Akoestisch en luchtkwaliteit onderzoek Woonzorgcentrum en basisschool Amanietlaan e.o. Ermelo.
Uitvoering
Sector/afdeling Dossiernummer Versie Behandeld door Datum
Opdrachtgever
Maatschappij / milieu ER-0383 Nov07-1 Erik Roelofsen / Lex Groenewold 21 november 2007
Gemeente : Ermelo Afdeling : Milieu Contactpersoon : K. Braamskamp
-Vel u we
Aanleiding en doel: De gemeente Ermelo heeft een bestemmingsplan in voorbereiding voor de realisatie van een Woonzorgcomplex met een basisschool. De gemeente heeft de Regio Noord-Veluwe gevraagd hiervoor onderzoek uit te voeren naar de aspecten geluid en lucht.
Beschrijving situatie: Een overzicht van de situatie is weergegeven op de figuren in de bijlage. Het betreft het realiseren van een Woonzorgcomplex met 38 wooneenheden in 3 bouwlagen, een basisschool, buitenschoolse opvang en een brasserie aan de Varenlaan / Drieërweg / Amanietlaan. Het akoestisch en luchtkwaliteit onderzoek moet duidelijk maken wat de te verwachten geluidbelasting zal zijn en of er belemmeringen zijn te verwachten ten aanzien van de luchtkwaliteit.
Geluid in de leefomgeving Geluid werkt door in veel beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Vrijwel elke ruimtelijke ontwikkeling heeft consequenties voor het geluid, terwijl omgekeerd, geluidswetgeving consequenties heeft voor veel ruimtelijke ontwikkelingen. Het al vroeg in de planontwikkeling als een ontwerpvariabele meenemen van milieuaspecten kan helpen te voorkomen dat er nieuwe geluidknelpunten ontstaan of dat ruimtelijke plannen achteraf moeten worden bijgesteld of afgeblazen.
Geluid en Gezondheid Blootstelling van bewoners aan bronnen zoals verkeerslawaai of industriegeluiden kan leiden tot hinder, slaapverstoring en een verhoging van de hartslag. Als gevolg van deze effecten kunnen verschillende gezondheidsproblemen ontstaan zoals stress en depressie, hoge bloeddruk en harten vaatziekten, slaapgebrek en verminderde werk- en leerprestaties. Behalve dat dit inhoudt dat er sprake is van individuele gezondheidsschade leidt dat ook tot hogere materiële en immateriële kosten voor onze samenleving door vroegtijdige sterfte, een hogere gezondheidszorgconsumptie en verminderde productiviteit.
Geluidhinder Hinder is een verzamelterm voor allerlei negatieve reacties op geluid, zoals ergernis, ontevredenheid, boosheid, teleurstelling en ongerustheid. Hinder wordt gemeten met een vragenlijst. De mate waarin iemand zich gehinderd voelt hangt samen met de blootstelling aan geluid. Daarnaast spelen ook individuele eigenschappen een rol, zoals geluidgevoeligheid, angst voor en houding ten opzichte van de geluidbron. De belangrijkste bronnen van geluidhinder (in procenten) zijn hiernaast in de figuur weergegeven.
Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
Geluidhinder per bron in 2004 (bron: CBS 2005)
p
1
Wegverkeer
Raiverkeer
1 1
Vliegverkeer 15
, 20
j 30
percentage (%)
Versie: 22 november 2007
—
35
REGIO
Noord-Veïuwe Bij welke niveaus zijn gezondheidseffecten waargenomen? Effecten op de gezondheid worden bestudeerd bij geluidniveaus vanaf 40 dB(A). Bij ouderen, zieken, jonge kinderen en mensen die gevoelig zijn voor geluid kunnen ook bij lagere geluidniveaus al effecten optreden. Effect Ernstige hinder Slaapverstoring Verhoogde bloeddruk Coronaire hartziekten Leerprestaties bij kinderen
Niveau waarbij effect wordt bestudeerd 42 dB Lden buiten 35 dB(A) SEL binnen 55 dB(A) LAeq 6-22 uur buiten 55 dB(A) LAeq6-22 uur buiten 50-55 dB(A) LAeq tijdens schooluren, buiten
Bronnen: Gezondheidsraad (1999), WHO (2004)
Geschatte omvang van gezondheidseffecten door wegverkeer in 2000 Effect Aantal volwassenen Ernstige slaapverstoring 200-240 duizend Slaapverstoring 600 duizend - 1 miljoen Hinder 1 , 5 - 2 miljoen Ernstige hinder 500 - 850 duizend Hoge bloeddruk Max. 270.000 Sterfte Max. 1.000 Bron: Berekeningen t.b.v. Knol et. al (2005)
Wettelijk kader In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wettelijke aspecten van geluid in bestemmingsplannen.
Wijziging Wet geluidhinder per 1 januari 2007 Op 1 januari 2007 is een wijziging van de Wet geluidhinder in werking getreden. Hierbij is een aantal zaken gewijzigd. De belangrijkste zijn: • Vaststellen van een hogere grenswaarde geluid is in de meeste gevallen bevoegdheid van de gemeente, met meer nadruk op akoestisch onderzoek en motivatie. • Invoering Europese dosismaat geluid voor weg- en railverkeer. De etmaalwaarde in dB(A) is vervangen door een jaargemiddelde dosismaat Lden (Lday, evening, night) in dB. Lden staat voor het jaargemiddelde A-gewogen geluidniveau over een etmaal. Gemiddeld bedraagt het verschil in etmaalwaarde en Lden volgens VROM ca. 2 dB. Vanwege een normneutrale omzetting zijn alle normen in de gewijzigde Wet met 2 dB verlaagd. De voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai van Letmaal = 50 dB(A) wordt nu dus een Lden = 48 dB. De voorkeurswaarde voor railverkeerslawaai van Letmaal = 57 dB(A) wordt nu dus een Lden = 55 dB. In afwijking van de oude situatie is nu ook de avondintensiteit in de berekening inbegrepen. • Het ontwerpbesluit voor het vaststellen van hogere waarden moet tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Dit is ook aan te bevelen voor artikel 19 procedures. De ter inzage termijn is respectievelijk 6 en 2 weken. • Vastleggen van de verleende hogere waarde in het kadaster.
Relatie Wet geluidhinder Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) ligt rond iedere weg een zone (art.74). Dit geldt niet voor woonerven en 30 km/uur wegen. Ook de ruimte boven en onder de weg behoren tot de zone. Bij aanleg van een nieuwe weg geldt de zone vanaf het moment dat de weg in een ontwerpbestemmingsplan is opgenomen. In dit geval is het plangebied geheel of gedeeltelijk gelegen binnen de ..m brede zones van de ... Voor de beschouwde wegvakken geldt een max. snelheid van .. km/uur. Er kan daarom voor toetsing van de grenswaarden worden gerekend met een aftrek ex. art. 110g Wgh en ex. art. 3.6 Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
Versie: 22 november 2007
REGIO
Noord-Veluwe RMV2006 van 5 dB voor het stiller worden van het verkeer. Voor alle betrokken wegen geldt dat de geluidzone komt te vervallen, vanwege de inrichting als 30 km/uur weg. In de Wgh is geregeld dat bij een bestemmingsplanwijziging een akoestisch onderzoek de gevolgen voor geluidgevoelige objecten binnen de zone in beeld moet brengen. Uitgangspunt is dat voor alle woningen binnen de zone de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB voor wegverkeer en Lden=55 dB voor railverkeer wordt gerealiseerd. Bij hogere waarden moet uit akoestisch onderzoek blijken welke maatregelen nodig zijn om wel aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Indien dit niet haalbaar is, bestaat er een stelsel van ontheffingsmogelijkheden. Daarvoor is de gemeente in de meeste gevallen het bevoegd gezag en kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. Het ontwerpbesluit moet tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. De termijn volgt de procedure van de Awb en bedraagt 6 weken. Ingeval er sprake is van een art. 19 Wro procedure bedraagt de termijn minimaal 2 weken. Nu alle wegen zijn ingericht als 30km wegen is alleen vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening gekeken welke geluidbelasting vanwege het verkeer is te verwachten.
Verkeersgegevens: Een akoestisch onderzoek moet zo nauwkeurig mogelijk de toekomstige geluidbelasting aanduiden ( binnen 10 jaar te verwachten) Voor het akoestisch onderzoek met betrekking tot dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van telgegevens van de gemeente Ermelo uit 2007. Er is rekening gehouden met een autonome groei van 1,5% per jaar. Een overzicht van de gehanteerde verkeersgegevens per weg is weergegeven in onderstaande tabel: Wegvak Amanietlaan
Etmaalintensiteiten 2017 2007 804 693
Drieërweg
1846
2142
Varen laan
1897
2202
Gemiddelde uurintensiteit Aantal % Periode 6,75 54 Dag 3,95 Avond 32 Nacht 0,40 3 6,74 144 Dag 4,04 87 Avond 0,37 8 Nacht 146 6,65 Dag 88 4,01 Avond 11 0,52 Nacht
Voertuigverdeling in % LV MV ZV 95 4 1
94
4
2
93
6
1
Het wegdek bestaat uit asfalt (DAB) en de maximum snelheid bedraagt 30 km/uur.
Reken- en meetmethode: In deze situatie gerekend conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMV2006). De gegevens zijn hiertoe ingevoerd in een rekenprogramma met SRM I. Voor de beschouwde wegvakken geldt een max. snelheid van 30 km/uur. De GGD heeft een methode ontwikkeld om via een zogenaamde GES (Gezondheid effect screening) aan te geven wat de geluidskwaliteit in een leefomgeving is. Dit gebeurd in de zogenaamde GES scores. Deze loopt van 0 t/m 8. Waarbij een score 0 zeer goed is en een score van 8 zeer onvoldoende. De GES scores verschillen per hinderbron. Onderstaand zijn de scores voor wegverkeer weergegeven. Bij de presentatie van de rekenresultaten is aansluiting gezocht bij Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
Versie: 22 november 2007
-Vel u we de GES systematiek.
Geluidsbelasting
* Geschatte Ernstig geluidbelastin slaapverst g oorden LAeq,23-7h (%) dB <34 <2
Lden dB
Letm dB(A)
Ernstig gehinderde n (%)
<43
<45
0
43-48
45-50
0-3
34-39
2
1
Goed
48-53
50-55
3-5
39-44
2-3
2
Redelijk
53-58
55-60
5-9
44-49
3-5
4
Matig
58-63
60-65
9- 14
49-54
5-7
5
Zeer matig
63-68
65-70
14-21
54-59
7-11
6
Onvoldoende
68-73
70-75
21 -31
59-64
11 -14
7
>73
>75
>31
>63
> 14
8
Ruim onvoldoende Zeer onvoldoende
GESscore
Kwalificatie
0
Zeer goed
Kleur Akoestisc h onderzoe k Groen Geel Oranje
Rood
Rekenresultaten geluid: Uit de rekenresultaten blijkt dat de gevelbelasting veroorzaakt door de betrokken wegen maximaal 47 dB Lden bedraagt (incl. aftrek art. 110g). Dit is lager dan de voorkeursgrenswaarde.
Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit is een actueel onderwerp en een gezondheidsprobleem. Anno 2006 geeft VROM aan dat in Nederland toch jaarlijks mogelijk 18.000 mensen voortijdig sterven door de vervuilde lucht die ze inademen. Vooral mensen met hart- en vaatziekten zijn kwetsbaar. Ook in de ruimtelijke ordening is het een actueel onderwerp. Niet in de laatste plaats omdat de Raad van State een aantal plannen heeft vernietigd omdat geen juiste toepassing was gegeven aan de wet- en regelgeving rondom luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de zogeheten 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 1 % grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1 % van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
Versie: 22 november 2007
met 0,4 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Nederlandse overheid verzoekt de EU momenteel om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Als derogatie is verleend, vermoedelijk begin 2009, zal het NSL in haar volle omvang in werking treden. Ook zullen de uitvoeringsregels rond saldering dan verruimd worden. Verder zal de definitie van 'niet in betekenende mate' verlegd worden van 1 % naar 3% van de grenswaarde. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend De uitvoeringsregels behorend bij de Wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. Daarom zijn gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' ook de volgende documenten gepubliceerd: wijzigingswet Wm (Hoofdstuk 5) (Stb. 2007, 414) (o.a. van belang voor het overgangsrecht) algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (NIBM) (Stb. 2007, 440) ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM) (Stcrt. 2007, 218) ministeriële regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (Stcrt. 2007, 220) ministeriële regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007' (Stcrt. 2007, 218) NIBM In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de 'Wet luchtkwaliteit' en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1 % van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van 'in betekenende mate' (IBM) projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. In de Handreiking NIBM is de toepassing van het Besluit NIBM en de Regeling NIBM toegelicht en uitgewerkt. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen. Projecten die wel 'in betekenende mate' bijdragen, zijn vaak al opgenomen in het NSL. Het NSL is erop gericht om overal de Europese grenswaarden te bewerkstelligen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL: zowel (generieke) rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd. Bovendien worden alle huidige overschrijdingen tijdig opgelost, d.w.z. binnen de gestelde termijn na verlening van derogatie door de EU. Totdat de regels (begin 2009) in het kader van het NSL van toepassing zijn geworden, dient de luchtkwaliteit onderzocht te worden bij projecten groter dan hieronder opgenomen: - Kantoorlocaties groter dan 33.333 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg; - Kantoorlocaties groter dan 66.667 m2 bruto vloeroppervlak met twee ontsluitingswegen; - Woningbouwlocaties met meer dan 500 woningen met één ontsluitingsweg; Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
5
Versie: 22 november 2007
^ '-rft
m ^
-
Woningbouwlocaties met meer dan 1000 woningen met twee ontsluitingswegen; Voor projecten die combinaties hiervan vormen geldt een speciale formule, zie bijlage 3b van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen; Projecten die gebruik maken van dezelfde ontslutingsstructuur dienen bij elkaar te worden opgeteld.
