Ministerieel besluit van 12 april 1965 (niet gepubliceerd) betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën. COORDINATIE OPGAVE DER WIJZIGENDE BESLUITEN 1. M.B. van 10.5.1966 (niet gepubliceerd) 2. M.B. van 13.6.1966 (niet gepubliceerd) 3. K.B. van 27.4.1967 tot wijziging ondermeer van het K.B. van 24.2.1954 houdende vaststelling van het organiek kader van het Ministerie van Financiën (niet gepubliceerd) 4. M.B. van 19.7.1967 (niet gepubliceerd) 5. M.B. van 18.2.1975 (niet gepubliceerd) 6. M.B. van 17.2.1978 (niet gepubliceerd) 7. M.B. van 4.6.1980 (niet gepubliceerd) 8. M.B. van 24.7.1990 (niet gepubliceerd) 9. M.B. van 22.12.2000 (B.S. van 16.1.2001) 10. M.B. van 15.7.2002 (B.S. van 30.8.2002) Al de gewijzigde teksten zijn in deze coördinatie aangeduid door het verwijzingsnummer dat hiervoor aan de wijzigende tekst werd gegeven. DE MINISTER VAN FINANCIEN, Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries; Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries; Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten; Gelet op het koninklijk besluit van 9 april 1965 betreffende het begeleiden van schepen door douane-ambtenaren; Gelet op het advies van de Syndicale Raad van advies van het Ministerie van Financiën; Gelet op het akkoord van de Minister van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt, gegeven op 1 december 1964;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de wet van 23 december 1946 houdende instelling van een Raad van State; Gelet op de hoogdringendheid, BESLUIT : HOOFDSTUK 1. - VERGOEDINGEN VOOR KOSTEN WEGENS RONDREIZEN Artikel 1. - (7) Aan de in artikel 2 bedoelde ambtenaren van het Ministerie van Financiën, die een betrekking bekleden waarin zij, op beslissing van de administratiechef of zijn gedelegeerde, verplicht zijn gedurende een bestendige periode regelmatig dienstreizen te doen, wordt een forfaitaire vergoeding voor kosten wegens rondreizen toegekend tot dekking van de reis- en verblijfkosten in verband met de dienstreizen, gedaan binnen 7,5 km in de omtrek van de administratieve standplaats, alsmede van de verblijfkosten in verband met dienstreizen buiten deze omtrek. Onder de in vorenstaand lid bedoelde reiskosten worden enkel begrepen de reiskosten in verband met reizen : 1° gedaan met hulp van gemeenschappelijke vervoermiddelen, wanneer de enkele reis minder dan 0,30 EUR (10) kost; 2° gedaan met behulp van vervoermiddelen die aan het bestuur toebehoren of van eigen vervoermiddelen, wanneer de kilometervergoeding voor de enkele reis, berekend op grondslag van het koninklijk besluit van 18 januari 1965, hetzelfde bedrag niet bereikt. Art. 2. - De bedragen van de vergoeding voor kosten wegens rondreizen worden als volgt vastgesteld : A. - voor de reizen berekend van centrum tot centrum van een agglomeratie of een gemeente volgens de lijst van de wettelijke afstanden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1908 (*), gedaan binnen 7,5 km in de omtrek van de administratieve standplaats : [* Thans K.B. van 15.10.1969 (B.S. van 10.7.1970) in werking getreden op 1.11.1970.] 1° Administratie der directe belastingen : (5)(*) [* Deze rubriek werd vroeger gewijzigd door de besluiten nrs. 3 en 4.] a) 183,45 EUR (10) per jaar voor : - de hoofdcontroleurs, controleurs, adjunct-controleurs en verificateurs-accountant verbonden aan een controle in de agglomeraties Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, Gent, de Borinage en het Centrum-Henegouwen; - de hoofdcontroleurs, controleurs en adjunct-controleurs die zich uitsluitend bezig houden met het vestigen van en het toezicht op met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (7); b) 153,70 EUR (10) per jaar voor de ambtenaren van niveau 2 niet bedoeld sub a) en de ambtenaren van niveau 3
