Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax:
045 - 5741 117
Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41071018
Verslag over het boekjaar 1-1-2012 t/m 31-12-2012
2
Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen
9
Pensioenen
11
Fondsspecifieke ontwikkelingen
14
Risicoparagraaf
20
Beleggingen
26
Samenvatting actuarieel verslag
30
Verslag van de Visitatiecommissie Verslag van de Visitatiecommissie
37
Reactie van het bestuur op het oordeel van de visitatiecommissie
38
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Verslag van het Verantwoordingsorgaan
39
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan
40
Jaarrekening Balans per 31 december
44
Staat van baten en lasten
46
Kasstroomoverzicht
47
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
48
Toelichting op de balans per 31 december
52
Toelichting op de staat van baten en lasten
58
Risicoparagraaf
61
Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
69
Resultaatbestemming
69
Actuariële Verklaring
70
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
71
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
3
4
Bestuur en organisatie
Bestuur Leden van werknemerszijde F.F. Pfeiffer, voorzitter G.P. van den Anker
Benoemd door: FNV Bondgenoten CNV Vakmensen
T.A. van Kesteren
FNV Bondgenoten
H. Walravens
FNV Bondgenoten
Mevr. A.M.J.L. Nissen-Cremers
FNV Bondgenoten
W.A. Wittenbernds
Vakbond ABW
Leden van werkgeverszijde
Benoemd door:
Mr. G.J.H.M. Wagemans, plv. voorzitter
DSM Limburg BV
S.A.H. Lauwers
DSM Limburg BV
Drs. H.E.M. Gerards
DSM Limburg BV
Deelnemersraad Leden
Benoemd door:
H.J. Vercauteren, voorzitter
FNV Bondgenoten
J.M.J. van den Bosch
FNV Bondgenoten
W.T. Hazelhof
FNV Bondgenoten
M.L.J. Hollanders T. Houkes
FNV Bondgenoten CNV Vakmensen
J.A. Kersic
FNV Bondgenoten
J.J. Kersten
FNV Bondgenoten
W.M.J. Roijen
Vakbond ABW
E.M.F. Senden
CNV Vakmensen
W.H. Smeets (tot 1 januari 2013)
Vakbond ABW
Verantwoordingsorgaan Voorgedragen door deelnemersraad: H.J. Vercauteren W.T. Hazelhof W.H. Smeets (tot 1 januari 2013) Voorgedragen door mijnonderneming: Mevr. Drs. E. van de Wiel, voorzitter
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
5
Gezamenlijke beleggingscommissie AMF - BFM Drs. L.R.M. Radix Namens AMF:
voorzitter
F.F. Pfeiffer Drs. H.E.M. Gerards
Namens BFM:
Mr. G.J.H.M. Wagemans F.A.G. Hol
Gezamenlijke communicatiecommissie AMF - BFM Namens AMF:
W.A. Wittenbernds
voorzitter
H. Walravens Namens BFM:
L.V. Trafas Drs. J.E.A. Dols
Namens BFM en AMF, als werkgeversvertegenwoordiger:
Drs. H.E.M. Gerards
Scheidsgerecht Leden Mr. G.A.M. Stevens
voorzitter
Mevr. mr. B. Corbey-Smits
secretaris
Mr. H.M.W. Vanmeulebrouk Mr. P.J. Voncken Pensioen- en vermogensbeheer en bestuursadvisering AZL N.V. Kantoor: Akerstraat 92 Postadres: Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Tel.: 045 - 5763 333; Fax 045 - 5741 117 Actuaris Actuariële advisering: AZL Actuariaat Actuariële certificering: Ernst & Young Actuarissen B.V. Accountant Ernst & Young Accountants LLP
6
Meerjarenoverzicht
2012
2011
2010
2009
2008
Aantallen Actieve deelnemers
1
4
7
11
21
Gewezen deelnemers
1.793
2.457
3.660
4.996
6.779
Pensioengerechtigden
26.377
27.273
27.714
28.246
28.645
28.171
29.734
31.381
33.253
35.445
832.315
850.283
890.294
937.220
989.076
63.669
57.630
81.720
77.574
38.837
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
0
0
0
0
2
89.558
95.149
100.902
106.552
109.474
884.501
895.955
962.330
997.273
1.017.907
79.927
33.261
60.303
95.787
-80.601
9,4%
3,8%
6,3%
10,1%
-6,8%
Financiële gegevens (in duizenden euro) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Reserves Algemene reserve Bestemmingsreserve Premiebijdragen Pensioenuitkeringen Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten Rendement o.b.v. total return Dekkingsgraad 1) obv. marktrente
107,8%
106,9%
109,3%
108,4%
104,0%
Gemiddelde rente RTS
1,7%
2,5%
3,2%
3,6%
3,6%
Toeslag
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
6,4%
1)
De dekkingsgraad is als volgt berekend: beschikbaar vermogen (896.984)/ voorziening pensioenverplichtingen (832.315) x 100%
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
7
8
Bestuursverslag
Algemeen Inleiding Het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg (AMF) is een bedrijfstakpensioenfonds en heeft de stichting als rechtsvorm. Het pensioenfonds is opgericht bij notariële akte op 16 december 1918 en is statutair gevestigd te Heerlen. Overeenkomstig artikel 20 van de statuten wordt hierbij verslag uitgebracht over het boekjaar 2012. Het verslagjaar stond voor het pensioenfonds in het teken van het monitoren van de financiële positie, het bewaken van de fondsspecifieke risico’s, het verkennen van de herverzekeringsmogelijkheden, het opstellen van een continuïteitsanalyse. Met name de toekomst van het pensioenfonds heeft in het verslagjaar de volle aandacht van het bestuur gehad. In projectvorm wordt in kaart gebracht wat de mogelijkheden zijn om het pensioenfonds onder eigen beheer voort te zetten dan wel of en onder welke condities de verplichtingen en bezittingen van het fonds kunnen worden ondergebracht bij een herverzekeraar. In een allesomvattend 4-fasen traject worden onder supervisie van een projectgroep en met steun van een externe partij de verschillende opties onderzocht. In het komende verslagjaar zullen de eerste resultaten van het project beschikbaar komen. De dekkingsgraad van het fonds is toegenomen van 106,9% eind 2011 naar 107,8% aan het einde van 2012. De vereiste dekkingsgraad bedroeg eind 2012 105,1% volgens de feitelijke vermogensverdeling en 105,6% volgens de strategische vermogensverdeling. Omdat het fonds in 2012 gedurende 3 kwartaaleinden over een dekkingsgraad beschikte die hoger ligt dan het vereist eigen vermogen, is het fonds formeel gezien uit herstel. Op verzoek van de toezichthouder heeft het fonds de voortgang van het herstelplan begin 2013 geëvalueerd. Elders in dit bestuursverslag wordt separaat verslag gedaan van de financiële positie van het fonds. Doelstelling Het fonds heeft ten doel aan de (gewezen) deelnemers en aan hun betrekkingen, volgens bij pensioenregeling vast te stellen bepalingen, geldelijke uitkeringen te verzekeren. Het fonds heeft een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) opgesteld waarin gemotiveerd is omschreven welk beleid wordt gevoerd om de doelstelling van het pensioenfonds na te kunnen komen. In de ABTN wordt nader ingegaan op de organisatie van het pensioenfonds, de inhoud van de pensioenregeling, de financiële opzet (grondslagen en het beleidskader en sturingsmiddelen), hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle. Het pensioenfonds heeft de ABTN in het verslagjaar gewijzigd in de vorm van een nieuwe versie van de “Verklaring inzake de beleggingsbeginselen” en de toevoeging van een nieuwe bijlage “Beleidsplan bij financiële crisis”. Statuten De statuten van het Algemeen Mijnwerkersfonds zijn in het verslagjaar niet gewijzigd.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
9
Bestuur Het pensioenfonds wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit 9 personen. Het bestuur kent een paritaire samenstelling. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter vormen samen het Presidium. Het Presidium bereidt de bestuursvergaderingen voor, stelt de agenda van de vergadering samen, voert vooroverleg over bepaalde bestuurlijke aangelegenheden en komt eventueel met voorstellen. In de samenstelling van het bestuur is in het boekjaar geen wijziging opgetreden. Het bestuur vergaderde in het verslagjaar op 19 januari, 16 februari, 15 maart, 26 april, 21 mei, 21 juni, 20 september, 18 oktober, 15 november en 20 december. De belangrijkste aandachtspunten van het bestuur in het verslagjaar waren: –
de jaarstukken 2011;
–
de financiële positie van het fonds;
–
de evaluatie van het herstelplan;
–
het risicomanagement;
–
het opstellen van een “Beleidsplan bij financiële crisis”;
–
de toekomst van het fonds met het opstellen van een projectplan en het aanstellen van een externe adviseur als projectleider;
–
het aanstellen van een onafhankelijk vastgoedadviseur naast CBRE Global Investors;
–
het herijken van een strategisch risicobeleid;
–
het vaststellen van een nieuw deskundigheidsplan;
–
de gevolgen van de toegenomen levensverwachting;
–
het opschuiven van de AOW-leeftijd en
–
de communicatie-uitingen in al zijn facetten in de richting van de fondsverzekerden.
Commissies van het bestuur In samenwerking met het BFM-bestuur heeft het bestuur een aantal taken gedelegeerd aan commissies. De Gezamenlijke Beleggingscommissie AMF – BFM heeft een eigen reglement en is ingesteld ter voorbereiding van bestuursbeslissingen op beleggingsgebied. De taak van de commissie is het gevraagd en ongevraagd adviseren van de besturen en het voorbespreken van de bestuursstukken op beleggingsgebied. Verder kan zowel de beleggingscommissie als het presidium op basis van de regeling “Mandatering beslissingsbevoegdheid” in spoedeisende gevallen, op de wijze zoals omschreven in de regeling, namens het bestuur besluiten nemen. De commissie is samengesteld uit een onafhankelijke deskundige als voorzitter en enkele bestuursleden van beide fondsen. In het verslagjaar vergaderde de commissie op 20 januari, 3 februari, 30 maart, 23 mei, 1 juni, 14 augustus, 14 september, 9 november en 29 november. Met het oog op de intensivering van de communicatie naar de (gewezen) deelnemers hebben beide besturen een gezamenlijke communicatiecommissie ingesteld. De commissie werkt op basis van taakopdrachten van beide besturen en is verder betrokken bij de inhoudelijke voorbereiding en vormgeving van alle uitingen op het gebied van informatieverstrekking. De taken en bevoegdheden van de commissie zijn schriftelijk vastgelegd. De commissie is samengesteld uit bestuursleden van beide fondsen en vergaderde in het verslagjaar op 23 januari, 10 februari, 22 maart, 6 juni, 12 september en 12 december. De commissies worden ondersteund door adviseurs, merendeels van AZL. Behalve deze vaste commissies kan het bestuur ook ad hoc voor bepaalde activiteiten commissies instellen. Zo is, zoals in de inleiding al is vermeld, in samenwerking met het BFM een projectgroep geformeerd die in het verslagjaar een start heeft gemaakt met het projectplan: “Toekomst Mijnfondsen”. De projectgroep bestaat uit bestuursleden van het BFM en het AMF en wordt aangevuld met de voorzitter van de gezamenlijke beleggingscommissie. Het projectplan omvat een duaal traject waarbij de situatie van herverzekering zal worden vergeleken met de situatie dat het pensioenfonds zelfstandig blijft voortbestaan. Deze vergelijking zal voor beide mijnfondsen afzonderlijk worden bekeken en onderbouwd worden met een continuïteitsanalyse. De uitkomsten van beide
10
deeltrajecten zullen in samenhang worden beoordeeld zodat de besturen van de beide fondsen een gefundeerde keuze kunnen maken over de toekomst. De projectgroep heeft een intensieve betrokkenheid bij het hele project. Bij de start wordt de projectgroep betrokken bij de selectie van een extern adviseur voor de begeleiding van een offertetraject. De projectgroep is voorts betrokken bij de evaluatie van de uitkomsten van de continuïteitsanalyse en de herverzekeringsoplossingen. In het volgende verslag zullen wij melden tot welke resultaten de activiteiten van alle in het traject betrokken partijen hebben geleid. Deelnemersraad Sinds 1 januari 2008 heeft het fonds een deelnemersraad naar wettelijk model. De belangrijkste taak van de deelnemersraad is het (on)gevraagd adviseren van het bestuur over een aantal nader in het reglement van de deelnemersraad omschreven zaken. De deelnemersraad heeft op 15 mei afzonderlijk en op 22 mei met het bestuur vergaderd. Verder vonden samen met het verantwoordingsorgaan op 20 maart en 18 oktober studiebijeenkomsten plaats over communicatie, herverzekeringsopties en beleggingsonderwerpen en op 3 december een informatiebijeenkomst over actuele onderwerpen die de aandacht vragen van het bestuur. Tijdens de laatste bijeenkomst in december 2012 heeft de heer Smeets te kennen gegeven dat zijn leeftijd, de heer Smeets is 81 jaar, hem belet om na afloop van het boekjaar nog langer deel uit te maken van zowel de deelnemersraad als het verantwoordingsorgaan. In zijn opvolging in de deelnemersraad zal niet worden voorzien. Het bestuur is de heer Smeets dank verschuldigd voor de voortreffelijke wijze waarop hij gedurende vele jaren de belangen van de deelnemers heeft gediend alsmede voor de actieve rol die hij heeft vervuld in het verantwoordingsorgaan. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiging van de belanghebbenden van het fonds. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 4 personen. Het verantwoordingsorgaan vergaderde afzonderlijk op 1 juni en op 6 juni samen met het bestuur. Het verantwoordingsorgaan wordt in de regel samen met de deelnemersraad uitgenodigd voor studiebijeenkomsten. Door het aangekondigde afscheid van de heer Smeets is een vacature ontstaan in het verantwoordingsorgaan. In het komende boekjaar zal een besluit worden genomen over de invulling van de ontstane vacature. Uitbestede werkzaamheden Het pensioen- en vermogensbeheer en de actuariële- en bestuursadvisering is uitbesteed aan AZL N.V. te Heerlen. De actuariële certificering is opgedragen aan Ernst & Young Actuarissen te Amsterdam. De controle van de jaarrekening is gebeurd door Ernst & Young Accountants te Maastricht.
