1
FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu DG1 – Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen Dienst Datamanagement ______________________________________________________
Algemene feedback op basis van MVG 2004 Anne Delvaux, Annelies Ghesquiere – 05/2007
Inhoudstabel 1. Inleiding 2. De gegevens 3. De verzorgingsitems in klassen onderverdelen 4. De riditscores 5. De vingerafdrukken 6. De boxplots 7. De projectie op de nationale MVG-kaart 8. De zones van de nationale MVG-kaart 9. De verpleegequipes in de verpleegeenheden 10. Inhoudsopgave van de algemene federale feedback 11. Inhoudsopgave van de algemene individuele feedback 12. Gebruiksaanwijzing bij deze algemene feedback 13. Informatie beschikbaar op de website
2
1. Inleiding Dit document dient als toelichting bij de tabellen en grafieken van de algemene federale feedback en de algemene individuele feedback MVG 2004. Eerst behandelen we bondig de inhoud van de registratie en de methodologie van de verwerking van de MVG gegevens, en daarna volgt de inhoudsopgave van de feedbacks.
2. De gegevens MVG staat voor Minimale Verpleegkundige Gegevens. Het is een federaal registratiesysteem dat sedert 1988 in voege is. De MVG registraties bevatten volgende informatie: • • • •
de opgenomen patiënten (geslacht, geboortejaar) het verblijfstype (klassieke hospitalisatie, daghospitalisatie, pasgeborene in een N* verpleegeenheid) de verpleegkundige zorgen die dagelijks aan de patiënten worden gegeven (samengevat in 23 items) het personeel aanwezig in de verpleegeenheden (aantal personen en aantal gepresteerde uren voor de verschillende personeelscategorieën).
Voor de opgenomen patiënten is de beschikbare informatie erg beperkt (geslacht en geboortejaar) opdat de patiënten niet zouden kunnen worden geïdentificeerd. Voor het verblijfstype zijn volgende codes mogelijk: •
H voor klassieke hospitalisatie.
Dit zijn de patiënten waarvoor een verpleegdagprijs wordt aangerekend. Deze patiënten hebben ten minste één nacht in het ziekenhuis verbleven. Tot december 1999 waren dat de enige groep patiënten waarvoor er een MVG registratie diende te gebeuren. •
D voor daghospitalisatie.
Vanaf 2000 is er een uitbreiding gekomen van de MVG registratie voor de patiënten in daghospitalisatie (die het ziekenhuis verlaten op dezelfde dag als de dag van hun opname). Deze uitbreiding is het logische gevolg van de evolutie die in deze sector wordt waargenomen. •
B voor pasgeborenen opgenomen in een N* verpleegeenheid.
Tot december 1999 werden de pasgeborenen slechts geregistreerd als gevolg van een opname in een NIC dienst, of een opname in een N* eenheid vanaf het ogenblik dat de moeder het ziekenhuis had verlaten. Vanaf 2000 krijgen de baby’s opgenomen in een N* eenheid voor de duur van hun verblijf de code ‘B’, zelfs indien de moeder is gehospitaliseerd. Aan deze baby’s wordt geen verpleegdagprijs toegekend. De baby’s opgenomen in een NIC dienst krijgen daarentegen de code ‘H’, omdat voor deze baby’s een verpleegdagprijs gegenereerd wordt. Voor de baby’s
3
aanwezig op de kamer van de moeder (op materniteit), tenslotte, is er geen volledige registratie; alleen hun aanwezigheid bij de moeder dient te worden geregistreerd. Voor de verpleegkundige zorgen die de patiënten toegediend krijgen, wordt er een lijst van 23 verschillende types van zorgen gehanteerd. Deze lijst van verzorgingsitems kan u raadplegen onder punt 3. Betreffende het personeel in de verpleegeenheden, wordt er een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën: • • • • • •
gegradueerde verpleegkundigen en vroedvrouwen (A1) gebrevetteerde verpleegkundigen en verpleegkundige assistenten (A2) verzorgers (A3) logistieke assistenten (A4) personeel van andere disciplines, zoals ergotherapeuten, secretaressen, enz (A5) studenten van de 5 bovenvermelde categorieën (A6) .
3. De verzorgingsitems in klassen onderverdelen Vanuit statistisch oogpunt zijn de verzorgingsitems onder te brengen in vier types variabelen : • • • •
binaire variabelen nominale variabelen ordinale variabelen metrische variabelen of frequenties.