- die tewerkgesteld zijn bij een controle in de sub a) bedoelde agglomeraties . . . . . . (7); - of die samenwerken met de hoofdcontroleurs van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (7); c) 123,95 EUR (10) per jaar voor : - de ambtenaren van niveau 1 en de verificateurs-accountant aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van genoemde centra; - de adjunct-directeurs, inspecteurs, comptabiliteitsinspecteurs, hoofdcontroleurs, controleurs, adjunct-controleurs en verificateurs-accountant niet bedoeld sub a); d) 99,16 EUR (10) per jaar voor : - de ambtenaren van niveau 2 niet bedoeld sub c) die worden aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van genoemde centra; - de ambtenaren van niveau 2 niet bedoeld sub c) en van niveau 3 (7), evenals de ambtenaren die bestendig tewerkgesteld zijn in de opsporingssecties en die hun functies uitoefenen buiten de agglomeraties bedoeld sub a); 2° Administratie der douane en accijnzen : (5)(*) [* Deze rubriek werd vroeger gewijzigd door de besluiten nrs. 1, 3 en 4.] a) 183,45 EUR (10) ´s jaars voor de inspecteurs, hoofdcontroleurs, controleurs, adjunct-controleurs en verificateurs-accountant van de opsporingsdiensten; b) 153,70 EUR (10) ´s jaars voor de . . . (7) ambtenaren van niveau 2, niet bedoeld sub a), van de opsporingsdiensten; c) 123,95 EUR (10) ´s jaars voor : - de adjunct-directeurs en inspecteurs; - de hoofdcontroleurs der havens en entrepots; - de hoofdcontroleurs, controleurs, adjunct-controleurs en verificateurs-accountant van de waardediensten; - de controleurs, adjunct-controleurs en verificateurs-accountant gedurende de periode dat ze bestendig belast zijn met verificaties en onderzoeken buiten de gewone plaats van hun werkzaamheden; - de ambtenaren van niveau 1 aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van genoemde centra; d) 99,16 EUR (10) ´s jaars voor :
- de . . . (7) ambtenaren van de niveaus 3 en 4 van de opsporingsdiensten; - de . . . (7) ambtenaren van niveau 2, niet bedoeld sub c), van de waardediensten; - de verificateurs, adjunct-verificateurs 1e klasse (7), adjunct-verificateurs en de ambtenaren van de niveaus 3 en 4, gedurende de periodes dat ze bestendig belast zijn met verificaties en onderzoeken buiten de gewone plaats van hun werkzaamheden; 3° Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen : (5)(*) [* Deze rubriek werd vroeger gewijzigd door de besluiten nrs. 3 en 4.] a) 183,45 EUR (10) ´s jaars voor : - de hoofdcontroleurs, controleurs, adjunct-controleurs en verificateurs-accountant verbonden aan een BTW-controle in de agglomeraties Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, Gent, de Borinage en het Centrum-Henegouwen; b) 153,70 EUR (10) ´s jaars voor de ambtenaren van de niveaus 2 en 3 (7) verbonden aan een BTW-controle in bovengenoemde agglomeraties; c) 123,95 EUR (10) ´s jaars voor : - de hoofdinspecteur-directeur, voorzitters van een aankoopcomité, adjunct-voorzitters van een aankoopcomité, adjunct-directeurs (7), commissarissen bij een aankoopcomité, inspecteurs, hoofdcontroleurs, adjunct-commissarissen bij een aankoopcomité, eerstaanwezende