Indien een project beneden deze aantallen blijft is er geen actie onderzoek luchtkwaliteit nodig en kan dit ook als zodanig worden opgeschreven in de ruimtelijke onderbouwingen.
UU ™
Beoordeling luchtkwaliteit 2007 De ministeriële regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' bevat voorschriften over metingen en berekeningen om de concentratie en depositie van luchtverontreinigende stoffen vast te stellen. Verder schrijft de regeling rapportage voor van de uitkomsten van metingen en berekeningen. De regeling vereist ook een plan met maatregelen om een goede luchtkwaliteit te bewerkstelligen in geval van overschrijding. Met de inwerkingtreding van de 'Wet luchtkwaliteit' zijn de volgende besluiten vervallen: • de Regeling luchtkwaliteit ozon (Stcrt. 2004, 224), • het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Stb. 2005, 316), • de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 (Stcrt. 2005,142), • het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit (Strcrt. 2006, 215). In de regeling zijn gestandaardiseerde rekenmethodes opgenomen om concentraties van diverse luchtverontreinigende stoffen te kunnen berekenen. Deze gestandaardiseerde rekenmethodes geven resultaten die rechtsgeldig zijn. In de regeling zijn ook voorschriften opgenomen voor metingen met betrekking tot meetplaatsen en analyse. De ministeriële regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007'(inclusief memorie van toelichting) schrijven voor wanneer, waarover en hoe de gemeenten moeten rapporteren. Rapportage betreft de plaatsen in de gemeente waar de bevolking direct of indirect kan worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtverontreinigende stoffen. De gemeente maakt naar redelijke verwachting een inschatting van bedoelde situaties. Vervolgens bepaalt zij de concentratie van voorgeschreven stoffen en vergelijkt deze met de gestelde grenswaarden. Bij overschrijding moet de gemeente ieder jaar de ontwikkelingen rapporteren.
w** s
Meten en rekenen Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 zijn nadere regels gegeven m.b.t. de uitvoering van de berekeningen. Zo is aangegeven, dat de concentraties op een zodanige punt worden bepaald dat aannemelijk is dat deze representatief zijn voor de luchtkwaliteit in een gebied van tenminste 200 m2. Verder moeten de concentraties van stikstofdioxide worden bepaald op maximaal vijf meter van de wegrand en de concentraties van zwevende deeltjes (PM10), op maximaal tien meter van de wegrand. ln d e
Luchtkwaliteit plangebied Op 15 november 2007 is de regelgeving m.b.t. de luchtkwaliteit gewijzigd en opgenomen in de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend Ten behoeve van het onderhavige plan zijn geen berekeningen uitgevoerd. Dit omdat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging ter plaatse (conform Besluit NIBM).
Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
6
Versie: 22 november 2007
-Vel u we In het algemeen wordt er overigens van uitgegaan dat pas vanaf etmaalintensiteiten hoger dan 4.500 mvt/etmaal eventueel een effect op de luchtkwaliteit kan worden berekend. In dit geval zijn de intensiteiten lager dan 2.000 mvt/etmaal.
Conclusies: • Voor het aspect geluid betreft het niet gezoneerde wegen, waarvan uit berekening blijkt dat de voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden; • Voor het aspect luchtkwaliteit worden de grenzen van projecten die bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit niet overschreden
Advies: De milieuaspecten geluid en lucht vormen geen belemmeringen voor de realisatie van het woonzorgcomplex en de basisschool.
Bijlagen: 1. Situatieschets 2. Verkeersgegevens
Geluid lucht Woonzorgcentrum Oost.doc
7
Versie: 22 november 2007
pagina 1 7 van 1 9
Bijlage 2: Verkennend bodemonderzoek
gemeente Ermelo
Goede Ruimtelijke Onderbouwing Woonservicecentrum Oost
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermelo
7 december 2007
Ta u w
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermelo
OOC- Tauw
Kenmerk R001-4560085LHU-evp-V01-NL
Verantwoording Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermelo Gemeente Ermelo Opdrachtgever Erik Vonkeman Projectleider Linda Huigen Auteur(s) Uitvoering meet- en Marcel Zwijnenberg en Henk Onstenk
Titel
inspectiewerk Projectnummer
4560065
Aantal pagina's
22 (exclusief bijlagen) 7 december 2007
Datum Handtekening
Colofon Tauw bv afdeling Ruimte & Ondergrond Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570)69 96 66
Dit document Is eigendom van da opdrachtgever en mag door hem worden gefarulkS voor het doel waarvoor hel is vervaardigd met Inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom De auteursrechten van dit document biijven berusten bij Tauw Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccredUeerd voigens: -
NEN-EN-ISO9001 VCA"-certificering voor veilig werken bij meel- en Inspectieactiviteiten en bodemsaneringen, ook In risicogebieden rallinfra
-
Er zijn anaiyses uitgevoerd door het NEN-EN-I5O 17025 geaccrediteerde mllieulaboratorium van AL-West
-
BRL SIKB 2000 inclusief de van toepassing zijnde onderliggende protocollen voor hel veldwerk bl] milieuhygiënisch bodemonderzoek Gewaarborgd word! dat er geen organisatorische relatie bestaai tussen de eigenaar van de onderzoekslokatle en Tauw bv
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanletlaan 5 te Ermelo
5V22
Kenmerk R001 -4560Q65LHU-evp-V01 -NL
6\22
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amaniellaan 5 te Ermelo
Tauw
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-V01-NL
Inhoud Verantwoording en colofon
.• ..
-
1
Inleiding....
2
Vooronderzoeken onderzoeksstrategie
2 1 2.2 2.3 2.4 2.5 2..6 2.7
Algemeen Huidige situatie • Uitgevoerde bodemonderzoeken, Historie tot op heden ., Toekomstige situatie,, Geohydroiogie Hypothese voor het onderzoek.,.,
3 3.1 3.2
Uitgevoerde werkzaamheden ........„..,., Algemeen — Veld-en analysewerkzaamheden bodemonderzoek
4 4.1 4.2 4.3 44 4.5
Resultaten.... Toetsingskader Veldwaarnemingen en metingen Kwaliteit van de grond Kwaliteitvan het grondwater, Toetsing van de hypothese ,
5
Samenvatting en conclusies..................
••-
,
-5 .9 11
•-
••-
, ,, ..
—
—
••- 1 1 11 12 — 12 , 12 12 — 13 15 15 15
.„
,.. • ... »
,.,•
17 17 18 18 .19 19 21
Bijlage(n) 1. Regionale ligging van de onderzoekslocatie 2. Onderzoekslocatie met monsterpunten 3„ Boorprofieien 4 Locatiespecifieke toetsingswaarden 5. Analysecertificaten
Verkennend bodemonderzoek Varenfaati 133 / Amanlettaan 5 te Ermelo
7V22
Kenmerk RO01 -4560065LHU-evp-V01 -NL
8122
Verkennend bodemonderzoek Varenïaan 133 / Amanietlaan S te Ermelo
Tauw
Kenmerk ROO 1-4560065LHU-evp-V01-NL
1 Inleiding Tauw heeft in opdracht van gemeente Ermelo een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermelo, De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen nieuwbouw en de daarvoor benodigde bouwvergunning. Het doe! van het onderzoek is aan te tonen dat op de locatie redeiijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond en in het grondwater in gehalten boven de streefwaarde of het geldende achtergrondgehalte.
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermelo
9\22
Kenmerk RO01 -456QO65LHU-evpA/01 -NL
10A22
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amaniellaan 5 Ie Ermefo
Tauw
Kenmerk RO01 -4560Ö65lHU-evp-VO1 -NL
2 Vooronderzoek en onderzoeksstrategie 2.1
Algemeen
Tauw heeft het vooronderzoek uitgevoerd volgens de Nederlandse voornorm NVN 5725' op basisniveau. In dit vooronderzoek hebben wij informatie verzameld over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de locatie. Daarnaast hebben wij informatie verzameld over financieel-juridische zaken, de bodemopbouw en geohydrologie. Ook hebben wij de omvang van de onderzoekslocatie afgebakend en een onderzoekshypothese opgesteld. Ten behoeve van dit vooronderzoek hebben wij de volgende bronnen geraadpleegd: • Informatie verstrekt door de opdrachtgever • informatie verkregen bij de gemeente Ermelo, contactpersoon de heer H van Leussen • Kadaster • NAGROM. NAtionaal GROndwater Model • VEWIN. Provinciale overzichten win- en productiemiddelen • Topografische Dienst Hoogtecijferkaart • RIVM (ed ) 1987. Kwetsbaarheid van het grondwater • Toegepaste geologische kaart • Atlas van Nederland
2.2
Huidige situatie
Locatiegegevens Adres: VareniaanS (deels) en Amanietlaan 133 Plaats: Ermelo Oppervlakte in mz: 4.700 Kadastrale gemeente: Ermelo Terreinverharding: grotendeels onverhard en deels tegels Huidige bestemming: woonhuis en school De regionale ligging van de onderzoekslocatie vindt u in bijiage 1 (schaal 1:25 000). In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoeksiocalie Hierop zijn de grenzen van de onderzoekslocatie aangegeven
1
NVN 5725: Bodem - Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, oktober 1999
Vefkenrcend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietiaan 5 te Ermelo
1U2Z
Kenmerk ROOI -4560G65lHU-evp-V01 -NL
2.3
Uitgevoerde bodemonderzoeken
Op de locatie is reeds een verkennend bodemonderzoeken uitgevoerd door Broekhuis BV tn maart 1995. Tijdens het onderzoek is ter plaatse van het woonhuis onderzoek gedaan In de bovengrond en ondergrond zijn enkeie zware metalen tot boven de streefwaarden gemeten In het grondwater zijn zink, nikkei, tolueen en xylenen boven de streefwaarde gemetenOp een oostelijk terrein (Drieërweg) is reeds een bodemonderzoek uitgevoerd door CBB in september 1994 In de bovengrond en ondergrond zijn enkele zware metalen en EOX tot boven de streefwaarden gemeten. Het grondwater is niet onderzocht,
2„4
Historie tot op heden
Van de locatie zijn geen gegevens bekend in het milieuvergunningen dossier en in het tank dossier, De locatie is nu deels in gebruik als woning met tuin en deeSs als school. 2.5 Toekomstige situatie De opdrachtgever is voornemend om op de locatie een multifunctioneel gebouw te bouwen. 2.6 Geohydrologie In tabel 2.1 zijn de geohydrologische gegevens van de onderzoekslocatie weergegeven.
Tabel 2.1 Geohydrologische gegevens
grondwaterstromin£srichting
maaiveldhoogte diegte frealisch grondwater
„1'P..;J[5_!ÏL;I!!Y
geojogie
_ajof_zan_d
dikte van de deklaag
jLzJLD?
zout of brak grondwater
_nee
Op de onderzoekslocatie ligt de diepte van de grondwaterspiegel op ongeveer 4,8 m -mv. Lokale factoren zoals waterlopen, drainagesystemen, (lekke) rioleringen en dergelijke, kunnen de stromingsrichting van het oppervlakkig (freatisch) grondwater beïnvloeden..