De onderverdeling in klassen gaat als volgt. De nominale verzorgingsitems worden ontdubbeld en de frequenties worden omgezet in interval variabelen (maximum 10 niveaus). Men bekomt aldus 27 items uitsluitend binaire of ordinale variabelen (zie onderstaande tabel).
v1 v2 v3 v4 v5 v6 v7 v8 v9 v10 v11 v12 v13 v14 v15 v16
Items zorgen m.b.t. hygiëne zorgen m.b.t. mobiliteit zorgen m.b.t. uitscheiding zorgen m.b.t. voeding sondevoeding bijzondere mondverzorging decubituspreventie d.m.v. wisselhouding hulp bij dagkleding tracheacanule of endotracheale tube verpleegkundig anamneseverslag zelfstandigheidstraining opvang van emotionele crisis zorg aan gedesoriënteerde patiënt afzonderingsmaatregelen (contaminatie) registratie van vitale parameters registratie van fysische parameters
Vòòr transformatie ordinaal (1 tot 4) ordinaal (1 tot 4) ordinaal (1 tot 4) ordinaal (1 tot 4) binair frequentie frequentie binair nominaal (3) binair nominaal (3) binair nominaal (3) binair frequentie frequentie
Na transformatie
niveau 1 tot 8 niveau 1 tot 7 2 binaire items 2 binaire items 2 binaire items niveau 1 tot 10 niveau 1 tot 10
4
v17 v18 v19 v20 v21 v22 v23 v24
Items toezicht tractie/gipsverband/ext.fixator afnemen van bloedstaal toediening van medicatie I.M./S.C./I.D. toediening van medicatie I.V. toezicht permanent intraveneus infuus zorgen aan een chirurgische wonde zorg aan traumat. wonde (oppervlak) zorg aan traumat. wonde (frequentie)
Vòòr transformatie binair frequentie frequentie frequentie frequentie frequentie ordinaal (0 tot 4) frequentie
Na transformatie niveau 1 tot 10 niveau 1 tot 10 niveau 1 tot 10 niveau 1 tot 10 niveau 1 tot 9 niveau 1 tot 9
4. De riditscores Het berekenen van de riditscores gebeurt in verschillende stappen. Vooreerst bepaalt men de referentiepopulatie: de nationale referentie, d.w.z. het totaal aantal verpleegdagen van alle Belgische ziekenhuizen gedurende een heel jaar. Men berekent vervolgens de riditscores voor een selectie van observaties, zoals een verpleegdag, een groep patiënten, een verpleegeenheid of een bedkenletter (C, D, I enz.). Deze riditscores worden berekend voor ieder verzorgingsitem en geven een aanduiding van meer of minder toegediende verpleegkundige zorgen dan het geval zou zijn voor de referentiepopulatie. De riditscores worden berekend op variabelen met ordinale klassen. Dat is de reden waarom we overgaan tot de eerste transformatie van de gegevens (de verzorgingsitems in klassen onderverdelen). Voorbeeld van de berekening van een riditscore 1. Berekening van de riditscores van de referentiepopulatie De riditscore van een klasse wordt berekend door de som te maken van het relatieve aandeel van de verpleegdagen in de lagere categorieën en de helft van het relatieve aandeel van de verpleegdagen in de eigen categorie (zie onderstaande tabel). Hygiëne Geen hulp Ondersteunende hulp Gedeeltelijke hulp Volledige hulp
Aantal dagen 40 20 15 25 100
Berekening (0+20)/100 (40+10)/100 (60+7,5)/100 (75+12,5)/100
Ridit 0,20 0,50 0,675 0,88
2. Berekening van de riditscores van de verpleegdagen De riditscore (een score voor elk item) van een verpleegdag stemt overeen met de riditscore van de referentiepopulatie van de klasse waarin de verpleegdag zich bevindt.
