lagere bedrag dat de geldverstrekker uitkeert. Artikel 63 van het BBV bepaalt dat de Brandweer alle passiva, waaronder dus leningen, tegen nominale waarde op de balans zet. Dat houdt in dat een lening voor het totaalbedrag op de balans terecht komt. Het verschil tussen dit bedrag en het bedrag de geldverstrekker uitkeert (het disagio), mogen we eventueel activeren. We kiezen er voor om dat niet te doen, vanwege de relatieve lage frequentie waarin de Brandweer leningen aangaat. Ook de kosten voor het aangaan en het sluiten van geldleningen activeren we om die reden niet. f. Kosten verbonden aan het afsluiten van geldleningen en het saldo agio/disagio verwerken we via de exploitatie. Kosten onderzoek en ontwikkeling De kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen we, in lijn met artikel 60 BBV alleen activeren als we aan de volgende voorwaarden voldoen: • het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; • de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat; • het actief in de toekomst economisch nut zal genereert; • de toe te rekenen uitgaven betrouwbaar kunnen vaststellen. Indien we niet aan deze voorwaarden voldoen, is het noodzakelijk de kosten van onderzoek en ontwikkeling van een actief direct ten laste van de exploitatie te brengen. De Brandweer BrabantNoord kiest er voor om basis van de investeringsbegroting voor een actief te bepalen of we de kosten voor onderzoek en ontwikkeling meenemen. g. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling activeren we alleen op het moment dat de investeringsbegroting voor een actief deze kosten benoemt. Software Software is in het bedrijfsleven doorgaans te scharen onder de categorie immateriële vaste activa. Het BBV kent echter een limitatieve lijst van immateriële vaste activa, waarop software niet voorkomt. Daarom categoriseren we software onder de materiële vaste activa, als investering met een economisch nut. Dit levert automatisch de verplichting op om software te activeren. Verder volgen we de notitie van de commissie BBV op dit gebied.
5 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
h. Software activeren we als een investering met economisch nut. Grond Met de overdracht van een aantal kazernes, krijgt de Brandweer Brabant-Noord gebouwen met economisch nut in haar bezit. Die gebouwen schrijven we volgens de geldende regels uit ons activabeleid af, de grond activeren we ook. Op grond schrijven we echter niet af. De grond waarderen we tegen verkrijgingsprijs of tegen de (eventueel) lagere actuele waarde. Het BBV schrijft voor dat we voor grond de verkrijgingsprijs hanteren of, als de huidige waarde lager is dan de waarde van de verkrijgingsprijs, tegen de actuele waarde. i. Grond activeren we tegen verkrijgingsprijs of tegen de (lagere) actuele waarde. Op grond schrijven we niet af.
2.3 Financiële vaste activa Ook de financiële vaste activa zijn zichtbaar op de balans. Dit betreft kapitaalverstrekkingen, geldleningen aan derden en uitzettingen en bijdragen aan activa in eigendom van derden. Omdat de Brandweer geen geld- of kapitaalleningen verstrekt aan derden en geen geld uitzet, kiezen we er voor om alleen de mogelijkheid te bieden bijdragen aan activa van derden te activeren. Dit doen we onder de volgende voorwaarden: er moet sprake zijn van een investering door een derde; de investering draagt bij aan de doelstellingen zoals verwoord in de Wet op de Veiligheidsregio’s; • de derde heeft zich verplicht de investering daadwerkelijk aan te gaan; • de mogelijkheid bestaat de bijdrage terug te vorderen op het moment dat de derde in gebreke blijft, of de Brandweer heeft de mogelijkheid recht te doen gelden op de activa (bv. pandrecht of hypotheekrecht). Dat leidt tot onderstaand uitgangspunt. • •
j. Voor de financiële activa bestaat alleen de mogelijkheid om bijdragen aan derden, onder voorwaarden, te activeren.
3 Waarderen van activa In dit hoofdstuk benoemen we hoe om gaan met het waarderen van zowel de vaste activa als de vlottende activa. Het BBV schrijft voor dat we activa waarderen op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art. 63 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die we rechtstreeks kunnen toerekenen. Daarnaast kan de vervaardigingsprijs een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak van de vervaardiging van het actief bevatten.
6 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
3.1 Materiele vaste activa Uitgangspunt is dat we materiële vaste activa waarderen voor het bedrag van de investering (art. 62 lid 1 BBV). Omdat de Brandweer zelf geen activa vervaardigt, kiezen we ervoor om materiële vaste activa te waarderen volgens de verkrijgingsprijs. Bijkomende kosten dienen in dat geval volgens de investeringsbegroting duidelijk te worden. Onder de verkrijgingsprijs vallen alle kosten die de leverancier in rekening brengt voor het actief. k. De Brandweer waardeert materiele vaste activa op basis van de verkrijgingsprijs en vermindert deze met de afschrijvingen. Brandweer Brabant-Noord heeft een brutobegroting. In tegenstelling tot gemeenten dienen wij dus inclusief BTW te activeren. Eventuele aftrekposten (zoals de BPM die we terugkrijgen wanneer we een nieuwe dienstauto aanschaffen) activeren we niet. l. We waarderen de investeringen in materiele vaste activa inclusief BTW en verminderd met eventuele fiscale aftrekposten. Eventuele reserves mag de Brandweer bij investeringen met economisch niet nut direct in mindering brengen op het te activeren bedrag (art. 62 lid 3 BBV). Daarvoor bestemde reserves kunnen we echter wel aanwenden ter (gedeeltelijke) dekking van de jaarlijkse kapitaallasten. Het algemeen bestuur dient deze reserves duidelijk te benoemen. m. Het algemeen bestuur kan reserves ter dekking van de kapitaallasten voor investeringen met economisch nut benoemen. Waardering immateriële vaste activa De Brandweer kent op basis van hoofdstuk 2 van deze notitie alleen de mogelijkheid om eventueel kosten voor onderzoek en ontwikkeling te activeren. Dat betekent ook dat we alleen voor deze kostensoort een uitgangspunt voor de waardering dienen te kiezen. n. De Brandweer waardeert kosten voor onderzoek en ontwikkeling tegen verkrijgingsprijs en vermindert deze met de afschrijvingen. Waardering van financiële vaste activa Hoofdstuk 2 bepaalt dat de Brandweer eventueel kan bijdragen aan activa in eigendom van derden. Daarom nemen we de voorwaarden op voor het waarderen van de bijdragen aan activa van derden. o. De Brandweer waardeert bijdragen aan activa van derden tegen verkrijgingsprijs en vermindert deze met de afschrijvingen.
7 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
3.2 Vlottende activa Naast de vaste activa, staan ook de vlottende activa tegen een bepaalde waardering op de balans. Hier geldt dat we deze activa per definitie niet activeren, maar afwaarderingen rechtstreeks ten laste van de exploitatie brengen. Hieronder staan kort de waarderingsgrondslagen die we hanteren voor voorraden, vorderingen en liquide middelen. Waarderen van voorraden De Brandweer beschikt op dit moment niet over voorraden. Het is echter mogelijk dat we in de toekomst toch met voorraden gaan werken. Dat betekent dat we deze voorraden op een bepaalde manier moeten waarderen. p. De Brandweer waardeert voorraden tegen de verkrijgingsprijs en vermindert deze met de afschrijvingen. Waarderen van vorderingen De Brandweer heeft in sommige gevallen vorderingen uitstaan bij debiteuren. Deze vorderingen bestaan uit de middelen die de Brandweer nog moet ontvangen. q. De Brandweer waardeert vorderingen tegen nominale waarde en vermindert deze met de in de voorziening dubieuze debiteuren vermelde bedragen. Waarderen van liquide middelen Liquide middelen zijn de middelen die direct beschikbaar zijn voor de Brandweer om de kosten van de verschillende programma’s te dekken. Deze middelen zijn direct opvraagbaar. r. De Brandweer waardeert haar liquide middelen tegen nominale waarde.
8 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
4 Afschrijven van activa Artikel 64 lid 3 verplicht ons om af te schrijven op een geactiveerde investering. Afschrijven is te omschrijven als het op een methodische wijze – volgens een stelsel dat is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur – ten laste van de exploitatie brengen van de kosten van het kapitaalgoed. In dit hoofdstuk geven wij aan hoe we om gaan met het afschrijven van geactiveerde activa. Methode van afschrijven van activa Het BBV staat twee methoden toe voor het afschrijven van activa. De eerste methode is lineaire afschrijvingsmethode, waarbij jaarlijks een evenredig deel van de waarde van de activa afboeken. Over de resterende boekwaarde berekenen we rente. Dit zorgt voor hoge lasten (rente) in het begin, die langzaam afnemen. De tweede is de annuïteiten methode waarbij de maandlasten gelijk blijven gedurende het afschrijven van het actief. Wij hanteren de lineaire methode vanwege de lagere rentekosten en de betere weergave van het economisch nut van investeringen. s. De Brandweer hanteert de lineaire methode voor het afschrijven van activa. Richtlijnen voor het afschrijven van activa In lijn met de regelgeving uit het BBV, hanteren we de volgende twee richtlijnen voor het afschrijven van activa. Bij uitgangspunt r. geldt dat hiervoor een specifiek besluit van het algemeen bestuur nodig is, waarin het algemeen bestuur met redenen omkleed aangeeft waarom zij afwijkt van het activabeleid. t. De afschrijvingstermijn mag nooit langer, maar wel korter zijn dan de technische levensduur. Startmoment van afschrijven We starten het afschrijven van activa op het moment dat we een investering in gebruik nemen of dat e we de investering afronden. Vanwege het administratief verwerken kiezen we er voor om vanaf de 1 van de maand volgend op het moment van ingebruikname of afronden van de investering af te gaan schrijven op de boekwaarde. e
u. We starten met het afschrijven van een actief vanaf de 1 van de maand volgend op het moment van ingebruikname c.q. na afronding van een investering. Componentenbenadering voor afschrijvingen De componentenbenadering houdt in dat we verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk waarderen op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd. v. De Brandweer kan indien de investering dit noodzakelijk maakt gebruik maken van de componentenbenadering. Omgang met restwaarde Aan het eind van de afschrijvingsperiode vertegenwoordigt een actief meestal nog een restwaarde. Denk hierbij aan een dienstauto of tankautospuit: deze heeft vaak nog een waarde in het economisch verkeer, ondanks het feit dat het voertuig in de boeken afgeschreven is. Ondanks dat schrijven we activa af tot 0, omdat dit een meer realistisch beeld geeft over de kapitaallasten en aan het begin van een investering de restwaarde lastig in te schatten is. De opbrengsten uit restwaarde verantwoorden we in de programma’s. Dit geldt daarmee ook voor bijvoorbeeld het inruilen van auto’s en de eventuele korting die daarmee wordt verkregen. w. We schrijven activa af tot 0. Eventuele opbrengsten uit de restwaarden verantwoorden we als incidentele baten in de programma’s.
9 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Rente Over het, in activa, geïnvesteerde vermogen wordt periodiek (op basis van boekwaarde 01-01) rente in rekening gebracht (voorfinanciering). Het rente omslagpercentage wordt jaarlijks op basis van de begrotingsrichtlijnen vastgesteld. e
x. De rentelasten berekenen we vanaf de 1 van de maand volgend op het moment van ingebruikname c.q. na afronding van een investering. We hanteren daarbij het rentepercentage dat we jaarlijks in de begroting vaststellen. Tenzij specifieke afzonderlijke rentepercentages zijn overeengekomen (criteria voor specifiek zijn niet aangegeven) wordt bij alle investeringsbedragen de omslagrente berekend. Kredieten en investeringen Om een investeringskrediet te verkrijgen, dient het Algemeen Bestuur daarover een besluit te nemen. Dat kan via de programmabegroting. De investeringsaanvraag bevat in ieder geval: • • • • • •
Programma en product waartoe de investering behoort; Uitleg of het een vervanging- of uitbreidingsinvestering betreft; De afschrijvingstermijn, inclusief aanvullende motivatie wanneer de termijn afwijkt van de afschrijvingstabel; De wijze van dekking; Jaarlijkse exploitatielasten, d.w.z. de kapitaallasten en overige exploitatiekosten; Liquiditeitsfasering, waarin is aangegeven in welk tempo de investeringsbedragen zullen worden aangewend;
Investeringskredieten behoren niet tot een specifiek begrotingsjaar. In de verschillende documenten van de Planning & Control cyclus leggen we daarom verantwoording af over de voortgang van de kredieten. Investeringskredieten die zijn gevoteerd in de jaren voorafgaande aan het verantwoordingsjaar en waar in dat jaar geen bestedingen op plaatsvonden, sluiten we af. Enkel wanneer we onderbouwd kunnen aangeven dat handhaving van het krediet noodzakelijk is, bestaat de mogelijkheid om het krediet te verlengen. Hierop passen we de liquiditeitsfasering van het krediet aan. y. Investeringskredieten die zijn gevoteerd in de jaren voorafgaande aan het verantwoordingsjaar en waar in dat jaar geen bestedingen op plaatsvonden, sluiten we af.
10 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Bijlage 1 – afschrijvingstabellen In de volgende tabellen zijn de afschrijvingstermijnen van de afzonderlijke objecten opgenomen. Omdat investeringen met een aanschafwaarde of verkrijgingsprijs lager dan € 10.000 niet geactiveerd worden zal voor sommige objecten gelden dat zij alleen bij bulkaanschaf worden geactiveerd (H 2.1). Indien de afschrijvingstermijn wijzigt zal de boekwaarde per die datum worden toegerekend aan de resterende te verwachten jaren. Voorbeeld verwerking van een verlengde afschrijvingstermijn. Oorspronkelijke boekwaarde Oude termijn
€ 100.000 10 jaar
Nieuwe termijn Nog af te schrijven
Huidige boekwaarde
€ 60.000 (4 jaar afgeschreven) € 10.000
Resterende afschrijving per jaar
Resterende afschrijving per jaar
INFORMATIE EN COMMUNICATIE TECHNOLOGIE OBJECTBESCHRIJVING LAN Netwerkbekabeling WAN aansluitkosten PC desktops en monitoren Laptops en notebooks Thin clients Switches Overige hardware ICT Telefooncentrale Desk telefoons Smartphones Meerjarige bedrijfsapplicaties/licenties (afhankelijk van termijn) Momo track en trace systeem operationele voertuigen
11 jaar 7 jaar (4 van de 11 jaar afschrijving al voltooid) € 60.000/7= € 8.571.
ICT JAREN 15 5 5 5 5 5 5 5 5 3 8
11 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
MATERIEEL BEHEER EN LOGISTIEK OBJECTBESCHRIJVING MATERIEEL Tankautospuit 4x2 (TS) Tankautospuit 4x4 (TS) Drukluchtschuim (DLS) Snel interventievoertuig (SIV) Tankautospuit light 4x2 Hulpverleningsvoertuig 4x2+Lier (HV) Hulpverleningsvoertuig 4x4+Lier (HV) Redvoertuig Ladderwagen (RV-AL) Redvoertuig Hoogwerker (RV-HW) Haakarmchassis (HA) Waterwagen en Tankwagen (WaWa en TW) Waterwagen met schuim Personeel en materiaalwagen specialiteit dieren (PM) Personeel en materiaalwagen WVD/HV (PM LaRo) Motorspuitaanhanger (MSA) Grootwatertransport (GWT 1,0km) Grootwatertransport (GWT 2,5km) Grootwatertransport (GWT 3,0km) Slangoprolapparaat (SOA) Poederblusser P250 (PB) Schuimbluscontainer (SB) Schuimvormend middel aanhanger (SVM aanhanger) Commando haakarmbak (COH) Bak+kraan/lier Reddingsbak Lichtbak/Waterkanon Instortings(spec)bak Ademluchtbak Ongeval gevaarlijke stoffen container (OGS container) Decontaminatie container (Deco) Verzorgingscontainer Aggregaat Waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD-taak) Waterongevallen wagen duikploeg (WO wagen) Waterongevallen boot (WO boot) Snelle interventie boot (SIB) Oppervlaktereddingsteam (ORT) Gaspak-taak Dienstauto (DA) Dienstbus (DB) Vrachtauto (VR) Aanhanger Heftruck
MBL JAREN 16 16 16 8 16 17 17 16 16 17 16 16 10 10 16 20 20 20 20 16 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 16 8 12 12 12 5 12 8 10 20 16 20
12 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
MATERIEEL BEHEER EN LOGISTIEK
MBL
OBJECTBESCHRIJVING MATERIAAL
JAREN
Ademlucht-vulinstallatie/compressor Ademlucht-testapparatuur Ademlucht-wasmachine Ademlucht-droogkast Ademlucht-cilinders Ademlucht-gelaatstukken Ademlucht-toestel met reduceer Bepakking tankautospuit Bepakking hulpverleningsvoertuig Bepakking redvoertuig Bepakking duikwagen Blusstoffen Verbindingsmiddelen-portofoons Verbindingsmiddelen-mobilofoons Verbindingsmiddelen-semafoons/pagers Verbindingsmiddelen-headsets Verbindingsmiddelen-navigatie Verbindingsmiddelen-MDT mobile data terminals Chemiepak Explosiegevaarmeter, CO meter en H2S meter Meetpalen natuurbrandbestrijding Stralingsmeters RAD Duikapparatuur-PSU Duikapparatuur-masker Duikapparatuur-duiktoestel met reduceer Duikapparatuur-cilinders Duikapparatuur-noodautomaat Duiken-waterkaarten Handlampen Hefkussens Hefkussens-bedienblok en bedieningsklep Hefkussens-slangafsluiter Hefkussens-reduceerventiel Hefkussens-luchtslangen Hefkussens-lagedrukslang Hefmiddelen, hijsmiddelen en spanketting Uitrukkleding-kleding/overall/jas/broek (bulkaanschaf vrijwilligers) Uitrukkleding-kleding/overall/jas/broek (bulkaanschaf 24u-dienst) Uitrukkleding-laarzen (bulkaanschaf vrijwilligers) Uitrukkleding-laarzen (bulkaanschaf 24u-dienst) Uitrukkleding-helmen Uitrukkleding-wasmachine uitrukkleding Uitrukkleding-was/borstelmachine uitruklaarzen Uitrukkleding-droogkast Hogedrukreiniger Oefenmiddelen-rookmachine Oefenmiddelen-knetterkasten en overige ensceneringsmiddelen
15 8 10 10 20 10 10 16 17 16 12 5 7 7 5 5 7 8 10 5 5 2 5 7 7 7 7 10 5 10 10 10 10 10 10 10 7 5 7 5 7 10 15 10 10 8 8
13 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
MATERIEEL BEHEER EN LOGISTIEK OBJECTBESCHRIJVING MATERIAAL (vervolg) Motorkettingzaag en redzaag Hydraulisch redgereedschap-DPU/PPU/Voetpomp Hydraulisch redgereedschap-spreider Hydraulisch redgereedschap-schaar Hydraulisch redgereedschap-ram Hydraulisch redgereedschap-deuropener en pedaalknipper Hydraulisch redgereedschap-slangen Hydraulisch redgereedschap-testapparatuur Schuifladders Slanghaspel Nevelkogels Straatwaterkanon Overdrukventilator Stab-fast set Valbeveiligingsset Warmtebeeldcamera Reddingsplatform Stroomaggregaat Dompelpomp Staaldraadtakel
MBL JAREN 16 16 16 16 16 16 10 15 16 10 16 16 16 16 10 16 16 16 16 16
14 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
BEHEER EN HUISVESTING OBJECTBESCHRIJVING Gebouwen Renovatie, restauratie, vervanging dakbedekking Bouwkundige aanpassingen Bestrating en hekwerken Hefkolommen en brug Kluis Bar Barkrukken en kapstokken Tapinstallatie Archiefsysteem en garderobe (systeem met lockers) Technische installaties Verlichting-buiten Verlichting-binnen Stellingen en balie Intercom en sleutelkastjes Decoratie Airco installatie Waterautomaat Kasten groot-middel-klein Bureau's, ladenblokken en tafels Bureaustoelen Kantinestoelen en vergaderstoelen Tuinmeubilair Inventaris-overig meubilair Whiteboard, prikbord en flip-over Smartboard, Beamer en klok Papiervernietiger, lamineer-, inbind- en snijapparaat Televisie, schermen, lichtkrant, DVD-speler Audio, video en foto apparatuur Koelkast, diepvries, frituur, magnetron, oven, combimagnetron Vaatwasmachine, wasmachine, wasdroger en kookplaat Koffie automaten Palletwagen, veegwagen en huishoudtrap Hogedrukspuit, (water)stofzuiger en bladblazer Gereedschapswagen en gereedschappen Blusdeken, EHBO trommels en kleine blusmiddelen Inventaris-diverse aanschaf Bedmatrassen 24u-dienst Uniformkleding uitgaanstenue (bulkaanschaf) PPMO brandbestrijdingsbaan PPMO pop 80 kg PPMO stairmaster PPMO hartapparatuur
B&H JAREN 40 20 20 20 20 25 25 15 15 20 20 25 15 20 10 20 10 10 20 15 7 10 10 15 15 7 7 10 10 10 15 7 10 10 10 20 10 5 10 10 5 5 3
15 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Bijlage 2 – Gehanteerde definities Term Activeren
Definitie Het opnemen van investeringen op de balans. Het activeren van uitgaven houdt in dat in de toekomst jaarlijks kosten ten laste van de exploitatie komen. Dit zijn de rente- en afschrijvingskosten, ook wel kapitaallasten. Afschrijven Jaarlijks vermindert de waarde van een investering. Deze vermindering vormt de afschrijving. Technische slijtage en/of economische veroudering veroorzaakt deze waardedaling. Het af te schrijven bedrag hangt af van de gebruiksduur van de investering. Deze gebruiksduur bepaalt dan ook de afschrijvingstermijn en daarmee ook de hoogte van de afschrijvingslasten. Afschrijvingstermijn De periode waarover we een investering afwaarderen. BBV Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten. Componentenbenadering De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd. (Dis)agio (Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Financiële vaste activa Financiële vaste activa beslaan een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen. Immateriële vaste activa Immateriële vaste activa zijn uitgaven waar geen bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa die niet stoffelijk van aard zijn en die niet onder de financiële vaste activa worden begrepen (bijvoorbeeld kosten onderzoek en ontwikkeling). Investeren Investeren is het verwerven c.q. produceren van vermogensobjecten, ofwel het doen van uitgaven voor een goed of ter bereiking van een doel, waaraan een nuttigheid kan worden toegerekend die langer duurt dan 3 jaar. Investering Het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed, vanaf het moment dat de Brandweer het economisch risico loopt en dat een meerjarig nut heeft. Een andere benaming hiervoor die vaak gebruikt wordt, is kapitaaluitgave of actief. Investeringen zijn uitgaven waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Investeringen met Investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en / of economisch nut die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Voorbeelden van investeringen met economisch nut zijn voertuigen en installaties (bijv. ademlucht). Kapitaallasten Het totaal van de afschrijvingskosten en de rentekosten. Materiële vaste activa Materiële vaste activa zijn investeringsuitgaven waar tegenover bezittingen staan, waarvan de gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast. Nominale waarde Waarde zoals die staat aangegeven op een waardepapier. Reserves Onder reserves worden afgezonderde vermogensbestanddelen verstaan die al dan niet met het oog op het realiseren van een vooraf bepaald doel zijn gevormd. In artikel 43 van het BBV is aangegeven welke reserves er worden onderscheiden: a. De algemene reserve. b. Bestemmingsreserves. De algemene reserve is vrij besteedbaar eigen vermogen. Ook de bestemmingsreserves vallen onder het eigen vermogen. Echter bij de vorming van een bestemmingsreserve, is al een specifiek doel ingesteld waarvoor de reserve ingezet gaat worden. Waarderen Het toekennen van een bepaalde prijs (waarde) aan een object, op basis van ervaring en/of marktgegevens. 16 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Bijlage 3 – relevante regelgeving BBV Artikel 33 Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa. Artikel 34 In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio; b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actie Artikel 35 1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. investeringen met een economisch nut; b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven; c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. 2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven. Artikel 36 In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. kapitaalverstrekkingen aan: 1. deelnemingen; 2. gemeenschappelijke regelingen; 3. overige verbonden partijen; b. leningen aan: 1. woningbouwcorporaties; 2. deelnemingen 3. overige verbonden partijen; c. overige langlopende leningen; d. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer; e. bijdragen aan activa in eigendom van derden. Artikel 51 In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn. Artikel 52 1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. gronden en terreinen; b. woonruimten; c. bedrijfsgebouwen; d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken; e. vervoermiddelen; f. machines, apparaten en installaties; g. overige materiële vaste activa. 2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing: a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar; b. de investeringen of desinvesteringen; c. de afschrijvingen; d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief; e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen; f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar. 17 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Artikel 59 1. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd; 2. Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen; 3. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd. 4. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. Artikel 60 Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien: a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat; c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en; d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Artikel 61 Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien: a. er sprake is van een investering door een derde; b. de investering bijdraagt aan de publieke taak; c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en; d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. Artikel 62 1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering worden gebracht 3. In afwijking van het eerste lid kunnen reserves in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid. 4. In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b. Artikel 63 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. 3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd. 4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. 5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. 6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer. 7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd. 8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.
18 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Artikel 64 1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. 2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar. 3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur, waaronder begrepen de financiële vaste activa, bedoeld in artikel 36, onderdeel e, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. 4. In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven. 5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. 6. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar. Artikel 65 1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. 2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
19 Nota activabeleid – Brandweer Brabant-Noord
Voorstel AGP 10 Aan : Algemeen Bestuur Steller : Christel Verschuren
Datum : 3 november 2014
Bijlagen : 1
Onderwerp : Regionaal Crisisplan 2014
Algemene toelichting Aanleiding Voor u ligt het Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014. Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft de gewoonte om het Regionaal Crisisplan jaarlijks aan te passen naar aanleiding van bijvoorbeeld de systeemtest of actualiteiten. Voor u ligt het voorstel voor de aanpassing van 2014. Aanpassingen De volgende aanpassingen zijn gedaan: - De standaardbezetting van de secties is beschreven (pagina’s 26, 31, 35 en 40); - Er is een opsomming opgenomen met convenanten met ketenpartners, rampbestrijdingsplannen en coördinatieplannen (pagina 47); - Aan het algemeen mandaat voor leidinggevenden is de activering van NL-Alert toegevoegd (pagina 53). Met deze aanpassingen voldoet het Regionaal Crisisplan Brabant-Noord aan de wettelijke eisen. In het kader van de implementatie zullen de aanpassingen doorgevoerd worden in procedures daar waar nodig en meegenomen worden in het proces van opleiden, trainen en oefenen. Voor de inhoud van het Regionaal Crisisplan en de aanpassingen, wordt u verwezen naar de bijlage. De Veiligheidsdirectie brengt u een positief advies uit over de voorgestelde wijzigingen in het Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014.
Procesgang Processtap
Datum
Regiegroep Veiligheidsregio
18-09-2014
Aan Veiligheidsdirectie ter fiattering
29-09-2014
Goedkeuring Dagelijks Bestuur
29-10-2014
Vaststelling Algemeen Bestuur
12-11-2014
AGP 10 ABVRBN 20141103 Voorstel Regionaal Crisisplan 2014 VRBN.doc
Pagina 1 van 2
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld om het Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014 vast te stellen.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr. ir. P. Verlaan MCDm
Bijlage(s) 1.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014.
Afwijkend besluit
Handtekening:
AGP 10, ABVRBN 20141103, bijlage 1
REGIONAAL CRISISPLAN VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD 2014
Inhoudsopgave
Inleiding .................................................................................................................................................................................2 Bedrijfsprocessen ..............................................................................................................................................................2 Regionaal Beleidsteam.....................................................................................................................................................6 Gemeentelijk Beleidsteam ........................................................................................................................................... 12 Regionaal Operationeel Team.................................................................................................................................... 15 Commando Plaats Incident (CoPI) ........................................................................................................................... 19 Sectie Bevolkingszorg ................................................................................................................................................... 26 Sectie Brandweerzorg ................................................................................................................................................... 31 Sectie Geneeskundige Zorg ......................................................................................................................................... 35 Sectie Politiezorg ............................................................................................................................................................. 40 Meldkamer ......................................................................................................................................................................... 46 Afspraken ketenpartners ............................................................................................................................................. 48 De keuzes toegelicht ...................................................................................................................................................... 49 Begrippenlijst ................................................................................................................................................................... 51 BIJLAGE 1: GECOÖRDINEERDE REGIONALE INCIDENTBESTRIJDINGSPROCEDURE (GRIP) ........ 52 BIJLAGE 2: ALGEMEEN MANDAAT OPSCHALING EN ALARMERING........................................................ 54
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
1
Inleiding Een van de kerntaken van de veiligheidsregio is: “… de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, met behoud van lokale verankering bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding”. Analoog aan de Strategie Nationale Veiligheid heeft de werkwijze van Veiligheidsregio BrabantNoord aldus betrekking op de volgende vragen: • Wat bedreigt Veiligheidsregio Brabant-Noord en hoe erg is dat? • Wat moet Veiligheidsregio Brabant-Noord dan kunnen en wat hebben we daarvoor nodig? • Wie doet wat en wie informeert wie in Veiligheidsregio Brabant-Noord? Het bestuur van veiligheidsregio Brabant-Noord heeft daartoe reeds een risicoprofiel en een beleidsplan vastgesteld. Het risicoprofiel geeft een overzicht van risicovolle situaties in veiligheidsregio Brabant-Noord die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden. Het beleidsplan geeft - op basis van het risicoprofiel - een beschrijving van de te behalen operationele prestaties van de diensten en organisaties van veiligheidsregio Brabant-Noord in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit regionaal crisisplan omvat een beschrijving van de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Tevens omvat het de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen. Rampenbestrijdingsplannen zijn een verfijning van het regionaal crisisplan en richten zich specifiek op bij algemene maatregel van bestuur (Besluit Veiligheidsregio’s) bepaalde inrichtingen, bepaalde ramptypen en luchtvaartterreinen. Het Regionaal Crisisplan (RCP) van veiligheidsregio Brabant-Noord is gebaseerd op de volgende documenten: • Wet Veiligheidsregio’s (Wvr); • Besluit Veiligheidsregio’s; • Besluit Personeel Veiligheidsregio’s; • Referentiekader Regionaal Crisisplan 2009 (rRCP); • Referentiekader GRIP.
Bedrijfsprocessen Het behoeft geen betoog dat veiligheidsregio Brabant-Noord een onderdeel is van een complex netwerk van partijen die een rol (kunnen) spelen bij rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het denken in netwerken sluit voor ons aan op een procesgerichte bedrijfsvoering, waarbij informatie het coördinerend mechanisme is. De introductie van het netcentrisch werken sluit aan bij dit gedachtegoed en wordt door veiligheidsregio Brabant-Noord als randvoorwaardelijk beschouwd voor het goed functioneren van de regionale crisisorganisatie. Analoog aan het INKmanagementmodel hanteert veiligheidsregio Brabant-Noord dan ook de begrippen Besturen (Richten), Voorbereiden (Inrichten) en Uitvoeren en Ondersteunen (Verrichten). De beschrijving van de organieke, functionele en personele structuur van veiligheidsregio BrabantNoord is gebaseerd op het hieronder weergegeven referentiemodel.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
2
Referentiemodel bedrijfsprocessen regionale rampenbestrijding en crisisbeheersing Herman van Hijum, 2010
Richten (Besturen); Het Regionaal of Gemeentelijk Beleidsteam. (RBT / GBT). We onderscheiden drie processen binnen besturen. Ten eerste het ‘met ketenpartners kiezen en vaststellen van veiligheidsrisico’s’. De INK-perspectieven waarlangs we naar de organisatie kijken hebben betrekking op leiderschap, producten & diensten, processen & organisatie, mensen & middelen. Het tweede proces is het ‘met ketenpartners kiezen en vaststellen van te behalen prestaties’. De meerwaarde van dit proces is dat we in gezamenlijkheid met partners resultaten boeken. De wijze waarop we die afspraken vastleggen kan variëren, zoals shared services, convenanten, et cetera. Tot slot heeft besturen betrekking op het ‘integraal plannen en monitoren’. Beschouwd vanuit het Besluit Veiligheidsregio’s, gaat het binnen besturen over het zogenaamde randvoorwaardelijke proces ‘leiding en coördinatie’ op strategisch niveau. Voor wat betreft de zogenaamde ‘hoofdstructuur’ van de (regionale) crisisorganisatie gaat het over het Gemeentelijk of Regionaal Beleidsteam (GBT/RBT).
Inrichten (Voorbereiden); Het Regionaal Operationeel Team (ROT). Het Regionaal Operationeel Team bepaalt en monitort hóe de binnen ‘besturen’ bepaalde prestaties behaald kunnen worden. Het proces ‘verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie’, omvat het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie. Het ‘signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak’ gaat over het maken van afspraken over ieders bijdrage in de aanpak van een bepaald probleem.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
3
Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van signalen die de veiligheidsregio op basis van haar functie in de maatschappij oppikt. Een belangrijk element binnen voorbereiden is weten wie het beter kan! In het derde proces binnen voorbereiden, wordt gekozen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden we gaan uitvoeren en welke personele en facilitaire voorzieningen we daaraan toekennen. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. Beschouwd vanuit het Ontwerpbesluit Veiligheidsregio’s, gaat het binnen inrichten over het zogenaamde randvoorwaardelijke proces ‘leiding en coördinatie’. Hier op tactisch niveau. Voor wat betreft de ‘hoofdstructuur’ gaat het over het Regionaal Operationeel Team (ROT).
Verrichten (Uitvoeren); Het Commando Plaats Incident (CoPI). In verrichten gaat het om de primaire processen waarin we uitvoering geven aan hetgeen in voorbereiden is bepaald. De in het bedrijfsprocessenmodel onder verrichten weergegeven primaire processen betreffen de: • Bevolkingszorg o Intake en inzet uitvoerend werk Communicatie o Intake en inzet uitvoerend werk Publieke Zorg • Brandweerzorg o Intake en inzet uitvoerend werk Bronbestrijding • Geneeskundige Zorg1 o Intake en inzet uitvoerend werk Acute Gezondheidszorg o Intake en inzet uitvoerend werk Publieke Gezondheidszorg • Politiezorg o Intake en inzet uitvoerend werk Orde Handhaving o Intake en inzet uitvoerend werk Opsporing De primaire processen en benodigde informatie, personele en facilitaire voorzieningen komen in verrichten samen en leiden tot een daadwerkelijke inzet. Het proces ‘intake van uitvoerend werk’ is het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van alle op initiatief van de ‘klant’ tot stand gekomen contacten, die leiden tot het leveren van bepaalde producten/diensten door de veiligheidsregio, passend binnen haar kerntaken. Beschouwd vanuit het Besluit Veiligheidsregio’s, gaat het binnen uitvoeren over het zogenaamde randvoorwaardelijke proces ‘leiding en coördinatie’. Hier op operationeel niveau. Voor wat betreft de ‘hoofdstructuur’ gaat het over het Commando Plaats Incident (CoPI). Hoewel niet omschreven in het Besluit betreft het hier ook de actiecentra van de overige diensten. Het element melding uit het zogenaamde randvoorwaardelijke proces ‘melding en alarmering’ is onderdeel van het proces uitvoeren en raakt voor wat betreft de ‘hoofdstructuur’ onder andere aan de meldkamer.
Ondersteunen; Informatie- en resourcemanagement. Het proces ‘intake van ondersteunend werk’ betreft het afspreken en monitoren van serviceniveaus, het aannemen van ondersteuningsverzoeken en afhandelen daarvan. Dit proces maakt het mogelijk om, waar nodig over de ondersteunende processen van de organisatie(s) heen, afspraken tot stand te brengen omtrent het serviceniveau bij het leveren van personele, facilitaire en informatie-voorzieningen en om deze serviceniveaus te bewaken. Tevens maakt dit proces het mogelijk om ondersteuningsverzoeken aan te nemen - ook indien niet duidelijk is welk proces binnen ondersteunen aan dit verzoek kan of moet voldoen - en om na afloop de afhandeling van de onderlinge verplichtingen tot stand te (doen) brengen. 1
De processen binnen de Geneeskundige zorg zijn aangepast t.o.v. het rRCP 2009 o.b.v. de Wet Publieke Gezondheidszorg.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
4
Het proces ‘inzetten van personele voorzieningen’ zorgt dat de vakvolwassen c.q. competente medewerker op het juiste tijdstip inzetbaar en beschikbaar is, zodat alle processen voorzien zijn van medewerkers om het proces uit te voeren. Daaronder vallen inzetplanning (rooster), opleiden en oefenen, personeelszorg, et cetera. Het proces ‘inzetten van facilitaire voorzieningen’ zorgt voor de tijdige beschikbaarheid van huisvesting, middelen en ICT voor alle processen. Het element alarmering uit het zogenaamde randvoorwaardelijke proces ‘melding en alarmering’ uit het Ontwerpbesluit Veiligheidsregio’s verwijst naar dit proces binnen ondersteunen; het inzetten van personele en facilitaire voorzieningen. De definitie van het randvoorwaardelijke proces ‘Op- en Afschaling’ uit het Ontwerpbesluit Veiligheidsregio’s verwijst expliciet naar de processen ‘ontwikkelen en inzetten van personele en facilitaire voorzieningen’ c.q. resourcemanagement. Het proces ‘inzetten van informatievoorzieningen’ zorgt voor de tijdige beschikbaarheid van informatie aan alle processen. Het gaat hier om het randvoorwaardelijke proces ‘informatiemanagement’. Dit proces binnen ondersteunen is in het besluit niet gekoppeld aan een organieke entiteit binnen de hoofdstructuur. Wel in functionele zin voor wat betreft de informatiemanager in het ROT (zie voorbereiden) en de informatiemanager CoPI.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
5
REGIONAAL CRISISPLAN DEEL 1 OPERATIONELE HOOFDSTRUCTUUR EN AFSPRAKEN KETENPARTNERS Regionaal Beleidsteam Het Regionaal Beleidsteam is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen en vaststellen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen en vaststellen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het Regionaal Beleidsteam bestaat uit de volgende functionarissen: • Voorzitter Regionaal Beleidsteam; • Burgemeesters van gemeenten die bij de ramp of crisis betrokken zijn of dreigen te worden; • Adviseurs operationele diensten; • Hoofd Officier van Justitie; • Voorzitter Waterschap; • Regionaal Militair Commandant Zuid; • Coördinerend Gemeentesecretaris Brabant-Noord; • Operationeel Leider (Zie Regionaal Operationeel Team); • Strategisch communicatieadviseur; • Overige leden op basis van artikel 39 Wvr. Het Regionaal Beleidsteam is gehuisvest in het kantoor van Brandweer Brabant-Noord aan de Orthenseweg 2b in ’s-Hertogenbosch en heeft een opkomsttijd van 60 minuten.
Voorzitter Regionaal Beleidsteam Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Voorzitter Regionaal Beleidsteam.
Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen én vaststellen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen én vaststellen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is benoemd door de wetgever.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
6
Relatie met GRIP-structuur
•
Is voorzitter van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4, 5 en Rijk).
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Burgemeesters van gemeenten die bij de ramp/crisis zijn betrokken of dreigen te worden Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is benoemd door de wetgever.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4, 5 en Rijk).
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Adviseurs operationele diensten Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
Zijn, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie; • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het, op basis van gesignaleerde problemen, adviseren van ketenpartners; • Het met ketenpartners kiezen en monitoren van
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
7
het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. Vaardigheden
• •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP4, 5 en Rijk).
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Coördinerend Gemeentesecretaris Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
Zijn, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie; • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het, op basis van gesignaleerde problemen, adviseren van ketenpartners; • Het met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit.
Vaardigheden
Personele structuur
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen
•
8
Bestuur Veiligheidsregio. Relatie met GRIP-structuur Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP4, 5 en Rijk).
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Hoofd Officier van Justitie Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is benoemd door de wetgever.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4, 5 en Rijk).
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
Voorzitter Waterschap Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is benoemd door de wetgever.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4, 5 en Rijk).
Relatie met basisvereisten crisismanagement
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
9
Relatie met netcentrisch werken
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
(zie uitwerking Regionaal Operationeel Team)
Operationeel Leider
Strategisch communicatieadviseur Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Is binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • •
•
• Vaardigheden
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
•
•
Adviseren en informeren van het beleidsteam over de (strategische) communicatieaanpak. Adviseren van het beleidsteam over communicatieve implicaties van wat ter tafel komt tijdens de vergadering van het beleidsteam. Adviseren van de burgemeester en/of voorzitter van de veiligheidsregio over het vervullen van zijn rol als boegbeeld en burgervader (betekenisgeving). Informeren van het hoofd taakorganisatie over de besluiten van het beleidsteam. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatieprofiel communicatieadviseur beleidsteam; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio.
Relatie met GRIPstructuur
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4,5 en Rijk) o Onderhoudt een functionele relatie met: Algemeen Commandant Bevolkingszorg; Hoofd Communicatie; Voorlichtingsfunctionaris ROT; Voorlichtingsfunctionaris CoPI.
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Overige leden Regionaal Beleidsteam op basis artikel 39 Wvr. Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Regionaal Beleidsteam.
Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
10
rampenbestrijding en crisisbeheersing. Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4, 5 en Rijk).
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
11
Gemeentelijk Beleidsteam Het Gemeentelijk Beleidsteam is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen en vaststellen van veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen en vaststellen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het Gemeentelijk Beleidsteam bestaat uit de volgende functionarissen: • Burgemeester; • Gemeentesecretaris; • Adviseurs operationele diensten; • Strategisch communicatieadviseur; • Overigen. Het Gemeentelijk Beleidsteam is gehuisvest in het gemeentehuis van de getroffen gemeente en heeft een opkomsttijd van 60 minuten.
Burgemeester Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Voorzitter Gemeentelijk Beleidsteam.
Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Met ketenpartners kiezen én vaststellen van gemeentelijke veiligheidsrisico’s; • Met ketenpartners kiezen én vaststellen van te behalen prestaties; • Het integraal plannen en monitoren van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is benoemd door de wetgever.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is voorzitter van het Gemeentelijk Beleidsteam (GRIP 3).
