14
ALEXANDRIË DE STAD VAN ALEXANDER Alexander de Grote, koning van Macedonië, was eigenlijk niet zo heel groot. Iets minder dan 1m70, schat men tegenwoordig. En als kind was hij natuurlijk nog een stuk kleiner. Wel, die Alexander de Kleine kreeg les van een van de beste leraars uit heel Griekenland: Aristoteles. Die filosoof en wetenschapper vertelde hem alles over biologie, sterrenkunde, taal en nog veel meer vakken. En ook over de ideale stad. Die stad moest volgens Aristoteles dicht bij de zee liggen, omdat de handel enkel door zeevaart kan bloeien. Ze moest ook zoet water hebben. En fris zijn. En een ordelijk stratenplan hebben. Toen Alexander het Perzische rijk veroverde, kwam hij ook in Egypte terecht. Daar vond hij het moment gekomen om de theorieën van zijn leraar in de praktijk om te zetten. Hij liet zijn eigen architect, Dinocrates, een stadsplan tekenen voor een stad aan een monding van de Nijl. Daarna tekende hij dat plan persoonlijk uit op het strand. Waar de Nijl in de Middellandse Zee stroomt, goot hij meel uit over het strand, om de hoofdstraten te markeren. Hij was amper klaar met die taak, toen massa‟s vogels van overal kwamen aanvliegen om het meel op te pikken. Een pessimist zou daarin een teken van de goden zien om de stad toch maar niet te bouwen, maar Alexander vond dit juist een mooi voorteken: zoals de vogels zouden de mensen later ook in massa‟s naar zijn nieuwe stad komen. En hij kreeg gelijk. Op haar toppunt had Alexandrië, „de stad van Alexander‟, bijna een half miljoen inwoners. Er waren natuurlijk Egyptenaren bij, maar ook Macedoniërs en andere Grieken. En Joden. En nog mensen van zo ver als Indië en Spanje. Omdat er zo veel nationaliteiten kwamen wonen, vonden de andere Egyptenaren de stad maar een buitenbeentje en spraken ze over Ἀλεξάνδπεια
14.1
παπ’
Αἰγύπηῳ, „Alexandrië buiten Egypte‟. De inwoners van de stad waren trots op hun eigenheid. Ze waren temperamentvol, vrijmoedig, grote cultuurliefhebbers en erg onafhankelijk 1. Alexanders opvolgers vonden de stad in elk geval mooi genoeg om er hun hoofdstad van te maken. Koning Ptolemaeus en zijn opvolgers wilden er leven en begraven worden 2 . Ze maakten de stad generatie na generatie mooier: ze lieten tempels optrekken, badgebouwen, handelsgebouwen ... Al wat een mens kon dromen. Zoals een prostituee vertelt in een komische dialoog: “Alexandrië heeft alles: weelde, sport, macht, blauwe lucht, roem, spektakels, filosofen, mooie jongens, een tempel voor een goddelijke broer en zus3, een edele koning, een museum en wijn.” Ook toen Alexandrië een Romeinse en later een Arabische stad werd, bleef het een cultuurcentrum. Nu nog is het een wereldstad met vijf miljoen inwoners, vaak chaotisch en vuil, maar ook de trotse eigenares van gigantische musea en een enorme haven. En misschien, heel misschien, ligt het lichaam van Alexander nog ergens onder de een of andere straat begraven.
http://www.planetware.com/i/map/EGY/ancient-alexandria-map.jpg
Dat zou ze nog eens zuur opbreken. Veel later zou de Romeinse keizer Caracalla de stad bezocht hebben. Toen hij het gevoel kreeg dat hij geen respect kreeg en dat men hem uitlachte om zijn kleine gestalte, liet hij, volgens sommige bronnen, 20.000 mensen uit Alexandrië doden. 1
Velen geloven dat ook Alexander zelf er na zijn dood in een speciaal graf werd gelegd. Keizer Augustus zou dat graf bezocht hebben. Toen hij de mummie van Alexander aanraakte, brak de neus af. Er zit ergens een les in dit soort anekdotes, al is het niet duidelijk welke les. 2
Dat slaat op koning Ptolemaeus I, een opvolger van Alexander. Die was met zijn eigen zus getrouwd. Dat deden Egyptische vorsten wel vaker, gewoon om te tonen dat ze, zoals een Egyptische god, dingen mochten doen die andere mensen niet mochten. 3
14.2
NOG EEN VAN DE ZEVEN WERELDWONDEREN: DE PHAROS
Waar?
Op de oostelijke punt van het eilandje Pharos 1 aan de Nijldelta.
Wanneer?
Gebouwd rond 280 voor Christus.
Bouwheer?
Ptolemaeus I, bijgenaamd de Redder, en Ptolemaeus II, met de bijnaam Hij-die-van-zijnzuster-houdt.
Architect?
Sostratus2
Hoogte?
100 à 130 meter; toen veruit het hoogste gebouw ter wereld.
Vorm?
Een vierkante basis, bovenbouw, een ronde top.
Materiaal?
Witte natuursteen met loden verbindingen.
Doel?
Een vuursignaal voor zeevaarders in de ondiepe kustwateren.
Hoe?
Olie werd per ezel naar boven gevoerd via een brede binnentrap. De olie brandde in schalen, voor grote bronzen spiegels.
Effect?
Mogelijk tot 50 kilometer ver zichtbaar.
Verval?
In 710 deels afgebroken door de Arabieren. Beschadigd door aardbevingen in 956, 1303 en 1323. Afgebroken in 1480, om de stenen te gebruiken voor een Turks fort.
En nu?
Het Turks fort staat er nog en vele stenen ervan dragen sporen van een vuurtorenverleden. Ook in de zee vlakbij zijn veel stenen van de Pharos teruggevonden.
Etymologie?
In veel talen leeft de naam „Pharos‟ verder als een vuurtoren, of als een lamp.
een
achthoekige
Zo stelde de Duitse archeoloog H. Tiersch zich in 1909 de Pharos voor. (http://www.weltwunder-online.de)
Het eilandje Pharos werd via een dam verbonden met het vasteland. Die dam heette „Heptastadion‟, omdat hij zeven stadia lang was. In Egypte was één stadion 209,4 m lang, of 600 voeten van 349 mm. Serieuze schoenen moeten ze daar trouwens gehad hebben! En de dam was dus ruim 1,4 km lang. 1
Sostratus wou zijn naam op het gebouw zetten, maar mocht niet van Ptolemaeus II. Hij deed het toch en bedekte het opschrift met pleister, waarin dan een lovende tekst voor Ptolemaeus werd gegrift. Pas veel later sleet het pleister af en kwam Sostratus‟ naam toch boven ... 2
14.3
IN EEN HOEKJE MET EEN BOEKJE Er was in Alexandrië nog veel meer te zien dan de Pharos. Vooral het Museum was meer dan de moeite waard. Dat Museum was niet een collectie voorwerpen, zoals bij ons. In het Grieks was een Μουζεῖον een „huis van de Muzen‟, de godinnen van de kunst. Ook andere Griekse steden hadden zo‟n Museum, maar geen was zo groot als dat van Alexandrië. Het was opgericht door Ptolemaeus I, in dezelfde tijd dat de Pharos gebouwd werd. De bedoeling was om alle mogelijke boeken van de wereld op één plaats te verzamelen. Zo zou er een ongeëvenaarde bron van informatie beschikbaar zijn voor de geleerden van Alexandrië. Demetrius van Phalerum 1 werd de eerste hoofdbibliothecaris en leidde een team van honderd medewerkers. Ze deden er alles aan om boeken te verzamelen: ze hebben er zelf geschreven, ze hebben er van anderen gekocht en ze hebben er gestolen. Dat laatste deden ze heel origineel: ze ontleenden uit Athene alle oorspronkelijke versies van bekende toneelstukken, ze kopieerden die en ze zonden de kopieën terug. En zo kwamen de beroemde tragedies van Aeschylus, Sophocles en Euripides in het Museum van Alexandrië terecht. Heel opmerkelijk eigenlijk: de collectie boeken was niet alleen Grieks. De Alexandrijnen waren slim genoeg om te begrijpen dat ook andere culturen interessante literatuur konden opleveren. Dus werden er in het Museum ook vertalingen gemaakt van Perzische, Assyrische en Joodse teksten. Bekend is bijvoorbeeld de Septuagint, een Griekse vertaling van het Oud Testament, die in ongeveer 70 (Latijn: septuaginta) dagen of door 70 vertalers werd gemaakt. Na Demetrius kwamen hoofdbibliothecarissen met leuke namen: Apollonius de Lastigaard, Didymus Bronsdarm2 en vele anderen. Zij beheerden het eerste internet van de geschiedenis, een concentratie van kennis en geleerdheid zoals er lange tijd geen enkele andere zou te zien zijn. Op zijn hoogtepunt bezat het Museum een half miljoen papyrusrollen – sommigen zeggen: één miljoen – en die zorgden voor een revolutie in de wetenschappen van die tijd. Het moet een fraai zicht geweest zijn: zoveel kennis in papyri, op speciale rekken, die „duiventillen‟ genoemd werden, en met speciale linnen of lederen hoezen voor de kostbaarste exemplaren. Maar het verhaal loopt niet mooi af. Uiteindelijk ging de hele collectie en daarmee alle kennis en wijsheid van de oudheid verloren. Sommigen geven Julius Caesar de schuld, omdat hij bij het beleg van Alexandrië brand zou veroorzaakt hebben. Die brand zou het Museum dan deels of volledig verwoest hebben. Anderen geloven dat keizer Caracalla of keizer Aurelianus het gebouw en zijn collectie verwoest hebben. In elk geval: jammer. Heel jammer. Eén troost: in 2003 werd op de vermoedelijke plaats van het Museum een nieuwe bib geopend, de Bibliotheca Alexandrina, met dezelfde bedoelingen als zijn voorouder.
Phalerum is een oude haven van Athene. Demetrius was een leerling van Aristoteles. Als filosoofpoliticus probeerde hij van Athene de ideale stad te maken. Zijn tegenstanders haatten hem en beschuldigden hem van onzedig gedrag en voedselverspilling. Daarom moest hij uit Athene vluchten. En zo kwam hij in Alexandrië. Van heel zijn werk is niets bewaard. 1
Hij dankt zijn bijnaam aan zijn onvermoeibaarheid. Hij kon makkelijk eten tijdens zijn schrijfwerk. Niet overbodig, als je 2600 boeken moet schrijven, zoals hij. Uiteindelijk had hij zoveel geschreven dat hij zelf niet meer wist wat er zoal in zijn werken stond. Hij verdiende er de tweede bijnaam 2
Βιβλιολάθης, Boekvergeter, aan.
14.4
JONGENS EN WETENSCHAP Met zoveel boeken ter beschikking kon het niet anders dan dat de wetenschap bloeide in Alexandrië. Van heinde en ver kwamen studenten om die kennis tot zich te nemen. En zelf vermeerderden zij op hun beurt de kennis en het prestige van het Museum. Zo studeerde de beroemde Archimedes van Syracuse (zie hoofdstuk 16) een tijd in Alexandrië. Hij was een studiegenoot van Eratosthenes van Cyrene, de man die een methode bedacht om priemgetallen te „zeven‟ uit de reeks natuurlijke getallen 1 en die de omtrek van de aarde tot op 2% nauwkeurig berekende. Nog in diezelfde tijd had je Aristarchus van Samos: hij ging er als eerste vanuit dat de aarde om de zon draait en niet omgekeerd. En het kan niet op: ook de geneeskundige Erasistratus van Ceos leefde in die periode. Hij deed dissecties op geëxecuteerde gevangenen en kon zo ontdekken dat het hart bloed door het lichaam pompt, dat de hersenen de zetel van ons bewustzijn zijn en dat de maag en onze darmen het voedsel kneden. Zijn collega Herophilus bestudeerde dan weer de zenuwen, de pezen, de bloedvaten, de geslachtsorganen, de klieren, het oog en de lever. Alsjeblieft! Het was ook in Alexandrië dat geleerden als Pappus de formules vastlegden voor de berekening van oppervlakte en inhoud van meetkundige figuren. En het is in Alexandrië dat men de namen van de naamvallen bedacht en de namen van de tijden van het werkwoord. En de namen en vormen van sterrenbeelden. En ook in Alexandrië werden lengte- en breedtegraden vastgelegd, werden de overgangen van de seizoenen astronomisch berekend, en werd er nagedacht over de mogelijke omvaart van Afrika en over het varen naar Indië via het westen. En dan moeten we nog de „grappige‟ uitvinders zoals Ctesibius en Philo vermelden: die bedachten, gewoon voor de lol, zaken als een luchtdrukboog, een wijwaterautomaat, een waterorgel of een zingend beeld. Vergeet het nooit meer: een Afrikaanse stad was ooit het toppunt van geleerdheid. Nogmaals: heel jammer dat veel van dat alles verloren is gegaan en dat veel kennis van de Alexandrijnen eeuwen lang moest „overwinteren‟ in de Arabische wereld, zonder dat Europa er weet van had. Pas toen de zogezegd duistere middeleeuwen voorbij waren, zou de kennis van de Griekse wetenschappen weer helemaal opgerakeld worden. Ctesibius‟ waterorgel; reconstructie door Michael Lahanas (http://www.mlahanas.de/Greeks/Ctesibius1.htm).
MEISJES EN WETENSCHAP Het is je misschien al opgevallen: in de vorige 13 hoofdstukken van dit boek komen maar weinig vrouwen voor. En dan worden ze alleen maar vermeld als “moeder van” of “vrouw van” een of andere bekende man. Maar in dit hoofdstuk kunnen we eindelijk een paar Straffe Madammen leren kennen. In Alexandrië was er namelijk een beetje meer emancipatie dan in de rest van de Griekse wereld. De koninginnen stonden er niet achter, maar naast hun man. Maar veel belangrijker zijn enkele wetenschapsters uit Alexandrië.
1
Je leraar wiskunde zou de zeef van Eratosthenes moeten kennen. Vraag het hem of haar maar eens. 14.5
Er was bijvoorbeeld Myriam van Alexandrië. Haar joodse naam werd in het Latijn en het Grieks Maria. Héél veel weten we niet over haar. Zelfs niet wanneer ze precies leefde: de eerste eeuw voor of na Christus. Ze was een specialiste in chemie en schreef teksten over het distilleren en koken van speciale stoffen. Van die teksten is niets rechtstreeks bewaard gebleven, maar haar naam leeft nog voort in veel keukens: als je iets opwarmt in een pot, die zelf in een andere pot met warm water staat, dan heet dat “opwarmen au bain marie”, in het bad van Maria van Alexandrië. Een veel bekendere dame was Hypatia1. Ze leefde in de late oudheid, rond 400 na Christus. Ze was een wetenschapster én een filosofe, zoals haar vader Theon. En ze was de enige vrouw van wie we weten dat ze les gaf aan mannen. Niemand kende de werken van Plato en Aristoteles zo goed als zij en ze heeft wiskundige commentaren geschreven over meetkunde en in het bijzonder over kegelsneden. Haar talrijke bewonderaars droegen haar op handen. Maar ze had ook veel vijanden, vooral christenen. Die vonden dat vrouwen nooit de les mochten spellen aan mannen2. Daarom beschuldigden ze haar van hekserij, oplichterij en ketterij. Geen kleine aanklachten. Uiteindelijk beslisten ze dat ze die opstandige vrouw enkel konden doen zwijgen door haar te doden. Ze zouden haar uitgekleed en gestenigd hebben. Als eerbetoon aan Hypatia, de vrijgevochten vrouw bij uitstek, werd dit gedicht geschreven door de Alexandrijn Palladas: Als ik je mag zien en horen, val ik op mijn knieën en prijs het sterrenbeeld van de Maagd. Want jouw werk gaat over de hemel, en je spreekt erover met ervaring, verheven Hypatia. Je bent zelf een ster van hogere wetenschap.
De film „Agora‟ (2009) gaat over haar leven en is écht heel goed. Bekijk er gerust een stukje van in de les. 1
Zo schrijft Paulus in zijn eerste brief aan Timotheüs (2:12): “Ik sta vrouwen niet toe om mannen te onderwijzen of de baas over hen te spelen. Ze moeten zwijgen.” (διδάζκειν δὲ γσναικὶ οὐκ ἐπιηρέπω, οὐδὲ αὐθενηεῖν ἀνδρός, ἀλλ᾽ εἶναι ἐν ἡζστίᾳ) Ga hierover gerust de discussie aan met je leraressen! 2
14.6
INTERESSANTE WWW’TJES Deze Engelstalige site biedt nog veel extra informatie en afbeeldingen over de Pharos. Klik zeker ook op de link naar „Alexandria‟! http://www.mlahanas.de/Greeks/Pharos.htm Dezelfde site biedt ook een overzicht van geinige uitvindingen uit Alexandrië: http://www.mlahanas.de/Greeks/HeronAlexandria.htm En deze video op YouTube, alweer Engelstalig, geeft een mooi overzicht van alles wat de geleerden in Alexandrië bestudeerden: http://www.youtube.com/watch?v=jixnM7S9tLw
CREATIEVE OPDRACHTEN Maak een grondplan van jouw ideale stad. Denk aan een goede ligging (klimaat, watervoorziening ...) en aan belangrijke gebouwen en nutsvoorzieningen. Vergeet natuurlijk ook de transportmiddelen, de parken en de voedselvoorziening niet. Of maak een maquette van een van de bekende gebouwen in Alexandrië: de Pharos, de bibliotheek of het Museum. En nog een alternatief: maak een (papieren) ontwerp voor de gekst mogelijke uitvinding die je kunt bedenken. Laat het ding maar heerlijk ingewikkeld in elkaar zitten ...
