JAARVERSLAG A LGEMEEN M IJNWERKERSFONDS VAN DE
S TEENKOLENMIJNEN IN L IMBURG
2002
A LGEMEEN M IJNWERKERSFONDS VAN DE
S TEENKOLENMIJNEN IN L IMBURG
VERSLAG OVER HET BOEKJAAR 1-1-2002 T/M 31-12-2002
INHOUD Pagina Bestuur en organisatie per 31 december
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen
9
Algemene ontwikkelingen
9
Beleggingen
15
Bestemming van het saldo
20
Balans per 31 december
24
Staat van baten en lasten
26
Kasstroomoverzicht
27
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
28
Toelichting op de balans per 31 december
30
Toelichting op de staat van baten en lasten
34
Financiering
39
Uitvoering
39
Actuariële verklaring
40
Accountantsverklaring
41
Beleggingsoverzichten
43
Jaarrekening
Overige gegevens
Bijlagen
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
3
4
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
BESTUUR EN ORGANISATIE PER 31 DECEMBER Bestuur Leden
Plv. leden
Benoemd door:
H.A.G. Reijnders, voorzitter J.J.M. Schaffrath, plv. voorzitter Mr L.E.Th. Brands H.J.M. Dumont W.M.G. Eijdems Mevr. A.M.J.L. Nissen-Cremers F.F. Pfeiffer Mr G.J.H.M. Wagemans W.A. Wittenbernds
W.T. Hazelhof Drs L.R.M. Radix S.A.H. Lauwers H. van der Land R.A.E. Dijkstra H. Walravens H. Walravens Drs L.R.M. Radix L.A.M.G. Noy
FNV Bondgenoten DSM Limburg BV Laura BV / DSM Limburg BV CNV Bedrijvenbond FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten DSM Limburg BV RegioVakbond ABW
Raad van pensioenverzekerden Leden
Benoemd door:
R.A.E. Dijkstra, voorzitter J.H. Hoenen, secretaris W.T. Hazelhof M.L.J. Hollanders T. Houkes J.J. Kersten T.A. van Kesteren J.L.G. Peulen H. Scheve E.M.F. Senden W.H. Smeets M.C.W. van Tilburg
FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten CNV Bedrijvenbond FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten RegioVakbond ABW CNV Bedrijvenbond RegioVakbond ABW FNV Bondgenoten
5
Gezamenlijke beleggingscommissie AMF - BFM
Namens AMF: Namens BFM:
Drs L.R.M. Radix, voorzitter F.F. Pfeiffer J.J.M. Schaffrath Mr L.E. Th. Brands G.J.M. Ramakers
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Scheidsgerecht Leden Mr G.A.M. Stevens, voorzitter Mevr. Mr. B. Corbey-Smits, secretaris Mr H.M.W. Vanmeulebrouk Mr P.J. Voncken
Administratie en vermogensbeheer AZL N.V. Postadres: Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Tel.: 045 - 5763 333, Fax 045 - 5741 117 Kantoor: Akerstraat 92
Directeur/secretaris Mr H.M.A. Dumont
6
Actuaris Mercer Human Resource Consulting B.V.
Accountant Ernst & Young Accountants
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
MEERJARENOVERZICHT 2002
2001
2000
1999
1998
Aantallen Actieve deelnemers
142
180
236
293
373
Gewezen deelnemers
18.856
20.891
22.994
24.952
27.074
Pensioengerechtigden
30.610
31.014
31.413
31.892
32.246
1.078.605
1.103.586
1.121.274
1.162.403
1.234.869
250.562 1.717
335.396 1.200
357.387 –
327.105 –
207.344 –
48
61
79
105
126
105.362
105.506
104.957
107.873
108.205
1.298.930 105
1.408.943 70.734
1.443.763 97.485
1.448.056 156.025
1.402.253 188.129
0,0 %
5,0 %
7,0 %
11,5%
123,4 %
130,5 %
131,9 %
128,1 %
Financiële gegevens (in duizenden euro) Voorziening pensioenverplichtingen • Eigen rekening Reserves • Algemene reserve 1) • Bestemmingsreserve Bijdragen Pensioenuitkeringen Beleggingen • Belegd vermogen • Beleggingsopbrengsten 2) • Rendement o.b.v. total return Dekkingsgraad
1) 2) 3)
7,6% 3) 116,7 %
Met ingang van 1 januari 1999 heeft het fonds een algemene reserve gevormd uit de "oude" algemene reserve, de reserve aanpassing grondslagen en de beleggingsreserves. Ter vergelijking is het cijfer van 1998 aangepast. Onder aftrek van kosten vermogensbeheer. Voor het jaar 1998 is het directe rendement inclusief gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten weergegeven.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
7
8
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
BESTUURSVERSLAG De commissie heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van de besturen AMF en BFM op het gebied van beleggen.
ALGEMEEN
Statutaire doelstelling De stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg heeft ten doel aan de (gewezen) deelnemers en aan hun betrekkingen, volgens bij pensioenregeling vast te stellen bepalingen, geldelijke uitkeringen te verzekeren.
Organisatie van het fonds Het fonds, opgericht bij notariële akte op 16 december 1918, is statutair gevestigd te Heerlen en wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit 9 personen. De administratie en het vermogensbeheer wordt door AZL N.V. te Heerlen verzorgd. De actuariële werkzaamheden zijn opgedragen aan Mercer Human Resource Consulting. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Ernst & Young Accountants te Heerlen.
Bestuur In de samenstelling van het bestuur is in het boekjaar geen wijziging opgetreden.
Raad van Pensioenverzekerden De samenstelling van de Raad bleef in het boekjaar ongewijzigd. De Raad vergaderde op 19 juni 2002 tezamen met het bestuur.
Gezamenlijke beleggingscommissie AMF – BFM In het verslagjaar besloten de besturen van AMF en BFM tot het instellen van een beleggingscommissie per 1 oktober 2002. Aanleiding hiertoe was de behoefte binnen beide besturen aan inbreng van specifieke deskundigheid op beleggingsgebied. Daarbij speelde ook een rol dat de beleggingsstrategie en de portefeuilles (met uitzondering van vastgoed) voor beide fondsen identiek zijn.
ALGEMENE ONTWIKKELINGEN
Roerige tijden Het verslagjaar 2002 is in politiek opzicht een jaar van veel commotie en onrust geweest. Ook het aanvullende pensioenterrein heeft daarvan zijn deel gekregen! In het voorjaar was de beëindiging van de ambtstermijn van het tweede kabinet-Kok te voorzien. Daardoor viel een belangrijk beleidsvoornemen op het pensioenterrein, de voorbereiding van een nieuwe Pensioenwet, stil. Een richtinggevend debat in de Tweede Kamer over de Hoofdlijnennotitie over voornoemde wet bleef uit. In de notitie waren diverse nieuwe beleidsvoornemens en veranderingen uit de afgelopen jaren verzameld en wat betreft hun realisering juist aan die beoogde Pensioenwet opgehangen. In de in verband met de verkiezingen ontworpen verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen kon men een nieuw fenomeen ontwaren: de levensloopverzekering. Er volgden vele speculaties of de klassieke pensioenopbouw ‘voor later’ er qua inkomensbesteding een concurrent bij zou krijgen, ja of zelfs de reeds opgebouwde pensioenvermogens straks voor korte verlofperiodes konden worden besteed. Vooruitlopend op de nieuwe verzekering werd alvast de fiscale faciliëring van pensioenopbouw door het nieuwe kabinet-Balkenende beperkt – gelukkig werd de doorvoering ervan uitgesteld. Vanwege de korte levensduur van dit kabinet moesten ook de voorbereidingen voor een nieuw pensioenconvenant, onder meer gericht op kostenbeheersing en financiële houdbaarheid, vroegtijdig worden gestaakt.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
9
10
Het toezicht toont zijn tanden Op het terrein van het toezicht op pensioenfondsen kunnen diverse ontwikkelingen worden gemeld. In de eerste plaats vond er een discussie plaats over de hervorming van het toezicht op de financiële sector, zonder dat daarbij de pensioenfondsen werden betrokken. De scheiding van het toezicht in prudentieel toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) en effectentypisch gedragstoezicht door de Autoriteit Financiële Markten werd een feit. Ondertussen werd in het begin van het jaar bekend gemaakt dat de PVK nauwer zou samenwerken met DNB. Kruislingse bestuursbenoemingen werden daar een uiting van. Nog in hetzelfde jaar kondigden beide toezichthouders aan te gaan fuseren. Gegeven deze ontwikkelingen brengen de pensioenfondsen hun eigen identiteit en doelstellingen uitdrukkelijk onder de aandacht: er is behoefte aan een analyse waarom de toezichthervormingen ook op hen zouden moeten worden toegepast. Vooralsnog wordt het huidige toezicht voldoende efficiënt en effectief genoemd en ontbreekt de noodzaak van hervormingen. Gelijktijdig met dreigende institutionele wijzigingen heeft de PVK van zich doen spreken door de besturen van de pensioenfondsen in het najaar te wijzen op hun financiële verantwoordelijkheden. Aanleiding hiervoor waren de aanhoudend tegenvallende beleggingsresultaten op aandelen en als gevolg daarvan dreigende vermogenstekorten. De PVK zette in een uitgebreide circulaire haar uitgangspunten van het financiële toezicht uiteen. Deze circulaire heeft veel stof doen opwaaien. Niet zozeer werd getwijfeld aan de bevoegdheid van de PVK om waarschuwingen af te geven, maar vooral de vaak zeer concrete, gedetailleerde invulling van de uitgangspunten van het toezicht leidde tot veel discussie. Met name betrof dit de korte periode waarbinnen tekorten moesten worden weggewerkt, met enorme macro-economische gevolgen ver buiten de sector van de pensioenfondsen, en onaangekondigd nieuw beleid zonder een ordentelijke invoeringstermijn. Een en ander heeft er inmiddels toe geleid dat de PVK waar nodig maatwerk zal leveren bij pensioenfondsen die tekorten in hun financiële positie moeten inlopen.
