Algemene inleiding op Toch Nog Leren Lezen en leesdeel 1 voor onderwijs en RT praktijk Na deze algemene inleiding op Toch Nog Leren Lezen (TNL) volgt een inleiding op leesdeel 1. Daarna komt een bijlage waarin nader wordt ingegaan op de Wacht-Hint-Prijsmethode, zoals die bewerkt is voor TNL. In principe dient TNL uitgevoerd te worden door een remedial teacher of andere leesdeskundige, vooral bij zeer ernstige dyslexie. Uit onderzoek blijkt echter dat als de remedial teacher leesouders begeleidt bij de uitvoering van TNL dit óók effectief is. Een volgende stap is de methode zo aan te bieden dat een remedial teacher of een andere leesdeskundige de eerste twee leesdelen met de leerling op internet doorloopt. Slaat de methode aan dan kan het basispakket worden aangeschaft. Wij willen echter ouders als behandelaars niet uitsluiten. Soms komt het voor dat de school geen tijd heeft voor remedial teaching, vergoede zorg niet mogelijk is of niet het gewenste resultaat heeft. Dan lukt het ouders met TNL vaak alsnog. Bovendien is het zo dat dit een starterspakket is. Als ouders succes hebben met dit starterspakket kan een school, een praktijk of instituut alsnog overwegen de verdere remedial teaching uit te voeren. Om TNL verantwoord uit te kunnen voeren zijn de instructies tot de kern teruggebracht en is één inleiding geschreven voor onderwijs en RT praktijk en één voor ouders. Ook heeft u de mogelijkheid een consult aan te vragen via het contactformulier van de website www.tnl.nl. Zie hiervoor het einde van deze inleiding onder de kop ‘Ondersteuning’. De bladzijden van leesdeel 1 leggen het fundament voor het lezen dat in het laatste deel op niveau eind groep 5 ligt. U dient de methode heel zorgvuldig uit te voeren om de kans op succes te vergroten. De kern van Toch Nog Leren Lezen (TNL) Teksten leren lezen met alleen woorden die uit twee klanken bestaan, vormt de kern van de methode. In de vorige zin ziet u vier vet gedrukte gedrukte woorden van twee klanken staan: d ie, ui t en twee keer d e. Met teksten die alleen uit dat type woorden bestaan kunt u het spellend en/of het radend lezen afleren of voorkomen en het lezen van langere woorden voorbereiden. Als het lezen van die woorden (Hier die, uit en de) namelijk geautomatiseerd is worden respectievelijk de woorden dief, eruit en rende gemakkelijker gelezen. Tweeklankige woorden komen het meest van alle woordtypen voor in de meest voorkomende lettergrepen. De groep bevat ook de meest voorkomende woorden zoals de, en en een. Voor het gebruik van de methode gelden twee hoofdregels: 1. Zorgen dat woorden vooraf nooit gespeld of verklankt worden. Daaraan zijn de eerste 22 bladzijden gewijd. 2.1 Bij twee of meer fouten per bladzijde die overdoen. U kunt zich als u dat wilt zich streng aan deze twee regels houden. Het is echter beter om, als u dat kunt, fouten te voorkomen of achteraf corrigeren. Daar gaan de komende paragrafen over en een bijlage. Het afleren van het spellend lezen Voor een kind met leesproblemen is het moeilijk een woord van drie klanken niet vooraf te spellen. Als hij het probeert klinkt het zoiets als puoes, poes. Dan is het woord toch nog