(panoramio.com)
14.7
DE TRAPPEN VAN VERGELIJKING 1. VOORAF …
We beginnen met twee zegswijzen: Πυρὸς καὶ ὕδατος ὁ φίλος ἀναγκαιότερος.
Een vriend is meer nodig dan vuur en water.
(Aristoteles)
Ὀφθαλμοὶ γλώττης ἀξιοπιστότεροι.
De ogen zijn betrouwbaarder dan de tong.
(Anthologia Palatina 5.130.6)
1 2 3 4 5 6 7 8
Wat is bedoeld met die zegswijzen? Hoe zijn ἀναγκαιότερος en ἀξιοπιστότεροι vertaald? Van welke adjectieven zijn ἀναγκαιότερος en ἀξιοπιστότεροι afkomstig? Hoe noemen we die trap van het adjectief? Hoe wordt die trap gevormd? Waarmee congrueert ἀναγκαιότερος en waarmee ἀξιοπιστότεροι? Wat wordt in de zegswijzen vergeleken met wat? Hoe kun je het voorwerp van vergelijking formuleren in het Grieks?
1
Bekijk nu onderstaande tekst en vertaling. Ἀλέξανδρος ὁ τῶν Μακεδόνων βασιλεὺς μετὰ ἰσχυροτάτου στρατεύματος πρὸς βασιλέα μέγαν στρατεύεται. Εἰσι δὲ ἐν τῇ στρατιᾷ αὐτοῦ δεινότατοι τοξόται καὶ φοβερώτατοι ὁπλῖται καὶ ἀνδρειότατοι ἱππεῖς. Μετὰ μακροτάτην ὁδὸν ἔρχεται εἰς τὸ λαμπρότατον τῆς Ἀθηνῆς ἱερὸν ἐν Τροίᾳ. Αὐτοῦ εἰς τὸ ἱερὸν εἰσερχομένου ὁ ἱερεὺς πυνθάνεται εἰ τὴν Πάριδος ἐνδοξοτάτην λύραν βλέπειν βούλεται. Ὁ δὲ βασιλεύς· “Οὐκ, ἀλλὰ τὴν Ἀχιλλέως, εἰ ἔχεις, ὦ ἱερεῦ, καὶ πρὸ τῆς λύρας τὸ ἰσχυρότατον δόρυ αὐτοῦ.” Οὕτως ὁ Ἀλέξανδρος φαίνει ὅτι ὅπλα χρησιμώτερα καὶ τιμιώτερα νομίζει ἢ τὰς τέχνας.
1 2 3 4 1
Alexander, de Macedonische koning, trekt met een zeer sterk leger op tegen de grootkoning. In zijn leger zijn er zeer straffe boogschutters, zeer vreeswekkende hoplieten en zeer moedige ruiters. Na een zeer lange tocht komt hij in het erg luisterrijke heiligdom van Athena in Troje. Wanneer hij binnengaat in het heiligdom, vraagt de priester hem of hij de zeer beroemde lier van Paris wil zien. Waarop de koning: “Neen, priester, maar wel die van Achilles, als je die hebt, en in plaats van de lier zijn zeer sterke speer.” Zo toont Alexander dat hij wapens nuttiger en waardevoller acht dan kunst.
Hoe zijn χρησιμώτερα en τιμιώτερα vertaald? Van welke adjectieven zijn χρησιμώτερα en τιμιώτερα afkomstig? Wat is het tweede lid van de vergelijking en hoe is dit hier geformuleerd? Hoe is ἰσχυροτάτου vertaald?
cf. BAEYENS, P., e.a., Griekse oefeningen I, p. 40. 14.8
5 6 7 8 9 10
Van welke adjectief is ἰσχυροτάτου afkomstig? Hoe noemen we die trap van het adjectief? Hoe wordt die trap gevormd? Waarmee congrueert ἰσχυροτάτου? Trek een pijltje. Volgens welk model wordt ἰσχυροτάτου verbogen? Met welk woord congrueren de andere vetgedrukte vormen? Trek een pijltje.
Bekijk ook volgende zegswijzen en vertaling: Οἱ τραχύτατοι πῶλοι ἄριστοι ἵπποι γίγνονται.
De wildste veulens worden de beste paarden.
(Plutarchus)
Συμβούλευε μὴ τὰ ἥδιστα, ἀλλὰ τὰ ἄριστα.
Raad niet het prettigste, maar het beste aan.
(Solon, geciteerd door Diogenes Laertius)
1 2 3
Hoe is ἄριστοι hier vertaald? En hoe ἥδιστα? Wat is de stellende trap van die adjectieven? Hoe is de superlatief hier gevormd? Welk vast bestanddeel herken je?
2. TRAPPEN VAN VERGELIJKING: DE THEORIE Zoals in andere talen hebben de adjectieven in het Grieks drie trappen: de stellende trap of de positief; de vergrotende trap of de comparatief; de overtreffende trap of de superlatief. In het Grieks onderscheiden we twee manieren van vormen bij de comparatief en de superlatief: de normale vorming en de onregelmatige vorming.
2.1 DE NORMALE VORMING VAN DE TRAPPEN
De normale comparatief eindigt op -τερος, -τερα, -τερον; de normale superlatief eindigt op -τατος, -τατη, -τατον. Deze uitgangen worden verbogen volgens de eerste klasse van de adjectieven: - de comparatieven volgens νέος, -α, -ον; - de superlatieven volgens ἀγαθός, -η, -ον. Kenletters en uitgangen worden direct bij de stam van het adjectief gevoegd. Ook al treedt hierbij soms enige verandering op, de stellende trap blijft altijd herkenbaar. Bijvoorbeeld: Stellende trap
comparatief
superlatief
μικρός ἄξιος εὐδαίμων ἀληθής βαρύς
μικρότερος ἀξιώτερος εὐδαιμονέστερος ἀληθέστερος βαρύτερος
μικρότατος ἀξιώτατος εὐδαιμονέστατος ἀληθέστατος βαρύτατος
14.9
2.2 DE ONREGELMATIGE VORMING VAN DE TRAPPEN Een aantal veel gebruikte adjectieven krijgen andere trappen dan normale: De onregelmatige comparatief gaat uit op -(ι)ων, -(ι)ων, -(ι)ον, gen. -(ι)ονος, en wordt verbogen volgens het model ἄφρων van de tweede klasse; de onregelmatige superlatief eindigt op -ιστος, -ιστη, -ιστον en volgt de adjectieven van de eerste klasse, model ἀγαθός, -η, -ον. Bijgevolg zien de trappen van de volgende zes veelgebruikte adjectieven er als volgt uit: Stellende trap
comparatief
superlatief
ἀγαθός
ἀμείνων βελτίων κρείττων κακίων ἥττων καλλίων μείζων ἐλάττων πλείων
ἄριστος βέλτιστος κράτιστος κάκιστος ἥκιστος κάλλιστος μέγιστος ἐλάχιστος πλεῖστος
κακός καλός μέγας ὀλίγος πολύς
2.3 WEERGAVE VAN DE TRAPPEN VAN VERGELIJKING De comparatief wordt ofwel weergegeven met - …-er dan… (in een vergelijking), ofwel met - nogal…, al te…, tamelijk… Wanneer de comparatief in een vergelijking wordt gebruikt, sluit een voorwerp van vergelijking (functie ‘voorwerp’ met de rol ‘vergelijking’) aan bij die comparatief. Dat voorwerp van vergelijking wordt in het Grieks als volgt geconstrueerd: - ofwel ἤ + voorwerp van vergelijking in dezelfde naamval als eerste lid; bv. Κρείττονές εἰσιν ἢ οἱ πολέμιοι. - ofwel zonder ἤ, in de genitief. bv. Κρείττονές εἰσιν τῶν πολεμίων. De weergave van de superlatief verschilt naargelang er een lidwoord bij staat of niet. - met lidwoord: de/het …ste In dat geval staat er ook dikwijls een genitief bij met de functie van BVB en de rol ‘geheel’. bv. ὁ μικρότατος τῶν πολεμίων - zonder lidwoord: zeer … bv. Μικρότατός ἐστιν. Dat geldt niet voor een superlatief die gebruikt wordt als NDgez. bv. Κάλλιστός ἐστιν. Hij is heel mooi. ofwel Hij is de mooiste.
14.10
BIJWOORDEN AFGELEID VAN ADJECTIEVEN Het bijwoord is een onveranderlijk woord dat een werkwoord, een adjectief of een ander bijwoord nader bepaalt. De bijwoorden die gebouwd zijn op basis van adjectieven, eindigen op -ως. Die vorm bekom je door de uitgang -ων van de genitief mannelijk meervoud te vervangen door -ως. Deze bijwoorden hebben dezelfde betekenis als het adjectief waarvan ze afgeleid zijn. bv.
ἄδικος gen.mv. ἀδίκων Πράττουσιν ἀδίκως.
bijwoord: ἀδίκως Ze handelen onrechtvaardig.
De comparatief van dergelijke bijwoorden is gelijk aan de acc. o. enk. van de comparatief van het overeenkomstige adjectief. bv.
Πράττουσιν ἀδικώτερον. Πράττουσιν κάκιον.
Ze handelen onrechtvaardiger. Ze handelen nogal onrechtvaardig. Ze handelen slechter. Ze handelen tamelijk slecht.
De superlatief van dergelijke bijwoorden is gelijk aan de acc. o. mv. van de superlatief van het overeenkomstige adjectief. bv.
Πράττουσιν ἀδικώτατα. Πράττουσιν κάκιστα.
Ze handelen zeer onrechtvaardig. Ze handelen het onrechtvaardigst. Ze handelen zeer slecht. Ze handelen het slechtst.
14.11
WOORDVORMING Een suffix (achtervoegsel) of prefix (voorvoegsel) wijzigt de betekenis van een grondwoord. Zo geeft het suffix -ιστος te kennen dat we met een superlatief te doen hebben. Typisch voor het Grieks is het grote gemak waarmee men met voor- of achtervoegsels samengestelde woorden maakt. Wie enkele vuistregels voor ogen houdt, breidt zijn vocabulariumkennis enorm uit.
SUFFIXEN BIJ TELWOORDEN - Het onverbuigbare suffix -κοντα duidt op een tiental. bv. πεντήκοντα vijftig - Het suffix -κόσιοι, -αι, -α duidt op een honderdtal. bv. τετρακόσιοι vierhonderd - Het onverbuigbare suffix -κις duidt op het aantal keer. bv. δεκάκις tienmaal
AFFIXEN BIJ NAAMWOORDEN EN WERKWOORDEN - Het suffix -σις wijst op een handeling. bv. πρᾶξις (πράττειν) handeling - Het prefix ἀ(ν)- ontkent het grondwoord. bv. ἀνάξιος onwaardig - Het prefix δυσ- wijst op het moeilijke of slechte. bv. δυστυχής met een moeilijk lot: ongelukkig Heel wat voorvoegsels zijn afgeleid van adjectieven of voorzetsels. In dat geval kun je meestal de betekenis van het samengestelde woord afleiden uit de betekenis van de samenstellende delen. bv.
ἀποβαίνειν ἀντιλέγειν αὐτόνομος τετρά-πους ὑπερ-βαίνειν ὑπο-κρύπτειν μικρό-ψυχος μεγαλό-πολις
weggaan tegenspreken die zelf de wet stelt: onafhankelijk vier-voetig over iets heen stappen, overtreden Ned.: hyperbv. hypermodern = overdreven modern onder iets verbergen Ned.: hypobv. hypodermatisch = onderhuids klein-geestig Ned.: micro- bv. microgolven een grote stad Ned.: megabv. megalomanie = grootheidswaanzin
14.12
OEFENINGEN OP DE TRAPPEN VAN VERGELIJKING 1
Determineer de comparatieven en superlatieven zoals in het voorbeeld; vertaal de woordgroepen en zinnetjes. bv.
1. 2. 3. 4, 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
2
ἄριστος:
nom.m.enk. van de superlatief van ἀγαθός
δεινότεροι δεσπόται ὑπὸ τῶν ἀσθενεστάτων ἀθλητῶν παρὰ τὴν ῥᾴονα ὁδῷ κάλλιστε νεανίσκε Βλέπομεν τάχιστα θηρία. Ἐλάχιστα κτήματα ἁρπάζεται. συν τῷ κρείττονι κριτῇ τὸν σωφρονέστατον γεωργόν ἀσθενέστεραν γυναῖκα χαλεπώταται πράξεις ἡ βελτίστη θυγάτηρ μου τοὺς ἀμείνονας κύνας Πλείστῳ κέρδει χαίρουσιν. ἄνευ τοῦ βραδυτέρου ὑπηρέτου μεγίστη σοφία πρὸ καλλιόνων δώρων συν τοῖς θάττουσιν ἱππεῦσιν. διὰ τοὺς ταχίστους ἵππους μετὰ τὰ ὑγιέστερα ἔργα ἀντὶ χρησιμωτέρων βιβλίων
Vertaal de volgende zinnen.
1. 2. 3. 4. 5.
Φίλος ἁπάντων τῶν χρημάτων χρησιμώτατόν ἐστιν. Ἐν μελαντάτῃ νυκτὶ πολέμιοι φεύγουσιν. Οἱ ἄφρονες τοὺς σοφοὺς πολλάκις ἀφρονεστάτους νομίζουσιν. Ἡ νῆσος ἡ μικροτη καλλίστη ἐστίν. Ἀεὶ οἱ ἄνδρες λέγουσιν ὅτι αἱ γυναῖκες ἀσθενέστεραι τῶν ἀνδρῶν εἰσιν.
14.13
3
Leid de betekenis van de volgende woorden af.
τετραέτης
τετράκυκλος
τετραρχία
ὑπεραγαπᾶν ὑπεραυξάνειν ὑπεργέλοιος ὑπερήμισυς ὑπερκτᾶσθαι ὑπερπληροῦν ὑπέρτολμος
ὑπεραίρειν ὑπερβολή ὑπέρδικος ὑπερθαύμαζειν ὑπερμέγας ὑπέρσοφος ὑπερφέρειν
ὑπέραισχρος ὑπερβόρεος ὑπερήδεσθαι ὑπέρκαλος ὑπερπέτεσθαι ὑπερτιμᾶν ὑπερφιλοσοφεῖν
ὑποβλέπειν ὑποδύεσθαι ὑποκρύπτειν
ὑπογάστριον ὑπόθεσις ὑποπίπτειν
ὑπογράφειν ὑποκεῖσθαι ὑποστράτηγος
μεγαλόδοξος μεγαλόφωνος
μεγαλοκέφαλος μεγαλόψυχος
μεγαλότολμος μεγαλώνυμος
μικρόκαρπος
μικροκέφαλος
μικροπολίτης
ἡμίθεος, ος, ον ἡ γένεσις, γενέσεως εἰσφέρειν ἄδικος, ος, ον φίλορνις, φιλόρνιθος συλλαμβάνειν
ἑξακόσιοι, αι, α προβάλλειν φιλότεκνος, ος, ον ἀντιπέμπειν αὐτοχθών, αὐτοχθόνος προστρέχειν
τετράκις ἑβδομήκοντα δύσμαχος, ος, ον ἡ κρίσις, κρίσεως ἐνακόσιοι, αι, α ἡμίδουλος
14.14
4.
LEESTEKST: EEN DRINKLIEDJE
In hoofdstuk 9 hadden we het er al over: de Grieken hielden van wijn. En ze dronken niet alleen wijn, ze zongen ook wijnliedjes. Hier komt er eentje. Het zal je meevallen om het te vertalen. Maar kan je er ook een mooie melodie bij vinden? Wie durft er die melodie dan te zingen of op een instrument te spelen?
Ἡ γῆ μέλαινα πίνει πίνει δὲ δένδρα αὐτήν. Πίνει θάλαττα ἀναύρους1, ὁ δὲ ἥλιος θάλατταν, τὸν δ΄ἥλιον σελήνη2. Τί μοι μάχεσθε3, ἑταῖροι, καὐτῷ4 θέλοντι5 πίνειν;
Hellenistisch beeld van een dronken oude vrouw in het museum van het Capitool te Rome. (Foto DDQ)
ὁ ἄναυρος, -ου: de stroom, de rivier ἡ σελήνη, -ης: de maan 3 μάχεσθαι + dat.: zich verzetten tegen 4 καὐτῷ: = καὶ αὐτῷ: zelf ook 5 θέλοντι = ἐθέλοντι 1
2
14.15
5.