Pensioenen Algemene ontwikkelingen Pensioenakkoord van de baan, pensioenhervormingen niet Algemeen Het invoeren van een nieuw type pensioencontract, althans het wettelijke faciliteren van het reële pensioencontract als alternatief voor de huidige nominale contracten, laat op zich wachten. In het verslagjaar werd de discussie over een ander pensioencontract, mondeling en in diverse publicaties, op levendige wijze voortgezet, een en ander echter op basis van nog onvolledige informatie. Deze situatie veranderde in het verslagjaar nauwelijks nadat demissionair minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn Hoofdlijnennota Herziening FTK publiceerde. Ook de Hoofdlijnennota liet vitale onderdelen onuitgewerkt, waardoor de fondsbesturen en hun uitvoeringsorganisaties nog steeds niet verder komen dan oriëntatie en analyse van de beperkt beschikbare informatie.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
11
De huidige situatie stimuleerde opvattingen dat binnen het bestaande nominale kader maatregelen mogelijk zijn die de toekomstbestendigheid en financiële houdbaarheid van de aanvullende pensioenregelingen bevorderen. Het zogenaamde Septemberpakket van demissionair staatssecretaris van SZW, de heer De Krom, is hiervan een illustratie. Kortings- en premievoorschriften op basis van de huidige Pensioenwet en FTK konden –zonder nadere wetgeving– worden vervangen door maatregelen die min of meer vooruit liepen op het reële pensioencontract. Zoals een eerdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, maar vooral door toepassing van het (pseudo) levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM). Ook uitbreiding van de bestaande beleidsstaffels met een indexatiebeleid bij lage dekkingsgraden past in het reële kader. Invaren oude pensioenrechten Invoering van het reële pensioencontract maakt het wenselijk om de in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen in het nieuwe regime in te passen. Anders zouden de beoogde effecten van het reële kader te gering zijn. Dit gevoelige onderwerp heeft inmiddels voor veel maatschappelijke onrust gezorgd en mobiliseert diverse belanghebbende groeperingen. Organisaties verdedigen namens de ouderen dan wel jongeren hun deelbelangen. Het heeft er alle schijn van dat, hoe de materiële uitkomsten van een reëel pensioencontract ook moge zijn, de ontevreden doelgroep(en) de gang naar de rechter zal (zullen) maken. Hier en daar zijn fondsbesturen zelfs op voorhand al aangeklaagd voor een onevenwichtige belangenafweging. Het onderhavige onderwerp is in ieder geval met juridische risico’s omgeven. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het kabinet dan ook om meer wettelijke bescherming ter zake gevraagd. Deze bescherming zou een bevestiging kunnen betekenen van de politieke noodzaak tot herziening van het aanvullende pensioenstelsel. Vooralsnog worden de risico’s bij sociale partners en fondsbesturen neergelegd. Uitstel Staatssecretaris Klijnsma heeft besloten om de herziening van het FTK met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2015. Hierdoor worden sociale partners en fondsbesturen met een extra overgangsjaar 2014 geconfronteerd, waarin mogelijk –in navolging van het Septemberpakket– aanvullende maatregelen van overheidswege zullen worden getroffen. Nieuw kabinet en regeerakkoord Ondertussen kwamen in het verslagjaar een nieuw kabinet en regeerakkoord tot stand en bleek het kabinet-Rutte II nog enige andere maatregelen voor de pensioensector in petto te hebben die de aanvullende pensioenen raken waaronder de versnelde verhoging van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd. Voor een gering aantal AMF-gepensioneerden en gewezen deelnemers met uitgestelde pensioenaanspraken, sluit de uiterste uitbetaaltermijn van het tijdelijk pensioen (dit pensioen wordt ter overbrugging tot de AOWgerechtigde leeftijd tussen de 60- en de 65-jarige leeftijd uitbetaald) niet aan bij de latere ingangsdatum van de AOW. De reeds gepensioneerden wordt de keuze geboden om het tijdelijk pensioen door te laten betalen tot de persoonlijke AOW-gerechtigde leeftijd. Met de gepensioneerden worden dan soepele afspraken gemaakt om het te veel betaalde bedrag aan tijdelijk pensioen terug te betalen. De gewezen partners kunnen, als zij dat wensen, de termijn waarop tijdelijk pensioen wordt genoten over een langere periode dan 5 jaar uitstrijken. Het maandbedrag wordt dan evenredig verlaagd. Een ander voorstel betreft de inperking van de uitkeringsduur in de Anw die mogelijk gevolgen heeft voor het nabestaanden- en Anw-hiaatpensioen. De concretisering van dit voorstel zal moeten worden afgewacht. In een duidelijk slinkende tweede pijler doet het kabinet evenwel, meer dan ooit, een beroep op pensioenfondsen en spreekt hen aan op hun maatschappelijke functie ofwel hun bereidheid om te investeren in Nederlandse bedrijfssectoren zoals de woningmarkt, infrastructuur, duurzame energie en het MKB.
12
Rentetermijnstructuur en het Septemberpakket DNB twijfelde in het begin van het verslagjaar eraan of de te hanteren rentetermijnstructuur (RTS) op maandbasis nog een juiste weergave was van de prijsvorming op de (verstoorde) interbancaire swapmarkt. Met ingang van het jaar mocht daarom worden gerekend met een gemiddelde RTS over de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2011. Hoewel de toezichthouder het tijdelijke karakter van deze maatregel benadrukte, mocht deze middeling gedurende het gehele boekjaar worden toegepast. Voorts werd per ultimo september de Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd. Deze UFR maakte onderdeel uit van het reeds genoemde Septemberpakket. Dit pakket bevatte enkele voorwaarden waaronder o.a. pensioenfondsen hun aangekondigde kortingen mochten uitsmeren over een langere periode. Governance De governance van pensioenfondsen, op onderdelen onderwerp van jarenlange discussie binnen de pensioensector en van politieke belangstelling, liet in het onderhavige verslagjaar enkele nieuwe ontwikkelingen zien. Wet Koser Kaya/Blok In het verslagjaar is de Eerste Kamer akkoord gegaan met voorstellen tot vergroting van de medezeggenschap van gepensioneerden bij pensioenfondsen. De inwerkingtreding is bepaald op 1 juli 2014. In de ogen van het kabinet biedt de onderhavige wet evenwel slechts een oplossing op een deelterrein en worden de eigen voorstellen (zie hierna) als een integrale benadering van de problematiek beschouwd. Wet versterking bestuur pensioenfondsen Het wetvoorstel tot versterking van het bestuur van pensioenfondsen gaat niet alleen in op de hierboven bedoelde positie van de gepensioneerden. Het kabinet wil namelijk de deskundigheid van fondsbesturen bevorderen, het intern toezicht versterken en de diverse organen en taken stroomlijnen. Onderdeel is het aanbieden van alternatieve bestuursmodellen voor het bestaande paritaire model. Het ligt in het voornemen van staatssecretaris Klijnsma om dit wetsvoorstel eerder in werking te laten treden dan de Wet Koser Kaya/Blok. Voor de volledigheid wordt nog gemeld dat in het wetsvoorstel van het kabinet een op de pensioensector toegesneden regeling is opgenomen die het bekleden van bestuurs- en toezichtfuncties bij pensioenfondsen wil maximeren. Deze regeling wijkt van de algemene voorschriften voor financiële ondernemingen af om te bereiken dat de schaarse deskundigheid en ervaring met betrekking tot pensioen- en vermogensbeheervraagstukken optimaal worden benut. Code Pensioenfondsen In het verband van de governance wordt tenslotte aangegeven dat de Pensioenfederatie werkt aan een herziening van de STARprincipes voor goed pensioenfondsbestuur. Deze zullen naar verwachting in het komende jaar hun beslag krijgen. Toezicht DNB voerde in het onderhavige verslagjaar weer enige themaonderzoeken uit. Onderzocht werden onder meer de risico’s van commercieel vastgoed en uitbesteding, alsmede de effectiviteit van het bestuur. Ook de AFM verricht naast zijn toezichttaken onderzoek. Een en ander komt op een tijdstip dat de toezichtkosten en dus de uitvoeringskosten van pensioenfondsen omhoog gaan, terwijl de overheid heeft aangekondigd zich te zullen terugtrekken uit de financiering van de toezichtkosten. De pensioensector maakt zich al jaren zorgen over de stijging van de laatstgenoemde kosten.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
13
Fondsspecifieke ontwikkelingen Het bestuur heeft in 2012 een beleidsplan bij financiële crisis opgesteld waarin is beschreven hoe het bestuur in de toekomst zal omgaan met crisissituaties. Het crisisplan bevat een beschrijving van maatregelen die op korte termijn effectief ingezet kunnen worden indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstellingen van het fonds in gevaar komt. Het crisisplan is als een bijlage bij de ABTN opgenomen. Financiële positie Het belegd vermogen van het fonds (inclusief lopende rente en liquide middelen) is ten opzichte van het vorige verslagjaar afgenomen. In het verslagjaar nam het belegd vermogen met € 15 miljoen af tot € 897 miljoen (2011: € 912 miljoen). Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2012: 9,4% (2011: 3,8%). De voorziening pensioenverplichtingen is in 2012 met € 18 miljoen afgenomen tot € 832 miljoen (2011: € 850 miljoen). Hieronder is verder aangegeven welke aanpassingen van invloed zijn geweest bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen. Verdere aanpassing van de sterftegrondslagen Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2012 is rekening gehouden met de toegenomen levensverwachting. Mensen leven steeds langer en ontvangen dus langer pensioen. Het AMF heeft daar in de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen al rekening mee gehouden door deze per 31 december 2012 vast te stellen op basis van de in september 2012 verschenen AG Prognosetafel 2012-2062 met ongewijzigde ervaringssterftepercentages: –
115% voor mannen van 90 jaar en jonger;
–
100% voor mannen ouder dan 90 jaar en
–
120% voor vrouwen.
De overgang per 31 december 2012 naar de nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062 leidde ultimo 2012 tot een stijging van de voorziening pensioenverplichtingen met 1,1%. Aanpassing kostenvoorziening In het kader van een jaarlijkse monitoring van de kostenvoorziening, is een herberekening gemaakt van het bedrag dat nodig is om de kosten gedurende een realistisch te achten termijn dat het fonds onder eigen beheer kan blijven voortbestaan, te dekken. De geactualiseerde becijfering leidde tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van 0,4%. Het bedrag aan kostenvoorziening is verhoogd met circa € 3,2 miljoen tot € 26,75 miljoen. Hieraan worden de jaarlijkse kosten onttrokken. Aanpassing in de rentecurve De voorziening pensioenverplichtingen is met ingang van 31 december 2011 op basis van een door DNB voorgeschreven rekenrente (in plaats van de zuivere marktrente) vastgesteld. Tussen 31 december 2011 en 30 september 2012 schreef DNB een driemaands-middeling van de marktrente (rentetermijnstructuur) voor en met ingang van 30 september 2012 werd vervolgens een gemodelleerde rekenrente op basis van de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR) voorgeschreven. Aangezien deze door DNB voorgeschreven rekenrentes in 2012 hoger waren dan de zuivere marktrente heeft dit uiteindelijk geleid tot een lagere voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2012 dan die welke berekend wordt op basis van marktwaarde. Op basis van het hiervoor genoemd vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen, bedraagt de DNB-dekkingsgraad (op basis van UFR) van het pensioenfonds per 31 december 2012 107,8%. Naast deze dekkingsgraad stelt het pensioenfonds nog steeds een dekkingsgraad vast op basis van zuivere marktrente. Deze bedroeg ultimo 2012 106,7%. De benodigde solvabiliteit onder FTK dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De benodigde solvabiliteit wordt bepaald met behulp van
14
een door DNB aangereikt standaardmodel. De benodigde dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2012 volgens de feitelijke normwegingen 105,1% en 105,6% volgens de strategische normwegingen. Herstelplan en herstelkracht In herinnering wordt gebracht dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds door de gevolgen van de kredietcrisis ultimo 2008 lager was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Er was eind 2008 daarom sprake van een reserve- en dekkingstekort. Deze tekorten zijn door het pensioenfonds onverwijld gemeld aan DNB. Het fonds heeft in 2009 gewerkt aan het opstellen van een korte- en een langetermijnherstelplan op basis van een actuele continuïteitsanalyse. Deze herstelplannen zijn op 26 maart 2009 bij DNB ingediend. De voortgang van het herstelplan moet jaarlijks door het bestuur worden geëvalueerd. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg ultimo december 2012 107,8%. De aanwezige dekkingsgraad is in het verslagjaar gedurende 3 achtereenvolgende kwartalen hoger geweest dan de vereiste dekkingsgraad volgens de feitelijke vermogensverdeling. Het fonds heeft daarmee formeel gezien het herstelplan afgerond. Het fonds heeft gedurende 2012 haar dekkingsgraad maandelijks gerapporteerd aan DNB. Begin 2013 heeft het pensioenfonds op verzoek van DNB het herstelplan wederom geëvalueerd. Deze evaluatie is op 8 februari 2013 gerapporteerd aan DNB. In onderstaande tabel is de evaluatie van het herstelplan ultimo december 2012 weergegeven.