vooraf gespeld! Tweeklankige woorden vormen de enige gehele groep woorden die niet vooraf gespeld hoeven te worden. Dus niet aa-p, aap maar aaaap. Of in een zin: eeeen aaaap eeeet aaaan zzee. Dat blijkt gemakkelijk te leren en kost, eenmaal geleerd, minder inspanning dan het vooraf spellend lezen. Met de eerste twintig bladzijden van deel 1 leert u de leerling 6 woorden niet spellend te lezen en daarmee het principe van het niet vooraf spellen van woorden. Beloon de leerling als hij een woord niet spelt waar hij gewend was dit wel te doen. Het afleren van het radend lezen Radend lezen is een woord lezen dat er niet staat. Nu zijn woorden van twee klanken niet alleen kort maar ook van alle soorten woorden het meest verwisselbaar. De leerling moet op elke letter in elke positie letten anders verwisselt hij aat en eet, de en een of zie en zei. Nu moet de leerling zich wel extra inspannen om de woorden goed te lezen. In die extra inspanning voltrekt zich het nauwkeuriger leren lezen dat dan vaak op langere woorden wordt overgedragen. Als de leerling een woord vooraf spelt en dat niet door heeft, kunt u hem aan het einde van de zin dat woord laten ‘pijllezen’. U wijst met de pijl het eerste grafeem onder het woord aan (bijvoorbeeld aa) en sleept hem met de muis dan met een snelheid die de leerling aankan naar het laatste grafeem. Dus aaaap en zzee. U kunt de pijl ook over de letters naar rechts schuiven. Dat pijllezen kunt u ook de leerling leren. Bij de een werkt het beter de pijl onder het woord met de muis naar rechts te laten gaan, bij de ander is het beter de pijl over het woord naar rechts te schuiven. Het hangt ook van de leerling af of u òf de leerling de pijl hanteert. Stopt de leerling tijdens het pijllezen dan laat u het overnieuw doen. Leest hij zo het woord niet spellend dan rekent u het niet fout. Leest de leerling dat woord met de pijl een tweede keer spellend dan rekent u het fout. U laat het woord wel nogmaals pijllezen tot het spellend lezen eruit is. U kunt het pijllezen later ook gebruiken om langere woorden niet vooraf spellend te lezen. Beloon de leerling vooral als hij een woord goed leest en hij dit niet spelt of niet met de pijl leest waar hij gewend was dit wel te doen. Reageren op raadfouten Als de leerling 2 of meer raadfouten plus spelfouten maakt op een bladzijde laat u hem die bladzijde overdoen. U kunt echter ook proberen hem de fout zelf te laten verbeteren. Als de leerling blijft ‘hangen’ op een fout, geef hem dan 5 seconden de tijd zijn fout te verbeteren. Lukt dat, dan rekent u het woord goed. Lukt dat niet laat hem dan het woord pijllezen tot het raden eruit is. U rekent het woord nu wel fout: hij heeft het woord niet op eigen initiatief verbeterd. Het aftellen van 5 seconden kunt u het gemakkelijkste doen door onder tafel 5 vingers uit de vuist te laten springen met een snelheid van ongeveer 1 seconde per vinger. Vijf seconden wachten blijkt moeilijk in de praktijk. Oefen daar dus mee. Als de leerling zijn fout niet heeft verbeterd aan het einde van de zin vraag hem dan de zin nog eens te lezen. Als hij zich verbetert rekent u dat woord goed. Corrigeert hij zijn fout niet dan vraagt u hem het woord met de pijl te lezen. Dan rekent u het woord wel fout. Vergeet niet de leerling te belonen, vooral als hij woorden niet verwisselt waar hij vroeger wel moeite mee had.
