Ajodakt
Puzzelen met... Spreekwoorden en gezegden
Puzzelen met Spreekwoorden en gezegden Groep 4 Antwoordenboek Colofon
Vormgeving Maura van Wermeskerken, Apeldoorn Zinder, Utrecht – omslag
Antwoorden
Opmaak PrePressMediaPartners, Wolvega
ũŽĚĂŬƚŵĂĂŬƚĚĞĞůƵŝƚǀĂŶdŚŝĞŵĞDĞƵůĞŶŚŽīĞůĨƐƚĂŶĚŝŐǁĞƌŬĞŶ;Ϳ͘ ŝƚďĞƐƚĂĂƚƵŝƚĞĞŶŐƌŽŽƚĂƐƐŽƌƟŵĞŶƚůĞĞƌŵŝĚĚĞůĞŶǀŽŽƌĂůůĞůĞĞƌũĂƌĞŶ͘ Op onze Z-site vindt u al onze uitgaven: www.zelfstandig-werken.nl
9 789006 628258
Illustraties Marcel Westervoorde – binnenwerk
Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie Puzzelen met.... Dit merk bestaat uit een verzameling gebruiksvriendelijke en voordelige oefenboekjes voor groep 3 t/m 8 waarmee de leerlingen allerlei vaardigheden Ğĸ ĐŝģŶƚŝŶŽĞĨĞŶĞŶ͘DĞƚĚŝƚĂŶƚǁŽŽƌĚĞŶďŽĞŬŬĂŶĚĞůĞĞƌůŝŶŐnjĞůĨnjŝũŶ antwoorden in het werkboek nakijken.
Groep 4
Redactie Hanna Molenaar
Taal
Zelfstandig werken
Auteur Adriaan Maters
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde manier heeft plaatsgevonden.
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 17 ISBN 978 90 06 62825 8 Eerste druk, eerste oplage, 2012 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Taak 1 1 1 2 3 4 5
b e e s t
Taak 2 1 aap
beest
Haantje de voorste zijn. Er is geen kip. Met de kippen op stok gaan. Schreeuwen als een mager varken. Praten als een kip zonder kop.
2
t Er is helemaal niemand. t Vroeg naar bed gaan. t Praten zonder na te denken. t Als eerste erbij zijn. t Heel hard schreeuwen.
t t t t t
3 Met de kippen op stok gaan. 4 1 2 3 4 5 5 1 2 3 4
varken bok kip kippen haantje
kippenpruik / bokkenpruik paardensprongen / bokkensprongen haantje / kipje koe / kip
6 1 d Suzan schiet een bok. 2 b Vera gaat met de kippen op stok.
2
5 6 7 8
varken / kalf kip / eend varkens / kippen bok / varken
2 1 2 3 4 5
b a a a b
3 1 2 3 4
de aap uit de mouw. beren op de weg. in de aap gelogeerd. voor aap staan.
4 1 2 3 4 5
Een uiltje knappen. Zich een aap lachen. Van een mug een olifant maken. Voor aap staan. Krokodillentranen huilen.
Overal problemen zien. Doen alsof je heel verdrietig bent. Zelf het gevaar opzoeken. Van een klein probleem een groot probleem maken. Een middagslaapje doen.
5 1 a Cedric doet net alsof hij het erg vindt. 2 b Jan zegt dat hij een grote wond heeft. Maar het is maar een klein wondje. 3 b Ik ga een kwartiertje op de bank liggen slapen. 6 aap Dit betekent: Nu wordt duidelijk hoe het echt zit.
3
Taak 3 1 1 2 3 4 5 6
Taak 4 1
t t Zo dapper als een … t Zo trots als een … t Zo dom als een … t t Zo nijdig als een … t
k a t t e n
Zo sterk als een …
katten 2 kattig
2
3 a Je bent te laat voor het eten. Alles is al op. 4 1 een kat in de zak gekocht. 2 honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen. 3 kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Het hazenpad kiezen. Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Geen vlieg kwaad doen. Je vangt meer vliegen met honing dan met azijn. Als een rat in de val zitten.
t t t
t t t t t
t Je krijgt eerder je zin als je lief doet. t Niet meer weg kunnen. t Vluchten. t Niemand kwaad doen. t Hij doet op de manier die bij hem past.
3 1 Zo sterk als een beer. 2 Je vangt meer vliegen met honing dan met azijn.
5 Blaffende honden bijten niet.
4 1 spin 2 pauw 3 leeuw
6 kiezen het hazenpad.
4 ezel 5 beer 6 rat
7 l e e u w e z e l s p i n p a u w
5 1 Het hazenpad kiezen. 2 Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. 3 Geen vlieg kwaad doen. 4 Je vangt meer vliegen met honing dan met azijn. 4
wesp
5
Puzzelmix 1
Taak 5
1 p a u w v a r k e n k a t k i p p e n e z e l h a a n t j e b h a z e k i p p e k a t j e s k a t u i l t j e o l i f a n b h o v l i e g e l
o k n p a d n
3 blaffende honden bijten niet
1 b
4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 1 2 3 4 5
g o e d g e d a a n
goed gedaan
t e e r n d n e e u w
c
a
e
a c e d b
3 Een en al oor zijn. Zijn oren niet geloven. Tot over de oren verliefd zijn. Ergens oren naar hebben. Nog op één oor liggen.
t Nog slapen. t Er zin in hebben. t Heel goed luisteren. t Heel erg verliefd zijn. t Verbaasd zijn.
t t t t t
4 1 Kleine potjes hebben grote oren. 2 Tot over de oren verliefd zijn. 5 1 2 3 4 5 6
v l i e g s p i n h o n d e n k i p r a t
knopen liggen geloven luisteren uit hebben
wat een beestenboel is dit 6 tot over zijn oren verliefd zijn
2 daar komt de aap uit de mouw
6
d
7
Taak 6 1 1 2 3 4 5
Taak 7 1 Met de neus kijken. Zijn neus voor iets ophalen. Dat ging aan mijn neus voorbij. Iemand bij de neus nemen. De neuzen tellen.
k ij k e n
– – – – –
Niet goed zoeken. Iets te min vinden. Ik kreeg er niets van. Iemand voor de gek houden. Tellen met hoeveel mensen je bent. – Je overal mee bemoeien.
kijken
Je neus overal insteken.
