Wmo-raad Maastricht Aan het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht t.a.v. Dhr. M. Hartholt Postbus 1992 6201 BZ MAASTRICHT
Onderwerp: Advies 03 Inspraak individuele
Maastricht, 9 november 2009
voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht
uw referentie 2009.41805 Geachte College, Wij danken u voor uw verzoek aan ons om u te adviseren over de onderwerpen die u ons voorlegde per brief van 6 oktober. Aanvankelijk vonden we het merkwaardig dat u ons deze adviesaanvraag deed, terwijl al eerder de onderwerpen als even zovele bezuinigingsvoorstellen in de Programmabegroting 2010 aan de Gemeenteraad waren voorgelegd. Tot onze tevredenheid is het merendeel van die voorstellen echter aangehouden tot nader debat in 2010. Aan het al wel besloten onderdeel, als wij het goed hebben begrepen € 0,14 miljoen inzake alg. voorzieningen, zullen wij toch een beschouwing wijden. Onze reactie is als volgt opgebouwd: allereerst plaatsen wij een aantal kanttekeningen die ertoe dienen hetgeen volgt in een breder kader te plaatsen. Vervolgens geven wij ons commentaar op de zaken die u ons voorlegt, waarbij wij uw nummering volgen. Tenslotte formuleren we een algehele conclusie. Allereerst dus onze algemene kanttekeningen: 1. Wij gaan er van uit dat deze inspraakronde als het ware een voorronde is en dat wij de tekst van de te wijzigen Verordening eveneens ter advisering voorgelegd krijgen, alvorens deze bij de Gemeenteraad wordt ingediend. 2. Wij vinden dat uw brief, evenals de programmabegroting inzake de Wmo, een uitsluitend technische en boekhoudkundige atmosfeer ademt. Een link met de inhoud van het Wmo beleid zoals verwoord in “Samen Maastricht” missen wij node. 3. U blijft in de adviesaanvraag en de Wmo begroting uitgaan van een tekort op het Wmo budget 2008 van € 3,6 miljoen. Volgens ons ten onrechte, omdat u een bedrag van € 1,1 miljoen voor ‘transitiekosten in de Wmo’ niet meetelt. Hierdoor wordt het Wmo tekort ernstiger voorgesteld dan het in feite is. 4. U verklaart het Wmo tekort uit een aantal factoren: o.a. autonome groei van het volume, tariefstijging hulp bij het huishouden, onvoldoende rijksbudget en hoge uitvoeringskosten. De gebruikers van de Wmo voorzieningen hebben hieraan part
M AISHEGGE 11 • 6225 JT • M AASTRICHT
e-mail •
[email protected] www.Wmoraad-maastricht.nl
5.
6.
7.
8.
9.
noch deel gehad. Niettemin zullen zij flink getroffen worden door de op til zijnde bezuinigingen. Budgettaire neutraliteit is kennelijk een onwrikbaar uitgangspunt bij het uitvoeren van de Wmo. Volgens ons een niet vol te houden stellingname. Wij verwijzen naar ons eerdere Advies 02 van 6 oktober j.l. Het uitgangspunt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen wordt in genen dele waargemaakt met de aanpassingen die u voorstelt. In de praktijk zal het gevolg zijn dat de sterkste schouders van de zwakste Maastrichtenaren de zwaarste lasten gaan dragen. In het recente verleden zijn in de wetgeving inzake de zorgsector vele veranderingen doorgevoerd met o.a. als gevolg dat gemeenten en zorgkantoren complementaire taken en verantwoordelijkheden hebben gekregen. Een van de positieve gevolgen is geweest dat allerlei voorzieningen in het leven zijn geroepen die voorkwamen dat mensen al te snel in intramurale voorzieningen belandden. Wij achten het risico levensgroot dat door het snoeien op Wmo-voorzieningen noodgedwongen de weg terug zal moeten worden ingeslagen met als gevolg een groter beroep op (kostbare) intramurale voorzieningen. Beklemtoning van het uitgangspunt dat we in Maastricht bijzondere bijstand hebben als vangnet voor mensen die op bijstandsniveau functioneren wekt bij ons de indruk dat U een groei van die groep mensen acceptabel en niet zorgwekkend vindt. Waarden als humaniteit en sociabiliteit lijken in dit verband geen richtinggevende elementen, hetgeen wij betreuren. Wij worden belemmerd in onze advisering doordat we over onvoldoende gedifferentieerde financiële achtergrondinformatie inzake het Wmo budget en de besteding daarvan beschikken, ondanks eerdere verzoeken om ons die informatie te verschaffen. Graag ontvangen wij alsnog de gevraagde gegevens.