Gekoppeld aan deze situatie zal het bestuur van het pensioenfonds meer dan ooit alert zijn op dit onderdeel. Inmiddels heeft AZL als administrateur (en vermogensbeheerder), mede fungerend als databank van het pensioenfonds, zijn diensten aangeboden om het bestuur frequenter op de hoogte te houden van de ontwikkeling van de vermogenspositie en de feitelijke pensioenverplichtingen. Wat betreft het toezicht is nog van belang dat de principes interne beheersing, na ontvangen kritische commentaren, nog even onderwerp van nadere studie door de PVK blijven. Tevens zijn de in het afgelopen jaar gepubliceerde regels voor de situatie dat het pensioenfonds werkzaamheden zoals het vermogensbeheer en de pensioenadministratie heeft uitbesteed aan derden door de PVK uitdrukkelijk als concept gepresenteerd. Het pensioenfonds krijgt daardoor voldoende voorbereidingstijd voor de invoering ervan.
Gepensioneerden eisen hun plaats en invloed op De veelal van de financiële resultaten afhankelijk gestelde indexaties kwamen in verband met de tegenvallende beleggingsresultaten in het verslagjaar uitdrukkelijk in beeld. Met als gevolg dat de druk om gepensioneerden in het besturen van een pensioenfonds meer invloed en medezeggenschap te geven, in het afgelopen jaar duidelijk is toegenomen. Het uit 1998 daterende convenant tussen de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties is inmiddels geëvalueerd en qua resultaat verschillend beoordeeld. D66 speelde hierop in door via het recht van initiatief een wetsvoorstel te ontwerpen met vergaande bevoegdheden voor gepensioneerden. De meeste ouderenorganisaties willen echter nog niet zo ver gaan en streven naar een nieuw, tweede convenant. Aan het einde van het verslagjaar zag het er naar uit –hoewel enkele ouderenbonden hun voorkeur hebben geuit voor een meer confronterende strategie en dus dreigen af te haken– dat een dergelijk convenant er zal komen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Transparantie en voorlichting hard nodig In het verslagjaar kregen de premiebetalende deelnemers voor het eerst informatie over de pensioenopbouw (aanwas) via het pensioenfonds in het desbetreffende jaar (de zogenaamde “factor A”). Aan de hand daarvan moeten zij hun eigen pensioensituatie kunnen beoordelen en nagaan of binnen de fiscale mogelijkheden eventueel nadere, individuele pensioenaanvullingen wenselijk zijn. Het pensioenfonds kan slechts inzicht geven voor zover het de bij het fonds ondergebrachte pensioenopbouw betreft. Wat daarbuiten is opgebouwd, is bij het fonds niet bekend. De factor A heeft daarom de behoefte in een stroomversnelling gebracht dat een ieder begrijpelijke en heldere voorlichting over zijn pensioensituatie wordt gegeven. Voorlichting waar de deelnemer zelf aan de slag kan gaan om de totale pensioensituatie compleet te krijgen. Onderzoeken, onder meer van de Consumentenbond, toonden aan dat hieraan veel verbeterd kan en moet worden. Een beslissing van andere aard, die door de aktieve deelnemers zelf moet worden genomen, betreft de sinds het onderhavige verslagjaar mogelijke uitruil van het nabestaandenpensioen in een hoger ouderdomspensioen. Ook dit aspect van de pensioenregeling vraagt om een duidelijke voorlichting aan de deelnemers over de rechtsgevolgen van hun individuele beslissingen. Goede voorlichting over de zeer complexe pensioenmaterie is een enorme klus, maar tegelijk een uitdaging. Het besef is er dat de bevordering van deskundigheid en professionaliteit zich ook moet uitstrekken tot de public relations en communicatieaspecten van het pensioenfondsbedrijf. Het verslagjaar heeft de basis daarvoor gelegd, waarop in het volgende jaar verder moet worden gebouwd.
Komt de bedreiging van Europa? Kapitaalgedekte pensioenstelsels zijn gebaat bij een stabiele euro en een streng monetair beleid van de Europese Centrale Bank en nationale overheden. Steeds meer lidstaten hebben moeite om aan de eisen van het Groei- en Stabiliteitspact te voldoen. De Nederlandse regering ziet deze ontwikkeling met lede ogen aan. Uit ‘Brussel’ kunnen echter ook positieve ontwikkelingen in het afgelopen jaar worden gemeld. Op het niveau van de Europese Unie zijn de voor de aanvullende pensioenen verantwoordelijke ministers van de lidstaten erin geslaagd een akkoord te bereiken over een pensioenfondsrichtlijn. Na eerdere, onvruchtbare pogingen is een richtlijn nog nooit zo dichtbij gekomen. In het voorjaar van 2003 valt, na toetsing door het Europese Parlement, de definitieve beslissing. Net zo bemoedigend lijkt de ontwikkeling van wederzijds begrip in de Europese Unie voor elkaars pensioensystemen en aanpak van hervormingen in het licht van de vergrijzing. Alle lidstaten hebben in zogenaamde nationale actieprogramma’s hun stelsels getoetst aan diverse sociale doelstellingen en daarover naar de Europese Commissie verantwoording afgelegd. De programma’s zijn nu onderwerp van nadere studie. Er wordt geprobeerd daaraan ‘best practices’ te ontlenen, waarvan andere lidstaten kunnen leren c.q. hun voordeel mee kunnen doen. Deze aanpak die ook wel de open coördinatiemethode wordt genoemd, toont wel aan dat de voortgang op Europees niveau er één is van kleine stapjes. Een interne markt van pensioenfondsen en pensioenproducten is nog ver weg. Met name de fiscale belemmeringen zijn een probleem. Desondanks zorgt het Hof van Justitie met een baanbrekende uitspraak af en toe voor een opleving. Overigens zijn in het afgelopen jaar twee nationale wetten op het aanvullende pensioenterrein tot stand gekomen die beide hun grondslag vonden in Europese richtlijnen. Deze wetten hadden betrekking op de gelijke behandeling van werknemers met arbeidscontracten voor bepaalde tijd met werknemers met contracten voor onbepaalde tijd en op de pensioenaspecten bij overgang van ondernemingen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
11
Slot De onrust was aan het einde van het verslagjaar zeker niet voorbij. Er is, mede als gevolg van de oorlogsdreiging en terroristische aanslagen, nog geen herstel van de aandelenmarkten te zien. Ook de ontwikkeling van nieuwe, internationaal aanvaarde accounting standaarden houdt de gemoederen bezig. Deze standaarden houden onvoldoende rekening met het unieke Nederlandse pensioensysteem en kunnen zelfs als een bedreiging worden opgevat. Het is echter bemoedigend dat er nog geen of nauwelijks bereidheid bestaat om ingrijpende stelselwijzigingen, zoals bijvoorbeeld de overschakeling op beschikbare premiesystemen, door te voeren. Er bestaat nog steeds een groot vertrouwen in het huidige pensioensysteem en het vermogen om zich in economisch slechte tijden aan te passen. Het is met name de politiek die de pensioenfondsbesturen in het afgelopen jaar de algemene opdracht heeft meegegeven dat hun pensioenregelingen onder alle omstandigheden, dus ook in roerige tijden, ‘houdbaar’ moeten blijven.
12 Fondsspecifieke ontwikkelingen In het afgelopen verslagjaar werd een beschrijving opgesteld van de Administratieve Organisatie van het fonds, zulks als aanvulling op het bestaande algemene Handboek Bestuurlijke Informatie Voorziening. Hierin werd een overzicht gegeven van de werkzaamheden en de processen die voor het fonds op een andere wijze worden uitgevoerd dan in het genoemd handboek zijn beschreven. Verder werden performance-eisen opgesteld ten aanzien van de dienstverlening door AZL met betrekking tot de pensioenadministratie en bestuursbegeleiding. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek werd door het bestuur de regeling betreffende beëindiging van weduwepensioen wegens hertrouwen aan een nader onderzoek onderworpen. In de pensioenregeling is voorgeschreven dat het recht op weduwepensioen eindigt bij hertrouwen van de weduwe. Met hertrouwen wordt volgens de wet gelijkgesteld het aangaan van een wettelijk geregistreerd partnerschap. Het weduwepensioen herleeft na overlijden van degene met wie de weduwe is hertrouwd dan wel een wettelijk geregistreerd partnerschap was aangegaan, met dien verstande dat alsdan op het weduwepensioen in mindering
wordt gebracht hetgeen haar wegens overlijden van haar laatste echtgenoot/partner mocht toekomen aan pensioen ingevolge een verzekering in verband met diens dienstbetrekking. De betreffende bepalingen in de pensioenregeling gaan uit van de verzorgingsgedachte, welke ten grondslag ligt aan het nabestaandenpensioen. Bij hertrouwen vervalt dit uitgangspunt. Het bestuur besloot geen wijziging te brengen in bedoeld uitgangspunt. Het bestuur nam kennis van de brief van de PVK d.d. 30 september 2002 met betrekking tot de uitgangspunten voor de financiële opzet en positie van pensioenfondsen. Aanleiding voor deze brief waren de aanhoudend tegenvallende beleggingsresultaten op aandelen en als gevolg daarvan dreigende vermogenstekorten. Ultimo boekjaar was de dekkingsgraad vrijwel gelijk aan de door de PVK aangegeven uitgangspunten, waardoor er geen sprake is van een tekort. Door het Actuarieel Genootschap werden in het verslagjaar nieuwe overlevingstafels 1995-2000 gepresenteerd. Overlevingstafels worden binnen de actuariële praktijk gebruikt om de sterftekansen af te leiden op basis waarvan de voorziening pensioenverplichting wordt vastgesteld. Het actuarieel bureau Mercer Human Resource Consulting heeft becijferd dat de omrekening naar de nieuwe overlevingstafels per 31 december 2002 een eenmalige koopsom vergt van circa € 7,8 miljoen. Het bestuur besloot om op het hanteren van deze overlevingstafels over te gaan.