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
•
Lid van het Gemeentelijk Beleidsteam.
Gemeentesecretaris Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
12
•
•
van informatie; Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het, op basis van gesignaleerde problemen, adviseren van ketenpartners; Het met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit.
Vaardigheden
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Gemeentelijk Beleidsteam (GRIP3).
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Strategisch communicatieadviseur Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Is binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • •
•
• Vaardigheden
•
•
Personele structuur
Lid van het Gemeentelijk Beleidsteam.
•
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
Adviseren en informeren van het beleidsteam over de (strategische) communicatieaanpak. Adviseren van het beleidsteam over communicatieve implicaties van wat ter tafel komt tijdens de vergadering van het beleidsteam. Adviseren van de burgemeester en/of voorzitter van de veiligheidsregio over het vervullen van zijn rol als boegbeeld en burgervader (betekenisgeving). Informeren van het hoofd taakorganisatie over de besluiten van het beleidsteam. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatieprofiel communicatieadviseur beleidsteam; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen. De functionaris is aangewezen door het Algemeen
13
Bestuur Veiligheidsregio. Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Lid van het Gemeentelijk Beleidsteam (GRIP 3) o Onderhoudt een functionele relatie met: Algemeen Commandant Bevolkingszorg; Hoofd Communicatie; Voorlichtingsfunctionaris ROT; Voorlichtingsfunctionaris CoPI.
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Adviseurs operationele diensten Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Gemeentelijk Beleidsteam.
Zijn, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie; • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het, op basis van gesignaleerde problemen, adviseren van ketenpartners; • Het met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit.
Vaardigheden
• •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio.
Relatie met GRIP-structuur
•
Is lid van het Gemeentelijk Beleidsteam (GRIP3).
•
Leiding en Coördinatie op strategisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
14
Regionaal Operationeel Team Het Regionaal Operationeel Team is verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie. • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het, op basis van gesignaleerde problemen, adviseren van ketenpartners. • Het met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. Het Regionaal Operationeel Team bestaat uit de volgende functionarissen: • Operationeel Leider; • Informatiemanager ROT; • Algemeen Commandanten; • Voorlichtingsfunctionaris; • Overigen. Het Regionaal Operationeel Team is gehuisvest in het Gemeenschappelijk Meldcentrum van Brabant-Noord aan de Gruttostraat 10 in ’s-Hertogenbosch (vergaderruimte 1.18, 1e etage) en heeft een opkomsttijd van 45 minuten, met uitzondering van: - Informatiemanager: 30 minuten. - Voorlichtingsfunctionaris: 30 minuten. - Sectie Informatiemanagement: 40 minuten.
Operationeel Leider Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
• Lid van het Regionaal Beleidsteam; • Voorzitter Regionaal Operationeel Team. Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie; • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het, op basis van gesignaleerde problemen, adviseren van ketenpartners;
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
15
•
•
Vaardigheden
•
•
Personele structuur
• •
Relatie met GRIP-structuur
• •
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Het met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. Het met ketenpartners benoemen van bestuurlijke dilemma’s en het hierover adviseren van de voorzitter van het beleidsteam. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Operationeel Leider; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen. De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Operationele Leiding Veiligheidsregio Brabant-Noord ROT. Is lid van het Regionaal Beleidsteam (GRIP 4, 5 en Rijk); Is voorzitter van het Regionaal Operationeel Team (GRIP 2, 3, 4, 5 en Rijk).
•
Leiding en Coördinatie op tactisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Informatiemanager ROT Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
Personele structuur
•
Lid van het Regionaal Operationeel Team.
Is, binnen de kaders van de Operationeel Leider, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van de operationeel leider voor het leveren van multidisciplinaire informatievoorzieningen; • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van informatievoorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit ten behoeve van beeld-, oordeel- en besluitvorming binnen het ROT. • Het monitoren van de intake en inzet van multidisciplinaire informatievoorzieningen.
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Informatiemanager ROT; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen
•
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
16
•
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Bestuur Veiligheidsregio; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Operationele Leiding Veiligheidsregio BrabantNoord ROT.
•
Lid van het Regionaal Operationeel Team (GRIP 2, 3, 4, 5 en Rijk) o Onderhoudt een functionele relatie met: Hoofden Informatie Secties; Informatiemanager overige ketenpartners; Informatiemanager Commando Plaats Incident; Calamiteitencoördinator Meldkamer.
•
Informatiemanagement.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Voorlichtingsfunctionaris ROT Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Lid van het Regionaal Operationeel Team .
Is, binnen de kaders van de Operationeel Leider, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Adviseren en informeren van het regionaal operationeel team over de (operationele en tactische) aspecten van de communicatieaanpak op basis van het adviesrapport omgevingsanalyse • Actief halen en brengen van informatie tijdens de vergadering van het regionaal operationeel team en adviseren over de communicatieve implicaties • Informeren van het hoofd taakorganisatie over de besluiten van het regionaal operationeel team • •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatieprofiel communicatieadviseur ROT; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen.
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio.
Relatie met GRIPstructuur
•
Lid van het Regionaal Operationeel Team (GRIP 2, 3, 4, 5 en Rijk) o Onderhoudt een functionele relatie met: Algemeen Commandant Bevolkingszorg; Hoofd Communicatie; Strategisch communicatieadviseur Beleidsteam; Voorlichtingsfunctionaris CoPI.
•
Leiding en Coördinatie op tactisch niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
17
Crisisplan
Algemeen Commandant Brandweerzorg
Zie uitwerking sectie Brandweerzorg
Algemeen Commandant Bevolkingszorg
Zie uitwerking sectie Bevolkingszorg
Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg
Zie uitwerking sectie Geneeskundige Zorg
Algemeen Commandant Politiezorg
Zie uitwerking sectie Politiezorg
Overigen
Zie afspraken ketenpartners
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
18
Commando Plaats Incident (CoPI) Het CoPI is verantwoordelijk en bevoegd voor: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties op de ‘plaats van het incident’, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van gesignaleerde problemen. • met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. Het CoPI bestaat uit de volgende functionarissen: • Leider CoPI; • Informatiemanager CoPI; • Voorlichtingsfunctionaris CoPI; • OvD’en • Adviseur Gevaarlijke Stoffen; • Overigen. Het CoPI is gehuisvest in de Commandobak op het plaats incident en heeft een opkomsttijd van 30 minuten.
Leider CoPI Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Leider van het Commando Plaats Incident (CoPI)
Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor het: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties op de ‘plaats van het incident’, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van gesignaleerde problemen. • met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. •
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in
19
•
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
het kwalificatiedossier Leider CoPI; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Operationele Leiding Veiligheidsregio BrabantNoord CoPI.
•
Is voorzitter van het Commando Plaats Incident (CoPI) (GRIP 1,2,3,4, 5 en Rijk) o Heeft een functionele relatie met; Operationeel Leider Calamiteiten Coördinator.
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Informatiemanager CoPI Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Is, binnen de kaders van de Leider CoPI, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van het CoPI voor het leveren van multidisciplinaire informatievoorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van multidisciplinaire informatievoorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit ten behoeve van beeld-, oordeel- en besluitvorming binnen het CoPI. Ook het afstemmen met de voorlichtingsfunctionaris CoPI over het inzetten van (sociale) media ter beïnvloeding van kennis over de ramp/crisis valt hieronder. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van multidisciplinaire informatievoorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. • •
Personele structuur
Lid van het Commando Plaats Incident (CoPI)
• •
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Informatiemanager CoPI; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is aangewezen door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Operationele Leiding Veiligheidsregio BrabantNoord.
20
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
•
Lid van het Commando Plaats Incident (GRIP 1,2,3, 4, 5 en Rijk) o Onderhoudt een functionele relatie met: Calamiteiten Coördinator (GRIP 1) Informatiemanager ROT (GRIP 2 en hoger)
•
Informatiemanagement
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Voorlichtingsfunctionaris CoPI Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Is, binnen de kaders van de leider CoPI, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Adviseren en informeren van het commando plaats incident over de (operationele) aspecten van de communicatieaanpak • Verzorgen van de woordvoering op de plaats incident over feiten en omstandigheden, te voorziene ontwikkelingen en handelingsperspectieven • Geven van voortgangs- of afwijkingsinformatie aan de communicatieadviseur regionaal team of het hoofd taakorganisatie (afhankelijk van het GRIP-niveau) en informeren over wat leeft en speelt op de plaats incident • •
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Lid van het Commando Plaats Incident (CoPI) .
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatieprofiel communicatieadviseur CoPI; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen. De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
•
Lid van het Commando Plaats Incident (GRIP 1, 2, 3, 4, 5 en Rijk) o Onderhoudt een functionele relatie met: Algemeen Commandant Bevolkingszorg; Hoofd Communicatie; Strategisch communicatieadviseur Beleidsteam; Voorlichtingsfunctionaris ROT.
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau.
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
21
Officier van Dienst Brandweerzorg (OvDB) Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Commando Plaats Incident (CoPI)
Is, als lid van het CoPI, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties op de ‘plaats van het incident’. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van gesignaleerde problemen; Is, als hoogst leidinggevende op de plaats van het incident, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van uitvoerend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van besluiten binnen het CoPI voor het leveren van bepaalde producten en diensten op het terrein van de brandweerzorg. • Het inzetten van uitvoerend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op de ‘plaats incident’, binnen een bepaalde tijd, passend binnen de kerntaken van de betrokken organisaties op het terrein van de brandweerzorg en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van de brandweerzorg, waaronder begrepen het bijsturen daarvan.
Vaardigheden
• •
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier OvD Brandweer; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is aangewezen door Brandweer BrabantNoord. De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Operationele Leiding Brandweer BrabantNoord.
•
Lid van het Commando Plaats Incident (GRIP 1,2,3, 4, 5 en Rijk)
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Commando Plaats Incident (CoPI)
Is, als lid van het CoPI, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
22
bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties op de ‘plaats van het incident’. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van gesignaleerde problemen; Is, als hoogst leidinggevende op de plaats van het incident, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van besluiten binnen het CoPI voor het leveren van bepaalde producten en diensten op het terrein van de bevolkingszorg. • Het inzetten van uitvoerend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op de ‘plaats incident’, binnen een bepaalde tijd, passend binnen de kerntaken van de betrokken organisaties op het terrein van de bevolkingszorg en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van de bevolkingszorg, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. Vaardigheden
• •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier OvD Bevolkingszorg; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de Coördinerend Gemeentesecretaris in opdracht van het Algemeen Bestuur.
Relatie met GRIPstructuur
•
Lid van het Commando Plaats Incident (GRIP 1,2,3,4,5 en Rijk)
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Officier van Dienst Geneeskundige Zorg (OvDG) Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Commando Plaats Incident (CoPI)
Is, als lid van het CoPI, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties op de ‘plaats van het incident’. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van gesignaleerde problemen; Is, als hoogst leidinggevende op de plaats van het incident, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van besluiten binnen het CoPI voor het leveren van bepaalde producten en
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
23
•
•
Vaardigheden
• •
diensten op het terrein van de geneeskundige zorg. Het inzetten van uitvoerend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op de ‘plaats incident’, binnen een bepaalde tijd, passend binnen de kerntaken van de betrokken organisaties op het terrein van de geneeskundige zorg en continueren daarvan over een bepaalde periode; Het monitoren van de inzet van uitvoerend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van de geneeskundige zorg, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier OvD Geneeskundig; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de GHOR BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
•
Lid van het Commando Plaats Incident (GRIP 1,2,3,4,5 en Rijk)
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Officier van Dienst Politiezorg (OvDP) Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Lid van het Commando Plaats Incident (CoPI)
Is, als lid van het CoPI, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties op de ‘plaats van het incident’. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners op basis van gesignaleerde problemen; Is, als hoogst leidinggevende op de plaats van het incident, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van besluiten binnen het CoPI voor het leveren van bepaalde producten en diensten op het terrein van de politiezorg. • Het inzetten van uitvoerend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op de ‘plaats incident’, binnen een bepaalde tijd, passend binnen de kerntaken van de betrokken organisaties op het terrein van de politiezorg en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van de politiezorg, waaronder begrepen
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
24
het bijsturen daarvan. Vaardigheden
• •
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier OvD Politie De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
•
Lid van het Commando Plaats Incident (GRIP 1,2,3,4,5 en Rijk)
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
25
Sectie Bevolkingszorg De Sectie Bevolkingszorg is verantwoordelijk en bevoegd voor: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de bevolkingszorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. • met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de bevolkingszorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De Sectie Bevolkingszorg bestaat standaard uit de volgende rollen: • Algemeen Commandant Bevolkingszorg; • Hoofd Informatie • Hoofd Ondersteuning • Hoofd Publieke Zorg • Hoofd Communicatie De Sectie Bevolkingszorg kan eventueel worden uitgebreid met de volgende rollen: • Hoofd Omgevingszorg • Hoofd Evacuatie De rollen worden uitgevoerd door functionarissen. Het kan voorkomen dat één functionaris meerdere rollen bekleed. De Sectie Bevolkingszorg van het Regionaal Operationeel Team is gehuisvest in het Gemeenschappelijk Meldcentrum van Brabant-Noord aan de Gruttostraat 10 in ’s-Hertogenbosch (werkruimte ROT, 2e etage) en heeft een opkomsttijd van 90 minuten (m.u.v. de algemeen commandant waarvoor de opkomsttijd van 45 minuten van toepassing is)..
Algemeen Commandant Bevolkingszorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
• Lid Regionaal Operationeel Team • Hoofd Sectie Bevolkingszorg Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor het: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de bevolkingszorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
26
•
Vaardigheden
•
•
de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de bevolkingszorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Algemeen Commandant Bevolkingszorg (Hoofd Sectie Gemeente) De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de Coördinerend Gemeentesecretaris in opdracht van het Algemeen Bestuur.
Relatie met GRIPstructuur
• • •
Is lid van het Regionaal Operationeel Team Is Hoofd van de Sectie Bevolkingszorg (regionaal perspectief) Onderhoudt een functionele relatie met: o Leden Regionaal Operationeel Team o Hoofden Bevolkingszorg o OvD Bevolkingszorg
•
Leiding en Coördinatie op tactisch niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Hoofd Informatie Bevolkingszorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Sectie Bevolkingszorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Bevolkingszorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van het Team Bevolkingszorg voor het leveren van informatievoorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van informatievoorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit ten behoeve van beeld-, oordeel- en besluitvorming binnen het Team Bevolkingszorg. Het - in samenwerking met de Voorlichtingsfunctionaris Team Bevolkingszorg - inzetten van (sociale) media ter beïnvloeding van kennis over de ramp/crisis en registratie van slachtoffers en schade vallen hieronder. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
27
bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van informatievoorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. Vaardigheden
•
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Hoofd Informatie Bevolkingszorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de Coördinerend Gemeentesecretaris in opdracht van het Algemeen Bestuur.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Bevolkingszorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Informatiemanager ROT (GRIP 2 en hoger) o Informatiemanager CoPI (GRIP 1) o Calamiteiten Coördinator Meldkamer
•
Informatiemanagement
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Bevolkingszorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van het Team Bevolkingszorg voor het leveren van personele en facilitaire voorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan alle processen binnen het Team Bevolkingszorg. Voor wat betreft het voorzien van personele voorzieningen betreft dit onder meer de afstemming over inzetplanning (rooster), personeelszorg, et cetera. Voor wat betreft facilitaire voorzieningen betreft dit huisvesting, middelen en ICT. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van personele en facilitaire voorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
•
Personele structuur
Sectie Bevolkingszorg
•
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is aangewezen door de Coördinerend
28
Gemeentesecretaris in opdracht van het Algemeen Bestuur. Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
• •
Is lid van de Sectie Bevolkingszorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Calamiteiten Coördinator Meldkamer (GRIP1); o Resourcemanager ROT (GRIP 2 en hoger).
•
Op- en Afschaling (resourcemanagement)
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
•
Sectie Bevolkingszorg
Hoofd Publieke Zorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Bevolkingszorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het inzetten van uitvoerend en ondersteunend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend en ondersteunend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op het terrein van de Publieke Zorg, binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend en ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van het uitvoerend en ondersteunend werk, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Hoofd Taakorganisatie Bevolkingszorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de Coördinerend Gemeentesecretaris in opdracht van het Algemeen Bestuur.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Bevolkingszorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Teamleiders: Publieke Zorg Omgevingszorg
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Hoofd Communicatie Plaats in de regionale
•
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
Sectie Bevolkingszorg
29
crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Bevolkingszorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van voorlichting: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van alle op initiatief van de ‘klant’ tot stand gekomen contacten, die leiden tot het leveren van bepaalde producten/diensten op het terrein van voorlichting. • Het inzetten van voorlichting: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van bepaalde informatie binnen de juiste tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan relevante media. • Het monitoren van de intake en inzet van voorlichting. •
•
Personele structuur
•
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Hoofd Taakorganisatie Bevolkingszorg; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen. De functionaris is aangewezen door de Coördinerend Gemeentesecretaris in opdracht van het Algemeen Bestuur. Is lid van de Sectie Bevolkingszorg Onderhoudt een functionele relatie met o Voorlichtingsfunctionaris CoPI o Voorlichtingsfunctionaris ROT
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
30
Sectie Brandweerzorg De Sectie Brandweerzorg Is verantwoordelijk en bevoegd voor: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de brandweerzorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. • met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de brandweerzorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De Sectie Brandweerzorg bestaat standaard uit de volgende rollen: • Algemeen Commandant Brandweerzorg, tevens hoofd bronbestrijding; • Hoofd Informatie; • Hoofd Ondersteuning De Sectie Brandweerzorg kan eventueel worden uitgebreid met de volgende rollen: • Hoofd grootschalige redding • Hoofd grootschalige ontsmetting • Ondersteuners (algemeen en t.b.v. HIN-B). De rollen worden uitgevoerd door functionarissen. Het kan voorkomen dat één functionaris meerdere rollen bekleed. De Sectie Brandweerzorg van het Regionaal Operationeel Team is gehuisvest in het Gemeenschappelijk Meldcentrum van Brabant-Noord aan de Gruttostraat 10 in ’s-Hertogenbosch (werkruimte ROT, 2e etage) en heeft een opkomsttijd van 60 minuten (m.u.v. de algemeen commandant waarvoor de opkomsttijd van 45 minuten van toepassing is).
Algemeen Commandant Brandweerzorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
• Lid Regionaal Operationeel Team • Hoofd Sectie Brandweerzorg Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor het: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de brandweerzorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
31
•
Vaardigheden
• •
daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de brandweerzorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door Brandweer BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van het Regionaal Operationeel Team Is Hoofd van de Sectie Brandweerzorg
Relatie met basisvereisten crisismanagement
• •
Leiding en Coördinatie op tactisch niveau Onderhoudt een functionele relatie met: o Leden Regionaal Operationeel Team o Hoofd Brandweerzorg
Relatie met netcentrisch werken
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Hoofd Informatie Brandweerzorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Sectie Brandweerzorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Brandweerzorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van de sectie Brandweerzorg voor het leveren van informatievoorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van informatievoorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit ten behoeve van beeld-, oordeel- en besluitvorming binnen de sectie Brandweerzorg. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van informatievoorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. • •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door Brandweer BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Brandweerzorg Onderhoudt een functionele relatie met:
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
32
o o o Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Informatiemanager ROT (GRIP 2 en hoger) Informatiemanager CoPI (GRIP I) Calamiteitencoördinator Meldkamer
•
Informatiemanagement
•
Heeft procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Hoofd Ondersteuning Brandweerzorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Sectie Brandweerzorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Brandweerzorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken de sectie Brandweerzorg voor het leveren van personele en facilitaire voorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan alle processen binnen de sectie Brandweerzorg. Voor wat betreft het voorzien van personele voorzieningen betreft dit onder meer de afstemming over inzetplanning (rooster), personeelszorg, et cetera. Voor wat betreft facilitaire voorzieningen betreft dit huisvesting, middelen en ICT. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van personele en facilitaire voorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. • •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door Brandweer BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Brandweerzorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Calamiteiten Coördinator Meldkamer (GRIP1); o Resourcemanager ROT (GRIP 2 en hoger).
•
Op- en Afschaling (resourcemanagement)
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Hoofd Bronbestrijding Plaats in de regionale
•
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
Sectie Brandweerzorg
33
crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Brandweerzorg verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het inzetten van uitvoerend en ondersteunend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend en ondersteunend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op het terrein van de Bronbestrijding, binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend en ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van het uitvoerend en ondersteunend werk, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. • •
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in kwalificatiedossiers De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door Brandweer BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Brandweerzorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Teamleiders: Bronbestrijding Emissiebestrijding
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan.
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
34
Sectie Geneeskundige Zorg De Sectie Geneeskundige zorg is verantwoordelijk en bevoegd voor: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de geneeskundige zorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. • met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de geneeskundige zorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De Sectie Geneeskundige zorg bestaat standaard uit de volgende rollen: • Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg; • Hoofd Informatie; • Hoofd Ondersteuning • Hoofd Acute Gezondheidszorg • Hoofd Publieke Gezondheidszorg De rollen worden uitgevoerd door functionarissen. Het kan voorkomen dat één functionaris meerdere rollen bekleed. De Sectie Geneeskundige Zorg van het Regionaal Operationeel Team is gehuisvest in het Gemeenschappelijk Meldcentrum van Brabant-Noord aan de Gruttostraat 10 in ’sHertogenbosch (werkruimte ROT, 2e etage) en heeft een opkomsttijd van 60 minuten (m.u.v. de algemeen commandant waarvoor de opkomsttijd van 45 minuten van toepassing is) .
Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
• Lid Regionaal Operationeel Team • Hoofd Sectie Geneeskundige Zorg Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor het: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de geneeskundige zorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
35
•
Vaardigheden
•
•
binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de geneeskundige zorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de GHOR BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van het Regionaal Operationeel Team Is Hoofd van de Sectie Geneeskundige Zorg
Relatie met basisvereisten crisismanagement
• •
Leiding en Coördinatie op tactisch niveau Onderhoudt een functionele relatie met: o Leden Regionaal Operationeel Team o Hoofden Geneeskundige Zorg
Relatie met netcentrisch werken
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Hoofd Informatie Geneeskundige Zorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Sectie Geneeskundige Zorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van de sectie Geneeskundige Zorg voor het leveren van informatievoorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van informatievoorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit ten behoeve van beeld-, oordeel- en besluitvorming binnen de sectie Geneeskundige Zorg. Het - in samenwerking met het Hoofd Communicatie Team Bevolkingszorg - inzetten van (sociale) media ter beïnvloeding van kennis over de ramp/crisis en registratie van slachtoffers en schade vallen hieronder. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van informatievoorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Hoofd Informatie Geneeskundige Zorg
36
•
De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de GHOR BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Geneeskundige Zorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Informatiemanager ROT (GRIP 2 en hoger) o Informatiemanager CoPI (GRIP I) o Calamiteitencoördinator Meldkamer
•
Informatiemanagement
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Hoofd Ondersteuning Geneeskundige Zorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Sectie Geneeskundige Zorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken de sectie Geneeskundige Zorg voor het leveren van personele en facilitaire voorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan alle processen binnen de sectie Geneeskundige Zorg. Voor wat betreft het voorzien van personele voorzieningen betreft dit onder meer de afstemming over inzetplanning (rooster), personeelszorg, et cetera. Voor wat betreft facilitaire voorzieningen betreft dit huisvesting, middelen en ICT. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van personele en facilitaire voorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Hoofd Ondersteuning Geneeskundige Zorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de GHOR BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Geneeskundige Zorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Calamiteiten Coördinator Meldkamer (GRIP1); o Resourcemanager ROT (GRIP 2 en hoger).
Relatie met basisvereisten crisismanagement
•
Op- en Afschaling (resourcemanagement)
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
37
Relatie met netcentrisch werken
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Hoofd Acute Gezondheidszorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Sectie Geneeskundige Zorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het inzetten van uitvoerend en ondersteunend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend en ondersteunend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op het terrein van de Acute Gezondheidszorg, binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend en ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van het uitvoerend en ondersteunend werk, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Hoofd Acute Gezondheidszorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de GHOR BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Geneeskundige Zorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Teamleiders: Triage (Eerste ambulance ter plaatse) Behandelen (Hoofd Gewondennest) Vervoeren (Coördinator Gewonden Vervoer)
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Hoofd Publieke Gezondheidszorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Sectie Geneeskundige Zorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het inzetten van uitvoerend en ondersteunend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend en ondersteunend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op het terrein van de Publieke Gezondheidszorg, binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode;
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
38
Vaardigheden
•
Het monitoren van de inzet van uitvoerend en ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van het uitvoerend en ondersteunend werk, waaronder begrepen het bijsturen daarvan.
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het regionaal functieprofiel Hoofd Publieke Gezondheidszorg De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
•
Personele structuur
•
De functionaris is aangewezen door de GHOR BrabantNoord.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de Sectie Geneeskundige Zorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Teamleiders: Psychosociale hulpverlening (Leider Kernteam) Infectieziektebestrijding (Arts Infectieziekte) Gezondheidsonderzoek (Epidemiloog / MMK)
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
39
Sectie Politiezorg De Sectie Politiezorg is verantwoordelijk en bevoegd voor: • met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de politiezorg in de regio. • signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. • met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de politiezorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De Sectie Politiezorg bestaat standaard uit de volgende rollen: • Algemeen Commandant Politiezorg; • Hoofd Informatie; • Hoofd Ondersteuning; • Hoofd Ordehandhaving; • Hoofd Opsporing. De Sectie Politiezorg kan eventueel worden uitgebreid met de volgende rollen: • Hoofd Bewaken en Beveiligen; • Hoofd Mobiliteit; • Handhaven Netwerken; • Hoofd Opsporingsexpertise; • Hoofd Interventie. De rollen worden uitgevoerd door functionarissen. Het kan voorkomen dat één functionaris meerdere rollen bekleed. De Sectie Politiezorg van het Regionaal Operationeel Team is gehuisvest in het Gemeenschappelijk Meldcentrum van Brabant-Noord aan de Gruttostraat 10 in ’sHertogenbosch (werkruimte ROT, 2e etage) en heeft een opkomsttijd van 60 minuten (m.u.v. de algemeen commandant waarvoor de opkomsttijd van 45 minuten van toepassing is)..
Algemeen Commandant Politiezorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
• Lid Regionaal Operationeel Team • Hoofd Sectie Politiezorg (SGBO) Is, binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag, verantwoordelijk en bevoegd voor het:
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
40
•
•
•
Vaardigheden
•
•
Personele structuur
• •
met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de politiezorg in de regio. signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners. met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de politiezorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook de monitoring daarvan maakt hier deel van uit. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het competentieprofiel Algemeen Commandant; RCCB 2002; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van het Regionaal Operationeel Team Is Hoofd van de Sectie Politiezorg (SGBO)
Relatie met basisvereisten crisismanagement
• •
Leiding en Coördinatie op tactisch niveau Onderhoudt een functionele relatie met: o Leden Regionaal Operationeel Team o Hoofden Politiezorg
Relatie met netcentrisch werken
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Hoofd Informatie Politiezorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
•
Sectie Politiezorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Politiezorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken van de sectie Politiezorg voor het leveren van informatievoorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van informatievoorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit ten behoeve van beeld-, oordeel- en besluitvorming binnen de sectie Politiezorg. Het - in samenwerking met het Hoofd Communicatie Team Bevolkingszorg - inzetten van (sociale) media ter
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
41
•
Vaardigheden
• •
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
beïnvloeding van kennis over de ramp/crisis en registratie van slachtoffers en schade vallen hieronder. Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van informatievoorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het competentieprofiel Chef Informatie; RCCB 2002; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
• •
Is lid van de Sectie Politiezorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Informatiemanager ROT (GRIP 2 en hoger) o Informatiemanager CoPI (GRIP 1) o Calamiteitencoördinator Meldkamer
•
Informatiemanagement
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Hoofd Ondersteuning Politiezorg Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Sectie Politiezorg
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Politiezorg, verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake van ondersteunend werk: het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken de sectie Politiezorg voor het leveren van personele en facilitaire voorzieningen. • Het inzetten van ondersteunend werk: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan alle processen binnen de sectie Politiezorg. Voor wat betreft het voorzien van personele voorzieningen betreft dit onder meer de afstemming over inzetplanning (rooster), personeelszorg, et cetera. Voor wat betreft facilitaire voorzieningen betreft dit huisvesting, middelen en ICT. • Het monitoren van de inzet van ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van personele en facilitaire voorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. • •
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het competentieprofiel Chef Ondersteuning; RCCB 2002; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via
42
(aanvullend) opleiden, trainen en oefenen Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
• •
Is lid van de Sectie Politiezorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Calamiteiten Coördinator Meldkamer (GRIP1); o Resourcemanager ROT (GRIP 2 en hoger).
•
Op- en Afschaling (resourcemanagement)
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Hoofd Ordehandhaving Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Politiezorg verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het inzetten van uitvoerend en ondersteunend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend en ondersteunend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op het terrein van de Ordehandhaving, binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend en ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van het uitvoerend en ondersteunend werk, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
•
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Sectie Politiezorg
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het competentieprofiel Chef Ordehandhaving; RCCB 2002; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
• •
Is lid van de Sectie politiezorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Teamleiders: Bewaken en Beveiligen; Mobiliteit; Handhaven netwerken; Ordehandhaving.
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
43
Crisisplan
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
44
Hoofd Opsporing Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Is, binnen de kaders van de Algemeen Commandant Politiezorg verantwoordelijk en bevoegd voor: • Het inzetten van uitvoerend en ondersteunend werk: het kiezen en verdelen van uitvoerend en ondersteunend werk voor het behalen van bepaalde prestaties op het terrein van de Opsporing, binnen een bepaalde omgeving, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode; • Het monitoren van de inzet van uitvoerend en ondersteunend werk: het bewaken van de voortgang van het uitvoerend en ondersteunend werk, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. • •
Personele structuur
• •
Relatie met GRIPstructuur
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
Sectie Politiezorg
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het competentieprofiel Chef Opsporing; RCCB 2002; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen De functionaris is namens de eenheidsleiding aangewezen; De functionaris is bereikbaar en beschikbaar conform de Regeling Politieregio Oost-Brabant.
• •
Is lid van de Sectie politiezorg Onderhoudt een functionele relatie met: o Teamleiders: Opsporing; Opsporingsexpertise; Interventie.
•
Leiding en Coördinatie op operationeel niveau
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
45
Meldkamer De meldkamer is verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake, het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen binnen Politiezorg, Brandweerzorg en Geneeskundige Zorg; • Het inzetten van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan alle processen binnen de Politiezorg, Brandweerzorg en Geneeskundige Zorg; • Het monitoren van de inzet en de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van personele en facilitaire voorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. De meldkamer kent de crisisfunctie: • Calamiteiten Coördinator. De meldkamer is gesitueerd in het Gemeenschappelijk Meldcentrum van Brabant-Noord aan de Gruttostraat 10 in ’s-Hertogenbosch.
Calamiteiten Coördinator Plaats in de regionale crisisorganisatie Werkzaamheden
Vaardigheden
•
Gemeenschappelijke meldkamer
Is, binnen de kaders van het Hoofd Meldkamer (tot en met GRIP 2) verantwoordelijk en bevoegd voor: • De intake, het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen ten behoeve van rampenbestrijding en crisisbeheersing; • Het inzetten van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit aan alle processen binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing; • Het monitoren van de inzet en de voortgang van de te behalen prestaties op het terrein van personele, facilitaire en informatievoorzieningen, waaronder begrepen het bijsturen daarvan. •
•
De vaardigheden van de functionaris zijn omschreven in het kwalificatiedossier Calamiteiten Coördinator Meldkamer; De vaardigheden van de functionaris zijn gebaseerd op eerder verworven competenties, dan wel verkregen via (aanvullend) opleiden, trainen en oefenen
Personele structuur
•
De functionaris wordt ondersteund door de informatie coördinator meldkamer.
Relatie met GRIPstructuur
• •
Is lid van de meldkamer Onderhoudt een functionele relatie met: o Leider CoPI: o Informatiemanager ROT o Resourcemanager ROT
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
46
Relatie met basisvereisten crisismanagement Relatie met netcentrisch werken
• •
Informatiemanagement Resourcemanagement
•
Heeft bepaalde procesrollen bij relevante informatieproducten. Zie checklist in deel 2 Regionaal Crisisplan
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
47
Afspraken ketenpartners Bij wet is vastgelegd dat in het regionaal crisisplan van de Veiligheidsregio afspraken met crisispartners over risico- en crisisbeheersing worden opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar de bestaande convenanten, rampbestrijdingsplannen en coördinatieplannen.
Convenanten:
Vastgesteld door Algemeen Bestuur:
Waterschappen Aa & Maas en De Dommel en Rijkswaterstaat Netbeheerder Nederland, Vereniging van energienetbeheerders Defensie Brabant Water Spoor
7 november 2012
Telecom/ICT
6 november 2013 9 april 2014 25 juni 2014 Landelijk modelconvenant nog niet definitief. Landelijk modelconvenant nog niet definitief.
Rampbestrijdingsplannen:
Vastgesteld door Algemeen Bestuur:
Vliegbasis Volkel SVMG Oss Unipol Oss Gasunie Oss
27 juni 2012 6 november 2013 12 november 2014 12 november 2014
Coördinatieplannen:
Vastgesteld door Veiligheidsdirectie in:
Autosnelwegen met Rijkswaterstaat Spoorwegen met ProRail Natuurbranden met natuurbeheerders Uitval energie met Essent Hoogwater Maas met waterschappen Generiek draaiboek EDO 36 met waterschappen Infectieziekten met GGD Uitval drinkwatervoorziening met Brabant Water Vaarwegen met Rijkswaterstaat
2009 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2011 2013
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
48
De keuzes toegelicht, regionaal crisisplan van veiligheidsregio Brabant-Noord Regionaal Beleidsteam (RBT) Veiligheidsregio Brabant-Noord kent geen Informatiemanager RBT. De Operationeel Leider informeert het RBT en maakt daarbij gebruik van specifieke elementen uit het totaalbeeld die voor het RBT relevant zijn. De voorzitter van het Waterschap Aa & Maas wordt uitgenodigd voor vergaderingen van het Regionaal Beleidsteam. Op basis van de Wet Veiligheidsregio’s is de voorzitter van het Waterschap Aa & Maas niet verplicht deel te nemen aan het Regionaal Beleidsteam. In een convenant tussen VR Brabant-Noord en Waterschap Aa & Maas zijn hierover nadere afspraken gemaakt. De voorzitter van het Waterschap neemt structureel deel aan vergaderingen van het Regionaal Beleidsteam. Op basis van artikel 39 van de Wet Veiligheidsregio’s kan de voorzitter van het Regionaal Beleidsteam iedereen, wiens aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, vragen deel te nemen aan vergaderingen van het Regionaal Beleidsteam. De kernbezetting van het Regionaal Beleidsteam Veiligheidsregio Brabant-Noord is in dit Regionaal Crisisplan vastgelegd. De competenties (vaardigheden) van leden van de voorzitter en leden van het Regionaal Beleidsteam zijn niet verder uitgewerkt. Veiligheidsregio Brabant-Noord beschouwt het voorzitterschap en deelname aan het Regionaal Beleidsteam als het uitoefenen van de reguliere functie in een urgente, dreigende en onzekere context. Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) Op basis van het Besluit Veiligheidsregio’s nemen adviseurs van de operationele diensten deel aan vergaderingen van het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT). Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft besloten dat, op basis van artikel 39 van de Wet Veiligheidsregio’s, ook anderen gevraagd kan worden deel uit te maken van het Gemeentelijk Beleidsteam tot en met het niveau GRIP 3. Commando Plaats Incident (CoPI) Het Landelijk Overleg Coördinerend Gemeentesecretarissen heeft opdracht gegeven een kwalificatieprofiel voor de Officier van Dienst (OvD) Bevolkingszorg op te stellen. Veiligheidsregio Brabant-Noord steunt deelname van de Bevolkingszorg in het CoPI hoewel de functie niet nader wordt genoemd in de Wet (en de Besluiten) Veiligheidsregio’s. Ook andere partijen, wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, kunnen op het niveau van Officier van Dienst, deel uit maken van het CoPI. Met specifieke partijen zijn hierover nadere afspraken gemaakt met ketenpartners. Coördinerend CoPI In Brabant-Noord is er geen sprake van een coördinerend CoPI. Er is voor gekozen om de coördinatie in dergelijke gevallen neer te leggen bij het Regionaal Operationeel Team (ROT). Sectie Informatiemanagement Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft er niet voor gekozen de functies van plotter en logger ROT en CoPI verder uit te werken in het Regionaal Crisisplan. Deze functies maken deel uit van de sectie Informatiemanagement. In het Regionaal Crisisplan van Veiligheidsregio Brabant-Noord is gekozen geen verfijning aan te brengen van de organieke structuur.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
49
Het totaalbeeld zoals dat binnen netcentrisch werken wordt gehanteerd is een compilatie van verschillende informatieproducten die zowel mono- als multidisciplinair worden samengesteld. In deel 2 van het Regionaal Crisisplan Veiligheidsregio Brabant-Noord zullen deze verder worden uitgewerkt. Sectie Bevolkingszorg Veiligheidsregio Brabant-Noord kent een regionale sectie Bevolkingszorg vanaf GRIP 2. Deze sectie wordt bemenst met hoofden van de gemeenten van Brabant-Noord (resourcepool). De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van deze sectie zijn uitgewerkt in dit Regionaal Crisisplan. Netwerkmanagement Er is in het Regionaal Crisisplan van Veiligheidsregio Brabant-Noord nog geen relatie gelegd met het Nationaal Coördinatie Centrum (NCC), de Landelijke Operationele Staf (LOS) en Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC). In herzieningen van het Regionaal Crisisplan zal dit worden meegenomen zodra de relaties landelijk zijn gedefinieerd. Brandweerzorg Binnen de brandweerzorg zijn ontwikkelingen gaande die mogelijk tot een andere procesindeling leiden. Zodra de brancheorganisaties tot vaststelling overgaat, zal het Regionaal Crisisplan van Veiligheidsregio Brabant-Noord worden aangepast. Rampbestrijdingsplan Veiligheidsregio Brabant-Noord kent op basis van het Besluit Veiligheidsregio’s voor bepaalde inrichtingen de verplichting een rampbestrijdingsplan op te stellen. In het rampbestrijdingsplan vindt een specifieke verfijning plaats op basis van de generieke processen zoals in dit Regionaal Crisisplan benoemd.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
50
Begrippenlijst Ramp: een zwaar ongeval of andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd. Een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Rampenbestrijding: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp. Crisis: een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast. Crisisbeheersing: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met maatregelen en voorzieningen die op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen. Kennis: Kennis is het metaforisch product van de Informatie, de Ervaring, De Vaardigheid en de Attitude waarover iemand op een bepaald moment beschikt (K=I*EVA).
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
51
BIJLAGE 1: GECOÖRDINEERDE REGIONALE INCIDENTBESTRIJDINGSPROCEDURE (GRIP) Doel GRIP Het doel van deze regeling is het verkrijgen van een transparant opschalingsmodel voor de multidisciplinaire bestrijding van kleine incidenten tot zware ongevallen en rampen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van sleutelfunctionarissen binnen de brandweer, politie, GHOR en gemeenten zijn op hoofdlijnen vastgelegd in de regeling. De sleutelfunctionarissen zijn vooraf op de hoogte gebracht van hun plaats en primaire verantwoordelijkheden binnen de structuur en hun opkomsttijden. Coördinatieniveaus Binnen GRIP staan coördinatieniveaus centraal. De reikwijdte van het incident bepaald het benodigde coördinatieniveau.