Verwacht
Werkelijk
105,4%
106,9%
0,0%
0,0%
Toeslagverlening
0,0%
0,0%
Beleggingen
0,9%
7,8%
Uitkeringen
0,7%
0,8%
Rentetermijnstructuur
0,0%
-6,1%
Overige
0,0%
-1,6%
Dekkingsgraad per 31 december 2012
107,0%
107,8%
Vereiste dekkingsgraad per 31 december 2012
105,6%
105,6%
Dekkingsgraad per 31 december 2011 Sturingsmiddelen Premie AMF is een slapend fonds waarin geen nieuwe opbouw plaatsvindt.
Uit bovenstaande evaluatie blijkt dat de aanwezige dekkingsgraad zich boven de verwachte dekkingsgraad volgens het herstelplan bevindt. Het behaalde beleggingsrendement is hoger dan verwacht in het herstelplan en draagt hierdoor bij aan het herstel van het fonds. De rentetermijnstructuur heeft een belangrijk negatief effect gehad op de dekkingsgraad. In het boekjaar 2012 is conform het herstelplan geen toeslag verleend. Het fonds hoeft geen voornemen uit te spreken om de opgebouwde pensioenrechten te verlagen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
15
Naleving principes voor goed pensioenfondsbestuur Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in de Pensioenwet zijn opgenomen. Het bestuur streeft er naar om deze principes na te leven. De principes voor goed pensioenfondsbestuur hebben betrekking op de volgende onderdelen: zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid en functioneren van het bestuur, verantwoording en intern toezicht. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt, zoals reeds vermeld in het hoofdstuk “Algemeen” jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid alsmede over de waarborging van goed pensioenfondsbestuur. Ook in dit jaarverslag is weer verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het bestuur in 2012 gevoerde beleid. Visitatiecommissie Het intern toezicht wordt vorm gegeven door een driejaarlijkse evaluatie en toetsing van het functioneren van het pensioenfonds door een visitatiecommissie. Het gaat dan om een beoordeling van de beleids- en bestuursprocedures, de processen en de controle omgeving van het fonds. Tevens beoordeelt de visitatiecommissie de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd evenals de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Het bestuur heeft in december 2012 besloten om hiervoor wederom gebruik te maken van de diensten van VCHolland. De visitatiecommissie heeft in de periode februari 2013 tot halverwege april 2013 het functioneren van het fonds getoetst en geëvalueerd. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen en aanbevelingen van de visitatiecommissie. Compliance officer en gedragscode De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de gedragscode door de bestuursleden. Het gaat dan met name om de bepalingen in de gedragscode met betrekking tot het aanvaarden van relatiegeschenken, giften, uitnodigingen, nevenfuncties, het deelnemen in andere instellingen/zakelijke relaties etc.. Daarnaast adviseert de compliance officer over de uitleg en toepassingen van bepalingen zoals die zijn opgenomen in de gedragscode. Geen van de bestuursleden is insider als het gaat om beleggingen van het fonds. Mevrouw Thieme, Hoofd van de afdeling Controlling en Operational Risk Management van AZL, is compliance officer van het pensioenfonds. Jaarlijks wordt door de bestuursleden bevestigd dat zij de gedragscode hebben nageleefd. Ook dit jaar heeft dit plaatsgevonden. De compliance officer beoordeelt de ingevulde gedragscodes en verantwoordt eventuele bijzonderheden in de compliance rapportage. In het verslagjaar zijn door de compliance officer ten aanzien van de naleving van de gedragscode in de compliance rapportage 2012 geen bijzonderheden gemeld. Deskundigheid en zelfevaluatie Volgens de nieuwe inzichten van DNB en AFM moet de term “deskundigheid” breder worden gezien. Behalve kennis, inzicht en oordeelvorming moeten ook persoonlijke vaardigheden en professioneel gedrag (competenties) in de beoordeling worden betrokken. Een en ander is vastgelegd in de geactualiseerde versie van het deskundigheidsplan 2012. In het deskundigheidsplan is vastgelegd hoe de deskundigheid van het bestuur wordt gewaarborgd en bevorderd. Verder is als bijlage bij het nieuwe deskundigheidsplan een opleidingsplan opgenomen en is verder de opleidingsbehoefte van het bestuur in kaart gebracht. In het licht van de benoeming van de nieuwe bestuurders is bovendien de deskundigheids- en competentiematrix alsmede het functieprofiel voor nieuwe bestuurders aangepast.
16
Om de kennis te vergroten pakt het bestuur als geheel dan wel in commissievorm of als werkgroep verschillende belangrijke en veelal actuele onderwerpen op een verkennende manier op, bestudeert deze, trekt conclusies en maakt beleidskeuzes. Te denken valt aan de actualisering van het deskundigheidsplan, het opstellen van het beleidsplan bij financiële crisis (crisisplan) en het als projectgroep begeleiden van het proces inzake de toekomst van het fonds. Verder vonden er studiebijeenkomsten plaats over o.a. de onderwerpen: tussentijdse update van het beleggingsbeleid, uitbesteding, IT-risico’s en administratieve processen en beheersmaatregelen op respectievelijk 26 april, 18 oktober en 20 november. Ook in 2013 streeft het bestuur ernaar de deskundigheid continu te actualiseren. Over 2012 heeft het bestuur zijn functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van de individuele bestuurders, geëvalueerd. Deze zelfevaluatie van het bestuur heeft plaatsgevonden tijdens een apart voor dit onderwerp belegde bestuursvergadering op 20 december. Deze sessie stond in het teken van de beantwoording van de vraag in hoeverre voortgang is geboekt ten aanzien van aantal belangrijke punten waarmee het bestuur in de afgelopen jaren bezig is geweest. Ten aanzien van een vijftal aandachtspunten werd de mening van het bestuur gevraagd, te weten over: kennisverwerving/opleiding en deskundigheid, risicomanagement, uitbesteding/verzakelijking, governance en toekomst. Als belangrijkste constateringen kunnen worden gemeld dat de door AZL verzorgde studiebijeenkomsten als bijzonder leerzaam worden ervaren. Het staat bestuursleden in beginsel vrij om op individuele basis extern georganiseerde cursussen op bepaalde kennisgebieden te volgen. Het op peil houden van de kennis van het bestuur blijft een permanent aandachtspunt. De monitoringsinstrumenten die voor risicomanagement worden ingezet, voldoen naar de mening van het bestuur. Het bestuur wacht af of de visitatiecommissie ten aanzien van het punt “risicomanagement” nog met eventuele aanbevelingen komt. Ofschoon het bestuur tevreden is over de dienstverlening door AZL, mist het bestuur een centraal aanspreekpunt binnen de uitvoeringsorganisatie. Hiervoor zal het bestuur met de uitvoerder in gesprek gaan. De ten behoeve van de kostentransparantie door AZL per kwartaal verstrekte kostenrapportages, voldoen niet aan de wensen van het bestuur. Ook hierover zal met de uitvoerder nader overleg worden gevoerd. Als de uitkomst van het project “Toekomst mijnpensioenen” zal zijn dat een overstap naar een herverzekeraar op korte termijn niet te realiseren is, dan zal de bestuurlijke continuïteit op de iets langere termijn in gevaar komen. Het bestuur ziet evenwel in het wetsontwerp “versterking bestuur pensioenfondsen” mogelijkheden om de bestuurskracht, ook voor de lange termijn, te bestendigen. De omvorming naar een klein professioneel bestuur wordt niet als een bezwaar gezien te meer omdat de rekrutering vanuit de achterban van de vakbeweging, gelet op de tot nu toe gehanteerde statutaire uitgangspunten, de leeftijd en in het licht gezien van de steeds toenemende deskundigheidseisen steeds moeilijker zal worden. Een overstap naar een herverzekeraar is mede afhankelijk van de mogelijkheden die het pensioenfonds heeft om in de toekomst nog toeslagen te kunnen verlenen. Een door te voeren continuïteitsanalyse zal hierin inzicht moeten verschaffen. Communicatie Het fonds heeft, conform het advies van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), een communicatieplan opgesteld. Het communicatieplan wordt jaarlijks geëvalueerd en aangepast. In 2012 is wederom veel aandacht besteed aan communicatie met de doelgroepen binnen het fonds. Ook in het verslagjaar hebben de pensioengerechtigden het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen. De gewezen deelnemers ontvangen om de vijf jaar het UPO. De aanspraken van de gewezen deelnemers zijn sinds 2011 zichtbaar in een nationaal pensioenregister. Via de website www. mijnpensioenoverzicht.nl kan haast elke burger, zolang de uitkering nog niet is ingegaan, door middel van zijn/haar digidcode op eenvoudige wijze inzicht krijgen in de eigen (totale) pensioensituatie. In het kader van “transparantie, openheid en communicatie” informeert het bestuur de gepensioneerden in toenemende mate schriftelijk over algemene zaken die het pensioenfonds betreffen. Elk jaar worden belangrijke onderwerpen belicht in het Pensioenbulletin. In de laatste uitgave van dit informatieve stuk van juli 2012 zijn op een begrijpelijke wijze de jaarcijfers over 2011 belicht, is een terugblik gegeven op een succesvolle bijeenkomst van de
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
17
klankbordgroep in november 2011, is het pensioenoverzicht op bepaalde punten toegelicht, is op het bestaan en de inhoud van het beleidsplan bij financiële crisis ingegaan, is een interview opgenomen met een gepensioneerde en zijn antwoorden gegeven op enkele veel gestelde vragen. In het verslagjaar zijn door de commissie communicatie voorbereidingen in gang gezet voor een vervolg klankbordsessie, die in het komende verslagjaar zal worden gehouden. Wederom zullen willekeurig 20 AMF- en BFM-gepensioneerden worden benaderd om samen met de leden van de communicatiecommissie van gedachten te wisselen over hoe de communicatie-uitingen kunnen worden verbeterd. Via de website van het pensioenfonds (www.pf-amf.nl) worden de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de specifiek voor hun groep relevante onderwerpen. Verder publiceert het bestuur via de website van het fonds op maandbasis de dekkingsgraad van het fonds. Het bestuur is van mening dat het in het verslagjaar heeft voldaan aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur. In 2013 zal het bestuur onveranderd aandacht aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur blijven besteden. Uitvoeringskosten Vanaf het verslag over 2011 heeft het fonds de uitvoeringskosten gepresenteerd. Het AMF heeft de uitnodiging van AZL geaccepteerd om in samenwerking met de Canadese benchmark organisatie CEM deel te nemen aan een kostenanalyse en benchmarking onderzoek voor het inzichtelijk maken van de kosten voor pensioenbeheer. De resultaten van het onderzoek zijn verwerkt in een rapport, waarvan de opzet door CEM samen met de pensioenfederatie is ontwikkeld. Hierdoor is een waarborg verkregen dat het rapport in lijn is met de aanbevelingen van de pensioenfederatie. De resultaten uit het CEM-onderzoek tonen aan dat de kosten voor pensioenbeheer van het pensioenfonds in vergelijking met in grootte vergelijkbare fondsen, de zogenaamde peergroep, onder het gemiddelde ligt. De totale uitvoeringskosten (kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten) worden ook dit jaar opgenomen aangezien het fonds volledige transparantie wenst te realiseren ten aanzien van deze kosten. Dit gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met onderstaand overzicht geeft het fonds hieraan gevolg. Kostenoverzicht 2012 Pensioenbeheer Kosten in euro per deelnemer (a)
€ 87,-
Vermogensbeheer Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen (b)
0,32%
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen (c)
0,01%
Kosten van het pensioenbeheer (zie categorie a) bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten, advieskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen €2.298.000,-. Om de kosten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen derhalve niet mee.