Het reageren op raadfouten is ontleend aan de Wacht-Hint-Prijs methode. U kunt uw vaardigheid in deze methode verbeteren door gebruik te maken van de bijlage ‘De WachtHint-Prijsmethode, bewerkt voor TNL’. Beloon de leerling vooral als hij een woord goed leest en hij dit niet spelt of niet met de pijl leest waar hij gewend was dit wel te doen. Het reageren op raadfouten is ontleend aan de Wacht-Hint-Prijs methode. U kunt uw vaardigheid in deze methode verbeteren door gebruik te maken van de bijlage ‘De WachtHint-Prijsmethode, bewerkt voor TNL’. Het voorkomen van fouten Bij het reageren op spellend of radend lezen corrigeert de leerling de fout achteraf. U kunt fouten echter ook voorkomen. Omdat u ervaring krijgt met de fouten van de leerling, kunt u met hem afspraken over fouten maken. Bijvoorbeeld dat hij een woord met de pijl leest als u dat aanwijst of dat hij even wacht, zodat hij zich extra kan concentreren op het lezen van dat woord. Bij hardnekkige verwisselingen kunt u afspreken het eerste grafeem aan te wijzen. Werkbladen In het starterspakket zitten ook werkbladen voor begrijpend lezen die in de klas of elders worden gemaakt. Na een letter w na het paginanummer van de instructie onderaan de bladzijde volgen één of meer werkbladen. De schrijfwerkbladen voor het leren van blokschrift zijn weggelaten. Deze zijn alleen nodig voor kinderen met een heel slecht handschrift. Ze zijn weggelaten in dit starterspakket omdat het doel daarvan is te zien of TNL een geschikte leesmethode is voor uw leerling. Als wordt doorgegaan met TNL zijn deze bladen na leesdeel 2 nog in te halen. Om geen gaten te laten vallen in de nummering van werkbladen zijn deze schrijfwerkbladen wel weergegeven in de documentatie, gevolgd door ‘weggelaten’. In de volgende delen zijn er meer werkbladen voor begrijpend lezen. De rest van de methode Na de leesdelen 1 en 2 volgen nog 4 leesdelen met verhaaltjes die bestaan uit woorden van twee klanken. Daarna volgen nog 7 leesdelen voor langere woorden. De 750 meest voorkomende woorden en de woordtypen waartoe zij behoren worden behandeld. De grootte van het effect van de methode houdt gedeeltelijk verband met het beginniveau: hoe hoger dat is, hoe hoger gewoonlijk het eindniveau. Gemiddeld komen de leerlingen uit op instructieniveau eind groep 5. Dat is de eerste leerlijn of Leesdelenweg. De leerling kan na leesdeel 6 ook afslaan naar de Verkorte Leesdelenweg: in plaats van de 7 leesdelen van leerweg 1 te volgen na leesdeel 6, kan de leerling de methode ook afsluiten met de dolle drietjes 3, 4 en 5. De eindtoetsen van leesdeel 6 moeten dan wel gelezen worden op het niveau van de hoge norm. Dat zijn de normen voor doorgaan met de verkorte versie. Behalve korter is deze leerweg motiverender en goed voor het begrip omdat het stripverhaal onder elk verhaaltje in beelden de kern van dat verhaaltje weergeeft. Zij leidt echter tot een lager eindniveau dan de Leesdelenweg, en is niet geschikt voor leerlingen die na leesdeel 6 nog een tendens tot raden hebben. Zij moeten de Leesdelenweg blijven volgen omdat ook in de leesdelen 7, 8, en 9 de leerling nog goed op elke letter in het woord moet letten. Er kan een
derde leerlijn gevolgd worden voor leerlingen die de eindtoets van leesdeel 2 niet halen op het niveau van de hoge norm: de dolle drietjesweg. Na leesdeel 2 volgt de leerling beurtelings een (half) leesdeel en een (half) dolle drietje. Deze leerweg is bestemd voor de allerzwaksten en biedt hen zorg op maat. Meer informatie over de dolle drietjes vindt u op www.tnl.nl. De duur van de remedial teaching De leerling moet minimaal 3 keer 25 minuten per week individueel les krijgen. Veel beter is 5 keer 25 minuten per week, bijvoorbeeld door een ouder, bij voorkeur onder supervisie van een remedial teacher of andere leesdeskundige. U dient de methode heel zorgvuldig uit te voeren om de kans op succes te vergroten. Over teksten met woorden van twee klanken. Er zijn niet veel woorden met twee klanken. Daarom zijn de teksten geen doorsnee Nederlands. De methode wordt daarom soms saai genoemd. Maar de methode is effectief! Dat blijkt uit 3 effectonderzoeken die in samenwerking met de universiteit van Nijmegen of met het voormalige Instituut voor Psychologisch Onderzoek (IPO) zijn uitgevoerd (Zie www.tnl.nl). Ook veel praktijkervaring wijst daarop. De leerling ervaart snel succes zodat hij gemotiveerd blijft. De dolle drietjes werken extra motiverend door de stripverhalen onder de tekst met weinig afleidbare kleuren. Dat kan ook omdat teksten met woorden die ook langer zijn dan twee klanken de leerling minder afleiden dan wanneer die teksten alleen uit woorden met twee klanken bestaan. Ondersteuning De kans op succes is groot maar kan niet gegarandeerd worden. Bij problemen kunt u gebruik maken van het contactformulier op www.tnl.nl. U vermeldt de, eventueel gefingeerde, naam, de leeftijd, jongen of meisje, het type school, de groep, de hulp die de leerling heeft gehad, de meest recente toetsgegevens liefst voor lezen èn spellen, de eventuele toetsgegevens van leesdeel 1 en 2 binnen de methode en een beschrijving van het probleem met lezen en spellen. Soms zult u niet over al die gegevens beschikken. Dan blijft consultatie mogelijk maar kan die minder van kwaliteit zijn. Vermeldt uw telefoonnummer en wanneer u bereikbaar bent, zodat wij u zo spoedig mogelijk van dienst kunnen zijn. Het consult is gratis.