Tot zover onze algemene kanttekeningen. We gaan nu over tot becommentariëring van de punten uit uw brief: Ad 1. Uitbreiding aantal algemeen gebruikelijke voorzieningen De opsomming van ‘kleine woonvoorzieningen’ die u niet meer voor vergoeding in aanmerking wilt laten komen verraste ons onaangenaam. De Verordening verstaat onder “algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de ondersteuningsbehoevende behorend;” (art. 1.1) Het gaat daarbij (volgens de toelichting) om voorzieningen: - die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn; - die niet speciaal voor gehandicapten bedoeld zijn; - die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel. Of ook: “Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voorzieningen waarover een met de aanvrager vergelijkbare persoon, ook los van de beperking, zou kunnen beschikken.” (toelichting bij art. 1.2 lid 2 onder b).
In de opsomming staan voorzieningen die niet algemeen gebruikelijk zijn: zoals verhoogde toiletpot, seniorendouchebak, douchezitjes en zo meer. Hierbij gaat het niet om normale levensloop georiënteerde voorzieningen, maar ook op hogere leeftijd om de pech dat de een bepaalde beperkingen ondervindt waar de ander op dezelfde leeftijd niet mee te maken
Advies 03 over de individuele voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht blz. 2
heeft. Ouder worden, vergrijzing betekent niet automatisch ‘hulpbehoevend worden’. Het enige ‘normale’ is dat de kans op het ondervinden van beperkingen bij het stijgen van de leeftijd groter wordt. Wat wij hier missen is een uitspraak over de oplossing van het probleem van de veel voorkomende cumulatie van behoefte aan voorzieningen en de verzekering dat u tenminste van plan blijft de daarmee gemoeide meerkosten voor tegemoetkoming in aanmerking te laten komen. Meestal immers komen mensen die te maken krijgen met beperkingen in omstandigheden die de aanschaf van meerdere van deze voorzieningen tegelijk nodig maken. Dan kunnen de kosten, als de regeling geen maximum stelt aan hetgeen als algemeen gebruikelijke voorzieningen moet worden gezien, behoorlijk oplopen. Wie zegt ons dat u straks niet, wanneer we met z’n allen in het straatbeeld nóg meer aan de scootmobiel gewend zijn geraakt, ook deze als ‘gebruikelijke voorziening’ gaat aanmerken? Met dit voorbeeld willen wij u wijzen op het toevallige en onlogische van uw argumentatie. Met het drempelbedrag van € 250,- bij kleine woningaanpassingen kunnen wij leven, wanneer het althans in samenhang wordt gezien met de andere zgn. ‘kleine woonvoorzieningen’. Ad 2. Herindicatie Regiotaxi-Wmo-pashouders in relatie tot verbeterde voorzieningen openbaar vervoer
Met het uitgangspunt dat u hier hanteert kunnen wij instemmen. Voor mensen met beperkingen hoeven geen uitzonderlijke individuele voorzieningen te worden gemaakt, indien de algemene voorzieningen voor hen goed toegankelijk zijn, behoudens voor die mensen die om medische redenen geen gebruik kunnen c.q. mogen maken van algemene voorzieningen. Wij verschillen echter met u van mening dat dit op dit moment al het geval is. Wij waarderen het dat u intensief met een verbeterprogramma van het openbaar vervoer bezig bent, zodat ook mensen met beperkingen daarvan goed gebruik kunnen maken. Maar dat de voorzieningen in het openbaar vervoer al voldoende aangepast zijn, is ons inziens een te voorbarige conclusie. Men werkt nog volop aan die verbeteringen en is nog lang niet gereed. Wij stellen dus voor om eerst af te wachten tot die maatregelen uitgevoerd en goed operationeel zijn – hetgeen onderwerp zou kunnen worden van een praktische evaluatie met gebruikers. Wij wijzen er op dat met name de rolstoeltoegankelijkheid van het openbaar vervoer nog veel te wensen over laat. Nu moet iemand met rolstoel (of kinderwagen) dikwijls op een volgende bus wachten, daar de oprijplaat niet functioneert. 1 Ook zijn nog niet alle perrons in Maastricht op de juiste hoogte en bereikbaar gemaakt. Ad 3. Inkomensgrens bij alle vervoersvoorzieningen
Deze voorgenomen maatregel betekent voor velen die een individuele tegemoetkoming krijgen, voor eigen vervoer of taxi, dat zij er financieel behoorlijk op achteruit gaan. Globaal becijferd betekent dit dat een huishouden met een bruto-inkomen van € 1927 per maand (netto ca € 1250) al niet meer in aanmerking komt voor deze tegemoetkoming. Is er rekening
1
Er is een geval bekend dat bij zeven opeenvolgende bussen de oprijplaat niet werkte. En als er twee stuks van bijvoorbeeld rolstoel, kinderwagen, rolator e.d. in de bus zijn, is er geen plek meer, zodat men dan maar weer moet wachten.