18
Kosten van het vermogensbeheer (zie b en c) kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten van de beheervergoeding aan de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 2.831.000,-. De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 118.000,-. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa € 2.949.000,-, gespecificeerd als volgt: –
vastgoed
€
1.530.000,-
–
aandelen
€
123.000,-
–
vastrentende waarden
€
444.000,-
–
kosten fiduciair beheer
€
758.000,-
–
bewaarloon
€
94.000,-
–
totaal
€
2.949.000,-
Naleving wet- en regelgeving In het verslagjaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd door de toezichthouders DNB of AFM. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Integere bedrijfsvoering en beheersing van de risico’s Het beleid van het fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. In dit kader heeft het bestuur de risico’s van het fonds geanalyseerd. Een beschrijving van deze risico’s alsmede van de beheersingsmaatregelen is opgenomen in de ABTN van het fonds. In dit bestuursverslag wordt separaat verslag gedaan van de (mate van) risicobeheersing. Voor wat betreft het vermogensbeheer kunnen de Richtlijnen Vermogensbeheer als een instrument worden beschouwd waarmee vooraf sturing kan worden gegeven aan de door het fonds te lopen financiële risico’s. In de “Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen” zijn de uitgangspunten van het beleggingsbeleid en de risicobeheerprocedures beschreven. Het bestuur is van mening dat met vorengenoemd risicobeleid, het periodiek (laten) uitvoeren van een ALM-studie en continuïteitsanalyse alsmede overige periodieke rapportages ten behoeve van het monitoren van het fondsbeleid en financiële positie, zorg wordt gedragen voor een integere bedrijfsvoering. BTW claim Met de Belastingdienst bestaat verschil van inzicht over een omzetbelastingkwestie. De vraag die er speelt is of het beheer van beleggingsfondsen is vrijgesteld van omzetbelasting. De Rechtbank Breda heeft al in 2009 beslist dat dit inderdaad het geval is en AZL in het gelijk gesteld. Echter, de Belastingdienst is in beroep gegaan bij het Gerechtshof te Den Bosch. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in mei 2010. Het Hof heeft vervolgens de zaak in volle omvang opnieuw bekeken. Na reeds diverse malen door het Hof te zijn uitgesteld, is op 2 september 2011 uitspraak gedaan waarbij AZL in het gelijk is gesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft op 18 oktober 2011 beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Staatssecretaris heeft besloten om geen conclusie van dupliek in te dienen. De Advocaat-Generaal heeft besloten een conclusie te schrijven en heeft deze binnen de daartoe gestelde termijn, op 14 december 2012 ingediend. De Staatssecretaris heeft haar reactie ingediend bij de Hoge Raad. Momenteel is AZL in afwachting van het arrest van de Hoge Raad. Inmiddels is op 18 januari 2013 namens AZL een verweerschrift ingediend. Het beroep is nog in behandeling. De voorziening ultimo 2012 is daarom ten opzichte van 2011 ongewijzigd. Toeslagenbeleid van het fonds Voor het AMF geldt dat toeslagcategorie B uit de DNB-beleidsregel toeslagenmatrix van toepassing is. Het fonds heeft daarom geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken. Een maatstaf voor het verlenen van een toeslag ontbreekt, omdat de eventuele toekenning van toeslagen berust op jaarlijkse beslissingen van het bestuur. De gepensioneerden en gewezen deelnemers moeten er van uitgaan dat ze geen jaarlijkse toeslagen zullen krijgen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
19
Gezien de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur, na verkregen positief advies van de deelnemersraad en gehoord de adviserend actuaris, besloten om per 1 juli 2013 geen toeslag te verlenen.
Risicoparagraaf Inleiding De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de verplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: –
ALM-beleid en duration matching;
–
beleggingsbeleid;
–
toeslagbeleid;
–
beleid ten aanzien van uitbesteding.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats op basis van uitvoerige analyses (ALM-studie en continuïteitsanalyse) van te verwachten ontwikkelingen van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De invloed van de beleidsinstrumenten (sturingsmiddelen) op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, als de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het bestuur eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Na de in 2009, in het kader van het opstellen van het herstelplan, uitgevoerde continuïteitsanalyse, zijn inmiddels de voorbereidingen in volle gang voor een nieuwe continuïteitsanalyse. Behalve een continuïteitsanalyse op basis van het wettelijke format, de DNB-versie, zal een variant versie worden opgesteld op basis van de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds. Deze uitkomsten van deze versie zal het bestuur meer inzicht moeten geven in toeslagmogelijkheden die het AMF op de lange en middellange termijn heeft. Tevens voert het pensioenfonds ten minste eens in de vijf jaar een ALM-studie (ALM staat voor Asset Liability Management) uit. De laatste ALM-studie is door Ortec uitgevoerd in 2010. Risico-assessment De wet verplicht pensioenfondsen een integriteitsbeleid te voeren dat gebaseerd is op een systematische analyse van de integriteitrisico’s. De wet geeft echter niet aan wat in het integriteitsbeleid moet staan, dit is namelijk per pensioenfonds verschillend. Een vast format is ook niet voorhanden. Het beleid moet in ieder geval zijn toegesneden op het fonds en er moeten genoeg maatregelen voorzien zijn om het integriteitbeleid tot een “levend” beleid te maken. Het AMF heeft in 2010 een “risicomanagement en integriteitsplan” opgesteld. Basis voor dit document, met name wat betreft de indeling van de risico’s, is de methode die DNB hanteert bij de beoordeling van de risico’s van financiële instellingen, te weten FIRM (afkorting voor: Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). Ieder kwartaal wordt het onderwerp “risicomanagement” geagendeerd voor de bestuursvergadering. Als monitoringsinstrumenten hanteert het bestuur sindsdien een “Riskplan” dat uit een aantal overzichten bestaat en, sinds kort, een werkdocument met actiepunten
20
uit het Riskplan. Het Riskplan wordt elk jaar geactualiseerd. Door de combinatie van doorlopende monitoring van de in kaart gebrachte risico’s en een voortdurend bijgewerkte actielijst met incidentele en periodieke acties, ontstaat er inzicht in de risico’s en wordt duidelijk op welke wijze de risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt. Door het uitvoeren van de acties worden de risico’s verder beperkt. DNB risicomodel Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). De hoofdletter ‘S’, aangevuld met een nummer achter een aantal risicocategorieën vertegenwoordigt de code die DNB in het risicomodel voor de desbetreffende risicocategorie hanteert. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen (buffers) past het pensioenfonds de standaardmethode toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist vermogen wordt berekend op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. Doorgaans wordt de hoogste van beide gehanteerd als zijnde het vereist eigen vermogen. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –
Renterisico (S1);
–
Zakelijke waarden risico (S2);
–
Valuta risico (S3);
–
Grondstoffenrisico (S4);
–
Kredietrisico (S5);
–
Verzekeringstechnisch risico (S6).
Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Ook binnen het AMF is de looptijd van de verplichtingen langer dan de looptijd van de beleggingen in Vastrentende waarden. Daar het AMF zich in een late levensfase bevindt is dit verschil minder groot dan bij andere pensioenfondsen. De strategische beleggingsmix bedraagt 80% vastrentende waarden en 20% zakelijke waarden. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het beleid van het AMF is om dit koersrisico te beperken door het stellen van een maximale omvang van deze categorieën afgezet tegen het totaal belegd vermogen en door binnen de beleggingscategorieën aandelen en onroerend goed voldoende te spreiden. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
21
een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Het beleggingsbeleid van het AMF is zodanig ingericht dat valutarisico tot een minimum wordt beperkt. Met betrekking tot de valutarisico’s die ontstaan binnen de aandelen portefeuille is het staande beleid dat deze niet worden afgedekt. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het AMF heeft geen beleggingen gealloceerd aan deze beleggingscategorie. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij (debiteur) tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij (debiteur) en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Binnen het AMF wordt een aanzienlijk deel van de portefeuille belegd in staatsobligaties en in participaties in beleggingsfonds(en) voor bedrijfsobligaties. Ter beperking van het kredietrisico zijn voor deze portefeuille expliciete richtlijnen gedefinieerd welke eisen stellen aan de kwaliteit van de individuele debiteur. Daarnaast wordt dit risico beperkt door binnen de creditportefeuille voldoende te spreiden over verschillende partijen. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf wordt meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Vooral voor een fonds in de afbouwfase is dit risico een reëel risico. Het AMF bouwt maandelijks beleggingen af ten behoeve van de pensioenbetalingen. In haar beleid stuurt het AMF dan ook sterk op het verhogen van de liquiditeit in de portefeuille. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om het risico van concentratie in bepaalde tegenpartijen te mitigeren heeft het AMF richtlijnen opgesteld die de maximale omvang van beleggingen in een debiteur beperkt. Inflatierisico Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk, niet doelgericht, toeslagbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar pensioengerechtigden en slapers. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd.
22
Niet financiële risico’s Omgevingsrisico Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Gedacht kan worden aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. De operationele uitvoering van de pensioenadministratie geschiedt door AZL N.V. De operationele aansturing van het beleggingsproces en de beleggingsadministratie is uitbesteed aan ING/ICS. Beide partijen beschikken over een ISAE 3402-verklaring (type II). Door het overleggen van de ISAE 3402-rapportage (type II) tonen genoemde externe partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Uitbestedingsrisico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door een administrateur of vermogensbeheerder. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken over procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie, procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Ter beperking van de uitbestedingsrisico’s heeft het bestuur overleg gevoerd met de administrateur en vermogensbeheerder over de dienstverlening inclusief de SLA. Door werkzaamheden uit te besteden aan ISAE 3402-gecertificeerde uitvoerders wordt tevens tegemoet gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties. Daarenboven geeft uitvoerder AZL een In Control Statement af inzake de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. IT risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT heeft uitbesteed, is dit risico in feite een uitbestedingsrisico. Dit geldt ook voor het AMF. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet-en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
23
Ter beperking van het integriteitsrisico heeft het fonds een gedragscode en een compliancebeleid. Beide zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving hiervan. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt verschillende risico’s om in rechte aangesproken te worden. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een derde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vierde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico’s heeft het bestuur de volgende maatregelen genomen: 1. Het fonds heeft AZL als bestuursadviseur aangesteld die bij wetswijzigingen de fondsstukken toetst en waar nodig wijzigingen voorstelt. 2. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. 3. Het fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten en wordt jaarlijks vastgesteld, 4. Met AZL zijn contractuele afspraken gemaakt. AZL dient regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Het risico om als fondsbestuurder in persoon te worden aangesproken is niet door middel van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gedekt. Het fonds zal, ervan uitgaande dat er sprake is van te goeder trouw handelen, eventuele schade van het bestuurslid vergoeden. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de afdekking van genoemde risico’s geeft wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
24
Verzekerdenbestand
Actieve deelnemers Stand per 31 december 2011
Gewezen
Pensioen-
deelnemers gerechtigden
Totaal
4
2.457
27.273
29.734
Ingang pensioen
-2
-619
1.018
397
Overlijden
-1
Mutaties door: Waardeoverdracht -42
-1.772
-1.815
Afkoop
-5
-99
-104
Andere oorzaken
2
-43
-41
Mutaties per saldo
-3
-664
-896
-1.563
Stand per 31 december 2012
1
1.793
26.377
28.171
2012
2011
17.047
17.509
9.330
9.764
26.377
27.273
Specificatie pensioengerechtigden Ouderdomspensioen Weduwepensioen Totaal
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
25
Beleggingen Algemene ontwikkelingen Nederlandse Pensioenfondsen Met het Septemberpakket Pensioenen dat eind september door het kabinet is gepresenteerd, wordt in de ogen van velen een belangrijke stap gezet in de richting van een toekomstbestendig pensioenstelsel. Onderdeel van het Septemberpakket is de invoering van de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR) die gebruikt kan worden voor de berekening van pensioenverplichtingen. De UFR maakt die berekening minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde omstandigheden op de financiële markten. Onder de methodiek van de UFR wordt de rentetermijnstructuur tot looptijden van twintig jaar gebaseerd op de swaprente en wordt voor looptijden langer dan twintig jaar een rentestructuur geconstrueerd op basis van enerzijds de marktrente en anderzijds een vaste forwardrente na 60 jaar. Berekend op basis van de UFR bedroeg volgens de Pensioenthermometer van Aon/Hewitt de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen eind december 2012 circa 102%. Eind 2011 bedroeg de, op basis van driemaands middeling (de toen geldende waarderingstechniek) bepaalde dekkingsgraad 103%. Een en ander resulteerde in 2012 in een daling van de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen met circa 1%. Alleen op basis van de 3 maands middeling methodiek zou de dekkingsgraad eind 2012 overigens op 98% zijn geëindigd. Aldus heeft de UFR de negatieve gevolgen van de rentedaling in 2012 (de zogenaamde “swaprente” daalde in 2012 voor looptijden van tien jaar met 0,9 procentpunt) grotendeels gecompenseerd. Markten 2012 Financiële markten stonden in 2012 in het teken van de angst voor een aanhoudende recessie in de ontwikkelde landen en van politiek onvermogen om begrotingstekorten en schulden terug te dringen. Deze angst nam gedurende het jaar af, waardoor risicovolle beleggingen per saldo een goed rendement lieten zien. Daarnaast daalde de rente op staatsleningen, in de Europese periferie zelfs scherp. De verklaring voor de rentedaling in 2012 moet worden gezocht in een tweetal belangrijke ontwikkelingen. Op de eerste plaats waren daar de problemen met de Europese economie. Die belandde, als gevolg van de aanhoudende eurocrisis en een tanend consumentenvertrouwen, eind 2011 in een recessie. Deze ontwikkeling zette in 2012 door als gevolg van tegenvallende macro-economische ontwikkelingen en een verbreding en verdieping van de euro-crisis (waarbij Zuid-Europese landen als Griekenland, Spanje en Italië het beeld bepaalden). Een tweede belangrijke factor was de staatsschuld in de VS. Het eerder in 2011 bereikte akkoord over een verhoging van het ‘schuldplafond’ bleek in 2012 in de ogen van kredietbeoordelaars onvoldoende, waardoor deze zich genoodzaakt zagen om de rating van de VS te verlagen. Beide factoren hebben ertoe bijgedragen dat beleggers hun toevlucht namen tot beleggingen in risicovrije (met name Duitse en Nederlandse) staatsleningen. De Duitse rente daalde daardoor eind mei even onder 1,2% en kortlopende obligaties konden zelfs worden uitgeschreven met negatieve couponrentes. De vorming (in juni 2012) van een Griekse coalitieregering was een grote opluchting voor beleggers. Wat bijdroeg aan de positievere stemming, was het feit dat de Europese regeringsleiders eind juni stappen zetten in de richting van verdergaande economische en politieke integratie van de 17 landen in de eurozone. Zo werd de weg vrijgemaakt voor directe steun aan kwetsbare banken, buiten de begroting van de betreffende overheid om.