De pensioenregeling De pensioenregeling verleent aan de deelnemers –werklieden in de vroegere mijnindustrie– een pensioentoezegging in de vorm van een historische opbouwregeling. De pensioenleeftijd is in de regel 60 jaar. Voor deelnemers met tenminste 25 ondergrondse dienstjaren geldt een lagere pensioenleeftijd van 55 jaar. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap is de pensioenleeftijd 55, 60 of 65 jaar, afhankelijk van de duur van de ondergrondse diensttijd respectievelijk van de duur van het deelnemerschap. Afhankelijk van ondergrondse of bovengrondse diensttijd wordt 2 % resp. 1,75 % van het jaarloon boven een franchise, die is gebaseerd op het AOW-pensioen voor een gehuwd echtpaar per 1 januari van het betreffende jaar, opgebouwd aan levenslang ouderdomspensioen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Naast het levenslange ouderdomspensioen wordt voor (gewezen) deelnemers met een pensioenleeftijd lager dan 65 jaar een tijdelijk ouderdomspensioen toegekend als vervangende uitkering voor de AOW. Als tijdelijk ouderdomspensioen wordt opgebouwd voor elk deelnemersjaar 1/35-ste (bij ondergrondse diensttijd) resp. 1/40-ste (bij bovengrondse diensttijd) deel van het AOW-pensioen geldend in het betreffende jaar. Voor degenen, wier pensioen onmiddellijk aansluit aan de beëindiging van het deelnemerschap, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen afgeleid van het actuele AOWpensioen. Het tijdelijk pensioen is maximaal gelijk aan de AOW-uitkering voor een gehuwd echtpaar. Op de volgens het voorgaande berekende opbouwbedragen aan levenslang ouderdomspensioen zijn vanaf 1975 jaarlijks toeslagen verleend. Deze toeslagverhogingen hebben plaatsgevonden zowel in de vorm van een procentuele toeslag als in de vorm van een toeslag met een bedrag per deelnemersjaar. Naast het ouderdomspensioen voorziet de regeling in een weduwepensioen voor de weduwe waarmee de (gewezen) deelnemer tijdens het deelnemerschap gehuwd is geweest. Het weduwepensioen bedraagt 70 % van het te bereiken levenslange ouderdomspensioen. Ten aanzien van de na 1 januari 2002 opgebouwde aanspraak op weduwepensioen bestaat de mogelijkheid deze aanspraak op pensioendatum uit te ruilen tegen ouderdomspensioen. Voor zover op de pensioendatum geen recht bestaat op weduwepensioen vindt omruil automatisch plaats. Jaarlijks neemt het bestuur een besluit of het op grond van de financiële positie van het fonds verantwoord is om een toeslag te verlenen op de pensioenaanspraken volgens de ontwikkeling van de prijsindex.
stijging der CAO-lonen over de periode 1 oktober 2001 tot 1 oktober 2002. De gepensioneerden beneden 65 jaar ontvangen een vergoeding voor de over het tijdelijk pensioen verschuldigde premie AOW/Anw alsmede een vervangende overhevelingstoeslag.
Financiële positie en toeslagenbeleid van het fonds Het bestuur streeft er naar een bestendig toeslagenbeleid te voeren. Dit beleid komt er op neer, dat er naar gestreefd wordt jaarlijks een toeslag te geven op basis van de prijsinflatie indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. Ultimo 2001 bedroeg de dekkingsgraad 130,5 %. De financiële positie van het fonds maakte het mogelijk om per 1 juli 2002 een verhoging op de pensioenaanspraken te geven van 4,1 %, zijnde de compensatie voor de prijsstijging in het jaar 2001. De toeslag per 1 juli 2002 betekende een verhoging van de financiële lasten met € 41,9 miljoen. De opbrengst van het vermogen bedroeg in het verslagjaar € 0,1 miljoen, terwijl de voorziening pensioenverplichtingen daalde met € 25,0 miljoen. Voor pensioenuitkeringen was nodig € 105,4 miljoen. De dekkingsgraad ultimo boekjaar daalde tot 123,4 %, terwijl de reservetekortgrens conform richtlijnen PVK eveneens op 123,4 % lag. Gezien de bijzondere positie van het fonds, zijnde een pensioenfonds in afbouw, en op basis van de door de actuaris verstrekte verklaring dat het fonds hiertoe over voldoende middelen beschikt, besloot het bestuur om de pensioenen per 1 juli 2003 te verhogen met 2,5 %. Dit percentage compenceert de prijsstijging over de periode januari 2002 – januari 2003.
In het verslagjaar werden de tijdelijke pensioenen voor de aansluitend aan de beëindiging van het deelnemerschap gepensioneerden beneden 65 jaar zoals gebruikelijk overeenkomstig de wijziging van de AOW-uitkeringen aangepast per 1 juli 2002 en per 1 januari 2003. De “laatstgenoten” lonen, tot 70 % waarvan het pensioeninkomen voor de aansluitend gepensioneerden tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd in voorkomend geval wordt aangevuld door het Aanvullingsfonds, werden per 1 januari 2003 verhoogd met 3,83 %, zijnde het percentage van de
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
13
Verzekerdenbestand Actieve deelnemers Stand per 31 december 2001 Mutaties door: • Afkoopsommen • Waarde-overdracht • Ingang pensioen • Overlijden • Afloop • Andere oorzaken
Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden
Totaal
180
20.891
31.014
52.085
– – -/- 34 -/- 2 – -/- 2
-/- 453 -/- 112 -/- 1.054 -/- 153 – -/- 263
1.745 -/- 2.122 – -/- 27
-/- 453 -/- 112 657 -/- 2.277 – -/- 292
___________
___________
___________
___________ Mutaties per saldo
-/- 38
-/- 2.035
___________ Stand per 31 december 2002
142
___________ *)
-/- 404 ___________
18.856
30.610
2002
2001
Ouderdomspensioen
16.778
16.710
Invaliditeitspensioen
828
927
13.000
13.373
4
4
*)
Waarvan deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid.