LEESTEKST: DE ZUS VAN ALEXANDER
Weinig Grieken zijn na hun dood zo legendarisch geworden of gebleven als Alexander. Hij werd met verhalen vol superlatieven beschreven, hij kreeg een vermelding in de Koran, hij speelde de hoofdrol in tientallen middeleeuwse Alexander-romans. Kortom: hij bleef als het ware leven. Dat wordt ook nog eens onderlijnd door een populair Grieks volksverhaal over zijn zuster ...
Ἡ τοῦ Ἀλεξάνδρου ἀδελφή1 Ὁ Ἀλέξανδρος, ἀθάνατος εἶναι βουλόμενος, τὴν τῆς νεότητος2 πήγην3 ζητεῖ4 καὶ εὑρίσκει. Μόνον δὲ ἐλάχιστον τοῦ ὕδατος5 ἔχει, ᾧ τὰς τῆς ἀδελφῆς τρίχας6 λούεται7. Οὕτως δὲ ἀθάνατος μὲν αὐτή ἐστιν, ὁ δὲ Ἀλέξανδρος οὔ. Μετὰ δὲ πλείστας μάχας τέλος ἐν τῇ Ἀσίᾳ ἀποθνῄσκει ὁ μέγιστος τῶν Ἑλλήνων ἥρως. Ἡ δὲ ἀδελφὴ αὐτοῦ μάλιστα κλαίει8 καὶ, ἀποθνῄσκειν βουλομένη, εἰς τὴν θάλατταν ἑαυτὴν βάλλει. Ἀποθνῄσκειν δὲ οὐ δύναται9 καὶ ἐν τῇ θαλάττῃ Σειρὴν10 γίγνεται. Ἐκεῖ δὲ καὶ νῦν ζῇ11 καὶ δικάζει12 τοὺς ναύτας13. Ἐντυγχάνουσα14 γὰρ αὐτοῖς, ἀεὶ τὸ αὐτὸ ἐρωτᾷ15 . “Ζῇ ὁ βασιλεὺς Ἀλέξανδρος;” Εἰ μὲν οἱ ναῦται ἀποκρίνονται . “Ζῇ τε καὶ βασιλεύει”, αὐτοῖς ἔξεστιν ἀπιέναι. Εἰ δὲ ἄλλως ἀποκρίνονται, αὐτοῖς χαλεπαίνει ἡ Σειρὴν καὶ Γόργων16 γίγνεται καὶ τὴν ναῦν17 καὶ τὰς ναύτας διαφθείρει. Markeer de partikels van deze tekst. Markeer de verwijswoorden van deze tekst in een andere kleur. Zoek van elke zin het gezegde. Onderlijn het, samen met de minimale zin. Maak een voorlopige vertaling en vergelijk die met de versie van de leraar. Maak dan een definitieve vertaling. Hieronder een volks schilderijtje van Chrisanthos Bostantzoglou (1918-1995)18
de zus(ter) ἡ νεότης, νεότητος: de (eeuwige) jeugd 3 ἡ πήγη, πήγης: de bron 4 ζητεῖν: zoeken 5 τὸ ὕδωρ, ὕδατος: het water 6 ἡ θρίξ, τριχός: het haar 7 λούεσθαι: wassen 8 κλαίειν: jammeren 9 δύνασθαι: kunnen (onregelmatig deponens) 10 ἡ Σειρήν: de Sirene (een soort zeemeermin) 11 ζῇ: (zij/hij) leeft 12 δικάζειν: beoordelen, testen 13 ὁ ναύτης: de matroos, de zeeman 14 ἐντυγχάνειν + datief: ontmoeten 15 ἐρωτᾶν: vragen (ἐρωτᾷ is 3 enk.) 16 Γόργων: een Gorgo (een monsterlijk wezen) 17 ἡ ναῦς: het schip (ναῦν is acc. enk.) 1
ἡ ἀδελφή:
2
18
( http://colorofmagic.wordpress.com/115-2) 14.16
15
KNOSSOS KRETENZISCHE MYTHES
Griekse goden. Ze zagen eruit als mensen, maar ze gedroegen zich helemaal anders dan mensen. Alleen al hun geboorte: als het een beetje kon, werd een god of godin geboren op een bizarre manier. Aphrodite ontstond uit het schuim van de zee. Athena werd geboren uit het hoofd van haar vader Zeus. En Dionysus werd zelfs twee keer geboren: één keer uit de baarmoeder van zijn moeder Semele en één keer uit de dij van zijn vader Zeus. En nu het toch over Zeus gaat: zijn geboorte mocht er ook wezen. Zijn vader was Kronos, een Titaan, die je niet mag verwarren met Chronos, de Tijd. Zeus’ moeder was de Titanide Rhea. Vader Kronos wist door een voorspelling dat hij door een van zijn kinderen de macht over het heelal zou verliezen. Daarom besloot hij om al zijn kinderen direct na de bevalling op te vreten. Zo kon hem niets overkomen, hoopte hij. Maar zijn kinderen, die natuurlijk ook goddelijk waren, bleven telkens in zijn maag verder leven. Moeder Rhea vond het uiteindelijk welletjes: ze wilde haar laatste kind uit Kronos’ maag houden en bedacht een list. Direct na de bevalling duwde ze Kronos een steen in de handen, met de mededeling dat dat hun kind was. Die werkte ook dit ‘kind’ in één keer naar binnen. Maar ondertussen was het echte kind, Zeus natuurlijk, weggesmokkeld. In een grot op Kreta kreeg hij melk van de geit Amalthea. Als hij eens huilde of schreeuwde, werd zijn geroep overstemd door een groep Cureten, speciale soldaten. Zo kon Kronos niet merken dat er één kind aan zijn aandacht ontsnapt was. Toen Zeus volwassen was, stootte hij, zoals voorspeld, zijn vader van de macht. In één moeite bevrijdde hij zijn broers en zussen uit de buik van paps. En zo kwamen nieuwe goden aan de top. Ze regeerden vanaf de Olympus, maar Zeus zou altijd sympathie houden voor Kreta, het land van zijn jeugd.
15.1
Fast forward. Veel, veel later werd Zeus, die oppergod mocht zijn, verliefd op Europa (zie hoofdstuk 4). Hij ontvoerde haar in de gedaante van een stier en schonk haar kinderen, die op Kreta geboren werden. Een van hen heette Minos. Hij kreeg van Zeus macht en rijkdom, een grote vloot, en een huwelijk met Pasiphaë, een dochter van de zonnegod Helios. Alles leek perfect te gaan, totdat een andere stier de boel verknoeide. Hij was een geschenk van de zeegod Poseidon aan Kreta. Maar in plaats van de stier te offeren, zoals de bedoeling was, hield Minos de stier als pronkstuk in zijn paleis. Poseidon strafte hem daarvoor door Pasiphaë verliefd te laten worden op de stier. Negen maanden later beviel ze van een monster, half mens, half stier. Iedereen noemde het wezen een ‘stier van Minos’, een Minotaurus. Minos kon die schande niet aanzien en liet voor het gedrocht een grote gevangenis bouwen. De Atheense architect Daedalus1 moest die gevangenis ontwerpen. Het werd een enorm labyrint, waaruit niemand kon ontsnappen 2. De Minotaurus bleef hier dus jaren opgesloten. Om hem niet te laten verhongeren gaf Minos hem mensenoffers, vooral gevangenen uit Athene. De Atheense prins Theseus zou een einde maken aan die vleselijke traditie: hij liet zich tussen de gevangenen naar Kreta voeren. De dochter van Minos, prinses Ariadne, was direct smoorverliefd op hem en gaf hem een draad, waarmee hij de uitgang van het labyrint kon terugvinden, als hij die uitrolde. Theseus doodde de Minotaurus, ontsnapte uit het labyrint, nam Ariadne mee en werd koning van Athene 3.
Theseus en de Minotaurus op een Romeinse vloermozaïek. 1
Δαίδαλος betekent eigenlijk „vernuftig‟ of „slim‟. En terecht.
Technisch gesproken is het labyrint van Knossos een doolhof. Een labyrint heeft namelijk maar één vaste doorgang, terwijl je in een doolhof wel degelijk kan ronddolen. Maar meestal noemt men de constructie toch een labyrint, naar de λάβρσς, de „dubbele bijl‟, die een symbool is van de koningen van Kreta. Zo‟n labrys zie je op het einde van dit cultuurhoofdstuk. 2
Wat er met de andere personages gebeurde, leer je in het 4de jaar Latijn. Dan verneem je hoe Daedalus een verbitterde oude man werd, hoe de verliefde Ariadne verraden werd door Theseus, en hoe Minos levend gekookt werd. Leuk. 3
15.2
HET VOOR-GRIEKSE KRETA Is er ooit een echte koning Minos geweest? Nee. Tenminste: niet als daar één persoon mee bedoeld wordt. Misschien betekent het Kretenzische woord ‘minos’ gewoon ‘koning’ en dat is natuurlijk een ander paar mouwen: er zijn zeker veel koningen geweest op Kreta. Veel paleizen bewijzen dat. Het is in elk geval door de naam Minos dat archeoloog Arthur Evans (1851-1941), de grote ontdekker van Kretenzische paleizen, besloot om de oudste cultuur van Kreta de ‘Minoïsche cultuur’ te noemen. Die cultuur was ouder dan de Griekse. Ze kwam op, bloeide en ging weer onder in de periode 3500 tot 1300 voor Christus. Toen stond het Griekse vasteland nog maar aan het begin van beschaving. Hoe de Minoïsche cultuur precies ontstaan is, weten we niet en zullen we misschien nooit weten. De weinige archeologische sporen die we hebben over de periode voor 3500 voor Christus, doen vermoeden dat er vanuit het huidige Turkije of vanuit Libanon immigranten arriveerden, die aan landbouw en veeteelt deden. Ze zouden zich vermengd hebben met een heel oude plaatselijke bevolking, die nog vooral van de jacht leefde 1. Door de gunstige ligging van Kreta, op de zeeroutes Griekenland-Egypte en Libanon-Italië kon het nieuwe mengvolk profiteren van de handel in de Middellandse Zee: iedereen moest immers voorbij het eiland en de Kretenzische markten bloeiden. Rond het jaar 3000 kwamen ook nog eens Palestijnse immigranten, op de vlucht voor de Egyptenaren, in Kreta wonen: dat blijkt uit hun typische aardewerk, dat vanaf die tijd opduikt in heel Kreta. En zo werd Kreta dus een cultuurcentrum. Door de uitvoer van lekkere wijn en olijfolie, maar zeker ook door de doorvoerhandel van allerlei andere producten, bloeide de economie op het eiland. En daardoor groeide ook Kreta’s macht. Vanaf het jaaar 2000 werden overal paleizen gebouwd, die die macht illustreren. Het waren heel uitgebreide en complexe bouwwerken, met prachtige fresco’s van planten, dieren en mensen. Op enkele daarvan zien we hoe sportieve jongens over stieren heen springen. Kreta, Minoïsch, stieren: heb je hem? Ook de talrijke gouden juwelen die archeologen gevonden hebben, wijzen op een enorme rijkdom. Terecht wordt gezegd dat Kreta in die tijd een ‘thalassocratie’ was2.
Dit is bijvoorbeeld het paleis van Knossos, een echt doolhof.
(www.minoanatlantis.com) Door de jachtpartijen van de plaatselijke bevolking zijn diersoorten als de dwergolifant, het nijlpaard en de sympathieke tarpan uitgestorven op Kreta. Ook de kri-kri, een wilde geit die nu symbool is van Kreta, is zo goed als volledig uitgeroeid door de jacht. Maar wel lekker, naar het schijnt. 1
2
Dat woord zou je toch zelf moeten kunnen verstaan ... 15.3
We weten verder dat de Kretenzers veel goden vereerden, vooral vrouwelijke natuurgodinnen. En we weten dat ze zich specialiseerden in het maken van beeldjes en aardewerk, dat in het hele Middellandse Zee-gebied verkocht werd. Het hoge beschavingspeil van de Minoïsche cultuur blijkt ook uit het feit dat de Kretenzers een eigen schrift hadden. Het werd in horizontale lijnen geschreven en wordt nu door archeologen het Lineair A genoemd. Wie een enorm geheugen heeft of in hoofdstuk 1 gaat spieken, weet misschien nog dat het oudste Griekse schrift op het vasteland Lineair B werd genoemd. Dat schrift is wel afgeleid van Lineair A, maar – heel belangrijk! – Lineair A is geen Grieks. Het is het schrift van de Kretenzische taal, die zoals de vroegste immigranten uit het Midden-Oosten gekomen is, maar die we niet kennen. Met andere woorden: deze Kretenzische beschaving mag je niet Grieks noemen. Voor de volledigheid nog dit: in het Kretenzische plaatsje Phaestus, aan de zuidkust van het eiland, vond een Italiaanse archeoloog in 1908 een schijf van gebakken klei. Beide zijden waren met heel vreemde symbolen beschreven, die in spiraalvorm zijn afgebeeld. Het is geen Lineair A en geen Lineair B. Voor sommigen is deze schijf van Phaestus (Δίσκος τῆς Φαιστοῦ) een vervalsing, maar de meeste archeologen geloven toch dat dit werkelijk een heel speciale vondst is. Alleen: niemand weet wat er mee aan te vangen. Er zijn 45 verschillende symbolen gebruikt: letters of lettergrepen? Verdelen de ljnen die symbolen in woorden? Er is echter ook al gesuggereerd dat het om een tweezijdig spelbord gaat. In elk geval: als jij de code kan kraken, word je een beroemde geleerde.
HET GRIEKSE EN ROMEINSE KRETA Vanaf het jaar 1600 raakt de Minoïsche beschaving in verval. Er zijn heel veel redenen gezocht voor die achteruitgang van het rijke eiland. Vaak wordt de schuld van alle ellende bij de ontploffing van het eiland Santorini gelegd. Santorini, dat toen nog Thera heette, ligt 150 kilometer ten noorden van Kreta en is eigenlijk een vulkaan. Tussen 1600 en 1500 moet die uitgebarsten zijn met een kracht, die zijn gelijke niet kent in de geschiedenis van de mensheid. Luchtfoto’s van het eiland in zijn huidige vorm maken duidelijk welke hoeveelheden steen de lucht zijn ingeschoten, toen de vulkaan explodeerde. Een tsunami van waarschijnlijk allesverwoestende omvang zal ook Kreta getroffen hebben. En steden als Akrotiri raakten bedolven onder tientallen meters puimsteen.
15.4
En toch is het onwaarschijnlijk dat enkel die eruptie verantwoordelijk is voor de ondergang van de Minoïsche cultuur. De paleizen van Kreta hadden ook na 1400 nog bewoners en veel rijkdommen. Daarom zijn er ook andere verklaringen gevonden voor de neergang van Kreta. Zoals de toenemende concurrentie van de Feniciërs, die tinmijnen vonden in Spanje en daardoor met de tinhandel van Kreta konden concurreren. En rond 1400 duiken ook de mysterieuze ‘Zeevolkeren’ op, een term die duidelijk maakt dat we geen precieze oorsprong kunnen plakken op de grote groepen plunderende zeevaarders van die tijd. Brandsporen in de paleizen en talrijke vlug opgetrokken forten in de Kretenzische bergen wijzen op tijden van paniek en chaos. Het is in die periode dat het paleis van Knossos verlaten werd. Rond 1350 kwam de genadeslag: de Myceense Grieken veroverden Kreta. Ze namen het Kretenzische schrift over voor hun eigen Griekse taal en ze legden hun eigen wetten en politiek op. Zo raakte Kreta verdeeld in πόλεις zoals die op het Griekse vasteland en werd het geleidelijk een echt Grieks eiland. De Kretenzische taal ging verloren en werd vervangen door een Dorisch dialect. Politiek stelde het eiland niet veel meer voor. In de Perzische en Peloponnesische Oorlogen speelde het bijvoorbeeld geen enkele rol meer. Kreta kreeg zijn onafhankelijkheid pas terug rond 200 voor Christus, toen het zich kon loswerken van de Ptolemaïsche macht in Egypte. Het was nog altijd een goede handelsplaats, maar het werd ook steeds meer een broeinest voor piraten en plunderaars. De Kretenzers hebben sedert die periode de kwalijke reputatie van dieven en leugenaars te zijn 1. Lang duurde de onafhankelijkheid trouwens niet: in 69 voor Christus veroverde de beroemde generaal Pompeius het eiland voor Rome en liet hij de piraten kruisigen. Hij verzekerde zo de vrije graanaanvoer uit Egypte naar Italië en kreeg een triomftocht voor die prestatie. In 20 voor Christus werd Kreta definitief deel van de provincie ‘Creta et Cyrenaica’. En dat is dus geen Griekse geschiedenis meer.