12122
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermeio
Tauw
Kenmerk R0Ot-4560O65LHU-evp-VO1-NL
2.7 Hypothese voor het onderzoek Op basis van de informatie verkregen uit het vooronderzoek wordt ais hypothese gesteld dat er geen reden is om een bodemverontreiniging op het terrein te verwachten Tauw heeft het onderzoek uitgevoerd op basis van de onderzoeksstrategie voor het verkennend onderzoek zoals is weergegeven in de norm NEN 57402. Op basis van de verkregen informatie uit het vooronderzoek is de onderzoeksintensiteit voor een onverdachte locatie (onv) gehanteerd. Vooralsnog zijn geen specifieke werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot de aanwezigheid van asbest Tijdens het bodemonderzoek is wel een visuele inspectie van het maaiveld en het opgeboorde bodemmateriaal uitgevoerd.
' NEN 5740: Bodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek - Onderzoek naarde milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, oktober 1999
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / AmanieSlaan 5 te Emnelo
13V22
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-V01-NL
14\22
Verkennend bodemonderzoek Vareniaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermelo
Ta uw
Kenm erk RO01 -4560OB5LHU-evp-V01 -NL
3 Uitgevoerde werkzaamheden 3.1
Algemeen
De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd volgens BRL SIKB 2000 inclusief de van toepassing zijnde onderliggende protocollen voor het veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek. In bijiage 2 vindt u de locaties waar wij de monsters hebben genomen. Wij hebben de monsterpunten aangegeven in een situatieschets. De analyses zijn uitgevoerd door het NEN-EN-ISO 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West
3.2
Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek
Het veldwerk is uitgevoerd op 16 november 2007. Tabel 3 1 biedt u een overzicht van de werkzaamheden.
Tabel 3.1 Uitgevoerde veld- en analysewerkzaamheden
Omschrijving oppervlakte onderzoekslocaije in m 2 Veldwerk
4.70_0 _
iH:^
Aantal Jmonsterpunten)
1ÜÊLMJJ1
boring met peHbuisp.0_m____
__[_
Chemische analyses* aantal bovengrond_
3
j
f Totaal grondwater2' 11
_
1
NEN pakket grond: droge stof. metalen {lood, zink, cadmium, koper, nikkel, arseen, kwik en chroom). EOX,
PAK(10), minerale olie (GC) 21
NEN pakket gronctwater: metalen (lood. zink, cadmium, koper, nikkel, arseen, kwik en chroom), BTEXN. CKW en
minerale olie (GC) * de samenstelling van de mengmonsters is weergegeven in tabel 3 2
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amarsietlaan 5 te ErtnBlo
15\22
Kenm erk RO01-4560065LH U-evp-VO 1 -N L
Tabel 3.2 Samenstelling mengmonsters
Omschrijving
Dcelmonsters opgenomen in
mengmonster*
mengmonster
Diepte {m -mv)
Samenstelling en bijzonderheden
Bovengrond SchooSterreln
1,4, 5, 6 en 11 tot en met 15
0 tot 0,5
jjeen bijzonderheden
Schooiterrein
2 en 7
circa 0 tot 0,6
puidelen
Woonperceel
8 tot en mei 10
0 tot 0,5
jjeen bjjzonderheden
1,2, 3 en 4
circa 0,5 tot 2,0
^een bijzojiderheden
Ondergrond
* de samenstelling van de mengmonsters heeft plaatsgevonden in het laboratorium
De lutumfractie en het gehalte aan organische stof zijn bepaald in het laboratorium. Het opgeboorde materiaal is in het veld beoordeeld op textuur, kleuren bijzonderheden. De bemonstering van de grond heeft plaatsgevonden per zintuiglijk afwijkende bodemlaag met een maximumtraject van 50 cm. Tijdens de veld werkzaamheden is visueel aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest. Het grondwater is bemonsterd op 23 november 2007. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid (EC) en de grondwaterstand van het grondwater zijn gemeten tijdens de monsterneming in het veld
16\22
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanleliaan 5 Se Ermelo
Tauw
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-VOl-NL
4 Resultaten 4.1
Toetsingskader
De analyseresultaten van de grond en het grondwater zijn getoetst aan de STI-waarden uit de Wet bodembescherming (de circulaire 'Interventiewaarden Bodemsanering', Staatscourant d.d. 24 februari 2000, nummer 39) Dit toetsingskader bestaat uit Streefwaarden, Tussenwaarden voor nader onderzoek en Interventtewaarden. Hieronder leest u een beschrijving van de waarden. Streefwaarde De streefwaarden hebben betrekking op achtergrondgehalten die in de natuur voorkomen, of detectiegrenzen bij stoffen die niet in natuurlijke milieus voorkomen. In principe is er sprake van een onbeïnvloede bodemkwaliteit Tussenwaarde De tussenwaarde (0,5 x streefwaarde + interventiewaarde), ofwel het criterium voor nader onderzoek, is vastgesteld om aan te geven dat vervolgonderzoek nodig is. Voor stoffen waarvan geen streefwaarde is vastgesteld, geldt 0,5 x interventiewaarde, Interventiewaarde De interventiewaarden geven het concentratieniveau voor verontreinigende stoffen aan, waarboven sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Indien de interventiewaarde voor grond een bodemvolume van 25 m3 of voor grondwater een bodemvolume van 100 m3 overschrijdt, dan is er sprake van een gevat van ernstige bodemverontreiniging. Bij overschrijding van de interventiewaarden zijn mogelijk risico's aanwezig. Dan kan het noodzakelijk zijn om maatregelen te treffen om de risico's te beperken of weg te nemen,, De STI-waarden voor grond zijn afhankelijk van het bodemtype, hetgeen wordt bepaald door het gehalte aan Humus (organische stof) en/of Lutum (kleifractie). De berekende locatiespecifieke waarden en verdere bijzonderheden zijn weergegeven in een STI-toetsingstabeL Deze tabel vindt u in bijlage 4 De analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 5. De weergaven in de tabellen is ais volgt: - het gehalte is kleiner dan of gelijk aan de streefwaarde + het gehalte is groter dan de streefwaarde ++ het gehalte is groter dan de tussenwaarde +++ het gehalte is groter dan de interventiewaarde
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanletlaan 5 Se ËrmeSo
17122
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-V01-NL
4.2
Veldwaarnemingen en metingen
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn behalve de zintuiglijk waargenomen puin- en/of kooldelen (monsterpunten 2, 3 en 7) geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een eventuele verontreiniging van de bodem. Op het maaiveld en in het opgehoorde bodemmateriaal Is visueel geen asbest waargenomen U vindt in bijlage 3 in de boorprofielen een overzicht van aüe zintuiglijke waarnemingen. Wij hebben tijdens de bemonstering van het grondwater de pH, geleidbaarheid (EC) en de grondwaterstand gemeten Tabel 4.1 geeft een overzicht van deze gegevens.
Tabel 4.1 Grondwaterbemonsteririgsgegevens
Peilbuis
Fiiterdiepte (m -mv) Datum
2
5,50
-
6,50
GWS (m-bp) PH(-) 7,48
23 november 2007 4,81
EC (uS/cm) 165
De gemeten waarden voor de zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (EC) zijn normaal voor deze regio
4.3
Kwaliteit van de grond
Tabel 4 2 biedt een overzicht van de analyseresultaten van de grond en de interpretatie.
Tabel 4,2 Analyseresultaten grond (mg/kg d.s.) en Interpretatie
Deeliocatie Monsteromschrijving Diepte (m-mv) Lutum{%) Humus (%)
Schooiterreln 1,4, 5,6 en 11 t/m 15 (0-0,5 2,8 2r3
puin- en kooldelen 2 en 7 circa (0-0,6) 1,3 t3
Woonperceel 8t/m1ü (0-0,5) 2,8 2;3
gehele terrein 1,2, 3 en 4 circa (0,5 - 2,0) 1,0 0J>
<4.0 <0.17 <15 <5.0 <0,05 <13 <3.0 <17
-
«S.0 <0.17 <15 <5.0 <0,05 16 <3.0 <17
-
5.2 <0.17 <15 7.3 <0.05 <13 <3,0 31
-
«5,0 <0.17 <15 <5.0 <0.Q5 <13 5.3 <17
+
1.4
+
0.22
-
na.
METALEN arseen(As) cadmium (Cd) chroom (Cr) koper (Cu) kwlk(Hg) lood (Pb) nikkel (Ni) zink (Zn)
?°!:Y£Y9idiLCHE_AjïOj^ PAK (som 10)
1.5
LKooi-WAÏifisiPZElN. EOX
<0.30
-
<0.30
-
-
<0.30
<20
;
<_20
-_
3_7_
+
5.20.
MJNERALE_OUE fracUes_(C1.g:C40iJ
„,.
n a . niet aantoonbaar
18\22
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanletlaan 5 te Ermeio
_-
Ta uw
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-VOf-NL
4.4
Kwaliteit van het grondwater
Tabel 4,3 biedt een overzicht van de analyseresultaten van het grondwater en de interpretatie.
Tabel 4 3 Analyseresultaten grondwater (jjg/l) en interpretatie Peilbuis Fliterdlepte (m -mv)
2 (5,5 - 6,5)
METALEN arseen (As) cadmium (Cd) chroom (Cr) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) nikkei (NI) zink (Zn)
<5.0 0.18 2.3 <2,0 <0,03 <5,0 <5.0 <2,0
AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen tolueen eliiylbenzeen xylenen(som) naftateen
«J.1 0.2 <0.1 0-10 <0.1
GECHLOREEFtDE KOOLWATERSTOFFEN _ trlchloormethaan Setra(chloormelhaan) 1,2-dichioorethaan 1.1.1-trlchioorethaan 1.1.2-trlchioorethaan tri(chloorelheen) teSrachl etheen (per) monochlaorbenzeen dlchloorbenzenen (som)
<0,1 <Ö.1 <0,1 <0,1 <0.2 <0.1 <0.1 <0,1 na
MINERALE OLIE n a niet aantoonbaar
4,5
Toetsing van de hypothese
Op basis van de onderzoeksresultaten dienen wij de hypothese dat er geen reden is om een bodemverontreiniging op het terrein te verwachten, formeel gezien te verwerpen.
Verkennend bodemonderzoek Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 Ie Ermelo
19V22
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-V01-NL
20\22
Verkennend bodemonderzoek VarenSaan 133 / AmanieSlaan 5 te Ermelo
Ta uw
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-V01-NL
5 Samenvatting en conclusies Tauw heeft in opdracht van gemeente Ermeio een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 te Ermeio De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen nieuwbouw en de daarvoor benodigde bouwvergunning Het doe! van het onderzoek is aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond en in het grondwater in gehalten boven de streefwaarde of het geldende achtergrondgehalte Vooronderzoek Op de locatie is reeds een verkennend bodemonderzoeken uitgevoerd door Broekhuis BV in maart 1995. Tijdens het onderzoek is ter plaatse van het woonhuis onderzoek gedaan. Op een oostelijk terrein (Drieërweg) is reeds een bodemonderzoek uitgevoerd door CBB in september 1994. Van de locatie zijn geen gegevens bekend in het milieuvergunningen dossier en in het tank dossier. De locatie is nu deeis in gebruik als woning met tuin en deels als school. De opdrachtgever is voornemend om op de locatie een multifunctioneel gebouw te bouwen. Zintuiglijke waarnemingen Tijdens de veldwerkzaamheden zijn behalve de zintuiglijk waargenomen puin- en/of kooldelen geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een eventuele verontreiniging van de bodem. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen asbest waargenomen Grond In het mengmonster van de bovengrond op het schoolterrein overschrijdt het gehalte van PAK de streefwaarde. In het mengmonster van de bovengrond op het woonpercee! overschrijdt het gehalte van minerale olie de streefwaarde. In het mengmonster van de bovengrond waar zintuiglijk puin- en kooldelen zijn aangetroffen overschrijden de gehalten van PAK de streefwaarden. De overig geanalyseerde parameters in de mengmonsters van de bovengrond zijn gemeten in gehalten beneden de streefwaarde en/of detectiegrens. In het mengmonster van de ondergrond zijn geen van de geanalyseerde parameters aangetoond in gehalten boven de streefwaarde en/of detectiegrens
Verkennend bodemonderzoek Vareniaan 133 / Amanlettaan 5 te Ermelo
21V22
Kenmerk R001-4560065LHU-evp-V01-NL
Grondwater In het grondwater ter plaatse van peilbuis 2 overschrijdt de concentratie van chroom de streefwaarde. De overig geanalyseerde parameters zijn gemeten in gehalten beneden de streefwaarde en/of detectiegrens. Conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteid dat de iocatie nagenoeg vrij is van verontreinigingen, met uitzondering van licht verhoogde concentraties (> streefwaarde).. De gemeten concentraties zijn echter dusdanig gering verhoogd dat ons inziens geen risico's voor de mens of het milieu zijn te verwachten De verhoogd gemeten gehalten in de grond zijn gemeten in een mengmonster Hierdoor kunnen gehalten in de afzonderlijke monsterpunten hoger dan wel lager zijn Zodra in grond streefwaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens het Bouwstoffenbesluit uit te voeren. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er ons inziens geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen nieuwbouw en de daarvoor benodigde bouwvergunningen.