Referentie: Wvr en Bvr
Situatie
Operationeel crisisteam
Operationele leiding volgens Wvr
Bevoegd gezag
Ondersteuning en advisering van/aan het bevoegd gezag
Calamiteiten coördinatie meldkamer
NCC spreekt operationeel crisisteam aan via
GRIP 0
Normale dagelijkse werkwijze
“Motorkap” Overleg Plaats Incident
Geen
Burgemeester
OVD’s Art. 2.1.2-1 Bvr
Nee
-
GRIP 1
Behoefte aan multidisciplinaire coördinatie ter plaatse van incident
COPI
Leider COPI Art 2.3e BPV RPV bijlage C-e
Burgemeester
Leider COPI Art 2.1.2-1a Bvr
Ja, Caco Art 2.2.2 Bvr
Initieel via Caco, daarna volgens afspraak
Burgemeester
Behoefte aan multidisciplinaire coördinatie ruimer dan alleen op de plaats van het incident of ter voorbereiding op een mogelijk incident
ROT, al dan niet met één of meerdere COPI’s
ROL Art 2.1.4-1a Bvr Art 2.3g BPV RPV bijlage C-g
Burgemeester
ROL Art 2.1.4-1a Bvr
Ja, Caco (alleen bij daadwerkelijk incident) Art 2.2.2 Bvr
Initieel via Caco, daarna volgens afspraak
Burgemeester
Behoefte aan multidisciplinaire coördinatie in de omstandigheid dat bestuurlijke opgaven voor de burgemeester vragen om ondersteuning door een GBT
ROT, al dan niet met één of meerdere COPI’s
ROL Art 2.1.4-1a Bvr Art 2.3g BPV RPV bijlage C-g
Burgemeester
ROL én GBT Art 2.1.4-1a Bvr Art 2.1.5 Bvr
Ja, Caco Art 2.2.2 Bvr
Initieel via Caco, daarna volgens afspraak
Burgemeester
GRIP 2
GRIP 3
Art 2.1.2-2 Bvr
Door minister/ NCTV te benaderen bevoegd gezag
Art 2.1.4-2 Bvr
Art 2.1.4-2 Bvr
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
52
GRIP 4
GRIP 5 (interregionaal)
GRIP Rijk
2
Behoefte aan multidisciplinaire en bestuurlijke coördinatie en leiding bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan
ROT, al dan niet met één of meerdere COPI’s
ROL Art 2.1.4-1a Bvr Art 2.3g BPV RPV bijlage C-g
Voorzitter VR [Wvr 39 per definitie in werking, te bekrachtigen bij besluit van de voorzitter]
ROL én RBT Art 2.1.4-1a Bvr Art 39-2 Wvr
Ja, Caco Art 2.2.2 Bvr
Initieel via Caco, daarna volgens afspraak
Voorzitter VR
Behoefte aan multidisciplinaire en bestuurlijke coördinatie bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis in meerdere regio’s of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waartoe de betrokken voorzitters VR in gezamenlijkheid besluiten omdat het bestuurlijk noodzakelijk wordt gevonden2
ROT’s in elke betrokken regio, naar behoefte al dan niet met één of meerdere COPI’s. Voorzitters wijzen samen één coördinerend ROT aan (in principe dat van de bronregio)
Door voorzitters VR aangewezen coördinerend ROL (in principe die van de bronregio)
Voorzitters VR, elk voor zich. [Wvr 39 in werking in alle betrokken regio’s, na een besluit van elke betrokken individuele voorzitter]
ROL’s én RBT’s in alle betrokken regio’s, waarvan één aangewezen als coördinerend ROL en coördinerend RBT (in principe dat van de bronregio) Art 2.1.4-1a Bvr Art 39-2 Wvr
Ja, Caco Art 2.2.2 Bvr
Initieel via Caco, daarna volgens afspraak
De voorzitter die conform afspraak coördineert (in principe die van de bronregio)
Behoefte aan sturing door het Rijk in situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is of kan zijn
ROT coördinerende regio
ROL coördinerende regio
ICCb en Adviesteam
NCC
Caco’s
Bevoegd gezag in algemene of functionele kolom
Art 2.1.4-2 Bvr
Voorzitters maken samen afspraken over coördinerend voorzitterscha p (in principe voorzitter uit bronregio)
Ministers (MCCb)
Mochten de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s het tijdens een specifiek incident niet eens kunnen worden over GRIP5,
dan voorziet de Wet veiligheidsregio’s (artikel 42) erin dat de Minister dienaangaande de Commissaris(sen) van de Koningin een aanwijzing kan laten geven.
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
53
BIJLAGE 2: ALGEMEEN MANDAAT OPSCHALING EN ALARMERING)
In onderstaand schema is weergegeven welke functionarissen mogen opschalen (in overleg met) tot welk coördinatieniveau conform de GRIP-regeling.
Functionaris
Opschalen tot/activeren
Calamiteiten coördinator
GRIP2
Officieren van Dienst Brandweerzorg, Politiezorg, Geneeskundig zorg en Bevolkingszorg
GRIP2 (in overleg met Leider CoPI)
Leider CoPI
GRIP2
Algemeen Commandanten Brandweerzorg, Politiezorg, Geneeskundig Zorg en Bevolkingszorg
GRIP3 (in overleg met Operationeel Leider)
Operationeel Leider
GRIP4
Burgemeester
GRIP4
Voorzitter Veiligheidsregio
GRIP5
Minister
GRIP Rijk
Adviseur Gevaarlijke Stoffen, Leider CoPI, Operationeel Leider, Algemeen Commandant Brandweerzorg
Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (sirenenetwerk)
Adviseur Gevaarlijke Stoffen, Leider CoPI, Operationeel Leider, Algemeen Commandant Brandweerzorg
NL-Alert
Regionaal Crisisplan Brabant-Noord 2014
54
Voorstel CONCEPT
AGP 11
Aan : Algemeen Bestuur Steller : M. Glaudemans
Datum : 12 november 2014
Bijlagen : 1
Onderwerp : Controleprotocol 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Algemene toelichting Vanaf 1 januari 2004 maakt de rechtmatigheidscontrole deel uit van de accountantscontrole van gemeenschappelijke regelingen. De accountant dient vanaf dat moment bij de controle naast het gebruikelijke oordeel betreffende de getrouwheid ook een oordeel te geven over de rechtmatigheid. In artikel 2 van onze Controleverordening is bepaald dat het Algemeen Bestuur jaarlijks voorafgaand aan de accountantscontrole de onderdelen van de jaarrekening vaststelt waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht besteedt en welke rapporteringstoleranties hij hierbij dient te hanteren. Dit wordt vastgelegd in het controleprotocol voor het betreffende jaar. Het controleprotocol voor 2014 is geactualiseerd. Het controleprotocol is tevens de basis voor specifieke interne controles die door BBN, de GHOR en het GMC worden gedaan om de werkprocessen en de genomen interne controlemaatregelen te toetsen. De uitkomsten van deze controles worden door de accountant bij de jaarrekeningcontrole betrokken. Politie/GMC Naar aanleiding van het in werking treden van de nieuwe Politiewet 2012, zijn naast de oude Politiewet een aantal regelingen van voorheen Politie Brabant-Noord formeel vervallen, te weten: de Mandaatregeling (Politie Brabant-Noord), het Budgetreglement Politie Brabant-Noord, en het Treasurystatuut Politie Brabant-Noord. In de praktijk worden deze regelingen door het GMC echter nog toegepast. In afwachting van vervangende regelgeving en/of de implementatie daarvan is gekozen in het controleprotocol uit te gaan van de daadwerkelijk toegepaste regelgeving. Brandweer Het inkoop- en aanbestedingsbeleid Brandweer Brabant-Noord is op 7 december 2011 vastgesteld, maar in de afgelopen jaren is er voor gekozen om dit inkoop- en aanbestedingsbeleid buiten de reikwijdte van het controleprotocol te houden. Er zijn grote inspanningen geleverd om alle inkopers te instrueren en de vastlegging van aanbestedingen in het archiefsysteem in te richten. Desalniettemin kan in 2014 de rechtmatigheid van inkopen onder druk komen te staan doordat per 1 oktober 2014 ingrijpende veranderingen in de organisatiestructuur worden doorgevoerd. Op nadrukkelijk advies van de accountant is er daarom voor gekozen het inkoop- en aanbestedingsbeleid Brandweer Brabant-Noord ook in 2014 vooralsnog geen onderdeel uit te laten maken van het controleprotocol.
Advies contactambtenaren en financiële commissie De contactambtenaren en de Financiële commissie adviseren positief over het onderhavig voorstel.
AGP 11 ABVRBN 20141112 Voorstel Controleprotocol Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014.docx Pagina 1 van 2
Processtap
Datum
Advies Regiegroep
18-09-2014
Goedkeuring Veiligheidsdirectie
29-09-2014
Advies Adoptieambtenaren
13-10-2014
Advies Financiële Commissie
15-10-2014
Goedkeuring Dagelijks Bestuur
29-10-2014
Vaststelling Algemeen Bestuur
12-11-2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met bijgaand controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening van de Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(n) 1.
Controleprotocol Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014
AGP 11 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 CONTROLEPROTOCOL VOOR DE ACCOUNTANTSCONTROLE OP DE JAARREKENING VAN DE VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD 2014
1. Inleiding Object van controle is de jaarrekening 2014 en daarmede tevens het financieel beheer over het jaar 2014 zoals uitgeoefend door of namens het dagelijks bestuur van Veiligheidsregio Brabant-Noord. Ter voorbereiding en ondersteuning van de uitvoering van de accountantscontrole moet het algemeen bestuur een aantal zaken nader regelen, hetgeen op hoofdlijnen in dit controleprotocol plaatsvindt.
Doelstelling Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties voor de controle van de jaarrekening 2014 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord.
Wettelijk kader De Gemeentewet, art. 213 lid 2, schrijft voor dat het algemeen bestuur één of meer accountants aanwijst als bedoeld in art. 393 eerste lid Boek 2 Burgerlijk Wetboek voor de controle van de in art 197 GW (Gemeentewet) bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant kan het algemeen bestuur nadere aanwijzingen geven voor te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties. Tevens zal in de opdrachtverstrekking duidelijk aangegeven moeten worden welke interne en externe wet- en regelgeving in het kader van het financieel beheer onderwerp van rechtmatigheidscontrole zal zijn. Met dit controleprotocol stelt de Veiligheidsregio Brabant-Noord nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2014.
Procedure Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en de teamleider financiën/control en eventueel de portefeuillehouder financiën van het dagelijks bestuur.
2. Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid én rechtmatigheid) Zoals in art 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 GW bedoelde jaarrekening, die wordt uitgevoerd door de door het algemeen bestuur benoemde accountant, gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: de getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder interne verordeningen; de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken;
1
-
-
het in overeenstemming zijn van de door Gedeputeerde Staten opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 GW (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening.
Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 GW (Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten) alsmede de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (NIVRA) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden. Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen “in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder interne verordeningen ”.
3. Te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties en financiële 1 beheerhandelingen met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie . De accountant richt de controle in op het ontdekken van belangrijke fouten en baseert zich daarbij op risicoanalyse, vastgestelde toleranties en deelwaarnemingen en extrapolaties. In het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. Het algemeen bestuur mag de goedkeuringstoleranties scherper vaststellen dan deze minimumeisen. Dit moet dan wel worden vermeld in de accountantsverklaring. De minimumeisen zijn:
Goedkeuringstolerantie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
Goedkeurend ≤ 1% ≤ 3%
Strekking accountantsverklaring: Beperking Oordeelonthouding >1%<3% >3%<10%
≥ 10%
Afkeurend ≥ 3% -
Naast deze kwantitatieve benadering zal de accountant ook een kwalitatieve beoordeling hanteren (professional judgement). De weging van fouten en onzekerheden vindt ook plaats op basis van professional judgement. De definitie van de goedkeuringstolerantie is: De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming over de strekking van de af te geven accountantsverklaring. Naast de goedkeuringstolerantie wordt onderkend de rapporteringtolerantie. Deze kan als volgt worden gedefinieerd: 1
Door de toepassing van een risicoanalyse kan het zo zijn dat niet alle transacties die groter zijn dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie individueel worden gecontroleerd. Ook kunnen andere gegevensgerichte werkzaamheden dan deelwaarnemingen worden toegepast. Met name door toepassing van cijferanalyse (verbandscontroles) kan het aantal deelwaarnemingen worden beperkt.
2
De rapporteringtolerantie is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringstolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een uitgebreidere rapportage van bevindingen. De rapporteringtoleranties kunnen zich verder toespitsen op die elementen die het algemeen bestuur specifiek nader terug wil zien, zonder dat dit de controletoleranties zelf beïnvloedt. De rapporteringtolerantie wordt door het algemeen bestuur vastgesteld, met inachtneming van bovengenoemde minimumeisen. De accountant richt de controle in rekening houdend met de rapporteringtolerantie om te kunnen waarborgen dat alle gesignaleerde onrechtmatigheden die dit bedrag overschrijden ook daadwerkelijk in het verslag van bevindingen worden opgenomen. In het hierna opgenomen schema zijn de goedkeuringstolerantie en de rapporteringtolerantie(s) opgenomen zoals door het algemeen bestuur vastgesteld voor het controlejaar 2014. Goedkeuringstolerantie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
Goedkeurend ≤ 1%
Beperking >1%<3%
Oordeelonthouding -
Afkeurend ≥ 3%
≤ 3%
>3%<10%
≥ 10%
-
Op basis van de begroting 2014 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord betekenen bovengenoemde percentages dat een totaalbedrag aan fouten in de jaarrekening van circa € 417.000 en een totaal van onzekerheden van circa € 1.251.000 de goedkeurende strekking van de accountantsverklaring niet zullen aantasten. De rapporteringtolerantie stelt het algemeen bestuur vast op een percentage van 25% van de goedkeuringstolerantie. Geconstateerde fouten en/of onzekerheden met betrekking tot (in het kader van het dechargeproces) politiek gevoelige onderwerpen dienen, ongeacht de omvang, te worden gerapporteerd.
4. Begrip rechtmatigheid en de aanvullend te controleren rechtmatigheidscriteria In het kader van de rechtmatigheidscontrole kunnen 9 rechtmatigheidscriteria worden onderkend: het begrotingscriterium, het voorwaardencriterium, het misbruik en oneigenlijk gebruikscriterium, het calculatiecriterium, het valuteringscriterium, het adresseringscriterium, het volledigheidscriterium, het aanvaardbaarheidscriterium en het leveringscriterium. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal extra aandacht besteed moeten worden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium (M&O-criterium); 3. Het voorwaardencriterium. In de Audit Alert 15 van het NIVRA d.d. 29 maart 2005 is over deze rechtmatigheidscriteria onder meer het volgende opgenomen. Ad 1. Begrotingscriterium Als blijkt dat gerealiseerde lasten zoals weergegeven in de jaarrekening hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is – voor zover het begrotingsoverschrijdingen betreft – mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het algemeen bestuur zoals geregeld in de Gemeentewet. Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het algemeen bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Het bepalen óf respectievelijk
3
welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het algemeen bestuur. Begrotingsoverschrijdingen welke uitgaven betreffen die binnen het door het algemeen bestuur uitgezette beleid blijven dienen niet meegewogen te worden in het accountantsoordeel. Dergelijke overschrijdingen kunnen achteraf via de vaststelling van de jaarrekening ter goedkeuring worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Als gevolg van artikel 28 Besluit Begroting en Verantwoording dient in de programmarekening een toelichting betreffende de analyse van de afwijkingen tussen de begroting na wijziging en de programmarekening te worden opgenomen. Ad 2. M&O-criterium Gemeenschappelijke regelingen zullen een beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik moeten hebben. In het jaarverslag en/of de toelichting op de jaarrekening verantwoordt het dagelijks bestuur zich over de opzet, de uitvoering en de resultaten van het M&Obeleid. Indien een gemeenschappelijke regeling geen toereikend M&O-beleid voert ten aanzien van een regeling, is er geen sprake van een verantwoord financieel beheer ten aanzien van die regeling. De accountant weet dan met zekerheid dat er een verhoogd risico ten aanzien van de rechtmatigheid bestaat en dat de met de betreffende regeling samenhangende posten in de jaarrekening niet voldoen aan de te stellen eisen. Op grond daarvan heeft de accountant een bedenking die veelal niet is te kwantificeren, maar die, afhankelijk van de relatieve omvang van de desbetreffende posten wel mede bepalend kan zijn voor de strekking van de af te geven verklaring. Ook een gebrekkige uitvoering door de gemeenschappelijke regeling van het vastgestelde M&O-beleid kan leiden tot een bedenking. Indien bij een toereikend M&O-beleid dat in voldoende mate is uitgevoerd toch een belangrijke (materiële) onzekerheid – die inherent is aan de regeling – blijft bestaan met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitgaven of ontvangsten en deze niet verder kan worden gereduceerd, dient de accountant te beoordelen of deze onzekerheid in de toelichting bij de jaarrekening adequaat wordt weergegeven. De accountant dient te overwegen of hij in zijn verklaring, na zijn oordeel, een toelichtende paragraaf opneemt waarin hij de gebruikers van de verantwoording nog eens nadrukkelijk op de bestaande onzekerheid wijst. Indien de onzekerheid van materieel belang ten gevolge van de M&O-problematiek niet toereikend in de toelichting op de jaarrekening is uiteengezet, dan heeft de accountant een bedenking tegen de jaarrekening en is een goedkeurend getrouwheidsoordeel niet toegestaan. Ad 3. Voorwaardencriterium Besteding en inning van gelden door een gemeenschappelijke regeling zijn aan bepaalde voorwaarden verbonden waarop door de accountant moet worden getoetst. Deze voorwaarden liggen vast in wet- en regelgeving (Algemene verbindende voorschriften van de Europese Unie, formele wetten, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen, besluiten van het algemeen bestuur, verordeningen, richtlijnen, protocollen en dergelijke met een wettelijke grondslag en jurisprudentie). De gestelde voorwaarden hebben betrekking op: • • • • • • •
De omschrijving van de doelgroep respectievelijk het project; De heffings- en/of declaratiegrondslag; Normbedragen (denk aan hoogte en duur); De bevoegdheden; Het voeren van een administratie; Het verkrijgen en bewaren van bewijsstukken; Aan te houden termijnen besluitvorming, betaling, declaratie e.d.
De precieze invulling verschilt per wet respectievelijk regeling respectievelijk verordening. Voor alle geldstromen dient ondubbelzinnig vast te staan welke voorwaarden er op van toepassing zijn. De door hogere overheden gestelde voorwaarden liggen volledig vast. Dit geldt echter niet voor de voorwaarden in de interne regelgeving. Omdat er (nog) geen generieke criteria zijn vastgesteld, dient de accountant over zowel de generieke als de specifieke criteria in overleg te treden met het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur is kadersteller en wordt geacht de norm te stellen waaraan het beheer van het dagelijks bestuur moet worden getoetst. Het algemeen bestuur dient dan ook op grond van een overzicht van alle voor de betreffende gemeenschappelijke regeling geldende wet- en
4
regelgeving het voorwaardencriterium te operationaliseren. Concreet betekent dit dat door het algemeen bestuur limitatief moet zijn bepaald aan welke in wet- en regelgeving vastgelegde, voor de gemeenschappelijke regeling relevante, voorwaarden de accountant moet toetsen. Het algemeen bestuur stelt via dit protocol de reikwijdte van de accountantscontrole op rechtmatigheid vast binnen de geldende wettelijke kaders zoals opgenomen in de GW en het BAPG.
5. Reikwijdte accountantscontrole rechtmatigheidstoetsing De accountantscontrole op rechtmatigheid voor het kalenderjaar 2014 is limitatief gericht op: 5.1
Externe wet- en regelgeving De naleving van wettelijke kaders, zoals die in de kolom “Wetgeving extern” van de “Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole” is opgenomen (bijlage 1 van dit protocol). Dit uitsluitend voor zover deze directe financiële beheerhandelingen betreffen of kunnen betreffen;
5.2
Interne regelgeving de naleving van de volgende kaders: o de begroting o de gemeenschappelijke regeling o de overige interne regelgeving, zoals opgenomen in de “Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole” (bijlage 1 van dit protocol). Deze overige interne regelgeving voor zover van toepassing en uitsluitend voor zover deze directe financiële beheerhandelingen betreffen of kunnen betreffen. Ten aanzien van het voorwaardencriterium vindt voor de interne regelgeving uitsluitend een toets plaats naar de hoogte, duur en doelgroep/object van financiële beheerhandelingen, tenzij tegen derden aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. Indien en voor zover bij de accountantscontrole materiële financiële onrechtmatige handelingen worden geconstateerd worden deze in de rapportage en oordeelweging uitsluitend betrokken indien en voor zover het door het algemeen bestuur in verordeningen vastgestelde (financiële) regels of door hogere overheden vastgestelde (financiële) regels betreft. Met andere woorden: interne regels van het algemeen bestuur naar ambtelijke organisatie c.q. besluiten van het dagelijks bestuur vallen daar in principe buiten, tenzij de bestuursbesluiten een noodzakelijke 2 uitwerking zijn van door het Rijk of het algemeen bestuur vastgestelde regelgeving.
6.
Rapportering accountant
Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt: Verslag van bevindingen Overeenkomstig de Gemeentewet wordt omtrent de controle van de jaarrekening een verslag van bevindingen uitgebracht aan het algemeen bestuur en in afschrift aan het dagelijks bestuur. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgen. Uitgangspunten voor de rapportagevorm Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht en gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de
2
Hiermede wordt aangesloten de nadere verduidelijking van de reikwijdte van de rechtmatigheidscontrole zoals opgenomen in de circulaire “Rechtmatigheidscontrole door de accountant” van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5
rapporteringstolerantie als bedoeld in hoofdstuk 3 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole van de jaarrekening weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze accountantsverklaring wordt verstrekt aan het algemeen bestuur en is bedoeld voor openbaarmaking. De accountantsverklaring wordt verstrekt na vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur. Voorts zal de accountant aan het algemeen bestuur rapporteren indien omstandigheden als bedoeld in de verordening artikel 213 dit vereisen.
6
Bijlage 1. Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Processen Organisatie
Brandweerzorg
Externe wet- en regelgeving en interne regelgeving Externe wet- en regelgeving Wet veiligheidsregio’s Aanpassingswet veiligheidsregio´s Besluit veiligheidsregio´s Interne regelgeving Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord 2011, gewijzigd per 1 juli 2013 Controle verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014 Financiële verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014 Organisatieverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2007 Verordening periodiek onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid Veiligheidsregio Brabant-Noord 2007 Organisatieplannen Brandweer en GHOR Besluit inrichting veiligheidsbureau Archiefverordening HKZ-kwaliteitsnormenstelsel 2010 Externe wet- en regelgeving Wet milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Besluit risico's zware ongevallen 1999 Vuurwerkbesluit Besluit externe veiligheid inrichtingen Besluit personeel veiligheidsregio’s Leidraad repressieve basisbrandweerzorg Normenboek brandweer voor brandweerzorg, rampenbestrijding en bedrijfsvoering Leidraad Grootschalig Brandweeroptreden Leidraad oefenen (2000) Leidraad maatramp Leidraad operationele prestaties Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen Leidraad bestrijding waterongevallen Leidraad inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden
Financieel of niet
ICP
Financieel Financieel Financieel
Middelenbeheer Middelenbeheer Middelenbeheer
Financieel Niet-financieel Financieel Financieel Niet-financieel
Planning & Control/ Middelenbeheer Planning & Control Planning & Control Planning & Control Planning & Control
Financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel
Planning & Control n.v.t. n.v.t. GHOR
Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Planning & Control
Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 7
Processen Geneeskundige hulp
GMC/politie
Algemeen financieel middelenbeheer
Rijksbijdragen
Treasury
Arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid
Externe wet- en regelgeving en interne regelgeving Externe wet- en regelgeving Wet publieke gezondheid Wet ambulancevervoer Externe wet- en regelgeving Politiewet 2012 Wet ambulancevervoer Externe wet- en regelgeving Grondwet Burgerlijk wetboek Gemeentewet Wet gemeenschappelijke regelingen Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten Wet op het BTW compensatiefonds Interne regelgeving Begroting Veiligheidsregio Brabant-Noord Technische uitgangspunten begroting centrumgemeente(n) Mandaatregeling Brandweer Brabant Noord Mandaatregeling (Politie Brabant-Noord) Budgetreglement Politie Brabant Noord Nota reserves en voorzieningen Veiligheidsregio BrabantNoord 2014 Nota Activabeleid Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014 Externe wet- en regelgeving Besluit veiligheidsregio’s Brede DoelUitkering Rampenbestrijding Besluit rijksbijdragen bijstands- en bestrijdingskosten Circulaires ministerie BZK Externe wet- en regelgeving Wet financiering decentrale overheden (FIDO) Interne regelgeving Treasurystatuut Brandweer Brabant-Noord Treasurystatuut Politie Brabant-Noord Externe wet- en regelgeving
Financieel of niet
ICP
Niet-financieel Niet-financieel
GHOR GHOR
Financieel Niet-financieel
GMC GMC
Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Niet-financieel Financieel Financieel
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Planning & Control Planning & Control n.v.t.
Financieel Financieel Financieel Financieel Financieel Financieel
Planning & Control Planning & Control Inkopen/Personeel/Treasury GMC GMC Planning & Control
Financieel
Planning & Control
Financieel Financieel Financieel Financieel
Middelenbeheer Middelenbeheer Middelenbeheer Middelenbeheer
Financieel
Treasury
Financieel Financieel
Treasury/ Inkopen GMC
8
Processen
Inkopen en contractbeheer
Overig
Externe wet- en regelgeving en interne regelgeving
Financieel of niet
ICP
Ambtenarenwet Fiscale wetgeving Sociale verzekeringswetten CAR/UWO CAO/BARP (Besluit Algemene Rechtspositie Politie) Wet kinderopvang Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders (WRVR) Interne regelgeving Rechtspositieregeling Brandweer Brabant-Noord (in werking per 1 januari 2012) Vervoersplan Sociaal plan Regeling honorering beschikbaarheidsdienst in het kader van de regionale regeling operationele leiding Externe wet- en regelgeving Europese aanbestedingsrichtlijnen Interne regelgeving Regeling budgethouders Brandweer Brabant-Noord Inkoopbeleid Politie Inkoop- en bestelprocedure Externe wet- en regelgeving Arbo-wet Archiefwet
Niet-financieel Financieel Financieel Financieel Financieel Financieel Financieel
n.v.t. Personeel Personeel Personeel Personeel (GMC) Personeel Personeel
Financieel
Personeel
Financieel Financieel Financieel
Personeel Personeel Personeel
Financieel
Inkopen
Financieel Financieel Financieel
Inkopen Inkopen (GMC) Inkopen (GHOR)
Niet-financieel Niet-financieel
n.v.t. n.v.t.
9
Voorstel CONCEPT
AGP 12
Aan : Algemeen Bestuur
Steller : Anne Hellings
Datum : 12 november 2014
Bijlage : 1
Onderwerp : Bestuursrapportage 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Inleiding Conform de Financiële verordening Veiligheidsregio Brabant-Noord bieden wij u de Bestuursrapportage over de periode januari tot en met augustus 2014 aan. Deze rapportage biedt inzicht in belangrijke afwijkingen van de geplande activiteiten en de geplande lasten en baten. Waar nodig zullen beslispunten aan het bestuur worden voorgelegd. Wat de vorm van de Bestuursrapportage betreft: 2014 is het eerste jaar waarin op de huidige wijze wordt gerapporteerd. Er is voornamelijk gerapporteerd over afwijkingen in de realisatie ten opzichte van de programmabegroting. Dit draagt bij aan de bedoeling van een Bestuursrapportage: op een transparante manier verantwoording afleggen over wat we doen, maar vooral ook wat we niet of wellicht anders hebben gedaan.
Jaareindeverwachting 2014 De jaareindeverwachting laat een positief resultaat zien van € 875.000 (2%). Het betreft voor de brandweer een voordeel van € 586.000 (2%) dat in belangrijke mate wordt veroorzaakt door het achterblijven van investeringen en de daarmee verbonden kapitaallasten. Voor het Gemeenschappelijk meldcentrum gaat het om een voordeel van € 287.000 (9%) dat wordt veroorzaakt door een terughoudend uitgaven- en investeringsbeleid in afwachting van de vorming van de landelijke meldkamer organisatie (LMO). De Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio verwacht een positief resultaat van € 2.000. Sluitende begroting BBN De met ingang van 2014 opgelegde taakstelling was ten tijde van het opstellen van de begroting e nog niet volledig geëffectueerd, het tekort was na de 1 begrotingswijziging 2014 teruggebracht tot € 449.000. Inmiddels blijkt dit incidenteel tekort in 2014 te zijn weggewerkt enerzijds door het eerder realiseren van structurele bezuinigen en anderzijds door incidentele overschotten op diverse budgetten met name door de vertraging van een aantal activiteiten en een voordeel op rentekosten. Voorstel meerjarig incidenteel overschot kapitaallasten BBN Sinds de regionalisering heeft Brandweer Brabant-Noord zich terughoudend opgesteld bij de aanschaf van nieuw materieel en materiaal. Met het oog op de te realiseren taakstellingen en het maken van efficiencyslagen door de schaalvergroting zijn veel, voornamelijk grote investeringen zoals TS-en, doorgeschoven in afwachting van de uitkomsten van het MVSO-traject. Hierdoor is er de afgelopen jaren steeds een incidenteel voordeel ontstaan op de kapitaallasten. In 2014 is er sprake van een voordeel van € 635.000. Dit jaar is op basis van de uitkomsten van diverse (deel)projectgroepen over de volle breedte in de organisatie een nieuwe visie op repressie ontwikkeld. Daarbij is een materieelspreidingsplan opgesteld en de daarbij behorende benodigde personele sterkte per post vastgesteld. De komende jaren zal het materieelpark worden getransformeerd waarbij het aantal en soort voertuigen zal worden afgestemd op deze visie. In het laatste kwartaal zal de implementatie van deze plannen worden gestart. Om deze visie te implementeren zullen we de komende jaren een groot deel van de doorgeschoven investeringen alsnog gaan realiseren. Ook worden we daarbij
AGP 12 ABVRBN 20141112 Voorstel Bestuursrapportage 2014 Veiligheidsregio BrabantNoord.docx Pagina 1 van 4
mogelijk geconfronteerd met incidentele extra afschrijvingskosten doordat (onder)delen van het materieel en materiaal ineens zullen moeten worden afgeschreven als gevolg van de aanbesteding en uniformering van het van de gemeenten overgenomen materieel. Het rollend materiaal dat in 2011 van de deelnemende gemeenten is overgenomen tegen de dan geldende boekwaarde betrof investeringen die gemiddeld genomen ingebracht zijn op het prijsniveau van het jaar 2000. De gemiddelde leeftijd van het rollend materieel was negen jaar op 1 januari 2011. Daarvoor is een budgetovername meegekregen die rekening houdt met de inflatie bij vervanging. Dit gegeven leidt tevens tot een meerjarig aflopend incidenteel voordeel dat in het jaar 2020 volledig zal zijn verdwenen. Voorts hebben de gemeenten tussen 1 januari 2003 en 1 januari 2011 de btw-kosten van investeringen teruggevorderd via het btw-compensatiefonds. In die periode van 8 jaar zijn alle investeringen exclusief btw geactiveerd. Deze investeringen zijn tegen boekwaarde per 1 januari 2011 overgenomen door de geregionaliseerde brandweer. De maximale afschrijvingstermijn is 15 jaar, dat betekent dat het meerjarig incidenteel aflopend overschot op de kapitaallasten per 2026 zal zijn genormaliseerd. Begin 2014 heeft er een overleg plaatsgevonden met onze accountant hoe het best kan worden omgegaan met dit meerjarig incidenteel aflopend overschot. De accountant adviseert de kapitaallasten te egaliseren door middel van de vorming van reserve egalisatie kapitaallasten materieel. En daarbij jaarlijks het verschil tussen het budget voor kapitaallasten en het budget voor intern doorberekende rente (rekenrente kapitaallasten) en de werkelijke kosten te storten in de reserve. Afschrijvingen ineens als gevolg van de aanbesteding en uniformering van het van de gemeenten overgenomen materieel, zullen ten laste van deze reserve worden gebracht. In verband met de egalisatiedoelstelling zal de reserve niet worden gemaximeerd. Op advies van de contactambtenaren zal de brandweer, op basis van de implementatie de nieuwe visie op repressie en het materieelspreidingsplan, uiterlijk ultimo 2016 een onderbouwing van het verwachte verloop van de reserve aan te geven. De reserve zal per 31 december 2025 worden opgeheven. Financieel beleid GMC in verband met LMO De landelijk kwartiermaker van de Landelijke Meldkamerorganisatie(LMO) is gestart met de voorbereiding van de schaalvergroting van de meldkamers. In verband met de LMO voert het GMC de laatste jaren een terughoudend uitgaven- en investeringsbeleid. Dit houdt in dat investeringen zo lang (als technisch) verantwoord worden uitgesteld, invulling van vacatures wordt aangehouden en overige uitgaven, indien mogelijk, worden beperkt. Tegelijk dient de bestaande dienstverlening te worden gecontinueerd. In financiële zin kan worden geconstateerd dat onder invloed van het terughoudende uitgaven- en investeringsbeleid de kosten over 2014 ruim binnen de begroting blijven. Dankzij dit beleid wordt voor 2014 een batig saldo voorzien van indicatief bijna € 290.000. Dit financiële voordeel is overigens tevens ontstaan doordat de activa van het GMC vanaf ultimo 2013 zijn gefinancierd met een langlopende lening van de politie tegen een zeer laag rente percentage. Deze herfinanciering levert een jaarlijks financieel voordeel op van bijna € 100.000 (ten opzichte van de "oude" leningen).
Begrotingsrechtmatigheid e
2 Begrotingswijziging Programmabegroting Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014 In hoofdstuk 2 van de Bestuursrapportage staan de relevante financiële afwijkingen per kolom toegelicht. Om in 2014 aan het rechtmatigheidscriterium te kunnen voldoen worden substantiële financiële afwijkingen in een budgettair neutrale begrotingswijziging verwerkt. Voor een nadere toelichting zie: AGP 13 “2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord”.
AGP 12 ABVRBN 20141112 Voorstel Bestuursrapportage 2014 Veiligheidsregio BrabantNoord.docx Pagina 2 van 4
Beleidsmatige ontwikkelingen Herallocatie van middelen BBN Het Algemeen Bestuur heeft de commandant Brandweer Brabant-Noord opgedragen met een voorstel te komen voor herallocatie van middelen binnen de eigen begroting (voor een bedrag van om en nabij € 400.000) om alsnog uitvoering te kunnen geven aan de uitvoering van de door het bestuur geprioriteerde wettelijke taken waarvoor tot nu toe geen capaciteit beschikbaar was. Deze herallocatie van middelen is tezamen met een nieuwe organisatieopzet (nieuwe fijnstructuur) gerealiseerd. De nieuwe organisatieopzet bestaat uit een structuur die nauw aansluit bij de primaire processen van de organisatie, namelijk risicobeheersing, incidentbestrijding en crisisbeheersing & rampenbestrijding. Daaraan ondersteunend zijn de bedrijfsvoeringsprocessen en operationele ondersteuningsprocessen. Deze nieuwe fijnstructuur is procesgeoriënteerd in plaats van geografisch georiënteerd. Naar verwachting zal deze structuur per 1 oktober 2014 zijn geïmplementeerd. Deze structuurwijziging zal met ingang van 1 januari 2015 worden verwerkt in een wijziging van de Programmabegroting 2015. Bezuinigingstaakstelling GHOR De (waarnemend) Directeur Publieke Gezondheid Brabant-Noord heeft van het Algemeen Bestuur de opdracht gekregen om een bezuiniging van € 50.000 op de gemeentelijke bijdrage te realiseren met ingang van 2015. Deze bezuiniging zal worden geeffectueerd binnen de bedrijfsvoering van de GHOR en door haar inzet te minderen waar het gaat om multidisciplinaire project- en coördinatiegroepen. Kosten voor gemene rekening (GHOR) Als gevolg van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan tussen Veiligheidsregio Brabant-Noord en GGD Hart voor Brabant over het onderdeel GHOR (besluit DB VRBN 4 december 2013), hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan op de begroting. De GGD is gaan bijdragen in het exploitatietotaal van de GHOR, waartegenover ook personele lasten staan. Als technisch uitvloeisel van dit eerder genomen besluit wordt gelijktijdig met het indienen van deze bestuursrapportage een voorstel begrotingswijziging gedaan.
Advies contactambtenaren en financiële commissie De contactambtenaren en de Financiële commissie adviseren positief over het onderhavig voorstel.
Procesgang Processtap
Regiegroep Veiligheidsdirectie contactambtenaren Financiële commissie Goedkeuring Dagelijks Bestuur Vaststelling Algemeen Bestuur
Datum
18 september 2014 29 september 2014 13 oktober 2014 15 oktober 2014 29 oktober 2014 12 november 2014
AGP 12 ABVRBN 20141112 Voorstel Bestuursrapportage 2014 Veiligheidsregio BrabantNoord.docx Pagina 3 van 4
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld als volgt te besluiten: 1. Instemmen met bijgevoegd concept van de Bestuursrapportage 2014; 2. Instemmen met de vorming van de reserve Egalisatie Kapitaallasten Materieel en de opheffing ervan per 31 december 2025. De Brandweer de opdracht geven uiterlijk ultimo 2016 een onderbouwing van het verwachte verloop van deze reserve aan te geven; e 3. Te besluiten tot een 2 budgettair neutrale begrotingswijziging (zie AGP 13) en de gewijzigde begroting 2014 vast te stellen; Begrotingswijzigingen dienen, na finale besluitvorming ondertekend, ter kennisname aan de Provincie Noord-Brabant worden gezonden, deze wijziging is daarom in afzonderlijk voorstel verwerkt.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(n) 1.
Concept Bestuursrapportage 2014
AGP 12 ABVRBN 20141112 Voorstel Bestuursrapportage 2014 Veiligheidsregio BrabantNoord.docx Pagina 4 van 4
AGP 12 ABVRBN 20141112 bijlage 1 Veiligheidsregio Brabant-Noord Postbus 218 5201 AE ’s-Hertogenbosch T 088 02 08 208
CONCEPT Bestuursrapportage
2014 periode januari t/m augustus
De Veiligheidsregio Brabant-Noord omvat Brandweer en Veiligheidsbureau Brabant-Noord, de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie In De Regio Brabant-Noord en het Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord. In de veiligheidsregio werken 20 gemeenten, de GGD en de Nationale Politie met hen samen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, en meldkamers. Voorts werken ook het Waterschap Aa en Maas, het Waterschap De Dommel en het Regionaal Militair Commando-Zuid in de veiligheidsregio samen.
COLOFON
Rapportstatus CONCEPT
Uitgave en redactie Veiligheidsregio Brabant-Noord, oktober 2014
Fotoverantwoording Brandweer Brabant-Noord
Meer informatie Veiligheidsregio Brabant-Noord Postbus 218 5201 AE ‘s-Hertogenbosch 088 02 08 208
[email protected]
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Voorwoord
4
1
5
Beleidsmatige ontwikkelingen
1.1
Algemene ontwikkelingen
5
1.2
Stand van zaken maatregelen 2014-2016, bestuursconferentie december 2012
8
1.3
Stand van zaken maatregelen 2015, bestuursconferentie maart 2014
9
2
Afwijkingen per kolom
10
2.1
Brandweer
10
2.2
Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio
16
2.3
Gemeenschappelijk Meldcentrum
18
3 3.1
Financiële begroting
20
Overzicht van baten en lasten Veiligheidsregio
20
3.1.1
Investeringen
21
3.1.2
Verloop reserves
22
3.1.3
Verloop voorzieningen
23
3.1.4
Financiering
24
4
Paragrafen
25
4.1
Risico’s
25
4.2
Bedrijfsvoering
28
4.2.1
Mobiliteit
28
4.2.2
Ziekteverzuim
28
4.2.3
Formatie
28
4.2.4
Rechtmatigheid
29
Veiligheidsregio programmabegroting 2015
3
Voorwoord Voor u ligt de bestuursrapportage over de eerste acht maanden van 2014. Deze rapportage geeft de stand van zaken weer m.b.t. de realisatie van de geformuleerde doelen in de Programmabegroting 2014 en de financiële resultaten zoals die op dit moment worden geprognosticeerd voor de jaarultimo. De bestuursrapportage is, zoals gebruikelijk, een co-productie van Brandweer Brabant-Noord, GHOR en GMC en is wederom met grote zorg samengesteld. Natuurlijk is er altijd sprake van onzekere factoren die met name de prognose van het financiële resultaat kunnen beïnvloeden. Het is goed dit besef te hebben bij het lezen van de voorliggende rapportage. Wat de vorm van de bestuursrapportage betreft: 2014 is het eerste jaar waarin op de huidige wijze wordt gerapporteerd. Vanaf 2014 kent de Programmabegroting een andere opzet die meer is geënt op herkenbare producten en diensten die de onderdelen van de veiligheidsregio leveren. Deze verandering leidt uiteraard ook tot een andere opzet van de bestuursrapportages. Bovendien zal uitsluitend worden gerapporteerd over afwijkingen in de realisatie ten opzichte van de programmabegroting. Dit draagt bij aan de bedoeling van een bestuursrapportage: op een transparante manier verantwoording afleggen over wat we doen, maar vooral ook wat we niet of wellicht anders hebben gedaan.
’s-Hertogenbosch, 29 oktober 2014 Controller Veiligheidsregio Brabant-Noord, Drs. N.J.G. Mertens
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
4
1 Beleidsmatige ontwikkelingen In dit hoofdstuk wordt een overzicht geschetst van in- en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de organisatie en/of begroting van de Veiligheidsregio Brabant- Noord. Achtereenvolgens komen de Veiligheidsregio (VR), Brandweer Brabant-Noord (BBN), de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie In De Regio Brabant-Noord (GHOR) en het Gemeenschappelijk Meldcentrum (GMC) aan bod.
1.1
Algemene ontwikkelingen
Veiligheidsregio Brabant-Noord Evaluatie Wet Veiligheidsregio’s (Commissie Hoekstra) In het najaar van 2013 is het eindrapport van de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing1) verschenen. In zijn beleidsreactie van 22 november 2013 hierop geeft de minister van Veiligheid en Justitie aan dat het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur voor de organisatie van de veiligheidsregio’s zal worden gehandhaafd. Dit betekent dat de gemeenten opdrachtgevers en belangrijkste financiers van de veiligheidsregio’s blijven. Verdere versterking van de betrokkenheid tussen met name de gemeenteraden en veiligheidsregio’s zal worden gerealiseerd. De samenwerking tussen de veiligheidsregio’s op het gebied van uniforme opschaling, informatie- en communicatievoorzieningen en kwaliteitszorg zal door middel van regelgeving worden afgedwongen. De minister kondigt tevens aan gebruik te zullen gaan maken van zijn wettelijke mogelijkheden tot het vaststellen van landelijke doelstellingen. Deze afspraken hebben in samenwerking met de veiligheidsregio’s vorm gekregen in de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014 - 2016. De minister ziet op dit moment geen meerwaarde in de opschaling naar 10 veiligheidsregio’s naar analogie van de regionale eenheden van de Nationale Politie. De minister ziet sturende en regisserende rollen voor de directeur veiligheidsregio op het gebied van de versterking van de multidisciplinaire samenwerking en wil deze wettelijk regelen. De rol van de zogenaamde rijksheren2) waaronder de coördinerende rol van de Commissaris van de Koning bij het bevorderen van de samenwerking van rijksheren met veiligheidsregio’s evenals de eventuele modernisering van het staatsnoodrecht worden onderzocht en zo nodig aangepast. Strategische agenda versterking veiligheidsregio’s 2014-2016 In samenhang met bovenstaande ontwikkelingen heeft het Veiligheidsberaad3) in het voorjaar van 2014 de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014 – 2016 ontwikkeld. Kernthema’s in deze strategische agenda zijn onder andere het versterken van risicobeheersing, versterking van crisisbeheersing, sturen op effecten, informatievoorziening, versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking en het benoemen van de rol en positie van de directeur veiligheidsregio. Gezamenlijke inspanningen van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad worden gedaan op de thema’s water & evacuatie, continuïteit grootschalige uitval en nucleaire veiligheid. De strategische agenda van het Veiligheidsberaad zal een belangrijke rol gaan spelen bij de beleidsafstemming en doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s en zal een onderdeel gaan uitmaken van het regionaal beleidsplan veiligheidsregio Brabant-Noord 2015-2018.