Advies 03 over de individuele voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht blz. 3
mee gehouden dat, zoals het Nibud becijfert, mensen met een beperking jaarlijks gemiddeld al tussen de € 2.500 en € 5.000 extra uitgaven hebben? Wij vrezen dat deze maatregel voor hen die het treft, de mogelijkheden tot participatie verder zal beperken. Hier missen we, zoals we in het algemeen al stelden, het bezien van de samenhang met de doelstelling van het totale beleid - in dit geval de effecten op de participatie aan de samenleving, waarvoor deze voorziening immers bedoeld was. Ad 4. Invoeren inkomensafhankelijke eigen bijdrage vervoers- en woonvoorzieningen
Voor alle Wmo-voorzieningen een eigen bijdrage is dus het voornemen. Wordt deze eigen bijdrage gekoppeld aan de regeling maximale eigen bijdragen? En waar is de samenhang met het vorige punt dat erin resulteert dat alleen mensen met minder dan 150% van de bijstandsnorm voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen? En waar met het volgende punt dat tevens een heffing beoogt ter grootte van een vermeende besparing. Wordt dit al met al niet teveel dubbelop? Voorts vragen wij ons af waarom alleen in geval van zorgvoorzieningen wordt gesproken van eigen bijdragen en niet van andere onderdelen van de Wmo, zoals maatschappelijk werk en/of andere welzijnsvoorzieningen. Vraagt het spreken over rechtsgelijkheid niet ten minste een bredere toelichting, waarom inkomensafhankelijke eigen bijdragen niet in een breder Wmo-kader worden bezien? Wij wijzen er op dat dit voornemen tevens tot een verhoging van de uitvoeringskosten leidt. Elk ingewikkelder maken van de verordening zou toch moeten worden voorkomen. In plaats daarvan zou de verordening eerder simpeler moeten worden gemaakt. In de Benchmark Wmo 2009 (pag. 16) kunnen we zien dat de eigen bijdragen in Maastricht per inwoner al 42% hoger zijn dan in een vergelijkbare grote stad en 34% hoger dan het Benchmark-gemiddelde. Dat lijkt ons méér dan genoeg voor die burgers die het al zwaar te verduren hebben. Ad 5. Invoeren heffing besparingsbedrag scootmobielen en aangepaste fietsen
U bent voornemens om datgene wat iemand aan uitgaven bespaart vanwege de toewijzing van een vervoersvoorziening als heffing op te leggen. Wij wijzen u op de jurisprudentie op het punt van het inhouden van een besparingsbedrag bij het toekennen van een scootmobiel. De rechtbank van Zutphen heeft op 30 september 2008 het besparingsartikel in de Wmo-verordening van de gemeente Elburg onverbindend verklaard wegens strijd met de wet. Dit met de overweging: “Aan de thans geldende compensatieplicht kan op zich niet de bevoegdheid worden ontleend voor de gemeenteraad om naast de in de artikelen 15 en 19 van de Wmo geboden mogelijkheden om financiële voorwaarden te stellen, bij verordening het begrip besparingsbijdrage te introduceren en voor verweerder om bij besluit te bepalen in welke gevallen een dergelijke besparingsbijdrage wordt opgelegd zonder dat hiervoor bij of krachtens de Wmo een
Advies 03 over de individuele voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht blz. 4
wettelijke grondslag bestaat.” 2 Eerder al had de Centrale Raad van Beroep een dergelijke positie ingenomen. Wij wijzen u er voorts op dat men niet voor de keuze staat dat een fiets of een scootmobiel moet worden aangeschaft. Men heeft in het algemeen al een fiets, zodat niet de uitgave van de kosten van nog eens een fiets wordt bespaard. U verwijst voor het vaststellen van de hoogte van de in te houden bedragen naar het Nibud en spreekt o.i. onterecht van ‘normbedrag’. Het Nibud heeft voor voorlichtingsdoeleinden in kaart gebracht wat zaken kosten. Veel van deze bedragen zijn samengevat in de Nibud Prijzengids. Daarin staat het volgende over de kosten van een fiets: De kosten van een fiets kunnen sterk variëren, afhankelijk van de nieuwwaarde, levensduur, het al dan niet verzekerd zijn, etc. De prijs van een redelijk eenvoudige, kwalitatief goede fiets is 400 euro. De prijs van een kinderfiets ligt lager. Een kwalitatief goede 16-inchfiets (4-6 jaar) kost ca. 150 euro; een 24-inchfiets (8-10 jaar) kost ongeveer 250 euro. Een elektrische fiets is verkrijgbaar voor 1.400 euro.