5
3. Berekening van de riditscores en van de gemiddelde ridit van een verpleegeenheid Om de riditscores van een verpleegeenheid te bekomen, moet men het relatief aandeel van de verpleegdagen in elke klasse vermenigvuldigen met de riditscore van de referentiepopulatie van de desbetreffende klasse. Men bekomt de gemiddelde ridit door de som te maken van de waarden die voor de verschillende klassen werden bekomen (zie onderstaande tabel). Hygiëne Geen hulp Ondersteunende hulp Gedeeltelijke hulp Volledige hulp
Aantal dagen 4 7 5 4 20
Rel. aandeel dagen 0,20 0,35 0,25 0,20 1,00
Ridit referentie
Ridit VE
0,20 0,50 0,675 0,88
0,040 0,175 0,169 0,176 0,560
De interpretatie van een ridit is als volgt: de waarschijnlijkheid om een patiënt aan te treffen in deze verpleegeenheid die meer zorgen nodig heeft dan een patiënt in de referentiepopulatie, is 0,56. De belangrijkste kenmerken van ridit scores zijn: - een riditscore ligt altijd tussen 0 en 1 - de gemiddelde ridit van een referentiepopulatie bedraagt 0,5 - een riditwaarde hoger dan 0,5 betekent een grotere kans op meer verzorging dan verstrekt zou worden in de referentiepopulatie - een riditwaarde lager dan 0,5 betekent een kleinere kans op meer verzorging dan verstrekt zou worden in de referentiepopulatie.
5. De vingerafdrukken Om de interpretatie van de resultaten te vergemakkelijken maakt men gebruik van grafische voorstellingen, in eerste instantie van vingerafdrukken die het profiel van de verpleegkundige verzorging schetsen. Een vingerafdruk is een diagram met opeenvolgende staafjes die het mogelijk maken om bijvoorbeeld de afwijkingen tussen het profiel van een verpleegeenheid en de nationale referentie in beeld te brengen. Voor ieder verzorgingsitem is er een staafje. De staafjes worden van boven naar beneden onder elkaar geplaatst. Op elk staafje wordt de afwijking uitgezet tussen de berekende gemiddelde ridit en de gemiddelde ridit van de referentiepopulatie (0,5). De verticale lijn stelt de nationale referentie voor. Hoe groter het horizontale staafje, hoe groter de afwijking tussen de berekende gemiddelde ridit en de ridit van de referentiepopulatie. De afwijkingen rechts van die verticale lijn betekenen een grotere kans op meer verzorging dan het geval zou zijn bij die referentie (eigenlijk de waarschijnlijkheid om in de verpleegeenheid een patiënt aan te treffen die meer verzorging nodig heeft dan een patiënt in de referentiepopulatie).
6
Een afwijking naar links van die verticale lijn betekent dat de kans kleiner is om in de verpleegeenheid een patiënt aan te treffen die meer verzorging nodig heeft dan een patiënt in de referentiepopulatie.
6. De boxplots Boxplots geven indicaties betreffende de verdeling van de afwijkingen tussen de ridits van de verpleegeenheden en de ridit van de referentiepopulatie. Zij geven een visuele voorstelling van de voornaamste percentielen van een verdeling (P10, P25, P50, P75, P90). Om de percentielen te bepalen classificeert men de ridits van de verpleegeenheden in stijgende volgorde. Percentiel 10 (P10) bijvoorbeeld is zodanig gekozen dat 10 percent van de verpleegeenheden een lagere of gelijke riditwaarde hebben en 90 % van de verpleegeenheden een hogere riditwaarde. Percentiel 50 (P50) of de mediaan bevindt zich precies in het midden van de verdeling vermits 50 % van de verpleegeenheden een lagere of gelijke waarde hebben en 50 % van de verpleegeenheden een hogere riditwaarde. Een boxplot is een grafische weergave in de vorm van een met horizontale lijnen verlengde rechthoek. De fijne horizontale lijn links begint bij percentiel 10. De rechthoek begint links bij percentiel 25 en eindigt rechts bij percentiel 75. De fijne horizontale lijn rechts eindigt bij percentiel 90. De fijne verticale lijn in de rechthoek komt overeen met percentiel 50 (de mediaan). Om de interpretatie van een boxplot te vergemakkelijken, onthouden we best dat hoe breder de boxplot is, hoe groter de variabiliteit tussen de ridits van de verpleegeenheden is. Een symmetrische boxplot, waarvan de verticale streep zich in het midden van de rechthoek bevindt en waarvan de fijne horizontale lijnen links en rechts ongeveer dezelfde lengte hebben, weerspiegelt een symmetrische verdeling van de ridits van de verpleegeenheden. Omgekeerd, komt een asymmetrische boxplot overeen met een asymmetrische verdeling. Een asymmetrische boxplot wordt gekenmerkt door een verticale streep die niet in het midden van de rechthoek staat en door ongelijke horizontale lijnen links en rechts van de rechthoek.