Van de filosoof Epimenides van Knossos bestaat een paradox, een onmogelijke zin, die best wel leuk is. Deze Kretenzer beweerde ooit: “Κρῆηες ψεῦζηαι”, “Kretenzers zijn leugenaars.” Denk maar eens zelf na over de logica van die zin. Om gek van te worden ... 1
15.5
INTERESSANTE WWW’TJES Voor al je (Engelstalige) informatie over labyrinthen, zie: http://labyrinthsociety.org En het mag ook eens leuk en gewoon spannend zijn. Ga eerst naar http://www.kristanix.com/theseusandtheminotaur. Je kan, door te klikken op ‘Download’, een leuke breinbreker downloaden over Theseus en de Minotaurus. In feite zijn het gewone logische puzzels, maar toch ... Amuseer je!
CREATIEVE OPDRACHTEN Ontwerp een bordspel met de naam ‘Minotaurus’ of ‘Labyrint’ (of ‘Doolhof’). Of ga uit van de veronderstelling dat de schijf van Phaestus een bordspel is en verzin er spelregels voor. Denk in de richting van een ganzenbord of andere bordspellen waarbij je een parcours moet afleggen. Schrijf spelregels en maak pionnen en andere bordstukken. En wie minder creatief is, kan een dossier maken over beroemde labyrinten en doolhoven. Of een ander dossier: over alle verhalen die in de hele wereld verteld worden over zondvloeden en verdronken landen.
15.6
DE INDICATIEF IMPERFECTUM Even op een rijtje zetten: - actief, mediaal en passief zijn vormen van het werkwoord; - infinitief, indicatief, imperatief en participium zijn wijzen; - presens en imperfectum zijn tijden van het werkwoord. We kennen nu van het actief, passief en mediaal reeds de infinitief, de indicatief, de imperatief en het participium in het presens. In dit hoofdstuk maken we kennis met een verleden tijd: het imperfectum. Goed nieuws: het imperfectum bestaan alleen in de indicatief. Voor het model ιύεηλ ziet de indicatief imperfectum er als volgt uit:
actief
mediaal / passief
ἔ-ιπ-ν-λ ἔ-ιπ-ε-ο ἔ-ιπ-ε(λ) ἐ-ιύ-ν-κελ ἐ-ιύ-ε-ηε ἔ-ιπ-ν-λ
ἐ-ιπ-ό-κελ ἐ-ιύ-νπ ἐ-ιύ-ε-ην ἐ-ιπ-ό-κεζα ἐ-ιύ-ε-ζζε ἐ-ιύ-ν-λην
indicatief imperf. 1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
15.7
1. OPMERKINGEN BIJ DE VORMING VAN DE INDICATIEF IMPERFECTUM
Je merkt dat de vormen telkens uit vier delen bestaan: 1.
de stam:
bv.
ἐ-λύ-ν-κελ, ἐ-λυ-ό-κεζα
2.
de bindklinker:
bv.
ἐ-ιύ-ο-κελ, ἐ-ιπ-ό-κεζα
De bindklinker is altijd een epsilon, behalve voor een -κ- of een -λ-, dan krijg je een omicron. bv. ἐ-ιύ-ε-ζζε, ἔ-ιπ-ο-λ Soms is de bindklinker versmolten met de uitgang. bv. ἐιύ-νπ uit ἐιπ-ε-ζν: de sigma verdween tussen twee klinkers en de epsilon en de omicron contraheerden tot -νπ-.
3.
de uitgang:
bv.
ἐ-ιύ-ν-μεν, ἐ-ιπ-ό-μεθα
We zetten de uitgangen van het imperfectum even op een rij:
actief indicatief
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
-λ -ο -(λ) -κελ -ηε -λ
mediaal / passief -κελ -ζν (εζν νπ) -ην -κεζα -ζζε -λην
Je hebt natuurlijk al opgemerkt dat de uitgang van de actieve 1ste persoon enkelvoud en de 3de persoon meervoud in het imperfectum gelijk is. Louter op grond van de vorm kun je het verschil niet uitmaken: de context moet je hier op het juiste spoor brengen.
4.
het augment:
bv.
ἐ-ιύ-ν-κελ, ἐ-ιπ-ό-κεζα
Het meest opvallende onderdeel van een Griekse imperfectumvorm is het augment. Deze term is afgeleid van het Latijnse werkwoord augere dat ‘vergroten’ of ‘vermeerderen’ betekent. Een augment is een vergroting of vermeerdering van het werkwoord omdat het ons werkwoord met een lettergreep vergroot, door een epsilon vooraan aan het werkwoord toe te voegen. Het augment is typisch voor het Grieks. Het komt voor in alle verleden tijden van de indicatief.
15.8
2. DE BETEKENIS VAN DE INDICATIEF IMPERFECTUM
Het imperfectum is een verleden tijd die, in tegenstelling tot andere verleden tijden, wijst op een herhaling, een gewoonte, een duur of een proberen in het verleden. We spreken over het duuraspect. Doorgaans kun je het imperfectum vertalen met een onvoltooid verleden tijd (OVT), maar soms zul je het duur-aspect nadrukkelijker moeten weergeven. Zo kun je een vorm als ἔιπε vertalen als: - hij maakte (herhaaldelijk, gewoonlijk, lange tijd) los, - hij probeerde los te maken, - hij was aan het losmaken.
3. HET IMPERFECTUM VAN TWEE BUITENBEENTJES
infinitief presens indicatief imperf.
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
εἶλαη
ἰέλαη
ἦλ ἦζζα ἦλ ἦκελ ἦηε ἦζαλ
ᾖα ᾔεηο ᾔεη ᾖκελ ᾖηε ᾖζαλ
15.9
4. SYLLABISCH EN TEMPOREEL AUGMENT
Bij werkwoorden die met een medeklinker beginnen, zorgt de toevoeging van het augment voor een extra lettergreep of syllabe. Daarom spreken we over een syllabisch augment. bv. ἔ-ιπ-νλ Bij werkwoorden die met een klinker beginnen, doet zich een verlenging voor van de beginklinker. Dit leidt niet tot een extra lettergreep. We spreken dan ook niet van een syllabisch augment, maar van een temporeel augment. Hoe ziet die verlenging eruit? α of ε wordt ε ν wordt ω De rest blijft bewaard. Dus:
α, ε, ε wordt αη, εη wordt απ, επ wordt
ν, ω νη
η π
ε ῃ επ
bv.
ἤθνπνλ ἤζεινλ ἡδόκελ ᾐζζαλόκελ ᾔθαδνλ εὔμαλνλ εὕξηζθνλ
wordt wordt
ω ῳ
bv.
ὠλόκαδνλ ὠλνύκελ ᾠόκελ
blijft blijft
η π
bv.
ἱθέηεπνλ ὕβξηδνλ
van van van van van van van
ἀθνύεηλ ἐζέιεηλ ἥδεζζαη αἰζζάλεζζαη εἰθάδεηλ αὐμάλεηλ εὑξίζθεηλ
ik hoorde ik wilde ik was blij ik merkte ik beeldde af ik vermeerderde ik vond
van van van
ὀλνκάδεηλ ὠλεῖζζαη νἴεζζαη
ik benoemde ik kocht ik dacht
van van
ἱθεηεύεηλ ὑβξίδεηλ
ik smeekte ik was trots
Sommige werkwoorden waarvan de stam begint met een epsilon hebben toch εη- als temporeel augment, en niet ε-. Zo is er bijvoorbeeld: bv.
εἶρνλ εἱπόκελ
van van
15.10
ἔρεηλ ἕπεζζαη
ik had ik volgde
5. HET AUGMENT BIJ SAMENGESTELDE WERKWOORDEN Samengestelde werkwoorden krijgen het augment tussen het voorvoegsel en de eigenlijke stam. bv. εἰζ-ῆγνλ van εἰζ-άγεηλ (ik voerde naar) De meeste voorvoegsels ondergaan wel een verandering: - als de laatste letter van het voorvoegsel een klinker is, valt die weg bv. ἀπ-έ-βαιινλ van ἀπν-βάιιεηλ (ik wierp weg) παξ-ε-ζθεύαδνλ van παξα-ζθεπάδεηλ (ik maakte klaar) - maar er zijn ook andere verschijnselen, zoals bv. πεξηέκελνλ van πεξηκέλεηλ (ik wachtte af)
ONDERWERPSZIN EN VOORWERPSZIN 1. Bij een werkwoord met een betekenis van zeggen, menen of willen kan het lijdend voorwerp bestaan uit een hele zin. bv. Ik wil dat jullie gelukkig zijn; ‘dat jullie gelukkig zijn’ = LV 2. In het Grieks staat het werkwoord van zo’n voorwerpszin in de infinitief en het onderwerp in de accusatief. bv.
Βνύινκαη ὑμᾶς εὐδαίκνλαο εἶναι.
Ik wil dat jullie gelukkig zijn.
Zoals je merkt, staat ook het NDgez, dat in naamval, geslacht en getal congrueert met zijn onderwerp, in de accusatief. Ook een ὅτι-zin bij werkwoorden van zeggen is een lijdend voorwerp. bv.
Λέγω ὅηη ὑκεῖο εὐδαίκνλέο εἰζηλ.
Ik zeg dat jullie gelukkig zijn.
In het Nederlands kunnen we de voorwerpszin vertalen met een bijzin, ingeleid door ‘dat’. 3. Ook het onderwerp kan bestaan uit een hele zin. Dat gebeurt dan bij ἐζηί en een onzijdig NDgez, én bij onpersoonlijke werkwoorden zoals δεῖ, ρξή, ἔμεζηη ... bv.
Ἔμεζηη ηὸλ ἄξηζηνλ πιείνλαο ηηκὰο δέρεζζαη. Het is geoorloofd dat de beste meer eer ontvangt.
Zoals de voorwerpszin kun je de onderwerpszin met ‘dat …’ vertalen, maar meestal is dit niet de vlotste weergave in het Nederlands.
15.11
OEFENINGEN OP DE INDICATIEF IMPERFECTUM 1
Kennismaken met de indicatief imperfectum …
1.
Ἔθεξνλ αὐηνῖο ζῖηνλ.
2.
Οἱ Ἕιιελεο ἐπείζνλην ηνῖο ηνῦ βαζηιέσο ιόγνηο.
3.
Ἐπνξεπόκεζα εἰο ηὴλ πόιηλ.
4.
Οἱ παῖδεο κάιηζηα ἐζαπκάδνλην ὑπὸ ηῶλ παηέξσλ.
5.
Ἔθξηλε ηὰ ὑπ΄ ἀζιεηῶλ ιεγόκελα.
6.
Οἱ ἄθξνλεο ἔιεγνλ ἃ ἐβνύινλην.
7.
Ἡκεῖο ἐζύνκελ ηνῖο ζενῖο.
8.
Ὁ ἐρζξὸο ὑπὸ ιίζῳ ἐθξύπηεην.
9.
Οὐρ δόκελνη ἐβιέπεηε ηὰο παῖδαο ᾀδνύζαο;
10. Ἐθ κεηδόλσλ πόλσλ ηὰ κέγηζηα ὑπὸ ηῶλ βειηηόλσλ ἐπξάηηεην. a. b.
2.
Onderstreep de verleden tijden en determineer ze. Vertaal de zinnen.
Oefening op het syllabisch en temporeel augment: - geef de infinitief; - determineer de vorm; - vertaal.
κατεβαίλνκελ ἐμέβαιιε μετεπεμπόκεζα ἤξρνπ εἴρεηε ἀλεγίγλσζθεο
ὠλείδηδε γγέιιεην ἥξπαδεο ὠξγίδεην γσλίδεζζε ἤζεινλ (2)
15.12
ὠλνκαδόκελ ἀπεθξίλνλην ὑπεξέβαηλε διέθεξνλ (2) εἰξγαδόκελ ηὔρνλην
3.
Een oefening op de ‘buitenbeentjes’: vertaal de werkwoordsvormen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
ᾔεηο πξνο ηὸ ἱεξόλ ἦηε ζνθνὶ ἐξρόκεζα νὐθ ᾔεη ἄλεπ ηῶλ θίισλ κεῖο ᾖκελ δηὰ ηο πόιεσο ᾖζαλ ἐθ΄ ἵππνπ1 εἰο ηὸλ πνηακόλ ἐζηέ θαινί νὐ πινύζηνί ἐζκελ ἔξρῃ ᾖηε πνιιάθηο εἰο ηὴλ ἀγνξάλ
KENNISMAKING MET DE ONDERWERPS- EN VOORWERPSZIN 4.
Onderlijn en benoem de onderwerps- en voorwerpszinnen; vertaal daarna.
1.
Αἰζρξόλ2 ἐζηη ηνὺο ηο πόιεσο γεκόλαο ςεύδεζζαη.
2.
Ἀλάγθε ἦλ κᾶο πείζεζζαη ηνῖο ζνθσηέξνηο.
3.
Ἔρξε ηνὺο ἀζιεηὰο ἐλ Ὀιπκπίᾳ ἐιεπζέξνπο Ἑιιεληθνὺο πνιίηαο εἶλαη.
4.
Ννκίδεηε ηνὺο πνξεπνκέλνπο ηὴλ εἰο Ἀζήλαο ὁδὸλ εὑξίζθεηλ;
5.
Πάληεο νἰόκεζα κόλνλ ηὸλ ἀκαζ νὐ ραίξεηλ ηῆ εἰξήλῃ.
6.
Κειεύεηο ηὸλ ἄγγεινλ εἰο ηὸλ βαζηιέα ἰέλαη.
7.
Σσθξάηεο ἀεὶ ιέγεη ηὸλ κὲλ θαιὸλ θαὶ ἀγαζὸλ ἄλδξα εὐδαίκνλα εἶλαη, ηὸλ δὲ ἄδηθνλ νὔ.
8.
Σπλέβαηλε ηνὺο δη΄ ἀξεηὴλ ὑθ΄ κῶλ ζαπκαδνκέλνπο ὑβξίδεηλ.
9.
Μεγίζηε ζπκθνξὰ ηνῖο ἀλζξώπνηο ἐζηὶ γπλαῖθα κέιινπζαλ ηίθηεηλ ἀπνζλῄζθεηλ.
10. Ὁ Δηνγέλεο ᾤεην ὀιίγνπο ἀλζξώπνπο ηαρεῖο εἶλαη εἰο ηὸ καλζάλεηλ3.
ἐθ΄ ἵππνπ: te paard (uitdrukking) αἰζρξόο, α, νλ: lelijk, schandelijk 3 καλζάλεηλ: leren 1
2
15.13
LEESTEKSTEN: KORT EN BONDIG Sommige Grieken babbelden graag, andere spraken zo weinig mogelijk. Vooral de inwoners van Laconië (Λακεδαίμων), de streek rond Sparta, spraken liefst zo beknopt mogelijk. Ze vonden gebabbel tijdverlies en ze wilden met weinig woorden efficiënt zijn. Zelfs hun humor was Laconisch (of in onze woordenboeken: laconiek). Hier volgen enkele bekende voorbeelden. Ze komen uit het werk ‘Moralia’, een verzameling van 78 geleerde observaties, toegeschreven aan de schrijver Plutarchus (46-120 na Christus). Eén observatie heet Ἀποφθέγματα geestigheden.
Λακωνικά en bundelt Spartaanse
Probeer de tekstjes te begrijpen. Je hoeft niet elk woord te kunnen vertalen, als je de anekdote (en de pointe ervan) maar kunt navertellen. Duid in de volgende tekstjes ook met een apart kleurtje aan: - de BWB in de vorm van een zin; - de BVB in de vorm van een zin.
5
Πνλεξόο1 ηηο ἔθνπηε2 Δεκάξαηνλ3, ηὸλ ηο Σπάξηεο4 βαζηιέα, θαὶ πνιιάθηο ἔιεγελ. “Τίο ἄξηζηόο ἐζηη ηῶλ Σπαξηηαηῶλ5;” Ὁ Δεκάξαηνο βνπιόκελνο ηὸλ ἄλδξα ἐθβάιιεηλ ηέινο ἔιεγελ . “Ὁ ζνὶ ἀλνκνηόηαηνο6”.
6
Ὁ Φσθίσλ7 πιείζηελ ζνθίαλ ιόγνηο βξαρπηάηνηο ἔθξαδε8. Ἐλ ηῆ ηῶλ Ἀζελαίσλ ἐθθιεζίᾳ9 ηηο ηηο αὐηῷ ἔιεγελ . “Σθέπηεζζαη θαίλῃ”. “Ὀξζῶο10”, ἔιεγελ ὁ Φσθίσλ, “ιέγεηο . ζθέπηνκαη γὰξ εἰ11 δπλαηόλ ἐζηί ηη ἀθαηξεῖλ12 ηνύησλ ἃ κέιισ ιέγεηλ πξὸο ηνὺο Ἀζελαίνπο”.