Het enige dat u o.i. redelijkerwijs zou kúnnen terugvorderen is de opbrengst bij verkoop van de fiets die men heeft, maar niet meer kan gebruiken. Zo’n fiets zal men gemiddeld geschat hooguit voor ca €50 kunnen verkopen. Wij vragen ons af wat – gezien de inningskosten - de zin zou zijn van het inhouden van een dergelijk bedrag – mocht dit juridisch al mogelijk zijn. Wij stellen u daarom voor om, gezien al deze aandachtspunten en te verwachten juridische procedures, af te zien van het voornemen besparingsbedragen in te houden. Ad 6. Invoeren meer rechtsgelijkheid tussen pgb en Zorg in Natura (ZIN)
Het is in onze beleving versluierend taalgebruik om bij deze voorgenomen maatregel, waarmee u het pgb omlaag wilt brengen, te spreken van ‘rechtsgelijkheid’. Indertijd is met de opzet om tot een eenvoudige en praktische regeling in de AWBZ te komen van indeling in klassen uitgegaan: zowel indicering als bekostiging geschiedde per klasse (dus op gemiddeld niveau). Deze regeling werd door u in de Wmo overgenomen. U hebt inmiddels met de verleners van zorg in natura (ZIN) ‘afgesproken’: "Opdrachtverlening vindt plaats op basis van het aantal uren aan de onderkant van de klasse (voor klasse 1 geldt 1 uur per week). De dienstverlening dient op deze omvang te worden opgestart. Eerst wanneer in de praktijk blijkt dat deze omvang de behoefte van cliënt niet afdoende compenseert, is opdrachtnemer gemachtigd om binnen de bandbreedte van de betreffende klasse af te wijken.
In geval van ZIN kan het aantal uren in de praktijk dus verhoogd worden tot zelfs het maximum van de bandbreedte; dus boven het gemiddelde. En die meer uren zal de zorgverlener dan achteraf declareren. Hoe gaat u, als het gaat om ‘rechtsgelijkheid’, dit opnemen in de regeling voor pgb-houders? Wordt dit niet te ingewikkeld? Of gaat u hen onder het mom van ‘rechtsgelijkheid’ in feite minder rechten geven? Pgb’ers wordt het extra zwaar gemaakt als de uren worden teruggebracht naar het minimum aantal uren per klasse. De pgb-vergoeding ís al 25% lager dan de ZIN-vergoeding (de beheers- of overheadkosten werden afgetrokken). Beheerskosten die pgb-houders eveneens hebben, moeten zij al uit het zorgbudget opbrengen, tenzij zij dit door de SVB 2
LJN: BF6623, Rechtbank Zutphen , 07/1288 WMO. Datum uitspraak: 30-09-2008. Datum publicatie: 07-102008
Advies 03 over de individuele voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht blz. 5
laten doen: dan betaalt u voor hen de daarmee gemoeid zijnde kosten aan de SVB. Als het gaat om rechtsgelijkheid zouden de pgb-bedragen dan ook eerder op (of gelijk)getrokken moeten worden. We wijzen tenslotte nog op de consequentie voor de individuele pgb-houders. Indien u uw voorgenomen maatregel doorzet, zal het pgb in de 1e klasse gelijk blijven, in de 2e klasse met € 777,51 per jaar omlaag gaan en in de klassen 3 t/m met 6 met € 1.166,27 omlaag gaan (bedragen van 2009). Wij achten dit een exorbitante teruggang van het budget. Het betreft namelijk dalingen van het budget van 33% (klasse 2), 27% (klasse 3), 18% (klasse 4), 13% (klasse 5) en 10% (klasse 6)! Wij missen de toetsing aan de criteria ‘vergelijkbaarheid’ (met ZIN), en - vooral ‘toereikendheid’. Heeft u getoetst of met deze maatregel het resultaat te bereiken is? Stelt het op deze wijze toe te kennen pgb de budgethouder in staat om de beperkingen te compenseren door voldoende hulp in te kopen? Daar gaat het immers om. Rechtsgelijkheid is niet uitsluitend af te meten aan gelijkheid van bedragen. Werkelijke rechtsgelijkheid bestaat eruit dat in alle gevallen – zowel bij ZIN, als bij pgb - het resultaat is dat de beperkingen van de betreffende burger gecompenseerd worden. Pas dan is sprake van een met de voorziening in natura vergelijkbaar en toereikend pgb. Als u van de toekenning van gemiddelden (=klassen) af wilt, is het ons inziens redelijker om dat dan integraal te doen en uit te gaan van indicering van het benodigde aantal uren, alsmede toekenning van een budget van het betreffende aantal uren maal het bijbehorend uurtarief. Ad 7. Afschaffen maximale indicatieduur hulp bij het huishouden (zijnde 5 jaar) en mogelijkheid creëren om indicatie voor onbepaalde tijd af te geven.