2Z\22
Verkennend bodemonderzoek Vareniaan 133 / Amanietlaan 5 Ie Ermeio
Bijlage Regionale ligging van de onderzoekslocatie
^'•^•f^^S-J^-'^r-S':-
4 ,
| . 1 '
„
T
,
"
• "
.
.•
-
/
j
. . j ! " ' * ' ^ r - "'...v > : .'V.--" : s - f e ' - . t V i ; . ; i > " " - - 3 . . . i : ^ v v v ; v > : ..;•.-•:>;",•;.•• < . ' •••;"--":"" ,:"•;;•• : . : j
|
' • •
' i l S i T »
" V
*
•
• •
"•
*
^
.
*
r
'
T
-
N
" " • ' • \ V - i - " ~ i J *
L
'
«
"
"
"
•
•
'
••
;
•- - ^ ? \ ï f s ï * J f ^ m : v ^
V
.
-
^
"
r
: r
-
••
•
l
T
J
r
"
>
.
^
>••
l
-
I
•
•••:
• ••!•:••
.
••""-
.' .
.
:
" - . -
• • - . . - • -
'•'*-*••,:•
1
. -
- .
'-r
•••
'
» . : • • . . : .
• • • .
•'
•
,
>
"•"
-
•••:
"
"•
' • - " - .
-"-
• - . -
!
- .
• ' . -
•
• • • • • • • . . • •
.
••;v.;^"v--,-.:.• r:-::.:.X}:"ï":::'->--:!".l
••
. . •
"•"• ; / • . - • • . . . "
• " •
- ^
:
- :
.
•
".
•••.'
- . -
.-.
•
' : . „ • . . • • • • •
•
•
•
-
'
•
• " •
v . : • : • • ' •
. " • • • . •
•
;•;'
•
'=
•
-1""-"
- r
" .
:
- - "
- 1
- . t
^ - ; K v f e r ^ . ^ '•/••";- :: v i i,.., i 1 ;,- i :\,.;:'-.v : L.' : "i - - . . : . : . . : . ^ f ^ - v : ü
I
J
'
'-
• -
;
'
!
'
'
- • • • • ' ' ' • -
' " . : - - • '
. . '
• - • ' : . - • " '
? T
- ' • • • . • •
.
[
.
:
•
.
.
:
•
_
.
•
•
•'•'
• • • • '
'
..
.
^
-
.
•
.
.
1 1
• •
.
:
:
.
:
.
•
•
•
;
.
;
.
.
-
•
;
.
:
.
.
•
.
-
•
.
'
:
v v.;
j fójioflirensicKê^ifenBt NetSi
Figuur b1.1 Reginale ligging van de onderzoekslocatie (schaal 1:25.000)
•
-
:
-
.
\
. •
. . • • ; • :
•
.
"
•
.
•
.
.
;
:
"
•
. . • • . - .
• ' • ; • .
I
Bijlage
2
Onderzoekslocatie met monsterpunten
Metingen —• Lokaliegrens •ring O J o r i n g lol 0 5 maler • 3 Peilbuis
Bijlage
3
Boorprofielen
Legenda boorprofielen
• morsstefpunt nymmer .0,00.1.0.V. MV
KJ3I
klei kieiig
"1
zwak fijraandig
indicatieve geurzone 1 =zearlrctis 2 = lichl 3 = maiifl A = sterk 5 = zeer slerk
i
T
• monstercodenng
G:-
leem matig zandig
ïeem SlIllQ
sleekbusmoEsster \ - grondwatersiand
fijn zanö slerli humeus
fijn zand zandig
.-2.QQ.
• peslbiss Bijaonderheirj
matig grol zand siert humeus zwak hleiig
maüg grof zand
bodemluchtmonster
1 = zeer iichl 2 = üichi 3 = nsalig 4 - slerk 5 = zeer slerk
• casing zeer grof zand
bentomst
ooooooco OOÖOQÓO
gnnd -4.00
grind grindrg OOOOC"
fiüer veen humeus
[i: li
Tauw arcering conform NEN 5104
Tauw
O.00..t.o.v. MV
L-1.00
legeïs opgebracht
::::;::::p| :: :
l.
I
racst{1/rijnj
_-2.0Q
[-3,00
^4,00
'^5.00
-6,0.0.
Profielen conform NEN 5104
4560065 . Ermeio Vareniaan 133 / Amametlaan 5
Ta uw
8
6 .0.00 t.o.v. MV
tegels opgebracht !
•
:
-
:
•
:
•
:
-
:
•
:
•
:
•
:
•
:
•
:
•
!
:
:..T2.OO
-3,00
-4,00
!-S,OD
^6.00
L7.00. Profielen conform NEN 5104
4560065 : Ermelo Varenlaan 133 / Amametlaan 5
Tauw
11
O.OOJ.O.v, MV :
'
•
/
/
.
•
:
:
'
.
•
:
'
12
13
14
15
.
=
•1,00
.-2.0.0.
I.-3.00
^4,00
_rS.00
| .-6,00 i
-7,00
Profielen conform NEN 5104
4560065 - Ermeio Vareniaan 133 /Amanietiaan 5
Bijlage
4
Locatiespecifieke toetsingswaarden
Grond Humus: 2 [%] Lutum: 2 [%] S
T
5
METALEN arseen cadmium chroom koper kwik lood nikkel zink
17 0,46 54 17 0,21 54 12 59
24 3,7 130 55 3,6 195 42 181
31
PAKs PAK{10)
1,0
21
40
OVERIGE minerale olie EOX
10 0,060
505 -
1000 -
o o
-f
I
17 0,48 56
13 62
25 3,8 133 57 3,6 199 45 190
32 7,2 211 95 7,1 344 77 318
1,0
21
40
12 0,069
581 -
1150 -
Humus: 2,3 [%] Lutum: 2,8 [%] METALEN arseen cadmium chroom koper kwik lood nikkel zink PAKs PAK{10) OVERIGE minerale olie
EOX
18 0,21
55
7,0 205 92 7,0 337 72 303
De waarden voor grond irs mg/kg d s S: Streefwaarde grond T: Tussenwaarde grond I: Interventiewaarde grond De S, T en l-waarden zijn gebaseerd op de circulaire 'Interventiewaarden Bodemsanering' van de Staatscourant, d.d, 24 februari 2000, nummer 39
Grondwater METALEN arseen cadmium chroom koper kwik lood nikkel zink
So
To
lo
10 0,40 1,0
35 3,2
60 6,0 30 75 0,30 75 75 800
15 0,050 15 15 65
AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (som) naftaieen
0,20 7.0 4.0 0,20 0,010
CHLOOROPLOSMIDDELEN trichioormethaan (chloroform) tetrachloormethaan 12-dichloorethaan 111-tiichloorethaan 12-dichlooretheen (c&t) dichloorpropanen trichlooretheen teirachSooretheen
6,0 0,010 7,0 0,010 0,010 0,80 24 0,010
16 45 0,18
45 45 433 15
504 77 35 35 203 5,0 204
30 1000 150 70 70
150 10 40 262 20
400 10 400 300 20 80 500 40
ANDERE GECHLOREERDE KWS monochioorbenzeen 7,0 dichloorbenzenen 3,0
94 27
180 50
OVERIGE minerale olie
325
600
50
De waarden voor grondwater in ug/i So: Streefwaarde ondiep grondwater To: Tussenwaarde ondiep grondwater lo: Interventiewaarde ondiep grondwater De s_i j . e n j-waarden zijn gebaseerd op de circulaire 'Interventiewaarden Bodemsanering' van de Staatscourant, d.d. 24 februari 2000. nummer 39 De concentraties van EOX en waterdampvluchiige fenolen gelden als 'triggerwaarden' en zijn niet toetsbaar conform de STl-waarden voor grondwater
Bijlage
5
Analysecertificaten
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 699765, Fax +31(0)570 699761 e-Mail: info@al-west nl. www aï-west nl
TAUW BV Linda Huigen POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr,
26.11.2007 35003840 56711
Blad 1 van 3
ANALYSERAPPORT Opdracht
56711
Opdrachtgever Referentie Opdrachtacceptatie Monsternemer
Grond/Eluaat 35003840 TAUW BV 4560065 Ermelo Varenlaan 133 / Amanietlaan 5 19.11.07 Opdrachtgever
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek- De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd conform de eisen, zoals in AS-SIKS 3000 ' Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek en de daarbij behorende protocollen, laatste versies. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvuüende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet, AL-West B.V. Mevr. Ciska Spa, Tel. 0570/699479 Klantenservice
AL-West B.V. HandeSskade 39. 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 699765, Fax +31(0)570 699761 e-Mail: info@al-west nl, www al-west nl
Opdracht
56711
Grond/Eluaat
Blad 2 van 3
Monstemr
Monstername
Monsteromschrijving
430454 430455 430456 430457
16 11 2007 16.11 2007 16 11.2007 16 11.2007
1,4, 5,6 en 11 t/m 15(0-0,5) 2 en 7 ca (0-0,6) 8 t/m 10 (0-0,5) 1,2, 3 en 4 ca (0,5-2,0)
Eenheid
430454 1.4, 5, 6 on 11 Urn 15 10.0,5}
430455 2 on 7 ca. (0-O.6)
430456 8 tin) 10(0-0,5)
430457 1. Z, 3 en 4 ca (0,5-
zo)
Algemene monstervoorbehandeling Konïngswater ontsluiting Samplemate malen Mengmonster samenstellen (3 monsters) Mengmonster samenstellen (10 monsters) Mengmonster samenstellen (2 monsters) Mengmonsier samenstellen (9 nronsters)
Uzer (Fe2O3) Klassiek Chemische Analyses Organische stof Droge stof (Ds) Fracties Fractie < 2 Metalen Arseen (As) Cadmium (Cd) Chroom (Cr) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb)
% ds
<5,0
<5,0
%ds
2,3 " 90,0
1,3" 90,3
2,8
1,3
<4,0 <0,17
<4,0
5,2
<0,17 <15
<0,17
% %ds mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds
<15 <5,0
mg/kg Ds mg/kg Ds
<0,05 <13 <3,0
mg/kg Ds
<17
PAK Anthraceen
mg/kg Ds
Benzo(a)anthraceen
mg/kg Ds
0,028 0,14
Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Benzo(k)fluorantbeen
mg/kg Ds
Nikkel (Ni) Zink (Zn)
Chryseen Fenanthreen Fluorantheen
mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds
0,16 0,082 0,080 0,17 0,23 0,46 0,12
Som PAK (VROM)
mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds mg/kg Ds
<0,050m) 1,5"
Minerale olie Koolwaterstoffractie C10-C40 Koolwaterstoffractie C10-C12
mg/kg Ds mg/kg Ds
<4,0
lndeno-( 1,2,3-c, djpyreen Naftaleen
<20
<5,0 <0,05 16 <3,0 <17 0,012 0,19 0,23 0,10 0,10 0,18 0,041 0,33 0,17 <0,010
1,4" <20 <4,0
<5,0 86,1
0,5" 95,2 1,0
<15 7,3 <0,05 <13 <3,0 31
<4,0 <0,17 <15 <5,0 <0,05 <13 5,3 <17
<0,010 0,022
<0,010
0,035 0,029
<0,010 <0,010
0,017
<0,010 <0,010 <0,010 <0,010
0,030 0,015 0,039 0,034 <0,010 0,22" 37 <4,0
<0,010
<0,010 <0,010 n.a. <20 <4,0
EMP-PL-31IUI
AL-West B.V. HandeSskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 699765, Fax +31(0)570 699761 e-Mail: info@al-west nl, www al-west nl Opdracht
56711
Blad 3 van 3
Grond/Eluaat Eenheid
430454 , 5. 6 on 11 t/m 15 (0-0,5}
430455 2 en 7 CO, jO-0.8)
430456 8 üm 10 (0-0,5)
430457 1, 2. 3 on 4 ca (0,5-
Minerale olie Koolwaterstoffractie C12-C16
mg/kg Ds
<4,0
<4,0
<4,0
<4,0
Koolwaterstoffractie C16-C20
mg/kg Ds
<2,0
<2,0
<2,0
<2,0
Koolwaterstoffractie C20-C24
mg/kg Ds
<2,0
<2,0
<2,0
<2,0
Koolwaterstoffractie C24-C28
mg/kg Ds
<2,0
<2,0
4,4
<2,0
KooSwaterstoffractie C28-C32
mg/kg Ds
7,9
4,7
14
<2,0
Koolwaterstoffractie C32-C36
mg/kg Ds
5,1
4,3
11
<2,0
Koolwaterstoffractie C36-C40
mg/kg Ds
3,9
3,0
4,3
<2,0
mg/kg Ds
<0,30
<0,30
<0,30
<0,30
Organohalogeenverbindingen EOX
Verklaring- "<"ofn n betekent kleiner dan de rapportagegrens de daadwerkelijke rapportagegrens kan in sommige gevallen afwijken van de standaard waarde voor de betreffende analyse door bijvoorbeeld matrixeffecten of te weinig monstermateriaal +•*• Deze handeling is uitgevoerd x) Gehaltes beneden de rapportagegrens zijn niet mee inbegrepen m) De bepalingsgrens is verhoogd, omdat door matrixeffecten, resp co-elutie een kwantificering bemoeilijkt wordt Het organische stof gehalte wordt gecorrigeerd voor het lutum gehalte, als geen lutum bepaald is wordt gecorrigeerd als ware het iutum gehalte 5,4% De onderzoeksresultaten hebben alleen betrekking op het aangeleverde monstermateriaal. De onderzoekstijd omvat de periode tussen acceptatie van da opdracht en rapportage Monsters met onbekende herkomst, kunnen slechts beperkt gecontroleerd worden op plausibiliteit
AL-West B.V. Mevr. Ciska Spa, T e l 0570/699479 Klantenservice Toegepaste methoden Grond conform AS3000: Koolwaterstoffractie C10-C40 KooiwaterstaffractieC10-C12 Koolwaters5ofrraciieC12-C16 KoolwaterstoffractiaC16-C20 Kooiwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 KoolwatersSoffraciie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 KooiwaterstoffracSie C36-C40 Som PAK (VROM) EOX conform AS3000: Koningswaier ontsfuslïng Droge stof (Ds) Arseen (As) Lood (Pb) Chroom (Cr) Uzer{Fe2O3) Koper (Cu) Nikkel (Ni) Kwik(Hg) Zink (Zn) Fraolle<2pm conform AS3010; 12,7 conform NEN 5754:Organische stof eigen methode: Mengrnonsfer samensteüen (3 monsters) Mengmonsler samenstellen (10 monsters) MengmonsSer samenstellen (2 monsters) Mengmonster samenstellen (9 monsters) Geen informatie: Semplemate rnaSen
Chromatogram for Order No. 56711, Analysis No. 430454, created at 21.112007 16:52:11
(s i)oto
KI* ilt
J0 flUS 0 ecu 8E9 01 a CDO IDS Bi 5 HS05 S fCS 01 5
88I>-
ESC
IQ i
FT TTTT TTT TTTT rtTT TnT TTTT TTT TTTT T1
T
F
8
Page 1„
T
F
8
T
T
?