118
14 Specificatie pensioengerechtigden
Weduwepensioen Wezenpensioen
___________ Totaal
30.610
___________ 31.014
Het totale verzekerdenbestand daalde in het verslagjaar met 2.477 personen (zijnde 4,8 %) en omvatte eind 2002 49.608 personen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
-/- 2.477 ___________ 49.608
BELEGGINGEN
Algemeen Voor het derde achtereenvolgende jaar kan de situatie op de financiële markten in 2002 het beste worden omschreven als turbulent, met als uiteindelijke consequentie voor de meeste pensioenfondsen een duidelijk negatief totaalresultaat. In de twee voorgaande jaren bleven de gevolgen van deze ontwikkeling voor het beleggingsbeleid van pensioenfondsen nog relatief beperkt. Als gevolg van de repercussies van de negatieve resultaten voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen, nog versterkt door de maatregelen die de Pensioen& Verzekeringskamer als reactie hierop eiste, werd het beleggingsbeleid in toenemende mate door de verslechtering van de resultaten beïnvloed. Voor zover het belang in zakelijke waarden –aandelen en onroerend goed– al niet werd teruggebracht, kwam een uitbreiding van het relatieve belang van deze beleggingscategorie tot boven het normpercentage nauwelijks nog voor. Dit gold ook voor het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg, waar het totaalresultaat uitkwam op 0,0 %. Het beleggingsbeleid was er aanvankelijk op gericht het belang in aandelen uit te breiden, waartoe zowel de uitkomsten van de in 2001 verrichte ALM studie als de hoogte van de dekkingsgraad de ruimte boden. Een overweging van het belang in zakelijke waarden diende echter zo snel mogelijk naar het strategische normpercentage te worden gereduceerd. Evenals in de voorafgaande twee jaren zijn het met name de aandelenmarkten geweest die zowel voor de turbulentie als voor het uiteindelijke negatieve resultaat verantwoordelijk zijn geweest. Wereldwijd kwam het resultaat op aandelen, uitgedrukt in euro’s immers uit op -/- 31,3 %, waarmee de negatieve cijfers van 2000 en 2001 van respectievelijk -/- 5,1 % en -/- 11,6 % duidelijk werden overtroffen. De verklaring voor deze negatieve ontwikkeling lag niet zozeer bij het verloop van de conjunctuur. Hoewel er sprake was van een zwakke conjunctuur, kan dit op zichzelf, gelet op de nagenoeg nog overal aanwezige positieve groei, niet het teleurstellende resultaat op aandelen verklaren. Naast de sterkte van de euro, welke ten opzichte van de dollar met 15 % in waarde steeg en waardoor het resultaat op de aandelenbeleggingen in de Verenigde Staten, Japan en het Verenigd Koninkrijk, uitgedrukt in
euro’s, onder druk kwam te staan, is daarbij met name het wegvallen van het vertrouwen in de aandelenmarkt in zijn algemeenheid van belang geweest. Factoren die daarbij een rol hebben gespeeld zijn onder andere een aantal grote boekhoudschandalen, de twijfel ten aanzien van een spoedig economisch herstel en, tegen het einde van het jaar, de opkomende oorlogsdreiging rond Irak. Opvallend was dat de aandelenresultaten van de onderscheiden regio’s, zeker wanneer rekening wordt gehouden met de valutaire ontwikkeling, elkaar weinig ontliepen. Zo lag het aandelenresultaat uitgedrukt in euro’s in de eurozone op -/- 32,7 %, in de Verenigde Staten op -/- 34,1 % en in Japan op -/- 23,0 %. Het aandelenresultaat in Zuidoost-Azië stak hierbij met -/- 9,2 % nog gunstig af, waarbij evenwel moet worden opgemerkt dat juist daar in 2001 de grootste tegenvallers werden gerealiseerd. Was de keuze van de regionale verdeling niet zo bepalend voor het uiteindelijk resultaat, dit gold wel voor de verdeling over sectoren en, binnen die sectoren, de selectie van eventuele fondsen. Wat de sectorale verdeling betreft waren het in 2002 met name de sectoren Verzekeringen en Informatietechnologie die met respectievelijk -/- 37,5 % en -/- 48,6 % duidelijk in negatieve zin afstaken, terwijl de meer cyclische waarden, voor een deel als reactie op de slechte gang van zaken in 2001 en, met name in het begin van het jaar, voor een deel als graadmeter voor een verwacht herstel van de conjunctuur met -/- 20,0 % relatief gunstige resultaten lieten zien. Het gevolg was dat een beleid dat gericht was op een voorkeur voor meer defensieve groeiaandelen in 2002 niet aan zijn doelstelling heeft kunnen beantwoorden. Wat de individuele fondsenkeuze betreft leidde een aantal negatieve uitschieters, welke onder meer samenhingen met de al eerder vermelde boekhoudschandalen, tot grote verschillen in performance. Hoewel de vertraging van de economie, zeker tegen het einde van het jaar, onmiskenbaar van invloed is geweest op de resultaten van onroerend goed, is het uiteindelijke beeld van deze beleggingscategorie over 2002 positief. Dit geldt zeker voor de beursgenoteerde vastgoedfondsen in de Eurozone, waarvan het resultaat, met name dankzij een aantal opvallende koersstijgingen in Frankrijk en Spanje, op ruim 16 % uitkwam. Maar ook voor de Nederlandse woningmarkt, waar dankzij het nagenoeg ont-
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
15
breken van leegstand en de nog steeds positieve waardeontwikkeling voor beleggers een resultaat van meer dan 12 % bereikbaar was. De commerciële vastgoedmarkt –kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen– begon tegen het einde van het jaar in Nederland wel de tegenwind van de conjunctuur te voelen, zij het dat de gevolgen daarvan, mede dankzij de laagblijvende rente, beperkt bleven, zodat ook hier een duidelijk positief resultaat kon worden gerealiseerd.
16
Het trage verloop van de conjunctuur, gekoppeld aan een in de loop van het jaar afnemende inflatoire druk –binnen de Eurozone daalde de inflatie tot 2,1 % aan het einde van het jaar– leidde ertoe dat de monetaire autoriteiten zowel in Europa als in de Verenigde Staten een verdere versoepeling van het beleid doorvoerden. In de Verenigde Staten, waar in 2001 de rente al van 6 % naar 1,75 % was verlaagd, verlaagde de Federal Reserve de rente zelfs tot 1,25 % –het laagste niveau sinds veertig jaren–, terwijl de Europese Centrale Bank, iets voorzichtiger, de rente naar 2,75 % terugbracht. Mede hierdoor daalde de kapitaalmarktrente in Europa van 5,0 % naar 4,25 %, waardoor het totaal rendement op euro staatsobligaties kon stijgen tot bijna 10 %. De daling van de rente deed zich met name bij staatsobligaties voor, aangezien deze categorie, als vluchthaven voor aandelen als het meest veilig werd beschouwd. De rente op bedrijfsobligaties daalde aanzienlijk minder snel, omdat de belangstelling voor deze categorie, gegeven de grotere conjunctuurgevoeligheid alsmede de in de afgelopen jaren opgetreden verslechtering van de balanspositie, minder was. Toch kon ook hier, mits sprake was van zogenaamde investment grade bonds –dit zijn obligaties van bedrijven met een hoge kredietkwaliteit– een rendement van circa 8 % worden gerealiseerd.
Beleggingsbeleid Het overzicht belegd vermogen op pagina 43 laat zien dat het belegd vermogen van het fonds in het afgelopen boekjaar 2002 met € 109 miljoen is afgenomen en ultimo dat jaar op € 1.329 miljoen (inclusief lopende intrest en liquide middelen) uitkwam. Deze vermogensafname werd ten dele veroorzaakt door het gegeven dat het pensioenfonds zich in de afbouwfase bevindt, welke gekenmerkt wordt door het feit dat de jaarlijkse uitkeringen die het fonds moet verrichten groter zijn
dan de inkomsten. Op grond daarvan werd voor 2002 rekening gehouden met een daling van het vermogen van circa € 45 miljoen. Uiteindelijk bleek de vermogensafname nog duidelijk hoger uit te vallen doordat de beleggingen per saldo een waardedaling vertoonden. Deze waardedaling werd nagenoeg geheel veroorzaakt door de koersdalingen binnen de aandelenportefeuille. De vastrentende portefeuille liet als gevolg van de rentedaling een waardestijging zien, maar deze was niet voldoende om de verliezen binnen de aandelenportefeuille volledig te compenseren. De door het bestuur geformuleerde normpercentages ten aanzien van de verdeling van het vermogen over de diverse beleggingscategorieën zijn in het verslagjaar niet gewijzigd. Voor vastrentende waarden gold derhalve een normpercentage van 65 % van het totaal belegd vermogen; voor aandelen en onroerend goed bedragen deze respectievelijk 20 en 15 %. Rondom deze strategische normverdeling zijn bandbreedtes geformuleerd die het mogelijk maken om op basis van de verwachtingen ten aanzien van de diverse beleggingscategorieën een tactisch beleid te voeren. Ook binnen de onderscheiden beleggingscategorieën vonden in 2002 geen ingrijpende strategische wijzigingen plaats. Wel was het zo dat de opgerichte gezamenlijke beleggingscommissie AMF-BFM een aantal wijzigingen aan het bestuur adviseerde die met ingang van 1 januari 2003 hun beslag vonden en onder meer betrekking hebben op de geografische verdeling van de aandelenportefeuille en de benchmark voor vastrentende waarden. Uit het overzicht belegd vermogen op pagina 43 blijkt dat de actuele vermogensverdeling aan het einde van het verslagjaar duidelijk afweek van de strategische vermogensverdeling. Een en ander had alles te maken met de dramatische ontwikkelingen op de aandelenmarkten en de dekkingsgraad die dientengevolge onder druk kwam te staan. Aan het begin van het verslagjaar lag het in aandelen belegd vermogen nog licht boven het strategische normpercentage en gedurende het eerste halfjaar werden ook nog middelen in de aandelensfeer belegd toen de aandelenkoersen enigszins onder druk kwamen te staan. Naarmate de koersen en daarmee de dekkingsgraad van het pensioenfonds verder daalden, besloot het bestuur geen investeringen in de aandelensfeer meer te verrichten, ook al betekende dit dat het belang in aandelen onder
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