7. De projectie op de nationale MVG-kaart Om het profiel van verstrekte zorgen van alle verpleegeenheden van heel België met elkaar te vergelijken, zou men de vingerafdrukken van grosso modo 2000 verpleegeenheden naast elkaar moeten leggen om hun verschillen in kaart te krijgen. Mathematisch beschouwd, vormen de te verwerken gegevens een matrix met 27 kolommen (de verzorgingsitems na ridittransformatie) en meer dan 2000 rijen (de verpleegeenheden). Elke verpleegeenheid is herkenbaar door haar verpleegkundig profiel, samengevat in de 27 riditwaarden. Dit komt overeen met een punt in een ruimte van 27 dimensies (of assen). Om gelijktijdig al de informatie voor te stellen zou men dus 2000 punten moeten plaatsen in een systeem met 27 assen. Dat is praktisch onmogelijk en dat is dan ook de reden waarom de gegevens aan een gesofistikeerde statistische analyse worden onderworpen.
7
De principale componentenanalyse (PCA) toegepast op kwalitatieve variabelen (prinqual transformatie van de gemiddelde ridits) maakt het mogelijk om het aantal dimensies, die gelijktijdig dienen bestudeerd te worden, te beperken. Hierbij beoogt men zoveel mogelijk informatie te behouden. Men bekomt uiteindelijk assen (ook wel composanten of factoren genoemd), die telkens een lineaire combinatie zijn van de oorspronkelijke variabelen (de items). Door de verpleegeenheden op de eerste twee assen van de prinqual te projecteren, kan men een grafische voorstelling maken van de relatieve positie van deze verpleegeenheden. Men bekomt dan de « nationale MVG-kaart ». Het centrale punt van deze kaart (op de intersectie van de assen) is de meest ‘neutrale’ positie die overeenkomt met de meest ‘normale’ (fictieve) verpleegeenheid, d.w.z. waarvan de scores voor de 27 items een compromis inhouden tussen alle verpleegeenheden van België over een heel jaar. De verwijdering van dit centrale punt weerspiegelt de afwijking ten opzichte van deze ‘neutrale’ situatie en laat toe om specifieke verpleegeenheden te lokaliseren, d.w.z. verpleegeenheden met afwijkende scores voor welbepaalde items.
8. De zones van de nationale MVG-kaart Door het verband te onderzoeken tussen de assen en de items, kan men tot een interpretatie van de verpleegkundige praktijk komen. De eerste dimensie is de horizontale as die gaat van ‘de zorg besteed aan de patiënt om zoveel als mogelijk zichzelf te behelpen’ links tot ‘volledige hulp van het verpleegkundig personeel’ uiterst rechts. Deze as komt dus overeen met de mate van hulp die door het verpleegkundig personeel wordt gegeven. De tweede dimensie is de verticale as die gaat van ‘basisverzorging’ bovenaan tot de ‘technische zorgen’ onderaan. Deze as weerspiegelt dus de aard van de verstrekte verpleegkundige zorgen. Het is dan meteen ook duidelijk waarom specifieke verpleegeenheden gegroepeerd zitten in specifieke zones van de grafiek. Dit heeft uiteraard te maken met de aard en de mate van de toegediende zorgen. De verpleegeenheden ‘intensieve zorgen’, bijvoorbeeld, bevinden zich rechts onderaan (technische zorgen + volledige hulp). De nationale MVG-kaart met de onderverdeling in 28 zones wordt in diverse toepassingen gebruikt, maar in de eerste plaats uiteraard in toepassingen van de financiering. Na hun projectie komen de verpleegeenheden en de verpleegdagen in deze zones terecht.
8
9. De verpleegequipes in de verpleegeenheden Wat betreft het personeel dat aanwezig is in de verpleegeenheden, maakt men een onderscheid tussen: • • • • • •
gegradueerde verplegers en vroedvrouwen (A1) gebrevetteerde verplegers en verpleegassistenten (A2) verzorgers (A3) logistieke assistenten (A4) personeel van andere disciplines, zoals ergotherapeuten, medisch secretaressen, enz. (A5) studenten van deze 5 bovenvermelde categorieën (A6).