architecten, directiecontroleurs bij een aankoopcomité, controleurs, adjunct-controleurs, architecten, adjunctcontroleurs bij een aankoopcomité (8) en verificateurs-accountant niet bedoeld sub a); - de ambtenaren van niveau 1 en de verificateurs-accountant aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van genoemde centra; d) (7) 99,16 EUR (10) ´s jaars voor : - de ambtenaren van niveau 2, niet bedoeld sub c) aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van genoemde centra; - de andere ambtenaren van de niveaus 2 en 3; 4° Administratie van het kadaster : (5) a) 123,95 EUR (10) ´s jaars voor de ambtenaren van niveau 1 aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van de genoemde centra; b) 99,16 EUR (10) ´s jaars voor de ambtenaren van niveau 2 aangewezen als vaste lesgevers in de opleidingscentra van het Ministerie van Financiën en die ertoe gehouden zijn verplaatsingen te doen buiten de standplaats van de genoemde centra; B. - Voor de reizen buiten 7,5 km in de omtrek van de administratieve standplaats bekomen de onder A bedoelde ambtenaren de bij het koninklijk besluit van 24 december 1964 vastgestelde
dagelijkse vergoeding wegens verblijfkosten onder de bij bedoeld besluit bepaalde voorwaarden; evenwel worden de bedragen bepaald voor de reizen van meer dan vijf uur tot minder dan acht uur, evenals voor deze van acht uur en meer verminderd tot 2/3 van hun bedrag. Art. 3. - Wanneer de belanghebbenden niet in hun administratieve standplaats gedomicilieerd zijn dekt de in artikel 2, A, bepaalde vergoeding eveneens de reizen berekend op de in artikel 2, A, voorgeschreven wijze en verricht vanuit de werkelijke verblijfplaats binnen 7,5 km in de omtrek daarvan. Art. 4. - Aan de hierna bedoelde ambtenaren van het Ministerie van Financiën, wordt voor rondreiskosten een forfaitaire vergoeding toegekend, waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° Administratie der directe belastingen : a) 213,19 EUR (10) per jaar voor de ambtenaren die bestendig tewerkgesteld zijn in de secties welke uitsluitend toezien op de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (7); b) 161,14 EUR (10) per jaar voor de ambtenaren die bestendig tewerkgesteld zijn in de opsporingssecties en die hun ambt uitsluitend uitoefenen binnen de agglomeraties Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, Gent, de Borinage en het Centrum-Henegouwen; 2° Administratie der douane en accijnzen : a) 235,50 EUR (10) per jaar voor de hoofdcontroleurs (3) van een gemotoriseerde controle; b) 205,76 EUR (10) per jaar voor de hoofdcontroleurs (3) van een niet-gemotoriseerde controle. De hoofdcontroleurs (3) bedoeld in artikel 2 van dit besluit worden van het voordeel van deze vergoedingen uitgesloten. 3° Administratie van het kadaster : 228,07 EUR (10) per jaar voor de : - gewestelijke directeurs, adjunct-directeurs en andere ambtenaren in velddienst. Deze vergoeding dekt mede de door de ambtenaren naar aanleiding van dienstreizen binnen hun ambtsgebied gemaakte verblijfkosten, alsook de reiskosten in verband met reizen : 1° gedaan met behulp van gemeenschappelijke vervoermiddelen, wanneer de enkele reis minder dan 0,30 EUR (10) kost; 2° gedaan met behulp van vervoermiddelen die aan het bestuur toebehoren of van eigen vervoermiddelen, wanneer de kilometervergoeding voor de enkele reis, berekend op grondslag van het koninklijk besluit van 18 januari 1965, hetzelfde bedrag niet bereikt. Art. 5.