15 % zakte, hetgeen als minimumpercentage van de bandbreedte voor aandelenbeleggingen is gedefinieerd. Uiteindelijk had dit alles tot gevolg dat het belang in aandelen aan het einde van 2002 op 14,4 % van het totaal belegd vermogen uitkwam. Het belang in onroerend goed nam, vooral als gevolg van de verkopen die in 2002 plaatsvonden, licht af en kwam uit op 18,5 % van het totaal belegd vermogen. Het belang van de vastrentende waarden liet in het verslagjaar een duidelijke stijging zien en kwam eind 2002 uit op 66,6 %. De liquiditeiten bedroegen aan het einde van het verslagjaar 0,5 % van het totaal belegd vermogen. Ook gedurende het grootste deel van 2002 was het beleid ten aanzien van de vastrentende portefeuille gericht op een portefeuilleduration die zich op of iets boven de benchmarkduration zou bevinden. Dit beleid werd ingegeven door de verwachting dat de kapitaalmarktrente eerder zou dalen dan stijgen. De duration van de totale portefeuille vastrentende waarden bedroeg per 31 december 2002 5,48 jaar (2001: 5,58) en was daarmee fractioneel korter dan de benchmarkduration die op dat moment 5,55 jaar bedroeg. Om het gewenste durationbeleid uit te voeren werden binnen de obligatieportefeuille gedurende het jaar ook ruiltransacties uitgevoerd voor een effectief bedrag van ruim € 326 miljoen. Daarbij werd de duration met 1,1 jaar verlengd. Wat betreft de valutaire verdeling van de vastrentende portefeuille bleef de blik in het verslagjaar onverminderd op in euro's luidende beleggingstitels gericht. Van de ruimte om een deel van de portefeuille in vreemde valuta’s te beleggen werd geen gebruik gemaakt zodat de portefeuille aan het einde van 2002 geheel in euro's luidde. Met betrekking tot de vastrentende beleggingen is voorts vermeldenswaard het feit dat de beleggingen in bedrijfsobligaties met ingang van het vierde kwartaal plaatsvinden middels een daartoe door AZL opgericht beleggingsfonds, genaamd AZL Credits, dat ook voor andere pensioenfondsen toegankelijk is. Overigens belegde het AMF ook reeds daarvoor een deel van het vermogen in bedrijfsobligaties. Er is dan ook geen sprake van een wijziging in het beleid, maar veel meer van een andere invulling van de wijze waarop deze beleggingen plaatsvinden. Door de samenvoeging van kapitaal in een beleggingsfonds kan onder andere een betere spreiding van het risico plaatsvinden. Het AMF bracht in het kader van de toetreding tot dit
beleggingsfonds een bedrag van € 137,9 miljoen aan bedrijfsobligaties in. Al met al resulteerde het gevoerde beleid in een totaal rendement op vastrentende waarden van 9,8 %. Dit rendementscijfer was daarmee 0,2 %-punt hoger dan het rendement van de benchmark die over 2002 een performance van 9,6 % liet zien. Waar in het eerste kwartaal op de aandelenbeurzen zelfs nog lichte koersstijgingen konden worden gemeld en daardoor ten opzichte van het normpercentage van 20 % de overweging van het aandelenbelang nog iets verder opliep, bepaalden vanaf het tweede kwartaal koersdalingen het beeld. Aanvankelijk werd het aandelenbelang door bij-investeringen op het normpercentage gehouden, echter naarmate de aandelenbeurzen steeds verder wegzakten en de dekkingsgraad van het pensioenfonds dientengevolge verder werd aangetast, werden additionele investeringen in de aandelensfeer geheel stopgezet. Daarbij werd de onderschrijding van het door het bestuur vastgelegde minimumpercentage aandelen van 15 % als een gegeven beschouwd. Het pensioenfonds hanteert voor de geografische verdeling van de aandelenportefeuille een strategische norm waarbij het zwaartepunt op aandelenbeleggingen in Europa ligt. De daadwerkelijke verdeling van de portefeuille kende gedurende het jaar slechts beperkte afwijkingen ten opzichte van deze normpercentages. Aangezien de Europese aandelenmarkten het over het algemeen nog slechter deden dan het eerdergenoemde wereldwijde gemiddelde lag de performance van de aandelenportefeuille van het fonds met -/- 33,8 % zelfs nog daaronder. Ook in vergelijking met de eigen benchmark van het fonds, die gebaseerd is op de strategische normverdeling, en welke een daling van 30,9 % liet zien, bleef de performance achter. Gedurende het gehele jaar was ongeveer eenderde deel van de portefeuille Amerikaanse en Japanse aandelen afgedekt tegen koersdalingen van respectievelijk de Amerikaanse dollar en de Japanse yen. Hieraan lag de onzekerheid ten aanzien van het toekomstig verloop van deze valuta’s ten grondslag die uitmondde in de verwachting dat de euro op termijn eerder iets zou versterken dan verzwakken. Aangezien de euro in 2002 duidelijk apprecieerde ten opzichte van deze valuta’s resulteerde de afdekkingsoperatie in een positieve bijdrage aan het
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
17
totaalrendement van het pensioenfonds. Overigens was er ook aan het einde van het verslagjaar nog steeds sprake van een afdekking van circa eenderde deel van de genoemde valutabelangen.
18
Het beleid van de geleidelijke afbouw van het directe onroerend goed in exploitatie naar een indirecte portefeuille in de vorm van beleggingen in vastgoedmaatschappijen werd in het verslagjaar gecontinueerd. Per saldo werd er dan ook gedesinvesteerd in deze sfeer, waarbij de verkoopopbrengsten ten dele ook werden aangewend ten behoeve van de te verrichten pensioenuitkeringen. Naast voortgaande uitpondingen, die in een aantal complexen al sinds enkele jaren plaatsvinden, werden enkele complexen volledig afgestoten. Op deze wijze werden een woningcomplex te Breda –325 woningen en 85 garages omvattend– alsmede het volledige kantorenbezit van het AMF afgebouwd. De complexen werden ingebracht in een tweetal niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen van AZL, te weten AZL Vastgoed Woningen en AZL Vastgoed Kantoren, waarbij een deel van de opbrengst in contanten werd ontvangen. De performance op het directe gedeelte van de portefeuille (inclusief het belang in Gemeenschappelijk Bezit) bedroeg over 2002 circa 7,1 %. Bij dit percentage dient wel de kanttekening te worden gemaakt dat het een benadering betreft, aangezien het resultaat op direct onroerend goed niet op dezelfde wijze kan worden berekend als bij effecten. De totale performance op de onroerend goed beleggingen, inclusief de beleggingen in al dan niet beursgenoteerde vastgoedfondsen, kwam uit op 6,6 %. De door het fonds gehanteerde benchmark, welke wordt gevormd door het rendement dat pensioenfondsen in het Universum van WM Company op hun Nederlandse direct onroerend goed behaalden alsmede een index voor de ontwikkeling van beursgenoteerde vastgoedbeleggingen, liet over 2002 een stijging van 8,2 % zien. Per saldo werd het onroerend goed belang in 2002 met ruim € 27 miljoen afgebouwd. Toch daalde het relatieve belang van onroerend goed slechts met 0,5 %-punt tot 18,5 % van het totaal belegd vermogen. Dit betekende dat gedurende het gehele jaar een overwogen positie ten opzichte van het normbelang van 15 % en zelfs het toegestane maximum van 17 % bestond. De bescheiden daling van het relatieve belang was een gevolg van de relatief gunstige ontwikkeling in vergelijking tot de overige beleggingscategorieën en dan natuurlijk
met name aandelen. Gegeven de bijzondere omstandigheden die aan deze overschrijding ten grondslag lagen en de relatief gunstige verwachtingen voor onroerend goed beleggingen, lag ook aan het einde van het verslagjaar het onroerend goed belang met 18,5 % van het totaal belegd vermogen nog boven het genoemde maximum van 17 %. De performancecijfers per beleggingscategorie resulteren in een geaggregeerde totale performance over het jaar 2002 van 0,0 %. Alhoewel deze performance in absolute termen teleurstellend mag worden genoemd is deze performance wederom duidelijk beter dan die van andere Nederlandse pensioenfondsen. Deze conclusie kan worden getrokken uit een vergelijking van deze performance met die van het WM Universum dat over 2002 een performance van -/- 8,1 % liet zien. Voor een belangrijk deel kan deze relatief gunstige performance wederom worden verklaard door het hogere gewicht van de vastrentende beleggingen vergeleken bij het WM Universum. Deze categorie liet over het verslagjaar in vergelijking met aandelen een duidelijk betere performance zien. De pensioenfondsen die onderdeel uitmaken van het WM Universum beleggen over het algemeen beduidend meer in aandelen waardoor hun performance, evenals in de voorgaande twee jaren, meer werd gedrukt dan die van het AMF. In vergelijking met de eigen benchmarkperformance van het pensioenfonds was daarentegen sprake van een achterblijvende performance. De benchmark kwam op 0,4 % uit zodat de eigen performance dus 0,4 %-punt slechter was. Tegenvallende resultaten op de aandelenportefeuille en in mindere mate het onroerend goed in relatie tot de benchmarks voor deze categorieën vormden de belangrijkste verklaring voor deze achterblijvende performance. Het pensioenfonds kent sinds enkele jaren geen afzonderlijke reserves meer ten behoeve van de beleggingsrisico’s. Alle risico’s dienen te worden opgevangen vanuit de Algemene reserve. Deze reserve had aan het einde van het verslagjaar een omvang van € 250,6 miljoen. Daar tegenover heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer gedurende het afgelopen jaar in een circulaire verwoord welke omvang de beleggingsbuffers volgens haar zouden dienen te hebben. Voor vastrentende waarden wordt deze omvang bepaald door de hoogte van de kapitaalmarktrente, hetgeen op dat moment een reserve van 9,0 % van de
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
marktwaarde van de vastrentende beleggingen zou vereisen. Voor beleggingen in aandelen en vastgoed bepaalt de actuele situatie op de aandelenbeurzen alsmede het prijsniveau op de onroerend goed markten de noodzakelijk aanwezige beleggingsbuffers. Op basis van genoemde circulaire zou het pensioenfonds over een reserve van 16,4 % van de marktwaarde van de aandelenbeleggingen, alsmede over een buffer van 40,0 % van de marktwaarde van de onroerend goed beleggingen dienen te beschikken. Al met al komt dit volgens de Pensioen& Verzekeringskamer dan neer op een totaal bedrag aan noodzakelijke beleggingsbuffers ad ruim € 208 miljoen.