1) Commissie Hoekstra 2) Hoofden of directeuren van gedeconcentreerde rijksdiensten die met functionele taken op het gebied van crisisbeheersing 3) Overleg van voorzitter van veiligheidsregio’s belast met de beleidsafstemming van veiligheidsregio’s en het voeren van
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
5
zijn belast.
overleg met de minister van Veiligheid en Justitie.
Brandweer Brabant-Noord Nieuwe fijnstructuur Brandweer Brabant-Noord Brandweer Brabant-Noord is ontstaan in 2011 en omvatte toen nog de samenvoeging van 21 gemeentelijke brandweerkorpsen. Door diverse ontwikkelingen –zowel brandweerinhoudelijke als ook financiële– groeide de behoefte aan een andere organisatieopzet die meer toekomstbestendig is. Deze toekomstbestendigheid wordt vooral gezocht in het creëren van een organisatie-opzet die snel en flexibel kan anticiperen op veranderingen in de omgeving. In de nieuwe opzet is nadrukkelijk gekozen voor een hoofdstructuur die nauw aansluit bij de primaire hoofdprocessen van de organisatie, namelijk risicobeheersing, incidentbestrijding en crisisbeheersing & rampenbestrijding. Daaraan ondersteunend zijn de bedrijfsvoeringsprocessen en operationele ondersteuningsprocessen. Deze nieuwe fijnstructuur is procesgeoriënteerd in plaats van geografisch georiënteerd. Dit betekent dat het districtenmodel wordt losgelaten waarbij alle gemeenten wel een vast aanspreekpunt blijven houden. Vernieuwde repressie De regionalisering van de brandweer in 2011 heeft de afgelopen jaren geleid tot een intensieve samenwerking van de 21 voormalige korpsen binnen het nieuw ontstane korps. Daardoor ontstond er als vanzelf de behoefte aan een nieuwe gezamenlijke visie op repressie. Daarmee begon een zoektocht naar een vernieuwde visie op repressie die toekomstbestendig en tegelijkertijd herkenbaar is en er toe moet leiden dat de dienstverlening in de gehele regio in balans is. Op basis van een vijftal uitgangspunten heeft een nadere uitwerking plaatsgevonden, namelijk een regionaal perspectief, basisbrandweerzorg, integrale inrichting, flexibel en toekomstbestendig en goede fijnmazige dekking. In het proces is met behulp van een groot aantal betrokkenen (beroeps en vrijwilligers) een breed gedragen gedachtegoed ontwikkeld op onder andere concepten zoals het flexibel uitrukken, het waterconcept, investeringsplan en gedragsregels bij uitrukken. Op het moment van dit schrijven wordt alle input gebundeld in een eindrapportage. Strategisch huisvestingsplan Van oudsher werd de brandweerfunctie in Nederland uitgevoerd door gemeenten en zijn brandweerkazernes daarom in de regel gemeentelijk eigendom. In 2011 is de brandweer geregionaliseerd en is destijds besloten door het Algemeen Bestuur dat de huisvesting van de uitrukposten voorlopig bij de gemeenten blijft tot een nader voorstel. Mede door de mogelijkheid die gemeenten is geboden voor overdracht van kazernes in verband met het vervallen van de BTW-compensatie, doet de vraag zich voor of niet alle kazernes zouden moeten worden overgedragen aan de Veiligheidsregio. Daartoe wordt een strategisch huisvestingsplan gemaakt. Het strategisch huisvestingsplan moet H u id ig e o r g a n is a tie T o e k o m s tig e antwoord geven op de vraag wat de v ra a g o n tw ik k e lin g vraa g betekenis is van de lange termijn (beleids)ontwikkelingen voor de ? = eigendomspositie van kazernes en kantoorhuisvesting van Brandweer Brabant-Noord. o n tw ik k e lin g H u id ig a a n b o d
T o e k o m s t ig a a n b o d
h u is v e s tin g
De scenario’s die hieruit voortvloeien zullen worden vertaald naar risico’s, financiële effecten en financiële uitvoerbaarheid. Het project loopt parallel aan het traject van de nieuwe gemeentelijke kostenverdeelsleutel en zal qua ontwikkeling in 2014 worden afgerond. Nieuwe gemeentelijke kostenverdeelsleutel Vanaf 1 januari 2011 is de brandweer in Brabant-Noord één regionale brandweerorganisatie: Brandweer Brabant-Noord. Bij het bepalen van de financiële inbreng van de deelnemende gemeente voor de brandweerorganisatie is destijds de begroting van de gemeenten (na correcties omwille van uniformiteit) als uitgangspunt genomen. Geadviseerd is destijds te onderzoeken welk verdeelmodel de gemeenten het beste past. Het Algemeen Bestuur heeft in het voorjaar 2014 besloten om zo spoedig mogelijk te komen tot een gedragen nieuwe gemeentelijke kostenverdeelsleutel. Dit traject zal parallel lopen aan het nieuwe strategisch huisvestingsplan dat momenteel wordt ontworpen.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
6
GHOR Brabant-Noord De Wet veiligheidsregio´s (Wvr) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) hebben geleid tot een heroriëntatie op de taken en verantwoordelijkheden van de GHOR, waarmee vooral een sterkere verbinding tussen publieke gezondheid en veiligheid wordt beoogd. Voor de veiligheidsregio zal dit gaan betekenen dat zij in totaliteit een steeds nauwere band krijgt met organisaties die zich primair bezighouden met publieke gezondheid. Vice versa resulteert dit in het feit dat traditionele gezondheidsorganisaties zich steeds meer zullen mengen in het thema veiligheid. Om de regionale risico’s in Brabant-Noord te beheersen én bestrijden zal de GHOR een cruciale sleutelrol innemen tussen beide domeinen. Immers, veiligheid = gezondheid en gezondheid = veiligheid. De totstandkoming van het Bureau Grootschalige Publieke Gezondheid (BGPG) is het zichtbare resultaat van de verbinding tussen de beide terreinen. Het BGPG wil zich profileren als de professionele crisisorganisatie volksgezondheid binnen de GHOR/GGD‐combinatie op de schaal van Brabant-Noord en Midden- en West-Brabant. Nadrukkelijk zal de verbinding worden gelegd tussen veiligheidspartners, zorgorganisaties én de burger. In 2013 is het fundament van het bureau gelegd, wat zeggen wil dat vertegenwoordigers van beide GGD-en in gezamenlijkheid met collega’s van beide GHOR-bureaus aan Publieke Gezondheid en Veiligheid zijn gaan werken. Begin 2014 is er een gezamenlijk meldpunt crises publieke gezondheid ingericht, waarmee de verbinding tussen publieke gezondheid en veiligheid ook daadwerkelijk gestalte krijgt. Recent is het meldpunt onder meer ingezet bij de activering van het nationaal hitteplan, diverse zedenzaken en is het in stelling gebracht ter ondersteuning van de psychosociale hulpverlening structuur na de fatale crash van MH17 waarbij veel Brabantse slachtoffers vielen te betreuren.
GMC Brabant-Noord Kwartiermakerorganisatie LMO De landelijk kwartiermaker van de Landelijke Meldkamerorganisatie(LMO) is gestart met de voorbereiding van de schaalvergroting van de meldkamers. Zo is er op 2 juli een stappenplan voor de LMO aangeboden aan de Tweede Kamer. Onderdeel van het stappenplan is een landelijke nulmeting meldkamers, welke in opdracht van de landelijk kwartiermaker door PWC wordt uitgevoerd. Deze nulmeting is in de periode mei/juni 2014 gehouden bij het GMC Brabant-Noord. Daarnaast heeft de Inspectie van VenJ een grondig onderzoek gedaan op de meldkamers, het rapport hiervan zal naar verwachting eind dit jaar opgeleverd worden. Het GMC heeft met alle daarbij betrokken partners actief meegewerkt aan deze uitgebreide onderzoeken. Financieel beleid in verband met LMO In verband met de LMO voert het GMC de laatste jaren een terughoudend uitgaven- en investeringsbeleid. Dit houdt in dat investeringen zo lang (als technisch) verantwoord worden uitgesteld, invulling van vacatures wordt aangehouden en overige uitgaven, indien mogelijk, worden beperkt. Tegelijk dient de bestaande dienstverlening te worden gecontinueerd. In financiële zin kan worden geconstateerd dat onder invloed van het terughoudende uitgaven- en investeringsbeleid de kosten over 2014 ruim binnen de begroting blijven. Dankzij dit beleid wordt voor 2014 een batig saldo voorzien van indicatief bijna € 290.000. Dit financiële voordeel is overigens tevens ontstaan doordat de activa van het GMC vanaf ultimo 2013 zijn gefinancierd met een langlopende lening van de politie tegen een zeer laag rente percentage. Deze herfinanciering levert een jaarlijks financieel voordeel op van bijna € 100.000 (ten opzichte van de "oude" leningen). Harmonisatie GMS Vanuit het multidisciplinaire MT is in 2013 de wens geuit om vooruitlopend op een samenvoeging van de meldkamers in Den Bosch en Eindhoven, samen te gaan werken met één GMS. Met een gezamenlijk GMS zou één van de voorwaarden voor samenvoeging van de meldkamers zijn vervuld. En hoe eerder de samenvoeging gerealiseerd wordt, hoe eerder de ingeboekte taakstellingen gerealiseerd kunnen worden. Na een eerste verkenning heeft de veiligheidsdirectie opdracht gegeven voor het uitwerken van een scenario, waarin de twee GMS systemen geharmoniseerd worden tot een geheel waar de meldkamers vanaf twee locaties mee kunnen werken.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
7
1.2
Stand van zaken maatregelen 2014-2016, bestuursconferentie december 2012
Brandweer Brabant-Noord Het navolgende overzicht geeft de nog te realiseren taakstellingen in 2015 en 2016 weer. Van de oorspronkelijke taakstelling van 4 miljoen euro is in 2014 structureel 2,8 miljoen euro gerealiseerd. De belangrijkste ontwikkelingen worden hieronder toegelicht: • Bij de post materieel is oorspronkelijke besloten tot een bezuiniging van 4 tankautospuiten , 4 hulpverleningsvoertuigen en 2 redvoertuigen, maar met de ontwikkeling van de vernieuwde visie op repressie waarbij binnen de gestelde financiële kaders een andere invulling aan de bezuiniging wordt gegeven. De komende jaren zal het materieelpark worden getransformeerd waarbij het aantal en soort voertuigen zal worden afgestemd op deze visie. • De besparing op OMS (Openbaar MeldSysteem) door het verifiëren van automatische brandmeldingen is vanwege de benodigde zorgvuldigheid voor de implementatie ervan met 1 jaar vertraagd en zal per 1 januari 2015 worden geëffectueerd. • Van de bezuiniging op de 24-uursdienst is € 90.000 al in 2014 gerealiseerd, doordat de medewerkers van de 24-uursdienst de verschillende fysieke testen voor periodieke keuringen van al het brandweerpersoneel in eigen beheer zijn gaan uitvoeren. En door het terugbrengen van de formatie van het dagdienst-piket Resteert een taakstelling van € 30.000 met ingang van 2016. • De samenvoeging van de meldkamers van Brabant-Noord met die van Zuid-Oost zou moeten leiden tot een besparing van 5 fte met ingang van 2016. Omdat dit proces landelijk wordt gecoördineerd is op dit moment niet duidelijk, wanneer en of een besparing van 5 fte mogelijk is. Overzicht restant nog te realiseren structurele bezuinigingen in 2015 en 2016. Bedragen x € 1.000,-
BBN maatregelen bestuursconferentie dec 2012 1. 2. 3. 8. 9. 10.
2015 180 22 135
Formatie 2015 -/- 3 fte; 2016 -/- 2 fte -/- 4 TS, -/- 4 HV, -/- 2 Redv. + afschrijftermijn oprekken Verloop vrijwilligers vanwege minder voertuigen Samenvoeging meldkamers, -/- 5 fte Geen uitruk bij niet geverifieerde OMS Bezuiniging 24-uurs dienst TOTAAL
2016 120 148 135 250 30 683
cumm. 300 170 270 250 150 30 1.170
-3
2016 -2 -5 -7
cumm. -5 -5 -10
2015 -20 -20
2016 -20 -20
150 487
FTE
BBN verloop formatie 8. 8.
2015 -3
aanpassing formatie meldkamer bezetting brandweer totaal verloop formatie
aantallen
BBN verloop in aantallen vrijwilligers 3.
verloop vrijwilligers totaal verloop vrijwilligers
cumm. -40 -40
GHOR Brabant-Noord De taakstelling op de gemeentelijke bijdrage wordt ingevuld door € 61.000 te bezuinigen op de bijdrage van de GHOR aan de zorginstellingen als het gaat om Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO). Door de veranderde wet en rol is de GHOR namelijk niet meer geheel verantwoordelijk voor de uitvoering van het OTO-programma van zorginstellingen. Het betreft hier met name opleiding en training van personeel van deze instellingen als voorbereiding op de bestrijding van rampen en crises. Voor multidisciplinaire OTO activiteiten die door de zorginstellingen worden ingevuld, blijft de GHOR wel verantwoordelijk.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
8
1.3
Stand van zaken maatregelen 2015 (nav bestuursconferentie maart 2014)
Brandweer Brabant-Noord N.a.v. de bestuursconferentie van 12 maart 2014 heeft het Algemeen Bestuur op 9 april 2014 voor de Brandweer een tweetal opdrachten geformuleerd die hieronder kort worden samengevat. Herallocatie van middelen Het Algemeen Bestuur heeft de commandant Brandweer Brabant-Noord opgedragen met een voorstel te komen voor herallocatie van middelen binnen de eigen begroting (voor een bedrag van om en nabij € 400.000) om alsnog uitvoering te kunnen geven aan de uitvoering van de door het bestuur geprioriteerde wettelijke taken waarvoor tot nu toe geen capaciteit beschikbaar was. Beargumenteerd afwijken van wettelijke vereisten door Veiligheidsregio en Brandweer Het Algemeen Bestuur heeft de voorzitter van de Veiligheidsdirectie en commandant Brandweer Brabant-Noord tevens opgedragen met een voorstel te komen waarin door middel van bestuurlijke verantwoording en beargumenteerd afwijken wordt aangegeven aan welke wettelijke taken van de Veiligheidsregio en Brandweer Brabant-Noord als gevolg van het ontbreken van financiële middelen en capaciteit geen uitvoering zal worden gegeven. Notitie Wettelijke taakuitvoering BBN in relatie tot herallocatie middelen en bestuurlijk verantwoord afwijken Inmiddels heeft de brandweer een notitie opgesteld waarin is beschreven hoe de brandweer invulling wil geven aan de herallocatie van middelen om de door het bestuur geprioriteerde wettelijke taken uit te voeren. Tevens is in het kader van de bestuurlijke verantwoording de argumentatie beschreven om af te wijken van de uitvoering van wettelijke taken die niet zijn geprioriteerd. GHOR Brabant-Noord De (waarnemend) Directeur Publieke Gezondheid Brabant-Noord heeft van het Algemeen Bestuur de opdracht gekregen om een bezuiniging van € 50.000 op de gemeentelijke bijdrage te realiseren met ingang van 2015. Deze bezuiniging zal zoveel als mogelijk worden geëffectueerd binnen de bedrijfsvoering van de GHOR en het restant door haar inzet te minderen waar het gaat om multidisciplinaire project- en coördinatiegroepen. GMC Brabant-Noord Gelet op de landelijke financiële taakstelling ten aanzien van de meldkamers heeft het bestuur besloten het GMC niet te betrekken in de besprekingen tijdens de bestuursconferentie van maart 2014. Resultaat De geplande bezuinigingen en herallocatie van middelen zullen worden meegenomen in een wijziging van de Programmabegroting 2015. Het beargumenteerd afwijken van wettelijke vereisten zal ter besluitvorming worden aangeleverd. Medio september 2014 zullen de raden worden gevraagd om een zienswijze ten behoeve van de finale besluitvorming door het Algemeen bestuur op 12 november 2014. .
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
9
2 Afwijkingen per kolom In dit hoofdstuk worden de afwijkingen per kolom in de programma’s van Brandweer, GHOR en GMC Brabant-Noord toegelicht. Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten en middelen. Relevante afwijkingen hierin worden zo veel mogelijk in onderlinge samenhang toegelicht.
2.1
Brandweer
Relevante afwijkingen activiteiten Incidentbestrijding •
•
•
Vaststelling en implementatie materieelspreidingsplan Als doelstelling voor 2014 is opgenomen de vaststelling en implementatie van het nieuwe materieelspreidingsplan. Door het KMT is de visie op repressie Brabant Noord en het daarbij opgestelde materieelspreidingsplan inclusief bijbehorende personeelssterkte per post vastgesteld. Dit plan zal ter kennisname aan het bestuur worden aangeboden. In het laatste kwartaal zal de implementatie van deze plannen worden gestart. Tot op heden is in afwachting van het materieelspreidingsplan terughoudend omgegaan met nieuwe investeringen. Hierdoor ontstaat incidenteel een positief saldo op het budget kapitaallasten van € 635.000. Digitale ontsluiting operationele informatie t.b.v. operationele eenheden De operationele informatie is ontwikkeld en geïmplementeerd binnen de kantooromgeving (project DOIV-1). De ontsluiting van deze informatie op digitale gegevensdragers in de voertuigen is om financiële redenen uitgesteld. De doelstelling om dit in 2014 te realiseren zal hierdoor niet worden gehaald. Locatie onafhankelijke bluswatervoorziening Doel is het regionaal realiseren van een locatie onafhankelijke bluswatervoorziening in woongebieden. Daarvoor dient aanpassing van de planvorming plaats te vinden en dient de uitvoering opgeleid en geoefend te worden op het nieuwe repressieve concept. Waarbij ingezet wordt met water uit de TS, aanvullend water verzorgt wordt vanuit een tankwagen en aansluitend water onttrokken wordt uit open water d.m.v. zogenoemd groot water transport. Voorzien was dat hierdoor het aantal brandkranen in 2014 met 10% zou afnemen. Om deze afname te kunnen realiseren dient op het verzoek van het bestuur eerst een business case te worden opgesteld, deze moet zicht geven op de noodzakelijke investeringen (vertaald in jaarlijkse exploitatielasten) aan de ene kant, en de verwachte opbrengsten aan de andere kant, en dat alles in meerjarig perspectief. Bestuurlijke besluitvorming hierover kan naar verwachting in het voorjaar van 2015 plaatsvinden.
Relevante afwijkingen activiteiten Risicobeheersing •
•
Veilige omgeving Dit aandachtsgebied beslaat alle inspanningen die zijn gericht op het realiseren van een ruimtelijke omgeving waarin de kans op een brand of andere calamiteit is geminimaliseerd en waar de effecten van een mogelijke brand of andere calamiteit adequaat kunnen worden bestreden. Om dit te bereiken is de samenwerking met de drie Veiligheidsregio’s en Omgevingsdiensten in Brabant verder versterkt. In 2014 is de samenwerking tussen de Brabantse VR’en inmiddels vastgelegd in een convenant dat door de drie directeuren is ondertekend. De samenwerking met de omgevingsdiensten is opgestart. Maatschappelijke aandacht voor brandveiligheid In 2014 is de beleidsontwikkeling gestart dat er op is gericht het veiligheidsbewustzijn te optimaliseren. Door de vertraging van het MVSO is de afdeling risicobeheersing nog niet hervormd en dus ook nog niet structureel toegekomen aan het opstellen van beleid. Wat wel gebeurt, is dat er gezamenlijk met de drie veiligheidsregio’s gewerkt wordt aan het opstellen van beleid voor risicocommunicatie. Tevens is in het kader van het dekkingsplan, nagedacht
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
10
hoe in 75 kleine kernen, waar de brandweer de normtijden overschrijdt, de zelfredzaamheid verhoogd kan worden. In samenwerking met de gemeentelijke AOV’ers (ambtenaren openbare orde en veiligheid) worden voorbereidingen getroffen om ervaring op te doen met verschillende instrumenten die tot nu toe beschikbaar zijn gekomen. De vertraging van beide activiteiten leidt tot een beperkte onderuitputting op de beschikbare budgetten. Relevante afwijkingen activiteiten Crisis- en rampbestrijding •
•
Vaststelling Regionaal beleidsplan VR 2015-2018 Begin 2014 zijn we gestart met de voorbereidingen voor een nieuw regionaal beleidsplan. Oorspronkelijk was er vanuit gegaan dat de vaststelling van het nieuwe plan in 2014 zou plaatsvinden. In de afgelopen periode is in overleg met de gemeenten nagegaan hoe de betrokkenheid van de gemeenteraden bij dit nieuwe beleidsplan gerealiseerd kon worden. Dit heeft geleid tot een bijstelling in het proces hetgeen in juni is geaccordeerd door het dagelijks bestuur. De afronding van het proces is nu voorzien voor juni 2015. De vertraging van deze activiteit leidt mogelijk tot een beperkte onderuitputting. Implementatie Regionaal crisisplan In 2014 zijn de kernbezettingen van alle secties van het Regionaal Operationeel Team opgeleid en beoefend. Tevens is het oefenen van het Regionaal Operationeel Team structureel en met passende frequentie opgenomen in het oefenjaarplan. Dit naar tevredenheid van de deelnemers. In het bijzonder is de opleiding van de sectie Bevolkingszorg nagenoeg afgerond. Dit traject is afgesloten met oefeningen van deze sectie, gekoppeld aan oefeningen van het Regionaal Operationeel Team. Tot slot is de pool Informatiemanagement met 4 personen uitgebreid en is de opleiding van de Informatiemanagers dit jaar afgerond. Echter, voor de gemeentelijke actiecentra zullen nog opleidingen en trainingen verzorgd dienen te worden. Dit wordt opgenomen in het beleidsplan opleiden, trainen en oefenen Bevolkingszorg. Dit deel van de implementatie zal in de periode 2015-2016 plaats dienen te vinden afhankelijk van de bestuurlijke besluitvorming rondom het programma Bevolkingszorg4) die dit najaar dient plaats te vinden.
Relevante afwijkingen activiteiten Bedrijfsvoering BBN Bedrijfsvoering ondersteunt de uitvoering van de primaire processen (Risicobeheersing, Incidentbestrijding en Crisisbeheersing en Rampenbestrijding) op de domeinen P&O, Financiën & Control, ICT, Beheer en Huisvesting, Juridische Control, Communicatie en strategische beleidsontwikkeling. • Implementatie resultaatgerichte bedrijfsvoering Om resultaatgerichte bedrijfsvoering vorm te geven zal er draagvlak moeten worden gecreëerd voor deze nieuwe manier van werken. Ook moeten er instrumenten worden ontwikkeld t.b.v. de toepassing van resultaatgerichte bedrijfsvoering voor de kerntaken. Eind 2014 was voorzien voor de primaire processen en bedrijfsvoering de kernresultaatgebieden te benoemen, de prestatie-indicatoren te ontwikkelen en de normen te definiëren waaraan de resultaten zowel kwalitatief als kwantitatief moeten voldoen. In het kader van de doorontwikkeling van de organisatie zijn de (kern)resultaatgebieden per primair en ondersteunend proces benoemd. De ontwikkeling van prestatie-indicatoren en normen wordt ter hand genomen vanaf het najaar en zal naar verwachting toch zeker een doorlooptijd kennen van één jaar. Hierdoor ontstaat in 2014 een incidenteel voordeel van € 25.000. • Kwaliteitssysteem implementeren In het kader van de Wvr wordt het bestuur van een veiligheidsregio geacht een kwaliteitssysteem te hanteren. Voorzien was in 2014 in samenwerking met VR’s, BZO en MWB de kwaliteit van de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te onderzoeken (door middel van audits of assessments), een verbeterplan op te stellen en uit te voeren door middel van een visitatie (peer review). Hierdoor zou het totale kwaliteitsstelsel op de werking worden onderzocht (Cicero). Het resultaat zou worden vastgesteld d.m.v. de beschikbaarheid van: o een referentiekader en bijbehorende normen (aansluitend op Aristoteles); o opgeleide auditoren/ assessoren, 4) Op 27 juni 2013 heeft het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord ingestemd met de uitwerking van de functiestructuur Bevolkingszorg. Het Dagelijks Bestuur heeft in haar brief van 30 april 2014 referentie 2014 U2112 aangegeven dat met dit besluit de organisatie van de gemeentelijke bevolkingszorgprocessen is geregionaliseerd. Daarom aan de Programmabegroting 2015 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, het Programma Bevolkingszorg toegevoegd.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
11
•
o een uitgevoerde zelfevaluatie, o een auditcyclus, o de opzet en uitvoering van een verbeterplan, o de integratie met de sturingscyclus (P&C), en o de voorbereiding op de visitatie. Gezien de grote verschillen tussen de ambities en mogelijkheden van de betrokken veiligheidsregio’s en het vertrek van de trekker (secretaris VR BN), is gekozen om de samenwerking vooral op kennisniveau rondom medewerkers te organiseren en voor de overige onderdelen aan te sluiten bij het Kwaliteitsbureau van het IFV. Er is inmiddels wel een eerste interne audit voor de brandweer en veiligheidsregio uitgevoerd die antwoord geeft op de vraag: Hoe presteren wij als het gaat over de wettelijke taakuitvoering? Bestuurlijk is over de resultaten hiervan expliciete besluitvorming geweest in het kader van de vraag of het bestuurlijk verantwoord is een aanvullende taakstelling op te leggen. Bestuurlijk is besloten om door herallocatie van middelen binnen de eigen begroting van BBN (ter grootte van 400.000 euro) te komen tot uitvoering van die wettelijke taken, die door het bestuur geprioriteerd zijn. Daar waar dat niet lukt, zal het bestuur hiervan beargumenteerd afwijken. Dit proces loopt en is voorwerp van bestuurlijke besluitvorming eind 2014. Ontwikkeling strategisch personeelsbeleid In 2014 zou in kaart worden gebracht wat de aard en omvang van de personele behoefte is voor de periode 2015-2020. Scenario’s zou worden ontwikkeld om aan te geven hoe BBN hierin gaat voorzien. Hiermee zou een bestuurlijk gedragen strategisch personeelsbeleid voor de periode 2015-2020 beschikbaar zijn. Echter de prioriteit voor de inzet van onze P&O-capaciteit ligt thans op de ontwikkeling en implementatie van de nieuwe inrichting van BBN inclusief de uitvoering van het plaatsingsproces. In het najaar zal helder zijn in welke mate de planning moet worden aangepast.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
12
Bedragen x € 1.000,-
BBN totaal
Lasten Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Vrijwilligersvergoeding Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten BDUR doorbetaling Convenantgelden Huisvestingskosten Inkomens- en vermogensoverdrachten totaal lasten Baten Salarissen en sociale lasten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Huisvestingskosten Subsidies totaal baten Saldo Programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdragen Saldo financieringsfunctie Totaal algemene middelen Totaal saldo van baten en lasten Dotatie aan reserves Onttrekkingen aan reserves Saldo verrekening reserves
Begroting primair 2014 A 19.447
Begroting na wijz. 2014 B 15.823 1.321 3.614 190 1.086 1.940 3.902 4.083 2.302 590 1.798
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting
V = voordeel N = nadeel
36.649
18.978
D 16.009 1.096 3.614 190 1.042 1.819 3.740 3.318 2.302 450 1.798 297 35.675
117 1.539
366 50 100 375 861 69 125 1.946
299 20 5 208 515 0 160 1.207
470 50 51 366 731 69 160 1.897
-104 0 49 9 130 -0 -35 49
V V N N N V V N
-34.579
-34.703
-17.771
-33.779
-924
V
5.011 27.982
5.222 28.015
3.917 27.982
5.222 28.015
32.993
33.237
31.899
33.237
-0 -0 0 -0
V V V V
-1.586
-1.466
14.128
-541
-925
V
73 1.659 1.586
73 1.539 1.466
447 447
73 1.200 1.127
0 339 339
V N N
0
0
14.575
586
-586
V
10.363 4.218
2.090 36.118
218
343 861
Resultaat
C
Verschil
9.160 407 1.776 84 519 945 1.821 1.789 1.151 215 1.111
E=B-D -186 225 0 -0 44 121 162 765 0 140 0 -297 974
F N V V N V V V V V V V N V
Toelichting relevante financiële afwijkingen •
Salarissen en Sociale lasten, lasten (nadeel € 186.000; 1%) De CAO-aanpassing in 2014 heeft geleid tot een salarisverhoging van 1% per 1 oktober 2014 en een éénmalige uitkering van € 350 per persoon, € 141.000 nadeel. Daarnaast is het verlofstuwmeer verder afgebouwd met € 78.000, dit bedrag wordt onttrokken uit de reserve verlofuren. Tegenover extra ontvangsten van € 71.000 (zie volgende punt), staat een extra last, namelijk de uitbetaling van die € 71.000. Verder resteert er een voordeel van € 104.000 een verschil van 6,5‰ op de voorcalculatie.
•
Salarissen en Sociale lasten, baten (voordeel € 104.000; 28%) Enkele medewerkers maken gebruik van de levensloopregeling. Wij ontvangen een vergoeding ter dekking van deze kosten. In 2014 ontvangen we een extra opbrengst van € 71.000. In verband met de detachering van een medewerker ontvangen we een bijdrage van € 33.000.
•
Overige personeelskosten, lasten (voordeel € 225.000; 17%) De plannen voor het preventief periodiek medisch onderzoek (PPMO) zijn inmiddels uitgewerkt en verwerkt in de Programmabegroting 2015. Deze uitwerking laat zien dat de
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
13
geplande kosten van € 200.000 niet vallen onder de overige personeelskosten maar bij de vrijwilligersvergoedingen, de kapitaallasten en de bestaande salarissen van de 24-uursdienst. Op de wervingskosten verwachten we een voordeel van € 25.000. Door het MVSO-traject en de bezuiniging wordt er nauwelijks personeel geworven. •
Materieel en Materiaal, lasten (voordeel € 44.000; 4%) Materieel levert een vermoedelijke besparing op van € 44.000 doordat er minder storingen plaatsvonden in het eerste half jaar dan verwacht.
•
Opleiden en Oefenen, lasten (voordeel € 121.000; 6%) Oefenen chauffeur/voertuigbediener, de geplande oefenactiviteiten voor chauffeurs ondervinden vertraging in de uitvoering, zodat hiervoor in 2014 incidenteel € 50.000 minder zal worden besteed. Omdat de oefenactiviteiten binnen dit budget voor 2015 nog niet definitief vaststaan, zal deze verschuiving geen financiële consequenties hebben voor het volgende boekjaar. Kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs. De geraamde uitgaven voor de implementatie van de oefenbank worden verwacht € 48.000 lager uit te vallen aangezien eigen personeel ingezet kon worden in plaats van inhuurkrachten. De kosten komen ten laste van de reserve en zodoende heeft dit verschil geen effect op het resultaat van 2014. Oefenen ROL, een voordeel van € 20.000 wordt verwacht op de vierjaarlijks oefening voor ROL-functionarissen. Dit verschil heeft geen effect op het resultaat van 2014, de onttrekking ten laste van de Reserve realistisch oefenen zal ook € 20.000 minder bedragen.
•
Opleiden en Oefenen, baten (nadeel € 49.000; 49%) In 2014 zullen er minder externen worden opgeleid dan is ingecalculeerd.
•
Overige goederen en diensten, lasten (voordeel € 162.000; 4%) Dit jaar is er geen opleidingsbehoefte bij duikers of duikploegleiders, voordeel € 35.000. Verbindingen (MBL), doordat de communicatiemiddelen dit jaar worden vervangen wordt er terughoudend omgegaan met reparatie en vervanging, voordeel € 25.000. Naar verwachting start de ontwikkeling van het kwaliteitszorgsysteem pas in het najaar, voordeel van € 25.000. Doordat de financieringsbehoefte als gevolg van het uitstellen en doorschuiven van investeringen minder is dan geraamd zijn de rentelasten € 41.000 lager. In verband met diverse projecten moet het team Beheer en Huisvesting moet regelmatig juridisch, inkoop technisch en/of bouwkundig advies moeten inwinnen, meerkosten € 20.000. De communicatiekosten van de Veiligheidsregio leveren een voordeel op van € 30.000. In 2014 is de capaciteit van het veiligheidsbureau voornamelijk ingezet op planvorming, opleiden, trainen en oefenen in het kader van risico- en crisiscommunicatie. In het licht van het recent opgestelde communicatiebeleidsplan 2015-2018 en met het oog op de beschikbare capaciteit, zal nog moeten worden bepaald welk deel van deze onderschrijding structureel is.
• •
Kapitaallasten, lasten (voordeel € 765.000; 19%) Kapitaallasten, baten (nadeel € 130.000; 15%) De hoogte van de kapitaallasten is sterk afhankelijk van het tempo van de investeringen. Zoals eerder gemeld gaat BBN op dit moment terughoudend om met nieuwe investeringen in afwachting van de uitkomsten van het MVSO-traject. Over 2014 zal naar verwachting een incidenteel positief saldo ontstaan op het budget kapitaallasten ad € 635.000. Dit bedrag is het saldo tussen lagere kapitaallasten ad € 765.000 en een lagere opbrengst uit intern doorberekende rente € 130.000.
•
Convenantgelden, lasten (voordeel € 140.000; 24%) De activiteiten die ten laste van de reserve convenantgelden komen dienen nog opnieuw geëvalueerd te worden. Op basis van een globale maar voorzichtige schatting, wordt verwacht dat de uitgaven zo'n € 140.000 lager zullen uitvallen, doordat een aantal projecten trager verloopt. De afwijking heeft geen effect op het rekeningresultaat in verband met de onttrekking aan de reserve.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
14
•
Huisvestingskosten, lasten en baten (saldo € 0) De extra lasten en baten in verband met de overdracht van een aantal kazernes zijn niet in de huidige prognose van de jaareindeverwachting verwerkt. Deze zullen wel (budgettair neutraal) worden opgenomen in een wijziging van de Programmabegroting én in de Jaarverantwoording 2014.
•
Inkomens- en vermogensoverdrachten, baten (nadeel € 297.000) Conform het AB-voorstel van 25 juni jl. is er een bedrag van € 297.000 onttrokken aan de reserve verlofuren en gerestitueerd aan de gemeenten. Deze restitutie is nog niet verwerkt in een wijziging van de Programmabegroting.
•
Subsidies (voordeel € 35.000; 28%) In 2014 wordt er aan externe veiligheid meer uren besteed. Deze uren worden gedekt door een hogere subsidie van € 25.000 voor externe veiligheid.
•
Onttrekking aan reserves (nadeel € 339.000; 22%) Als gevolg van de lagere kosten voor de implementatie van de oefenbank (zie opleiden en oefenen, lasten), zal deze onttrekking aan de reserve kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs lager € 48.000 zijn. Als gevolg van de lagere uitgaven ten behoeve convenant-projecten zal de onttrekking aan reserve convenantgelden € 140.000 lager zijn. Conform het AB-voorstel van 25 juni jl. is er een bedrag van € 297.000 onttrokken aan de reserve verlofuren en gerestitueerd aan de gemeenten. Daarnaast was een onttrekking uit de reserve convenantgelden begroot van € 449.000, ter dekking van het tekort in de Programmabegroting 2014. Met het oog op de huidige resultaatverwachting is deze onttrekking niet langer noodzakelijk.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
15
2.2
Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio
Relevante afwijkingen activiteiten Ten aanzien van de geplande activiteiten hebben er zich bij de GHOR geen noemenswaardige afwijkingen voorgedaan. Bedragen x € 1.000,-
GHOR
Lasten Personeelslasten Kapitaalslasten Huisvestingskosten Bedrijfskosten Overhead incl. bestuurskosten totaal lasten
Begroting primair 2014 A 1.130 105 245 576 410 2.466
Begroting na wijz. 2014 B 1.130 105 245 576 410 2.466
45 45
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting 1.199 77 223 676 411 2.586
E=B-D -69 28 22 -100 -1 -120
F N V V N N N
45 45
0 0
0 0
45 45
N N
-2.421
-2.421
-1.627
-2.586
165
N
1.245 1.175 0 0 2.421
1.245 1.175 0 0 2.421
830 785 87
1.245 1.177 131
1.702
2.553
0 -2 -131 0 -132
V V V V V
Totaal saldo van baten en lasten
0
0
75
-33
33
N
Dotatie aan reserves Onttrekkingen aan reserves Saldo verrekening reserves
0 0 0
0 0 0
0
35 35
0 -35 -35
V V V
Resultaat
0
0
75
2
-2
V
Saldo Programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdragen GGD Hart voor Brabant Saldo financieringsfunctie Totaal algemene middelen
D
V = voordeel N = nadeel
778 51 149 375 274 1.627
Baten Overige baten totaal baten
C
Verschil
Relevante afwijkingen middelen Uit de tabel blijkt dat er een positief resultaat wordt verwacht van € 2.000. Hieronder zullen we dit resultaat nader specificeren en de belangrijkste verschillen ten opzichte van de beleidsbegroting van 2014 toelichten. •
Personeelslasten (nadeel ad € 69.000) Het verwachte nadeel op de personeelslasten kan hoofdzakelijk worden verklaard door implementatie van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met GGD Hart voor Brabant. De personeelslasten stijgen hierdoor met € 131.000. Hiertegenover staat een identieke bijdrage in de kosten voor gemene rekening van de GGD Hart voor Brabant (zie: Bijdrage kosten gemene rekening GGD HvB). Resteert een voordeel van € 62.000 als gevolg van niet ingevulde vacatureruimte.
•
Kapitaalslasten (voordeel ad € 28.000) Er is een voordeel op de afschrijvingskosten ad € 18.000 door minder uitgevoerde investeringen en er is € 7.000 voordeel op de betaalde rente van de investeringen. Daarnaast vallen de kapitaalslasten € 3.000 lager uit doordat de vervangen communicatieapparatuur niet is geactiveerd (deze kosten zijn in de exploitatiekosten opgenomen).
•
Huisvestingskosten (voordeel ad € 22.000) Het voordeel op de huisvestingskosten ontstaat door een lagere doorberekening van de kosten van het pand aan de Gruttostraat in verband met een dalende boekwaarde en een lagere doorberekening van de exploitatiekosten.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
16
•
Bedrijfskosten (nadeel ad € 100.000) Het nadeel ad € 100.000 op de bedrijfskosten kan worden verklaard doordat er extra dienstverlening van derden wordt afgenomen ter ondersteuning bij projecten (ad € 59.000). De ontstane ondercapaciteit door het niet volledig invullen van de vacatureruimte is hiermee tijdelijk opgevangen. Daarnaast is de communicatie apparatuur vervangen (ad € 30.000). Ook zijn er opleidingen voor sleutelfunctionarissen volgens het nieuwe knoppenmodel ingekocht (ad € 35.000). Hiertegenover staat een onttrekking aan de daarvoor ingestelde bestemmingsreserve. Tegenover dit nadeel staat een voordeel ad € 25.000 door uit de exploitatie gehaalde kosten van de reeds stopgezette applicatie CrisisOnline.
•
Overige baten (nadeel ad € 45.000) Als gevolg van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met de GGD Hart voor Brabant mogen geen overige baten worden geraamd, dan wel gerealiseerd. Mede om deze reden is het beheer van de applicatie CrisisOnline door de GHOR stopgezet en worden hier geen inkomsten voor ontvangen.
•
Bijdrage kosten gemene rekening GGD HvB (voordeel ad € 131.000) Ter implementatie van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met de GGD Hart voor Brabant draagt deze partij een aandeel van 5,1 % in de exploitatiekosten van de GHOR5) Hiertegenover staat eenzelfde bedrag bij de Personeelslasten, per saldo zijn deze lasten en baten budgettair neutraal.
•
Onttrekkingen aan reserves (voordeel ad € 35.000) Ter financiering van de opleidingen voor sleutelfunctionarissen volgens het nieuwe knoppenmodel, zal naar verwachting een onttrekking ad € 35.000 plaatsvinden aan de daarvoor ingestelde bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject GHOR (zie ook de toelichting onder de bedrijfskosten).
5) Hiertegenover staat eenzelfde bijdrage van GGD Hart voor Brabant in het exploitatietotaal van de GHOR.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
17
2.3
Gemeenschappelijk Meldcentrum Bedragen x € 1.000,-
GMC
Lasten Huidig personeel Rente Opleiding en vorming Huisvesting Vervoer Verbindingen en automatisering Operationeel Beheer Overige lasten totaal lasten
Begroting primair 2014 A 1.117 160 40 541 16 1.116 5 55 60 3.110
Begroting na wijz. 2014 B 1.117 160 40 541 16 1.116 5 55 60 3.110
90 90
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting
1.881
6 122 18 41 2 56 0 -5 40 280
F V V V V V V V N V V
90 90
60 60
90 90
0 0
V V
-3.020
-3.020
-1.821
-2.740
-280
V
128 1.596 1.296 0 3.020
128 1.596 1.296 0 3.020
85 1.066 867 0 2.018
129 1.599 1.299 3.027
-1 -3 -3 0 -7
V V V V V
Totaal saldo van baten en lasten
0
0
197
287
-287
V
Dotatie aan reserves Onttrekkingen aan reserves Saldo verrekening reserves
0 0 0
0 0 0
0
0
0 0 0
V V V
Resultaat
0
0
197
287
-287
V
Saldo Programma's Algemene middelen RAV Politie Gemeentelijke bijdragen Saldo financieringsfunctie Totaal algemene middelen
D 737 22 10 331 9 720 2 50
E=B-D
V = voordeel N = nadeel
1.111 38 22 500 14 1.060 5 60 20 2.830
Baten Huisvesting totaal baten
C
Verschil
Algemene financiële ontwikkeling Uit bovenstaand overzicht kan worden afgeleid dat de verwachte kosten voor 2014 bijna € 290.000 (9 %) lager uitvallen dan begroot. Dit financiële voordeel houdt verband met het terughoudende uitgaven- en investeringenbeleid. Een belangrijk deel van dit voordeel (€ 122.000) vloeit voort uit lagere rentelasten. Ultimo 2013 zijn de "oude" langlopende leningen geheel afgelost en is een "nieuwe" lening tegen een lage rente door de politie verstrekt. Deze herfinanciering levert een financieel voordeel op van indicatief € 100.000. Daarnaast is de laatste tijd beperkt geïnvesteerd wat eveneens tot lagere rentelasten leidt van indicatief € 22.000. Naast lagere rentelasten vallen tevens de andere lasten lager uit dan geraamd (totaal € 158.000) en zijn de baten € 7.000 hoger dan geraamd. •
Personeel (voordeel € 6.000; 1%) Ten gevolge van ziekteverlof zijn extra lasten voor de inhuur van personeel ontstaan. Dit financiële nadeel is gecompenseerd door interne invulling van de vacature voor beleidsmedewerker. De verwachting is dat de personele lasten beperkt lager uitvallen dan begroot.