- Aan de ambtenaren der directe belastingen, die bestendig tewerkgesteld zijn in de opsporingssecties en die hun ambt tegelijk uitoefenen binnen en buiten de agglomeraties Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, Gent, de Borinage en het Centrum-Henegouwen, wordt voor rondreiskosten een forfaitaire vergoeding toegekend welke bestaat uit : 1° een vast gedeelte van 161,14 EUR (10) per jaar; 2° de in artikel 2, B, en in artikel 3 bedoelde dagvergoeding, maar alleen in de mate en vanaf het ogenblik dat de sinds het begin van het kalenderjaar gecumuleerde bedragen van deze vergoeding 61,98 EUR (10) overschrijden. Op dit abattementscijfer worden, bij voorkomend geval, verminderingen toegepast evenredig met de verminderingen die overeenkomstig de volgende artikelen worden toegepast op het sub 1° bedoelde vast gedeelte. Deze vergoeding dekt mede de kosten waarvan sprake in artikel 4, tweede lid. Art. 6. - (2)(5)(6) Een forfaitaire vergoeding voor kosten wegens rondreizen wordt toegekend : - aan de adjunct-controleurs en aan de ambtenaren van de niveaus 2 en 3 die deel uitmaken van de gewestelijke verificatiecentra der douane of van de controlesecties der accijnzen; - aan de sectiechefs der accijnzen en aan de andere ambtenaren van niveau 3 tewerkgesteld bij de secties der accijnzen; - aan de luitenants der douane, hoofddouanebeambten-posthoofd en aan de andere ambtenaren van de niveaus 3 en 4 van de sector der douane die deel uitmaken van de motorbrigades en kantoorbrigades; De ambtenaren aangewezen voor de vaste posten der accijnsdiensten en voor de opsporingsdiensten genieten niet de vergoeding bedoeld bij dit artikel. Naargelang de betrokkenen tot een gemotoriseerde of niet-gemotoriseerde dienst behoren worden de bedragen van de vergoeding vastgesteld op : - 198,32 EUR (10) of 161,14 EUR (10) ´s jaars voor de adjunct-controleurs en de verificateursaccountant; - 161,14 EUR (10) of 128,91 EUR (10) ´s jaars voor de andere ambtenaren. Zij dekt de verblijf- en reiskosten, inzonderheid de kosten wegens het gebruik van een persoonlijk rijwiel, verbonden aan de dienstreizen die afgelegd worden binnen hun ambtsgebied door de betrokken ambtenaren. Voor de adjunct-controleurs en de ambtenaren van de niveaus 2 en 3 die deel uitmaken van de gewestelijke verificatiecentra en van de controlesecties der accijnzen, de sectiechefs der accijnzen en de andere ambtenaren van niveau 3 tewerkgesteld bij de secties der accijnzen dekt de vergoeding evenwel niet de reiskosten verbonden aan de reizen gedaan met behulp van gemeenschappelijke vervoermiddelen, wanneer de enkele reis minstens 0,30 EUR (10) kost. Art. 7. - Buiten de in artikel 4 bedoelde vergoeding worden volgende bijkomende vergoedingen voor
kosten wegens rondreizen toegekend aan de ambtenaren van de buitendiensten van het kadaster, die fungeren bij de dienst voor grote opmetingen en algemene plans, ter compensatie van de bijkomende kosten die zij bij het uitoefenen van hun functie moeten doen : 1° een vergoeding van 1,00 EUR (10) voor elke dagelijkse prestatie van meer dan acht uur uitgeoefend op het terrein. Deze vergoeding wordt op 3/4 gebracht voor de prestaties van meer dan vijf en minder dan acht uur; 2° een vergoeding voor nachtverblijf, volgens de in de van kracht zijnde besluiten bepaalde bedragen, voor de werkzaamheden in de plaatsen die zo ver van de woonplaats van de ambtenaren gelegen zijn dat de dagelijkse reis van laatstgenoemden onmogelijk blijkt of schadelijk zou worden voor de goede uitvoering van de dienst. HOOFDSTUK II. - BIJZONDERE