I
ïï
8
l
Chromatogram for Order No. 56711, Analysis No, 430455, created at 21.11.2007 17:57:13
UL « ( •
( s i)oso UL
cw
eeei»9[ft-
ots 01 B"
IS ï 0£5
08 f
8H-
(s
II t-
o
Page 2.
Q
g
o
o
o
Chromatogram for Order No. 56711, Analysis No. 430456, created at 21.11.2007 17:57:12
('S OfflO
wiut wttot18 9 69 9"
«9-
BS 9 it-f5CS •
50 V00 f-
« ( • •
M *•Ï0 t» IK-
( S 1)013
PUMl
OS 1
$9 0
Page 3.
Chromatogram for Order No, 56711, Analysis No, 430457, created at 21.11.2007 13:57:17
utKt -
t s i)oto
•
SU
tuzot
10 0 05 »• 0C0 010 010 CdO
1(5-
05 5 -
IC 9
(:6^ •
001-•
Kt-
OEI ii ; • *•« i •
181 wi • -f!
|
8
Page 4,
|
j
S
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 699765. Fax+31(0)570 699761 e-Maii: info@al-west nl. www al-west nl
TAUW BV ünda Huigen POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr
29.11.2007 35003840
Opdrachtnr.
57620
Blad 1 van 3
ANALYSERAPPORT Opdracht
57620
Opdrachtgever Referentie Opdrachtacceptatie Monsternemer
Water 35003840 TAUW BV 4560065 Ermelo Varenlaan 133 / Amanieflaan 5 23 11 07 Opdrachtgever
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij u de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn geaccrediteerd volgens NEN-EN-ISO/iEC 17025, tenzij anders vermeld bij toegepaste methoden en uitgevoerd overeenkomstig de onderzoeksmethoden die worden genoemd in de meest actuele versie van onze verrichtingenlijst van de Raad voor Accreditatie, accreditatienummer LOOS of van de DAP (Deutsches Akkreditierungssystem Prüfwesen GmbH) onder accreditatienummer DAP-PL-3198.99 indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen eropy^meTcfe toegezonden informjlie-van dienst te zijn Met vriendelijke groet,.-•I n s , Tel. 0570/699763
ffippfev^
OAP-Pt-CHSfl.2!!
AL-West B.V. Handelskade 39. 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 699765. Fax +31(0)570 699761 e-Mail: rnfo@al-wes! nl, www al-west nl
Blad 2 van 3
Opdracht
57620
Monsternr
Monsteromschrijving
Monstername
Pb 2 F{5.5-6 5)
23 11 2007
434878
Water Monstarnamepunt
434878
Eenheid
Pil Z F(5 5-6 S|
Metalen Arseen (As)
M9/I
Cadmium (Cd)
M9/I
<5,0 0,18
Chroom (Cr)
pgfl
2,3
Koper (Cu)
Mg/i
Kwik {Hg)
Mg/i
<2,0 <0,03
Lood (Pb)
Mg/i
Nikkel (Ni)
Mg/i
Zink (Zn)
pg/i
Aromaten (BTEXN) Benzeen Ethylbenzeen
MS/I M9/I
Naftaleen Tolueen
<5,0 <5,0 <2,0 " • • * "
••*•
""•*"
<0,1
M g/I M gfl
0,2
Mg/s Mg/i | Som Xyienen |jg/l Chloorhoudende koolwaterstoffen Trichloormethaan (Chloroform) Mg/I
0,1 <0,1
m,P'Xyleen a-Xyleen
Tetrachloormethaan (Tetra) 1,2-Dichloore(haan 1,1,1-Trichloorethaan
pg/i Mg/i Mg/l
<0,1
1,1,2-Trichloorethaan
Mg/i Mg/i
Mg/i
Mg/i
Koolwaterstoffractie C10-C40
M9/I
<50
Koolwaierstoffractie C1Q-C12
M9/i
<10
Koolwaterstof fractie C12-C16
1,2-Dichlooretheen (cis) Trichiooretheen (Tri) Telrachlooretheen (Per) Minerale olie
Mg/i
<10
Kooi waterstof fractie C16-C20
Mg/i
<5,0
Koolwaterstoffractie C20-C24
MS/I
<5,0
Koolwaterstoffractte C24-C28
M g/i
<5,0
Koolwaterstoffractie C28-C32
M9/I
<5,0
Koolwaterstoffractie C32-C36
Mg/f pg/l
<5,0
Koolwaterstoffractie C36-C4Q
Chloorbenzenen Monochloorbenzeen
1,2-Dichloorbenzeen
M9/I
<5,0
AL-West B.V. Handelsksde 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 699765. Fax +31(0)570 699761 e-Mail: info@al-west nl. www al-wes§ nl
Opdracht
57620
Water
Blad 3 van 3 Eenheid
434878 Pb 2 F|5 5-6 5}
Chloorbenzenen 1,3-Dichloorbenzeen 1,4-Dichloorbenzeen Som Dichloorbenzenen
Mg/i
Mg/i fjg/l
Verklaring "<" of n n betekent kleiner dan de rapportagegrens de daadwerkelijke rapportagegrens kan in sommige gevallen afwijken van de standaard waarde voor de betreffende analyse door bijvoorbeeld matrixeffecten of te weinig rnonstermateriaal ++ Deze handeling is uitgevoerd x) Gehaltes beneden de rapportagegrens zijn niet mee inbegrepen m) De bepalingsgrens i's verhoogd, omdat door matrixeffecten. resp co-elutie een kwantificering bemoeilijkt wordt De onderzoeksresultaten hebben alleen betrekking op het aangeleverde monstermateriaal De onderzoekstijd omvat de periode tussen acceptatie van de opdracht en rapportage. Monsters met onbekende herkomst, kunnen slechts beperkt gecontroleerd worden op plausibiliteit
AL-West B„V„ Mevr. Hetty Lourens, Tel. 0570/699763 Klantenservice Toegepaste methoden conform NEN 6445: Kwik (Hg) conform NEN 6966/ NEN-EN-ISO 11885:Arseen (As) Lood (Pb) Cadmium (Cd) Chroom (Cr) Koper (Cu) Nikkel (N!) Zink (Zn) conform NEN-EN-ISO 10301: Trichloormethaan (Chloroform) Teiractiioormelhaan (Telra) 1,2-Dichloorelhaan 1,1.1-Trichloorelhaan 1.1.2-Trichloorelhaan 1.2-Dichlowetheen (cis) Trichloorelheen (Tri) Telrachborelheen (Per) Monochioorbenzeen Som Dichloorbenzenen conform NEN-EN-ISO 11423-1: Benzeen Ethylbenzeen Naftaleen Toiueen Som Xylenen eigen methode (GC-FID): Koolwalarsloffractie C10-C40 eigen methode (GC-FID): n)KooiwatersloffrBCtieC10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Kooiwatersloffractie C16-C20 Koolwatersloffractie C20-C24 KoolwalerstoffracSie C24-C28 Kooiwalersloffracüe C2B-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 KooSwalerstoffractie C36-C40
n) Niet geaccrediteerd
Chromatogram for Order No. 57620, Analysis No. 434878, created at 28.11 2007 14:50:25
r.\ L i-o o
< s Ooto
sas 69!"
I'CS
00 5
V.' t1
011- "
(S 1)010
HE
Page 1
pagina 1 8 van 1 9
Bijlage 3: Quickscan natuurtoets Woonzorgservicecentrum Oost, Ermelo
gemeente Ermelo
Goede Ruimtelijke Onderbouwing Woonservicecentrum Oost
scogroen advies
Quickscan natuurtoets Woonzorgservicecentrum Oost, Ermelo
Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving
scogroen advies
COLOFON
Titel: 'Quickscan natuurtoets Woonzorgservicecentrum, Ermelo' Subtitel: Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet en -regelgeving Projectcode: 10-060 Status: Concept rapport Datum: 23 juli 2010 Auteur: Ing. J.G. (Janneke) Lindenholz Eindredactie: Ing. M. (Marco) van der Sluis Veldonderzoek: Ing. M. (Marco) van der Sluis & ir. D.S. (David) Sietses Opdrachtgever: Gemeente Ermelo Contactpersoon: Dhr. K. Braamskamp
EcoGroen Advies BV Postbus 625 8000 AP Zwolle T: 038 423 64 64 F: 038 423 64 65 I: www.ecoqroen.nl
© EcoGroen Advies (2010) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron: Lindenholz, J.G. (2010). Quickscan natuurtoets Woonzorgservicecentrum Oost, Ermelo; Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving. Rapport 10-060. EcoGroen Advies, Zwolle.
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORGSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies
INHOUDSOPGAVE Samenvatting en conclusies 1
Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Situatie 1.3 Algemene opzet en werkwijze
1 1 1 2
2
Gebiedsgericht natuurbeleid 2.1 Inleiding 2.2 Natuurbeschermingswet 1998 2.3 Nota Ruimte
3 3 3 3
3
Flora- en faunawet 3.1 Inleiding 3.2 Flora 3.3 Vleermuizen 3.4 Grondgebonden zoogdieren 3.5 Broedvogels 3.6 Overige soorten
5 5 5 6 6 7 8
4
Geraadpleegde bronnen
9
Bijlagen I Wettelijk kader II Inventarisatiekaart Eekhoorn III Aanbevolen te behouden boom met Eekhoornnest
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Aanleiding en doelstelling In opdracht van de gemeente Ermelo (dhr. K. Braamskamp) heeft EcoGroen Advies BV een Quickscan natuurtoets uitgevoerd in verband met de voorgenomen herinrichting van de driehoek Varenlaan, Amanietenlaan en Drieerweg te Ermelo. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 15 april 2010 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en het vigerend gebiedsgericht natuurbeleid
Gebiedsgericht natuurbeleid Op basis van de afstand, de aard van de ruimtelijke ingrepen en de binnenstedelijke ligging wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.