Afschaffen indicatieduur geldigheid 5 jaar is verstandig dus goed. Ad 8. pgb-HH in alle gevallen bij voorschot met een periodiciteit van 4 weken uitbetalen.
De periodiciteit verleggen naar 4 weken leidt tot de lang gewenste aansluiting op het CAK dat de eigen bijdragen berekent en int. De bedragen dienen dan wel aan het begin van de periode te worden overgemaakt. De SVB int de eigen bijdrage immers ook op ca de 12 e van de maand. Wat de bevoorschotting zelf per 4 weken betreft zal de betaalsystematiek van de gemeente zodanig moeten worden aangepast dat het geld tijdig bij de zorgvrager terecht komt. Ad 9. Afstappen van indicatiestelling hulp bij het huishouden per niveau (basis of plus). Instellen één niveau hulp bij het huishouden waarbij huidige onderliggende activiteiten ongewijzigd blijven.
In de praktijk zal deze maatregel betekenen dat een deel van de indicatiestelling naar de (intake van) de zorgaanbieder gaat. Die zal in gevallen waar dat nodig is een hoger gekwalificeerde zorgverlener inschakelen. In voorkomende gevallen zal het nodige plusniveau (de meer nodige begeleiding) betekenen dat dit een factor is die tot ophoging van uren binnen de bandbreedte leidt. (Zie punt 6) In feite betekent deze maatregel dat voor HH plus niet meer wordt geïndiceerd en dus geen (hoger) pgb meer kan worden ontvangen.
Advies 03 over de individuele voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht blz. 6
Wij zien dit niet alleen als een kwaliteitsverslechtering, maar tevens als een ondoordachte bezuinigingsmaatregel. Algehele conclusie: Uw voornemens om de Wmo verordening te gaan wijzigen zijn ingrijpend van aard en zullen wanneer ze geëffectueerd worden met name de gebruikers van de Wmo-voorzieningen hard treffen. Degenen die toch al tot de zwakkeren in de samenleving behoren gaan in dat geval de gevolgen dragen van een budgetverlaging die voortvloeit uit een aantal ontwikkelingen waar de Wmo-gebruikers zelf geen enkele invloed op hebben (gehad). Een belangrijk element in dit verband is het door de gemeente Maastricht onwrikbaar geformuleerd uitgangspunt van budgettaire neutraliteit aangaande de Wmo uitvoering. Maar er bestond toch grote overeenstemming bij de gemeenteraadsfracties en de wethouder in de commissie Breed Welzijn, waarnaar wij in onze vorige adviesbrief verwezen: n.l. dat de burgers die het aangaat worden ontzien en niet voor de budgetperikelen hoeven op te draaien? Wij zijn van mening dat met het oog op het belang van het ‘kunnen meedoen’ van alle burgers van Maastricht bedoeld uitgangspunt heroverwogen moet worden. Alleen bij een budgetverruiming zal het uitgangspunt van de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen daadwerkelijk kunnen worden waargemaakt.
Met vriendelijke groet, namens de Wmo-raad Maastricht,
Stan (C.M.) Verdult, secretaris
René Erckens, voorzitter
Advies 03 over de individuele voorzieningen Wmo 2010 gemeente Maastricht blz. 7