Voor ieder verpleegeenheid worden de gegevens betreffende het personeel samengevat voor een volledig referentiejaar (met 20 registratiedagen). Het aantal uren en het aantal personen per personeelscategorie zijn berekend op basis van de 20 MVG-registratiedagen. Het aantal FTE per categorie wordt als volgt berekend: De som van het aantal uur prestaties per categorie gedeeld door factor 7,6 (op basis van een arbeidsregime van 38 uur per week of 7,6 uur per dag). Het aantal FTE A1-A3 berekent men als volgt: De som van het aantal uur prestaties van de personeelscategorieën A1, A2 en A3 gedeeld door factor 7,6. Het aantal FTE A1-A5 wordt als volgt berekend: De som van het aantal uur prestaties van de personeelscategorieën A1, A2, A3, A4 en A5 gedeeld door factor 7,6. Het aantal observaties is het totaal aantal verpleegdagen voor de drie hospitalisatietypes tezamen (H+D+B). Het aantal FTE A1-A3 per observatie wordt als volgt berekend: De som van het aantal uur prestaties van de personeelscategorieën A1, A2 en A3 gedeeld door het product van het aantal verpleegdagen met factor 7,6 of nog: FTE/obs.= (som van het aantal uur prestaties van A1, A2 en A3 samen) / (7.6 * aantal verpleegdagen). De kwalificatieridit A1-A3 is een indicator van de verdeling van het personeel tussen de categorieën A1, A2 en A3. Er is een gradatie in de kwalificatie van het personeel. Categorie A3 is het minst gekwalificeerd van deze drie categorieën, terwijl A1 het meest gekwalificeerd is. Hoe hoger de kwalificatieridit is, des te meer het personeel gekwalificeerd is.
9
Voorbeeld van de berekening van de kwalificatieridit De kwalificatieridit wordt berekend volgens hetzelfde principe als de ridit van een verzorgingsitem. 1. Berekening van de riditscores van de referentiepopulatie De riditscore van een personeelscategorie wordt bekomen door de som te maken van het relatief aandeel van het aantal uur prestaties in de lagere personeelscategorieën met de helft van het relatief aandeel van het aantal uur prestaties in de personeelscategorie waarvoor het wordt berekend. Zie onderstaande tabel. Personeelscategorie A3 A2 A1
Aantal uur prestaties 200 800 500 1500
Berekening (0+100)/1500 (200+400)/1500 (1000+250)/1500
Riditscores 0,0667 0,4000 0,8333
2. Berekening van de kwalificatieridit van een verpleegeenheid Om de kwalificatieridit van een verpleegeenheid te berekenen, dient men eerst het relatief aandeel van het aantal uur prestaties in elke personeelscategorie te vermenigvuldigen met de riditscore van de referentiepopulatie voor de personeelscategorie waarvoor het wordt berekend. De kwalificatieridit wordt dan bekomen door de som te maken van die verschillende waarden (een waarde per categorie). De onderstaande tabel maakt dit duidelijk. Personeelscategorie Aantal uur
Relatief aandeel Riditscores van (aantal uur) de referentie
A3 A2 A1
0,250 0,125 0,625 1,000
50 25 125 200
0,0667 0,4000 0,8333
Riditscores voor de verpleegeenheid 0,0167 0,0500 0,5208 0,5875
De kwalificatieridit van de verpleegeenheid in ons voorbeeld bedraagt 0,5875. Daar die waarde hoger is dan 0,5 (kwalificatieridit van de referentiepopulatie), betekent dit globaal gezien dat het personeel in deze verpleegeenheid een hogere kwalificatie heeft dan het personeel in de referentiepopulatie.
10
10. Inhoudsopgave van de algemene federale feedback De algemene federale feedback bevat, voor alle ziekenhuizen samen, gedetailleerde informatie over alle verblijfstypes en diensten (kenletters) van MVG 2004. De algemene federale feedback bevat de volgende zeventien delen: 1. Een tabel met voor elke kenletter het aantal en het percentage bedden, verpleegeenheden en verpleegdagen (pagina 1). 2. Een tabel met voor elk kenletter de verdeling van de verpleegdagen volgens hospitalisatietype H, D of B (pagina 2). 3. Een grafiek van de nationale MVG-kaart met de onderverdeling in 28 zones (pagina 3). 4. Een tabel per kenletter met de verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart, waarbij de verpleegdagen verder worden onderverdeeld in het type hospitalisatie H, D of B (pagina’s 4 t/m 23). 5. Een tabel voor alle kenletters samen met de verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart. De verpleegdagen worden ook nog eens verder onderverdeeld in het type hospitalisatie H, D of B (pagina 24). 6. Een grafiek per kenletter met de verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart voor alle verblijven, d.w.z. hospitalisatietype H, D en B samen (pagina’s 25 t/m 44). 7. Een grafiek per hospitalisatietype (H, D of B) van de relatieve verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart voor alle kenletters samen (pagina’s 45 t/m 47). 8. Een vingerafdruk per kenletter, enkel voor verblijven met hospitalisatietype H (pagina’s 48 t/m 67). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De vingerafdruk wordt slechts weergegeven indien er voor de specifieke kenletter meer dan 20 observaties zijn. 9. Een vingerafdruk per kenletter, enkel voor verblijven met hospitalisatietype D (pagina’s 68 t/m 87). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De vingerafdruk wordt slechts weergegeven indien er voor de specifieke kenletter minstens 20 observaties zijn. 10. Een vingerafdruk per kenletter, enkel voor verblijven met hospitalisatietype B (pagina’s 88 t/m 107). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De vingerafdruk wordt slechts weergegeven indien er voor de specifieke kenletter meer dan 20 observaties zijn. Het aantal vingerafdrukken is hier erg beperkt.