Aangetroffen en te verwachten soorten Tijdens het veldonderzoek is in het plangebied één laagbeschermde plantensoort aangetroffen, te weten Kleine maagdenpalm. Zwaarder beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht; De beoogde plannen hebben geen nadelige gevolgen op vaste verblijfplaatsen en mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en op belangrijkfoerageergebied van vleermuizen; In het plangebied zijn vier nesten van de zwaarder beschermde Eekhoorn aangetroffen. Verder zijn diverse laag beschermde soorten te verwachten zoals Bosmuis, Rosse woelmuis, Twee kleurige bosspitsmuis, Mol en Egel te verwachten; In het plangebied komen diverse algemene broedvogels tot broeden zoals Houtduif, Boomklever, Merel en Koolmees. Broedplaatsen van broedvogels met jaarrond beschermde zijn niet aangetroffen en ook niet te verwachten; Overwintering van laagbeschermde amfibieën is te verwachten onder strooisellaag en ruigte; Reptielen, beschermde vissen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.
Ontheffing en mitigerende maatregelen Flora- en faunawet Het aanvragen van ontheffing op de verbodsartikelen van de Flora- en faunawet is in deze situatie niet nodig; Als gevolg van de beoogde plannen zullen (op basis van het huidige inrichtingsplan) drie van de vier Eekhoornnesten worden verwijderd. Omdat voldoende geschikt biotoop aanwezig is om nieuwe verblijfplaatsen te maken, komt de functionaliteit van de vaste verblijfplaats van Eekhoorn niet in gevaar. Wel dienen mitigerende maatregelen, zoals de kap van de bomen in een voor Eekhoorn gunstige periode (buiten voortplantings- en overwinteringstijd), te worden genomen. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol opgesteld te worden; Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Een soort als Houtduif kan namelijk tot half november broeden; Bij de beoogde plannen zouden mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren, amfibieën en flora verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1 -soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet.
Aanbeveling Ten behoeve van het aanwezige territorium van Eekhoorn wordt sterk aanbevolen de te realiseren toegangsweg zodanig te situeren dat de boom met eekhoornnest gelegen op de rand van de toegangsweg behouden blijft.
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling In opdracht van de heer K. Braamskamp van de gemeente Ermelo heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets opgesteld ten behoeve van sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden in de driehoek Varenlaan, Amanietenlaan en de Drieerweg te Ermelo. In verband met de Flora- en faunawet, de Nota Ruimte en de Natuurbeschermingswet is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant-en diersoorten. In het voorliggende onderzoek worden de mogelijke consequenties in beeld gebracht van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied en vindt toetsing plaats aan de Flora- en faunawet en vigerend gebiedsgericht natuurbeleid. Een toelichting op de beschermingsstatus is gegeven in bijlage I.
1.2 Situatie De onderzoekslocatie betreft twee gebouwen met tuinen, verharding en een bosplantsoen. De bebouwing wordt gesloopt en een deel van het bosplantsoen wordt verwijderd. Permanent oppervlaktewater is niet aanwezig. Gemeente Ermelo is voornemens op deze locatie een woonzorgservicecentrum te realiseren. Dit centrum bestaat uit een woonservicegebouw, basisschool, buitenschoolse opvang en een peuterspeelzaal. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1: Kaart met de ligging van het plangebied binnen de rode beiijning (bron kaartondergrond: Google Earth).
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORGSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies 1.3 Algemene opzet en werkwijze Om inzicht te krijgen in de effecten van de voorgenomen uitbreiding op juridisch beschermde natuurwaarden zijn twee sporen gevolgd; • •
Ten eerste is in kaart gebracht welk gebiedsgericht beleid uitwerking heeft in het gebied (hoofdstuk 2); Ten tweede is nagegaan welke beschermde planten- en diersoorten in het gebied voorkomen of kunnen voorkomen (hoofdstuk 3).
Voorliggende ecologische beoordeling is gebaseerd op één locatiebezoek, bekende verspreidingsgegevens (zie Hoofdstuk 4 Geraadpleegde bronnen), beschikbare gebiedskennis en bekende ecologische principes. Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de verwachte effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten en gebieden. Daarnaast is beschreven welke mitigerende (verzachtende of inpassings-) maatregelen eventueel nodig zijn om overtreding van de Flora- en faunawet te kunnen voorkomen en of aanvullend onderzoek ten aanzien van beschermde soorten en/of gebieden nodig is.
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies
2
GEBIEDSGERICHT NATUURBELEID
2.1
Inleiding In het kader van dit onderzoek wordt, naast de aanwezigheid van beschermde soorten, aandacht besteed aan gebieden met een beschermingsstatus. De volgende wet- en regelgeving is daarbij van belang: • •
Natuurbeschermingswet, waarin opgenomen de Vogel- en Habitatrichtlijn; Nota Ruimte, in streekplannen uitgewerkt voor onder andere de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden getoetst te worden op mogelijke schadelijke effecten. In dit hoofdstuk wordt nagegaan welk gebiedsgericht natuurbeleid uitwerking heeft op het plangebied.
2.2
Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming geregeld van Habitat- en Vogelrichtlijngebieden - tezamen 'Natura 2000-gebieden' genoemd - en Beschermde Natuurmonumenten. De beschermde waarden van een Natura 2000-gebied worden uitgedrukt in instandhoudingsdoelstellingen voor habitattypen, vogels en/of andere soorten. Het plangebied ligt niet in, of in de directe omgeving van een gebied dat beschermd is onder de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde gebied vallend onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet is Natura 2000-gebied Veluwe. Det gebied ligt op een afstand van ruim 300 meter van het plangebied. Voor Natura 2000-gebied Veluwe zijn voor diverse habitattypen, vogelsoorten en een aantal overige soorten instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Het betreft onder andere enkele bostypen en natte en droge heide. Verder gaat het om een aantal diersoorten en een plantensoort te weten Vliegend hert, Beekprik, Rivierdonderpad, Gevlekte witsnuitlibel, Meervleermuis, Kamsalamander en Drijvende waterweegbree. Relevante vogelsoorten voor Natura 2000-gebied Veluwe zijn Wespendief, Zwarte specht, Boomleeuwerik, Grauwe klauwier, Nachtzwaluw, Duinpieper, Ijsvogel, Draaihals, Roodborsttapuit en Tapuit. Geen van de genoemde soorten zijn aangetroffen binnen het plangebied. Gezien de biotoopeisen van de betreffende soorten, de terreingesteldheid van het plangebied en de binnenstedelijke ligging zijn van de relevante soorten binnen en nabij het plangebied ook geen voortplantings-, foerageer-, overwintering- of rustplaatsen te verwachten. Ook zijn geen habitattypen aangetroffen en te verwachten in het plangebied. Negatieve effecten als gevolg van de voorgenomen plannen zijn zodoende niette verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Veluwe.
2.3
Nota Ruimte De Nota Ruimte is één van de structuurschema's waarin de visie van het Rijk over natuur en landelijk gebied is vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur in het leven geroepen en wordt ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied aangewezen. De Nota Ruimte is een zogeheten planologische kernbeslissing (PKB). Het Rijk verwacht dat provincies en gemeenten de Nota laten doorwerken in hun ruimtelijke plannen, zoals het streekplan en het bestemmingsplan. Het plangebied ligt niet in de EHS, welke hier samenvalt met Natura 2000-gebied Veluwe. Daarnaast behoort het plangebied niet tot door de provincie aangemerkte ganzenfoerageer- of weidevogelgebieden. Dergelijke gebieden liggen ook niet in de directe omgeving (Atlas Groen Gelderland). Effecten op de EHS of natuurwaarden buiten de EHS zijn hier zodoende niet aan de orde.
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies
FLORA- EN FAUNAWET
3.1
Inleiding Onderzoeksmethodiek
Op 15 april 2010 is een veldbezoek aan het onderzoeksgebied gebracht. Tijdens dit bezoek is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet (Ffwet) en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten (Ffwet tabel 2 en 3) en aan bedreigde (Rode Lijst) soorten. Voor zover mogelijk zijn de volgende soortgroepen geïnventariseerd: flora, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, vissen, ongewervelden en weekdieren. Naast veldonderzoek is gebruik gemaakt van bestaande verspreidingsgegevens van flora en fauna, afkomstig van verspreidingsatlassen (zie literatuurlijst), Natuurloket en overige databanken (onder andere RAVON en waarneming.nl). Deze gegevens zijn in de onderstaande beschrijving van soortgroepen betrokken. Wettetijk kaderFkxa- en faunawet
De Flora- en faunawet verplicht een ieder die ruimtelijke ingrepen of andere activiteiten wil ontplooien, na te gaan of deze negatieve effecten kunnen hebben op planten- en diersoorten. Zo is het op grond van artikel 11 verboden om nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen te beschadigen, vernielen, uitte nemen, weg te halen of te verstoren. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan zwaarder beschermde soorten (Ffwet tabel 2 en 3) kan de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van LNV noodzakelijk zijn. Tot augustus 2009 was het noodzakelijk voor het verwijderen, verstoren of beschadigen van een vaste verblijfplaats een ontheffing op de Flora- en faunawet aan te vragen. Door uitspraken van de Raad van State in het voorjaar van 2009 is de beoordeling van ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet voor ruimtelijke ingrepen aangepast. Sinds 26 augustus van dat jaar wordt daardoor gewerkt volgens een nieuw stroomschema (zie bijlage I) en is het in veel gevallen niet meer noodzakelijk om een ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen (Dienst regelingen 2009a). Bij uitvoering van een ruimtelijke ingreep en de aanwezigheid van beschermde soorten is het van belang te beoordelen of de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats in gevaar komt. Wanneer dit niet het geval is, is het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk. Veelal moeten in dat geval wel mitigerende maatregelen worden getroffen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de betreffende soort(en) te waarborgen en is het opstellen van een ecologisch werkprotocol noodzakelijk. Wanneer ondanks het nemen van mitigerende maatregelen en het opstellen van een werkprotocol de functionaliteit niet gewaarborgd kan worden, is het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk. Indien een en ander noodzakelijk is, is dit vermeld in onderstaande tekst.
3.2
Flora Tijdens het veldbezoek is in het bosplantsoen de laag beschermde plantensoort (Ffwet tabel 1) Kleine maagdenpalm aangetroffen. Daarnaast zijn onder andere de soorten Gewone vlier, Fijnspar, Douglasspar, Klimop, Zevenblad, Hulst, Amerikaanse vogelkers, Gewone salomonszegel en Hazelaar aangetroffen. Deze soorten zijn kenmerkend voor bossen met droge en matig voedselrijke omstandigheden. In de tuinen zijn plantensoorten aangetroffen die kenmerkend zijn voor voedselrijke omstandigheden. Aangetroffen soorten zijn onder andere Gewoon speenkruid,
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies Hondsdraf, Gewone paardenbloem, Paarse dovenetel, Zachte ooievaarsbek, Witte klaver en Look-zonder-look. Gezien de aangetroffen soortensamenstelling en de terreingesteldheid wordt niet verwacht dat in het onderzoeksgebied zwaarder beschermde flora (Ffwet tabel 2 en 3) voorkomt. Voor de aangetroffen soort uit tabel 1 geldt in deze situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen van del Flora- en faunawet. Het nemen van mitigerende maatregelen om overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet te voorkomen, is dan ook niet aan de orde.
3.3
Vleermuizen Alle vleermuizen zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en tabel 3 van de Flora- en faunawet en daardoor strikt beschermd. Potentiële verblijfplaatsen
Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bijvoorbeeld bomen, huizen en kelders. In de te slopen bebouwing ontbreken geschikte ruimten die kunnen dienen als (ingang naar een) potentiële vaste verblijfplaats van vleermuizen. Tevens zijn in het plangebied geen bomen met voor vleermuizen geschikte holten, spleten en scheuren aanwezig die dienst kunnen doen als vaste verblijfplaats van boombewonende vleermuizen. Vaste verblijfplaatsen van zowel gebouw- als boombewonende vleermuizen zijn dan ook niet te verwachten. Vliegroutes enfoerageergebied
Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gedurende lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde structuren voor de oriëntatie en daarlangs van hun verblijfplaats naar de foerageergebieden trekken. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (bijvoorbeeld lanen, rijen woningen en singels) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren 'onmisbaar' en kunnen zodoende beschermd zijn. In het plangebied worden geen lijnvormige opgaande structuren verwijderd die mogelijk onderdeel vormen van een essentiële vliegroute. Hoewel het plangebied naar verwachting gebruikt zal worden als foerageergebied, zijn ook hierop geen negatieve effecten te verwachten. Een groot deel van het bosplantsoen blijft behouden en blijft zodoende beschikbaar als foerageergebied.