De lessen in leesdeel 1 Voor u begint zorgt u ervoor dat u een stopwatch heeft voor het opnemen van de tijd bij de teksttoetsen. U print de kopieerbladen en toetsnotatiebladen in Documentatie uit en bergt die op in een leerlingvolgmap die u samenstelt. Met die toetsen kunt u zien in hoeverre de methode aanslaat. Verder is het belangrijk dat u informatie heeft over het niveau van tekstlezen (AVI-scores) en woordlezen (de Drie Minuten Toets of DMT of de ‘Brus EMT’) vóór u begint. Het effect van de leesdelen 1 en 2 kan nog niet worden vastgesteld met die toetsen, daar is de tijd veel te kort voor. Als u echter uw leerling een half jaar les geeft met TNL is het wel belangrijk die toetsen nog eens af te nemen om vast te stellen wat het effect is van uw onderwijs. Bovendien is een beperkte prognose mogelijk op basis van die toetsgegevens aan het begin: hoe hoger het beginniveau lezen hoe beter meestal de prognose. Bedenk daarbij wel dat de leerling altijd dyslectisch zal blijven maar wel een niveau kan bereiken waarmee hij beter de basisschool en het voortgezet onderwijs kan volgen eventueel met ondersteunende hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld met het spraaksoftwareprogramma L2S. De 9 woorden van twee klanken in het eerste leesdeel zijn gekozen omdat die afgebeeld kunnen worden. Bij andere groepjes tweeklankige woorden is dit niet of minder het geval. Een tijdpad van tien lessen. De snelheid waarmee de leerling leesdeel 1 doorloopt hangt, zoals gezegd, gedeeltelijk af van zijn beginniveau. Ook is zijn motivatie en die van u zeer belangrijk. Leerlingen die beneden niveau AVI-M3 scoren zullen meestal traag door dit eerste leesdeel gaan en meer lessen nodig hebben dan in schema 1 is aangegeven. Maar kinderen die niveau AVI-M3 of hoger scoren zullen sneller gaan. Wij geven hieronder een gemiddeld tijdpad weer van 10 lessen van 25 minuten dat u aan kunt passen voor uw leerling. Werk niet gehaast: er moet een fundament gelegd worden voor de belangrijkste vaardigheid die op school geleerd wordt en een belangrijke voor in de maatschappij. Les Les 1
Les 2
Les 3
Bladzijde(n) Inhoud 1.2 U leert de leerling de betekenis van 9 woorden aan de hand van plaatjes, vooral die van aas, aar en aal die van de 9 woorden het minst bekend zijn. Aan het einde van dit deel leest de leerling zinnen waarin uitsluitend die woorden kunnen voorkomen. 1.3-1.15 U bereidt het niet spellend lezen voor van zes woorden. De instructies zijn overeenkomstig voor de zes woorden. U leert onder andere een notatie voor het vooraf spellend lezen aan om die in de volgende les te gebruiken voor het afleren van vooraf spellend lezen. U doet het spellend lezen voor, maar laat de leerling het niet nadoen. Het is ook belangrijk dat de leerling het grafeem aa goed en snel leert benoemen zodat hij in het tweede deel aat en eet, en aan en een niet verwisselt. 1.16-1.21 De notatie van het ‘vooraf spellen’ in de vorige les wordt nu dus gebruikt om een kruis te zetten door het vooraf spellen. ‘We gaan nooit meer hakken alleen maar plakken’. De pijl onder ieder woord geeft aan dat het woord niet vooraf spellend gelezen mag