πνλεξόο, α, νλ: kwaadaardig, slecht, vervelend κόπηεηλ: (i.c.) vervelen, lastig vallen 3 ὁ Δεκάξαηνο, νπ: Demaratus, een Spartaanse koning (eigennaam) 4 Σπάξηε, εο: Sparta (eigennaam) 5 ὁ Σπαξηηαηήο: de Spartaan 6 ἀλόκνηνο, νο, νλ + dat.: niet gelijkend op 7 ὁ Φσθίσλ, Φσθίσλνο: Focion, een Atheens staatsman (eigennaam) 8 φξάδεηλ: zeggen, spreken 9 ἐθθιεζία, -αο: de volksvergadering 10 ὀξζῶο: juist (bijwoord) 11 εί: (i.c.) of 12 ἀθαηξεῖλ + gen.: wegnemen van 1
2
15.14
7
Ἀιέμαλδξνο1 ἔηη παῖο ὤλ νὐθ ἔραηξελ ὅηη ὁ Φίιηππνο2 πνιιὰο ρώξαο ἐλ πνιέκῳ ἐιάκβαλελ, ἀιιὰ πξὸο ηνὺο κεη΄ αὐηνῦ παῖδαο ὀδπξόκελνο3 ἔιεγελ ηὸλ παηέξα νὐδὲλ αὐηῷ ιείπεηλ.
8
Ὅηε Δεκάδεο ἔιεγελ ὅηη ηὰ Λαθσληθὰ μίθε4 δηὰ κηθξόηεηα5 θαηαπίλνπζηλ6 νἱ ζαπκαηνπνηνί7, ζαπκαηνπνηνί7, “Καὶ κήλ8” ἔιεγελ ὁ Ἄγηο9 “ηὰ ηῶλ Λαθεδαηκνλίσλ μίθε θηγράλνπζηλ10 ηῶλ πνιεκίσλ.”
9
Ἄγηο θαηεδηθάδεην11 ὑπὸ ηῶλ ἐθόξσλ12 ρσξὶο13 δίθεο θαὶ ἐπὶ ηὸλ βξόρνλ14 ἤγεην. Ὁξῶλ15 ηηλα ηῶλ ὑπεξεηῶλ θιαίνληα16, “Παύνπ” ἔιεγελ “ὦ ἄλζξσπε, ἐπ᾽ ἐκνὶ θιαίεηλ. Οὕησο γὰξ ἀδίθσο ἀπνιιύκελνο17, θξείηησλ εἰκὶ ηῶλ θαηαδηθαδόλησλ.” Καὶ κεηὰ ηαῦηα παξεῖρελ ηῷ βξόρῳ ηὸλ ηξάρεινλ18 ἑθόλησο.
10
Ἀλδξνθιείδαο ὁ Λάθσλ, πεξνύκελνο19 ὦλ, θαηέηαηηελ20 ἑαπηὸλ εἰο ηνὺο πνιεκηζηάο21. Ὡο22 δέ ηηλεο αὐηὸλ ἐθώιπνλ23 ὅηη πεξνύκελνο ἦλ, “Οὐ κὲλ θεύγνληα” ἔιεγε “ἀιιὰ κέλνληα δὲ δεῖ ηνῖο πνιεκίνηο κάρεζζαη.”
ὁ Ἀιέμαλδξνο, νπ: Alexander De Grote ὁ Φίιηππνο, νπ: Philippus II van Macedonië, de vader van Alexander 3 ὀδύξεζζαη: klagen, jammeren 4 τὸ μίθνο: het zwaard 5 κηθξόηεο, κηθξόηεηνο: de kortheid, de kleine lengte 6 θαηαπίλεηλ: inslikken 7 ὁ ζαπκαηνπνηόο: de acrobaat, (i.c.) de degenslikker 8 θαὶ κήλ: toch alleszins, in ieder geval 9 ὁ Ἄγηο: Agis was de laatste koning van Sparta. 10 θηγράλεηλ + gen.: bereiken 11 θαηαδηθάδεηλ: veroordelen 12 ὁ ἔθνξνο: efoor (Sparta werd geleid door een vergadering van eforen) 13 ρσξίο + gen.: zonder 14 ὁ βξόρνο: de strop 15 ὁξῶλ is A. part. pres. nom.m.enk. van ὁξᾶλ, zien. 16 θιαίεηλ: wenen, bewenen 17 ἀπνιιύκελνο is P. part. pres. van ἀπνιιύλαη, doden. 18 ὁ ηξάρεινο: de hals 19 πεξνύκελνο: mank, kreupel 20 θαηαηάηηεηλ: aanbieden, melden 21 ὁ πνιεκηζηήο: de selectie-officier 22 ὡο: toen 23 κσιύεηλ: beletten, tegenhouden 1
2
15.15
16
SYRACUSE DE STAD VAN DE NIMF
Vanuit Kreta leggen we nu een enorme etappe af over de „wijnkleurige‟ 1 Thalassa. Zo‟n duizend kilometer meer naar het westen gooien we het anker uit voor de kust van Sicilië. Je weet waar dat eiland ligt? Die grote driehoek die elk ogenblik een trap kan krijgen van de „laars van Italië‟? Op dat eiland ligt de stad Syracuse. In 734 voor Christus verliet een groep emigranten Korinthe om in het westen een nieuwe Griekse kolonie te stichten. Ze kwamen aan de zuidoostelijke tip van Sicilië en vonden daar een plek die perfect was voor hun nieuwe woonplaats. Er waren twee baaien die als natuurlijke haven konden dienen en er was een eilandje voor de kust, waar ze veilig waren voor aanvallen van de plaatselijke bevolking. Een zoetwaterbron op dat eilandje zorgde er verder voor dat ze daar ook langdurige belegeringen konden doorstaan zonder waterproblemen. Het eilandje doopten ze Ortygia, de bron Arethusa. Een priester uit hun gezelschap had namelijk verklaard dat de bron ontstaan was, toen de waternimf Arethusa moest vluchten van de Olympusberg, waar een riviergod haar wou verkrachten. De nimf zou dan weer opgedoken zijn als bron op Ortygia. Geologische onzin, maar een leuk verhaal. De kolonie werd een succes: steeds meer kolonisten wilden zich op die veilige plek vestigen. Toen het eiland overbevolkt raakte, gingen er ook mensen op het vasteland wonen. Er kwam een brug naar Ortygia en vanaf dan vormde de hele woonzone de stad Syracuse, wat in de plaatselijke taal „moeras‟ Het is Homerus‟ idee om het water van de Middellandse Zee „wijnkleurig‟ te noemen. Wie die zee kent, weet dat Homerus hier onzin verkoopt. Het water is er grijs, soms bruin, en op goede dagen blauw. Maar nooit wijnkleurig. Laten we nog blij zijn dat ze niet „snotgroenkleurig‟ is, zoals de Ierse schrijver James Joyce varieerde op Homerus. 1
16.1
betekent. Twee eeuwen later was Syracuse zo gegroeid dat het kon concurreren met alle grote steden van Griekenland, met zijn buur Carthago en met de legers van de Etrusken en van de Romeinen. Hieronder volgen, in telegramstijl, de voornaamste koningen die de macht van Syracuse vergroot hebben.
(https://www.cs.drexel.edu/~crorres/bbc_archive/SyracuseSlide_OrtygiaHigh.jpg) °
Gelo (koning van 485 tot 478 v.C.): greep de macht met de steun van de adel. Haatte gewone mensen. Had 10 000 huurlingen. Wou de Grieken helpen bij Salamis, als hij leider mocht zijn van alle Grieken. Hij mocht niet. Versloeg een Carthaagse expeditie nabij Himera 1. Liet veel tempels bouwen.
°
Hiëro I (478-467 v.C.): broer van Gelo. Liet veel migranten naar Syracuse komen. Versloeg een coalitie van Carthagers en Etrusken nabij Cumae. Olympisch kampioen. Uitvinder van geheime politie. Hield van literatuur: Aeschylus en Pindarus waren enkele van zijn gasten.
°
(467-405 v.C.) democratie: geen koningen.
°
Dionysius I (405-367 v.C.): tiran. Damocles (zie teksten hoofdstuk 6) was zijn dienaar. Liet 22 km muren bouwen. Doorstond Carthaags beleg: de Carthagers dropen af door pestepidemie. Bouwde leger en paleis uit. Eiste hoge belastingen. Heel wreed. Luisterde gevangenen af via een spleet in de gevangenis, het zogenaamde „oor van Dionysius‟. Nodigde Plato uit, maar kreeg ruzie met hem. Schreef luizige toneelstukken. Richard Westall: het zwaard van Damocles (Ackland Museum, Chapel Hill, NC)
Hij verwoestte daarbij de Carthaagse vloot door een deel van zijn troepen te verkleden als Selinontische soldaten, bondgenoten van Carthago. Carthago verloor 9000 soldaten en moest 2000 talenten zilver als schadevergoeding betalen. 1
16.2
°
Dionysius II (367-344 v.C.): zoon van Dionysius I. Slappeling. Kreeg ook ruzie met Plato. Verjaagd in 356. Terug in 347. Weer verjaagd in 344. Werd dan maar leraar in Korinthe.
°
(344-317 v.C.) democratie
°
Agathocles (317-289 v.C.): belegerde Carthago, terwijl Carthago Syracuse aanviel! Won dat conflict. Vocht tegen Rome. Mooi, rijk en sportief, maar sadistisch. Na zijn dood was Syracuse een chaos.
°
(289-270 v.C.) anarchie. Hulp van Pyrrhus (zie hoofdstuk 6).
°
Hiëro II (270-215 v.C.): zorgde voor welvaart. Maakte Sicilië tot graanschuur van Italië. Steunde Rome tegen Carthago. Liet een theater bouwen. Sponsorde Archimedes (zie volgende paragraaf). Leefde sober. Heel populair.
°
Hiëronymus (215-212 v.C.): kleinzoon van Hiëro II. Steunde Carthago tegen Rome. Stom: Rome viel Syracuse aan en nam het in.
IEDEREEN IS GELIJK VOOR DE WET (VAN ARCHIMEDES) Archimedes is zonder twijfel de bekendste inwoner van Syracuse 1. Hij leefde in de tijd dat Hiëro en Hiëronymus koningen van de stad waren. Hij studeerde bij de grootste geleerden van de wereld, onder andere in Alexandrië (zie hoofdstuk 14). Toen keerde hij naar Syracuse terug en verwierf hij zich een reputatie van geleerdheid. Over zijn leven ontstonden daarom veel legendes. Hier volgen er enkele. Archimedes moest voor koning Hiëro een geschenk onderzoeken: een gouden kroon, waarvan Hiëro de zuiverheid betwijfelde. Archimedes stelde vast dat bepaalde stoffen verschillende hoeveelheden water verzetten, volgens hun dichtheid of soortelijk gewicht. Door de kroon op één schaal van een weegschaal te leggen en hem onder te dompelen in water, en door een even zwaar stuk goud in een ander bekken onder te dompelen, ontdekte hij de „wet van Archimedes‟: “Voorwerpen verliezen onder water gewicht in verhouding tot hun volume, niet tot hun gewicht.” De legende wil dat hij dit allemaal in zijn bad heeft beredeneerd en dat hij na de oplossing van het probleem naakt de straat zou zijn opgerend. Jammer, maar: een legende. Een andere uitvinding van hem is de hefboom. Men beweert wel eens dat hij gezegd heeft: “Geef me een punt om op te staan en ik hef de wereld op (met een hefboom).” Jammer, maar: een legende. Hij hield van vraagstukken en zelfs van hefbomen, maar de uitspraak is niet van hem. En ook het verhaal over hoe hij vijandelijke schepen kon vernietigen door zonnestralen in parabole spiegels te laten weerkaatsen is – helaas voor wie van spektakel houdt - een legende. Maar natuurlijk zijn er ook veel écht gebeurde verhalen over Archimedes. Hij heeft werkelijk de „schroef van Archimedes‟ bedacht, een toestel dat nog wereldwijd gebruikt wordt om water op te pompen. En hij berekende preciezer dan iedereen vóór hem de waarde van het getal pi. En hij bedacht de formule voor het berekenen van de inhoud van een bol of van een cilinder. En hij vond noteringen voor 1
Met excuses aan de dichter Theocritus, de redenaar Corax en de latere paus Stephanus III. 16.3
extreem hoge getallen uit1. En hij was de grondlegger van integraalberekeningen. En hij vond een hefkraan uit om boten in of uit het water te zetten. En hij vond een superkatapult uit. En nog veel meer. Té veel om op te sommen.
De Griekse postzegel toont op de achtergrond een illustratie van de „wet van Archimedes‟. Het Italiaanse exemplaar hiernaast laat de archimedesschroef zien. (http://math.nyu.edu/~crorres/Arc himedes/Stamps/stamps.html)
Maar één uitvinding moet nog vermeld worden. Sommigen noemen het de eerste computer van de wereld, maar feitelijk is het een heel verfijnd toestel om de stand van de hemellichamen te voorspellen. In 1902 werd er vlakbij het Griekse eiland Anitkythera een scheepswrak gevonden met een exemplaar van dat toestel aan boord. Het heeft een eeuw geduurd voor men er de precieze werking van doorzag. Maar nu weet men dat het de banen van planeten, zon en maan jaren ver kon voorspellen. Dit „Mechanisme van Antikythera‟ is de meest spectaculaire en vernuftige uitvinding van de hele oudheid. Pas 2000 jaar later konden wetenschappers fijnere machinerieën bedenken en bouwen. Dat verdient een applausje. Voor Archimedes: hiep, hiep, hiep! Hoera!
Het mechanisme van Antikythera: links wat ervan overblijft, rechts een reconstructie. (http://www.library.drexel.edu/blogs/newsevents/files/2012/04/displaymedia.jpg)
Hij bedacht bijvoorbeeld het systeem om grote getallen met machtsverheffingen uit te drukken. Op vraag van koning Hiëro paste hij dat systeem eens toe om de omvang van het heelal uit te drukken. Hij kwam tot de conclusie dat het 8 x 1063 zandkorrels groot was. Controleer het zelf maar. 1
16.4
DOOD IN DE NAMIDDAG Archimedes maakte onder koning Hiëro een bloeiperiode van de stad mee. Maar onder diens opvolger Hiëronymus maakte hij ook het einde van Syracuse mee. In het jaar 212 voor Christus belegerden de Romeinen hun vroegere bondgenoot, die naar het Carthaagse kamp was overgestapt. Geen eenvoudige klus voor de Romeinen, met die stevige muren, met de streng bewaakte havens en met de uitvindingen van Archimedes als verdediging. Maar één Griekse stad kon natuurlijk niet blijven standhouden tegen het machtige Romeinse rijk. Uiteindelijk konden de Romeinen de stad binnentrekken via een poortje dat was opengemaakt door Syracusanen die hoopten dat ze op genade zouden kunnen rekenen van de veroveraars. Ze vergisten zich. De Romeinen trokken plunderend door de stad en bereikten natuurlijk ook het huis van Archimedes. De geleerde zat daar net te piekeren over een meetkundig probleem. Een Romeinse soldaat zou binnengestormd zijn om buit te zoeken en Archimedes zou dan geroepen hebben: “Verknoei mijn cirkels niet!”1 Er zijn geen getuigen die dit citaat nog kunnen bevestigen. De soldaat moest van zoveel wijsneuzerij niet weten en sloeg Archimedes dood met zijn zwaard. De Romeinse aanvoerder Marcellus betreurde het incident achteraf, maar dat bracht Archimedes natuurlijk niet terug tot leven. De inwoners van Syracuse eerden hun beroemde geleerde dan maar met een eregraf, waarop een cilindervormige zuil stond met een ingegraveerde bol. Heel toepasselijk. Honderdvijftig jaar later was het graf al overwoekerd en afgetakeld door weer en wind. De beroemde Romeinse politicus Cicero liet het restaureren, maar ook dat was maar uitstel. De tijd deed zijn werk en het graf raakte helemaal zoek. Jammer voor de Siciliaanse dienst voor toerisme: weer een kans gemist om 5 euro toegangsgeld te vragen voor een interessant monument ...