•
Rente (voordeel € 122.000; 76%) De lagere rentelasten vloeien voort uit de genoemde herfinanciering en het terughoudende investeringenbeleid. In dit kader wordt tevens naar paragraaf 3.1.1. Investeringen, verwezen.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
18
•
Opleidingen (voordeel € 18.000; 45%) Het terughoudend beleid ten aanzien van vervangingsinvesteringen ICT betekent ook dat het aantal benodigde opleidingen in 2014 minder was.
•
Huisvesting (voordeel € 41.000; 8%) Het voordeel bij de kostengroep huisvesting houdt voor een belangrijk deel verband met het feit dat de inventaris geheel is afgeschreven en nog nauwelijks is vervangen.
•
Vervoer (voordeel € 2.000; 13%) De kosten van vervoer zijn beperkt lager dan geraamd.
•
ICT (voordeel € 56.000; 5%) Onder invloed van met name de terughoudende investeringen blijven ook de ICT-kosten binnen de begroting. Ter illustratie wordt bijvoorbeeld vermeld dat de oude telefooncentrale is aangepast en niet is vervangen door een nieuwe centrale. Na deze aanpassing zijn de servicevoorwaarden onder gelijkblijvende omstandigheden verlengd.
•
Overige lasten (voordeel € 35.000; 30%) De beheer- en overige lasten blijven eveneens binnen de begroting.
•
Algemene middelen (voordeel € 7.000; 0%) De gemeentelijk bijdragen zijn beperkt hoger dan begroot als gevolg van de groei van het aantal inwoners.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
19
3 Financiële begroting De financiële begroting behelst een overzicht van alle baten en lasten van de VR, gevolgd door een uiteenzetting van de financiële positie van de drie pijlers (BBN, GHOR en GMC) binnen de Veiligheidsregio.
3.1
Overzicht van baten en lasten Veiligheidsregio
Veiligheidsregio Brabant-Noord: totaaloverzicht financiën Begroting Begroting primair na wijz. 2014 2014 Lasten A B BBN 36.118 36.649 GHOR 2.466 2.466 GMC 3.110 3.110 totaal lasten 41.694 42.225 Baten BBN GHOR GMC totaal baten
Bedragen x € 1.000,-
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting
Verschil
V = voordeel N = nadeel
C 18.978 1.627 1.881 22.486
D 35.675 2.586 2.830 41.091
E=B-D 974 -120 280 1.134
F V N V V
1.539 45 90 1.674
1.946 45 90 2.081
1.207 0 60 1.267
1.897 0 90 1.987
49 45 0 94
N N V N
-40.020
-40.144
-21.219
-39.105
-1.039
V
Algemene middelen BBN Saldo financieringsfunctie BBN GHOR Saldo financieringsfunctie GHOR GMC Saldo financieringsfunctie GMC Totaal algemene middelen
32.993 0 2.421 0 3.020 0 38.434
33.237 0 2.421 0 3.020 0 38.678
31.899 0 1.702 0 2.018 0 35.619
33.237 0 2.553 0 3.027 0 38.817
-0 0 -132 0 -7 0 -139
V V V V V V V
Totaal saldo van baten en lasten
-1.586
-1.466
14.401
-287
-1.179
V
73 0 0
73 0 0
0 0 0
73 0 0
0 0 0
V V V
1.659 0 0 1.586
1.539 0 0 1.466
447 0 0 447
1.200 35 0 1.162
339 -35 0 304
N V V N
0
0
14.847
875
-875
V
Saldo Programma's
Dotatie aan reserves BBN GHOR GMC Onttrekkingen aan reserves BBN GHOR GMC Saldo verrekening reserves Resultaat
Toelichting De jaareindeverwachting laat een resultaat zien van € 875.000 voordelig (2%). Het betreft voor de brandweer een voordeel van € 586.000 (2%) dat in belangrijke mate wordt veroorzaakt door het achterblijven van investeringen en de daarmee verbonden kapitaallasten. Voor het Gemeenschappelijk meldcentrum gaat het om een voordeel van € 287.000 (9%) dat wordt veroorzaakt door een terughoudend uitgaven- en investeringsbeleid in afwachting van de vorming van de landelijke meldkamer organisatie (LMO).
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
20
De algemene dekkingsmiddelen zijn opgebouwd als in onderstaande tabel. Bedragen x € 1.000,-
Algemene dekkingsmiddelen
BBN BDUR Gemeentelijke bijdragen Subtotaal GHOR BDUR Gemeentelijke bijdragen GGD Hart voor Brabant Subtotaal GMC Gemeentelijke bijdragen Bijdrage RAV Bijdrage Politie Subtotaal Totaal algemene dekkingsmiddelen
Begroting primair 2014 A
Begroting na wijz. 2014 B
5.011 27.982 32.993
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting
Verschil
V = voordeel N = nadeel
C
D
E=B-D
F
5.222 28.015 33.237
3.917 27.982 31.899
5.222 28.015 33.237
-0 -0 -0
V V V
1.245 1.175 0 2.421
1.245 1.175 0 2.421
830 785 87 1.702
1.245 1.177 131 2.553
0 -2 -131 -132
V V V V
1.296 128 1.596 3.020
1.296 128 1.596 3.020
867 85 1.066 2.018
1.299 129 1.599 3.027
-3
V
-3 -6
V V
38.434
38.678
35.619
38.817
-138
V
Toelichting De nieuwe bijdrage van de GGD Hart voor Brabant wordt verklaard door implementatie van de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met GGD Hart voor Brabant. Hiertegenover staan extra personele lasten van € 131.000.
3.1.1
Investeringen
Brandweer Brabant-Noord Bedragen x € 1.000,-
Investeringen BBN
Lasten Materieel, beheer en logistiek Beheer & huisvesting ICT totaal lasten
Begroting primair 2014 A 3.000 0 0 3.000
Begroting na wijz. 2014 B 4.420 335 0 4.755
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting C
D 501 153 36 690
2.132 514 75 2.721
Verschil
V = voordeel N = nadeel
E=B-D 2.288 -179 -75 2.034
Toelichting Materieel, beheer en logistiek In afwachting van de uitkomsten van het MVSO-traject zijn een aantal grote investeringen, waaronder 6 tankautospuiten, uitgesteld. Op basis van de uitkomsten van diverse (deel)projectgroepen over de volle breedte in de organisatie is een nieuwe visie op repressie ontwikkeld waarbij het benodigde materieel opnieuw in beeld is gebracht. De huidige investeringsbudgetten zullen de komende jaren conform de nieuwe visie worden uitgegeven.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
21
F V N N V
Beheer &Huisvesting De overschrijding op het investeringsbudget van de afdeling Beheer & Huisvesting wordt grotendeels veroorzaakt door de investeringen voor de Post Rosmalen. Het restantkrediet van 2013 had moeten worden overgeheveld naar 2014. Dat is niet gebeurd vandaar de huidige overschrijding ad € 63.000. Daarnaast is in de planfase van de nieuwbouw van de brandweerkazerne Rosmalen afgesproken dat de Regionale Brandweer de kosten voor de investeringen ad € 108.000 voor de energiebesparende maatregelen zou gaan dragen. De brandweer heeft bij deze maatregelen direct voordeel in de vorm van een lagere energierekening. Bij de eerstvolgende begrotingswijziging zullen de investeringsplannen worden als gevolg van deze overschrijdingen worden bijgesteld. ICT Om betrouwbare informatie te krijgen over de logistieke bewegingen van de operationele voertuigen en een eenduidige meting en registratie van de status is een Track- en Tracesysteem aangeschaft. Dit was nog niet eerder in de investeringsplannen opgenomen. Deze investering ad € 75.000 zal worden verwerkt in de eerstvolgende wijziging van de begroting. De kapitaallasten blijven binnen de daarvoor beschikbare budgetten.
GHOR Brabant-Noord Dit is niet van toepassing op de GHOR.
Gemeenschappelijk Meldcentrum Bedragen x € 1.000,-
Investeringen GMC
Lasten Restant voorgaande jaren ICT Inventaris totaal lasten
Begroting primair 2014 A 0 0 0 0
Begroting na wijz. 2014 B 757 506 21 1.284
Realisatie Jaareinde tm heden verwachting C
D 26 0 26
20 50 20 90
Verschil E=B-D 737 456 1 1.194
V = voordeel N = nadeel F V V V V
Toelichting Uit bovenstaand overzicht kan worden afgeleid dat het GMC een zeer terughoudend investeringenbeleid volgt. Zo wordt gedurende 2014 naar verwachting slechts 7 % van de geplande vervangingsinvesteringen geïnvesteerd. Overigens heeft een belangrijk deel (€ 370.000) van de restant investeringskrediet van voorgaande jaren betrekking op de vervanging van inventaris.
3.1.2
Verloop reserves
Brandweer Brabant-Noord Reserve verlofuren Aan de deelnemende gemeenten is een bedrag van € 297.000 gerestitueerd conform het AB-besluit van 25 juni 2014. Reserve kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs De voorgestelde onttrekking ten behoeve van het aanleggen van de oefendatabank ter hoogte van € 60.000 zal, aangezien eigen personeel ingezet kon worden in plaats van inhuurkrachten, € 48.500 lager zijn dan geraamd (zie toelichting paragraaf 2.1). Reserve convenantgelden De reserve bedroeg per januari 2014 € 2.237.000. Voorzien waren een onttrekking van € 449.000 ter dekking van het tekort op de Programmabegroting 2014, alsmede een onttrekking van pakweg € 590.000 voor de uitvoering van projecten (totaal: € 1.040.000). Op grond van de thans voorliggende resultaatverwachting is de voorgenomen onttrekking om de Programmabegroting 2014 sluitend te maken, niet nodig. Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
22
De projectuitvoering (vooral vanwege de belasting dit jaar vanuit het MVSO-traject en de ontwikkeling van de visie op vernieuwde repressie) stagneert op onderdelen, waardoor dit jaar, naar het zich thans laat aanzien, ongeveer €140.000 minder zal worden uitgegeven dan oorspronkelijk voorzien. Toch lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de reserve vanaf eind 2014 weer extra en fors zal worden aangesproken:: • Per oktober is de nieuwe structuur operationeel. De organisatie zal per januari a.s. qua bemensing zodanig gesetteld zijn, dat de “achterstallige” projecten weer op volle kracht ter hand worden genomen. • Daarnaast voorzien wij de –tijdelijke- inzet van extra mensen en middelen om de bedrijfsvoering weer af te stemmen op de nieuwe inrichting en werkwijze van de organisatie (aanpassing regelingen, ontwikkeling en beschrijving van nieuwe bedrijfsprocessen, ontwikkeling nieuwe kaders, systeemaanpassingen bijv. t.b.v. de personeel- en salarisadministratie, AG5 t.b.v. de inzet van vrijwilligers, de financiële administratie, etc.). • Als het AB in 2015 besluit tot afkoop van de brandkranen (zie hieronder) dan zal de reserve Convenantgelden als aanvullende financieringsbron moeten dienen omdat er op dit moment een tekort van €1,4 miljoen wordt voorzien. Overigens betreft het hier nadrukkelijk separate besluitvorming door het bestuur. De inzet van de Reserve Convenantgelden zal vanaf eind 2014 tot en met 2017 planmatig worden opgepakt. Een meerjarig inzetplan zal worden opgesteld, waarbij de afronding van projecten rondom de (verdere) professionalisering van de Veiligheidsregio in de loop van 2017 is voorzien. Reserve locatie onafhankelijke bluswatervoorzieningen De hoogte van deze reserve bedraagt ruim € 2,4 mln. De reserve is bedoeld om tot afkoop van de brandkranen te komen als het AB daartoe besluit. BrabantWater heeft een afkoopbedrag van €178 (excl. btw) per brandkraan voorgesteld. De totale afkoop van alle brandkranen kost dan maximaal € 3.957.600. Daartegenover staat dat de VR dan geen jaarlijkse huurkosten meer hoeft te betalen van rond de € 600.000. Wel zal de brandweer moeten investeren in bijvoorbeeld de aanschaf en bezetting van 6 waterwagens en in extra opleiding en training van manschapen. Het concept van de zogenoemde locatie onafhankelijke bluswatervoorziening past goed binnen het concept van de vernieuwde repressie zoals dat thans wordt ontwikkeld. Op dit moment wordt een businesscase gemaakt om te kunnen beoordelen hoe het aantal beschikbare brandkranen (18.375) kan worden afgebouwd in de tijd, welke brandkranen er behouden moeten blijven én of afkoop in financiële zin (meerjarig) minimaal kostenneutraal uitpakt. Dit onderzoek is eind 2014 gereed zodat het AB in april 2015 tot besluitvorming kan komen. GHOR Brabant-Noord De GHOR beschikt over een algemene reserve ad € 178.000 om onvoorziene risico’s op te vangen. Deze reserve is gevormd uit het resultaat 2010 en bedraagt 7% ten opzichte het exploitatietotaal van 2013. In 2014 hebben er geen onttrekkingen plaatsgevonden. Het resultaat 2013 ad € 82.000 is aangewend als bestemmingsreserve voor financiering van het vakbekwaamheidstraject sleutelfunctionarissen GHOR. Naar verwachting zal er in 2014 € 35.000 aan worden onttrokken. Gemeenschappelijk Meldcentrum In overeenstemming met de begroting hebben er geen mutaties plaatsgevonden in het saldo.
3.1.3
Verloop voorzieningen
Brandweer Brabant-Noord Op dit moment zijn er geen relevante afwijkingen te melden.
GHOR Brabant-Noord Dit is niet van toepassing op de GHOR.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
23
Gemeenschappelijk Meldcentrum Binnen het GMC is een voorziening voor groot onderhoud van het gebouw. Jaarlijks wordt een vast bedrag van ruim € 30.000 aan deze voorziening toegevoegd. De onttrekkingen hebben betrekking op grotere onderhoudsuitgaven. Ten tijde van het opstellen van deze bestuursrapportage wordt een onderzoek verricht naar het klimaat in het pand. Naar verwachting dient de ventilatiecapaciteit te worden verhoogd. In dit kader is de omvang van de onttrekkingen over 2014 nog moeilijk in te schatten.
3.1.4
Financiering
Brandweer Brabant-Noord Kasgeldlimiet De kasgeldlimiet stelt grenzen aan de mate waarin kortlopende financiering kan worden toegepast. Voor gemeenschappelijke regelingen zoals Brandweer Brabant Noord is deze grens vastgesteld op 8.2% va het begrotingstotaal. Uit interne monitoring blijkt dat Brandweer Brabant Noord aan die norm voldoet. GHOR Brabant-Noord De GHOR heeft geen aparte liquiditeitspositie. De kas- en bankmutaties lopen volledig via de rekeningen van de GGD Hart voor Brabant. Gemeenschappelijk Meldcentrum Eind 2013 zijn, conform bestuursbesluit, de "oude" langlopende leningen geheel afgelost en is een "nieuwe" lening tegen een lage rente door de politie verstrekt. Deze herfinanciering levert een financieel voordeel op van indicatief € 100.000.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
24
4 Paragrafen In het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is voorgeschreven de beleidslijnen met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten vast te leggen. In dit hoofdstuk worden deze beleidslijnen beschreven.
4.1
Risico’s
Algemeen Landelijk meldkamerorganisatie •
•
•
Nederland kent op dit moment 25 meldkamers waarvan 22 regionale meldkamers werkzaam zijn ten behoeve van politie, brandweer en de ambulancevoorzieningen. De schaalvergroting wordt geëffectueerd middels een transitieakkoord waarin de samenvoeging tot één landelijke meldkamerorganisatie (met maximaal 10 locaties) die onder leiding komt te staan van het ministerie van Veiligheid & Justitie. Welke financiële risico’s dat met zich meebrengt voor de deelnemende gemeenten binnen onze Veiligheidsregio met betrekking tot het Gemeenschappelijke Meldcentrum en de meldkamer van de Brandweer is nog niet bekend. Het transitieakkoord geeft een aantal financiële kaders weer. Echter deze zijn nog onvoldoende duidelijk. Een korte opsomming: Financiële taakstelling In het transitieakkoord is opgenomen dat er initieel een startbudget zal zijn van € 200 miljoen per jaar in 2013. Vanaf 2015 zal een taakstelling gaan lopen voor het gehele meldkamerdomein oplopend tot structureel € 50 miljoen in 2022. In het akkoord is opgenomen dat de invulling van de taakstelling door de veiligheidsregio’s onderdeel zal vormen van de wijze van overdracht van middelen waardoor van de initiële taakstelling in 2015 (€ 10 miljoen) voor een deel ten laste zal komen van de veiligheidsregio’s. Hier zijn overigens de kosten van C2000 niet in meegenomen. De transitiekosten worden geschat op circa € 90 miljoen bestaande uit personele, materiële en projectkosten. De verdeling van de transitiekosten worden deels aan de veiligheidsregio’s toegerekend. Hiervan worden de projectkosten (€ 12,5 miljoen) voor 50% gedragen door het ministerie van V&J en de andere 50% worden verdeeld onder de verschillende organisaties. Het aandeel in de projectkosten van de veiligheidsregio’s wordt gedragen door het ministerie van V&J. Thans bestaat echter landelijk nog verschil van interpretatie over dit artikel (wat wordt precies bedoeld met het aandeel veiligheidsregio's?). Dit verschil kan nog leiden tot verrekeningseffecten. Wat dit precies impliceert voor de verdeling van de kosten en de taakstelling voor Veiligheidsregio BN wordt pas duidelijk wanneer het overdrachtsdossier opgesteld wordt. Personele kosten Volgens het akkoord dient er terughoudend opgetreden te worden tijdens de transitieperiode voor het invullen van vacatures voor beheer en ondersteunend personeel evenals voor meldkamerpersoneel. Boventalligheid dient in principe niet te leiden tot achterblijvende frictiekosten voor veiligheidsregio’s door sturing op herplaatsing van personeel waarmee er geen financiële compensatie van dergelijke kosten zal plaatsvinden. Enkel in dat geval dat de daar speciaal voor ingerichte due diligence commissie van mening is dat achterblijvende kosten onvermijdbaar, onverwijtbaar, proportioneel zijn en dat er een causaal verband is met de beoogde transitie kunnen frictiekosten verrekend worden. Verder wordt er in het transitieakkoord over gesproken dat het huidige meldkamerpersoneel in dienst blijft van de huidige werkgever tot de overdracht van de meldkamerlocaties aan de LMO een feit is. De besturen van veiligheidsregio’s kunnen ervoor kiezen om het meldkamerpersoneel voor de monodisciplinaire taakuitvoering van
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
25
de brandweer in dienst te houden van de veiligheidsregio en deze dan te detacheren aan de LMO of de werkzaamheden zelf uit te voeren middels DVO-afspraken. Er kan ook gekozen worden om het betreffende personeel over te dragen aan de LMO. Qua financiële risico’s en consequenties van deze beleidskeuze zal o.a. het toekomstige overdrachtsdocument verder uitkomst moeten bieden. • Materiële kosten De due diligence commissie beoordeelt of de meldkamer financieel op niveau is en geeft advies over de financiële implicaties van eventueel aantoonbaar achterstallig onderhoud of investeringen. De commissie kijkt voor deze toets naar de bezetting op de meldkamer; het opschalingspotentieel; de ICT-systemen en de structurele financiering in combinatie met vastgestelde meerjarige planvorming voor de meldkamer. Verder worden zoveel mogelijk achterblijvende kosten vermeden door hergebruik van achterblijvende locaties. Binnen elke regio worden de achterblijvende materiële kosten verdeeld onder de betrokken partijen binnen de meldkamer volgens de verdeelsleutel benoemd in het akkoord. Hoe groot de achterblijvende kosten zullen zijn is vooralsnog onduidelijk en wordt pas bekend bij het opstellen van het overdrachtsdocument. Het ministerie van V&J zal overigens ook deze kosten dragen voor veiligheidsregio’s waarbij dezelfde discussie terugkomt; wat valt er onder het veiligheidsregio aandeel? Het beleid is erop gericht om de risico's zo goed als mogelijk te beheersen. Tegelijk moet hierbij worden gerealiseerd dat diverse aspecten respectievelijk risico's door landelijke ontwikkelingen worden beïnvloed.
Brandweer Brabant-Noord Wet Houdbaarheid overheidsfinanciën (Wet Hof) De Wet Hof is op 11 december 2013 vastgesteld. Hierin is bepaald dat het rijk en decentrale overheden samen tekenen om het begrotingstekort (het EMU-tekort) volgens Europese afspraken terug te dringen. Daarmee wordt de investeringsruimte beknot. De tekortnorm zal in ieder geval tot 2015 op het huidige peil van 0,5 procent blijven en vanaf 2016 trapsgewijs worden teruggeschroefd naar 0,2 procent in 2017. In deze kabinetsperiode worden er geen boetes opgelegd als de tekortnorm wordt overschreden. Duidelijk is dat gemeenschappelijke regelingen ook gehouden zijn uitvoering te geven aan de wet Hof, wat de gevolgen en risico’s zijn is nog niet duidelijk. Ook niet hoe gemeenten richting gemeenschappelijke regelingen hiermee om willen gaan. Wel is het een feit dat door het uitstellen van investeringen, de brandweer in de komende jaren haar investeringsachterstand wil inlopen en daarbij wellicht met de grenzen van de wet Hof zal worden geconfronteerd.
Werkkostenregeling (WKR) Aanvankelijk zou de werkkostenregeling met ingang van 1 januari 2014 van kracht worden. De werkkostenregeling bepaalt dat een werkgever maximaal 1,2% van het totale fiscale loon aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemer mag geven. Bij het overschrijden hiervan wordt het meerdere belast met een eindheffing van 80% loonbelasting. Tevens zal bij de vrijwilligers het maximum snel bereikt worden, gezien het grote aantal vrijwilligers waar naar verhouding een kleine loonsom tegenover staat. Becijferd is dat het landelijk om een verhoging van € 6 miljoen aan vrijwilligerskosten zou gaan, voor de Brandweer Brabant-Noord zal dit naar schatting € 375.000 bedragen. In verband met de op te lossen knelpunten is de invoeringsdatum met één jaar vooruitgeschoven. Er zal beleid geformuleerd worden hoe om te gaan met de Werkkostenregeling. Deze beleidsformulering die in 2013 aangevangen is, zal in 2014 afgerond worden. Detachering medewerkers Er zijn vanuit de Brandweer 2 medewerkers voor 50% gedetacheerd bij het GMC waarvan de detacheringscontracten eenzijdig beëindigd kunnen worden. Deze eenzijdige opzegging zou tot meerkosten voor de veiligheidsregio kunnen leiden. Meldkamer BBN De samenvoeging van de meldkamers van Brabant-Noord met die van Zuid-Oost zou moeten leiden tot een besparing van 5 fte met ingang van 2016. Omdat dit proces landelijk wordt gecoördineerd is op dit moment niet duidelijk, wanneer en of een besparing van 5 fte mogelijk is. Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
26
GHOR Brabant-Noord Er bestaat een risico in personele- en materiële zin om eventuele verdere bezuinigingen op zowel de gemeentelijke bijdrage als de BDUR op te vangen. Daarnaast kan de eventuele overheveling van budgeten van de GHOR naar zorgaanbieders als gevolg van de Wet veiligheidsregio’s als risico worden bestempeld.
Gemeenschappelijk Meldcentrum GMC-pand Het GMC-pand is in 2009 getaxeerd. Uit het taxatierapport kan worden afgeleid dat de taxatiewaarde van het GMC-pand substantieel lager is dan de boekwaarde. Dit verschil is voor 2015 lastig te bepalen aangezien het taxatierapport uit 2009 dateert. Het nadelige verschil tussen boekwaarde en taxatiewaarde wordt veroorzaakt door de huidige lage marktwaarde van kantoorpanden, het ontwerp en de specifieke voorzieningen die in het GMC-pand zijn aangebracht. De begroting respectievelijk jaarrekening zijn opgesteld op basis van het continuïteitsprincipe, waarbij het latente boekverlies van dit pand niet tot uitdrukking is gebracht.
Fiscaal risico De onderlinge prestaties tussen de politie (met betrekking tot het GMC) en de Veiligheidsregio zijn vanaf 1 januari 2014 fiscaal belaste prestaties geworden. Tenzij de Politie, met de belastingdienst in 2014 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 tot overeenstemming kan komen over een vorm waarbij de onderlinge prestaties en kostendoorberekeningen tussen de politie (GMC) en de Veiligheidsregio op het gebied van de GMC taken structureel buiten de btwheffing kunnen blijven. De belastingdienst heeft op 12 maart 2014 aangegeven niet in te stemmen met de vorm “kosten voor gemene rekening”. De directie Financiën van de Nationale Politie is hierover in overleg met de Belastingdienst, waarbij de diverse mogelijkheden om buiten de heffing te blijven onderwerp van gesprek zijn.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
27
4.2
Bedrijfsvoering
4.2.1
Mobiliteit
Brandweer Brabant-Noord De ontwikkeling van het mobiliteitsbeleid zal in 2015 vorm gaan krijgen. GHOR Brabant-Noord Bij de GHOR hebben geen mutaties plaatsgevonden in het personele bestand. Gemeenschappelijk Meldcentrum De vacature voor beleidsmedewerker wordt in waarneming intern ingevuld. De vacature voor een functioneel beheerder (0,5 fte) die hierdoor is ontstaan wordt intern opgevangen.
4.2.2
Ziekteverzuim
Brandweer Brabant-Noord Het verzuimpercentage bedraagt 3,29%, de meldingsfrequentie 0,49 en de gemiddelde verzuimduur 9,71 dagen. Volgens het CBS is het totale ziekteverzuim 2013 van het openbaar bestuur en overheidsdiensten net onder de 5%. Landelijk gezien is voor alle werkgevers het verzuimpercentage 3,9%.
GHOR Brabant-Noord In de eerste helft van 2014 is er nauwelijks sprake geweest van ziekteverzuim. Het verzuimpercentage bedraagt 1,41%, de meldingsfrequentie 1,53 en de gemiddelde verzuimduur 3,38 dagen. Gemeenschappelijk Meldcentrum Door langdurig ziekteverlof van één medewerker is het ziekteverzuim gestegen van het jaargemiddelde 1,7% in 2013 naar een gemiddelde van 5,1% in 2014 tot en met de maand juli.
4.2.3
Formatie
Algemeen Beroepsformatie per product / programma
BBN GHOR GMC Totaal
FTE's Begroot 2014 234,25 13,10 14,50 261,85
FTE's Begroot na wijziging 234,25 13,10 14,50 261,85
FTE's Bezetting 2014 228,03 12,33 14,00 254,36
FTE's Vacatureruimte 6,22 0,77 0,50 7,49
Brandweer Brabant-Noord In verband met de reorganisatie en de te realiseren taakstellingen per 2015 en 2016 zal een eventuele invulling van de openstaande vacatures pas na 1 oktober starten. Brandweervrijwilligers
Totaal
Aantal Begroot 2014 960
Aantal Begroot na wijziging 960
Aantal Bezetting 2014 946
Het aantal vrijwilligers neemt conform de afspraken gestaag af. Naar verwachting zal per 1 januari 2015 het aantal vrijwilligers gedaald zijn naar 940.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
28
Aantal Vacatureruimte 14
GHOR Brabant-Noord Het werkelijke aantal fte’s is 0,77 fte lager dan begroot door het niet volledig invullen van de beschikbare vacature ruimte. Gemeenschappelijk Meldcentrum De formatie van het GMC komt overeen met de formatie van 2013. Er zijn derhalve geen wijzigingen aangebracht.
4.2.4
Rechtmatigheid
Brandweer Brabant-Noord De accountant heeft bij de jaarrekeningcontrole 2011, 2012 en 2013 vastgesteld dat deze jaren rechtmatig zijn verlopen. Hiermee kan gesteld worden dat de naleving van interne en externe regelgeving met betrekking tot financiële beheershandelingen voor de gecontroleerde onderdelen aantoonbaar onder controle is. Het inkoopbeleid is hierbij tot nu toe echter buiten beschouwing gebleven. De processen zijn beschreven en het inkoopbeleid is vastgesteld, maar door de werkdruk kon er tot dusver onvoldoende aandacht worden besteed aan een correcte toepassing van de procedures en de correcte vastlegging van aanbestedingen. In 2013 zijn intensieve inspanningen verricht om het beleid onder de aandacht te brengen en inkopers te instrueren in het gebruik van het digitale archief. De wens is om het inkoopbeleid in 2014 daadwerkelijk te laten onderwerpen aan de controle. Echter de accountant wees ons erop dat, als gevolg van de organisatorische veranderingen die voortvloeien uit het MVSO-traject, het risico bestaat dat de correcte toepassing van de procedures in het geding kan komen. Vooruitlopend op de interne controle wordt een inschatting gemaakt van het risico om te bepalen of het wenselijk is dat het inkoopbeleid voor 2014 al dan niet wordt uitgesloten van de rechtmatigheidscontrole.
GHOR Brabant-Noord De GHOR Brabant-Noord volgt, conform de GGD Hart voor Brabant, voor de rechtmatigheidsaspecten de Kadernota 2012 van de Commissie BBV. Door de Financiële verordening, de controlebepalingen en de hieruit voortvloeiende nota’s voldoet de GHOR BrabantNoord/ GGD Hart voor Brabant aan de wetten en regels rondom het financieel beheer. Actualisering van deze stukken staat gepland voor het najaar van 2014.
Gemeenschappelijk Meldcentrum Er zijn geen bijzonderheden te vermelden.
Veiligheidsregio bestuursrapportage 2014
29
Voorstel CONCEPT
AGP 13
Aan : Algemeen Bestuur
Datum : 12 november 2014
Bijlagen : 2
e
2 Begrotingswijzing Programmabegroting 2014 Steller : Michiel Glaudemans
Onderwerp : Veiligheidsregio Brabant-Noord
Algemene toelichting In hoofdstuk 2 van de Bestuursrapportage staan de relevante financiële afwijkingen per kolom toegelicht. Om in 2014 aan het rechtmatigheidscriterium te kunnen voldoen worden substantiële financiële afwijkingen in een budgettair neutrale begrotingswijziging verwerkt. Per onderdeel zullen de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de huidige begroting worden toegelicht.
BBN Exploitatiebudgetten Salarissen en Sociale lasten • € 101.000 extra baten Wij ontvangen in 2014 een extra opbrengst voor de levensloopregeling van € 71.000 en een vergoeding in verband met de detachering van een medewerker van € 33.000. • € 70.000 extra lasten Tegenover de extra baten (zie vorige punt) staat een extra last van € 70.000. Overige personeelskosten, € 200.000 minder lasten De plannen voor het preventief periodiek medisch onderzoek (PPMO) zijn inmiddels uitgewerkt. De structurele lasten zijn meerjarig op de juiste kostenposten in de Programmabegroting 2015 verwerkt. Materieel & Materiaal, € 44.000 minder lasten Materieel levert een besparing op van € 44.000 doordat er minder storingen plaatsvonden in het eerste half jaar dan verwacht. Opleiden en oefenen, € 99.000 minder lasten / € 50.000 minder baten Op Opleiden en oefenen worden zowel € 50.000 minder lasten als € 50.000 minder baten verwacht. Oefenen chauffeur/voertuigbediener, de geplande oefenactiviteiten voor chauffeurs ondervinden vertraging in de uitvoering, zodat hiervoor in 2014 incidenteel € 50.000 minder zal worden besteed. Omdat de oefenactiviteiten binnen dit budget voor 2015 nog niet definitief vaststaan, zal deze verschuiving geen financiële consequenties hebben voor het volgende boekjaar. In 2014 zullen er minder externen worden opgeleid dan is ingecalculeerd, € 50.000 minder baten. Daarnaast resulteert de implementatie van de oefenbank in € 49.000 minder lasten doordat de inzet van eigen personeel inhuur overbodig maakt; dienovereenkomstig wordt ook de onttrekking aan de reserve Kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs verlaagd, zodat dit een neutrale wijziging betreft. Overige goederen en diensten, € 95.000 minder lasten Op de volgende posten binnen overige goederen en diensten worden lagere uitgaven verwacht: • Dit jaar is er geen opleidingsbehoefte bij duikers of duikploegleiders, € 35.000 minder lasten • Rente- en bankkosten € 30.000 minder lasten
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 1 van 14
•
Communicatiekosten VR BN € 30.000 minder lasten
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 2 van 14
Kapitaallasten • € 765.000 minder lasten / € 130.000 minder baten De hoogte van de kapitaallasten is sterk afhankelijk van het tempo van de investeringen. Zoals eerder gemeld gaat BBN op dit moment terughoudend om met nieuwe investeringen in afwachting van de uitkomsten van het MVSO-traject. Over 2014 zal naar verwachting een incidenteel positief saldo ontstaan op het budget kapitaallasten ad € 635.000. Dit bedrag is het saldo tussen lagere kapitaallasten ad € 765.000 en een lagere opbrengst uit intern doorberekende rente € 130.000. • Neutrale wijziging overgedragen kazernes Door de overdracht van kazernes in eigendom zullen onder kapitaallasten € 597.000 extra lasten ontstaan. Deze kosten worden gedekt door de Gemeentelijke bijdragen-kazernes, zodat deze aanpassing budget-neutraal is. Huisvestingkosten, € 130.000 extra lasten Door de toevoeging van de eigenaarslasten van overgedragen kazernes ontstaan € 130.000 extra lasten. Deze kosten worden gedekt door de Gemeentelijke bijdragen-kazernes, zodat deze aanpassing budget-neutraal is. Inkomens- en vermogensoverdrachten, € 297.000 extra lasten Inkomens- en vermogensoverdrachten Conform het AB-voorstel van 25 juni jl. is er een bedrag van € 297.000 onttrokken aan de reserve verlofuren en gerestitueerd aan de gemeenten. Subsidies, € 35.000 extra baten In 2014 wordt een € 25.000 hogere subsidie ontvangen voor externe veiligheid. Daarnaast werd een subsidie ontvangen voor opleidingen crisiscommunicatie (GROOTER) van het Ministerie van V&J. Reserves, € 635.000 extra dotatie / € 297.000 minder onttrekking • Dotatie reserve egalisatie kapitaallasten € 635.000 extra dotatie In het voorstel bij de bestuursrapportage wordt de vorming van een reserve egalisatie kapitaallasten voorgesteld. Behoudens de instemming met dit voorstel, zal in 2014 het incidentele overschot op de kapitaallasten van naar verwachting € 635.000 in deze reserve gestort worden. • Onttrekking reserve kwaliteitsverbetering brandweeronderwijs, verlaagd met € 49.000 • Onttrekking reserve verlofuren, verhoogd met € 340.000. Conform het AB-voorstel van 25 juni jl. is er een bedrag van € 297.000 onttrokken aan de reserve verlofuren en gerestitueerd aan de gemeenten. Deze restitutie was nog niet verwerkt in een wijziging van de Programmabegroting, het restant betreft een daadwerkelijke onttrekking in 2014. • Onttrekking reserve convenantgelden, verlaagd met € 449.000 De met ingang van 2014 opgelegde taakstelling was ten tijde van het opstellen van de begroting nog niet volledig geëffectueerd. Inmiddels blijkt dit incidenteel tekort in 2014 te zijn weggewerkt. Hierdoor vervalt de geraamde onttrekking van het tekort ad € 449.000. De voorgestelde begrotingswijziging voor het onderdeel Brandweer is opgenomen in bijlage 1.
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 3 van 14
BBN Investeringskredieten Beheer &Huisvesting De overschrijding op het investeringsbudget van de afdeling Beheer & Huisvesting wordt grotendeels veroorzaakt door de investeringen voor de Post Rosmalen. Het restantkrediet van 2013 had moeten worden overgeheveld naar 2014. Dat is niet gebeurd vandaar de huidige overschrijding ad € 63.000. Daarnaast is in de planfase van de nieuwbouw van de brandweerkazerne Rosmalen afgesproken dat de Regionale Brandweer de kosten voor de investeringen ad € 108.000 voor de energiebesparende maatregelen zou gaan dragen. De brandweer heeft bij deze maatregelen direct voordeel in de vorm van een lagere energierekening.
ICT Om betrouwbare informatie te krijgen over de logistieke bewegingen van de operationele voertuigen en een eenduidige meting en registratie van de status is een Track- en Tracesysteem aangeschaft. De hiermee gemoeide kapitaallasten vallen binnen de daarvoor beschikbare budgetten. De voorgestelde wijziging in de investeringskredieten van het onderdeel Brandweer is opgenomen in bijlage 2.
GHOR Exploitatiebudgetten GHOR Brabant-Noord stelt gelijktijdig met het indienen van de Bestuursrapportage 2014 een begrotingswijziging 2014 voor om de begroting af te stemmen op de overeenkomst kosten voor gemene rekening die is aangegaan met de GGD Hart voor Brabant om belastingheffing inzake de dienstverlening van het onderdeel GHOR te voorkomen. Op 31 oktober 2013 heeft de Belastingdienst schriftelijk toegezegd geen belasting te heffen over de doorbetaling van de GHOR-vergoeding van de Veiligheidsregio aan de GGD, mits er een overeenkomst kosten voor gemene rekening met de GGD wordt aangegaan. In haar vergadering van 4 december 2013 heeft het Dagelijks Bestuur hiertoe besloten en op 9 april 2014 heeft het Algemeen Bestuur hier kennis van genomen. Deze begrotingswijziging betreft daarmee een technisch uitvloeisel van dit eerdere besluit. Voorgesteld wordt om het budget ad € 131.000 dat gemoeid is met kosten voor gemene rekening op te nemen binnen de personeelslasten. Als dekkingsmiddel komt financiering van deze specifieke personeelslasten separaat terug op de post “Bijdrage kosten gemene rekening GGD HvB”. De BDUR en gemeentelijke bijdrage vormen gezamenlijk de “Bijdrage kosten gemene rekening VR”. Daarnaast mogen als gevolg van deze overeenkomst geen (overige) baten van externe partijen worden geraamd dan wel gerealiseerd. De rol en financiering (ad € 45.000) die de GHOR tot op heden vervulde op het gebied van de wet BOPZ verdwijnt daarmee. Dit resulteert in een korting op de personeelslasten ad € 7.000 en een korting op de bedrijfskosten ad € 25.000. De resterende kosten ad € 13.000 zullen in 2014 vooralsnog worden gedragen. Tot slot wordt voorgesteld om de huisvestingskosten € 15.000 te verlagen op basis van de huidige exploitatiekosten voor 2014 en is de onttrekking aan de bestemmingsreserve vakbekwaamheidstraject (ad € 35.000) opgenomen binnen de bedrijfskosten. De voorgestelde begrotingswijziging voor het onderdeel GHOR is opgenomen in bijlage 1.
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 4 van 14
Advies contactambtenaren en financiële commissie De contactambtenaren en de Financiële commissie adviseren positief over het onderhavig voorstel.
Procesgang Processtap
Datum
Regiegroep Veiligheidsdirectie contactambtenaren Financiële commissie Goedkeuring Dagelijks Bestuur Vaststelling Algemeen Bestuur
18 september 2014 29 september 2014 13 oktober 2014 15 oktober 2014 29 oktober 2014 12 november 2014
Voorstel Het Dagelijks Bestuur wordt voorgesteld als volgt te besluiten: 1. Instemmen met de 2e budgettair-neutrale begrotingswijziging 2014 VR BN voor de onderdelen Brandweer en GHOR en deze ter vaststelling voorleggen aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio; 2. Instemmen met de aangepaste investeringsplannen van het onderdeel Brandweer voor 2014.