26
Een ander belangrijk gegeven voor de markten was de uitspraak van Mario Draghi, eind juni 2012. De ECB gaf aan er alles aan te doen om de euro te redden. In augustus en september 2012 volgden details over de aanpak. De ECB landen steunt landen in problemen, mits deze formeel om steun vragen en zij zich bereid verklaren om aan de, door de ECB gestelde eisen, te voldoen. Door deze beleidsverandering verminderde het systeemrisico in de eurozone significant. De nieuwe aanpak van de ECB wierp meteen zijn vruchten af. Vanaf juli daalden de risicopremies van landen als Spanje en Italië fors zonder dat de Europese centrale bank feitelijk steun hoefde te verlenen. Spanje, voor de markten al enige tijd kandidaat voor een formele steunaanvraag, kon in 2012 zelfs afzien van het doen van een steunaanvraag. Toch bleven beleggers in de tweede helft van 2012 nog geruime tijd de voorkeur geven aan “veilig” geachte obligaties. Nederlandse en Duitse staatsleningen bleven daardoor zeer in trek. Eind december 2012 leverden 10-jaars Nederlandse staatsleningen nog maar een rendement op van 1,5%. Zonder meer een historisch laagterecord. Pas toen, eind 2012, de reële economie eerste tekenen van herstel vertoonde, konden aandelenkoersen wereldwijd aan een stijging beginnen, resulterend in een stijging van 14% in 2012. Wereldwijde vastgoedaandelen (+28%) en aandelen van ‘financials’ (+27%) rendeerden binnen deze categorie het meest. Maar ook (hoogrentende) bedrijfsleningen en schuldpapier van opkomende markten lieten in 2012 een prima rendement zien.
Aandelen Indices 1)
2012
MSCI World
14,0%
S&P Composite
14,2%
Nasdaq
14,1%
DJ Europe Stoxx 50
13,8%
AEX
14,1%
Topix (Japan) MSCI Emerging Markets
5,9% 16,8%
Bron: Thomson Reuters Datastream Vooruitzichten Wereldwijde economie In de VS trekken de consumentenbestedingen, de duurzame orders en de huizenmarkt aan. Hier staan aanhoudende bezuinigen van de overheid tegenover. Per saldo is voor 2013 een gematigde groei te verwachten. In de eurozone is niet veel meer dan een stabilisatie van de economie te verwachten. De aantrekkende groei in de VS en China, het stimulerende beleid van de ECB en een afnemende bezuinigingsdrang van (centrale) overheden zouden hier kunnen leiden tot een traditioneel, aan de export gerelateerd, herstel. Mede dankzij deze exportgroei zou de eurozone uit de recessie kunnen komen. Ondanks tekenen van herstel blijft de wereldeconomie kwetsbaar voor schokken. De rol van de centrale banken en van de politici blijft vooralsnog cruciaal voor een voortzetting van het gematigde economische herstel. De wereldwijde economische groei kan in 2013 op of iets onder het langjarige gemiddelde uitkomen.
1)
total return indices (in euro)
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
27
Rente Het aanhoudend ruime beleid van de centrale banken, het naar verwachting gematigde herstel en de nog steeds voortdurende overcapaciteit in de volwassen economieën draagt bij tot aanhoudend lage rentes van staatsleningen in landen als de VS, Duitsland en Nederland. Wel kunnen de rentes, vanaf extreem lage niveaus, iets oplopen. Aandelen Mede op basis van de extreem lage rentes en de relatief hoge dividendrendementen gaan wij uit van een positieve waardeontwikkeling op de wereldwijde aandelenmarkten. Gunstig is dat de balansen van de bedrijven nog steeds relatief gezond zijn en veel bedrijven ruimte hebben om eigen aandelen in te kopen en dividenden te verhogen. Het beperkte economische herstel in de ontwikkelde economieën (VS, Europa, Japan) zal echter druk gaan uitoefenen op de (historisch hoge) winstmarges. Daardoor zal er slechts beperkt ruimte zijn voor winstgroei en staat het rendement van wereldwijde aandelen deels in functie van hogere waarderingen. Valutamarkten Zolang de ECB conservatiever blijft dan andere centrale banken in het stimuleren van de economie kan de euro verder stijgen. De euro blijft echter kwetsbaar ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Het systeemrisico in de eurozone is weliswaar sterk afgenomen, maar is nog niet definitief van de baan. Bovendien is de economie van de eurozone relatief zwak. Beleggingsbeleid In 2012 is AMF gestart met het in kaart brengen van de mogelijkheden om de risico’s binnen de portefeuille verder te minimaliseren, met een gelijkblijvend of hoger rendement. Hierbij is ondermeer gekeken naar de mogelijkheid tot het volledig afdekken van het renterisico en het hiermee vrijvallende risico op te vullen middels beleggingen in bedrijfsobligaties en Europese landen met een iets lagere rating. Definitieve besluiten zijn nog niet genomen en in 2013 zal de discussie binnen AMF worden voortgezet. Een andere belangrijk aandachtspunt in 2012 met betrekking tot de portefeuille was onroerend goed. AMF keert ieder jaar een groot deel van het vermogen uit aan pensioenen. De onroerend goed beleggingen zijn echter niet zo liquide als de rest van de portefeuille. Om de noodzakelijke afbouw van de onroerend goed portefeuille uit te voeren heeft het bestuur besloten om zich te laten bijstaan door een externe adviseur. De samenstelling van de beleggingen is afgestemd op de verplichtingen. Daarbij heeft het bestuur besloten dat voor de afdekking van het nominale renterisico middels de vastrentende waarden portefeuille de renteontwikkeling van de Euro swapcurve bepalend zal zijn en niet de renteontwikkeling van de sedert september 2012 door De Nederlandsche Bank geïntroduceerde zogenaamde Ultimate Forward Rate. Het bestuur laat hiermede de economische realiteit prevaleren. Performance Per saldo bedroeg het rendement van de totale portefeuille 9,4% en bleef de benchmark, welke steeg met 8,2%, ruim voor. Deze goede relatieve performance is volledig te danken aan de beleggingen in vastrentende waarden. Ondanks de positieve waardeontwikkeling van de portefeuille is het belegd vermogen van AMF toch afgenomen tot € 897 miljoen. Ultimo 2011 bedroeg het belegd vermogen nog € 912 miljoen. Deze afname heeft te maken met de pensioenuitkeringen. Voor een pensioenfonds als AMF, dat zich in de afbouwfase van zijn bestaan bevindt, mag worden verwacht dat het vermogen onder normale omstandigheden elk jaar verder daalt. De portefeuille vastrentende beleggingen bestaat (met een normpercentage van 80%) voor het belangrijkste deel uit staats- en staatsgerelateerde obligaties. Het resterende deel wordt ingevuld met beleggingen in bedrijfsobligaties. Het gewicht van deze laatste
28
categorie is conform afspraak gedurende het jaar teruggebracht naar 15%. Deze categorie heeft in rendementstermen een hoger rendement behaald dan de staatsobligatie portefeuille. De gedaalde rente gedurende 2012 heeft gezorgd voor een stijging van de waarde van de vastrentende waarden portefeuille met ruim 10,1%. Tevens heeft deze daling gezorgd voor een stijging van de waarde van de verplichtingen, zijnde de benchmark van deze deelportefeuille met 7,6% . De aandelenportefeuille bestaat sinds medio 2007 voor 100% uit Europese aandelen en wordt door AMF passief en overeenkomstig het door het Fonds gedefinieerde “verantwoord beleid” beheerd. De ontwikkelingen op de Europese aandelenbeurzen hebben gezorgd voor een daling van het vermogen. De beleggingen in aandelen (inclusief het AZL AES fonds) zijn per saldo 17,3% gestegen en hebben daarmee de benchmark qua rendement gevolgd (17,3%). Het pensioenfonds had haar vastgoed beleggingen in 2012 gespreid over een tweetal categorieën. Het pensioenfonds belegt in een eigen onroerend goed portefeuille welke volledig uit in Nederland gelegen woningen en appartementen bestaat. Daarnaast heeft het AMF participaties in een niet-beursgenoteerd vastgoedfonds. De investeringen in onroerend goed zijn gedurende het verslagjaar per saldo met circa 3,3% in waarde gedaald. Onderstaande tabel geeft inzicht in de performance op basis van total return. Portefeuille
Benchmark
Vastrentende waarden
10,1%
7,6%
Aandelen
17,3%
17,3%
Onroerende zaken
-3,3%
0,6%
Totaal
9,4%
8,2%
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
29
Samenvatting actuarieel verslag De managementsamenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Ter vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen. Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds steeg van 106,9% ultimo 2011 naar 107,8% ultimo 2012. De dekkingsgraad ultimo 2012 is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert daarom ultimo 2012 niet in een reservetekort. De grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien.
140%
120% 109,3%
106,9% 106,7%
107,8% 105,6% 104,0%
110,2% 108,4%
109,2%
104,0%
104,0%
104,0%
100%
80%
60% 2012
Dekkingsgraad
30
2011
Vereiste dekkingsgraad
2010
Minimaal vereiste dekkingsgraad
2009
De volgende grafiek geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
1.200.000 1.100.000 1.015.795
973.014
1.000.000 908.913
896.985
900.000 832.315
890.294
937.220
850.283
800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 2012 Vermogen
2011 Actieven en arbeidsongeschikten
2010 Gewezen deelnemers
2009 Gepensioneerden
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,0% ultimo 2012. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke beleggingsmix en anderzijds op basis van de strategische beleggingsmix. Ultimo 2012 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 105,1% op basis van de feitelijke beleggingsmix en 105,6% op basis van de strategische beleggingsmix. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2012 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide beleggingsmixen. Dit is dus 105,6% op basis van de strategische beleggingsmix.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
31
De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2011 en 2012.
10% 9% 8% 6,7%
7% 6%
5,6% 5,2%
5% 4%
4% 3% 2% 1%
0,9% 0,3%
0,3%
0,3%
0,4% 0%
0%
0%
0,7% 0%
0%
0%
0% S1
S2
S3
S4
S5
2012
S6
S8
VEV
2011
Legenda bij bovenstaande tabel: S1: renterisico S2: zakelijkewaardenrisico S3: valutarisico S4: grondstoffenrisico S5: kredietrisico S6: verzekeringstechnisch risico Voor de berekening van de vereiste financiële positie verwijzen wij naar hoofdstuk 3. Een algemene toelichting op de berekeningsmethodiek en een omschrijving de verschillende risicocomponenten is te vinden in bijlage E. Herstelplan Het fonds verkeert ultimo 2012 niet in een reservetekort. Gedurende 2012 heeft het fonds het herstelplan formeel gezien afgerond. Hiervan is ook melding gemaakt aan DNB. Desalniettemin achtte de toezichthouder het wenselijk dat de evaluatie herstelplan werd uitgevoerd. AMF heeft hier gehoor aan gegeven. Derhalve tonen wij deze evaluatie ook in het actuarieel rapport. De volgende grafiek toont het verwachte pad, zoals dit in het herstelplan is vastgelegd. Tevens toont de grafiek de ontwikkeling van de dekkingsgraad tot en met ultimo 2012 en de (minimaal) vereiste dekkingsgraad tot en met ultimo 2013 1) 2).