11
11. Een vingerafdruk per kenletter, voor alle verblijven samen, d.w.z. de drie hospitalisatietypes H, D en B (pagina’s 108 t/m 127). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. 12. Een vingerafdruk van de daghospitalisatieverblijven (hospitalisatietype D) voor alle kenletters behalve kenletter Z (pagina 128) en een vingerafdruk van de daghospitalisatieverblijven (hospitalisatietype D) voor alle kenletters, inclusief kenletter Z (pagina 129). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. 13. Een vingerafdruk per zone van de nationale MVG-kaart voor alle verblijven, d.w.z. de drie hospitalisatietypes H, D en B samen (pagina’s 130 t/m 157). De vingerafdruk van iedere zone wordt bekomen op basis van de verpleegdagen binnen elke zone. De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. 14. Een grafiek met boxplots, per kenletter. De boxplots geven de verdeling weer van de ridits van de verpleegeenheden van eenzelfde kenletter (pagina’s 158 t/m 177). De ridits van de verpleegeenheden zijn berekend rekening houdend met alle verblijven, d.w.z. de drie hospitalisatietypes H, D en B samen. De boxplots worden slechts weergegeven indien er voor de specifieke kenletter meer dan 10 verpleegeenheden zijn. 15. Een projectie per kenletter van de verpleegeenheden op de nationale MVG-kaart (pagina’s 178 t/m 197). De ridits van de verpleegeenheden zijn berekend rekening houdend met alle verblijven, d.w.z. de drie hospitalisatietypes H, D en B samen. 16. De projectie van alle verpleegeenheden op de nationale MVG-kaart ongeacht hun kenletter (pagina 198). De ridits van de verpleegeenheden zijn berekend rekening houdend met alle verblijven (hospitalisatietypes H, D en B). 17. De projectie van alle verpleegeenheden op de nationale MVG-kaart ongeacht hun kenletter (pagina 199). De ridits van de verpleegeenheden zijn berekend enkel rekening houdend met de daghospitalisatieverblijven (hospitalisatietype D).
11. Inhoudsopgave van de algemene individuele feedback De algemene individuele feedback bevat, per ziekenhuis, gedetailleerde informatie over alle hospitalisatietypes en alle diensten (kenletters) van het ziekenhuis. De algemene individuele feedback bestaat uit 18 delen: 1. Een tabel met de verdeling van de verpleegdagen per hospitalisatietype (H, D of B) voor elke kenletter. 2. Een tabel met de verdeling van de verpleegdagen per hospitalisatietype (H, D of B) en voor alle hospitalisatietypes samen (H+D+B) voor elke verpleegeenheid.