INTERESSANTE WWW’TJES Zowat alles wat er over Archimedes te melden valt, staat op deze site: http://math.nyu.edu/~crorres/Archimedes/contents.html En dit is een leuk Playmobil-filmpje over de kroon van Archimedes: http://www.youtube.com/watch?v=T9Mnh2Fx7Ec
CREATIEVE OPDRACHTEN Er bestaan twee middeleeuwse handschriften met de beschrijving van een spel dat door Archimedes zou ontworpen zijn. De Grieken noemden het ὀστομάχιον (botjesgevecht). Soms wordt het ook foutief στομάχιον (maagje) genoemd. De bedoeling was een vierkant te versnijden zoals op het schema hieronder 2. Je kan de zo ontstane stukken op 536 manieren herschikken om een vierkant te behouden. Maar je kan met de 14 stukken
Andere Griekse schrijvers geven als Archimedes‟ laatste woorden: “Over mijn lijk, maar niet over mijn tekening!” of “Ga van mijn diagram, gast!” 1
2
(http://mathcenter-k6.haifa.ac.il/mispar_chazak/7/37.jpg) 16.5
ook veel andere figuren bedenken. Rechts zie je enkele voorbeelden. Maak eens je eigen versie uit karton, piepschuim of hout. En dan maar figuren maken ... Wie is het creatiefst?
Ooit zou Archimedes voor zijn vriend en collega Eratosthenes uit Alexandrië (zie hoofdstuk 14) een wiskundevraagstuk ontworpen hebben. Hij opende zijn brief aan Eratosthenes met deze woorden: "Bereken, o vriend, het totaal aantal runderen; geef er uw geest aan, als gij een deel wijsheid hebt." En toen volgde de opgave. Breek hier je hoofd maar eens over. Of beter nog: dat van je leraar wiskunde! “Een kudde runderen bestaat uit koeien en stieren. Er zijn er witte, zwarte, gele en gevlekte. Het aantal stieren is groter dan het aantal koeien. Het aantal gele stieren plus de helft van het aantal zwarte stieren plus een derde van het aantal zwarte stieren is gelijk aan het aantal witte stieren. Het aantal gele stieren plus een vierde van het aantal gevlekte stieren plus een vijfde van het aantal gevlekte stieren is gelijk aan het aantal zwarte stieren. Het aantal gele stieren plus een zesde van het aantal witte stieren plus een zevende van het aantal witte stieren is gelijk aan het aantal gevlekte stieren. Een derde van het aantal zwarte dieren plus een vierde van het aantal zwarte dieren is gelijk aan het aantal witte koeien. Een vierde van het aantal gevlekte dieren plus een vijfde van het aantal gevlekte dieren is gelijk aan het aantal zwarte koeien. Een vijfde van het aantal gele dieren plus een zesde van het aantal gele dieren is gelijk aan het aantal gevlekte koeien. Een zesde van het aantal witte dieren plus een zevende van het aantal witte dieren is gelijk aan het aantal gele koeien. Het aantal witte plus zwarte stieren is een kwadraat, dus van de vorm m x m. Het aantal gele plus gevlekte stieren is een driehoeksgetal, dus van de vorm n x (n + 1) / 2.”
Archimedes eindigde met de boodschap dat degene die het niet-cursieve deel kan oplossen "niet onwetend en evenmin onhandig is in getallen, maar nog altijd niet gerekend kan worden tot de wijzen". Degene die het probleem volledig kan oplossen kan wel gerekend worden tot de wijzen. En nu jij!
16.6
CONTRACTE WERKWOORDEN Bij een groot aantal Griekse werkwoorden eindigt de stam op een -α of een -ε. Die eindklinker van de stam contraheert (= trekt samen, versmelt) met de bindklinkers die erop volgen. Daarom noemt men dergelijke werkwoorden de contracte werkwoorden.
1. CONTRACTE WERKWOORDEN OP - α (MODEL
actief
mediaal / passief
τιμά-ε-εν ➙
τιμᾶν
τιμά-ε-σθαι ➙
τιμᾶσθαι
1 enk.
τιμά-ω ➙
τιμῶ
τιμά-ο-μαι ➙
τιμῶμαι
2 enk.
τιμά-ει-ς ➙
τιμᾷς
τιμά-ῃ ➙
τιμᾷ
3 enk.
τιμά-ει ➙
τιμᾷ
τιμά-ε-ται ➙
τιμᾶται
1 mv.
τιμά-ο-μεν ➙
τιμῶμεν
τιμα-ό-μεθα ➙
τιμώμεθα
2 mv.
τιμά-ε-τε ➙
τιμᾶτε
τιμά-ε-σθε ➙
τιμᾶσθε
3 mv.
τιμά-ουσι(ν) ➙
τιμῶσι(ν)
τιμά-ο-νται ➙
τιμῶνται
infinitief indicatief
τιμᾶν )
De contractie volgt dus deze regels:
α + o-klank
➙ω
α + andere klank
➙α
ι wordt jota subscriptum.
Zoals je ziet in het kadertje, is onze vertrouwde -ειν-uitgang van de infinitief zelf al het resultaat van een contractie: -ε-εν ➙ ειν.
Alles begrepen? Vorm nu zelf de imperatief, het participium presens en de indicatief imperfectum van τιμᾶν.
16.7
2. CONTRACTE WERKWOORDEN OP - ε (MODEL
actief
mediaal / passief
ποιέ-ε-εν ➙
ποιεῖν
ποιέ-ε-σθαι ➙
ποιεῖσθαι
1 enk.
ποιέ-ω ➙
ποιῶ
ποιέ-ο-μαι ➙
ποιοῦμαι
2 enk.
ποιέ-ει-ς ➙
ποιεῖς
ποιέ-ῃ ➙
ποιῇ
3 enk.
ποιέ-ει ➙
ποιεῖ
ποιέ-ε-ται ➙
ποιεῖται
1 mv.
ποιέ-ο-μεν ➙
ποιοῦμεν
ποιε-ό-μεθα ➙
ποιούμεθα
2 mv.
ποιέ-ε-τε ➙
ποιεῖτε
ποιέ-ε-σθε ➙
ποιεῖσθε
3 mv.
ποιέ-ουσι(ν) ➙
ποιοῦσι(ν)
ποιέ-ο-νται ➙
ποιοῦνται
infinitief indicatief
ποιεῖν )
De contractie volgt dus deze regels:
ε+ε
➙ ει
ε+ο
➙ ου
andere gevallen: de ε wordt in de bindklinker opgenomen.
Zoals je ziet in het kadertje, is onze vertrouwde -ειν-uitgang van de infinitief zelf al het resultaat van een contractie: -ε-εν ➙ ειν.
Wanneer de stam slechts uit één lettergreep bestaat, is er wel een contractie met ε en ει, maar niet met de andere bindklinkers. bv.
δεῖν
nodig zijn
δεῖ
δεῖσθαι
nodig hebben, vragen δέομαι
δεόμεθα
δέῃ
δεῖσθε
δεῖται
δέονται
Nog steeds alles begrepen? Vorm nu zelf de imperatief, het participium presens en de indicatief imperfectum van ποιεῖν.
16.8
OEFENINGEN OP DE CONTRACTE WERKWOORDEN 1.
Determineer de werkwoordsvormen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
2.
Ἐτίμα τοὺς θεούς. Κατεγέλας τῆς ἐμοῦ θυγατρὸς θεωμένης τὸν οὐρανὸν. Νικῶντες ἐσιώπων. Ἆρ’ οὐχ ὁρᾷς τοὺς δούλους; Γέλα καὶ ἀγάπα τοὺς ἀνθρώπους. Εὐ ζῶμεν. Ὁρμῶν ἀπὸ τοῦ ὄρους ἥκει εἰς τὴν πόλιν. Τελευτᾶτε. Οὐ τολμῶσι γελᾶν. Ἠιτιώμην τοὺς πολίτας. Κτώμεθα πολλὰ ἀγαθά. Ἐᾷς τὸ θηρίον ζῆν. Πειρᾶσθε φεύγειν. Ἡττῶντο. Ἰῶμαι μετὰ μακρὰν νόσον.
Duid de kernen van de zinsdelen aan en vertaal de zinnen. .
1
Ἐρωτώμενος τίς σοφώτατος ἀνθρώπων ἐστίν, ὁ θεὸς ἀπεκρίνετο “Σωκράτης”.
2.
Πειρώμεθα οὕτως ζῆν ὥστε πάντας ἀγαπῶμεν.
3.
Ὁ νῷ χρώμενος βέλτιστα ζῇ.
4.
Ὁ Πλάτων ἔγραφεν ὅτι κρεῖττον τὸ μὴ ζῆν ἐστι τοῦ ζῆν κακῶς.
5.
Λέγομεν τὸν τοὺς θεοὺς τιμῶντα μεγίστης τιμῆς ἄξιον εἶναι.
16.9
3.
Determineer de werkwoordsvormen van volgend dialoogje 1. Herrie in de onderwereld. Midas, Sardanapalus en Croesus doen bij Pluto hun beklag over filosoof Menippus.
Πλ.
:
Τί καλεῖτε “Πλούτων, Πλούτων” καὶ οὐ ποιεῖτε ἃ λέγω;
Μ/Σ/Κ
:
Οὐ φέρομεν, ὦ Πλούτων, παροικεῖν2 τῷ κακῷ Μενίππῳ.
Πλ.
:
Τί δ’ ὑμᾶς κακῶς ποιεῖ;
Μ/Σ/Κ
:
Ὅτε λυπούμεθα3 περὶ τῶν ἄνω4, Μίδας μὲν τοῦ χρυσοῦ, Σαρδανάπαλος δὲ τῆς ἡδονῆς, Κροῖσος τῶν πλοῦτων, ἐπιγελᾷ5 καὶ ἡμᾶς δούλους καλεῖ.
Πλ.
:
Τί λέγουσιν, ὦ Μένιππε;
Μεν.
:
Τὴν ἀλήθειαν, ὦ Πλούτων. Ἀδυνάτων ἐπιθυμοῦσιν καὶ ἐπὶ ἀναξίων6 μέγα φρονοῦσιν7. Οὐ νόμος ἐστὶν ἐν Αἵδου8 τὰ τοῦ θνήτου βίου ἐπαινεῖν. Μισῶ9 τοὺς ἄνους10 ξένους.
Πλ.
:
Ἀλλ’ οὐ δεῖ· λυποῦνται γὰρ οὐ περὶ μικρῶν.
Μεν.
:
Καὶ σὺ νοσεῖν11 δοκεῖς, ὦ Πλούτων. Τὸν ἄνθρωπον δεῖ καλὸν βίον ἄγειν καὶ ἀποθνῄσκοντα τὰς τῶν ἀνθρώπων ἐπιθυμίας ἀπολείπειν.
4.
Duid de kernen van de zinsdelen aan en vertaal de zinnen.
1. Μᾶλλον ὑπὸ τῶν φίλων ἢ ὑπ΄ ἐχθρῶν ἐπαινούμεθα. 2. Εἰ τῶν ἀδυνάτων ἐπιθυμοῦμεν, οὐχ ἃ βουλόμεθα κτώμεθα. 3. Οὐχ ἑτοῖμοί ἐστε ὀρχεῖσθαι ἀλλὰ δειπνεῖν. Σίτου γὰρ καὶ οἴνου δεῖσθε. 4. Οἱ στρατιῶται ἀδικοῦντες τοὺς πολίτας ὑπὸ τῶν στρατηγῶν ἐτιμωροῦντο. 5. Τιμῶμεν τοὺς ἄλλοις βοηθοῦντας. cf. Lucianus, Dodendialogen, 2 παρ-οικεῖν: samenwonen met 3 λυπεῖσθαι: te lijden hebben 4 τὰ ἄνω: de zaken van de bovenwereld (nl. van ons vroeger leven) 5 ἐπιγελᾶν: uitlachen, spotten 6 ἀν-άξιος: (leid zelf de betekenis af) 7 μέγα φρονεῖν: trots zijn 8 ἐν Αἵδου: in de Hades 9 μισεῖν: haten 10 ἄ-νους: (leid zelf de betekenis af) 11 νοσεῖν: (leid zelf de betekenis af) 1
2
16.10
LEESTEKST: UIT LUCAS Als een schrijver wil dat zijn boeken gelezen worden, dan moet hij zijn werk in het Engels laten vertalen. Of hij kan zelf in het Engels schrijven. Die taal is tegenwoordig namelijk dé wereldtaal (in het Latijn: de ‘lingua franca’, in het Grieks de ‘ κοινὴ
διάλεκτος’). In de tijd dat Jezus van Nazareth leefde, was die eer weggelegd voor het Grieks. De meeste mensen rond het oostelijk deel van de Middellandse Zee spraken Grieks als eerste taal. En ook de meeste Romeinen begrepen Grieks. Zo komt het dat Jezus’ leerlingen zijn leven en ideeën samenbrachten in een Grieks boek. Volgens de christenen hét Boek (τὸ
Βιβλίον, de Bijbel). Mattheüs, Marcus, Lucas,
Johannes en Paulus schreven Algemeen Grieks, dat slechts op enkele punten afwijkt van het Attisch Grieks dat jullie leren. Ziehier een parabel ( = vergelijking) uit het Nieuw Testament. Over hoe je aan de vruchten de boom herkent ...
Ἐκ τοῦ καρποῦ τὸ δένδρον Οὐκ ἔστι δένδρον καλὸν ποιοῦν καρπὸν σαπρὸν1 οὐδὲ πάλιν δένδρον σαπρὸν ποιοῦν καρπὸν καλόν. Ἕκαστον γὰρ δένδρον ἐκ τοῦ ἰδίου καρποῦ γιγνώσκεται. οὐ γὰρ ἐξ ἀκανθῶν2 συλλέγουσιν σῦκα3, οὐδὲ ἐκ βάτου4 σταφυλὴν5 τρυγῶσιν6. Ὁ ἀγαθὸς ἄνθρωπος ἐκ τοῦ ἀγαθοῦ θησαυροῦ7 τῆς καρδίας αὐτοῦ προφέρει8 τὸ ἀγαθὸν, καὶ ὁ πονηρὸς ἐκ τοῦ πονηροῦ προφέρει τὸ πονηρόν.
Onderlijn in deze parabel alle noodzakelijke zinsdelen. Vertaal die onderlijnde zinsdelen. Vertel daarna in je eigen woorden wat de boodschap van deze parabel is.
σαπρός, ά, όν: rot ἡ ἄκανθα, -ης: de braam(struik) 3 τὸ σῦκον, -ου: de vijg 4 ἡ βάτος, -ου: de doornstruik 5 ἡ σταφυλή, -ης: de druif 6 τρυγᾶν, τρυγά-ω: plukken, oogsten 7 ὁ θησαυρός: de schat 8 προφέρειν: voortbrengen 1
2
16.11
En nu we toch in het Nieuwe Testament terechtgekomen zijn, kan je ook nog de volgende citaten vertalen? Misschien herken je slechts enkele woorden, maar volstaat dat om iets over het citaat te vertellen ... * Πολλοὶ
γάρ εἰσιν κλητοί, ὀλίγοι δὲ ἐκλεκτοί. (Mat. 22: 14)
* Μακάριοι *Ἡ
οἱ πτωχοὶ τῷ πνεύματι, ὅτι αὐτῶν ἐστὶν ἡ βασιλεία τῶν οὐρανῶν. (Mat. 5: 3)
ἀγάπη μακροθυμεῖ, χρηστεύεται, ἡ ἀγάπη οὐ ζηλοῖ, οὐ περπερεύεται, οὐ φυσιοῦται, οὐκ
ἀσχημονεῖ, οὐ ζητεῖ τὰ ἑαυτῆς, οὐ παροξύνεται, οὐ λογίζεται τὸ κακόν, οὐ χαίρει ἐπὶ τῇ ἀδικίᾳ, συνχαίρει δὲ τῇ ἀληθείᾳ. Πάντα στέγει, πάντα πιστεύει, πάντα ἐλπίζει, πάντα ὑπομένει. Ἡ ἀγάπη οὐδέποτε πίπτει. (1Kor. 13: 4-8) * Πλατεῖα καὶ εὐρύχωρος ἡ ὁδὸς ἡ ἀπάγουσα εἰς τὴν ἀπώλειαν, καὶ πολλοί εἰσιν οἱ εἰσερχόμενοι δι᾽ αὐτῆς. (Mat. 7: 13) * Ὁ δὲ καρπὸς τοῦ πνεύματός ἐστιν ἀγάπη, χαρά, εἰρήνη, μακροθυμία, χρηστότης, .
ἀγαθωσύνη, πίστις, πραΰτης, ἐγκράτεια κατὰ τῶν τοιούτων οὐκ ἔστιν νόμος. (Gal. 5: 22-23) * Ἔστω
δὲ ὑμῶν τό Ναί ναὶ καὶ τό Οὔ οὔ. (Jac. 5: 12)
* Ἐν ἀρχῇ
ἦν ὁ λόγος, καὶ ὁ λόγος ἦν πρὸς τὸν θεόν, καὶ
θεὸς ἦν ὁ λόγος. (Joh. 1: 1) * Ἐγώ εἰμι
.