1)
De vereiste dekkingsgraad ultimo 2012 is gebaseerd op de strategische beleggingsmix. De vereiste dekkingsgraad in de volgende jaren wordt verondersteld gelijk te zijn aan deze vereiste dekkingsgraad.
2)
32
De maand- en kwartaaldekkingsgraden zijn in deze grafiek niet weergegeven.
120%
110%
100%
90%
80% 2009
2010
2011
2012
Dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Dekkingsgraad herstelplan
2013
Op basis van het ingediende herstelplan zou ultimo 2012 een dekkingsgraad van 107,0% worden verwacht. De werkelijke dekkingsgraad ultimo boekjaar 2012 is 107,8%. Daarnaast is de dekkingsgraad gedurende drie kwartalen hoger geweest dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds heeft daarmee formeel gezien het herstelplan afgerond.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
33
Analyse van het resultaat De stijging van de dekkingsgraad met 0,9%-punt in 2012 volgt tevens uit het positieve resultaat van 6.039 in het boekjaar. In 2011 was er een negatief resultaat van 24.090. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de overgang op de nieuwe AG-prognosetafel, en het wijzigen van de kostenvoorziening zijn hierin verantwoord onder ”overige mutaties technische voorzieningen”.
0,3%
0,0%
0,0% 1,6%
0,8% 107,8%
0,0% 0,0% 1,1% 106,9%
0,7%
0,5% 0,1%
Door de daling van de swapcurve zijn de technische voorzieningen toegenomen. Echter, door het dalen van de waarderings-curves voor de vastrentende waarden (gebaseerd op de swapcurve en creditspreadeffecten), is ook het vermogen toegenomen. Per saldo resteert een positief effect van ongeveer 0,7%-punt op dekkingsgraad. De invoering van de UFR heeft een positief effect gehad op de dekkingsgraad van ongeveer 0,1%-punt. De driemaandsmiddeling van de rente heeft in 2012 per saldo een negatief effect op de dekkingsgraad gehad. Ultimo 2012 is de dekkingsgraad door de driemaandsmiddeling ongeveer 1,0%-punt hoger dan op basis van de ongemiddelde rente het geval zou zijn. Dit positieve effect op de dekkingsgraad was ultimo 2011 echter groter, waardoor per saldo een negatief effect op de dekkingsgraad zichtbaar is. Het overrendement heeft een positieve bijdrage geleverd. De wijziging van het pensioenvermogen uit hoofde van overrendement betreft de beleggingsopbrengsten die niet toegerekend zijn aan het renteafdekkingsbeleid (die opbrengsten zijn meegenomen in de component wijzigen swap- en waarderingscurve). De wijziging van de technische voorziening uit hoofde van overrendement betreft de benodigde éénjaarsrentetoevoeging aan de voorziening.
34
Heerlen, 21 mei 2013
Het bestuur
F.F. Pfeiffer, voorzitter
Mr. G.J.H.M. Wagemans, plv. voorzitter
G.P. van den Anker
S.AH. Lauwers
T.A. van Kesteren
Drs. H.E.M. Gerards
H. Walravens
Mevr. A.M.J.L. Nissen-Cremers
W.A. Wittenbernds
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
35
36
Verslag van de Visitatiecommissie
Verslag van de Visitatiecommissie Met de invoering van de Pensioenwet zijn nadere eisen gesteld aan het interne toezicht bij pensioenfondsen. Zo is bepaald dat ten minste één maal in de drie jaar een visitatie bij een pensioenfonds moet plaatsvinden. Het bestuur van Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg (het Fonds) heeft in verband daarmee met VCHolland een afspraak gemaakt voor de uitvoering van een visitatie in 2013. De eerste visitatie vond plaats in 2010. De visitatiecommissie heeft op 18 april 2013 haar concept-rapportage met het bestuur van het Fonds besproken. De reactie van het bestuur is in het definitieve rapport verwerkt. In deze samenvatting zijn de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de visitatiecommissie opgenomen. De visitatiecommissie oordeelt positief over de wijze waarop het bestuur met de opvolging van haar rapport van de visitatie 2010 is omgegaan. De bestaande governancestructuur binnen het Fonds maakt een goede aansturing van het Fonds mogelijk. De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat hieraan ook daadwerkelijk adequate invulling wordt gegeven. Het bestuur is begin 2013 een project herverzekering (“Toekomst Mijnfondsen”) gestart om de mogelijkheden van het overbrengen van de pensioenverplichtingen naar een verzekeraar te verkennen. De visitatiecommissie beveelt het bestuur aan de voor- en nadelen van een gefuseerde aanpak bij een mogelijke overbrenging van de pensioenverplichtingen naar een verzekeraar ten opzichte van een gescheiden aanpak in kaart te brengen en een geobjectiveerde afweging te maken. In het algemeen beoordeelt de visitatiecommissie (het wettelijk kader in aanmerking genomen) het functioneren van het bestuur zowel qua processen en procedures als qua eindresultaat als goed. De visitatiecommissie beveelt het bestuur aan in de bestuursnotulen de evenwichtige afweging van de belangen van alle betrokkenen meer expliciet vast te leggen. Het opstellen van een missie en visie en de operationalisering daarvan in een strategie kan daarbij een nuttige rol vervullen. Bij het Fonds is sprake van een gestructureerde opzet van de verdere bevordering van de deskundigheid en ontwikkeling van de competenties voor zowel de leden van het bestuur als de leden van het Verantwoordingsorgaan (VO) en de Deelnemersraad (DR). Een punt van aandacht is daarbij de waarborging van de aanwezigheid van voldoende geschikte bestuursleden op de wat langere termijn. Het opstellen van een profielschets van bestuursleden en de gewenste deskundigheid en competenties zou een goede stap zijn. De visitatiecommissie beveelt aan bij de volgende bestuursevaluatie de uitkomsten van het DNB-onderzoek Gedrag en Cultuur mee te nemen. Het bestuur hanteert bij het beleggingsbeleid een gestructureerde aanpak. Het vermogensbeheer van het Fonds is specifiek ingericht op de bijzondere verplichtingen-structuur van het Fonds. De beleggingscommissie vervult een centrale rol in de advisering van het bestuur en de monitoring van de externe partijen waaraan het vermogensbeheer is uitbesteed. De visitatiecommissie beveelt het bestuur aan zorg te dragen voor de handhaving van de zelfstandige en pro-actieve rol van de beleggingscommissie (als ‘countervailing power’). De visitatiecommissie heeft kunnen constateren dat er binnen het Fonds een integrale aanpak is van het risicomanagement inclusief het integriteitsbeleid. Op basis van een FIRM-analyse heeft het bestuur met ondersteuning van externe deskundigen de risico’s
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
37
geïnventariseerd en op basis van de mogelijke impact van deze risico’s op het Fonds vastgesteld welke beheersingsmaatregelen getroffen moeten worden. De visitatie-commissie beveelt het bestuur daarbij aan de resultaten van de periodieke toetsing van de risico’s op een transparante wijze vast te leggen. Het Fonds geeft adequate invulling aan zijn wettelijke verplichte informatie- en communicatieverplichtingen. Het Fonds toetst de wijze waarop het communiceert met de deelnemers periodiek via een klankbordgroep. Het communicatiebeleid is vastgelegd in een communicatieplan en is geregeld onderwerp van overleg met VO en DR. De visitatiecommissie beveelt het bestuur aan om de deelnemers op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot het project “Toekomst Mijnfondsen”. Actie daartoe wordt door het bestuur voorbereid.
De visitatiecommissie
Wim de Bruijn Henk Hanneman John Ruben
Reactie van het bestuur op het oordeel van de visitatiecommissie Het bestuur is de visitatiecommissie erkentelijk voor de adequate en deskundige wijze waarop de visitatie is uitgevoerd. De rapportage waarin de bevindingen zijn weergegeven geeft helder weer op welke punten de visitatiecommissie verbeterpunten ziet. Het bestuur zal de aanbevelingen, die overigens in lijn zijn met de acties die reeds zijn ingezet, derhalve opnemen in de attentielijst jaarwerk 2012. Het bestuur vertrouwt erop dat het functioneren van pensioenfonds hierdoor verder zal verbeteren.
38
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Opdracht Het Verantwoordingsorgaan (VO) is gevraagd een oordeel te geven over het in 2012 gevoerde beleid van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening, de jaarrapportages van de actuaris, de waarmerkend actuaris en de externe accountant alsmede de beleidsdocumenten van het bestuur. Oordeel Het Verantwoordingsorgaan, thans bestaande uit 2 leden en een voorzitter, heeft op 28 mei 2013, een oordeel vastgesteld. De ontstane vacature door het vertrek van de heer Smeets wordt vooralsnog aangehouden in afwachting van de discussie rondom herverzekering en de ontwikkeling van de wettelijke regels rondom pensioenbestuur. De hoofdpunten van het oordeel zijn: 1. Documenten Alle documenten zoals hierboven vermeld zijn tijdig en compleet aangeleverd. 2. Communicatie Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het communicatiebeleidsplan in 2012 goed is voortgezet. Goede communicatie wordt zeer gewaardeerd. 3. Adviezen Het bestuur heeft de adviezen en aanbevelingen van de externe accountant en de waarmerkend actuaris serieus opgevolgd. Het VO ondersteunt de adviezen en aanbevelingen gemaakt over 2012 en gaat ervan uit dat het bestuur deze in 2013 zal opvolgen. 4. Visitatiecommissie Het VO herkent zich in de aanbevelingen van de visitatiecommissie en ondersteunt opname van de aanbevelingen in het jaarverslag over 2012. 5. Herstelplan Het VO constateert met genoegen dat het bestuur het herstelplan met voortvarendheid heeft opgepakt met als resultaat dat het fonds uit de gevarenzone is. Dit verdient een compliment, zij het dat alertheid geboden blijft om de financiële positie van het fonds gezond te houden. 6. Beleggingsresultaten Het VO constateert dat het bestuur nauwgezet en kort op de bal de ontwikkelingen van de beleggingen heeft gevolgd. In 2012 ligt de performance boven de benchmark, hetgeen positief heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Het afbouwen van de onroerend goed portefeuille is voortvarend aangepakt maar blijft lastig gezien de huidige situatie.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
39
7.
Herverzekering
Het VO constateert dat het bestuur het advies van het VO over 2011 om aan dit onderwerp hoge prioriteit te geven, alert heeft opgepakt. Er is dienaangaande een projectgroep benoemd en externe deskundigen ingehuurd. Het VO is van oordeel dat het project herverzekering de komende tijd nadrukkelijk aandacht behoeft waarbij in de discussie rondom herverzekering grote zorgvuldigheid dient te worden betracht en aandacht moet worden gegeven aan open en uitgebreide communicatie met de verschillende gremia. Mede gebaseerd op opmerkingen van de waarmerkend actuaris ter zake verzoekt het VO om bij deze discussie de juiste kostengrondslagen te hanteren. 8.
Kostenontwikkeling
Het VO constateert dat het bestuur de kostenontwikkeling goed in kaart heeft gebracht en kritisch heeft gevolgd. 9. Informatievoorziening Het VO constateert dat de informatievoorziening van en de relatie naar het bestuur versterkt is. Dat wordt zeer gewaardeerd. Graag de ingeslagen weg continueren.
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Het bestuur spreekt zijn waardering uit over het door het Verantwoordingsorgaan uitgesproken oordeel. Samen met de beoordeling van de visitatiecommissie is het oordeel van het Verantwoordingsorgaan voor het bestuur van grote waarde. Het bestuur constateert dat alle gremia (VO, deelnemersraad en bestuur) het wijs achten om de vacature, die is ontstaan door het vertrek van de heer Smeets, vooralsnog niet op te vullen. Onderstaand volgt een puntsgewijze reactie van het bestuur op het oordeel van het VO: 1. Documenten Met tevredenheid stelt het bestuur vast dat alle benodigde stukken compleet en tijdig zijn aangeleverd. 2. Communicatie Het bestuur begroet het positieve oordeel van het VO over het communicatiebeleid. Net als het VO is het bestuur van mening dat communicatie steeds belangrijker wordt. Ook in 2013 zal het bestuur, samen met de communicatiecommissie, er op toezien dat daar waar mogelijk en gewenst verbeteringen worden aangebracht. 3. Adviezen Het bestuur zegt toe de adviezen en aanbevelingen van de waarmerkend actuaris en externe accountant ter harte te nemen en zo nodig om te zetten in concrete maatregelen en beleid. Zoals gebruikelijk worden de adviezen en aanbevelingen opgenomen in de attentielijst jaarwerk 2012 en vindt op adequate wijze terugkoppeling plaats over de genomen acties. 4. Visitatiecommissie Evenals het VO herkent het bestuur zich in de aanbevelingen van de visitatiecommissie. Daar waar nodig en mogelijk zullen de aanbevelingen worden opgevolgd. De samenvatting van het rapport wordt opgenomen in het jaarverslag 2012. Ook deze aanbevelingen worden opgenomen in de attentielijst jaarwerk die periodiek in het bestuur wordt besproken. Na afhandeling van de aanbevelingen zal het bestuur de visitatiecommissie en het VO informeren. 5. Herstelplan Het bestuur zal binnen de mogelijkheden die er bestaan er alles aan doen om de financiële positie van het fonds gezond te houden. Zowel in het bestuur als de beleggingscommissie heeft dit alle aandacht.