3.4
Grondgebonden zoogdieren Eekhoorn
In het bosplantsoen zijn vier nesten van de middelhoog beschermde Eekhoorn (Ffwet tabel 2) aangetroffen (zie de kaart in bijlage II voor de betreffende locaties). Tevens zijn diverse vraatsporen van deze soort aangetroffen in het gehele bosplantsoen. Ook is één exemplaar waargenomen. Naar verwachting maakt het gehele bosplantsoen deel uit van het territorium van de aanwezige Eekhoorn. Ten behoeve van de beoogde plannen zal een klein gedeelte van het bosplantsoen worden verwijderd. Hiermee verdwijnen volgens de huidige plantekening drie nestlocaties van Eekhoorn. Het grootste deel van het bosplantsoen blijft echter behouden. Hoewel drie van de vier eekhoornnesten worden verwijderd is echter geen sprake van achteruitgang van de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats. In het bosplantsoen blijft namelijk voldoende geschikt biotoop voorhanden om nieuwe verblijfplaatsen te maken. Wel dienen de kapwerkzaamheden te worden uitgevoerd in een voor Eekhoorn gunstige periode (buiten de voortplantingsen overwinteringstijd). Met DLG (ontheffingsverlenende instantie) is telefonisch overleg gevoerd of het in deze
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies situatie nodig is een ontheffing aan te vragen of dat volstaan kan worden meteen ecologisch werkprotocol. De conclusie van dit overleg was dat een ecologisch werkprotocol afdoende is, omdat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats gewaarborgd blijft. Indien gewenst kan EcoGroen Advies een ecologisch werkprotocol op stellen waarin de te nemen mitigerende maatregelen worden beschreven. Aanbeveling Ten behoeve van het aanwezige territorium van Eekhoorn wordt sterk aanbevolen de te realiseren toegangsweg zodanig te situeren dat de boom met Eekhoornnest gelegen op de rand van de toegangsweg behouden blijft (zie bijlage III voor de betreffen boom). Overige zoogdieren
In het plangebied en de directe omgeving is een aantal vaste verblijfplaatsen van laag beschermde, kleine grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten c.q. vastgesteld, namelijk van Bosmuis, Rosse woelmuis, Tweekleurige bosspitsmuis, Mol en Egel. Ook het voorkomen van de niet beschermde Huismuis is te verwachten. Juridisch zwaarder beschermde zoogdiersoorten (met uitzondering van Eekhoorn) zijn op basis van terreinkenmerken niet te verwachten. Bij de sloop- en bouwwerkzaamheden kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele laag beschermde zoogdieren verloren gaan. Voor laag beschermde kleine zoogdieren geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze zoogdieren niet aan de orde is. Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan - indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door werkzaamheden zoveel mogelijk uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus). De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij).
3.5
Broedvogels Er is geen systematische broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Tijdens het veldonderzoek is met name gekeken naar de aanwezigheid van broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen. Daarnaast is op basis van soortwaarnemingen, biotoopeisen, terreinkenmerken, expert judgement en bekende ecologische principes beoordeeld welke soorten aanwezig kunnen zijn. Broedvogels met jaarrond beschermde nesten
De lijst met vogelsoorten waarvan de nesten het hele jaar door zijn beschermd is op 26 augustus 2009 gewijzigd. Dit betreft de nesten van Boomvalk, Buizerd, Gierzwaluw, Grote gele kwikstraat, Havik, Huismus, Kerkuil, Oehoe, Ooievaar, Ransuil, Roek, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Wespendief en Zwarte wouw. In het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van nesten van vogelsoorten waarvan de nestplaatsen jaarrond beschermd zijn. Deze worden ook niet verwacht. Algemene broedvogels
In het bosschage en overige groenstructuren in het plangebied zijn broedvogels van bos en struweel aangetroffen en te verwachten zoals Koolmees, Vink, Roodborst, Tjiftjaf, Merel, Houtduif en Boomklever. Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies aangehouden als broedseizoen. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar. In het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Wanneer in de periode tussen half juli en half november gestart wordt met de werkzaamheden is het van belang om na te gaan of bewoonde nesten van Houtduif aanwezig zijn in de invloedsfeer van de plannen. Houtduif kan namelijk broeden tot half november.
3.6
Overige soorten Amfibieënen vissen
In het onderzoeksgebied en directe omgeving is geen permanent oppervlaktewater aanwezig. Voortplanting van amfibieën en het voorkomen van (beschermde) vissen in het plangebied kan zodoende worden uitgesloten. Uit de directe omgeving van het onderzoeksgebied zijn geen juridisch zwaarder beschermde (Ffwet tabel 2 en 3) amfibieënsoorten bekend (RAVON & Natuurloket). Ook zijn tijdens het veldonderzoek geen waarnemingen gedaan van zwaarder beschermde amfibieënsoorten. Eventuele overwintering van zwaarder beschermde soorten wordt dan ook niet verwacht in het onderzoeksgebied. Mogelijk wordt aanwezige ruigte en strooisellaag wel gebruikt als overwinteringsgebied door de laag beschermde amfibieën Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander (Ffwet tabel 1). Voor soorten van tabel 1 geldt in deze situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen van de Flora- en faunawet. Het nemen van vervolgstappen is hier niet aan de orde. Reptielen, ongewervekten en weekdieren
Gezien de terreingesteldheid van het onderzoeksgebied en bekende verspreidingsgegevens kan worden geconcludeerd dat er geen reptielen, beschermde dagvlinders, libellen, mieren kevers en weekdieren aanwezig en te verwachten zijn. Eventuele vervolgstappen zijn niet aan de orde.
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
scogroen advies
4
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Dienst Regelingen (2009a) Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Dienst Regelingen (2009b) Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Floraen faunawet ruimtelijke ingreep. Heusden W.R.M, van & S.J. Vreugdenhil (2008). Handreiking Flora- en faunawet. Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Concept, Versie 1.1. Dienst Landelijk Gebied, Ministerie van LNV. Lange E., P. Twisk, A. van Winden en A. Diepenbeek (1994). Zoogdieren van West-Europa. Uitgegeven door de KNNV. Limpens H., K. Mostert & W. Bongers (red.) (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Stichting Uitgeverij van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Ministerie van LNV (2004). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna (www.minlnv.nl). Ministerie van LNV. Natura 2000-gebieden. (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000) Natuurloket (www.natuurloket.nl). Provincie Gelderland, Atlas Groen Gelderland (www.gelderland.nl). RAVON Reptielen, Amfibieën, Vissenonderzoek Nederland (www.ravon.nl). Waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland).
QUICKSCAN NATUURTOETS WOONZORCSERVICECENTRUM OOST, ERMELO
BIJLAGEN
BIJLAGE I: WETTELIJK KADER Flora- en faunawet Inleiding Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen ofte verstoren of eieren te rapen ofte vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van gedeputeerde staten van de provincies.
Beschermde dier- en plantensoorten Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet: 1) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; 2) Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; 3) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen, 4) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is; 5) Een aantal ongewervelden (o.a. insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Er zijn drie beschermingsregimes van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels.
Wijze van toetsing Door uitspraken van de Raad van State in het voorjaar van 2009 is de beoordeling aangepast bij ontheffingsaanvragen voor ruimtelijke ingrepen. Sinds 26 augustus van dat jaar werken we daardoor volgens een nieuw stroomschema (zie volgende pagina). Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren en zijn beschermde soorten aanwezig, dan zijn er vaak twee opties: 1) Voorkom overtreding van de Flora- en faunawet. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantingsen/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten, bijvoorbeeld nesten, migratieroutes en foerageergebied. Als u deze veilig stelt door vooraf mitigerende maatregelen te treffen, heeft u mogelijk geen ontheffing meer nodig. Om zeker te zijn dat uw maatregelen voldoende zijn, kunt u ze vóóraf laten beoordelen door Dienst Regelingen. Als deze voldoende zijn krijgt u een beschikking met daarin de goedkeuring van uw maatregelen. De goedkeuring krijgt u in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag. U heeft namelijk geen ontheffing nodig doordat u met uw maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet voorkomt. 2 ) Kan de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort niet worden gegarandeerd door mitigerende maatregelen? Dan dient u een reguliere ontheffingsaanvraag in waarbij de onderstaande vragen gesteld worden: • In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast? • Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij tabel 2-soorten) • Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij tabel 2-soorten) • Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Beoordeling Dienst Regelingen Dienst Regelingen beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en). Voor tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1-soorten uit tabel 3 krijgt u alleen ontheffing wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen: • • • •
Bescherming van flora en fauna (b) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e) Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j)
Voor vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt dat u alleen ontheffing kunt krijgen op grond van een bij wet genoemd belang uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. In de praktijk zijn de mogelijkheden voor het verkrijgen van een ontheffing voor die soorten dan ook zeer beperkt, met name voor vogels1.
Komen er beschermde dier of plantensoorten voor in het plangebied?
Hebben uw activiteiten effecten op de beschermde dier of plantensoorten?
pen vrijstel li ng. U hneft geen ontheffing van de flora- en faunawpt aan Te vragen, m^ar u moer WPI de zorgplicht nakomen.
Als een tjuedu.ekeur.de gpd rag^ode van pdüiruj ii up uw activiteiten u*kli. een vrijstelling. U hoeft geen ontheffing van de Flora O fduridweL ddn te vrdijen, maar u moet uw activiteiten aantoonbaar uiLvueren zoals in Je tjwirrfjjsf
\
Soorten uit tabal l
Kunt u werken volgens een ijoedqekeurde
1
Soorten uit Ld Li el 2
Soorten uil Bijlage 1 Bestuit vrijstelling beïü dier- en pldiUen
U hriefl yftfin ontheffing van de Flora en Ja LI na wet aan te vragen. Wilt LI zeker
JKunt u maatrpgelen npmpn nm dp funftinnalitpit van dp voortplanting*;- pn/of va<;te rirct- pn [ve blijfplaats te garanderen?
(](iv slvHrtl. Dv
zorgplicht geldt ook voor
Vraag ontheffing aan.
Jw aanvraag wordt beoordeeld op deze punten: In wpikp matp wnrdt de fijncrionalireir van de vaste voortplantings . rust en / o f ddrupetdil duor uw Kornt de gunstige staat van instandhoLiding niet in gevaar?
U hoeft geen ontheffing vdn de. Flora- en fduridwe aan te vragen, maar u moet wel de zorgplicht nakomen.
Vraag onrhpffing aan op grond van een wettelijk belang uit het Besluit vrijstelling he^rhermdp dier- pn plan ren soorten.
Vraag ontheffing aan op grond van een wettelijk ng uit de Hahi rat richtlijn.
Vraag onthpffing aan op grond van een wettelijk hplang uit de pl richtlijn
ipn •;[ u w mitigerende
maatrpgplpn vnldnende zijn. en cr inderdaad geen ht>ffïii(j nodig i^? Vrasg dan epn ontheffing aan nrn LIW maatregelen goed te keuren.
Uw ddrhvrddg wurdt beuurdeeld up dtze punltn: In wpikp matp wordr de funcrionalitptr van de vaste vnnrtpl rList en / of verblijf plaats aangetast door uw activiteiten? li er een wettelijk beldiig? k pr epn andere bpvrpdigpnde oplossing^ Komt de gLinstigc staat van instandhoLiding niet in gevaar?
Toetsingsschema Flora- en faunawet (Bron: Dienst Regelingen 2009. Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijk ingrepen Flora- en faunawet).
Rode lijsten Los van de Flora- en faunawet heeft de Minister van LNV ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode Lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd2. Voor soorten van de Rode Lijsten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en
1
In de Vogelrichtlijn worden alleen de belangen b en d én de veiligheid van het luchtverkeer (belang c) genoemd; Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna. 2
beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op Natura 2000 gebieden in Nederland en verankert een deel van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving. Natura 2000 bestaat uit een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Nederland regelt aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV. Daarnaast stelt Nederland voor al haar Natura 2000-gebieden beheerplannen op waarin de te beschermen waarden, de zogeheten instandhoudingsdoelen, nader worden uitgewerkt in ruimte, tijd en omvang. In deze samenvatting zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten kunt u terecht op www.minlnv.nl 'Onderwerpen Natuur'. U kunt daar ook verleende ontheffingen inzien.