Akkoord
Ja
Nee
secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(n) 1. Overzicht 2e Begrotingswijziging 2014 VR BN 2. Overzicht gewijzigde investeringskredieten 2014 VR BN
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 5 van 14
AGP 13 ABVRBN 2014112 Bijlage 1 Overzicht 2e Begrotingswijziging 2014 VR BN BBN Incidentbestrijding
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal lasten
13.626
Baten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal baten
4.425 3.480
-3.852 3.614 190 1.086 1.752 -2.488 80
9.774 3.614 190 1.086 1.752 1.937 3.560
38 0 0 -44 -98 -35 -575
9.812 3.614 190 1.042 1.654 1.902 2.985
21.531
382
21.913
-715
21.198
151
215
366
68
434
50 100 86 779
50 100 360 779
0 -50 0 -118
50 50 360 661
1.230 848
1.655 -20.258
-100 615
1.555 -19.643
274
saldo
425 -21.106
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 6 van 14
BBN Risicobeheersing
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Salarissen en sociale lasten Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal lasten Baten Salarissen en sociale lasten Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal baten saldo
2.870 117
-375 -67
2.495 50
0 0
2.495 50
2.987
-442
2.545
0
2.545
67
-67
0
0
0
117 184 -2.803
8 -59 383
125 125 -2.420
25 25 25
150 150 -2.395
BBN Crisisbeheersing & rampenbestrijding Bedragen x € 1.000,Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Salarissen en sociale lasten 552 114 666 0 666 Opleiden en oefenen 188 188 0 188 Overige goederen en diensten 337 -130 207 -31 176 Subsidies totaal lasten 889 172 1.061 -31 1.030 Baten Salarissen en sociale lasten Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Subsidies totaal baten saldo
0 -889
0 -172
0 -1.061
11 11 42
11 11 -1.019
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 7 van 14
BBN Bedrijfsvoering
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Overige goederen en diensten Kapitaallasten BDUR doorbetaling Convenantgelden Huisvestingkosten Subsidies Inkomens- en vermogensoverdrachten totaal lasten Baten Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Overige goederen en diensten Kapitaallasten BDUR doorbetaling Convenantgelden Huisvestingkosten Subsidies totaal baten
2.399 5.484 738 2.090
10.711
69 861
saldo
930 -9.781
489 1.321 -3.776 -215 212 590 1.798
419
2.888 1.321 1.708 523 2.302 590 1.798
33 -200 -30 408 0 0 129
2.921 1.121 1.678 931 2.302 590 1.927
11.130
297 638
297 11.768
33
33
-54 -779
15 82
0 -12
15 70
69
69
0
69
-764 -1.183
166 -10.964
21 -617
187 -11.581
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 8 van 14
Totaal Programma Brandweer
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Incidentbestrijding 21.531 Risicobeheersing 2.987 Crisis- en ramoenbestrijding 889 Bedrijfsvoering 10.711 Frictie- en implementatiekosten / taakstelling totaal lasten 36.118 Baten Incidentbestrijding Risicobeheersing Crisis- en ramoenbestrijding Bedrijfsvoering totaal baten Saldo programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdrage Gemeentelijke bijdrage-kazernes totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
382 -442 172 419
21.913 2.545 1.061 11.130
-715 0 -31 638
21.198 2.545 1.030 11.768
531
36.649
-109
36.540
425 184 0 930 1.539
1.230 -59 0 -764 407
1.655 125 0 166 1.946
-100 25 11 21 -44
1.555 150 11 187 1.902
-34.579
-124
-34.703
65
-34.638
5.011 27.982
211 33
5.222 28.015
32.993
244
33.237
0 0 727 727
5.222 28.015 727 33.964
-1.586
120
-1.466
792
-674
73 1.659 1.586
0 -120 -120
73 1.539 1.466
635 -157 -792
708 1.382 674
0
0
0
0
0
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 9 van 14
GHOR BN
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Personeelslasten Kapitaallasten Huisvestingskosten Bedrijfskosten Overhead incl. bestuurskosten totaal lasten Baten Overige baten totaal baten Saldo programma's Algemene middelen BDUR Gemeentelijke bijdrage Bijdrage kosten gemene rekening VR (94,9%) Bijdrage kosten gemene rekening GGD HvB (5,1%) totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
1.130 105 245 576 411 2.466
0
1.130 105 245 576 411 2.466
124 0 -15 10 0 120
1.254 105 230 586 411 2.586
45 45
0
45 45
-45 -45
0 0
-2.421
0
-2.421
-165
-2.586
1.245 1.175
0 0 2.420 131 2.551
1.245 1.175
2.421
0
2.421
-1.245 -1.175 2.420 131 130
0
0
0
-35
-35
35 35 0
0
0
0
35 35
0
0
0
0
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 10 van 14
GMC BN
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Huidig personeel Rente Opleiding en vorming Huisvesting Vervoer Verbindingen en automatisering Operationeel Beheer Overige lasten totaal lasten
1.117 160 40 541 16 1.116 5 55 60 3.110
0
1.117 160 40 541 16 1.116 5 55 60 3.110
0
1.117 160 40 541 16 1.116 5 55 60 3.110
90 90
0
90 90
0
90 90
-3.020
0
-3.020
0
-3.020
128 1.596 1.296 3.020
0
128 1.596 1.296 3.020
0
128 1.596 1.296 3.020
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Baten Huisvesting totaal baten Saldo programma's Algemene middelen RAV Politie Gemeentelijke bijdrage totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Onttrekkingen aan reserves saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 11 van 14
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bedragen x € 1.000,-
Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting primair 1e wijz na 1e wijz 2e wijz na 2e wijz 2014 2014 2014 2014 2014 Lasten Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal lasten
36.118 2.466 3.110 41.694
Baten Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal baten
1.539 45 90 1.674
Saldo programma's Algemene middelen Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC totaal algemene middelen Resultaat voor bestemming Dotaties aan reserves Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC subtotaal dotaties
531
36.649 2.466 3.110 42.225
-109 120
-44 -45
407
1.946 45 90 2.081
-89
1.902 0 90 1.992
-40.020
-124
-40.144
-100
-40.244
32.993 2.421 3.020 38.434 -1.586
244
33.237 2.421 3.020 38.678 -1.466
727 130 0 857 757
33.964 2.551 3.020 39.535 -709
73
635
708
531
407
244 120
73
11
36.540 2.586 3.110 42.236
73
0
73
635
708
Onttrekkingen aan reserves Brandweer Brabant-Noord GHOR GMC subtotaal onttrekkingen
1.659
-120
1.539
-157 35
1.382 35
1.659
-120
1.539
-122
1.417
saldo verrekening reserves Resultaat na bestemming
1.586 0
-120 0
1.466 0
-757 0
709 0
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 12 van 14
AGP 13 ABVRBN 2014112 Bijlage 2 Overzicht gewijzigde investeringskredieten 2014 VR BN Investeringen BBN Materieel, Beheer & Logistiek
GB rekening
712003 Tankautospuit Veghel
Bedragen x € 1.000,-
Begroting
Wijziging
Begroting
primair 2014
na wijz 2014
333.200
0
333.200
712014 Hydraulisch materieel Domein
75.000
0
75.000
712015 Standaardbepakking Domein
300.000
0
300.000
713001 Tankautospuit Drunen 4x4
393.000
0
393.000
713002 Tankautospuit Heesch
333.200
0
333.200
713003 Tankautospuit Boxtel
333.200
0
333.200
713004 Tankautospuit Sint-Michielsgestel
333.200
0
333.200
713005 Tankautospuit Megen
333.200
0
333.200
713007 Ademluchtapparatuur Domein
250.000
0
250.000
71.841
0
71.841
0
0
713009 Dienstvoertuigen PM 713009 PM Voertuigen (3x) 714101 Dienstvoertuigen (nader te bepalen)
78.159
0
78.159
714102 Boot den Bosch
30.000
0
30.000
714103 Duikpakken
40.000
0
40.000
714104 Uitrukpakken
230.000
0
230.000
714105 Helmen
40.000
0
40.000
714106 Aanhangers/Multitransporter
20.000
0
20.000
714107 Hobrand mobiele reiniging-desinfectie-droogmachine
11.394
0
11.394
714108 Portofoons
990.000
0
990.000
714109 Pagers
225.000
0
225.000
4.420.394
0
4.420.394
Totaal
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 13 van 14
Investeringen BBN Beheer & Huisvesting
GB rekening
714401 Inventaris algemeen
Bedragen x € 1.000,-
Begroting
Wijziging
Begroting
primair 2014
na wijz 2014
25.000
0
25.000
5.000
139.000
144.000
30.000
32.000
62.000
5.000
-5.000
0
714405 Overkapping post 's-Hertogenbosch
45.000
-37.500
7.500
714406 Nieuwbouw post Cromvoirt
25.000
0
25.000
714407 Inventaris post Cromvoirt
40.000
0
40.000
5.000
0
5.000
714409 Renovatie kantine post Maasdonk
20.000
5.000
25.000
714410 Renovatie sanitaire ruimte/kantine post Ravenstein
25.000
0
25.000
714411 Oprichten sanitaire ruimte/kantine post Megen
15.000
0
15.000
714412 Renovatie ademluchtruimte post Oss
45.000
0
45.000
714413 Renovatie kantine post Vierlingsbeek
10.000
0
10.000
714414 Inventaris kantine en audiovisuele middelen post Vierlingsbeek
15.000
0
15.000
714415 Renovatie keuken/kantine post Wanroij
20.000
0
20.000
714402 Verbouwing post Rosmalen 714403 Inventaris post Rosmalen 714404 Verlichting post Helvoirt
714408 Brandweerlogo post Nistelrode
714416 Inventaris post Boxmeer
5.000
0
5.000
0
45.000
45.000
335.000
178.500
513.500
714417 Renovatie hefbrug post 's-Hertogenbosch Totaal
Investeringen BBN
Bedragen x € 1.000,-
Begroting
ICT
GB rekening
primair 2014
Begroting na wijz 2014
714110 Track & Trace Momo Totaal
Wijziging
0
75.000
75.000
75.000
75.000
AGP 13 ABVRBN 20141112 Voorstel 2e Begrotingswijziging Programmabegroting 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord.docx Pagina 14 van 14
Voorstel AGP 14 Aan : Algemeen Bestuur Steller : Ruud Huveneers
Datum : 29 oktober 2014
Bijlagen : 1
Onderwerp : Rampbestrijdingsplan Gasunie
Algemene toelichting Aanleiding Voor u ligt het geactualiseerde rampbestrijdingsplan Compressor-, en mengstation Gasunie Ravenstein aan de Ganzenweg 10 te Oss. Dit plan vervangt het huidige rampbestrijdingsplan Gasunie. Om aan de wettelijke verplichting te voldoen op grond van artikel 6.2 van het Besluit Veiligheidsregio’s stelt het bestuur van de veiligheidsregio een rampbestrijdingsplan vast, volgens de daarin beschreven eisen. Voorliggende rampbestrijdingsplan is een aanpassing van het huidige met in achtneming van: - de Veiligheidsrapportage, d.d.01.02.2006; - het Bedrijfsnoodplan, d.d.01.07.2013; - de wetgeving m.b.t. veiligheidsregio’s; - de wettelijk verplichte planfiguren Risicoprofiel, Crisisplan en het Regionaal Beleidsplan; - het vernieuwde format en procesbeschrijving aangaande operationele plannen, waaronder rampbestrijdingsplannen; - nieuwe inzichten m.b.t. de toepasbaarheid van een rampbestrijdingsplan volgens het rapport van het Landelijk Beraad Crisisbeheersing (LBCB). Doelstelling Het doel van het rampbestrijdingsplan is het voorbereiden van een gecoördineerde incidentbestrijding waar een kans op een zwaar ongeval of ramp aan de orde is. Het beschrijft de betreffende risico’s, rampbestrijdingsscenario’s en de taken en verantwoordelijkheden van betrokken sleutelfunctionarissen, voor zover deze niet vastgesteld zijn met het Regionaal Crisisplan. Voorliggend plan is een werkdocument voor de parate diensten en betrokken partners. Werkwijze Het rampbestrijdingsplan is opgesteld binnen de vastgestelde projectstructuur, waarin alle bij de bestrijding betrokken diensten en het bedrijf participeerden. De voorgenomen implementatie en borging is afgestemd met de partijen, volgens de “Procesbeschrijving operationele planvorming”. De projectgroep bestaat uit: Veiligheidsbureau : Ruud Huveneers (projectleider) Brandweer : Peter Theunisse (afdeling PRN) Paul de Kort (afdeling Risicobeheersing) Politie : Peter Elberse (bureau CCB) GHOR : Willeke Tengnagel Gemeente : Peter van Venrooij (gemeente Oss) Gasunie : Jan Kroos
Verschillen t.o.v. het vorige plan Verschuiving bestuurlijke verantwoordelijkheid De vorige versie is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de gemeente Oss. In het kader van de veranderde wetgeving, de komst van de Wet Veiligheidsregio’s (oktober 2010), is de verantwoordelijkheid verschoven naar het Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord.
Algemene delen verwijderd Diverse onderdelen van het vorige rampbestrijdingsplan zijn nu opgenomen in andere planfiguren zoals het Regionaal Crisisplan. Het nogmaals uitschrijven van deze onderdelen in het rampbestrijdingsplan is onwenselijk, omdat wijzigingen van een plan als het Regionaal Crisisplan in zou houden dat alle operationele plannen waaronder de rampbestrijdingsplannen aangepast dienen te worden. Daarnaast leert landelijke onderzoeken dat de meerwaarde van een rampbestrijdingsplan in het operationele karakter ligt, met name in de focus op de specifieke situatie, randvoorwaarden en risico’s. De algemeen geldende afspraken bij rampbestrijding, als de verdeling van de processen onder de reguliere operationele diensten, zijn beschreven in het Regionaal Crisisplan en daarom niet apart opgenomen in de rampbestrijdingsplannen. Implementatie De inspanningen ter implementatie van het plan zijn meegenomen door de projectgroep en in het plan opgenomen in bijlage 2. Hierdoor wordt het plan mede geborgd, nieuwe afspraken doorgevoerd en eerder gemaakte afspraken getoetst. De implementatie, waaronder de oefeninspanningen, dient een uiterlijk een jaar na vaststelling van het plan gereed te zijn. Communicatie over het rampbestrijdingsplan De openbare voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de vaststelling van het RBP. Hiervan kan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) worden afgeweken. Gelet op het gegeven dat het plan vertrouwelijke gegevens bevat en dat door eventuele sabotage de veiligheid in geding kan komen, is in overleg met de gemeente Oss besloten, op grond van artikel 10, lid 1 en lid 3 en artikel 25a van de Wob, het rampbestrijdingsplan niet ter inzage te leggen. Om deze reden wordt het rampbestrijdingsplan zelf separaat alleen aan de leden van het Algemeen Bestuur gezonden met het verzoek hieraan geen verdere verspreiding te geven. Procesgang Processtap
Datum
Advisering Veiligheidsdirectie
29.09.2014
Goedkeuring Dagelijks Bestuur
29.10.2014
Vaststelling Algemeen Bestuur
12.11.2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt voorgesteld om het rampbestrijdingsplan Compressor-, en mengstation Gasunie Ravenstein vast te stellen.
Akkoord
Ja
Secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Nee
Afwijkend besluit Paraaf: ……………
Bijlage(s) 1.
Het Rampbestrijdingsplan Compressor-, en mengstation Gasunie Ravenstein (wordt separaat alleen aan de laden van het Algemeen Bestuur gezonden)
Voorstel AGP 15 Aan : Algemeen Bestuur
Datum : 12 november 2014
Bijlage(n) : 2
C. Verschuren/ Steller : A. Hellings
Onderwerp : Programma Bevolkingszorg
Staat van de Rampenbestrijding 2013 Veiligheidsregio BN In maart 2013 heeft de inspectie Veiligheid en Justitie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een rapport over de regio Brabant-Noord uitgebracht, genaamd ‘Staat van de Rampenbestrijding 2013, Onderzoek Rampenbestrijding op Orde periode maart 2010 - oktober 2012’. Een aanbeveling uit dit rapport had betrekking op het kwaliteitszorgsysteem. De aanbeveling luidt als volgt: Implementeer op korte termijn een functionarisvolgsysteem en een evaluatiesysteem waardoor de regio een goed inzicht krijgt in de vakbekwaamheid van alle functionarissen en het functioneren van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding. De hoofdstructuur van de rampenbestrijding bestaat onder andere uit: • één team bevolkingszorg of afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt meerdere teams bevolkingszorg; • een gemeentelijk beleidsteam bij een lokale ramp of crisis, of een regionaal beleidsteam bij een bovenlokale ramp of crisis. Ramp of crisis Een ramp of crisis is een gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de openbare orde of veiligheid is ontstaan die van gemeentelijke, regionale of nationale betekenis is, en waarbij de reguliere structuren en/of middelen niet toereikend zijn om de openbare orde of veiligheid te handhaven. Een crisis komt altijd onverwacht. Het beheersbaar maken van een crisis vraagt daarom om een goede voorbereiding. Goede communicatie, een goed plan, een goed opererend team en een goed voorbereid crisiscentrum: het zijn allemaal voorwaarden voor het goed managen van een crisis. Belangrijk is echter dat de crisisbeheersing niet alleen voorbereid is, maar ook geoefend. Crises houden zich niet aan geografische of bestuurlijke grenzen. Bij een crisis van meer dan plaatselijke of regionale betekenis is samenwerking tussen bestuurders nodig. Daarom dient de bestuurlijke aansturing van de crisisbeheersing in ketens te zijn georganiseerd en dient de afstemming tussen deze ketens te zijn geregeld. Bevolkingszorg Bevolkingszorg is de verzamelnaam van alle gemeentelijke processen in de crisisbeheersing. Het doel van Bevolkingszorg is om zo snel mogelijk, zo adequaat mogelijke zorg te verlenen aan burgers die het nodig hebben bij een ramp of crisis. De gemeentelijke en regionale taken hierin zijn als volgt wettelijk vastgelegd: • Wet Veiligheidsregio’s, Artikel 7 lid 1 De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. • Wet Veiligheidsregio’s, Artikel 36 Het bestuur van de veiligheidsregio wijst een functionaris aan die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis. De bevolkingszorgprocessen worden gecategoriseerd in crisiscommunicatie, acute bevolkingszorg en herstelzorg. In de crisiscommunicatie is het van belang in te spelen op de informatiebehoefte die bestaat bij burgers. Tevens wordt via communicatie een handelingsperspectief geboden en
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 1 van 7
wordt betekenis gegeven aan de ramp die zich voor heeft gedaan. In alle categorieën wordt een onderscheid gemaakt tussen zelfredzamen en verminderd zelfredzamen en niet zelfredzamen. De aandacht dient vooral te liggen bij de verminderd- en niet-zelfredzamen. Om alle processen naar behoren uit te kunnen voeren dienen functionarissen voldoende vakbekwaam te zijn en ook te blijven. De functiekaders met bijbehorende opleidingen bieden de basis voor uniformiteit en kwaliteit in de gemeentelijke crisisbeheersing. 1 Vanuit de gedachte van proportionaliteit ) worden in de functiestructuur van bevolkingszorg de cruciale functies van de overige functies gescheiden.
Regionalisering, ondersteuning Functiestructuur Bevolkingszorg Op 27 juni 2013 heeft het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord ingestemd met de uitwerking van de functiestructuur Bevolkingszorg. Dit omdat de schaal van de gemeente vaak te klein is om zelfstandig een grote ramp te kunnen bestrijden. Door middel van intensieve samenwerking kan gekomen worden tot verdere kwaliteitsverbetering, professionalisering en regionalisering van de operationele taken van de gemeentelijke kolom in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het Dagelijks Bestuur heeft mede naar aanleiding van de bestuursconferentie van 12 maart jl. in haar brief van 30 april 2014 referentie 2014-U2112 aangegeven dat met het besluit van 27 juni 2013 de organisatie van de gemeentelijke bevolkingszorgprocessen impliciet is geregionaliseerd. Met het oog op de organisatie en gezamenlijke bekostiging van de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen kunt u een voorstel tegemoet zien om de ondersteuning van deze taken aan de Veiligheidsregio Brabant-Noord op te dragen. Daarom wordt nu het organisatieonderdeel Bevolkingszorg (lees: Oranje Kolom = gemeentelijke processen in de crisisbeheersing en rampenbestrijding) als vierde partner (apart) in de gemeenschappelijke regeling opgenomen. Deze aanpassing van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) zal samen met andere noodzakelijke wijzigingen, waaronder het uittreden van de Politie uit de GR, t.z.t. afzonderlijk ter besluitvorming aan de deelnemende gemeenten worden voorgelegd. Eerder genoemde taken en budgetten zullen vanuit de brandweer naar het Programma Bevolkingszorg worden overgeheveld. Verder zullen de gemeenten hun budgetten ten behoeve van de verdere regionalisering van bevolkingszorgtaken moeten overhevelen naar de Veiligheidsregio. De heer mr J.M. (Jeroen) Smarius, Coördinerend gemeentesecretaris van de Veiligheidsregio Brabant-Noord wordt ambtelijk secretaris voor het Programma Bevolkingszorg.
1. Huidige inrichting Bevolkingszorg Cruciale functies Enkel de onderstaande cruciale 7 functies/rollen zijn ingevuld: 1. Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC) 2. Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) 3. Strategisch Communicatieadviseur Beleidsteam 4. Hoofd (actiecentrum) Communicatie / Teamleider Persvoorlichting/Publieksvoorlichting 5. Hoofd Informatie (HIN) / Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg (HON) 6. Hoofd Publieke Zorg 7. Teamleider Opvang Zeven gemeentesecretarissen vervullen hierbij als Algemeen Commandant Bevolkingszorg een spilfunctie onder leiding van de Coördinerend Gemeentesecretaris.
1
) De inzet van de functiestructuur bevolkingszorg die echt noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen (acute zorg, informeren bevolking en herstelzorg) te verwezenlijken.
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 2 van 7
Keuze voor twee personele unies Op 3 april 2013 heeft het algemeen bestuur gekozen voor één functiestructuur welke ingevuld kan worden door twee personele unies; één ingevuld door de samenwerking van gemeenten in de regio en één ingevuld door de gemeente ’s-Hertogenbosch, waarbij de kosten van de personele unie van de gemeente ’s-Hertogenbosch voor haar eigen rekening komen. Met dien verstande dat de vakbekwaamheid van alle functionarissen gelijk is en dat bij een inzet in de gemeente ‘s-Hertogenbosch eerst een beroep wordt gedaan op het personeel van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.
2. Volledige inrichting Bevolkingszorg a. De functiestructuur Bevolkingszorg De functiestructuur Bevolkingszorg kent in totaal 25 functies. De reeds ingevulde cruciale functies: 1. Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC) 2. Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) 3. Strategisch Communicatieadviseur Beleidsteam 4. Hoofd (actiecentrum) Communicatie / Teamleider Persvoorlichting/Publieksvoorlichting 5. Hoofd Informatie (HIN) / Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg (HON) 6. Hoofd Publieke Zorg 7. Teamleider Opvang De voor het proces Communicatie relevante functies: 8. Communicatieadviseur Regionaal Operationeel Team; 9. Communicatieadviseur Commando Plaats Incident; 10. Persvoorlichters; 11. Publieksvoorlichters; 12. Omgevingsanalisten; 13. Informatiecoördinatoren Crisiscommunicatie; 14. Webredacteuren (incl. crisis.nl). De overige relevante functies: 15. Burgemeester / Loco; 16. Hoofd opvanglocatie; 17. Hoofd Evacuatie; 18. Teamleider Evacuatie; 19. Teamleider Uitvaartverzorging; 20. Teamleider ruimtebeheer; 21. Teamleider Milieubeheer; 22. Teamleider bouwbeheer; 23. Teamleider preparatie nafase; 24. Liaison SIS (Slachtofferinformatie); 25. Teamleider CRAS (centrale registratie en afhandeling schade). Deze functies zijn/worden vooral belegd bij medewerkers werkzaam bij onze gemeenten. Van belang is dat deze mensen voor de uitoefening van hun functie binnen de functiestructuur Bevolkingszorg ten tijde van een crisis, zijn opgeleid, getraind en geoefend. Hiervoor is een meerjarig beleidsplan 2015-2018, opleiden, trainen en oefenen Bevolkingszorg opgesteld. Om over alle 25 functies te allen tijden te kunnen beschikken dient voor ieder van de 25 functies verschillende mensen beschikbaar te zijn. De eerste 14 functies zijn van zodanig belang dat de Veiligheidsregio zorgdraagt voor het opleiden, trainen en oefenen van de beschikbare medewerkers.
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 3 van 7
Functies 15 tot en met 25 zijn van lokaal belang, gemeente zullen zelf zorgdragen voor de 2 opleiding, training en oefening van deze functies. De expertteams Bevolkingszorg ) nemen, in overleg met de lokale ambtenaar openbare orde en veiligheid (AOV-er), het opleiden, trainen en oefenen, voor zover noodzakelijk, van het hoofdproces waarover men gaat voor hun rekening. De lokale AOV-er neemt, in samenspraak met het expertteam, het algemene deel van de crisisbeheersing voor zijn rekening (basiskennis functionarissen en collegeleden).
b. Structurele bekostiging Actiecentrum Communicatie De spil van de communicatiefunctie tijdens een crisis ligt in het Actiecentrum Communicatie. Daar komt alle informatie bij elkaar en van daaruit worden de lijnen uitgezet. In het Actiecentrum Communicatie worden alle taken op gebied van publieks- en persvoorlichting uitgevoerd: persvoorlichting, publieksvoorlichting, webredactie en omgevingsanalyse. Uitgangspunt zijn de doelstellingen van communicatie: informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving. Om het actiecentrum structureel te bekostigen is jaarlijks een bedrag € 18.000 nodig voor beheer, onderhoud en een back-up abonnement voor de verbindingen.
c. Overheveling personeel Programma Bevolkingszorg Binnen de Brandweer zijn 2 mensen, onder meer, belast met Bevolkingszorg. Het betreft een beleidsmedewerker communicatie (0,4 fte) en de specialist Bevolkingszorg (0,8 fte). De hiermee gemoeide kosten ten bedrage van € 99.400 zullen worden overgeheveld van de Brandweer naar het Programma Bevolkingszorg. De kosten voor overhead (waaronder overige personeelskosten en kantoorkosten) komen, uit administratief praktische redenen, ten laste van de brandweer.
d. Bovenregionale bevolkingszorgtaken In het kader van de rampen- en calamiteitenbestrijding zijn er bij verschillende gemeentelijke bevolkingszorgprocessen ontwikkelingen gaande, die financiële consequenties hebben voor de gemeenten. Het betreft de door het door het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) verzorgde taken: 1. de ontwikkeling van de registratie van slachtoffers, het Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS) [voorheen: het Centraal Registratie- en Informatie Bureau (CRIB)], 2. de landelijke kosten van crisiscommunicatie, 3. de landelijke borging van “GROOTER” (een project ten behoeve van de verdere professionalisering van Bevolkingszorg), 4. de landelijke borging van “Bevolkingszorg op orde” (prestatie-eisen waaraan Bevolkingszorg dient te voldoen), 5. de landelijke “Ondersteuning Bevolkingszorg”. De reeds beschikbare budgetten voor deze taken worden overgeheveld naar het Programma Bevolkingszorg. De overige nieuwe taken worden hierna toegelicht. Ad 2. Bovenregionaal team Crisiscommunicatie De landelijke afspraken over de bevolkingszorgtaak Crisiscommunicatie betreffen het opzetten en beheren van het bovenregionale expertteam crisiscommunicatie. Dit team is van en voor de veiligheidsregio’s. Het team kan worden ingeroepen (24u/7d) door de gemeenten in de veiligheidsregio’s bij crisissituaties en rampen en biedt als invliegteam kennis, expertise en bijstand. De omvang van het team is maximaal 25 tot 30 personen die afkomstig zijn uit de veiligheidsregio’s. Brabant-Noord zal vanaf 2015 capaciteit beschikbaar stellen voor dit team. De financiële bijdrage aan de crisiscommunicatiepool bedragen € 3.600 per jaar. Ad 3. GROOTER Het project GROOTER is uitgevoerd om te komen tot een verdere professionalisering van Bevolkingszorg en om de onderlinge uitwisselbaarheid tussen functionarissen van gemeenten en veiligheidsregio’s te verbeteren. GROOTER heeft de kaders geschetst voor de functies binnen 2
) Voor de voorbereiding (uitwerking) van de bevolkingszorgprocessen zijn regionale expertteams ingericht. Deze regionale expertteams hebben een adviserende rol en zijn, als een soort van regiegroep, onder leiding van de verantwoordelijk gemeentesecretaris verantwoordelijk voor het eenduidig beschrijven van de processen. Een expertteam bestaat naast de verantwoordelijk gemeentesecretaris uit een vertegenwoordiger van de Coördinatiegroep Bevolkingszorg. Deze fungeert als secretaris en vertegenwoordigers van de gemeenten.
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 4 van 7
Bevolkingszorg, door middel van kwalificatieprofielen en opleidingskaders. Landelijk heeft het Veiligheidsberaad het onderhoud van dit project neergelegd bij het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). De structurele kosten bedragen € 6.920 per regio, per jaar. Ad 4. Bevolkingszorg op orde (Commissie Bruinooge) Tijdens een crisis of een ramp moet de overheid het principe loslaten dat zij in elk opzicht voor alle getroffenen moet zorgen. Zelfredzame burgers moeten in staat worden gesteld om hun eigen weg te gaan en wanneer dat nodig is moeten zij daarin gefaciliteerd en gestimuleerd worden door de overheid. Bevolkingszorg moet zich zodoende concentreren op de niet-zelfredzamen. Voor het actueel houden van de visie en prestatie-eisen is een raming gemaakt van jaarlijks een bedrag van € 2.000 per regio. Ad 5. Ondersteuning Bevolkingszorg In opdracht van het Veiligheidsberaad gaat het IFV de kwaliteit van de opleidingen voor bevolkingszorg beter borgen. Het IFV doet dit in nauwe samenwerking met experts en opleiders uit het werkveld. Wat houdt deze kwaliteitsborging concreet in?: • examens voor functies binnen Bevolkingszorg ontwikkelen, organiseren en afnemen; • kwaliteit van examens en beoordelaars borgen; • opleidingsinstituten in de markt accrediteren aan de hand van een kwaliteitskader; • kwalificatieprofielen en opleidingskaders actualiseren en onderhouden. Kosten: p.m. (het IFV zoekt intern naar een oplossing).
Financiering Programma Bevolkingszorg • Brandweer, overheveling Vanuit de brandweer zullen de volgende budgetten worden overgeheveld naar bevolkingszorg: o € 10.000, voor structurele opleidingskosten (loco-)burgemeesters; o € 99.434, salariskosten 1,2 fte Bevolkingszorg; o € 6.000, bijdrage aan het Rode Kruis; o Totaal € 115.434 (18,0 cent per inwoner). • Veiligheidsregio, incidentele kosten 2015 Voor de uitvoering en implementatie in 2015 stelt de Veiligheidsregio een incidentele bijdrage van € 272.246 beschikbaar. Dekking zal plaatsvinden vanuit het verwachte positieve exploitatieresultaat 2014 als het exploitatieresultaat 2014 niet toereikend zal het restant worden onttrokken uit de Reserve convenantsgelden. • Gemeenten, SIS (voorheen: CRIB) Vanuit de gemeenten is jaarlijks 3,4 cent beschikbaar, totaalbedrag € 21.853. • Gemeenten Bevolkingszorg, piket en opleiding cruciale functies Vanuit de gemeenten (exclusief ’s-Hertogenbosch (HT), is jaarlijks 0,28 cent beschikbaar, totaalbedrag € 138.109. • Gemeenten benodigde aanvullende dekking De totale structurele kosten vanaf 2016 bedragen € 415.043, het tekort bedraagt € 139.646. Dit vraagt om een aanvullende structurele bijdrage vanaf 2016 van de gemeenten van 27,6 cent per inwoner. In de Concept Programmabegroting Bevolkingszorg 2015 staan de gevolgen voor iedere gemeente afzonderlijk gespecificeerd, zie bijlage.
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 5 van 7
Reserve Bevolkingszorg Eind 2010 heeft het ministerie van Veiligheid & Justitie éénmalig een bedrag van € 124.586 aan de veiligheidsregio overgemaakt uit het landelijke restbudget convenanten veiligheidsregio’s, zonder dat aan de besteding daarvan voorwaarden werden gesteld. Op 29 juni 2011 heeft het Algemeen Bestuur besloten daarmee de bestemmingsreserve Risico- en crisiscommunicatie te vormen. Deze reserve is bestemd voor de inrichting van de organisatie van risico- en crisiscommunicatie, de bekostiging van activiteiten op het gebied van risicocommunicatie en het opleiden, trainen en oefenen van de taakorganisatie communicatie en de burgemeesters. In 2015 zal een bedrag van € 30.000 eenmalig worden ingezet ten behoeve van risicocommunicatie bij de veiligheidsregio/brandweer. Omdat de resterende inzet past binnen bevolkingszorg wordt de naam van de reserve gewijzigd in de reserve Bevolkingszorg. Overschotten en tekorten vanuit het programma Bevolkingszorg worden hieraan toegevoegd respectievelijk onttrokken. Voorgesteld wordt het plafond van de reserve vast te stellen op € 150.000.
3. Advies contactambtenaren en financiële commissie De contactambtenaren van de adoptiegemeenten adviseren om in te stemmen met het voorstel tot taakuitbreiding van de veiligheidsregio en instellen van het Programma Bevolkingszorg met ingang van 2015, inclusief de bijbehorende gemeentelijke bijdragen vanaf 2016. De Financiële Commissie ondersteunt het voorstel.
4. Procesgang Processtap Regiegroep (advisering)
Datum maandag 18 augustus 2014
Veiligheidsdirectie (instemming)
donderdag 28 augustus 2014
Contactambtenaren (advisering)
maandag 8 september 2014
Financiële commissie (advisering)
woensdag 10 september 2014
Dagelijks bestuur
woensdag 29 oktober 2014
Algemeen Bestuur
woensdag 12 november 2014
Verzoek zienswijze gemeenteraden
woensdag 17 november 2014
Zienswijze bespreken in Dagelijks bestuur Vaststelling Algemeen Bestuur
woensdag 25 maart 2015 woensdag 8 april 2015
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 6 van 7
5. Voorstel Het Dagelijks Bestuur heeft in zijn vergadering op 29 oktober 2014 besloten, gezien de impact van het Programma Bevolkingszorg, eerst dit voorstel in het Algemeen Bestuur te bespreken, vóórdat de gemeenteraden worden verzocht een zienswijze te geven over onderstaande beslispunten: 1. 2.
3.
4. 5.
Instemmen met de instelling van het Programma Bevolkingszorg per 1 januari 2015. Instemmen met de financiering Programma Bevolkingszorg, waaronder a. een incidentele bijdrage van de Veiligheidsregio voor de uitvoering en implementatie in 2015 van € 272.246. Dekking zal plaatsvinden vanuit het verwachte positieve exploitatieresultaat 2014 als het exploitatieresultaat 2014 niet toereikend zal het restant worden onttrokken uit de Reserve convenantsgelden. b. een structurele gemeentelijke bijdrage in de gezamenlijke kosten vanaf 2016 van € 139.646 (27,6 cent per inwoner); Instemmen met de vorming van de Reserve Bevolkingszorg, en a. de bestemmingsreserve Risico- en crisiscommunicatie in 2015 opheffen; b. In 2015 een bedrag van € 30.000 eenmalig inzetten ten behoeve van risicocommunicatie bij de veiligheidsregio/brandweer; c. Overschotten en tekorten vanuit het programma Bevolkingszorg worden aan de reserve toegevoegd respectievelijk onttrokken; d. Het plafond van de reserve vaststellen op € 150.000. Deze voorstellen voor een zienswijze in samenhang met het beleidskader 2016 voorleggen aan de raden van de deelnemende gemeenten. Dit voorstel ter finale besluitvorming -met een wijziging van de Programmabegroting VR 2015- voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio.
6. Bijlage(n) 1. Concept Programma Bevolkingszorg 2015; 2. Meerjarenbeleidsplan OTO Bevolkingszorg 2015 – 2018.
AGP 15 ABVRBN 20141112 Voorstel Programma Bevolkingszorg.doc
Pagina 7 van 7
AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1
Programmabegroting 2015 Veiligheidsregio Brabant-Noord AANVULLING: Concept Programma Bevolkingszorg
Colofon Titel
Programmabegroting 2015 Veiligheidsregio Brabant-Noord AANVULLING: Concept Programma Bevolkingszorg
Rapportstatus
Dagelijks Bestuur 29 oktober 2014
Inhoudsopgave 1
Beleidsmatige ontwikkelingen
4
1.1
Algemene ontwikkelingen
4
2
Grondslagen voor ramingen
5
2.1
Technische uitgangspunten programmabegroting 2015
5
2.1.1
Grondslagen voor ramingen BBN/BvBN/GHOR/GMC
5
2.1.1
Technische uitgangspunten, Bevolkingszorg Brabant-Noord
5
2.2
Gemeentelijke bijdragen 2015
6
3
Programma’s
9
3.1
Bevolkingszorg
9
4
Financiële begroting
11
4.1
Overzicht van baten en lasten Veiligheidsregio
11
4.2
Financiële positie
11
4.2.1
Investeringen
11
4.2.2
Verloop reserves
12
Beleidsmatige ontwikkelingen In dit hoofdstuk wordt een overzicht geschetst van in- en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de organisatie en/of begroting van de Veiligheidsregio Brabant-Noord.
1.1 Algemene ontwikkelingen Bevolkingszorg Wet Veiligheidsregio’s, Artikel 7 lid 1 De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. Wet Veiligheidsregio’s, Artikel 36 Het bestuur van de veiligheidsregio wijst een functionaris aan die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis. Daar waar de brandweer (rode kolom), GHOR (witte kolom) en politie (blauwe kolom) al worden gevormd door één organisatie bestaat het gemeentelijk organisatieonderdeel Bevolkingszorg (oranje kolom) uit 19 gemeentelijke delen. Gebleken is echter dat een gemeente een incident van enige omvang niet zelfstandig aan kan door een gebrek aan voldoende (opgeleide) mensen en middelen. Dat alles maakt samenwerking tussen gemeenten bij (de voorbereiding en uitvoering op) de rampenbestrijding en crisisbeheersing niet alleen wenselijk, maar zelfs noodzakelijk. Door intensieve regionale samenwerking kunnen we komen tot verdere professionalisering van de operationele taken van de gemeentelijke kolom. De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft, gelet op de toenemende intensiteit en complexiteit, gekozen om Bevolkingszorg te professionaliseren door zowel in de warme als koude fase de werkzaamheden te regionaliseren, tenzij lokale uitvoering noodzakelijk of wenselijk is. De ondersteunende processen blijven lokaal. Gemeenten leveren functionarissen voor de regionale gemeentelijke crisis- rampenorganisatie. Tevens is door het overleg van de Coördinerend Gemeentesecretarissen gekozen om opleiden, trainen en oefenen gedeeltelijk regionaal te organiseren en de medewerkers op te leiden conform de landelijke profielen GROOT/GROOTER. Hiervoor wordt per jaar een oefenplan opgesteld. Conclusie is dat de gemeenten hiermee de opgelopen achterstand in de rampenbestrijding en crisisbeheersing inlopen. Dit programma behelst verder de door het Instituut Fysieke Veiligheid opgezette registratie van slachtoffers, het Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS) [voorheen: het Centraal Registratie- en Informatie Bureau (CRIB)], de landelijke kosten van crisiscommunicatie, de landelijke borging van “GROOTER”, de landelijke borging van “Bevolkingszorg op orde” en de landelijke “Ondersteuning Bevolkingszorg”.
4 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
2 Grondslagen voor ramingen 2.1 Technische uitgangspunten programmabegroting 2015 Indexering De technische uitgangspunten voor de indexatie worden per deelbegroting als volgt gebaseerd:
Organisatie-onderdeel
Technische uitgangspunten indexatie volgt
• Bevolkingszorg Brabant-Noord (BzBN)
• Gemeente ‘s-Hertogenbosch
Bij het opstellen van de begroting wordt in beginsel uitgegaan van indexatie van de bijdragen van Gemeenten (bestaand beleid).
2.1.1 Grondslagen voor ramingen BBN/BvBN/GHOR/GMC Organisatie-onderdeel
loon
prijs
• Bevolkingszorg Brabant-Noord (BzBN)
0,00%
0,00%
gemiddeld
rekenrente
0,00%
4,00%
2.1.1 Technische uitgangspunten, Bevolkingszorg Brabant-Noord Loon- en prijsontwikkelingen Mutatie van de gemeentelijke bijdrage met ingang van 2016 met een gewogen gemiddelde van de loonindex en de prijsindex zoals het Centraal planbureau en in afgeleide daarvan de gemeente ´s-Hertogenbosch die hanteert. Compensabele BTW Volgens de wet Veiligheidsregio’s artikel 7 lid 1 is de gemeente verantwoordelijk voor de verstrekking van informatie aan de bevolking over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. Verder moet het bestuur van de veiligheidsregio conform artikel 36 een functionaris aanwijzen die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis. Deze taak is niet bij wet overgedragen aan het bestuur van de Veiligheidsregio (artikel 10), daarom is de Bevolkingszorg een gemeentelijke taak. Hierdoor kan de betaalde BTW met betrekking tot de Bevolkingszorg als compensabele BTW wordt doorgeschoven naar en gedeclareerd bij de deelnemende gemeenten. De gepresenteerde lasten en baten zijn exclusief BTW. Overige technische uitgangspunten en waarderingsgrondslagen De overige technische uitgangspunten en waarderingsgrondslagen zijn conform Brandweer BrabantNoord. De administratie van het programma Bevolkingszorg Brabant-Noord is een onderdeel van Brandweer Brabant-Noord en daarmee ook een onderdeel van haar balans. Alle interne regelgeving met betrekking tot verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn conform Brandweer Brabant-Noord.
5 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
2.2
Gemeentelijke bijdragen 2016
Volgens artikel 10.3 van de gemeenschappelijke regeling dient voor berekening van de bijdrage per inwoner uitgegaan te worden van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage is verschuldigd. Voorlopig is, net als bij de Programmabegroting 2015, uitgegaan van het inwoneraantal volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) per 1 januari 2013 642.749. Het werkelijk inwoneraantal per 1 januari 2015 zal in 2016 worden gehanteerd voor de doorbelasting van de totale inwonerbijdragen.
Gemeentelijke bijdragen 2015 en 2016 BvBN Berekening b ijdrage 2016: functiestructuur Bijdrage 2014 na wijziging (structureel) 0,280 indexering (%) 0,00% Indexering b estaand b eleid (€) Bijdrage 2015 na wijziging (structureel) 0,280 Overheveling vanuit deelb egroting b randweer Nieuw b eleid, structureel 0,251 Bijdrage 2016 na wijziging (structureel) 0,531
bijdrage in € 1 per inwoner BvBN BvBN overig totaal 0,034 0,314 0,00% 0,00% 0,034 0,314 0,180 0,180 0,025 0,276 0,238 0,769
De bijdrage 2014 bestaat uit de structurele bijdragen die de gemeenten voorheen ter beschikking stelde aan de Veiligheidsregio voor het SIS (Slachtoffer Informatie Systematiek), voorheen CRIB (Centraal Registratie- en Informatie Bureau) € 0,034 en de initiële opzet van de functiestructuur bevolkingszorg € 0,280. Verder uit de tot en met 2014 bij de Brandweer gepositioneerde salarissen (1,2 fte), kosten van multidisciplinaire planvorming m.b.t. bevolkingszorg en de kosten van het Rode Kruis. In totaal € 115.434 (€ 0,180 per inwoner). De structurele meerkosten vanaf 2016 bestaan uit € 0,276 per inwoner.