Verwachtingen De strategische vermogensverdeling zal, gegeven de huidige inzichten, ook in 2003 geen wijziging ondergaan. Hoewel, uitgaande van een voorzichtig economisch herstel in hetzij de tweede helft van 2003 hetzij in 2004, en gelet op de huidige voor aandelen niet ongunstige verhouding tussen de hoogte van de rente en het waarderingsniveau van aandelen een uitbreiding van het zakelijk belang tot aan de normpercentages gerechtvaardigd zou zijn, is het beleggingsbeleid van het pensioenfonds in deze toch op terughoudendheid gericht. De reden
hiervan ligt enerzijds bij de op het moment van schrijven zeer grote onzekerheid welke samenhangt met de situatie rondom Irak en anderzijds bij de risico’s die een forse uitbreiding van het zakelijke belang voor de dekkingsgraad van het fonds kan betekenen. De daling van het vermogen zal, op grond van de afbouwfase waarin het fonds zich bevindt, continueren en naar verwachting in 2003 circa € 50 miljoen bedragen. Met de daarmee samenhangende liquiditeitsbehoefte zal in het beleggingsbeleid rekening worden gehouden. Deze afbouw zal, gelet op de zware onderweging van aandelen, worden gerealiseerd door verkopen binnen de beleggingscategorieën vastrentende waarden en onroerend goed.
Performance Onderstaande tabel geeft inzicht in de performance op basis van total return. Met ingang van 1999 wordt de performance berekend op basis van de 'Modified Dietz'-methode. Bij deze methodiek wordt voor elke cashflow die zich in de beleggingsportefeuille voordoet rekening gehouden met het daadwerkelijke tijdstip (dag) waarop deze plaatsvindt en gerelateerd aan het gemiddeld belegd vermogen.
Portefeuille Vastrentende waarden Aandelen Onroerende zaken
9,8
9,6
-/- 33.8
-/- 30,9
6,6 ___________
Totaal
Benchmark
-/- 0,0
8,2 ___________ 0,4
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
19
De benchmarks luidden per ultimo 2002 als volgt:
BESTEMMING VAN HET SALDO
Vastrentende waarden: Composite met een samenstelling van 90 % EMU staatsobligaties (exclusief Italië) looptijd > 1 jaar en 10 % Italiaanse staatsobligaties looptijd > 1 jaar op basis Salomon Smith Barney indices.
In de bestuursvergadering van 22 mei 2003 heeft het bestuur besloten uit het saldo van -/- € 84,3 miljoen een bedrag van € 0,5 miljoen aan de bestemmingsreserve toe te voegen en het resterende saldo van -/- € 84,8 miljoen te onttrekken aan de algemene reserve.
Aandelen: Composite met een samenstelling analoog aan de geografische normverdeling (51 % euroblok, 17 % Europa ex euroblok, 22 % Verenigde Staten en Canada en 10 % Japan en overig Verre Oosten) met Financial Times indices als benchmark. Onroerend goed: Composite op basis van maandelijkse portefeuillegewichten met WM Universum Onroerend goed Nederland en GPR Eurozone index als benchmark indices.
20
Totaal: Composite op basis van de normverdeling van het vermogen (65 % vastrentende waarden, 20 % aandelen en 15 % onroerend goed) en de bijbehorende benchmark per beleggingscategorie.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Heerlen, 22 mei 2003 Het bestuur H.A.G. Reijnders, voorzitter
J.J.M. Schaffrath, plv. voorzitter
................................................................
................................................................
Mr L.E.Th. Brands
H.J.M. Dumont
...............................................................
................................................................
W.M.G. Eijdems
A.M.J.L. Nissen-Cremers
...............................................................
................................................................
F.F. Pfeiffer
Mr G.J.H.M. Wagemans
...............................................................
................................................................
21
W.A. Wittenbernds
...............................................................
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
22
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
JAARREKENING
23
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
BALANS PER 31 DECEMBER (na bestemming saldo; in duizenden euro)
Activa 2002
2001
€ Beleggingen • Onroerende zaken – onroerend goed in exploitatie – aandelen vastgoedmaatschappijen • Financiële beleggingen – aandelen, converteerbare obligaties en opties – obligaties – leningen en hypotheken
24
€
€
144.169 101.779
225.559 49.594
191.121 784.606 77.255
295.379 742.102 96.309
___________
___________
€
1.298.930
1.408.943
1.072
1.253
30.212
32.914
4.149
603
___________
___________
1.334.363
1.443.713
Contante waarde vorderingen op het Rijk: Wet 21-04-1933 (art. 9, lid 2) Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Passiva 2002 € Stichtingskapitaal en reserves • Stichtingskapitaal • Algemene reserve • Bestemmingsreserve
Voorziening pensioenverplichtingen • Eigen rekening Kortlopende schulden Overlopende passiva
2001 €
€
1 250.562 1.717
1 335.396 1.200
___________
___________
€
252.280
336.597
1.078.605
1.103.586
2.557
2.690
921
840
25
___________
___________
1.334.363
1.443.713
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro) 2002
2001
€ Beleggingsopbrengsten • Directe beleggingsopbrengsten • Indirecte beleggingsopbrengsten • Kosten van vermogensbeheer
€
66.762 -/- 62.298 -/- 4.359
70.105 4.773 -/- 4.144
___________
___________
Saldo van overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen
70.734
48
61
-/- 1.222
-/- 1.134
-/- 105.362
-/- 105.506
24.981
17.688
-/- 2.500
-/- 2.351
-/- 367
-/- 283
___________
___________
-/- 84.317
-/- 20.791
Mutaties voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overige baten en lasten
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo • Algemene reserve • Bestemmingsreserve
€
105 Bijdragen van werkgevers en werknemers
26
€
-/- 84.834 517
-/- 21.991 1.200
___________
___________ -/- 84.317
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
-/- 20.791
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden euro) 2002 €
2001 €
€
€
Pensioenactiviteiten Ontvangsten • Bijdragen
48
62
___________
___________ 48
Uitgaven • Uitgekeerde pensioenen • Afkopen • Overgedragen pensioenverplichtingen • Pensioenuitvoerings- en administratiekosten • Overige kosten
62
-/- 104.199 -/- 1.436 -/- 1.222
-/- 102.056 -/- 1.879 -/- 1.134
-/- 2.999 373
-/- 963 -/- 3.388
___________
___________ -/- 109.483
-/- 109.420
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten • Directe beleggingsopbrengsten • Verkopen en aflossingen beleggingen • Overige
70.178 717.881 -/- 1.049
73.595 1.112.151 2.204
___________
___________ 787.010
Uitgaven • Aankopen beleggingen • Kosten van vermogensbeheer
Mutatie geldmiddelen Saldo geldmiddelen 1 januari
Saldo geldmiddelen 31 december
1.187.950
-/- 669.440 -/- 4.589
-/- 1.076.529 -/- 3.540
___________
___________ -/- 674.029
-/- 1.080.069
___________
___________
3.546
-/- 1.477
603
2.080
___________
___________
4.149
603
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
27
GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING
Algemeen De balans alsmede de staat van baten en lasten hebben betrekking op de geconsolideerde cijfers van het AMF en de 80,25 % participatie in het Gemeenschappelijk Bezit gevestigd te Heerlen.
Waardering
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Alle activa en passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld.
BUITENLANDSE VALUTA
Activa en passiva in buitenlandse valuta worden omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen.
ONROERENDE ZAKEN
Het onroerend goed in exploitatie wordt gewaardeerd tegen de taxatiewaarde. Alle complexen zijn in 2002 getaxeerd door ofwel interne danwel externe taxateurs.
28 De niet ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde per balansdatum.
AANDELEN, CONVERTEERBARE OBLIGATIES EN OPTIES
De ter beurze genoteerde aandelen, converteerbare obligaties en opties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum.
OBLIGATIES EN LENINGEN OP SCHULDBEKENTENIS
Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen actuele waarde, indien beschikbaar de beurswaarde anders de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen, eventueel onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. De onder de post leningen op schuldbekentenis begrepen hypotheken worden gewaardeerd op nominale waarde.
CONTANTE WAARDE VORDERING OP HET RIJK
Dit betreft de contante waarde (4 %) van de vorderingen uit hoofde van de Wet van 21 april 1933 (Stb. 181) tot verzekering van mijnarbeiders tegen geldelijke gevolgen van invaliditeit en ouderdom.
ALGEMENE RESERVE
Met ingang van 1 januari 1999 heeft het bestuur een algemene reserve gevormd uit de “oude” algemene reserve, de reserve aanpassing grondslagen en de beleggingsreserves. De reserve dient minimaal 15 % van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening te bedragen.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december van het verslagjaar is berekend als de contante waarde van de pensioenaanspraken over verstreken lidmaatschapsjaren. Als belangrijkste grondslagen voor de berekening worden vermeld: Intrest : 4 %; Sterfte : de sterftekansen van de tafels GBM 1995-2000 voor mannen; de sterftekansen van de tafels GBV 1995-2000 voor vrouwen; Administratiekosten : voor administratiekosten wordt geacht 3 % van de uitkeringen beschikbaar te komen; Gehuwdheid : bij niet pensioentrekkenden wordt aangenomen dat 90 % gehuwd is; bij de pensioentrekkenden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat; voor alle gehuwde verzekerden wordt aangenomen dat de man drie jaar ouder is dan de vrouw. Het fonds kent geen reglementaire verplichtingen tot het, al dan niet voorwaardelijk indexeren van pensioenaanspraken. Het bestuur van het fonds streeft in beginsel naar het waardevast houden van de pensioenaanspraken, een en ander afhankelijk van de financiële positie van het fonds.
Resultaatbepaling
ALGEMEEN
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
29
DIRECTE BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Onder directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan de netto exploitatieopbrengsten uit onroerende zaken, rente-opbrengsten verminderd met kosten en bruto-dividenduitkeringen, voor aftrek van dividendbelasting.