12
3. Een grafiek met de 28 zones van de nationale MVG-kaart. 4. Een tabel per verpleegeenheid met de verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart voor alle hospitalisatietypes samen (H+D+B) en per hospitalisatietype (H, D of B). 5. Een tabel per dienst (met minstens 2 verpleegeenheden) met de verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart voor alle hospitalisatietypes samen (H+D+B) en per hospitalisatietype (H, D of B). 6. Een tabel voor alle verpleegeenheden samen met de verdeling van de verpleegdagen over de 28 zones van de nationale MVG-kaart voor alle hospitalisatietypes samen (H+D+B) en per hospitalisatietype (H, D of B). 7. Per verpleegeenheid: • een vingerafdruk van alle verblijven samen, d.w.z. van de drie hospitalisatietypes H, D en B. De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De vingerafdruk wordt niet weergegeven indien er minder dan 20 verpleegdagen zijn. • een grafiek met de spreiding van de verpleegdagen van alle verblijven (hospitalisatietypes H, D en B samen) over de 28 zones van de nationale MVG-kaart. Op de grafiek worden tevens de positie, de coördinaten en de zone van het zwaartepunt van de verpleegeenheid gegeven. • een tabel met allerlei informatie over de verpleegequipe. 8. Per dienst (met minstens 2 verpleegeenheden): • een vingerafdruk van alle verblijven samen, d.w.z. van de drie hospitalisatietypes H, D en B. De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De vingerafdruk wordt niet weergegeven indien er minder dan 20 verpleegdagen zijn. • een grafiek met de spreiding van de verpleegdagen van alle verblijven (hospitalisatietypes H, D en B samen) over de 28 zones van de nationale MVG-kaart. Op de grafiek worden tevens de positie, de coördinaten en de zone van het zwaartepunt van de dienst gegeven. • een tabel met allerlei informatie over de verpleegequipe. 9. Een vingerafdruk per verpleegeenheid, enkel voor verblijven met klassieke hospitalisatie (hospitalisatietype H). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De grafiek wordt slechts weergegeven indien er meer dan 20 observaties (20 verpleegdagen) zijn. 10. Een vingerafdruk per verpleegeenheid, enkel voor verblijven met daghospitalisatie (hospitalisatietype D). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De grafiek wordt slechts weergegeven indien er meer dan 20 observaties (20 verpleegdagen) zijn. 11. Een vingerafdruk per verpleegeenheid, enkel voor verblijven van pasgeborenen met hospitalisatietype B. De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De
13
grafiek wordt slechts weergegeven indien er meer dan 20 observaties (20 verpleegdagen) zijn. Het aantal vingerafdrukken is hier dus eerder beperkt. 12. Een vingerafdruk per dienst (met minstens 2 verpleegeenheden), enkel voor verblijven met klassieke hospitalisatie (hospitalisatietype H). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De grafiek wordt slechts weergegeven indien er meer dan 20 observaties zijn. 13. Een vingerafdruk per dienst (met minstens 2 verpleegeenheden), enkel voor verblijven met daghospitalisatie (hospitalisatietype D). De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De grafiek wordt slechts weergegeven indien er meer dan 20 observaties (20 verpleegdagen) zijn. 14. Een vingerafdruk per dienst (met minstens 2 verpleegeenheden), enkel voor verblijven van pasgeborenen met hospitalisatietype B. De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. De grafiek wordt slechts weergegeven indien er meer dan 20 observaties (20 verpleegdagen) zijn. Het aantal vingerafdrukken is hier dus eerder beperkt. 15. Een vingerafdruk van alle daghospitalisatieverblijven (hospitalisatietype D) voor alle kenletters behalve kenletter Z, en de vingerafdruk van alle daghospitalisatieverblijven samen (hospitalisatietype D) kenletter Z inbegrepen. De nationale referentie betreft alle verpleegdagen van de drie hospitalisatietypes H, D en B, van alle ziekenhuizen gedurende het registratiejaar 2004. 16. Projectie van de verpleegeenheden van alle kenletters op de nationale MVG-kaart. De ridits van de verpleegeenheden zijn berekend rekening houdend met alle verblijven (hospitalisatietypes H, D en B samen). 17. Projectie van de verpleegeenheden van alle kenletters op de nationale MVG-kaart. De ridits van de verpleegeenheden zijn hier berekend enkel rekening houdend met de daghospitalisatieverblijven (hospitalisatietype D). 18. Een projectie per kenletter van alle verpleegeenheden op de nationale MVG-kaart. De ridits van de verpleegeenheden zijn berekend rekening houdend met alle verblijven (hospitalisatietypes H, D en B samen).