Meerjarenbeeld van de gemeentelijke bijdragen gemeentelijke bijdrage in € 1, prijspeil 2015 (excl. indexering) 2015 2016 2017 2018 BvBN functiestructuur, per inwoner BvBN overig, per inwoner BvBN totaal
0,280 0,034 0,314
0,531 0,238 0,769
0,531 0,238 0,769
0,531 0,238 0,769
De structurele meerkosten vanaf 2016 zijn € 0,276 per inwoner.
6 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
Overzicht van de bijdrage per gemeente in 2015 Geraamde bijdragen gemeenten 2015
Bijdrage per inwoner Gemeente Bernheze Boekel Boxmeer Boxtel Cuijk Grave Haaren
BvBN Inwoner- functieaantal structuur € 0,280 29.775 10.062 28.227 30.436 24.743 12.731 13.572
8.337 2.817 7.904 8.522 6.928 3.565 3.800
BvBN overig € 0,034
BvBN totaal € 0,314
Overheveling van deelbegr. Brandweer € 0,180
1.012 342 960 1.035 841 433 461
9.349 3.159 8.863 9.557 7.769 3.998 4.262
5.347 1.807 5.069 5.466 4.444 2.286 2.437
4.856 227
4.856 227
25.649 1.200
* 's-Hertogenb osch * Maasdonk, HT 2014: 6.695
142.817 6.681
's-Hertogenbosch, totaal Heusden Landerd Mill en Sint Hubert
149.498 43.244 15.223 10.906
0 12.108 4.262 3.054
5.083 1.470 518 371
5.083 13.579 4.780 3.424
26.849 7.766 2.734 1.959
* Oss * Maasdonk, Oss 2014: 4.549
84.861 4.539
23.761 1.271
2.885 154
26.646 1.425
15.241 815
Oss, totaal Schijndel Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Uden Veghel Vught Afronding Totaal
89.400 23.262 11.760 28.040 17.921 40.948 37.437 25.564
25.032 6.513 3.293 7.851 5.018 11.465 10.482 7.158 -110 138.000
3.040 791 400 953 609 1.392 1.273 869 147 22.000
28.072 7.304 3.693 8.805 5.627 12.858 11.755 8.027 36 160.000
16.056 4.178 2.112 5.036 3.219 7.354 6.724 4.591 0 115.000
642.749
Aantallen per 1.1.2013 vlgs opgave CBS demografische kerncijfers per gemeente. De werkelijke bijdrage 2015 zal, cf art 10.3 van de GR, worden gefactureerd op basis van de stand per 1 januari 2014. De kosten voor de invulling van de functie van Officier Bevolkingszorg op hard piket voor de gemeente ’s-Hertogenbosch komen rechtstreeks voor rekening van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Dat geldt ook voor de kosten van opleiden, trainen en oefenen van de volgende functies: • Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC); • Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz); • Strategisch Communicatieadviseur Beleidsteam; • Hoofd (actiecentrum) Communicatie / Teamleider Persvoorlichting/Publieksvoorlichting; • Hoofd Informatie (HIN) / Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg (HON); • Hoofd Publieke Zorg; • Teamleider Opvang; • Communicatieadviseur Regionaal Operationeel Team; • Persvoorlichters; • Publieksvoorlichters; • Omgevingsanalist; • Informatiecoördinator Crisiscommunicatie en de; • Webredacteur.
7 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
Overzicht van de bijdrage per gemeente vanaf 2016
Bijdrage per inwoner Gemeente Bernheze Boekel Boxmeer Boxtel Cuijk Grave Haaren
Geraamde bijdragen gemeenten vanaf 2016 BvBN Inwoner- functieBvBN BvBN aantal structuur overig totaal € 0,531 € 0,238 € 0,769 29.775 10.062 28.227 30.436 24.743 12.731 13.572
15.804 5.341 14.982 16.155 13.133 6.757 7.204
7.099 2.399 6.729 7.256 5.899 3.035 3.236
22.903 7.740 21.712 23.411 19.032 9.793 10.439
8.206 2.773 7.779 8.388 6.819 3.509 3.740
34.048 1.593
34.048 1.593
3.543 166
3.709 11.918 4.195 3.006 23.387 1.251 24.638 6.411 3.241 7.728 4.939 11.285 10.317 7.045 353 140.000
* 's-Hertogenb osch * Maasdonk, HT 2014: 6.695
142.817 6.681
's-Hertogenbosch, totaal Heusden Landerd Mill en Sint Hubert
149.498 43.244 15.223 10.906
0 22.953 8.080 5.789
35.641 10.310 3.629 2.600
35.641 33.263 11.709 8.389
* Oss * Maasdonk, Oss 2014: 4.549
84.861 4.539
45.043 2.409
20.231 1.082
65.274 3.491
Oss, totaal Schijndel Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Uden Veghel Vught Afronding Totaal
89.400 23.262 11.760 28.040 17.921 40.948 37.437 25.564
47.452 12.347 6.242 14.883 9.512 21.735 19.871 13.569 190 262.000
21.313 5.546 2.804 6.685 4.272 9.762 8.925 6.095 -235 153.000
68.766 17.893 9.046 21.568 13.785 31.497 28.796 19.664 -45 415.000
642.749
Struc. meerkst. tov 2014 € 0,276
De overige bijdrage bevolkingszorg van € 0,238 is de bijdrage van € 0,034 samen met de van deelbegroting Brandweer overgehevelde bijdrage van € 0,180 én de structurele bijdrage nieuw beleid vanaf 2016. Aantallen per 1.1.2013 vlgs opgave CBS demografische kerncijfers per gemeente. De werkelijke bijdrage 2016 zal, cf art 10.3 van de GR, worden gefactureerd op basis van de stand per 1 januari 2015. De kosten voor de invulling van de functiestructuur bevolkingszorg op hard piket en kosten van opleiden, trainen en oefenen voor de gemeente ’s-Hertogenbosch komen rechtstreeks voor rekening van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
8 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
3 Programma’s In dit hoofdstuk worden de programma’s toegelicht. Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten. Per activiteit wordt de doelstelling, in het bijzonder het beoogde maatschappelijk resultaat, beschreven en de wijze waarop ernaar gestreefd wordt die resultaten te bereiken. Verder is de raming van baten en lasten per programma en product weergegeven.
3.1 Bevolkingszorg Doel Bevolkingszorg is de verzamelnaam van alle gemeentelijke processen in de crisisbeheersing. Het doel van Bevolkingszorg is om zo snel mogelijk, zo adequaat mogelijke zorg te verlenen aan burgers die het nodig hebben bij een ramp of crisis. Om de kwaliteit en de efficiency van Bevolkingszorg te verhogen en de kosten voor de individuele gemeenten te beperken, wordt er zo veel mogelijk door de gemeenten in Brabant-Noord samengewerkt, volgens de volgende verdeling: • De veiligheidsregio coördineert Bevolkingszorg Brabant-Noord en neemt het regionale team Bevolkingszorg (AC, HIN/HON en OvD) en het proces Communicatie voor haar rekening. AC = Algemeen Commandant HIN/HON = Hoofd Informatie/ Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg OvD = Officier van Dienst • De expertteams Bevolkingszorg nemen de organisatie en uitvoering (inclusief OTO = opleiden, trainen en oefenen, indien aan de orde) van hun eigen hoofdproces voor hun rekening. • De lokale AOV (ambtenaar openbare orde en veiligheid) neemt de basiskennis crisisbeheersing van de functionarissen van de eigen gemeente (inclusief collegeleden) voor zijn rekening. Dit programma behelst verder de door het Instituut Fysieke Veiligheid opgezette registratie van slachtoffers, het Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS) [voorheen: het Centraal Registratie- en Informatie Bureau (CRIB)], de landelijke kosten van crisiscommunicatie, de landelijke borging van “GROOTER”, de landelijke borging van “Bevolkingszorg op orde” en de landelijke “Ondersteuning Bevolkingszorg”. Context en relevante ontwikkelingen •
GROOTER Het landelijke project GROOTER heeft in opdracht van het landelijk overleg van coördinerend gemeentesecretarissen en met financiering van het Ministerie van V&J, kwalificatieprofielen, opleidingskaders en model proeven van bekwaamheid ontwikkeld. Daarnaast heeft het project GROOTER proces- en productbeschrijvingen opgeleverd, waarin het proces is beschreven, de kerntaken, de werkzaamheden en de informatieproducten die hieruit voortvloeien. 80 % van de inhoud van de producten gelden uniform voor alle regio's; voor het overige deel geldt invulling op basis van couleur regionale. De producten van het project GROOTER vormen het uitgangspunt zijn voor de personele invulling en uitvoering van bevolkingszorg.
•
Bevolkingszorg op orde In het rapport ‘Bevolkingszorg op orde’ legt de commissie Bruinooge een visie neer op eigentijdse en realistische bevolkingszorg bij rampen en crises. Tijdens een crisis of een ramp moet de overheid het principe loslaten dat zij in elk opzicht voor alle getroffenen moet zorgen. Zelfredzame burgers moeten in staat worden gesteld om hun eigen weg te gaan en wanneer dat nodig is moeten zij daarin gefaciliteerd en gestimuleerd worden door de overheid. Bevolkingszorg moet zich zodoende concentreren op de niet-zelfredzamen.
9 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
Wat gaan we doen? (Resultaat)
Hoe gaan we het doen? (Activiteiten)
1. Professionaliseren van de organisatie van Bevolkingszorg. 2. Opleiden van de cruciale functionarissen Bevolkingszorg in de hoofdstructuur en van het proces Communicatie.
•
•
Functionarissen benoemen, alarmering regelen, afspraken maken. Opleidingen inkopen en organiseren.
Hoe meten we het resultaat? (Prestatie-indicatoren) •
•
Organisatie Functiestructuur is volledig gereed. 100% van de cruciale functionarissen Bevolkingszorg zijn opgeleid.
Wat zijn de kosten?
Bevolkingszorg
Bedragen in euro's
Jaarrekening Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting na wijz. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Lasten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal lasten
0
Baten Salarissen en sociale lasten Vrijwilligersvergoedingen Overige vrijwilligerskosten Materieel & materiaal Opleiden en oefenen Overige goederen en diensten Kapitaallasten Subsidies totaal baten saldo
0 0
199.434
199.434
199.434
199.434
10.500 288.709 38.000 11.000
10.500 158.309 35.800 11.000
10.500 158.309 35.800 11.000
10.500 158.309 35.800 11.000
0
547.643
415.043
415.043
415.043
0 0
0 -547.643
0 -415.043
0 -415.043
0 -415.043
10 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
Toelichting De salarissenlasten betreffen 1,2 fte en 4 gemeentelijke piketten. In 2013-2014 zijn 84 functionarissen in 7 cruciale functies opgeleid. De kosten van opleiden en oefenen betreft het in 2015 initieel opleiden, trainen en oefenen van 97 extra functionarissen, zijnde 7 extra functies ten behoeve van het communicatieproces ten opzichte van 2013-2014. Vanaf 2016 gaat het structureel om 14 functies, hiervoor dienen 143 functionarissen permanent opgeleid, getraind en geoefend te blijven.
4 Financiële begroting De financiële begroting behelst een overzicht van alle baten en lasten, gevolgd door een uiteenzetting van de financiële positie van de vier pijlers (BBN/BvBN/GHOR/GMC) binnen de Veiligheidsregio.
4.1 Overzicht van baten en lasten Veiligheidsregio De algemene dekkingsmiddelen zijn opgebouwd als in onderstaande tabel.
ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Bedragen in euro's Jaarrekening
Programma Begroting
Programma Begroting
Programma Begroting
Programma Begroting
Programma Begroting
2013
2014
2015
2016
2017
2018
159.964
415.043
415.043
415.043
BvBN Gemeentelijke bijdrage Saldo financieringsfunctie Subtotaal
-
-
159.964
415.043
415.043
415.043
Totaal algemene dekkingsmiddelen
-
-
159.964
415.043
415.043
415.043
4.2 Financiële positie 4.2.1 Investeringen Bevolkingzorg Brabant-Noord
INVESTERINGEN BvBN 2015, voorrangsvoertuig 2016, laptops en software actiecentrum 2017 2018 Totaal
Bedragen in euro's 23.092 20.661
43.753
Toelichting De OvD-Bz is wettelijk verplicht om binnen 30 minuten na alarmering ter plaatse te zijn. Met de huidige vorm en invulling van het OVD-Bz piket is dit realiseerbaar als gebruik wordt gemaakt van een voorrangsvoertuig. De laptops en software van het Actiecentrum Crisiscommunicatie zijn in 2016 aan vervanging toe.
11 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
4.2.2 Verloop reserves Bevolkingszorg Brabant-Noord BvBN Omschrijving Bestemmingsreserves: Bevolkingszorg
Bedragen in euro's
Saldo 31-12-14 78.607
Mutaties
30.000-
Saldo 31-12-15
Mutaties
48.607
Saldo 31-12-16 48.607
Mutaties
Saldo 31-12-17
Mutaties
48.607
Saldo 31-12-18 48.607
Toelichting Reserve Bevolkingszorg Eind 2010 heeft het ministerie van Veiligheid & Justitie éénmalig een bedrag van € 124.586 aan de veiligheidsregio overgemaakt uit het landelijke restbudget convenanten veiligheidsregio’s, zonder dat aan de besteding daarvan voorwaarden werden gesteld. Op 29 juni 2011 heeft het Algemeen Bestuur besloten daarmee de bestemmingsreserve Risico- en crisiscommunicatie te vormen. Deze reserve is bestemd voor de inrichting van de organisatie op het gebied van risico- en crisiscommunicatie, de bekostiging van activiteiten op het gebied van risicocommunicatie en het opleiden, trainen en oefenen van de taakorganisatie communicatie en de burgemeesters. In 2015 zal een bedrag van € 30.000 eenmalig worden ingezet ten behoeve van risicocommunicatie bij de brandweer. Omdat de resterende inzet past binnen bevolkingszorg wordt de naam van de reserve gewijzigd in de reserve Bevolkingszorg. Overschotten en tekorten vanuit het programma bevolkingszorg worden hieraan toegevoegd respectievelijk onttrokken. Het plafond van de reserve is vastgesteld op € 150.000.
12 AGP 15 ABVRBN 20141112 Bijlage 1 Concept Programma Bevolkingszorg 2015.doc
AGP 15 ABVRBN 20141112 bijlage 2
Meerjarig beleidsplan 2015-2018 OPLEIDEN, TRAINEN & OEFENEN Bevolkingszorg
Colofon Sector Auteur(s) Datum Versienummer Status Vastgesteld door Datum Medezeggenschap Datum ingang Aantal bijlagen Bestandsnaam
Veiligheidsbureau Willem Vries 18 juli 2014 1.1 Concept
1
Inhoudsopgave Leeswijzer 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ontwikkelingen 1.3 Uitgangspunten 1.4 Stand van zaken 1.5 Doelstellingen 2. Visie op leren 3. Wettelijke kaders & ambities 3.1 Wettelijke kaders 3.2 Ambities 4. Implementatie 4.1 Besluitvormingsproces 4.2 Uitvoering opleidingen 2015 4.3 Jaarplannen 4.4 Communicatie 4.5 Ontwikkel- en beheerplan 5. Financiën 6. Evaluatie Bijlagen Lijst met afkortingen Overzicht opleiden Overzicht trainen en oefenen Financieel overzicht
2
Leeswijzer
Het eerste hoofdstuk geeft een inleiding op dit beleidsplan. Het beschrijft de huidige ontwikkelingen, uitgangspunten, huidige situatie en doelstellingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk twee onze visie op leren gepresenteerd. Op basis van deze visie wordt het beleid verder gespecificeerd per bevolkingszorgproces in het derde hoofdstuk. In dit hoofdstuk worden eerst bondig de wettelijke kaders geschetst, waarbinnen de Veiligheidsregio Brabant-Noord zich beweegt. Het vierde hoofdstuk laat zien hoe het plan wordt geïmplementeerd in de organisatie. Hierin komt het besluitvormingsproces aan de orde, maar ook communicatie over het beleid en de op te stellen jaarplannen. In dit hoofdstuk is ook een ontwikkel- en beheerplan gegeven om de continuïteit van de bevolkingszorg te borgen. Hoofdstuk vijf bevat een overzicht van financiële consequenties die aan dit plan zijn verbonden. Tot slot behandelt het zesde hoofdstuk de evaluatie van dit meerjarig beleidsplan.
3
1. Inleiding Dit beleidsplan Opleiden, Trainen en Oefenen Bevolkingszorg (OTO Bz) beschrijft het beleid voor de komende vier jaren met betrekking tot de gemeentelijke kolom in de veiligheidsregio Brabant-Noord. Het veiligheidsbureau is in samenwerking met de expertgroepen van de processen van bevolkingszorg tot dit plan gekomen. Op 27 juni 2013 heeft het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord ingestemd met de uitwerking van de functiestructuur Bevolkingszorg. Daarmee is tevens gekozen voor één functiestructuur welke ingevuld kan worden door twee personele unies; één ingevuld door de samenwerking van 19 gemeenten en één ingevuld door de gemeente ’s-Hertogenbosch, waarbij de kosten van de personele unie van de gemeente ’s-Hertogenbosch voor haar eigen rekening komen. Met dien verstande dat de vakbekwaamheid van alle functionarissen gelijk is en dat bij een ramp/crisis/inzet in de gemeente ‘s-Hertogenbosch eerste een beroep wordt gedaan op het personeel van de gemeente ‘s-Hertogenbosch. De functiestructuur ziet er als volgt uit (Figuur 1):
Figuur 1: Functiestructuur Bevolkingszorg Brabant-Noord ACBV B BB BO BO.IM BO.RM CRAS HCOM HEC HIN HON
: : : : : : : : : : :
Algemeen Commandant Bevolkingszorg Bevoegd gezag Bouwbeheer Bestuursondersteuning Back office Informatiemanagement Back office Resourcemanagement Centrale Registratie en Afhandeling Schade Hoofd Communicatie Hoofd Evacuatie Hoofd Informatie Hoofd Ondersteuning
HOZ HPZ IC LC MB NaFa OPL PERS PUBV RB UV VMD
: : : : : : : : : : : :
Hoofd Omgevingszorg Hoofd Publieke Zorg Informatiecoördinator Logistieke coördinator Milieubeheer Nafase Opvang & Primaire Levensbehoeften Persvoorlichting Publieksvoorlichting Ruimtebeheer Bijzondere Uitvaartzorg Verplaatsen Mens & Dier
4
In de functiestructuur wordt een onderscheid gemaakt tussen de hoofdstructuur, met daarin de cruciale functies van bevolkingszorg, en de processen van bevolkingszorg. Elk hoofdproces heeft een expertteam die zich richt op het beheer en de implementatie van opleiding, training en oefening van het betreffende proces. Daarnaast heeft de lokale Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid een rol in het verzorgen van de basiskennis crisisbeheersing in de gemeente waar de ambtenaar werkzaam is. Het proces SIS is landelijk georganiseerd, daarom behoort dit niet binnen de bovenstaande functiestructuur van Bevolkingszorg Brabant-Noord. Het proces SIS kan echter wel door de regio worden aangevraagd als dit ter zake doet. Binnen Veiligheidsregio Brabant-Noord wordt van de gemeentelijke functionarissen verwacht dat zij het vastgestelde opleidings-, trainings- en oefeningstraject volbrengen. De verantwoordelijkheid hiervan ligt echter bij de gemeenten zelf, onder regie van de coördinerend gemeentesecretaris. Er wordt in dit Meerjarig beleidsplan OTO Bz een onderscheid gemaakt tussen de hoofdstructuur van de crisisorganisatie en de overige functies binnen de functiestructuur van bevolkingszorg. Ook het proces crisiscommunicatie wordt beschouwd als een cruciaal proces en is per 1 april 2013 (besluit Algemeen Bestuur van 4 april 2012) regionaal georganiseerd. Veiligheidsregio Brabant-Noord faciliteert alle gemeenten en de coördinerend gemeentesecretaris door te voorzien in opleiding, training en oefening voor de hoofdstructuur c.q. de cruciale functies en het proces crisiscommunicatie binnen Bevolkingszorg BrabantNoord. Hierop kan Veiligheidsregio Brabant-Noord worden aangesproken. De gemeenten verzorgen zelfstandig opleiding, training en oefening voor de overige functionarissen en worden hierin ondersteund door de expertteams van bevolkingszorg. 1.1 Aanleiding
De Wet Veiligheidsregio’s (WVr) heeft tot doel een betere crisisbeheersing en rampenbestrijding voor burgers te bewerkstelligen door middel van een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de veiligheidssector. Het Regionaal Crisisplan heeft de eerdere gemeentelijke rampenplannen vervangen. Hiermee zijn de voorbereidende taken van de gemeenten regionaal ondergebracht in de nieuwe kolom Bevolkingszorg Brabant-Noord (BzBN). De uniformiteit die daar uit ontstaat gaat gepaard met efficiëntie. De keerzijde is dat lokaal maatwerk bemoeilijkt wordt door de grotere scope van de functionaris. Dit betekent dat de functionaris een groter gebied dient te dekken, maar niet alle kennis van het gebied zelf voor handen heeft. Dit beleidsplan zoekt een balans tussen maatwerk, uniformiteit, kwaliteit en efficiëntie. 1.2 Ontwikkelingen
Het beleidsplan OTO Bz sluit niet haar ogen voor actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Economische tegenslagen hebben geleid tot vergaande bezuinigingen, die ook Veiligheidsregio Brabant-Noord treffen. Desondanks is een steeds verdergaande professionalisering een vereiste. Nederland kent een hoge bevolkingsdichtheid, waardoor een incident zich snel kan ontwikkelen en voor een groot aantal mensen gevolgen kan hebben. Een professionele aanpak 5
kan de effecten van een incident, ramp of crisis verkleinen. Juist om bevolkingszorg professioneel en efficiënt te organiseren wordt op regionaal niveau samen gewerkt. Dit leidt voor de gehele regio tot efficiencyvoordelen. Het regionaal crisisplan heeft inmiddels 19 verschillende gemeentelijke rampenplannen vervangen. Met toenemende mate doen zich kleinschalige crisissituaties voor zoals een uitbraak van de qkoorts of de dreiging van een zedenzaak op een plaatselijk kinderdagverblijf. Deze crisissen vragen om maatwerk. De veiligheidsregio’s moeten crisisbeheersingstaken in proportie tot de situatie kunnen leveren. Met de hedendaagse informatie en communicatie technologieën is de burger beter op de hoogte van actualiteiten. Zo ook op het gebied van veiligheid. Dit leidt niet alleen tot kennisname van een ramp of crisis, maar ook tot participatie. Daar komt bij dat zowel nationale als lokale overheden vaker een beroep doen op de inbreng van haar burgers. Deze ontwikkeling wordt ook wel de participatiesamenleving genoemd. De focus op (zelf)redzaamheid bevestigt dat het rapport van de commissie ‘Bevolkingszorg op orde’ oog heeft voor deze ontwikkeling. In het kort kan gesteld worden dat in het huidige economische klimaat wordt verwacht dat bevolkingszorg professionaliteit levert, efficiënt is ingericht en aansluit bij het gedrag en de behoeften van de burgers. 1.3 Uitgangspunten
Aan de hand van de hierboven geschetste ontwikkelingen kunnen voor bevolkingszorg een aantal uitgangspunten worden beschreven. De Commissie ‘Bevolkingszorg op orde’ heeft een rapport opgesteld dat het uitgangspunt biedt voor de kolom bevolkingszorg om de processen goed af te stemmen op de huidige maatschappij. De Commissie beschrijft drie bevindingen uit de praktijk die perspectief bieden om bevolkingszorg aan te laten sluiten bij de werkelijkheid. Ten eerste is het merendeel van de bevolking in staat om in het geval van crisis of ramp rationeel te handelen en zichzelf in veiligheid te brengen. Ten tweede zijn er mensen die hulp bieden aan betrokkenen zowel in de acute fase als de nafase. Ten derde blijken gemeentefunctionarissen voldoende improvisatievermogen te hebben om te anticiperen tijdens een crisis of ramp. Inmiddels is ook een verdiepingsslag vorm gegeven in het rapport ‘Bevolkingszorg op orde 2.0’. De versie 2.0 gaat dieper in op prestatie-eisen binnen bevolkingszorg. De bevolkingszorgprocessen worden in de versie 2.0 gecategoriseerd in crisiscommunicatie, acute bevolkingszorg en herstelzorg. In de crisiscommunicatie is het van belang in te spelen op de informatie behoefte die bestaat bij burgers. Tevens wordt via communicatie een handelingsperspectief geboden en wordt betekenis gegeven aan de ramp die zich voor heeft gedaan. In alle categorieën wordt een onderscheid gemaakt tussen zelfredzamen en verminderd zelfredzamen en niet zelfredzamen. De eerste groep hoeft slechts gefaciliteerd te worden om een beroep te kunnen doen op hulp
6
vanuit de eigen sociale omgeving. De aandacht dient vooral te liggen bij de verminderd- en niet zelfredzamen. Om alle processen naar behoren uit te kunnen voeren dienen functionarissen voldoende vakbekwaam te zijn en ook te blijven. Landelijk is hier sturing aan gegeven door de projectgroep GROOTER. In dit project werkten experts uit het hele land aan concrete opleidingsproducten om de bevolkingszorg bij crises te professionaliseren. De functiekaders met bijbehorende opleidingen bieden de basis voor uniformiteit en kwaliteit in de gemeentelijke crisisbeheersing. GROOTER is een uitganspunt voor de organisatie van BzBN. Vanuit de gedachte van proportionaliteit worden in de functiestructuur van bevolkingszorg de cruciale functies van de overige functies gescheiden. Voor de cruciale functies worden OTOactiviteiten regionaal georganiseerd. Voor de overige functies wordt door de gemeenten zelf de vakbekwaamheid van gemeentelijke functionarissen georganiseerd. Per proces kan proportioneel worden afgewogen in hoeverre opleiding, training en oefening noodzakelijk wordt geacht. De multidisciplinaire crisisbeheersing en rampenbestrijding is gebaat bij sterke kolommen. Het organiseren van cruciale functies van Bevolkingszorg op regionaal niveau versterkt het eenduidige karakter van de gehele regio. Daarom zoekt het beleidsplan OTO Bz aansluiting bij het meerjarig beleidsplan Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen (MOTO) 2015-2018 van Veiligheidsregio Brabant-Noord. In zoveel mogelijk aspecten wordt geprobeerd overeenstemming te vinden tussen de kolommen en tussen multi- en monodisciplinaire activiteiten. Evenals in het MOTO geldt hier voor alle functionarissen, zowel cruciaal als overig, het uitgangspunt dat elke functionaris op elke rol tenminste één keer moet oefenen. Desalniettemin wordt van gemeenten wordt verwacht dat zij functionarissen leveren om de regionale functiestructuur in te vullen en dat zij voor de processen buiten de hoofdstructuur en crisiscommunicatie opleiding, training en oefeningen verzorgen. Kortom, er zijn acht uitgangspunten die ten grondslag liggen aan dit meerjarig beleidsplan: • Rapport Commissie ‘bevolkingszorg op orde’ • Rapport Commissie ‘bevolkingszorg op orde 2.0. Eigentijdse bevolkingszorg, volgens afspraak’ • Project GROOTER • Meerjarig beleidsplan Multidisciplinair Opleiden, Trainen & Oefenen 2015-2018 • Minimum van één keer per jaar oefenen voor iedere rol in de functiestructuur • De lokale AOV neemt de basiskennis crisisbeheersing van de functionarissen van de eigen gemeente (inclusief collegeleden) voor zijn rekening. • De expertteams Bevolkingszorg nemen de organisatie en uitvoering (inclusief OTO indien aan de orde) van hun eigen hoofdproces voor hun rekening. • De veiligheidsregio coördineert Bevolkingszorg Brabant-Noord en neemt het regionale team Bevolkingszorg (AC, HIN/HON en OvD) en het proces Communicatie voor haar rekening.
7
1.4 Stand van zaken
VRBN heeft in de afgelopen jaren stappen in de goede richting gezet. Op dit moment is VRBN toe aan het realiseren van een meerjarig beleidsplan OTO Bz. De afgelopen jaren zijn bijna alle cruciale functies van de sectie bevolkingszorg ingevuld. De functionarissen op de cruciale functies zijn inmiddels opgeleid en worden met regelmaat geoefend om vakbekwaam te blijven. Slechts de functie van Teamleider opvang moet nog worden ingevuld. Het proces crisiscommunicatie is geregionaliseerd. Er is een leeragentschap ingesteld ten behoeve van het evalueren en onderzoeken van multidisciplinaire processen bij incidenten, crises en rampen. Het leren van incidenten kan de operationele kwaliteit in de toekomst verbeteren. Daarnaast is er voor het MOTO een registratiesysteem opgezet. 1.5 Doelstellingen 2018
Alle geformuleerde doelstellingen in dit beleidsplan dienen uiteindelijk bij te dragen aan een betere crisisbeheersing en rampenbestrijding voor burgers. De doelstellingen richting het jaar 2018 zijn als volgt: -
-
Alle gemeentelijke crisisfunctionarissen zijn en blijven vakbekwaam het principe levenslang leren (middels opleiden, trainen en oefenen). Het verloop van gemeentelijke crisisfunctionarissen wordt binnen redelijke termijn (jaarlijks) opgevangen. Jaarlijks wordt een jaarplan OTO Bevolkingszorg opgeleverd dat is afgestemd met het jaarplan MOTO MOTO ontwikkelt en implementeert de komende jaren op projectmatige basis het beleid met betrekking tot registratie. Bevolkingszorg Brabant-Noord sluit hierop aan. Jaarlijks verantwoorden gemeenten zich met betrekking tot de opleidings-, trainings- en oefenactiviteiten van haar functionarissen met een operationele rol in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Er is (op basis van de resultaten van een projectgroep) duidelijkheid met betrekking tot het evalueren van incidenten en oefeningen binnen Bevolkingszorg Brabant-Noord
8
2. Visie op leren Om actuele ontwikkelingen bij te blijven en doelstellingen te behalen wordt een visie gepresenteerd. Leren staat centraal in deze visie. VRBN heeft expertise in huis met betrekking tot de lerende organisatie en het lerende individu. In de visie op leren staat het levenslang-leren principe centraal. Levenslang leren houdt in dat er sprake is van een ononderbroken cyclus van het leren. Het opleiden, trainen en oefenen van functionarissen is het belangrijkste middel om vakbekwaam te worden en vakbekwaam te blijven. Verder wordt het leren ondersteund door evaluatie en registratie. Hieronder zijn deze onderdelen uitgewerkt. Opleiding richt zich op het inzetbaar maken van gemeentefunctionarissen op het cruciale functie voor een rol in de crisisbeheersing. Opleiding is noodzakelijk om de professionaliteit van functionarissen te garanderen en alle veiligheidsregio’s tot eenzelfde basisniveau te tillen. Vanaf het moment dat functionarissen zijn opgeleid doorlopen zij een cyclus van trainen, oefenen, praktijkervaring opdoen en bijscholen, totdat zij een andere functie gaan uitoefenen. Het belangrijkste doel van trainen is het eigen maken en op het peil houden van de kennis en vaardigheden. Oefenen is het in de praktijk brengen van de opgedane kennis en vaardigheden. Een belangrijk verschil tussen trainen en oefenen is dat oefeningen in tegenstelling tot trainingen worden waargenomen. Op basis van waarnemingen krijgen functionarissen bij een oefening direct terugkoppeling over de keuzes en handelingen in de uitvoering van hun taken. Het waarnemen kan op verschillende niveaus worden vormgegeven. Hiervoor kan een externe partij worden ingehuurd of er wordt een beroep gedaan op waarnemers van VRBN. Eventueel kunnen gemeentelijke functionarissen met een vergelijkbare rol op inhoudelijk niveau elkaar waarnemen. Dit betekent dat een beroep wordt gedaan op functionarissen. Dit gaat altijd in goed overleg met de functionaris en de leverende gemeente. Het is van belang bij het oefenen de realiteit zo dicht mogelijk te benaderen. Tijdens oefeningen worden functionarissen waargenomen om te kunnen leren van het in de praktijk brengen van verworven kennis en vaardigheden. Het waarnemen kan op verschillende niveaus worden vormgegeven. Hiervoor kan een externe partij worden ingehuurd. Ook kan ervoor worden gekozen dat functionarissen op inhoudelijk niveau elkaar waarnemen. Tot slot bestaat de mogelijkheid om een beroep te doen op waarnemers van VRBN. Nieuwe ontwikkelingen of inzichten maken het noodzakelijk om vakkennis en vaardigheden te actualiseren door middel van bijscholing. We spreken van bijscholing wanneer er sprake is van activiteiten die een flinke tijdsinvestering van de deelnemers vragen. Bijscholingsactiviteiten die slechts een kleine tijdsinvestering vereisen zijn een vorm van training. VRBN houdt zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen en faciliteert bijscholing indien dit nodig is. Het evalueren van incidenten en oefeningen geeft inzicht in de kwaliteit van de uitvoering van gemeentelijke processen. Het doel van het evalueren is primair gericht op het leren van incidenten, zodat de kwaliteit van het optreden bij toekomstige incidenten wordt verbeterd en verhoogd. Leren is vooral gebaat bij een focus op positieve punten. Een belangrijk onderdeel van evalueren is de terugkoppeling naar functionarissen die deelnemen aan de evaluatie en ook 9
breder naar de organisatie als geheel. Het leeragentschap is een middel om structuur te geven aan het leren in de multidisciplinaire organisatie. Het evalueren van bevolkingszorgprocessen wordt in de komende vier jaren projectmatig opgepakt. Ook registratie is voornamelijk bedoeld om het leren van te vergroten. Registratie geeft inzicht in de kennis en vaardigheden van een functionaris, dat maakt competentiegericht trainen mogelijk in de toekomst. In 2018 wil VRBN inzicht hebben in de vaardigheden van functionarissen door middel van registratie. De ontwikkeling van een registratiesysteem zal projectmatig worden opgepakt in de komende vier jaren. Hierover worden afspraken gemaakt in het op te stellen meerjarig beleidsplan MOTO 2015-2018. De kolom Bevolkingszorg sluit aan bij het MOTO in haar beleid rondom registratie. In dit meerjarig beleidsplan OTO Bz wordt een onderscheidt gemaakt tussen de cruciale functies in de functiestructuur van bevolkingszorg en de overige functies. De cruciale functies worden regionaal opgeleid, getraind en geoefend. Opleiding, training en oefening van de overige functies worden door de expertteams georganiseerd. Er wordt gebruik gemaakt van het train de trainer principe. De lokale Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid draagt zorg voor het op peil brengen van de basiskennis bij zijn of haar gemeentelijke collegae.
10
3. Wettelijke kaders & ambities In het vorige hoofdstuk werd een visie op leren gepresenteerd. Deze visie wordt aangehangen, maar kan enkel worden nagestreefd binnen wettelijke kaders. Naar aanleiding van deze wettelijke kaders worden vervolgens ambities geformuleerd. Deze ambities zijn uitgewerkt op drie niveaus. Ten eerste op het niveau van functies binnen de hoofstructuur van bevolkingszorg. Daarnaast naar de functies van de processen binnen de functiestructuur bevolkingszorg. Tot slot, het niveau van de gemeentelijke organisatie. Het is een concrete invulling wat BzBN wil bereiken met een opleidings-, trainings- en oefeningstraject. 3.1 Wettelijke kaders 3.1.1 Wet Veiligheidsregio’s De wet stelt dat regio’s een kwaliteitszorgsysteem moeten hanteren om zo de bedrijfsvoering te verbeteren. Met het kwaliteitszorgsysteem worden op systematische wijze de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer bewaakt, beheerst en verbeterd. Een aantal middelen hiertoe zijn al beschreven in hoofdstuk twee. Ten gunste van het kwaliteitszorgsysteem worden de functionarissen opgeleid, getraind en geoefend om vakbekwaam te worden en te blijven. Daarnaast worden inzetten en oefeningen geëvalueerd aan de hand van evaluatiemethodieken. Tot slot is in hoofdstuk twee het beleid omtrent registratie behandeld. Deze middelen dienen het wettelijk vereiste kwaliteitszorgsysteem.
De systeemtest is een voorbeeld om de kwaliteit van de Veiligheidsregio in kaart te brengen. Elk jaar wordt de regionale crisisorganisatie getest tijdens de systeemtest. De systeemtest is dan ook geen oefening, er wordt slechts getoetst of de organisatie aan minimale vereisten voldoet. Deze systeemtest is een wettelijke vereiste en levert input voor het kwaliteitszorgsysteem. 3.1.2 Besluit personeel Veiligheidsregio’s Het Besluit personeel Veiligheidsregio’s stelt regels aan een twee functies binnen bevolkingszorg. Dat zijn de functies ‘voorlichtingsfunctionaris Commando Plaats Incident’ en ‘voorlichtingsfunctionaris Regionaal Operationeel Team’. Op basis van artikel 3 vereisen deze functies een functiegerichte opleiding die wordt afgesloten met een rijksexamen. Dit rijksexamen bestaat echter nog niet, maar de functionarissen zijn wel vakbekwaam door opleiding, training en oefening . 3.1.3 GROOTER Het project GROOTER is een informeel kwaliteitslabel geworden. Het project streeft uniformiteit en kwaliteit na in de gemeentelijke crisisbeheersing. Juist om die reden sluit de Veiligheidsregio Brabant-Noord het project GROOTER in de armen als uitgangspunt voor het opleiden van functionarissen binnen de kolom bevolkingszorg. Het project GROOTER onderscheidt basisopleidingen, procesopleidingen en functiegerichte opleidingen.
11
De basisopleidingen van GROOTER zijn ontwikkeld om een functionaris bewust te maken van de taken bij een functie in een crisisbeheersingsorganisatie. Het doel is dat een functionaris de basis kennis en inzicht kan toepassen in een realistische simulatie van een crisissituatie. GROOTER maakt onderscheidt tussen basisopleiding voor leidinggevenden en een basisopleiding voor medewerkers. Aangezien GROOTER geen wettelijk vastgesteld kader betreft, wijkt VRBN af van GROOTER door de basisopleiding voor medewerkers niet extern door een opleidingsbureau te laten verzorgen. In overleg met de expertteams van VRBN is vastgesteld dat medewerkers en contactpersonen geen OTO-activiteiten behoeven, maar wel inzicht moeten hebben in de crisisstructuur. De basisopleiding voor medewerkers wordt door VRBN intern georganiseerd in samenwerking met de leidinggevende crisisfunctionarissen van de gemeenten. De procesopleidingen van GROOTER hebben tot doel om de functionaris inzicht te geven in de visie op een specifiek proces. Het creëren van bewustzijn en het bijbrengen van de juiste attitude van de functionaris ten opzichte van betrokkenen in een crisissituatie. Daarnaast zal de procesopleiding kennis bijbrengen over het functioneren van de taakorganisatie. Daarbij zijn de positionering, de doelen en randvoorwaarden van het proces van belang. Tot slot dient de functionaris kennis en inzicht te verwerven in de activiteiten, betrokkenen, taken en verantwoordelijkheden van het betreffende proces. Daar hoort ook bij dat de functionaris kan onderscheiden waar verantwoordelijkheden beginnen en ophouden. Functiegerichte opleidingen van GROOTER zijn toegewezen aan functies die van cruciaal belang zijn in het gehele proces. Het zijn dermate specialistische of adviserende functies dat een functiegerichte opleiding benodigd is. Voor de desbetreffende functies zijn vaak specifieke competenties van belang, zoals leidinggeven of samenwerken. In een overzicht in bijlage 2 zijn de opleidingsactiviteiten per functionaris van bevolkingszorg uitgesplitst. 3.2 Ambities
De cruciale functionarissen worden regionaal opgeleid, getraind en geoefend. Een opleidingsinstituut kan hieraan bijdragen gezien haar onafhankelijkheid de geloofwaardigheid van opleiding vergroot. Slechts voor de functies Officier van Dienst Bevolkingszorg en Algemeen Commandant Bevolkingszorg zijn examens ontwikkeld. De overige opleidingen worden daarom niet getoetst, door het opleidingsinstituut zal moeten worden vastgesteld dat de functionaris de opleiding naar behoren heeft volbracht. VRBN gaat op zoek naar een passend aanbod voor opleiding op de markt van opleidingsbureaus. Bij BzBN is gekozen voor een functiestructuur waarin bepaalde functies zijn gecombineerd. Dit betekent dat een inverdieneffect ontstaat op de basis- en soms op de procesopleidingen. De functiegerichte opleidingen zijn dermate specifiek dat voor functionarissen op de gecombineerde functies soms meerdere functiegerichte opleidingen genoodzaakt zijn. Indien de gecombineerde functies achteraf onwerkbaar blijken in de praktijk kunnen deze functies nog gesplitst worden. Tot op heden bleek dat niet aan de orde te zijn.