INDIRECTE BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: • gerealiseerde boekwinsten en herwaarderingsresultaten onroerend goed; • gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, converteerbare obligaties, opties, leningen en obligaties; • boetes bij vervroegde aflossingen van leningen; • valutaverschillen met betrekking tot deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties.
KOSTEN VAN VERMOGENSBEHEER
Onder de kosten van vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen alsmede de kosten van exploitatie van het onroerend goed.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER (in duizenden euro)
Activa
BELEGGINGEN
Categorie
Stand ultimo 2001
Aankopen/ verstrekkingen
€
€
Verkopen/ aflossingen
Gerealiseerde koersverschillen
Nietgerealiseerde koersverschillen
Stand ultimo 2002
€
€
€
€
Onroerende zaken Onroerend goed in exploitatie Aandelen vastgoedmaatschappijen
225.559
791
-/- 86.321
2.776
1.364
144.169
49.594
61.212
-/- 5.563
-/- 187
-/- 3.277
101.779
__________
__________
__________
__________
__________
__________
275.153
62.003
-/- 91.884
2.589
-/- 1.913
245.948
Aandelen en converteerbare obligaties
295.379
47.459
-/- 47.725
-/- 9.154
-/- 94.838
191.121
Obligaties
742.102
536.298
-/- 531.416
4.218
33.404
784.606
96.309
–
-/- 18.832
-/- 796
574
77.255
__________
__________
__________
__________
__________
__________
1.133.790
583.757
-/- 597.973
-/- 5.732
-/- 60.860
1.052.982
__________
__________
__________
__________
__________
__________
1.408.943
645.760
-/- 689.857
-/- 3.143
-/- 62.773
1.298.930
30 Financiële beleggingen
Leningen en hypotheken
Totaal belegd vermogen
*)
Ten aanzien van de aanwezige effecten per 31 december 2002 dient opgemerkt te worden dat voor een bedrag van € 65,2 miljoen enkel het economische eigendom bij het pensioenfonds ligt. Het juridische eigendom is tijdelijk uitgeleend aan de Kas Bank die daarvoor een zekerheid heeft gesteld ter hoogte van € 68,4 miljoen, waardoor het risico voor het pensioenfonds tot een minimum beperkt is.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
*)
2002
2001
€
€
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
Lopende intrest en dividend • • • • • •
Onroerend goed Effecten Leningen op schuldbekentenis Hypotheken Banken Valuta termijntransacties
– 20.363 2.477 13 -/- 25 3.556
8 23.279 2.964 15 -/- 32 2.159
___________
___________
26.384
28.393
1.139 22 258 114 1.843 452
89 2.014 195 54 2.169 –
___________
___________
Overige vorderingen • • • • • •
Dividendbelasting Beleggingen Huren Debiteuren Onroerend goed Overige vorderingen Administrateur
Totaal vorderingen en overlopende activa
3.828
4.521
___________
___________
30.212
32.914
4.149
603
LIQUIDE MIDDELEN
Hieronder zijn de direct opeisbare tegoeden bij bankinstellingen opgenomen
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
31
Passiva 2002
2001
€
€
335.396
357.387
STICHTINGSKAPTIAAL EN RESERVES
Algemene reserve Stand per 1 januari Af: Verdeling resultaat
Stand per 31 december
-/- 84.834
-/- 21.991
___________
___________
250.562
335.396
Bestemmingsreserve Stand per 1 januari
1.200
–
517
1.200
___________
___________
1.717
1.200
Bij: Verdeling resultaat
32 Stand per 31 december De bestemmingsreserve, ad. € 1,7 miljoen, wordt gevormd voor een mogelijke doorbelasting van door AZL af te dragen B.T.W. over de kostentoerekening aan het fonds over de jaren 2000 t/m 2002.
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
Eigen rekening De voorziening pensioenverplichtingen is als volgt verdeeld over de categorieën verzekerden: Deelnemers
17.801
20.624
Gewezen deelnemers
164.051
176.783
Pensioengerechtigden: • Ouderdomsgepensioneerden • Invaliditeitsgepensioneerden • Weduwen
535.210 38.753 322.790
535.964 42.047 328.168
___________
___________
1.078.605
1.103.586
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
2002
2001
€
€
KORTLOPENDE SCHULDEN
• • •
Fiscale afdrachten Sociale lasten Overige schulden
1.730 440 387
1.817 466 407
___________
___________
2.557
2.690
626 295
447 393
___________
___________
921
840
OVERLOPENDE PASSIVA
• •
Transitorische passiva Vooruitontvangen huren
33
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro)
Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg hebben in totaal een bedrag van € 29.896,- ontvangen.
Omzet Voor het begrip omzet dienen pensioenfondsen de in enig jaar verantwoorde premie-inkomsten en de genoten directe beleggingsopbrengsten te hanteren. Indien deze gedurende twee opeenvolgende boekjaren, de helft of meer bedraagt van het in artikel 2:396, lid 1, onder b BW genoemde omzetcriterium (€ 7 miljoen) is de Richtlijn voor de verslaggeving van pensioenfondsen van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing. 2002
2001
€
€
Bijdragen werkgevers en werknemers
48
Directe beleggingsopbrengsten
34
61
66.762
70.105
___________
___________
66.810
70.166
Stand per 31 december
Het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg voldoet aan het omzetcriterium en is derhalve verplicht de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW na te leven.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Baten en lasten 2002
2001
€
€
BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Directe beleggingsopbrengsten • • • • • •
Onroerend goed in exploitatie Aandelen vastgoedmaatschappijen Aandelen en converteerbare obligaties Obligaties Leningen op schuldbekentenis en hypotheken Liquide middelen
11.573 6.528 5.127 37.593 5.951 -/- 10
12.771 2.300 6.556 40.208 7.699 571
___________
___________
66.762
70.105
Indirecte beleggingsopbrengsten •
•
Gerealiseerde resultaten: – onroerend goed in exploitatie – aandelen vastgoed – aandelen en converteerbare obligaties – obligaties – leningen op schuldbekentenis en hypotheken – valutaresultaten Niet-gerealiseerde resultaten: – onroerend goed in exploitatie – aandelen vastgoedmaatschappijen – aandelen en converteerbare obligaties – obligaties – leningen op schuldbekentenis en hypotheken – valuta termijntransacties
35 2.776 -/- 187 -/- 9.154 4.218 -/- 796 62
5.646 117 -/- 4.300 5.854 -/- 821 -/- 2.261
1.364 -/- 3.277 -/- 94.838 33.404 574 3.556
36.357 551 -/- 39.061 25 507 2.159
___________
___________
-/- 62.298
4.773
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
2002
2001
€
€
Kosten van vermogensbeheer • • •
Kosten van exploitatie onroerend goed *) Bewaarloon effecten Beheerloon
-/- 3.344 -/- 169 -/- 846
-/- 3.061 -/- 207 -/- 876
___________
___________
-/- 4.359
-/- 4.144
___________
___________
105
70.734
-/- 56.150 -/- 41.908 -/- 4.559
-/- 55.938 -/- 41.279 -/- 4.806
-/- 445 -/- 1.437 -/- 25 -/- 106 -/- 128 -/- 379 -/- 221 -/- 4
-/- 551 -/- 1.879 -/- 28 -/- 148 -/- 153 -/- 420 -/- 304 –
___________
___________
-/- 105.362
-/- 105.506
-/- 42.037 -/- 42.055 103.194 3.038 -/- 32.861 43.495 -/- 7.793
-/- 54.198 -/- 42.772 102.910 3.014 -/- 32.419 41.153 –
___________
___________
24.981
17.688
Totaal beleggingsopbrengsten
*
In deze exploitatiekosten onroerend goed is een bedrag opgenomen van € 238.000 aan kosten voor leegstand (2001: € 379.000).
PENSIOENUITKERINGEN
36
•
•
Pensioenen – ouderdomspensioen – weduwe- en wezenpensioen – invaliditeitspensioen Andere uitkeringen – compensatie premie AOW/AWW – afkoopsommen – dienstjarenrente en bijbetaling art. 23 – premie ziekenfondsverzekering – vakantie-uitkering – begrafenisgeld en overlijdensuitkering – overhevelingstoeslag – overige
MUTATIES VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN EIGEN REKENING
• • • • • • •
Nieuwe aanspraken Benodigde intrest Vrijval uitkeringen Vrijval excassokosten Risicopremie Overige mutaties Wijziging overlevingstafels
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
PENSIOENUITVOERINGS- EN ADMINISTRATIEKOSTEN
2002
2001
€
€
-/- 2.500
-/- 2.351
-/- 113 -/- 92 -/- 61 -/- 30 -/- 71
– -/- 81 -/- 50 -/- 38 -/- 114
___________
___________
-/- 367
-/- 283
Deze post betreft het door AZL N.V. gedeclareerde bedrag wegens de in 2002 voor het fonds verrichte werkzaamheden, met uitzondering van de kosten verbonden aan het vermogensbeheer, welke rechtstreeks op de beleggingsopbrengsten in mindering zijn gebracht.