14
12. Gebruiksaanwijzing bij deze algemene feedback U kan de algemene federale feedback als volgt consulteren: 1. u opent de folder ‘RIMVG_fed_genN2004' 2. u klikt het document aan met naam ‘HIER_AANKLIKKEN_aub.html’. U kan de algemene individuele feedback, deze betreffende uw eigen ziekenhuis, als volgt consulteren: 1. u opent de folder ‘RIMVG_ind_gencivN2004’ (civ zijnde het CIV-nummer van uw ziekenhuis) 2. u klikt het document ‘civ2004frame.html’ aan (ook hier weer staat civ voor het CIVnummer van uw ziekenhuis). Ziekenhuizen binnen het Hoofdstedelijk gebied van Brussel krijgen hun feedback zowel in het Frans als in het Nederlands. De voornaamste doelstelling van deze feedbacks is om de ziekenhuizen te helpen bij het analyseren van hun MVG’s. Elk ziekenhuis kan aldus de tabellen en grafieken van hun algemene individuele feedback vergelijken met de overeenkomstige tabellen en grafieken van de algemene federale feedback. Enkele technische raadgevingen 1. Deze elektronische editie van de feedbacks omvat een massa pagina’s in HTML formaat. De bedoeling van deze editie is het leveren van gedetailleerde gegevens aan de ziekenhuizen van ons land, opdat zij die zo goed mogelijk zouden kunnen benutten. Alle pagina's afprinten lijkt ons niet erg zinvol. Waarom? De inhoudstafel geeft u immers de mogelijkheid om de feedback van het begin tot het einde door te bladeren. Wij raden u aan om een selectie door te voeren en enkel die pagina's af te printen die u het méést interessant lijken. 2. Voor het geval u een aantal pagina's wenst af te printen, of het nu gaat om een tabel of een grafiek, raden wij u aan te opteren voor een voorstelling in 'landscape' formaat. 3. Het resultaat van het afprinten is afhankelijk van het type van printer. Daarom raden wij u stellig aan slechts enkele pagina's (tabellen en grafieken) met verschillende lay-out eens af te printen om een idee te hebben van het resultaat, alvorens over te gaan tot het afdrukken van massa's papier. 4. De afdrukken van de tabellen zijn van goede kwaliteit. De afdrukken van de grafieken zijn daarentegen van iets mindere kwaliteit daar de gebruikte software ons momenteel niet toelaat de kwaliteit hiervan te verhogen. 5. De grafieken kunnen overgenomen worden in een WORD document, een EXCEL sheet of een POWER POINT presentatie. Daarvoor volstaat het de grafiek aan te klikken en het daarna via een rechter muisklik te kopiëren en vervolgens te plakken in WORD, enz. Men kan wijzigingen aanbrengen aan de afmetingen van de grafiek, maar niet aan de inhoud.
15
6. Ook de tabellen kunnen worden overgenomen in een WORD document of een EXCEL sheet. Daartoe dient u de tabel in kwestie te selecteren en met de copy/paste functie over te nemen in WORD of EXCEL. Desgewenst kan de tabel daarna nog worden aangepast (kolommen toevoegen of weglaten, de titel wijzigen, enz…). Ook in een POWER POINT voorstelling kan een tabel worden binnengehaald. Dikwijls, nochtans, is het resultaat weinig leesbaar, om de eenvoudige reden dat de tabel veelal uit een te groot aantal rijen en kolommen bestaat.
13. Informatie beschikbaar op de website Op onze website www.health.fgov.be onder de rubrieken Gezondheidszorg (bovenaan) – Zorginstellingen (links) – Registratiesystemen (links) – MVG (links) – Publicaties (rechts) – Feedbacks en rapporten, vindt men de volgende documenten: • • • • •
Federale feedback financiering MVG 2004 Verklarend document bij de federale financiering MVG 2004 Algemene federale feedback MVG 2004 Verklarend document bij de algemene feedback MVG 2004 Aanvullende tabellen op de algemene federale feedback MVG 2004
De federale feedback financiering en de algemene federale feedback gebaseerd op MVG 2000 en MVG 2003 zijn eveneens beschikbaar op onze website. Bovendien bevinden er zich ook twee voorbeelden van anonieme individuele feedbacks, namelijk: • •
Anonieme individuele feedback financiering MVG 2000 Anonieme algemene individuele feedback MVG 2000
Een document met informatie over de feedbacks en bijkomende analyses op MVG 1998, 2000 en 2003 is ook ter beschikking gesteld.
Eventuele suggesties met het oog op het nog verbeteren van de structuur en inhoud zijn steeds welkom. Indien u bijkomende inlichtingen wenst te bekomen over de inhoud van deze feedbacks, dan kan u steeds via e-mail contact opnemen met:
[email protected] Indien u technische problemen ondervindt bij het gebruik van de feedbacks, dan is de informaticadienst in uw ziekenhuis het best geplaatst om u te helpen bij de installatie van uw PC en printer.