FORFAITAIRE VERGOEDING VOOR HET GEBRUIK VAN EEN FIETS Art. 8. - § 1. - Een bijzondere forfaitaire vergoeding voor gebruik van hun eigen fiets wordt toegekend aan de ambtenaren van het Ministerie van Financiën die wegens uitoefening van hun functie verplicht zijn jaarlijks een normaal gemiddelde van ten minste 500 kilometer per fiets af te leggen. Wat betreft de ambtenaren die een van de bij dit besluit bepaalde forfaitaire vergoedingen voor kosten wegens rondreizen genieten, wordt het normaal gemiddeld aantal kilometer geschat zonder inachtneming van de reizen waarvan de kosten door voornoemde vergoeding worden gedekt. § 2. - Het bedrag van de vergoeding is vastgesteld op 9,30 EUR (10), 18,60 EUR (10), 27,89 EUR (10) of 37,19 EUR (10) per jaar, naargelang het normaal gemiddeld aantal kilometer per jaar 500, 1.300, 2.100 of 3.000 bereikt. § 3. - De directeurs-generaal der directe belastingen, der douane en accijnzen, der registratie en domeinen en van het kadaster bepalen, ieder wat zijn administratie betreft, het normaal gemiddeld aantal kilometer per jaar, dat voor elke begunstigde of voor elke categorie begunstigden toepasselijk is. HOOFDSTUK III. - BIJZONDERE VERGOEDINGEN TOT DEKKING DER VERPLAATSINGSKOSTEN Art. 9. - § 1. - De dagelijkse vergoeding wegens verblijfkosten aan de douane-ambtenaren belast met het begeleiden van schepen, wordt als volgt vastgesteld :
- afwezigheid van meer dan vijf uur en minder dan acht uur : 0,62 EUR (10); - afwezigheid van acht uur en meer : 2,11 EUR (10). Een onafgebroken afwezigheid van meer dan vijf uur tot minder dan acht uur, waarin het dertiende en het veertiende uur van de dag volledig zijn begrepen, geeft evenwel aanleiding tot het toekennen van de vergoeding bepaald voor een afwezigheid van een duur van ten minste acht uur. De volgens bovenstaande bedragen berekende vergoeding wordt eventueel verhoogd : a) met een toeslag van 6,08 EUR (10) wegens nachtverblijf, indien de ambtenaar genoopt is buiten zijn standplaats te overnachten na de begeleiding te hebben beëindigd; b) met een toeslag van 2,73 EUR (10) voor elke periode van vierentwintig uur aan boord doorgebracht. Indien het verblijf aan boord geen vierentwintig uur bereikt, wordt de toeslag van 2,73 EUR (10) niettemin verleend voor zover dit verblijf ten minste zestien uur bedraagt en niet gevolgd is door een nacht waarvoor de sub a bedoelde toeslag van 6,08 EUR (10) wordt toegekend. § 2. - Heeft de ambtenaar aan boord spijs en drank bekomen, dan wordt de vergoeding wegens verblijfkosten verminderd ten belope van de som welke door de zeekapitein of schipper overeenkomstig het koninklijk besluit van 9 april 1965 zou verschuldigd zijn, indien hij geen spijs en drank had verschaft. § 3. - De duur van de afwezigheid wordt gerekend te beginnen van het uur van vertrek vermeld in het begeleidingsbevel. Wanneer, voor de terugreis, de ambtenaar gebruik maakt van een gemeenschappelijk vervoermiddel, wordt het officieel uur van aankomst beschouwd als het uur van de terugreis. Geen verblijfsvergoeding wordt verleend wanneer de terugkeer naar de administratieve standplaats binnen de vijf uur en minder kan geschieden. § 4. - Onverminderd de eventuele toepassing van tuchtstraffen, kan de verblijfsvergoeding worden geweigerd, indien wordt vastgesteld dat de gerechtigden misbruik maken van de rechten die hun bij dit artikel worden toegekend. HOOFDSTUK IV. - DIVERSE BEPALINGEN Art. 10. - (4) De in aanmerking te nemen agglomeraties zijn bepaald bij artikel 8bis van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries.