OVERIGE BATEN EN LASTEN
• • • • •
Actuariskosten Accountantskosten Verzekeringskamer Vergoeding bestuur Saldo overige lasten en baten
37 Actuariële analyse van het resultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven analytische verlies- en winstrekening. Intrest
-/- 41.950
27.962
6.379
4.259
Administratiekosten
199
451
Mutaties
714
426
-/- 41.866
-/- 53.889
-/- 7.793
–
___________
___________
-/- 84.317
-/- 20.791
Sterftekansen
Pensioenverbetering Wijziging overlevingskansen
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
Heerlen, 22 mei 2003 Het bestuur
38
H.A.G. Reijnders, voorzitter
J.J.M. Schaffrath, plv. voorzitter
................................................................
................................................................
Mr L.E.Th. Brands
H.J.M. Dumont
...............................................................
................................................................
W.M.G. Eijdems
A.M.J.L. Nissen-Cremers
...............................................................
................................................................
F.F. Pfeiffer
Mr G.J.H.M. Wagemans
...............................................................
................................................................
W.A. Wittenbernds
...............................................................
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
OVERIGE GEGEVENS FINANCIERING Het fonds kent een, in verhouding tot het totaal aantal verzekerden, zeer gering en aflopend aantal deelnemers waarvoor nog wordt bijgedragen. De bijdrage vindt plaats op basis van een procentuele bijdrage van het loon. Voor het risicoprofiel van het fonds kan er derhalve van worden uitgegaan dat sponsoren ontbreken.
UITVOERING De bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en in het reglement. De verdeling van de bevoegdheden tussen het fonds en de administrateur is contractueel vastgelegd. De volledige administratie alsmede het vermogensbeheer van het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg is opgedragen aan AZL N.V.
39
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
ACTUARIËLE VERKLARING Wij hebben de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2002 van de Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds vastgesteld. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld op € 1.078.605.000,-. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld overeenkomstig de in dit jaarverslag vermelde methoden en grondslagen.
Toets volgens Actuariële Principes Pensioenfondsen De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2002 is als geheel op voldoende voorzichtige grondslagen berekend. Wij zijn van oordeel dat deze voorziening op basis van de 4 % norm een juist beeld geeft van de omvang van de per 31 december 2002 op het fonds rustende pensioenverplichtingen. Naar ons oordeel zijn de aanwezige middelen tenminste gelijk aan de ondergrens van de voorziening pensioenverplichtingen als bedoeld in de Actuariële Principes Pensioenfondsen, zoals die bij brief van 30 september 2002 door de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn vastgesteld. Daarnaast dient het fonds te beschikken over een reserve beleggingsrisico’s. De reserves bij het fonds zijn per 31 december 2002 tenminste gelijk aan de norm als bedoeld in de Actuariële Principes Pensioenfondsen conform de hiervoor aangehaalde brief.
40
Toets op basis van Marktwaarde benadering De voorziening pensioenverplichtingen van het fonds is per 31 december 2002 tevens vastgesteld op basis van marktwaarde. Met behulp van een scenario-analyse is onderzocht in welke mate de middelen van het fonds naar verwachting toereikend zijn om de pensioenverplichtingen af te wikkelen: • De middelen zijn voldoende om met 99 % zekerheid de pensioenverplichtingen zonder indexering af te wikkelen. • De middelen zijn onvoldoende om de op basis van prijsontwikkeling geïndexeerde pensioenverplichtingen met 95 % zekerheid te kunnen afwikkelen. Op basis van de Marktwaarde benadering kan de financiële positie van het fonds als voldoende worden aangemerkt.
Amstelveen, 22 mei 2003 Mercer Human Resource Consulting B.V.
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
ACCOUNTANTSVERKLARING
Opdracht Wij hebben de jaarrekening 2002 van Stichting Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg te Heerlen gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van het pensioenfonds daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2002 en van het resultaat over 2002 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW.
Heerlen, 22 mei 2003 Ernst & Young Accountants
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
41
42
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
BIJLAGEN BELEGGINGSOVERZICHTEN (in duizenden euro)
Overzicht belegd vermogen 2002 %
€ Onroerende zaken • Onroerend goed in exploitatie • Aandelen vastgoedmaatschappijen
2001 Norm
144.169
10,8
225.559
15,7
101.779
7,7
49.594
3,4
___________ _______ _______ Totaal onroerende zaken
Zakelijke waarden • Aandelen • Converteerbare obligaties • Balansdividend
245.948
18,5
15
191.121 – –
14,4 – –
Totaal zakelijke waarden
191.121
14,4
Vastrentende waarden • Obligaties • Leningen op schuldbekentenis • Hypothecaire leningen • Lopende intrest
784.606 76.094 1.161 22.853
59,0 5,8 0,1 1,7
20
884.714
66,6
4.149 3.556
0,3 0,2
65
___________ _______ _______ 7.705
0,5
275.153
19,1
15
1.329.488
100,0
100
20,5 – –
___________ _______ _______ 295.379
20,5
742.102 94.871 1.438 26.259
51,6 6,6 0,1 1,8
20
___________ _______ _______ 864.670
60,1
603 2.159
0,1 0,2
65
___________ _______ _______ 2.762
___________ _______ _______ Totaal
___________ _______ _______
295.379 – –
___________ _______ _______
Liquide middelen • Bankrekeningen • Valuta termijntransacties
Norm
43
___________ _______ _______
Totaal vastrentende waarden
%
€
0,3
___________ _______ _______ 1.437.964
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
100,0
100
J A A R V E R S L A G 2002
Onroerende zaken geografische verdeling 2002
Nederland Overige euro-landen
€
%
€
%
217.162
88,3
246.546
89,6
14.023
5,7
12.534
4,6
___________ Totaal Rest Europa
___________
___________
94,0
259.080
94,2
12.597
5,1
6.709
2,4
–
–
4.092
1,5
524
0,2
287
0,1
Zuid-oost Azië Rest wereld
1.642 ___________
0,7 ___________
14.763 ___________
Totaal onroerende zaken
___________
231.185
Amerika
Totaal niet euro-landen
2001
245.948
4.985 ___________
6,0 ___________ 100,0
16.073 ___________ 275.153
1,8 ___________ 5,8 ___________ 100,0
44 Onroerende zaken naar soort 2002
Onroerend goed in exploitatie Aandelen vastgoedmaatschappijen beursgenoteerd Aandelen vastgoedmaatschappijen niet beursgenoteerd
€
%
€
%
144.169
58,6
225.559
82,0
18.660
7,6
19.338
7,0
83.119 ___________
Totaal
2001
245.948
33,8 ___________ 100,0
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
30.256 ___________ 275.153
J A A R V E R S L A G 2002
11,0 ___________ 100,0
Aandelen en converteerbare obligaties naar geografische verdeling 2002
2001 %
€
%
€
Nederland
24.470
12,8
38.890
13,2
Overige euro-landen
72.943
38,2
122.335
41,4
___________
___________
___________
___________
Totaal euro-landen
97.413
51,0
161.225
54,6
Overige Europese landen
33.908
17,7
51.422
17,4
Noord Amerika
39.532
20,7
58.198
19,7
Japan
17.701
9,3
22.327
7,6
Overige Verre Oosten
2.567 ___________
Totaal niet euro-landen
93.708 ___________
Totaal
191.121
Balansdividend
Totaal aandelen en converteerbare obligaties
1,3 ___________ 49,0 ___________ 100,0
2.207 ___________ 134.154 ___________ 295.379
–
–
___________
___________
191.121
295.379
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
0,7 ___________ 45,4 ___________ 100,0
45
J A A R V E R S L A G 2002
Aandelen en converteerbare obligaties naar sector verdeling 2002
2001 %
€ Grondstoffen
%
€
22.113
11,6
28.492
9,6
7.966
4,2
10.662
3,6
15.294
8,0
27.665
9,4
5.644
2,9
6.753
2,3
Niet-cyclische consumentengoederen
34.283
17,9
49.175
16,6
Cyclische diensten
12.049
6,3
18.068
6,1
Basisindustrieën Industriële waarden Cyclische consumentengoederen
Niet-cyclische diensten
18.734
9,8
27.089
9,2
Financiële instellingen
39.148
20,5
71.196
24,1
Informatietechnologie
12.195
6,4
25.975
8,8
4.002
2,1
6.056
2,1
Nutsbedrijven Beleggingsfondsen
19.693 ___________
Totaal Balansdividend
46 Totaal aandelen en converteerbare obligaties
191.121
10,3 ___________ 100,0
24.248 ___________ 295.379
–
–
___________
___________
191.121
295.379
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
J A A R V E R S L A G 2002
8,2 ___________ 100,0
Vastrentende waarden naar valuta 2002 %
€ Euro’s
884.714 ___________
Totaal vastrentende waarden
2001
884.714
100,0 ___________ 100,0
%
€ 864.670
100,0
___________
___________
864.670
100,0
Vastrentende waarden naar debiteur 2002
Centrale overheid (garantie)
2001
€
%
€
%
646.756
75,0
638.528
76,2
Lagere overheid (garantie)
11.164
1,3
12.783
1,5
Financiële instellingen
43.225
5,0
99.563
11,9
Niet-financiële instellingen
14.908
1,7
59.080
7,0
Leningen met onderpand
9.053
1,1
7.112
0,8
Supranationale financieringsinstellingen
1.363
0,2
18.082
2,2
83
0,0
125
0,0
1.956
0,2
3.138
0,4
Hypotheken Publieke goederen Vastrentende beleggingsfondsen
133.353 ___________
Totaal
861.861
Lopende intrest
Totaal vastrentende waarden
15,5 ___________ 100,0
– ___________ 838.411
22.853
26.259
___________
___________
884.714
864.670
Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg
– ___________ 100,0
J A A R V E R S L A G 2002
47