12
De trainingen en oefeningen die in dit plan zijn opgenomen, worden georganiseerd door het veiligheidsbureau. In sommige gevallen zal hier gebruik worden gemaakt van externe opleidingsbureaus . Over de gehele breedte van de kolom (alle processen) worden drie netwerkdagen georganiseerd. Deze netwerkdagen zijn bedoeld om alle functionarissen met elkaar verbonden te houden en gezamenlijk kritisch naar BzBN te kijken. De netwerkdagen zijn voor: Bevolkingszorg (alle processen), het regionaal team crisiscommunicatie en tot slot de AOV’ers. Deze netwerkdagen zijn begroot op € 2000 per netwerkdag. Om een beeld te geven van de omvang van een netwerkdag; het regionaal team communicatie bestaat uit circa 80 medewerkers. Daarnaast is de ambitie om in het kader van het op peil houden van kennis en vaardigheden elearning modules te ontwikkelen ten behoeve van cruciale functies. Er is gekozen voor e-learning, omdat dit mogelijk maakt dat functionarissen tijdsonafhankelijk en plaatsonafhankelijk zelfstandig kunnen trainen. Dit verlicht de werkdruk op gemeentelijke functionarissen die trainings- en oefeningsactiviteiten met zich meebrengen. In het jaar 2015 zal een e-learning voor de basiskennis en vaardigheden worden ontwikkeld. 3.2.1 Opleiden, Trainen en Oefenen van de hoofdstructuur Bevolkingszorg Binnen Bevolkingszorg Brabant-Noord nemen sommige functionarissen deel aan een multidisciplinair team. Dit heeft consequenties voor de specifieke oefenprogramma’s van een functie. Bijvoorbeeld, de Algemeen Commandant Bevolkingszorg wordt zowel geoefend als lid van het Regionaal Operationeel Team (ROT), dan wel als leidinggevende van de sectie bevolkingszorg. VRBN verzorgd het vakbekwaam worden en blijven van functionarissen met een rol in de hoofdstructuur. Dit wil zeggen dat de cruciale functies regionaal opleiding, training en oefening verkrijgen. De cruciale functies zijn vastgesteld in het besluit van 3 april 2013:
1. Algemeen Commandant Bevolkingszorg 2. Officier van Dienst Bevolkingszorg 3. Strategisch Communicatieadviseur Beleidsteam 4. Hoofd (actiecentrum) Communicatie/ Teamleider Persvoorlichting/Publieksvoorlichting 5. Hoofd Informatie/Hoofd Ondersteuning Bevolkingszorg 6. Hoofd Publieke Zorg 7. Teamleider Opvang 3.2.2 Opleiden, Trainen en Oefenen op procesniveau Bevolkingszorg Brabant-Noord is monodisciplinair georganiseerd in zeven hoofdprocessen die uitvoering geven aan bepaalde deelprocessen. Hieronder zijn de hoofd- en deelprocessen weergegeven en vervolgens zijn deze tekstueel uitgewerkt.
Hoofdproces Crisiscommunicatie Publieke Zorg
Deelprocessen Persvoorlichting Publieksvoorlichting Opvang, voorzien in primaire Levensbehoeften, kleinschalig verplaatsen mens & dier (OPL) Bijzondere uitvaartzorg
13
Evacuatie Omgevingszorg
Informatie
Ondersteuning
SIS (landelijk georganiseerd)
Grootschalig verplaatsen mens & dier Milieubeheer Ruimtebeheer Bouwbeheer Interne Communicatie CRAS Verslaglegging Bestuursondersteuning Facilitaire ondersteuning Preparatie nafase Slachtofferregistratie Verwanteninformatie
De functionarissen die een rol hebben in bovenstaande processen worden door de gemeenten zelf vakbekwaam gemaakt en gehouden. Met uitzondering van het hoofdproces Crisiscommunicatie. Dit is naar aanleiding van het besluit … erkent als cruciaal proces en daarom regionaal georganiseerd. Naar aanleiding van het besluit van 3 april 2013 behoort de teamleider Publieke zorg ook tot de cruciale functies van BzBN. De expertteams zullen de gemeenten ondersteunen in het organiseren van gepaste OTO-activiteiten voor functionarissen met een rol in de gemeentelijke crisisbeheersing. Crisiscommunicatie Naar aanleiding van het besluit van het Algemeen Bestuur op 4 april 2012 is crisiscommunicatie regionaal georganiseerd. Het proces crisiscommunicatie is aangemerkt als cruciaal proces in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Het hoofdproces Crisiscommunicatie onderverdeeld in twee deelprocessen, publieksvoorlichting en persvoorlichting. Er zijn twee functies op hard piket ingevuld, te weten communicatieadviseur BT en Hoofd Communicatie. De functies op hard piket zijn ingevuld. Door verloop moeten minimaal twee nieuwe hoofden Communicatie worden opgeleid in 2015. Daarnaast dienen nog (deels) te worden opgeleid in 2015: communicatieadviseurs CoPI, de informatiecoördinatoren, publieksvoorlichters, persvoorlichters, omgevingsanalisten, webredacteuren te worden aangesteld en opgeleid. Bij crisiscommunicatie wordt getracht altijd functionarissen aan te stellen die in hun dagdagelijkse werkzaamheden ook communicatietaken vervullen.
Het ontwikkelen van trainingen gebeurt op basis van de behoefte onder medewerkers en naar aanleiding van evaluaties. Zoals eerder beschreven wordt jaarlijks een netwerkdag georganiseerd gericht op de regionale communicatietak om de verbindingen te creëren en ervaringen te delen. Jaarlijks worden acht oefeningen voor het actiecentrum georganiseerd, dit is inclusief de oefeningen voor ‘s-Hertogenbosch. Hierin worden realistische situaties nagebootst. Hierdoor wordt iedere functionaris de mogelijkheid geboden om ten minste één keer per jaar te oefenen. Publieke zorg
14
Er zijn vijf hoofden Publieke zorg die alle processen aansturen. Binnen Bevolkingszorg BrabantNoord zijn de processen Opvang, Kleinschalig verplaatsen mens en dier en Voorzien in Primaire levensbehoeften samengevoegd tot één proces (OPL). De functies teamleider opvang en teamleider primaire levensbehoeften zijn in de Veiligheidsregio Brabant-Noord gecombineerd. Het hoofd Publieke zorg en de teamleider Publieke zorg worden regionaal opgeleid, getraind en geoefend. Daarnaast zijn in alle gemeenten hoofden opvanglocaties aangesteld, deze worden lokaal opgeleid, getraind en geoefend. Voor het proces Bijzondere uitvaartzorg kan per incident gekozen worden om samenwerking aan te gaan met Monuta. Monuta levert uitvaartzorg op bestelling. Er zijn districtsgewijs vijf teamleiders die hiertoe kunnen besluiten. Daarnaast wijst elke gemeente een contactpersoon die met de teamleiders samen het proces op zich nemen. De contactpersonen behoeven geen OTO activiteiten. Het trainen van functionarissen Publieke zorg gaat op basis van behoeften en evaluaties. De deelprocessen van Publieke zorg worden afzonderlijk geoefend. Het proces OPL wordt tenminste eenmaal per jaar geoefend. Zowel de combifuncties Teamleiders opvang / teamleider Primaire levensbehoeften als hoofden opvanglocatie nemen deel aan deze oefening. Evacuatie Het proces grootschalig verplaatsen mens en dier wordt verzorgd door de gemeente ’sHertogenbosch. In alle gemeenten worden contactpersonen aangesteld. Het hoofd Evacuatie coördineert de grootschalige verplaatsing van mens en dier. Voor de functionarissen binnen dit proces worden OTO-activiteiten lokaal verzorgd, met ondersteuning van het expertteam evacuatie. Omgevingszorg Het hoofdproces Omgevingszorg kent drie deelprocessen; ruimtebeheer, milieubeheer en bouwbeheer. Voor deze drie processen worden in alle gemeenten teamleiders aangesteld. Het proces milieubeheer wordt per gemeente georganiseerd al dan niet in samenwerking met de Omgeving Dienst Brabant-Noord (ODBN). De afspraak is gemaakt dat gemeenten zelf verantwoordelijkheid nemen voor de invulling en OTO- activiteiten van dit proces. Informatie De processen verslaglegging en interne communicatie worden lokaal georganiseerd. Voor beide processen , CRAS en Preparatie nafase, worden uitgevoerd door 5 regionale teamleiders. De niet leverende gemeenten stellen contactpersonen aan die gebruik maken van de kennis van de teamleiders. OTO-activiteiten worden door de gemeenten zelf georganiseerd, met ondersteuning van het expertteam informatie. Ondersteuning Het proces bestuursondersteuning wordt regionaal ondersteund door gemeenten ’sHertogenbosch en Oss (plaatsvervangend). Het proces facilitaire ondersteuning wordt lokaal georganiseerd door de gemeenten. Het proces Preparatie Nafase valt onder verantwoordelijkheid van de betreffende gemeentesecretaris. Deze wordt ondersteund door één van de vijf teamleiders Preparatie Nafase. Voor de processen CRAS en Preparatie nafase worden door niet leverende gemeenten contactpersonen aangesteld. De teamleiders worden 15
door de gemeenten zelf opgeleid, getraind en geoefend. Het expertteam heeft hierin een ondersteunende rol. SIS Het landelijke Slachtoffer Informatie Systematiek heeft inmiddels het proces CRIB vervangen. Er zijn vijf liaisons SIS aangesteld, die de verbinding tussen de landelijke organisatie en de regio in geval van crisis onderhouden. De vijf liaisons zijn afkomstig uit gemeenten ’sHertogenbosch en Oss. Deze gemeenten vulden eerder het proces CRIB in. Daarnaast is er regionaal een coördinator SIS voor de koude fase aangesteld. Deze functionarissen worden opgeleid door de landelijke organisatie SIS. Het SIS zal eens per jaar worden gekoppeld aan een andere oefening, bij voorkeur aan de systeemtest omdat dit past binnen de verwachtingen van Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J). Verdere OTO-activiteiten worden door de gemeenten zelf verzorgd, het expertteam zal hierin ondersteunen. 3.2.3. Opleiden, trainen en oefenen van basisniveau crisisbeheersing in gemeenten De Ambtenaar Openbare orde en veiligheid draagt zorg voor het op niveau brengen van de basiskennis crisisbeheersing in de ambtelijke organisatie. Dit betekent concreet dat deze ambtenaar zijn collega’s van de gemeenten traint. Hierin worden ook elke vier jaar, in het jaar na de gemeenteraadsverkiezingen, de nieuwe collegeleden meegenomen. Er wordt gebruik gemaakt van het principe train de trainer.
16
4. Implementatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe dat de ambities in praktijk worden gebracht. Dit proces verloopt van de besluitvorming over het plan tot het onderhouden van bevolkingszorgprocessen na de implementatie. 4.1 Besluitvorming
Het meerjarig beleidsplan OTO maakt onderdeel uit van een breder programma bevolkingszorg op de begroting van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Dit plan is daarom gekoppeld aan de begroting BzBN en haar besluitvormingsproces. 4.2 Jaarplannen
Om dit meerjarig beleidsplan OTO Bz te borgen wordt elk jaar een jaarplan opgeleverd door de coördinerend gemeentesecretaris. Deze wordt hierin ondersteund door het veiligheidsbureau. Het jaarplan beschrijft de OTO-activiteiten voor de hoofdstructuur van bevolkingszorg en het proces crisiscommunicatie. Er worden zowel multi- als monodisciplinaire jaarplannen geschreven. Deze dienen op elkaar te zijn afgestemd. Elke beschrijving van een OTO activiteit bevat informatie over de doelgroep, het doel, de opzet, de lengte (of tijdsduur) en een datum. Tot slot bevat een jaarplan een financiële paragraaf en een overzichtelijke jaaragenda. 4.3 Communicatie
Communicatie over het gevoerde leerbeleid binnen de Veiligheidsregio Brabant-Noord is noodzakelijk voor een goede implementatie van dit beleidsplan. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande communicatiemiddelen. De beoogde resultaten van de communicatie zijn: - Het creëren van draagvlak onder bestuurders van Veiligheidsregio Brabant-Noord. - Het creëren van draagvlak onder experts op het gebied van bevolkingszorgprocessen, zodat de praktische uitvoerbaarheid van dit beleidsplan geborgd is. - Het informeren van gemeentelijke functionarissen in uitvoerende functies. Zo hebben de functionarissen de mogelijkheid om kennis te nemen van de context waarin opleiding, training, oefening plaats heeft. - Het informeren van externe partijen in uitvoerende functies. Zo hebben de functionarissen van externe partijen de mogelijkheid om kennis te nemen van de inrichting van bevolkingszorg in Veiligheidsregio Brabant-Noord. Daarnaast hebben zij daarmee toegang tot informatie over de opleidings-, trainings-, oefeningsactiviteiten van functionarissen binnen BzBN.. De communicatie naar het bestuur loopt via het besluitvormingsproces dat hierboven in dit hoofdstuk al aan de orde is geweest. De communicatie naar de experts verloopt via de secretarissen van de expertteams. Zij zijn betrokken bij de ontwikkeling van dit beleidsplan en zijn geraadpleegd bij de totstandkoming van dit meerjarig beleidsplan OTO Bz. Tot slot worden 17
communicatiekanalen zoals de website, nieuwsbrieven etc. gebruikt om de functionarissen en externe partijen toegang te geven tot dit meerjarig beleidsplan OTO Bz van Veiligheidsregio Brabant-Noord. 4.4 Ontwikkel- en beheerplan
Uit de praktijk van afgelopen jaren is gebleken dat het verloop binnen de gemeentelijke kolom hoger is dan in andere kolommen. Op basis van de afgelopen periode wordt in de gemeentelijke kolom rekening gehouden met een verloop van 20%. Dit betekent dat jaarlijks nieuwe functionarissen moeten worden opgeleid. Het opvullen van de functies binnen de gemeenten blijft een verantwoordelijkheid van gemeenten zelf, hiervan ligt de regie bij de coördinerend gemeentesecretaris. Het veiligheidsbureau houdt toezicht op de cruciale functies in de regionale pool. VRBN zal wervingsdocumenten opstellen en deze naar de gemeenten sturen om verloop op te vangen. VRBN stelt voor de cruciale functies opleidingen beschikbaar bij verloop. De gemeenten dragen zelf verantwoordelijkheid voor het Opleiden, Trainen en Oefenen van haar functionarissen. De coördinerend gemeentesecretaris heeft de regie over bevolkingszorg en wordt in de hoofdstructuur en voor het proces crisiscommunicatie ondersteund door het veiligheidsbureau. VRBN is aanspreekbaar op haar taak om Bevolkingszorg te coördineren. Om zicht op het kwaliteitsniveau te houden dienen de gemeenten elk jaar verantwoording af te leggen aan de coördinerend gemeentesecretaris. In de jaarverantwoording staat exact vermeld welke functionarissen hebben deelgenomen aan opleidingen, trainingen en oefeningen. Het streven is om met andere veiligheidsregio’s samen op te trekken. Samenwerking wordt echter bemoeilijkt door verschillen tussen de regio’s. In de komende vier jaren worden de mogelijkheden om gezamenlijk bevolkingszorg onderdelen te organiseren opgepakt. Onderwerpen die mogelijk leiden tot interregionale samenwerking zijn het (a) het samen uitvoeren van oefeningen, (b) inkopen/verzorgen van opleiding, (c) het ontwikkelen van elearning modules en (d) het uitwisselen van waarnemers of tegenspelers. Samengevat richten de taken van BzBN zich op opleiding, training, oefening, evaluatie, registratie, planvorming en tot slot ontwikkeling en beheer. Voor de uitvoering van deze taken zijn 1.2 FTE beschikbaar.
18
5. Financiën Evenals in het financieel voorstel functiestructuur Bevolkingszorg Brabant-Noord van 27 november 2012 worden de kosten voor opleiden geraamd op € 1.000 per opleiding per rol van een functionaris. Er zijn een aantal functionarissen die naast de basisopleiding een proces- of functiegerichte opleiding moeten volgen. Om BzBN volledig te bezetten moeten er in 2015 incidentele kosten gemaakt worden voor opleiding van deze functionarissen. Indien een functionaris is opgeleid volgt deze een trainings- en oefeningsprogramma dat de opleiding op niveau houdt. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met verloop. Dit verloop levert structurele kosten op. Het verloop wordt geschat op 20%. De basisopleiding voor burgemeesters en locoburgemeesters wordt eens per 4 jaar georganiseerd. Hierdoor ontstaan periodieke kosten. Een totaaloverzicht van de kosten zijn terug te vinden in bijlage 4. Een bondige weergave van de kosten voor opleiding is hieronder zichtbaar. Kosten type Incidenteel (2015) Structureel
Regio € 163.000 € 73.800
‘s-Hertogenbosch € 24.000 € 18.200
Totaal € 187.000 € 92.000
Met betrekking tot het trainen en oefenen wijken de bedragen af van het financieel voorstel functiestructuur Bevolkingszorg Brabant-Noord. In het financieel voorstel functiestructuur is vastgesteld dat trainen en oefenen van cruciale functionarissen structureel wordt begroot op € 1000. VRBN is ervan overtuigd dat dit bedrag bijgesteld kan worden door efficiënt trainingen en oefeningen te organiseren. Hiervoor zal VRBN bij het betrekken van externe partijen bij trainingen en oefeningen de aanbieders op de markt laten concurreren, om het meest gunstige aanbod van professionals te accepteren. In plaats van te begroten met € 1000 structureel voor trainen en oefenen per rol per functionaris wordt begroot op € 400 structureel per rol per functionaris. De structurele kosten per training begroot op € 100 per deelnemer. De trainingen worden opgezet naar aanleiding van incident evaluaties en de trainingsbehoefte bij functionarissen. Tevens worden uit dit budget e-learning modules ontwikkeld om de vakbekwaamheid op peil te houden. Voor het organiseren van trainingsactiviteiten worden alleen structurele kosten gemaakt. Een overzicht van de kosten voor het trainen is opgenomen in bijlage 4. Hieronder staat wederom een zeer bondig overzicht. Kosten type Incidenteel (2015) Structureel (2016 - )
Regio n.v.t. € 43.600
‘s-Hertogenbosch n.v.t. € 9.300
Totaal n.v.t. € 52.900
Tot slot wordt voor het oefenen van functionarissen een bedrag van € 300 per functionaris reëel geacht. Een oefening vergt meer investering dan een training aangezien een realistische situatie dient te worden nagebootst en de deelnemers moeten worden waargenomen. Voor het oefenen van de kolom bevolkingszorg worden slechts structurele kosten gemaakt, zoals in het kort weergegeven in de figuur hieronder.
19
Kosten type Incidenteel (2015) Structureel (2016 - )
Regio n.v.t. € 39.709
‘s-Hertogenbosch n.v.t. € 9.491
Totaal n.v.t. € 49.200
Naar aanleiding van de drie figuren in dit hoofdstuk kunnen de eindtotalen worden opgemaakt voor opleiden, trainen en oefenen van de gehele gemeentelijke kolom. Een volledig overzicht van de kosten is terug te vinden in bijlage 4.
Kosten type Incidenteel (2015) Structureel (2016 - )
Regio € 163.000 € 157.109
‘s-Hertogenbosch € 24.000 € 36.991
Totaal € 187.000 € 194.100
20
6. Evaluatie Na afloop van de vier jaren dient dit beleidsplan OTO Bz te worden geëvalueerd. De balans kan dan worden opgemaakt. De doelstellingen van dit plan moeten worden geëvalueerd, zodat er input ontstaat voor een nieuw en toekomstbestendig meerjarig beleidsplan OTO Bevolkingszorg Brabant-Noord. Over vier jaar zal op basis van dit plan het volgende zijn gerealiseerd. -
-
Alle gemeentelijke crisisfunctionarissen zijn en blijven vakbekwaam het principe levenslang leren (middels opleiden, trainen en oefenen). Het verloop van gemeentelijke crisisfunctionarissen wordt binnen redelijke termijn (jaarlijks) opgevangen. Jaarlijks wordt een jaarplan OTO Bevolkingszorg opgeleverd dat is afgestemd met het jaarplan MOTO MOTO ontwikkelt en implementeert de komende jaren op projectmatige basis het beleid met betrekking tot registratie. Bevolkingszorg Brabant-Noord sluit hierop aan. Jaarlijks verantwoorden gemeenten zich met betrekking tot de opleidings-, trainings- en oefenactiviteiten van haar functionarissen met een operationele rol in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Er is (op basis van de resultaten van een projectgroep) duidelijkheid met betrekking tot het evalueren van incidenten en oefeningen binnen Bevolkingszorg Brabant-Noord.
21
Bijlage 1. Lijst met afkortingen AB ACBV AOV’er B BB BO BO.IM BO.RM BzBN CoPI CRAS DB GBT HCOM HEC HIN HON HOZ HPZ IC IV&J LC MB MOTO NaFa ODBN OPL OTO OTO Bz PERS PUBV RB RBT ROT SIS UV VB VMD VRBN WVr
Algemeen Bestuur Algemeen Commandant Bevolkingszorg Ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid Bevoegd gezag Bouwbeheer Bestuursondersteuning Back office Informatiemanagement Back office Resourcemanagement Bevolkingszorg Brabant-Noord Commando Plaats Incident Centrale Registratie Afhandeling Schade Dagelijks Bestuur Gemeentelijk Beleidsteam Hoofd Communicatie Hoofd Evacuatie Hoofd Informatie Hoofd Ondersteuning Hoofd Omgevingszorg Hoofd Publieke Zorg Informatiecoördinator Inspectie Veiligheid & Justitie Logistieke coördinator Milieubeheer Multidisciplinair Opleiden, Trainen & Oefenen Nafase Omgevingsdienst Brabant-Noord Opvang & Primaire Levensbehoeften Opleiden, Trainen & Oefenen Opleiden, Trainen & Oefenen Bevolkingszorg Persvoorlichting Publieksvoorlichting Ruimtebeheer Regionaal Beleidsteam Regionaal Operationeel Team Slachtoffer Informatie Systematiek Bijzondere Uitvaartzorg Veiligheidsbureau Verplaatsen Mens & Dier VeiligheidsRegio Brabant-Noord Wet Veiligheidsregio’s
1
O p l e i d e n
Basisopleiding Bevolkingszorg Basisopleiding x x x x x x x x x x Basisopleiding Burgemeesters Procesopleidingen Bevolkingszorg Crisiscommunicatie x x x x x Opvang x Voorzien in primaire levensbehoefte x informatiemanagement x Functiegerichte opleidingen Bevolkingszorg Algemeen Commandant x Hoofd taakorganisatie x x x Teamleider x Officier van Dienst - Bevolkingszorg x Communicatieadviseur Beleidsteam x Communicatieadviseur Regionaal Operationeel Team x Communicatieadviseur Commando Plaats Incident x Omgevingsanalist Informatiecoördinator
Webredacteur
Informatiecoördinator Crisiscommunicatie
Omgevingsanalist
Publieksvoorlichters
Persvoorlichters
Communicatie adviseur Commando Plaats Incident
Communicatie adviseur Regionaal Operationeel Team
Communicatie adviseur Beleidsteam
Officier van Dienst - Bevolkingszorg
Teamleider Opvang / Teamleider primaire levensbehoeften
Hoofd Publieke Zorg / Hoofd Omgevingszorg
Hoofd Communicatie / Teamleider Pers & Publiek / Teamleider Analyse & Advies
Hoofd Ondersteuning / Hoofd Informatie
Algemeen Commandant Bevolkingszorg
Bijlage 2. Overzicht opleiden per functionaris
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
2
Bijlage 3. Overzicht trainen en oefenen (incl. oefendruk per functionaris) aantallen
O e f e n e n
Totalen
Multi Alarmeringsoefening Communicator Systeemoefening GBT-oefening ROT-oefening CoPI-oefening Meldkamer Mono Team Bevolkingszorg Actiecentrum Communicatie* Proces Nafase** Proces opvang** Proces publieksvoorlichting via web*** Proces Informatiecoördinatie oefendruk per functionaris (in aantal oefenmomenten per jaar)
x
x
x
x
x x x
x x x
x
x x x
x
x 1 1 19 8 8
13
10
7
9
25
21
22
6
22
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x x x
x x x
x x
x x
x x x
x x x
x x x
x
0,1 0 0,13 0,1 0,14 0,08 0,1 0,14 0,11 0,04 0,05 0,05 0,17 0,05 0,1 0,1 0,13 0,1 0,08 0,1 0,14 0,11 0,05 0,17 0,05 1,9 0,8 1,14 0,62 0,89
10 8 1 1 1 1 59
x
Webredacteur
x x
Informatiecoördinator Crisiscommunicatie
x
Omgevingsanalist
x
1 1 1
Publieksvoorlichters
7
Persvoorlichters
10
Communicatie adviseur Commando Plaats Incident
8
Communicatie adviseur Regionaal Operationeel Team
Teamleider Opvang / Teamleider primaire levensbehoeften
7
Communicatie adviseur Beleidsteam
Hoofd Omgevingszorg / Hoofd Publieke zorg
10
Officier van Dienst - Bevolkingszorg
Hoofd Communicatie / Teamleider Pers & Publiek / Teamleider Analyse & Advies
Team Netwerkdag Crisiscommunicatie Netwerkdag Bevolkingszorg Netwerkdag AOV'ers Inhoud basisgerichte training procesgerichte training Functiegerichte training
Hoofd Ondersteuning / Hoofd Informatie
aantallen T r a i n e n
Algemeen Commandant Bevolkingszorg
F u n c t i e s
1 1,4 1,25 1 0,6
1 0,96 1,14 1,09 1,33 0,36 1 0,64 1
2
2,2 2,5
1,2 1,14 0,77 2,1 1,43 1,11
1
1,19 1,18 2,67 1,09
* Per oefening zijn benodigd: 3 persvoorlichters, 3 publieksvoorlichters en 3 omgevingsanalisten ** Per oefening van de processen worden alle teamleiders geoefend *** Per oefening worden ten minste 14 webredacteuren geoefend
3
Bijlage 4. Financieel overzicht AANTAL Functies Totaal Regio DB Algemeen Commandant Bevolkingszorg 10 8 Hoofd Ondersteuning / Hoofd Informatie 7 6 Hoofd Communicatie / Teamleider Pers & Publiek / Teamleider 8 Analyse 5 & Hoofd Omgevingszorg / Hoofd Publieke zorg 10 8 Teamleider Opvang / Teamleider primaire levensbehoeften 7 5 Officier van Dienst - Bevolkingszorg 13 7 Communicatie adviseur Beleidsteam 10 7 Communicatie adviseur Regionaal Operationeel Team7 6 Communicatie adviseur Commando Plaats Incident 9 9 Persvoorlichters 25 22 Publieksvoorlichters 21 18 Omgevingsanalist 22 18 Informatiecoördinator Crisiscommunicatie 6 4 Webredacteur 22 20 Netwerkdag Bevolkingszorg Netwerkdag Crisiscommunicatie Netwerkdag AOV'ers* Incidentele kosten FS BzBN (excl. BTW)** Incidentele kosten 2015 (excl. BTW) Structurele kosten 2015 (excl. BTW) Structurele kosten 2016 en verder (excl. BTW) totalen (excl. BTW)
OPLEIDEN TRAINEN OEFENEN TOTAAL KOSTEN Totaal Regio DB opleidingsbehoevend Totaal Regio DB Totaal Regio DB Totaal Regio DB 2 € 20.000 € 16.000 € 4.000 nee € 2.000 € 1.600 € 400 € 3.000 € 2.400 € 600 € 25.000 € 20.000 € 5.000 1 € 28.000 € 24.000 € 4.000 nee € 2.800 € 2.400 € 400 € 3.000 € 2.571 € 429 € 33.800 € 28.971 € 4.829 Advies 3 € 24.000 € 15.000 € 9.000 nee € 4.000 € 2.500 € 1.500 € 5.400 € 3.375 € 2.025 € 33.400 € 20.875 € 12.525 2 € 30.000 € 24.000 € 6.000 nee € 3.000 € 2.400 € 600 € 3.000 € 2.400 € 600 € 36.000 € 28.800 € 7.200 2 € 28.000 € 20.000 € 8.000 nee € 2.100 € 1.500 € 600 € 2.100 € 1.500 € 600 € 32.200 € 23.000 € 9.200 6 € 26.000 € 14.000 € 12.000 nee € 2.600 € 1.400 € 1.200 multi € 28.600 € 15.400 € 13.200 3 € 30.000 € 21.000 € 9.000 nee € 3.000 € 2.100 € 900 multi € 33.000 € 23.100 € 9.900 1 € 21.000 € 18.000 € 3.000 nee € 2.100 € 1.800 € 300 multi € 23.100 € 19.800 € 3.300 0 € 27.000 € 27.000 €0 ja € 2.700 € 2.700 € 0 multi € 29.700 € 29.700 €0 3 € 50.000 € 44.000 € 6.000 ja € 5.000 € 4.400 € 600 € 7.500 € 6.600 € 900 € 62.500 € 55.000 € 7.500 3 € 42.000 € 36.000 € 6.000 ja € 4.200 € 3.600 € 600 € 7.200 € 6.171 € 1.029 € 53.400 € 45.771 € 7.629 4 € 66.000 € 54.000 € 12.000 nee € 4.400 € 3.600 € 800 € 7.200 € 5.891 € 1.309 € 77.600 € 63.491 € 14.109 2 € 24.000 € 16.000 € 8.000 ja € 2.400 € 1.600 € 800 € 4.200 € 2.800 € 1.400 € 30.600 € 20.400 € 10.200 2 € 44.000 € 40.000 € 4.000 ja € 6.600 € 6.000 € 600 € 6.600 € 6.000 € 600 € 57.200 € 52.000 € 5.200
130 19 € 460.000 € 369.000 € 187.000 € 163.000 € 54.600 € 41.200 € 92.000 € 73.800 177
143
34
€ 91.000 € 24.000 € 13.400 € 18.200
€ 2.000 € 2.000 € 2.000
€ 2.000 € 2.000 € 2.000
€0 €0 €0
€ 32.000 € 52.900
€ 25.300 € 43.600
€ 6.700 € 9.300
€ 23.700 € 49.200
€ 18.137 € 39.709
€ 5.563 € 9.491
€ 2.000 € 2.000 € 2.000
€ 2.000 € 2.000 € 2.000
€0 €0 €0
€ 187.000 € 110.300 € 194.100 € 562.100
€ 163.000 € 84.637 € 157.109 € 452.309
€ 24.000 € 25.663 € 36.991 € 109.791
Opleiding uitgegaan van € 1000 per type opleiding per functionaris Training uitgegaan van € 100 per type training per functionaris Oefenen uitgegaan van € 300 per functionaris ALLE KOSTEN ZIJN EXCLUSIEF BTW
* Gemeenten zijn verantwoordelijk voor vakbekwaamheid van AOV'er. VRBN plant één netwerkbijeenkomst in met AOV'ers om de verbinding/relatie te onderhouden. Dit wordt onder training geplaatst. ** Dit bedrag weergeeft de incidentele kosten om de gehele cruciale functiestructuur BzBN op te leiden. Echter zijn hiervan al een aantal functionarissen opgeleid. De structurele kosten zijn op dit totaal voor opleiding gebaseerd (20% verloop)
4
aantallen O p l e i d i n g e n
Webredacteur
Informatiecoördinator Crisiscommunicatie
Omgevingsanalist
Publieksvoorlichters
Persvoorlichters
Communicatie adviseur Commando Plaats Incident
Communicatie adviseur Regionaal Operationeel Team
Communicatie adviseur Beleidsteam
Officier van Dienst - Bevolkingszorg
Teamleider Opvang / Teamleider primaire levensbehoeften
Hoofd Omgevingszorg / Hoofd Publieke zorg
Hoofd Ondersteuning / Hoofd Informatie
Algemeen Commandant Bevolkingszorg
F u n c t i e s
Hoofd Communicatie / Teamleider Pers & Publiek / Teamleider Analyse & Advies*
Financieel overzicht Opleiden
10 7 8 10 7 13 10 7 9 25 21 22 6 22 Basisopleiding Bevolkingszorg Basisopleiding 10000 7000 8000 10000 7000 13000 10000 7000 9000 25000 21000 22000 6000 22000 Basisopleiding Burgemeesters Procesopleidingen Bevolkingszorg Crisiscommunicatie 8000 10000 7000 9000 25000 21000 22000 6000 22000 Opvang 7000 Voorzien in primaire levensbehoefte 7000 informatiemanagement 7000 6000 Functiegerichte opleidingen Bevolkingszorg Algemeen Commandant 10000 Hoofd taakorganisatie 14000 8000 20000 Teamleider 7000 Officier van Dienst - Bevolkingszorg 13000 Communicatieadviseur Beleidsteam 10000 Communicatieadviseur Regionaal Operationeel Team 7000 Communicatieadviseur Commando Plaats Incident 9000 Omgevingsanalist 22000 Informatiecoördinator 6000 Incidentele kosten 20000 28000 24000 30000 28000 26000 30000 21000 27000 50000 42000 66000 24000 44000 Structurele kosten 4000 5600 4800 6000 5600 5200 6000 4200 5400 10000 8400 13200 4800 8800
177 € 177.000,00 € 19.000,00 € 130.000,00 € 7.000,00 € 7.000,00 € 13.000,00 € 10.000,00 € 42.000,00 € 7.000,00 € 13.000,00 € 10.000,00 € 7.000,00 € 9.000,00 € 22.000,00 € 6.000,00 € 460.000,00 € 92.000,00
5
x
x
x
Webredacteur
x x
Informatiecoördinator Crisiscommunicatie
x
Omgevingsanalist
x
Publieksvoorlichters
7
Persvoorlichters
10
Communicatie adviseur Commando Plaats Incident
8
Communicatie adviseur Regionaal Operationeel Team
7
Communicatie adviseur Beleidsteam
Teamleider Opvang / Teamleider primaire levensbehoeften
10
Officier van Dienst - Bevolkingszorg
Hoofd Omgevingszorg / Hoofd Publieke zorg
1 1 1
Hoofd Communicatie / Teamleider Pers & Publiek / Teamleider Analyse & Advies
Team Netwerkdag Crisiscommunicatie Netwerkdag Bevolkingszorg Netwerkdag AOV'ers Inhoud basisgerichte training procesgerichte training Functiegerichte training Structurele kosten Trainen O Multi e Alarmeringsoefening Communicator f Systeemoefening e GBT-oefening n ROT-oefening e CoPI-oefening n Meldkamer Mono Alarmeringsoefening Communicator Team Bevolkingszorg Actiecentrum Communicatie* Proces Opvang** Proces publieksvoorlichting via web*** Proces Informatiecoördinatie Structurele kosten Oefenen
Hoofd Ondersteuning / Hoofd Informatie
T r a i n e n
Algemeen Commandant Bevolkingszorg
Financieel overzicht Trainen en Oefenen
13
10
7
9
25
21
22
6
22
x
x
x
x
x
x
x
x € € €
2.000,00 2.000,00 2.000,00
700 800 1000 700 1300 1000 700 900 2500 2100 2200 600 2200 € 700 800 700 1000 700 900 2500 2100 2200 1200 2200 € 1000 1400 2400 2000 700 1300 1000 700 900 600 2200 € 2000 2800 4000 3000 2100 2600 3000 2100 2700 5000 4200 4400 2400 6600 €
17.700,00 15.000,00 14.200,00 52.900,00
1000
1 1 19 8 8
x x
x x
x x
x x
x x
x x x
x
38 x 10 3000 3000 3000 3000 8 2400 1 2100 1 1 3000 3000 5400 3000 2100
x x
x x
x
x
x
MOTO " " " " "
x
x
0
x x x x x € 7500 7200 7200 2400 2400 € € 4200 € 1800 € 0 7500 7200 7200 4200 6600 €
0
0
€ 0,00 12.000 29.100 2.100 4.200 1.800 49.200
* Per oefening zijn benodigd: 3 persvoorlichters, 3 publieksvoorlichters en 3 omgevingsanalisten ** Per oefening van de processen worden alle teamleiders geoefend *** Per oefening worden ten minste 14 webredacteuren geoefend
6
Voorstel AGP 17 Aan : Algemeen Bestuur Steller : W. Tengnagel / K. Arts
Datum : 29 oktober 2014
Bijlage : -
Onderwerp : Infectieziekten bestrijding
Algemene toelichting In de afgelopen jaren zijn er in Nederland diverse dreigingen en grootschalige uitbraken geweest van infectieziekten. Aantoonbare toename van antibioticaresistentie, vrij handelsverkeer, reisbewegingen en een nauw samenleven van mens en dier doen de kans op een gecompliceerde infectieziekte-uitbraak toenemen. De recente uitbraak van Ebola in Afrika (en de vrees voor verdere verspreiding naar de Westerse wereld) is daar een voorbeeld van. De steeds toenemende kans op de uitbraak van een infectieziekte maakt dat een goede voorbereiding van de hulpverleningsdiensten en de Veiligheidsregio van groot belang zijn. Hierbij willen wij u informeren over de verantwoordelijkheden die hiervoor gelden en wat de huidige stand van voorbereiding is.
Verantwoordelijkheden bij infectieziekten bestrijding • Het College van burgemeester en wethouders Het College van burgemeester en wethouders zorg draagt voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding. Zij maakt daarbij gebruik van de GGD afdeling infectieziektebestrijding. De GGD informeert de burgemeester van een gemeente over de melding plichtige infectieziekten en stemt met de gemeente af over de te nemen maatregelen en de te voeren communicatie. Het merendeel van de meldingen wordt periodiek middels een rapportage aan de burgemeesters, portefeuillehouders volksgezondheid en ambtenaren volksgezondheid toegestuurd. In voorkomende gevallen wordt de burgemeester of diens vervanger direct telefonisch door de GGD geïnformeerd over een melding. Dit is in geval van te verwachten onrust of publiciteit, of als de ernst van de situatie, bijvoorbeeld door onverwacht overlijden, dit aangeeft. • De burgemeester De burgemeester geeft leiding aan de epidemiebestrijding en de directe voorbereiding hiervan. De burgemeester kan overeenkomstig de Wet Publieke Gezondheid maatregelen nemen om een infectieziekte te bestrijden. Het gaat daarbij om zaken als isolatie en onderzoek van een besmettelijke patiënt, quarantaine, verbod op werkzaamheden, maatregelen met betrekking tot controle van gebouwen en goederen. Voordat een burgemeester een bovenstaande maatregel neemt vraagt deze advies aan de arts infectieziektebestrijding van de gemeentelijke gezondheidsdienst • Het Bestuur van de veiligheidsregio Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor de voorbereiding op de bestrijding van een epidemie van een ernstige levensbedreigende infectieziekte behorend tot groep A. • De Voorzitter Veiligheidsregio De voorzitter van de veiligheidsregio draagt zorg voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A. Daarnaast is de voorzitter ten behoeve van deze bestrijding bevoegd om bepaalde maatregelen (o.a. quarantaine, maatregelen m.b.t. controle gebouwen en goederen) uit te voeren. Voordat de voorzitter een bovenstaande maatregel neemt vraagt deze advies aan de arts infectieziektebestrijding van de gemeentelijke gezondheidsdienst. • De Directeur Publieke gezondheid Met de wetswijziging heeft de directeur publieke gezondheid (dpg) een integrale verantwoordelijkheid gekregen voor de infectieziektebestrijding in de regio. De afdeling infectieziektebestrijding van de GGD is inhoudsdeskundige en vanuit die expertise regisseur bij een uitbraak van een infectieziekte. De GHOR Infectieziekten bestrijding
Pagina 1 van 3
coördineert tijdens een crisis de samenwerking in de geneeskundige keten en de afstemming met de veiligheidspartners en zal daarmee de regietaak van de GGD ondersteunen en versterken. Het is daarvoor niet expliciet nodig om een GRIP-fase in te stellen. Bij een landelijke crisis bevordert de dpg de medewerking van zorgpartners in de regio aan het landelijke bestrijdingsbeleid van de minister en zorgt zo nodig voor regionaal aanvullend beleid. Hij zorgt er in samenwerking met de andere hulpverleningsdiensten voor dat (alle mogelijke) maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat een infectieziekte leidt tot maatschappelijke onrust of een verstoring van de openbare orde en veiligheid.
De huidige voorbereiding op infectieziekten bestrijding De GHOR Brabant-Noord en GHOR Midden- en West-Brabant werken nauw samen met de GGD Hart voor Brabant en GGD West-Brabant in het kader van infectieziekten bestrijding. Hieruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • • •
•
Er is sprake van nagenoeg identieke monodisciplinaire planvorming; De afstemming met andere partijen (waaronder landelijke) in het kader van communicatie bij infectieziektecrises verdient extra aandacht; In de oefensystematiek is er een toename van het aantal oefeningen met een uitbraak van infectieziekten als onderwerp, maar dit is nog onvoldoende ingebed als structureel aandachtspunt; Tijdens de uitbraak van de ”Mexicaanse” griep is er goed multidisciplinair samengewerkt, maar dit is nog niet vertaald naar een meer algemeen multidisciplinair plan “uitbraak infectieziekten”;
Deze conclusies overzien willen wij u dan ook mededelen dat de dpg werkt aan multidisciplinair bestrijdingsplan infectieziekten waarin de organisatie, de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden in relatie tot een infectieziektecrisis beschreven worden. Daarnaast willen wij u mededelen dat de dpg ook werkt aan een meerjarenplan oefeningen infectieziekten voor BT oefeningen over zowel algemene infectieziekten als de groep A ziekten voor de gemeenten in Brabant Noord.
Procesgang Processtap
Datum
Vaststelling - Dagelijks Bestuur
29 oktober 2014
Kennisname - Algemeen Bestuur
12 november 2014
Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd om kennis te nemen: • Van de verantwoordelijkheidsverdeling die geldt bij de bestrijding van infectieziekten. • Dat de Directeur Publieke Gezondheid opdracht heeft gekregen om te komen tot een multidisciplinair bestrijdingsplan infectieziekten waarin de organisatie, de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden in relatie tot een infectieziektecrisis beschreven worden. • Dat de Directeur Publieke Gezondheid opdracht heeft gekregen om te komen tot een meerjarenplan oefeningen infectieziekten voor BT oefeningen over zowel algemene infectieziekten als de groep A ziekten voor de gemeenten in Brabant Noord.
Akkoord
Ja
Nee
Afwijkend besluit
Secretaris: dr.ir. P. Verlaan MCDm
Bijlage(s) Geen.
Paraaf: ……………