40
6. Beleggingsresultaten Het bestuur neemt kennis van de positieve reactie van het VO over het behaalde beleggingsresultaat. Ook in 2013 zullen de ontwikkelingen in de financiële markten nauwgezet worden gevolgd. Het bestuur is het eens met het VO dat een verdere (snelle) afbouw van het vastgoed onder de huidige marktomstandigheden niet gemakkelijk is. Om deze reden heeft het bestuur Grontmij als adviseur aangetrokken. 7. Herverzekeren Het bestuur stelt vast dat het VO tevreden is met de alerte aanpak van een (mogelijke) herverzekering. Overigens is herverzekeren niet de enige optie die wordt onderzocht. Een fusie met een ander pensioenfonds of tussen de beide mijnfondsen maakt onderdeel uit van de opdracht die een projectgroep heeft geformuleerd en mede wordt onderzocht. Het gaat om de toekomst van het AMF. In het project wordt, zoals het VO vraagt, alle aandacht gegeven zowel in termen van zorgvuldigheid als communicatie. De opmerking van de certificerend actuaris over de juiste kostengrondslagen wordt in het hele traject meegenomen. Eind 2013 verwacht het bestuur voldoende informatie te hebben om te beslissen over de toekomst van het fonds. 8. Kostenontwikkeling Het bestuur neemt kennis van de opmerking van het VO dat de kostenontwikkeling goed in kaart is gebracht en dat deze kritisch wordt gevolgd. Dit beleid wordt in 2013 voortgezet. 9. Informatievoorziening Het bestuur stelt de waardering van het VO met betrekking tot de informatievoorziening zeer op prijs. Het spreekt vanzelf dat het bestuur op de ingeslagen weg wil doorgaan.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
41
42
Jaarrekening
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
43
Balans per 31 december na winstbestemming, in duizenden euro
Activa
2012
2011
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken
90.935
102.472
Zakelijke waarden
84.941
127.342
708.575
665.951
50
190
Vastrentende waarden Overige beleggingen
Vorderingen en overlopende activa [2] Liquide middelen [3]
884.501
895.955
13.561
14.213
1.577
2.013
899.639
912.181
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
44
Passiva
2012
2011
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve [4]
1
1
63.669
57.630
1.000
1.000
Bestemmingsreserve [5]
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [6] Kortlopende schulden [7]
64.670
58.631
832.315
850.283
2.654
3.267
899.639
912.181
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
45
Staat van baten en lasten in duizenden euro
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [8]
28.868
29.367
Indirecte beleggingsopbrengsten [9]
52.816
5.806
Kosten van vermogensbeheer [10]
-1.757
-1.912
Saldo van overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen [11]
79.927
33.261
0
-11
-89.558
-95.149
Mutaties voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [12] Intrest
-12.202
-10.601
Verwachte uitkeringen
89.779
95.512
Overlijden
2.062
2.348
Vrijval administratiekosten
2.298
2.202
Mutaties
0
46
Waardeoverdrachten/ Afkopen
0
14
Wijziging rentetermijnstructuur
-51.452
-55.148
189
5.638
-12.706
0
Overige (incidentele) mutaties Wijziging van actuariële grondslagen
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [13] Saldo van baten en lasten
17.968
40.011
-2.298
-2.202
6.039
-24.090
6.039
-24.090
Bestemming van het saldo Algemene reserve
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
46
Kasstroomoverzicht in duizenden euro
2012
2011
Pensioenactiviteiten Uitgaven Uitgekeerde pensioenen
-89.188
-95.745
0
-11
-3.086
-2.286
-4
7
Overgedragen pensioenverplichtingen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overige kosten
-92.278
-98.035
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
28.836
25.544
150.100
443.788 178.936
469.332
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-85.715
-371.462
-1.379
-1.912 -87.094
-373.374
-436
-2.077
Saldo geldmiddelen 1 januari
2.013
4.090
Saldo geldmiddelen 31 december
1.577
2.013
Mutatie geldmiddelen
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
47
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen De balans alsmede de staat van baten en lasten hebben betrekking op de geconsolideerde cijfers van het AMF en de 80,25% participatie in het Gemeenschappelijk Bezit gevestigd te Den Haag. Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving De stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de uitgangspunten van BW2 Titel 9 alsmede de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving toegepast. Waardering Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijziging In 2012 heeft de Commissie Overlevingstafels van het AG een herziening van de AG-prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd, zijnde de AG-prognosetafel 2012-2062, en heeft het fonds besloten over te gaan op deze nieuwe overlevingstafel. Dit wordt gezien als een schattingswijziging. Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verhoogd met 1,1%-punt als gevolg van deze schattingswijziging. Dit heeft een effect van € 9,4 miljoen en is als mutatie in het resultaat verwerkt. Daarnaast heeft het fonds de kostenvoorziening aangepast, waardoor de voorziening met 0,4% toeneemt. Dit heeft een effect van € 3,3 miljoen en is als mutatie in het resultaat verwerkt.
48
DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit wordt gezien als een schattingswijziging. Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verlaagd met 1,0% als gevolg van deze schattingswijziging. Het cumulatief effect van de schattingswijziging op de technische voorziening ad. € 0,7 miljoen is als mutatie in het resultaat verwerkt. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta worden omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Onroerende zaken Het onroerend goed in exploitatie wordt gewaardeerd tegen de taxatiewaarde. Alle complexen (exclusief Gemeenschappelijk Bezit) worden eens in de 3 jaar getaxeerd door externe taxateurs. Het Gemeenschappelijk Bezit wordt intern getaxeerd. De niet ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde per balansdatum. Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen, converteerbare obligaties en opties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Vastrentende waarden Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen actuele waarde, indien beschikbaar de beurswaarde anders de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen, eventueel onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Hypotheken worden gewaardeerd op nominale waarde. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Algemene reserve De algemene reserve dient als buffer voor mogelijke financiële risico’s binnen zowel de beleggingen als ook in de uitkeringsadministratie. De algemene reserve wordt gevormd door de bijschrijving c.q. onttrekking van de resultaten in enig jaar voor zover deze niet aangewend dienen te worden voor de bestemmingsreserve. Bestemmingsreserve Deze reserve is gevormd vanwege een mogelijk verkeerde berekeningswijze van vooraftrek BTW-vrijstelling binnen de Fiscale Eenheid over de jaren 1996/2006. Zie bestuursverslag. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december van het verslagjaar is berekend als de contante waarde van de pensioenaanspraken over verstreken lidmaatschapsjaren. Als belangrijkste grondslagen voor de berekening worden vermeld: Intrest Rentevoet: Rentetermijnstructuur van De Nederlandse Bank. De 3-maands gemiddelde marktrente bedraagt 1,74%.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
49
Intresttoevoeging Onder FTK is de benodigde intrest gelijk aan de 1 jaars rente. Op basis van de DNB rentetermijnstructuur primo 2012 is deze rente gelijk aan 1,5%. Sterfte AG-prognosetafel 2012-2062 (startjaar 2013) met ervaringssterfte als volgt: een ervaringssterftepercentage van 115% voor de mannelijke hoofd- en medeverzekerde van 90 jaar en jonger; een ervaringssterftepercentage van 100% voor de mannelijke hoofd- en medeverzekerde ouder dan 90 jaar; een ervaringssterftepercentage van 120% voor de vrouwelijke hoofd- en medeverzekerde. Administratiekosten Voor administratie- en excassokosten is ultimo 2012 een voorziening gevormd van € 26,8 miljoen. In de voorziening wordt rekening gehouden met de verwachte prijsinflatie. De voorziening wordt iedere twee jaar getoetst en geijkt. Gedurende de tussenliggende twee jaar worden de daadwerkelijke kosten onttrokken aan de voorziening en wordt de 1-jaars(forward)rente aan de voorziening toegevoegd. Gehuwdheid Bij de niet-pensioentrekkenden wordt uitgegaan van de werkelijke gehuwdheid. Indien het huwelijk is gesloten voor einde lidmaatschap. Bij de pensioentrekkenden wordt uitgegaan van de werkelijke gehuwdheid. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden Leeftijden worden in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Indexatie Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voorwaardelijke toeslagen. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan de netto exploitatieopbrengsten uit onroerende zaken, rente-opbrengsten verminderd met kosten en bruto-dividenduitkeringen, voor aftrek van dividendbelasting.
50
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –
gerealiseerde boekwinsten en herwaarderingsresultaten onroerend goed;
–
gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, opties, leningen en obligaties;
–
boetes bij vervroegde aflossingen van leningen;
–
valutaverschillen met betrekking tot deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties.
Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen alsmede de kosten van exploitatie van het onroerend goed. Voor de specificatie van de kosten vermogensbeheer over de beleggingscategorieën wordt verwezen naar pagina 19.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
51
Toelichting op de balans per 31 december in duizenden euro Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds NietStand
Aankopen/
ultimo
Verstrek-
Verkopen
2011
kingen
aflossingen
Onroerend goed in exploitatie
65.827
2.404
-6.850
718
-6.046
56.053
Aandelen vastgoedmaatschappijen
36.645
0
-744
-11
-1.008
34.882
102.472
2.404
-7.594
707
-7.054
90.935
127.342
0
-55.999
3.423
10.175
84.941
665.327
80.421
-83.201
-1.234
46.837
708.150
624
0
-202
-8
11
425
665.951
80.421
-83.403
-1.242
46.848
708.575
190
0
-99
0
-41
50
895.955
82.825
-147.095
2.888
49.928
884.501
Categorie
Gerealiseerde
gerealiseerde
Stand
koers-
koers-
ultimo
verschillen
verschillen
2012
Onroerende zaken
Zakelijke waarden Beleggingsfondsen in aandelen Vastrentende waarden Obligaties Leningen en hypotheken
Overige beleggingen AZL AES-fonds Totaal belegd vermogen
Aansluiting beleggingen voor en na toepassing Look Trough (t.b.v. Risicoparagraaf ) Stand ultimo 2012
Onroerend goed
90.935
Zakelijke waarden
84.941
Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal
52
Aankopen
Over-
Te vorderen
Toepassen
Stand
Liquide
lopende
dividend-
Derivaten
look
risico-
middelen
intrest
belasting
Through
paragraaf
176
567
85.684
-2.352
717.206
1.785
3.247
0
897.072
90.935
708.575
13.029
50
-8
1.420
884.501
-8
1.420
13.029
-2.046
176
-2.046
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt. Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Stand ultimo Level 1
Level 2
Level 3
2012
Aandelen vastgoedmaatschappijen
0
0
34.882
34.882
Direct vastgoed
0
0
56.053
56.053
0
0
90.935
90.935
85.634
0
50
85.684
Onroerende zaken
Zakelijke waarden Beleggingsfondsen in aandelen Vastrentende waarden Obligaties
717.205
0
0
716.781
Leningen op schuldbekentenis
0
404
0
404
Hypotheken
0
21
0
21
717.205
425
0
717.206
0
3.247
0
3.247
802.839
3.672
90.985
897.072
Overige beleggingen Overige beleggingen Totaal belegd vermogen
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
53
2012
2011
[2] Vorderingen en overlopende activa Lopende intrest en dividend Obligaties Leningen op schuldbekentenis Banken
13.018
13.242
11
17
0
2
Stand per 31 december
13.029
13.261
Overige vorderingen Dividendbelasting Beleggingen Debiteuren Onroerend goed Overige vorderingen Uitkeringen Administrateur
176 1
242 1)
132
330
0
6
6
19
515
0
57
Stand per 31 december Totaal vorderingen en overlopende activa
532
952
13.561
14.213
[3] Liquide middelen Depotbank
510
Onroerend goed bank
897
351
Pensioenbank
170
-242
Stand per 31 december
1)
1.577
2.013
De vorderingen inzake beleggingen ad 1(evenals de onder de kortlopende schulden vermelde schuld inzake beleggingen ad 8) is niet naar een individuele beleggingscategorie toe te bedelen.