Art. 11. - Het globaal bedrag van de bij toepassing van artikelen 1 tot 7 en 9 van dit besluit verschuldigde forfaitaire vergoedingen, evenals het bedrag van 61,98 EUR (10) bedoeld in artikel 5 zijn gekoppeld aan de schommelingen van het algemeen indexcijfer der kleinhandelsprijzen van het Rijk overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 12 april 1960 tot eenmaking van de verschillende stelsels van koppeling aan het indexcijfer der kleinhandelsprijzen. Zij worden gekoppeld aan het indexcijfer 110. Art. 12. - De vergoedingen zijn per maand en na vervallen termijn verschuldigd. Art. 13. - Met uitzondering van de vergoedingen bedoeld bij artikelen 7 en 9, worden de bij dit besluit vastgestelde forfaitaire vergoedingen slechts toegekend indien de functie, waaraan zij verbonden zijn, tijdens een zelfde maand gedurende een periode van meer dan vijf achtereenvolgende dagen uitgeoefend wordt. Art. 14. - (9) De in artikel 13 bedoelde vergoedingen blijven behouden tijdens : 1° de afwezigheidsperioden die in de loop van eenzelfde maand niet langer dan vijf achtereenvolgende dagen duren; 2° het vakantieverlof; 3° het verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet dat ressorteert onder een federaal Minister of federaal Staatssecretaris die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft; 4° het verlof om een ambt uit te oefenen in de cel van een Re- geringscommissaris, toegevoegd aan een federaal Minister die de Fi- nanciën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft. Art. 15. - Wanneer de in artikel 13 bedoelde vergoedingen niet voor een ganse maand verschuldigd zijn, worden zij prorata temporis uitgekeerd tot een beloop van 1/30ste van het maandelijks bedrag per dag. Art. 16. - De verblijfkosten gedragen door de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen, die niet tot de opsporingssecties behoren, wanneer zij toevallig tellingen verrichten in afgelegen gemeenten of wijken, evenals de verblijfkosten, de reiskosten en de verbruikskosten waartoe de ambtenaren verplicht zijn die belast worden met bijzonder toezicht inzake directe belastingen en ermede gelijkgestelde belastingen, worden ten belope van hun werkelijk bedrag aan de betrokkenen terugbetaald.
Art. 17. - De ontvangers gedetacheerd bij een aankoopcomité van onroerende goederen voor rekening van de Staat mogen voor alle dienstreizen buiten het ambtsgebied van hun kantoor aanspraak maken op de dagelijkse vergoeding wegens verblijfkosten, vastgesteld bij het koninklijk besluit van 24 december 1964, onder de bij dit besluit bepaalde voorwaarden; evenwel worden de bedragen, voorzien voor de reizen van meer dan vijf uur tot minder dan acht uur evenals voor deze van acht uur en meer verminderd tot 4/5 van hun bedrag. Art. 18. - De bepalingen van dit besluit zijn niet toepasselijk op de begunstigden van het ministerieel besluit van 10 juni 1964 be-treffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën. Art. 19. - Worden opgeheven : 1° het ministerieel besluit van 27 juni 1951 tot vaststelling van de vergoedingen aan de douanebeambten belast met het begeleiden van schepen; 2° het ministerieel besluit van 28 oktober 1952 betreffende de toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen aan sommige personeelsleden van het Bestuur der directe belastingen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 8 oktober 1955; 3° het ministerieel besluit van 28 oktober 1952 betreffende de toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen aan sommige personeelsleden van het Bestuur der douane en accijnzen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 23 november 1961; 4° het ministerieel besluit van 28 oktober 1952 betreffende de toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen aan sommige personeelsleden van het Bestuur der registratie en domeinen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 januari 1957; 5° het ministerieel besluit van 28 oktober 1952 betreffende de toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen aan sommige personeelsleden van het Bestuur van het kadaster; 6° het ministerieel besluit van 28 oktober 1952 betreffende de toekenning van een bijzondere forfaitaire vergoeding voor het gebruik van een fiets aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën. Art. 20. - Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1965. Brussel, 12 april 1965. A. DEQUAE