BIJLAGE II: INVENTARISATIEKAART EEKHOORN Quickscan natuurtoets Woonzorgservicecentrum, Ermelo
Eekhoorn LEGENDA
Nest locatie
Begrenzing plangebied Ondergrond
ECOGROEN ADVIES BV 2010
BIJLAGE III: AANBEVOLEN TE BEHOUDEN BOOM MET EEKHOORNNEST Aanbevolen wordt de toegangsweg zodanig te situeren dat de boom met Eekhoornnest - binnen de gele cirkel - behouden blijft.
Toekomstige situatie Huidige situatie 'Globale' Nestlocatie Ingemeten bomen 'Henk' Ingemecen bomen + kroon
pagina 1 9 van 1 9
Bijlage 4: Archeologisch onderzoek
gemeente Ermelo
Goede Ruimtelijke Onderbouwing Woonservicecentrum Oost
RAAP-NOTITIE 2494
Plangebied Amanietlaan-VarenlaanDrieerweg Gemeente Ermelo Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Colofon Opdrachtgever: Gemeente ErmeLo Titel: Plangebied Amanietlaan-Varenlaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Status: eindversie Datum: november 2007 Auteur: H. Ringenier Projectcode: ERAVL
Bestandsnaam: N02494-ERAV.doc Projectleider: H. Ringenier Projectmedewerkers: AJ. van de Hel ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 24827 Autorisatie: drs. H.B.G. Scholte Lubberink ISSN: 0925-6369 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
telefoon: 0294-491 500
Leeuwenveldseweg 5b
telefax: 0294-491 519
1382LVWeesp
E-mail:
[email protected]
Postbus 5069 1380 GB Weesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2007 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
Samenvatting In opdracht van de gemeente ErmeLo heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in oktober 2007 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met te realiseren nieuwbouw in het plangebied Amanietlaan-VarenlaanDrieerweg te Ermelo. Doel van dit onderzoek was eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voorzover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan. De geologische ondergrond bestaat uit matig fijn, licht siltig, grindhoudend zand. Deze afzetting kan worden aangemerkt als dekzand. De top van het dekzand is op zeer wisselende diepten aangetroffen. Deze verschillen zijn waarschijnlijk veroorzaakt doordat het dekzand lokaal is gaan verstuiven. In alle boringen is geconstateerd dat boven in het dekzand nog een restant van een Bof een BC-horizont aanwezig is. De overige bodemlagen in het plangebied zijn verstoord en ten dele recentelijk opgebracht. De abrupte, scherpe overgang tussen de verstoorde bodem en de natuurlijke ondergrond duidt op een relatief recente datering van de verstoring. Tijdens het veldonderzoek zijn in enkele boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreffen kleine concentraties houtskool en fragmenten aardewerk met een datering in de 19e en 20e eeuw. Zowel de scherven als het houtskool zijn zonder uitzondering waargenomen in geroerde of opgebrachte grond. Deze zijn niet als archeologisch relevant aan te merken. Op grond van het ontbreken van (duidelijke) aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen.
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[3 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
1 Inleiding 1.1 Kaderen doelstelling In opdracht van de gemeente ErmeLo heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in oktober 2007 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met te realiseren nieuwbouw in het plangebied Amanietlaan-VarenlaanDrieerweg te Ermelo, in de gemeente Ermelo. Het onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het onderzoek was het opsporen van deze resten en een eerste indruk geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan. 1.2 Plangebied Het plangebied (ca. 0,8 ha) ligt in het oosten van de bebouwde kom van Ermelo (figuur 1). Het plangebied wordt in zuiden begrensd door de Amenietlaan, in het oosten door de Drieerweg en in het westen door de Varenlaan. Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 26H van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000); de centrumcoördinaat is 171.950/478.600. Ten tijde van het onderzoek bestond het plangebied uit bebouwing en deels uit een groenstrook met bomen. 1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek is beperkt gebleven tot een karterend booronderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de hiervoor geldende normen en richtlijnen die zijn vastgelegd in het Handboek ROB-specificaties (Brinkkemper e.a., 1998). RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de instelling die het beheer heeft over de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en die valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). Zie tabel 1 voor de dateringen van de in deze notitie genoemde archeologische perioden. Enkele vaktermen worden achter in deze notitie beschreven (zie verklarende woordenlijst).
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[4 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden Voorafgaand aan het veldonderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd. Om na te gaan is het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumentenzorg (RACM) geraadpleegd. Om de landschappelijke kenmerken alsmede de gespecificeerde archeologische verwachting te bepalen, zijn verschillende bronnen geraadpleegd (zie literatuurlijst). 2.2 Resultaten Geologie en bodem Volgens de geomorfologische kaart van de Veluwe betreft het plangebied een niet-gekarteerde zone (Ten Houte de Lange, 1977). Op grond van de aangrenzende geomorfologische eenheid is het waarschijnlijk dat het plangebied op de flank van een stuwwal ligt waar mogelijk dekzand is afgezet. Op de bodemkaart is het plangebied eveneens als niet-gekarteerde zone weergegeven (Eilander e.a., 1982). Op grond van de aangrenzende bodemtypen is de verwachting dat de bodem in het plangebied een holtpodzolgrond en/of een duinvaagrond betreft. Archeologie en historie In ARCHIS staat één relevante archeologische vindplaats geregistreerd in (de directe omgeving van) het plangebied. Het betreft een vindplaats waar onder meer aardewerk uit de (Voege) Middeleeuwen is aangetroffen; aan een deel van de scherven zou mogelijk ook een oudere datering toegekend kunnen worden (ARCHIS-waarnemingsnummer 405017). Op grond van het kaartbeeld van historisch-topografische kaarten blijkt dat het plangebied in het midden van de 19e eeuw onbebouwd was (Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990); deze situatie was aan het begin van de 20e eeuw nog ongewijzigd (Robas Producties, 1989). Op grond van deze kaarten is er geen aanleiding om binnen de grenzen van het plangebied uitte gaan van een specifieke verwachting voor de aanwezigheid van resten van laat-middeleeuwse of jongere cultuurhistorische elementen.
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[5 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
Archeologische verwachting Op basis van de archeologische en landschappelijke informatie uit (de onmiddellijke omgeving van) het plangebied geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit vrijwel alle perioden. Meer specifiek geldt deze verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum tot en met de (Vroege) Middeleeuwen.
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[6 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
3 Veldonderzoek 3.1 Methoden Tijdens het veldonderzoek zijn negen boringen verricht (figuur 1). Doorgaans worden bij een inventariserend veldonderzoek de boringen in een grid van 40 bij 50 m geplaatst. Door de aanwezigheid van bebouwing en de beperkte omvang van het plangebied kon deze methode niet worden toegepast. De boringen zijn zo gelijkmatig mogelijk verdeeld over het niet-bebouwde deel van het plangebied. De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit gebied te verwachten nederzettingsterreinen uit de periode Ijzertijd tot en met de Late Middeleeuwen met vondstconcentraties met een omvang van 500 tot 2000 m2 en overwegend een (zeer) hoge vondstdichtheid van meer 200 vondsten per m2. Deze methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaartte brengen (Tol e.a., 2004). Er is geboord tot maximaal 1,6 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven en met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Het opgeboorde materiaal is in het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken). Het opgehoorde materiaal is gezeefd met een zeef met een maaswijdte van 0,4 cm; het zeefresidu is geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren. 3.2 Resultaten Geologie en bodem De geologische ondergrond bestaat uit matig fijn, licht siltig zand. Deze afzetting kan worden aangemerkt als dekzand. De top van het dekzand is op zeer wisselende diepten tussen ca. 0,25 tot 0,9 m -Mv aangetroffen. Deze verschillen zijn waarschijnlijk veroorzaakt doordat het dekzand lokaal is gaan verstuiven. In alle boringen is geconstateerd dat boven in het dekzand nog een restant van een podzolbodem aanwezig is. De dikte van deze B- en/of BC-horizont varieert van 0,1 tot 0,3 m. De overige bodemlagen in het plangebied zijn verstoord en ten dele recentelijk opgebracht. De abrupte, scherpe overgang tussen de verstoorde bodem en de Ben/of BC-horizont duidt op een relatief recente datering van de verstoring. De
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[7 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
verstoring van het bovenste deel van het bodemprofiel moet in samenhang met de bouw van de school en de aanplant van de bomen gezien worden. Archeologie Tijdens het veldonderzoek zijn in enkele boringen kleine concentraties houtskool en fragmenten aardewerk met een datering in de 19e en 20e eeuw aangetroffen. Zowel de scherven als het houtskool zijn zonder uitzondering waargenomen in geroerde of opgebrachte grond. Deze indicatoren zijn niet als archeologisch relevant aan te merken.
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[8 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Het inventariserend booronderzoek heeft uitgewezen dat de geologische ondergrond uit (verstoven) dekzand bestaat. Zonder uitzondering is in de top van het dekzand nog een restant van een B/BC-horizont aangetroffen. De overige bodemlagen zijn volledig verstoord en voor een deel recentelijk opgebracht. Scherven en kleine concentraties houtskool zijn uitsluitend waargenomen in verstoorde grond. Deze zijn niet als archeologisch relevant aan te merken. 4.2 Aanbevelingen Op grond van het ontbreken van (duidelijke) aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. Op grond van onderhavig onderzoek kunnen de geplande ingrepen vanuit archeologisch oogpunt zonder bezwaren worden uitgevoerd.
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[9 ]
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
RAAP ^^
Literatuur Brinkkemper, 0., e.a. (redactie), 1998. Handboek ROB-specificaties. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Eilander D.A, e.a., 1982. Bodemkaartvan Nederland, schaal 1:50.000: toelichting bij de kaartbladen 26 Oost Harderwijk en 27 West Harderwijk. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Houte de Lange, S.M. ten, 1977. Rapport van het Veluwe-onderzoek: een onderzoek van natuur, landschap en cultuurhistorie ten behoeve van de ruimtelijke ordening en het recreatiebeleid. Centrum voor landbouwpublicaties en landbouwdocumentatie, Wageningen. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104: classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-
instituut, Delft. Robas Producties, 1989. Historische atlas Gelderland: chromotopografische kaart des Rijks 1:25.000. Robas Producties, Den lip. Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990. Grote historische atlas van Nederland, 1:50.000, deel 3: Oost-Nederland 1830-1855. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
Gebruikte afkortingen ARCHIS KNA -Mv RACM SIKB
ARCHeologisch Informatie Systeem Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie beneden maaiveld Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Verklarende woordenlijst B-horizont BC-horizont C-horizont
Inspoelingslaag van een podzolbodem (zie podzol). Overgang van de B- naar de C-horizont. Horizont die niet (of weinig) is veranderd door bodemvorming; het oorspronkelijke moedermateriaal.
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
[10]
RAAP
Plangebied AmanietLaan-VarenLaan-Drieerweg, gemeente ErmeLo; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
dekzand periglaciaal
podzol
silt
Fijnzandige afzettingen die onder perigLaciaLe omstandigheden voornameLijk door windwerking ontstaan zijn. Heeft betrekking op de stroken rondom het door Landijs bedekte gebied, op het daarop heersende kLimaat en op kenmerkende verschijnseLen in dit gebied. Bodem meteen uitspoeLingsLaag (E-horizont) en een inspoeLingsLaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van humus en ijzer wordt podzolering genoemd. Gronddeeltjes groter dan of gelijk aan 2 urn en kleiner dan 63 urn.
Overzicht van figuren en tabellen Figuur 1.
Boorpuntenkaart.
Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Periode Nieuwe tijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romeinse tijd Ijzertijd Bronstijd Neolithicum (nieuwe steentijd) Mesolithicum (midden steentijd) Paleolithicum (oude steentijd)
RAAP-notitie 2494 / eindversie 30-11-2007
Datering 1500 1050 450 12 voor 800 2000 5300 8800 300.000
Tabel 1.
heden 1500 1050 450 12 800 2000 4900 8800
Archeologische
na Chr. na Chr. na Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr.
[11]
tijdschaal.
48
rr
5
ILu /
school
/ //
£ /(
/
' •
/ /
IL
//
/
ir
r^
7/
•U.
an
7 i
^
r
137
K/
RAAP
Legenda boringen
0
^ 10
20
30 m
/// 40
/ /50 J 1:1.000
•
boring
2
boorpunt
overig
+
grens plangebied
ERAV_figs\lbs
Figuur 1. Boorpuntenkaart.