54
1.904
Passiva
2012
2011
Stichtingskaptiaal en reserves [4] Algemene reserve Stand per 1 januari
57.630
81.720
6.039
-24.090
Bij: Verdeling resultaat Stand per 31 december
63.669
57.630
1.000
1.000
[5] Bestemmingsreserve Stand per 31 december Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
104,0%
104,0%
Het vereist eigen vermogen bedraagt
105,6%
106,7%
De dekkingsgraad is
107,8%
106,9%
De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen (Reserves + Voorzieningen) gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De berekening is als volgt: 896.984/832.315 x 100%= 107,8% In het eerste kwartaal van 2009 heeft het fonds een herstelplan ingediend bij DNB waaruit de maatregelen blijken die het fonds heeft genomen om op korte termijn te herstellen tot het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen. Omdat het fonds in het boekjaar gedurende 3 kwartaaleinden over een dekkingsgraad beschikte die hoger ligt dan het vereist eigen vermogen, is het fonds formeel gezien uit herstel. Schattingswijziging Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verlaagd met circa 1,0% als gevolg van de toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR) en een driemaandsmiddeling in plaats van de zuivere rentetermijnstructuur. Dit wordt gezien als een schattingswijziging. Het cumulatief effect van de schattingswijziging op de (overige) technische voorzieningen ad. € 0,7 miljoen is als mutatie in het resultaat verwerkt.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
55
2012
2011
Ultimo 2012 is het fonds overgegaan op de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062. De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is ultimo 2012 verhoogd met 1,1%-punt als gevolg van deze schattingswijziging. Dit heeft een effect van € 9,4 miljoen en is als mutatie in het resultaat verwerkt. Daarnaast heeft het fonds de kostenvoorziening aangepast, waardoor de voorziening met 0,4%punt toeneemt. Dit heeft een effect van € 3,3 miljoen en is als mutatie in het resultaat verwerkt. [6] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is als volgt verdeeld over de categorieën verzekerden: Deelnemers Gewezen deelnemers
346
902
26.773
33.720
Pensioengerechtigden: Ouderdomsgepensioneerden
423.348
423.311
Weduwen
355.096
365.348
26.752
27.002
Kostenvoorziening Stand per 31 december
832.315
850.283
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand per 1 januari
850.283
890.294
Intrest
12.202
10.601
Verwachte uitkeringen
-89.779
-95.512
Overlijden
-2.062
-2.348
Vrijval administratiekosten
-2.298
-2.202
Mutaties
0
-46
Waardeoverdrachten/ Afkopen
0
-14
Wijziging rentetermijnstructuur
51.452
55.148
-189
-5.638
12.706
0
Overige (incidentele) mutaties Wijziging van actuariële grondslagen Stand per 31 december
1)
56
In overeenstemming met het werkelijk bedrag aan pensioenuitvoerings- en administratiekosten.
832.315
1)
850.283
2012
2011
[7] Kortlopende schulden Beleggingen Fiscale afdrachten Sociale lasten Uitkeringen
8
7
1.036
1.094
346
414
6
6
Crediteuren Onroerend Goed
378
9
Pensioen- en uitvoeringskosten
880
1.737 2.654
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
3.267
57
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden en leden deelnemersraad en verantwoordingsorgaan van het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg hebben in totaal een bedrag van € 112.000,- (2011: €119.000,-) ontvangen. Personeel Gedurende het boekjaar 2012 had de stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [8] Directe beleggingsopbrengsten Onroerende zaken
4.218
5.181
Zakelijke waarden
2.961
4.168
21.629
20.041
60
-23
Vastrentende waarden Liquide middelen
28.868
29.367
[9] Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Onroerende zaken
707
998
Zakelijke waarden
3.423
-4.779
Vastrentende waarden
-1.242
-164
0
-1
Valutaresultaten Niet-gerealiseerde resultaten Onroerende zaken
-7.054
-1.205
Zakelijke waarden
10.175
-15.003
Vastrentende waarden
46.848
25.690
-41
270
Overige beleggingen
52.816
58
5.806
2012
2011
[10] Kosten van vermogensbeheer Kosten van exploitatie onroerend goed Bewaarloon effecten Beheerloon
-991
-1.074
-94
-69
-672
-769
Totaal beleggingsopbrengsten
-1.757
-1.912
79.927
33.261
[11] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen
-51.212
-54.346
Nabestaandenpensioen
-37.750
-39.911
-372
-658
Afkoopsommen Vakantie-uitkering Begrafenisgeld en overlijdensuitkering
-7
-8
-217
-226 -89.558
-95.149
[12] Mutaties voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Intrest
-12.202
-10.601
Verwachte uitkeringen
89.779
95.512
Overlijden
2.062
2.348
Vrijval administratiekosten
2.294
2.202
0
46
Mutaties Waardeoverdracht/Afkopen Wijziging rentetermijnstructuur
0
14
-51.452
-55.148
189
5.638
-12.702
0
Overige (incidentele) mutaties Wijziging van actuariële grondslagen
17.968
1)
1)
40.011
In overeenstemming met het werkelijk bedrag aan pensioenuitvoerings- en administratiekosten.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
59
2012
2011
[13] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratiekosten
-1.915
-1.848
-127
-104
-29
-48
-37
-31
Vergoeding bestuur
-112
-119
Saldo overige lasten
-78
-52
Actuariskosten Accountantskosten
1)
De Nederlandsche Bank
-2.298
-2.202
2012
2011
Actuariële analyse van het resultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven analytische verlies- en winstrekening. Beleggingsopbrengsten
16.273
-32.488
0
3
Waardeoverdrachten Uitkeringen Sterfte
221
363
2.062
2.348
Reguliere mutaties Incidentele mutaties voorziening
189
46
-12.706
5.638 6.039
1) 2)
2)
-24.090
De accountantskosten staan volledig uit de kosten voor de wettelijke controle van de jaarrekening, verslagstaten en actuariële basisgegevens. Per 1-1-2011 werd overgegaan naar het nieuw administratief systeem Compas. De voorziening neemt hierdoor af met 331 als gevolg van de conversie. Daarnaast neemt de voorziening toe met 3.987 als gevolg van het aanpassen van de leeftijdsvaststelling. De veronderstelling was dat iedereen geboren is op 1 juli van zijn/haar geboortejaar, en wordt vervangen door de daadwerkelijke geboortedatum. Als gevolg van de overgang naar Compas is het tevens mogelijk om de gehuwdheid van niet-gepensioneerde deelnemers nauwkeuriger te administreren. Hierdoor hoeft geen gebruik meer te worden gemaakt van veronderstellingen ten aanzien van gehuwdheid maar is de werkelijke gehuwdheid de basis voor de administratie. Als gevolg van deze overgang vindt een vrijval plaats van 1.982.
60
Risicoparagraaf (bedragen in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het AMF is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het AMF is per 31 december 2012 groter dan het Minimaal Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico, liquiditeitenrisico (voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix.
Strategische beleggingsmix
2012
2011
in % na
in % na
diversificatie-
Renterisico (S1)
diversificatie
€
in % VPV
effect
€
in % VPV
effect
5.289
0,6
0,3
5.725
0,7
0,4
Zakelijke waarden risico (S2)
37.885
4,6
4,0
38.481
4,5
4,0
Valutarisico (S3)
11.237
1,4
0,3
10.781
1,3
0,3
0
0,0
0,0
0
0,0
0,0
4.924
0,6
0,1
4.319
0,5
0,0
Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
18.610
2,2
0,9
18.964
2,2
0,9
0
0,0
0,0
0
0,0
0,0
Diversificatie-effect
-31.464
-3,8
-31.064
-3,6
0,0
Vereist eigen vermogen
46.481
5,6
47.206
5,6
5,6
Concentratierisico (S8)
5,6
Aanwezige dekkingsgraad
107,8
106,9
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,0
104,0
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
105,1
106,7
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
105,6
105,6
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
61
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het AMF (minus de passiefposten kortlopende schulden en overlopende passiva) te delen door de voorziening pensioenverplichtingen. Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het fonds, toegenomen van 106,9% (2011) tot 107,8% (2012). Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een kortere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten)
7,6
Duratie van de pensioenverplichtingen
7,1
Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille. Feitelijke verdeling in €
%
Strategische verdeling in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
24.788
24.788
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
22.812
19.499
Renterisico Afdekkingspercentage (B/A)
62
1.976
0,1 92,0
5.289
%
0,3 78,7
Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico €1.976 (0,1%) en voor het strategisch renterisico € 5.289 (0,3%) ultimo 2012. Zakelijke waarden risico Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt € 36.054 (3,8%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico € 37.885 (4,0%). Valutarisico De pensioenverplichtingen luiden in euro’s, de mogelijke risico’s als gevolg van valutakoersontwikkelingen komen daarom alleen bij de beleggingen tot uitdrukking.
2012 €
2011
%
€
%
Zakelijke waarden naar valuta Euro
38.298
44,7
58.009
45,5
Zwitserse Frank
11.161
13,0
16.187
12,7
Britse Pond Sterling
29.157
34,0
42.858
33,6
Zweedse Kroon
4.104
4,8
1.943
1,5
Overig
2.964
3,5
8.451
6,6
85.684
100,0
127.448
100,0
Hoogste buffer De buffer voor het feitelijke valuta risico bedraagt € 9.268 (0,2%) en voor het strategisch valuta risico € 11.237 (0,3%).
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
63
Kredietrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het AMF maakt geen gebruik van derivaten, waardoor dit risico niet van toepassing is. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,23%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentede waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2012
2011
€
%
€
%
AAA
373.399
52,1
523.950
77,8
AA
244.499
34,1
63.557
9,4
A
34.877
4,9
37.634
5,6
BBB
Rating vastrentende waarden:
56.115
7,8
43.381
6,4
Lager dan BBB
1.715
0,2
440
0,1
Geen rating
6.601
0,9
4.126
0,6
717.206
100,0
673.088
100,0
Resterende looptijd < 1 jaar
16.283
2,3
75.469
11,2
Resterende looptijd <> 5 jaar
270.073
37,7
252.587
37,5
Resterende looptijd >= 5 jaar
430.850
60,1
345.032
51,3
717.206
100,0
673.088
100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd:
Hoogste buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van € 4.753 (0,1%) en voor het strategisch kredietrisico van € 4.924 (0,1%).
64
Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Hoogste buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt € 18.610 (1,0%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico € 18.610 (1,0%). Concentratierisico’s Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Voor wat betreft de in de onderstaande tabel genoemde grote posten kan worden gesteld dat dit feitelijk beleggingen zijn in beleggingsfondsen welke op zichtzelf breed gespreid zijn. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) gelijkgesteld aan 0%.
2012
2011
€
%
€
%
Woningen
56.053
61,6
65.827
64,2
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
34.882
38,4
36.645
35,8
90.935
100,0
102.472
100,0
90.935
100,0
102.472
100,0
34.663
38,1
35.648
34,8
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector:
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken CBRE Dutch Residential Fund IV
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
65
2012
2011
€
%
€
%
85.684
100,0
127.448
100,0
8.455
9,9
11.285
8,9
Aandelen Verdeling per regio: Europa Verdeling per sector: Consumenten Consumentenproducten Energie
12.247
14,3
18.486
14,5
9.008
10,5
16.375
12,8
Financiële producten
17.571
20,5
21.838
17,1
Zorg
10.205
11,9
15.607
12,2
Industrieën
9.287
10,8
13.083
10,3
Informatie technologie
2.553
3,0
3.654
2,9
Materialen
8.491
9,9
12.287
9,6
Telecommunicatie
4.366
5,1
8.636
6,8
Gebruiksgoederen
3.501
4,1
6.197
4,9
85.684
100,0
127.448
100,0
Op basis van de Look Through-methode zijn geen onderliggende posten groter dan 5%. Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa
700.231
97,6
663.507
93,8
Noord Amerika
6.324
0,9
3.235
5,0
Oceanië
4.636
0,6
2.992
1,0
Midden en Zuid Amerika
6.015
0,8
3.354
0,3
717.206
100,0
673.088
100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling Nederland
152.946
21,8
148.601
32,8
Finland
128.957
18,4
111.410
16,8
Duitsland
88.303
12,6
86.205
13,0
Oostenrijk
92.614
13,2
80.772
12,2
Frankrijk
93.393
13,3
72.650
10,9
België
57.251
8,2
29.390
4,4
Ultimo 2012 heeft het AMF geen beleggingen uitgeleend.
66
Heerlen, 21 mei 2013
Het bestuur
F.F. Pfeiffer, voorzitter
Mr. G.J.H.M. Wagemans, plv. voorzitter
G.P. van den Anker
S.AH. Lauwers
T.A. van Kesteren
Drs. H.E.M. Gerards
H. Walravens
Mevr. A.M.J.L. Nissen-Cremers
W.A. Wittenbernds
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
67
68
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Gezien de financiële positie van het Pensioenfonds heeft het bestuur, en na verkregen advies van de deelnemersraad, besloten om per 1 juli 2013 geen toeslag te verlenen.
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2012 toe te voegen aan de algemene reserve.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
69
Actuariële Verklaring Opdracht Door Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg te Heerlen is aan Ernst & Young Actuarissen B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
–
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum hoger dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 21 mei 2013 drs. C.D. Snoeks AAG verbonden aan Ernst & Young Actuarissen B.V.
70
Aan: Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg te Heerlen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg Jaarverslag 2012
71
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Maastricht, 12 juni 2013
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. R.E.J. Pluymakers RA
72