ἡ ὁδὸς καὶ ἡ ἀλήθεια καὶ ἡ ζωή οὐδεὶς ἔρχεται
πρὸς τὸν πατέρα εἰ μὴ δι᾽ ἐμοῦ. (Joh. 14: 6)
De Codex Sinaiticus dateert uit de vierde eeuw (!) en is het belangrijkste bijbelhandschrift. Het wordt bewaard in de British Library. Deze bladzijde toont een passage uit Mattheus 6.
16.12
17
ELEA VAN GRIEKENLAND NAAR GROOT-GRIEKENLAND Van Syracuse gaat het nu noordwaarts, langs de kust van Italië. Dit was vanaf de 8ste eeuw voor Christus steeds meer een Grieks gebied: Grieken voelden zich snel thuis in dit zonnige en vruchtbare land en stichtten er een hele keten van kolonies 1. Het verhaal van de kolonie Elea begint in het jaar 546 voor Christus. Toen viel de Perzische koning Cyrus namelijk de Griekse steden in Ionië aan, nu het westen van Turkije. Toen Cyrus de steden Milete en Ephese veroverd had, nam hij ook Phocaea in het vizier. Hij probeerde het eerst met diplomatie: een onderhandelaar moest de Phocaeïsche bevolking overtuigen dat een rustige overgave voor iedereen beter was. Maar de Phocaeërs waren niet erg enthousiast om Perzische onderdanen te worden. Daarom bedachten ze de stomste list uit de hele militaire geschiedenis. Ze boden Cyrus vrije toegang tot de stad, maar ze vroegen één dag tijd om zijn ontvangst voor te bereiden. De Perzen moesten op één kilometer van Phocaea wachten tot de poorten opengingen. Toen dat geregeld was, gingen alle bewoners van de stad in één nacht met heel hun bezit op boten en voeren ze weg. Dag Cyrus! Veel inwoners van Phocaea kwamen snel terug, uit heimwee of uit angst voor het onbekende. Anderen probeerden op het eiland Chios een nieuw leven op te starten. En nog anderen kozen voor „the far west‟, voor Italië en verder. Ze waren er niet erg welkom: op Sicilië kwamen ze in ruzie met Carthaagse kolonisten, wat tot bloedige gevechten leidde. De Phocaeërs die dit conflict overleefden, splitsten zich op. Sommigen trokken nog verder, naar Frankrijk of Spanje, een deel ging op zoek naar een leuke plek Gipo Farassino is een Italiaanse politicus van de Lega Nord. Die partij wil Noord-Italië afscheiden van het armere zuiden van het land. Farassino heeft daarom een studie geschreven die moet aantonen dat “de bewoners van Noord-Italië nog steeds Keltisch DNA in hun bloed hebben, terwijl Midden-Italiaanse mensen DNA van de Etrusken in zich dragen en de zuiderlingen DNA van de Grieken.” Dat ruikt naar racisme of een overdreven hoeveelheid wijn. 1
17.1
aan de Italiaanse westkust. Ze vonden zo‟n plek aan de monding van het riviertje de Alento, waar twee eilandjes een natuurlijke haven vormden en waar een hoge heuvel prima dienst kon doen als akropolis. Hier ontstond Elea. Het werd geen wereldstad, maar een gemoedelijk provinciestadje, waarvan de archeologische resten zeker niet spectaculair zijn. Maar toch staat Elea in de geschiedenisboekjes. Door zijn filosofen.
Op dit kaartje zie je enkele kolonies in „Magna Graecia‟.
Filosofen, laat daarover geen misverstand bestaan, “houden van wijsheid” en willen de wereld en al zijn aspecten beter begrijpen. Ze stellen vragen zoals “Waar komt alles vandaan?” of “Wat is goed en wat is slecht?” of “Is er leven na de dood?”. De filosofen van Elea specialiseerden zich vooral op het vlak van ontologie. Dat is een deel van de filosofie dat zich bezighoudt met de vraag: “Wat is de werkelijkheid?”1 Of met de vraag: “Blijft alles altijd hetzelfde of verandert alles?”
HERACLITUS VAN EPHESE: “ALLES VERANDERT!” Voor we over de filosofen van Elea spreken, moeten we het over hun aartsvijand hebben. Dat was Heraclitus en hij kwam uit Ephese (zie hoofdstuk 11). Hij was een snob en een mensenhater, maar wat een heerlijk interessante snob. Hij leefde rond 500 voor Christus en kwam uit een rijke familie van politici. Maar zelf hield hij meer van spelen met kinderen. Hij vond alle openbare macht en rijkdom toch maar zinloos vertoon. Hij daagde de mensen met uit met arrogante opmerkingen als “De meeste mensen zijn minderwaardig” of “De meeste mensen verstaan niets van wat je zegt, of je het ze nu uitlegt of niet.” Klare taal, dat wel. Minder klaar was de taal van zijn filosofische boeken. De beroemde filosoof Socrates, zeker geen uilskuiken, zei eens over die boeken: “Wat ik ervan versta, is briljant. Misschien is de rest dat ook, maar je moet al een beroepsduiker zijn om de betekenis uit zijn zinnen op te halen.” Aristoteles, nog een bekende filosoof, hield het bij de opmerking dat de zinnen van Heraclitus niet altijd grammaticaal Vind je dat een onnozele vraag? Dan heb je duidelijk „The Matrix‟ niet gezien, een film die trouwens gebaseerd is op ideeën van Pythagoras (zie hoofdstuk 19). 1
17.2
in orde waren. Tja. Door de combinatie van zijn pessimistische gedachten en zijn moeilijk te lezen teksten kreeg Heraclitus van zijn tijdgenoten de bijnaam „ὁ Σκοτεινός’, „de Duistere‟. Maar dat maakt zijn werk, of wat ervan is overgebleven, niet minder interessant. Hij werd vooral bekend om zijn opmerking dat “πάντα ῥεῖ καὶ οὐδὲν μένει”, “alles stroomt en niets blijft”. Niet dat alles volgens hem water was. Nee, hij geloofde dat alles voortdurend in beweging was en veranderde. Daarom vond hij oorlogen zelfs zinvol: door die conflicten ging het een beetje vooruit met de wereld! Om dat nog te verduidelijken vergeleek hij het leven (βίος) met een boog (βιός). Als het leven gespannen is, zoals een strakke boog, zit er een maximum aan opgekropte energie in, die verlangt om vrijgelaten te worden. Een rake gedachte. En in het Grieks een leuke woordspeling. Heraclitus stierf op hoge leeftijd. Hij kreeg waterophoping in zijn lichaam en wou die ziekte zelf genezen door onder warme dierenmest te kruipen, zodat hij zijn vocht zou verliezen door uitdroging. Helaas: nu hij onherkenbaar was door de mest, werd hij door zijn eigen honden aangevallen en opgegeten. Zo bleek nog maar eens: “Niets blijft.”
Deze Brugse woning heet „Panta rei‟, omdat ze aan een „rei‟ ligt. Echt! (http://desyndic.be/_db/pictures/Residentie %20Panta%20Rei.JPG)
PARMENIDES VAN ELEA: “NIETS VERANDERT!” Enkele jaren na Heraclitus‟ dood kwamen zijn ideeën in geschreven vorm toe in Elea. De filosofen Parmenides en Zeno van Elea vonden die ideeën maar niets en zouden ze een leven lang bestrijden. Ze waren goede vrienden1, maar het was toch vooral Parmenides die een tegentheorie bedacht. Zeno zorgde meer voor praktische voorbeelden. Parmenides geloofde dat alles één is. Dat er maar één werkelijkheid is en dat er daarbuiten niets anders bestaat. Hij noemde die werkelijkheid „het Zijn‟ en hij bewees zijn gelijk met de volgende redenering: “Het Zijn is er, anders was het niet het Zijn. Het niet-Zijn is niet, want als het er wel was, was het het Zijn. Het Zijn is dus het enige wat is. Het Zijn is eeuwig: het kan namelijk niet veranderen Plato, ook niet vies van een roddel, beweert dat Parmenides en Zeno ook elkaars minnaar waren. En dat alleen maar, omdat ze ook Socrates‟ leer verwierpen, waar Plato sterk in geloofde. 1
17.3
in het niet-Zijn, omdat het enkel het Zijn kan zijn. Het is ook ongeschapen, want waaruit moest het anders komen? Toch niet uit het niet-Zijn, dat niet is? En het Zijn is tenslotte ook onbeweegbaar, want er is niets buiten het Zijn om het te doen bewegen en om de plaats van het Zijn in te nemen.” Oef: wat een redenering om te zeggen dat niets verandert en alles blijft. Dan liever Zeno: die stelde de mensen op de proef met leuke raadsels over het Zijn en met zijn paradoxen (zie hoofdstuk 15, laatste voetnoot). We geven er hier een paar. De beroemdste paradox is die van Achilles en de schildpad. Die paradox moest bewijzen dat de snelvoetige held Achilles nooit een schildpad kon inhalen, als hij met een achterstandje vertrok in een loopwedstrijd. Elke keer dat hij een punt bereikte waar de schildpad eerder was geweest, was het dier namelijk al iets verder. En zo lang een afstand kan gedeeld worden (en dat kan tot in het oneindige!), zo lang haalt Achilles de schildpad niet in1. Een andere paradox is die van de pijl: op elk moment van zijn vlucht is een pijl op een bepaalde plek in stilstand. En de optelsom van alle momenten stilstand is stilstand! Een pijl beweegt dus niet. Iedereen weet dat dit onzin is, maar test de ongerijmdheid van de theorie toch maar niet door voor een schietschijf te gaan staan. Pak het liever aan zoals de cynische filosoof Antisthenes. Toen hij Zeno niet met argumenten kon overtuigen dat de paradox van de pijl nonsens was, liep hij zenuwachtig heen en weer door de kamer. Zeno kreeg het daarvan op de heupen en vroeg of hij niet kon blijven stilstaan. Waarop Antisthenes triomfantelijk uitriep: “Aha! Je geeft dus toe dat ik beweeg?” Over Zeno is nog één belangrijk iets te vertellen: de manier waarop hij stierf. Hij zou meegedaan hebben aan een complot tegen een tiran van Elea. Hij werd gearresteerd en gefolterd om namen van medeplichtigen te bekennen. Uiteindelijk wou hij de tiran wel enkele namen geven, maar enkel als hij het in zijn oor mocht fluisteren. De tiran leunde naar Zeno toe ... die onmiddellijk een stuk uit het oor van de tiran hapte. Hij spuwde het stuk oor naar zijn natuurlijke eigenaar en beet daarna zijn eigen tong af om niemand meer te kunnen verraden. De razend kwade tiran liet Zeno in stukken snijden en in een grote kuip vermalen. Waarna Zeno zou geroepen hebben: “Een mens moet soms wat geluk hebben in het leven!” Niet erg origineel, maar toch knap voor een man zonder tong, die bovendien versneden en verpletterd is ...
EEN INTERESSANT WWW’TJE Dit filmpje op YouTube is een Japanse manga met Engelse ondertitels over Zeno‟s paradox van Achilles: http://www.youtube.com/watch?v=VI6UdOUg0kg&feature=related
CREATIEVE OPDRACHT Zoek zelf eens een aantal leuke voorbeelden van paradoxen op het internet. En laat ze maar eens oplossen door je klasgenoten!
Deze voetnoot doet niets ter zake, maar wist je dat de reuzenschildpad 300 meter per uur kan afleggen? Van Achilles is de topsnelheid onbekend. 1
17.4
ATHEMATISCHE WERKWOORDEN In het Grieks bestaan werkwoorden waarvan de stam direct aan de uitgangen gevoegd wordt, zonder bindklinker of themavocaal. Vandaar de benaming: athematische werkwoorden. Er zijn vijf modellen: ἱζηάναι, ηιθέναι, ἱέναι, διδόναι, δεικνύναι. Deze werkwoorden hebben in het actief enkele eigen uitgangen. We hebben ze in de tabel hieronder gemarkeerd. De uitgangen van het passief zijn volledig normaal.
infinitief indicatief
participium
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv. m. v. o.
actief presens διδό-ναι
imperfectum
mediaal / passief presens δίδο-ζθαι
imperfectum
δίδω-μι δίδω-ς δίδω-σι(ν) δίδο-μεν δίδο-ηε διδό-ασι(ν)
ἐδίδου-ν ἐδίδου-ς ἐδίδου ἐδίδο-μεν ἐδίδο-ηε ἐδίδο-σαν
δίδο-μαι δίδο-ζαι δίδο-ηαι διδό-μεθα δίδο-ζθε δίδο-νηαι
ἐδιδό-μην ἐδίδο-ζο ἐδίδο-ηο ἐδιδό-μεθα ἐδίδο-ζθε ἐδίδο-νηο
διδούς, διδό-νη-ος διδοῦζα, διδούζης διδό-ν, διδό-νη-ος
διδό-μεν-ος, διδο-μέν-ου διδο-μέν-η, διδο-μέν-ης διδό-μεν-ον, διδο-μέν-ου
17.5
OPMERKINGEN
1. In het presens en imperfectum hebben de athematische werkwoorden twee stammen: een lange en een korte stam. De lange stam wordt alleen in het enkelvoud van de actieve indicatief gebruikt. De twee stammen van
διδόναι ἱζηάναι ηιθέναι ἱέναι δεικνύναι
zijn
διδο- en ἱζηαηιθεἱεδεικνυ-
διδωἱζηηηιθηἱηδεικνῦ-
Het actieve imperfectum vertoont in het enkelvoud soms een lichte stamwijziging. bv. ἐ-δίδου-ν, ἐ-δίδου-ς, ἐ-δίδου ἐ-ηίθη-ν, ἐ-ηίθει-ς, ἐ-ηίθει
2. De actieve indicatief presens 3 mv. van ἱζηάναι is een samentrekking: ἱζηᾶζι(ν) uit ἱζηά-αζι(ν). Zo’n contractie doet zich niet voor bij διδόναι, ηιθέναι en δεικνύναι. Daar krijgen we dus διδόαζι(ν), ηιθέαζι(ν), δεικνύαζι(ν). 3. Het participium presens wordt gevormd en verbogen zoals πᾶς, πᾶζα, πᾶν (stam πανη-). Bij
διδόναι: ἱζηάναι: ηιθέναι: ἱέναι: δεικνύναι:
διδούς, διδοῦζα, διδόν ἱζηάς, ἱζηᾶζα, ἱζηάν ηιθείς, ηιθεῖζα, ηιθέν ἱείς, ἱεῖζα, ἱέν δεικνύς, δεικνῦζα, δεικνύν
stam:
διδονηἱζηανηηιθενηἱενηδεικνυνη-
4. Διδόναι, ηιθέναι en δεικνύναι hebben een syllabisch augment: ἐ-δίδουν, ἐ-ηίθην, ἐ-δείκνυν. Maar ἱζηάναι en ἱέναι hebben een temporeel augment, dat bovendien opgaat in de beginklinker van de stam en dus onzichtbaar blijft. bv. ἵζηην 5. De deponente werkwoorden δύναζθαι en ἐπίζηαζθαι worden vervoegd zoals ἵζηαζθαι. Φάναι volgt de vervoeging van ἱζηάναι.
17.6
OEFENINGEN OP DE ATHEMATISCHE WERKWOORDEN 1
Zoek in de leesteksten van oef. 3 en 4 de athematische werkwoordsvormen; determineer ze.
2
Vertaal enkel het zinsdeel met de athematische werkwoordsvorm. Let erop dat je de vormen uit elkaar houdt die goed op elkaar lijken.
1 2
Ἐδίδοσαν πάντα τὰ ἑαυτῶν κτήματα. Διδόασιν οὐδέν.
3 4
Ἱστᾶσι μακρὰ τείχη. Ἵστασαν μνημεῖον (gedenkteken) τῷ διδασκάλῳ.
5 6
Ἵεντο ὑπὸ τοῦ πατρός. Αἱροῦμαι (ik verkies) τὸν διαλεγόμενον ὑπὲρ τοῦ ἀνδρὸς ἱέντος ἐπιστολήν.
7 8
Τίθεμεν τὰ ἄνθη εἰς τὸ ὕδωρ. (water). Ἐτίθεμεν τὸ σκέλος (been) παρὰ τὸν κύνα.
9 Ἱᾶσιν ἐπιστολήν. 10 Ἵεσαν ἱππέας. 11 Ἵστησι τὸν ἵππον εἰς τὸν λειμῶνα (weide). 12 Τρίποδα (drievoet, ketel) ἵστη εἰς τὸ πῦρ. 13 Ἱστὰς τὰ ὦτα (oren) ὀρθὰ πάντα ἀκούει. 14 Ἵστης τὸν ὄνον παρὰ τοὺς κυνάς. 15 Ἱέμην ὑπὸ τοῦ στρατηγοῦ. 16 Ἱεμένην εἰς τὴν ἀγορὰν τὴν παῖδα ἔκοπτον. :-) 17 Διδοὺς τὸ δῶρον ἐπαινοῦμαι. 18 Δίδως πάντα ἃ ἔχεις. 19 Ἵενται ἀεὶ εἰς τὴν πόλιν. 20 Ἵεντο ὑπὸ τοῦ διδασκάλου.