worden. Deze pijl verdwijnt echter naar het einde van leesdeel 1 toe. Les 4 1.22-1.25 U leert de leerling nu zinnen lezen met de zes woorden die met aa beginnen. U let er op dat de leerling de woorden niet vooraf spelt. Les 5 1.26-1.31 Op bladzijde 1.26 leert u de leerling de uitroepen rt (startende auto) en st! (stil!) te lezen. Deze uitroepen maken meer nieuwe zinnen mogelijk. In deze les stelt u vast of uw ervaring met het lezen van de leerling wel of niet bevestigd wordt door de toetsresultaten. Er worden naar aanleiding van bepaalde toetsresultaten aanwijzingen gegeven voor verdere remedial teaching. Het grafeem aa moet goed ingeslepen zijn om in het tweede deel niet verward te worden met ee. Op de schutbladen is aangegeven of u de verkorte versie of de uitgebreide versie gaat volgen. In dit pakket volgt u de uitgebreide versie van de methode die ook de verkorte versie omvat. Les 6 1.32-1.38 Hier leert u de leerling het lezen van twee tweeklankige woorden die met een ee beginnen: een en eet. Eet wordt nog niet in zinnen gebruikt. Om aan niet met een te verwarren is het belangrijk dat aan en het grafeem aa goed zijn ingeslepen. Les 7 1.39-1.41 Het woord eet komt erbij in het zinnen lezen. U laat de leerling zinnen lezen met woorden die met een aa of een ee (een en eet) beginnen. Het is niet vanzelfsprekend dat dit lukt. Behalve niet vooraf spellend lezen moet de leerling namelijk ook niet radend lezen omdat hij anders een en aan of aat en eet kan verwisselen. Kan hij dat dan heeft u een belangrijk succes geboekt, vooral als hij een heel zwakke leerling was. Les 8 1.42-1.48 Het woord eef komt erbij, ook in zinnen. Op deze bladzijden let u extra op letterkennis met de ‘lijnenbladzijden’. Les 9 1.49-1.54 U leest hier kleine teksten met de leerling. Les 10 1.55-1.60 Ook hier geeft u veel aandacht aan het leren van grafemen. U toetst verder of de toetsresultaten overeenkomen met uw indrukken. Aangegeven wordt welke accenten u kunt leggen in uw remedial teaching als normen niet worden gehaald. Daar biedt het gebruiken van gemaakte werkbladen een goede mogelijkheid voor. Dat geldt vooral voor de leesdelen hierna waar meer werkbladen voor begrijpend lezen zijn. De snelheid zegt al iets over de snelheid die mogelijk is in de volgende leesdelen. Hoe lager die is hoe moeilijker het meestal is de leessnelheid te verhogen op teksten met nieuwe woorden. De nauwkeurigheid is gemakkelijker te beïnvloeden. Belangrijk is wat u hierna gaat doen. Gaat u door met TNL of niet? U kunt hierover contact met ons opnemen via het contactformulier. Zo ja dan kunt u binnen TNL twee leerwegen volgen. Als de score < 53 is de dolle drietjesweg binnen TNL de beste voortzetting binnen TNL. U heeft daarvoor het basispakket en de dolle drietjes nodig. Is de score ≥ 53 dan komt de leerling in aanmerking voor de leesdelenweg. Hier heeft u het basispakket voor nodig. Schema 1: Een tijdpad van 10 lessen
Bijlage: De Wacht-Hint-Prijs methode zoals bewerkt voor Toch Nog Leren Lezen In Nieuw Zeeland is het zo genoemde Pause-Prompt-Praise programma ontwikkeld. Dat is voor Nederland bewerkt als de Wacht-Hint-Prijs methode door Struiksma die ook onderzoek naar het effect van deze methode heeft gedaan. Wij hebben de structuur van deze methode overgenomen, maar de hints toegesneden op TNL. U ziet dat in schema 2 achteraan in deze bijlage. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen twee manieren waarop een leerling kan reageren op fouten: - de leerling blijft ‘hangen’ op een woord en weet dat, - de leerling merkt zijn fout niet op. Aansluitend leest u in schema 2 wat u in beide gevallen kunt doen. Nadat u het schema heeft gelezen geven we een nadere toelichting op de termen Wacht, Hint en Prijs. Wacht Vijf seconden wachten voor u op een fout reageert is lang en blijkt in de praktijk moeilijk uit te voeren. Zo gewend zijn we blijkbaar geraakt aan het direct of vrij snel reageren op een fout. U kunt ook de leerling voordoen hoe lang 5 seconden is dan weet hij dat hij ruim de tijd kan nemen, bijvoorbeeld door zichtbaar en hardop de vingers van uw hand te tellen. Een hulpmiddel voor u zelf om vijf seconden te wachten is, zoals eerder vermeld, de vingers onder tafel om de seconde uit uw vuist te laten springen. Oefen met ‘wachten’ in een rollenspel. Hint Er zijn andere hints mogelijk dan in het schema staan, zoals de volgende. -Het kind leest bijvoorbeeld ‘de kat woont in een klein holletje’ in plaats van ‘de muis woont in een klein holletje’. Dan kunt u vragen: ‘Heb je wel eens een kat gezien die in een klein holletje woonde?’ Nee, dat kan niet. Lees die zin nu nog eens’. Dit is een betekenis-hint. -Het kind leest ‘de uil op die boom zit’, in plaats van ‘de uil zit op die boom’. Dan kunt u de hint geven: ‘De uil op die boom zit, is dat een goede zin? Nee hè. Lees de zin nu nog eens’. Dit is een grammatica hint. -Hoe heet de eerste letter van dit woord? -Hier heb je het woord goed gelezen, lees het daar nog eens. -Het is bijna goed, probeer het nog een keer. Na een verbeterd woord is het goed om te zeggen: ‘en nu de hele zin nog eens’. Oefen met hints geven in een rollenspel. Prijs (naar Struiksma) U wijst de kinderen niet op fouten, maar prijst hen voor wat goed gaat. Het compliment moet heel kort zijn, om niet af te leiden. Voorbeelden zijn: yes!, goed zo, goed, ja, prima, hebbes, top, hmhm. Het is vaak moeilijk een compliment op natuurlijke wijze te geven. Het is even wennen, maar het werkt. Prijs daarom veel. Vergeet vooral niet te prijzen als een leerling op eigen kracht een woord goed leest waar dit hem eerder niet lukte.
Probeer concrete handelingen te prijzen. Bijvoorbeeld: -Toen je dat woord niet wist probeerde je het met de vinger te lezen. Prima. -Een, (twee, drie, vier, vijf) zinnen goed gelezen. O.K.. -Aan het eind van de zin hoorde je dat er iets niet klopte en toen heb je de zin opnieuw gelezen. Uitstekend. -Je hebt dit woord zonder vinger gelezen. Goed zo.
Als u ouders superviseert let er dan op dat ze grafemen niet alfabetisch benoemen. De leerling blijft ‘hangen’ op Wacht vijf volle De leerling verbetert zich. een woord en weet dat. seconden. Prijs de leerling . De leerling verbetert zich niet.
De leerling merkt zijn fout niet op.
Zeg aan het einde van de zin: ‘lees die zin nog eens’.
De leerling verbetert zich. Prijs hem. De leerling verbetert zich niet. Wijs het woord aan en zeg: ‘lees dit woord nog eens’.
Zeg: ‘lees dat woord eens met de pijl’ .
De leerling leest het woord met de pijl goed. Prijs hem. De leerling leest het woord fout. U doet het pijllezen voor en laat de leerling het na doen. Prijs hem als het goed gaat.
De leerling leest het woord goed. Prijs hem. De leerling verbetert het woord niet. Zeg: ‘lees dat woord eens met de pijl’ .
De leerling leest het woord goed met de pijl. Prijs hem. De leerling leest het woord fout. U doet het pijllezen voor en laat de leerling het na doen. Prijs hem als het goed gaat.
Schema 2: Het achteraf corrigeren van fouten (Naar het Wacht-Hint-Prijssysteem).