17.7
3.
LEESTEKST: EEN WOLF OP HET VERKEERDE BEEN
Een fabeltje: dat was een tijdje geleden! Deze keer is een wolf de dupe van valse mensenbeloftes.
Λύκος1 πεινῶν2 τροφὴν ἐζήτει Ἀφικνούμενος εἴς τινα χώραν ἐξ οἰκίας τινὸς ἤκουε παιδὸς δακρύοντος3 καὶ γυναικὸς αὐτῷ λεγούσης . “Σιώπα, εἰ δὲ μή, σε τῷ λύκῳ δίδωμι”. Οἰόμενος δὲ ὁ λύκος τὰ ἀληθῆ λέγειν τὴν γυναῖκα, πρὸς τῇ οἰκίᾳ ἔμενεν. Ἱστάμενος παρὰ τῇ θύρᾳ ὁ λύκος πάλιν ἤκουε τῆς μητρὸς λεγούσης . “ Ὦ παῖ, οὐ δεῖ φοβεῖσθαι, εἰ ὁ λύκος φαίνεται, αὐτὸν ἐξανίσταμεν4.” Ὁ λύκος ἀπῄει λέγων . “ Ἐν ταύτῃ τῇ οἰκίᾳ ἄλλα μὲν λέγουσιν, ἄλλα δὲ πράττουσιν.”
Voer nog één keer de bekende opdracht uit: onderlijn in elke zin de minimale zin, de noodzakelijke zinsdelen. Vertaal eerst enkel deze minimale zinnen. Vertaal daarna alles, met de niet-noodzakelijke zinsdelen erbij.
ὁ λύκος, λύκου: de wolf πεινᾶν: honger hebben 3 δακρύειν: wenen 4 ἐξανιστάναι: wegjagen 1
2
17.8
4.
LEESTEKST: DE DOOD VAN CLEOPATRA
In het hoofdstuk 14 hadden we het al over de Ptolemaeën. Die familie heerste vanaf de dood van Alexander de Grote tot aan de Romeinse tijd vanuit Alexandrië over Egypte. De laatste Ptolemaeïsche koningin ken je wel: Cleopatra VII. Ze was mooi, ze was slim, ze was ambitieus. Ze verleidde Gaius Iulius Caesar door naakt uit een tapijt te komen rollen en ze verleidde daarna ook de Romeinse generaal Marcus Antonius. Maar toen keizer Augustus van Rome Marcus Antonius en Cleopatra aanviel, kwamen ze in de problemen. Na een militaire nederlaag besloten ze zelfmoord te plegen. Marcus Antonius stortte zich op zijn zwaard, zoals voor een Romein gepast was. Maar Cleopatra pakte het anders aan. Je leest het verhaal in de versie van Dio Cassius (155-229), een Romeinse consul die vloeiend Grieks sprak en schreef. Zijn ‘Romeinse geschiedenis’ beschrijft in 80 hoofdstukken 1000 jaar groei van het Romeinse Rijk. We hebben het Grieks van Dio Cassius voor dit handboek wel een beetje vereenvoudigd.
῾Η τῆς Κλεοπάτρας τελευτή5 Καὶ οὐδεὶς οἶδεν σαφῶς πᾶσαν τὴν ἀλήθειαν περὶ τῆς τελευτῆς αὐτῆς. Λέγουσι δὲ οἱ μὲν ὅτι ἀσπίδα6 ἐν ὑδρίᾳ7 ἢ καὶ ἐν ἄνθεσί τισιν κρυπτομένην, ἑαυτῇ προσετίθετο8, οἱ δὲ ὅτι βελόνην 9 ἐις τὸ αἷμα10 ἔβαλλεν, δύναμιν μεγίστην ἔχουσαν καὶ τάχιστα καὶ ἀλυπότατα11 ἀποκτείνουσαν. Οὕτως δὲ, ἢ ὅτι ἐγγύτατα12, μετὰ δύο θεραπαινῶν13 ἀπέθνῃσκεν. Ἀκούων δὲ ὁ Καῖσαρ τὴν τελευτὴν αὐτῆς, ἐδάκρυε14 καὶ τό τε σῶμα αὐτῆς ὁρᾶν ἤθελε. Καὶ φάρμακα15 μὲν αὐτῇ διδόναι ἐβούλετο ὁ Καῖσαρ, μηδένα δὲ τρόπον16 ἀναβιοῦσθαι17 τὴν Κλεοπάτραν οἷος τε18 ἦν. Ἐκείνην μὲν καὶ ἐθαύμαζε, αὐτὸς δὲ ἰσχυρῶς ἐλυπεῖτο19 ὅτι καὶ πάσης τῆς ἐπὶ τῇ νίκῃ δόξης ἐστερεῖτο.
ἡ τελευτή, τελευτῆς: het einde, het levenseinde, de dood ἡ ἀσπίς, ἀσπίδος: de adder 7 ἡ ὑδρία, ὑδρίας: de waterkruik 8 προστίθεσθαι: (op zichzelf) zetten 9 ἡ βελόνη, βελόνης: de naald 10 τὸ αἷμα, αἵματος: het bloed 11 ἄλυπος, ος, ον: pijnloos (hier superlatief bijwoord) 12 ὅτι ἐγγύτατα: zo weinig mogelijk anders 13 ἡ θεράπαινα, θεραπαίνης: de dienares 14 δακρύειν: huilen 15 τὸ φάρμακον, φαρμάκου : het geneesmiddel 16 μηδένα τρόπον: op geen enkele wijze (acc. van wijze) 17 ἀναβιοῦσθαι: terug tot leven wekken 18 οἷος, α, ον τε: in staat, bekwaam 19 λυπεῖσθαι: verdriet hebben 5
6
17.9
Ἀντώνιος οὖν καὶ Κλεοπάτρα, πολλῶν μὲν τοῖς Αἰγυπτίοις, πολλῶν δὲ καὶ τοῖς Ῥωμαίοις20 κακῶν αἴτιοι, οὕτως ἐτελεύτων, ἔν τε τῷ αὐτῷ τρόπῳ21 ἐταριχεύοντο22 καὶ ἐν τῇ αὐτῇ θήκῃ23 ἐθάπτοντο24. Κλεοπάτρα δὲ ἄπληστος25 μὲν Ἀφροδίτης, ἄπληστος δὲ χρημάτων, καὶ πολλῇ φιλοτιμίᾳ26 ἥδετο, τήν τε βασιλείαν27 τὴν τῶν Αἰγυπτίων ὑπ´ ἔρωτος ἐκτᾶτο. Δύο δὲ ἀνδρῶν Ῥωμαίων μεγίστων κατεκράτει28, καὶ διὰ τὸν τρίτον ἑαυτὴν ἀπέκτεινεν.
Wat moet je doen om een hele tekst als deze te vertalen? a) Lees aandachtig de inleiding, de titel en de vertaalhulp in de voetnoten. Probeer je een idee te vormen van de inhoud op basis van die gegevens. b) Nieuwe alinea’s wijzen op een nieuw stuk inhoud, een andere fase van het verhaal. c) Zoek de verwijswoorden en partikels. Duid ze in stift aan en probeer de redeneringen te voorspellen. d) Vertaal een eerste keer, in je hoofd of met vlugge notities. Heb je een logisch samenhangend verhaal? Kan dat verhaal beantwoorden aan de titel? e) Maak nu een uitgeschreven vertaling, met aandacht voor de woordenschat én de grammatica. f) Controleer je vertaling: heb je telkens de juiste persoon en tijd van het werkwoord? En de juiste naamval en getal? Enzovoort. Pas desnoods je vertaling aan. g) Controleer ten slotte of je leesbare zinnen hebt.
ὁ Ῥωμαῖος, Ῥωμαίου: de Romein ὁ τρόπος, τρόπου: de wijze, de manier 22 ταριχεύειν: balsemen 23 ἡ θήκη, θήκης: het graf 24 θάπτειν: begraven 25 ἄπληστος, ος, ον: onverzadigbaar in … (+ gen.) 26 ἡ φιλοτιμία, φιλοτιμίας: de verspilzucht 27 ἡ βασιλεία, βασιλείας: het koningschap, de macht 28 κατακρατεῖν: overheersen, manipuleren (+ gen.) 20 21
17.10
Wie ‘Cleopatra’ zegt, denkt meestal: ‘Liz Taylor’. Deze Amerikaanse actrice (1932-2011) werd in 1963 een levende legende met haar hoofdrol in de gelijknamige film.
18
HERHALING Wat weten we ondertussen over het gebruik van de naamvallen? We bouwen verder op het schema van hoofdstuk acht.
GEZEGDE:
werkwoordelijk gezegde 1 naamwoordelijk gezegde (= koppelwerkwoord + NDgez ) + niet-noodzakelijke 2 + noodzakelijke zinsdelen zinsdelen 1 2 3 4 1 2 OND. LV MV BvG BvG BWB
Het NDgez (= naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde) is een zinsdeelstuk (nl. deel van het NWG) dat congrueert met het onderwerp. 1
Een ‘zin’ kunnen we definiëren als ‘een syntactisch geheel dat bestaat uit een gezegde met zijn noodzakelijke en niet-noodzakelijke zinsdelen’. Of het zinsdeel van het gezegde nog noodzakelijke aanvullingen krijgt en hoeveel, hangt af van de betekenis van dat gezegde. Zo heeft ‘sneeuwen’ geen verdere aanvulling nodig: ‘Het sneeuwt.’ is een correcte zin (daarbij is ‘het’ een ‘loos onderwerp’ want dat woord kan niet door een substantief vervangen worden). Maar een werkwoord als ‘jodelen’ vraagt om een onderwerp, ‘verdienen’ om een onderwerp en een lijdend voorwerp en ‘geven’ om een onderwerp, een lijdend voorwerp én een meewerkend voorwerp. Afhankelijk van het aantal bepalingen bij het gezegde spreken we van ‘0-valentie’, ‘1-valentie’, ‘2-valentie’ of ‘3-valentie’. 2
18.1
Het overzicht van het gebruik van de naamvallen is ondertussen weer wat uitgebreid.
vorm / naamval
functie
rol
nominatief
onderwerp NDgez
(handelend of lijdend)
accusatief acc. na vz.
lijdend voorwerp bijwoordelijke bepaling
(lijdend)
genitief
bijvoeglijke bepaling* voorwerp (bv. bij βασιλεύειν) voorwerp (bij comparatief) bijwoordelijke bepaling
gen. na vz. datief
voorwerp (bv. bij ἕπεσθαι) meewerkend voorwerp bijwoordelijke bepaling
dat. na vz. vocatief
vertaalwoord
van (lijdend) vergelijking/ongelijkheid
(lijdend) (meewerkend) oorzaak middel, wijze tijdstip voordeel, nadeel
aan door met in, op voor
bijwoordelijke bepaling aanspreking
*De bijvoeglijke bepaling is een zinsdeelstuk (bij de ‘kern’ van dat zinsdeel).
18.2
HERHALINGSOEFENINGEN Vertaal de zinnen. Ze zijn vooral een oefening op de theorie van de hoofdstukken 14 tot 17.
1.
Εἰς τὴν πόλιν ᾖμεν, ὅτι δυστυχεῖς ἦμεν.
2.
Ἀνεβαίνομεν εἰς τὸ ἄκρον.
3.
Τίς τοῦτο ἐποίει καὶ τί;
4.
Ἔφευγον καὶ ἐσῳζόμην ὑπὸ τῶν ἱππέων.
5.
Ἡττώμεθα τῷ θέρει. (Vertaal het werkwoord in twee tijden!)
6.
Ὁ πατήρ μου οὐδὲν καλὸν εἶχεν.
7.
Τὸν τοῦ ἡγεμόνος φονέα ηὑρίσκομεν.
8.
Ἀδικώτατα ἄρχεις ἡμῶν.
9.
Κρίνω τόνδε τὸν ἄνδρα ἀνδρεῖον εἶναι.
10.
Τιμᾷ ὑμᾶς καὶ τιμωρεῖται διὰ τοῦτο.
11.
Τιμᾷ ὑφ΄ ἡμῶν καὶ τιμωρούμεθα διὰ τοῦτο.
12.
Οἱ ἱερεῖς μετὰ ταῦτα ἀπῄσαν.
13.
Ὠρχούμεθα καὶ ᾔδομεν καὶ ἡδόμεθα.
14.
Ἔλαττον εἶχεν ἢ ἐγώ.
15.
Δοκεῖ μοι τὴν Ἑλληνικὴν δύναμιν νικᾶν.
16.
Ἐδείκνυ τὸ δῶρον καὶ ἐκεῖ ἐτίθη.
17.
Πάντες ἠπίσταντο τὸν βασιλέα ἀδικεῖν.
18.
Οὐδὲν δίδωσιν ἀλλὰ πολλὰ αἰτεῖ.
19.
Τῷ πυρὶ ἐφοβεῖτο, ἀλλὰ φεύγειν οὐκ ἐδύνατο.
20.
Ὁ ἡγεμὼν ἤγγελλε τὴν ὁδὸν ἀσφαλῆ εἶναι.
21.
Ἐλάχιστα ἔχειν ἄμεινόν ἐστιν ἢ οὐδέν.
22.
Οἱ πλεῖστοι οἴονται φροντίζειν, ἐλάχιστοι δὲ φροντίζουσιν.
23.
Ἦ θάττονες ὄρνιθες ἵππων;
24.
Πάντων τῶν ζῴων ὁ ἐλέφας1 μέγιστός ἐστιν.
25.
Οἱ ἄνθρωποι τῶν ἄλλων ζῴων οὐκ ἀεὶ σοφώτεροί εἰσιν.
26.
Τί βέλτιόν ἐστιν ἢ γυνὴ σοφή;
1
ὁ ἐλέφας, ἐλέφαντος: de olifant 18.3
27.
Δυστυχὴς ἦσθα καὶ ἔμελλες ὀδύρεσθαι.
28.
Πολλοῦ δεῖσθε, ἀλλὰ ὀλίγα ὑμῖν ἱέναι δυνάμεθα.
29.
Πολλάκις ἠποροῦμεν, ἀργύριον οὐκέτι ἔχοντες.
30.
Ἄρχεσθαι μὲν ῥᾷστον, τελευτᾶν δὲ χαλεπώτατόν ἐστιν.
31.
Ἀφρονέστατα λέγεις περὶ ταύτης τῆς γυναικός.
32.
Οὔποτε προσήκει τοὺς παῖδας τοῖς γεροῦσιν ὀνειδίζειν.
33.
Ῥᾷον ἐπορευόμεθα ἢ οἱ πολέμιοι.
34.
Οὐχ ὁρᾷς τοῦτον τὸν ἄνδρα ἀδίκως ὀμνύναι;
35.
Οἱ ἀθληταὶ εὖ ἠγωνίζοντο καὶ ἐνίκων.
36.
Φησὶν σιωπῶν. (zegswijze)
37.
Τὸν ἥττονα λόγον κρείττονα ποιεῖν. (Protagoras)
38.
Πολλὰ τὰ δεινὰ καὶ οὐδὲν ἀνθρώπου δεινότερον πέλει1. (Sophocles)
39.
Πρότερον2 χελώνη3 ἀφικνεῖται δασύποδος4. (uit een fabel)
40.
Ὀψὲ5 τῶν θεῶν ἀλοῦσιν6 οἱ μύλοι7, ἀλοῦσι δὲ λεπτά8. (Plutarchus)
Cartoon van Tommy Thomdean (ecc-cartoonbooksclub.blogspot.com)
πέλειν = εἶναι πρότερον: comparatief van πρῶτος 3 ἡ χελώνη: de schildpad 4 ὁ δασύπους, δασύποδος: de haas 5 ὀψέ: traag 6 ἀλεῖν: malen 7 ὁ μύλος: de molen 8 λεπτά: fijn, haarfijn 1
2
18.4
SPELEN MET WOORDEN 1.
Welke Griekse woorden herken je in de volgende Nederlandse woorden? En wat is van die Nederlandse woorden de juiste betekenis?
aristocraat (2) myriaden hemisfeer autobiografie (3) theater microscoop (2) dynamo
2.
Afleidingen met -fobie/-foob/-fobisch en -filie/-fiel zijn heel talrijk. Wat betekenen de volgende termen?
xenofoob agorafobie arachnofobie claustrofobisch
3.
decatlon (2) sympathie (2) disfunctie anarchie (2) drama cardiogram (2) thesaurie
filantroop filosoof bibliofiel homofilie
Maak een klein stukje tekst waarin je van het Grieks afgeleide woorden gebruikt. Het mag heus wel wat overdreven en potsierlijk zijn, en wees ook niet bang om zelf enkele afleidingen te verzinnen! Als hulpmiddel kun je je woordenlijsten gebruiken en ook het ‘groene boekje’.
18.5