2 1 2 3 4 5
2 Het is de uitdrukking: b Iemand iets door de neus boren.
b a b a b
Ik zie hem nooit meer. Opletten of er niets verkeerd gaat. Wat zie ik veel mooie dingen! Een beetje verliefd zijn op iemand. Aan een groot gevaar ontsnappen.
3
3 1 maag 2 hoofd 3 ogen 4 1 2 3 4 5 6
De uitdrukking betekent: a Iemand krijgt niet wat hij verwacht en gehoopt had.
4 verliezen 5 naald 6 oogje
4 5 6 1 2 3
t t Het werd hem door de neus t geboord. Iemand iets onder de neus t
Dat ga ik jou niet aan je neus hangen. Jouw gezeur komt me de neus uit.
wrijven.
5 Kan ik jou even onder vier ogen spreken?
4 1 2 3 4 5
b a a b b
8
gezeur.
Ik zal hem dit onder zijn neus wrijven. Ze komen me de neus uit. Je hebt met je neus gezocht. Ze steekt overal haar neus in. Ze gingen aan mijn neus voorbij.
5 iemand bij de neus nemen de neuzen tellen iemand iets aan de neus hangen
6 Een oogje in het zeil houden.
t Iemand niet iets geven wat hij verwacht en gehoopt had. t Duidelijk vertellen wat iemand verkeerd doet. t Dat ga ik jou niet vertellen. t Ik heb genoeg van jouw
9
Taak 8 1 1 2 3 4 5 6
Puzzelmix 2 1
z w ij g e n
2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
w o o r d e n h a n d t a n d e n n e u z e n n e u s b o r e n
zwijgen 2 Je neemt me de woorden uit de mond. Dat gaat van mond tot mond. Je mondje kunnen roeren. Iemand de mond snoeren.
– Dat wilde ik ook net zeggen. – De een vertelt het aan de ander. – Duidelijk zeggen wat je ervan vindt. – Zorgen dat iemand niet verder praat.
3 Zijn mondje kunnen roeren. – Niet op zijn mondje gevallen zijn. 4 1 2 3 4
met de mond vol tanden staan zijn mondje kunnen roeren een grote mond hebben met open mond ergens naar kijken
g r o t e o r e n k l e i n e o g e n e u z e i e s c h h a u i t
n s i t e l
Je bent al knap. l s l e f
3 1 2 3
v e r l i e f d s n o e r e n h o o f d n a a l d g a a t wat een gek gezicht is dat
5 1 2 3 4
6 Iemand de mond snoeren. b Er voor zorgen dat iemand niet verder praat.
3 1 4 2
10
j e b e n t a l k n a p
11
Heb je geen ogen in je hoofd? Zijn mondje kunnen roeren. Door het oog van de naald kruipen.
Taak 9
Taak 10
1 c De hoofden bij elkaar steken. d Met zijn hoofd tegen een muur lopen. e Het hoofd boven water houden. 2 1 2 3 4 5
a d c e b
3 Het groeit me boven het hoofd. Mijn hoofd staat er niet naar.
– Het is te veel voor mij! – Ik ben met andere dingen bezig. Haal je maar niets in je hoofd. – Denk maar niet dat het gaat lukken. Iemand iets uit zijn hoofd praten. – Iemand van een slecht idee afhelpen. Zijn hoofd stoten. – Niemand helpt de jongen. 5 1 2 3 4 5 6 7
4 h p r a t e m u u r s b o v e n s
o o f d n p ij t n a a r t e k e n
hoofd water over hoofd spijt in steken
1 1 2 3 4 5
b a d e c
2 1 2 3 4 5
d b c e a
3 Hij heeft een hart van goud. Hij heeft alles wat zijn hartje begeert. Hij kan het niet over zijn hart krijgen. Iemand iets op het hart drukken. Dat is een pak van mijn hart.
4 1 2 3 4 5
t t t t t
t Hij kan het niet doen. t Hij heeft alles wat hij maar wil. t Hij is heel aardig en helpt iedereen. t Dat is een grote opluchting. t Zeggen dat iets heel belangrijk is.
hart van goud. drukt me op het hart een pak van mijn hart. alles wat haar hartje begeert. het niet over mijn hart krijgen
hersens
12
13
5 1 2 3 4 5
hand tong hart hart hart
Taak 11
Taak 12
1 1 Het geld groeit niet op mijn rug. 2 Zichzelf op de borst slaan. 3 Dat kun je wel op je buik schrijven.
1 Hij is al de hele dag op de been. – Iets op zijn duimpje kennen. – Dat ligt voor de hand. – Zich uit de voeten maken. – Voet bij stuk houden. –
2 Dat is weer achter de rug. Iets achter iemands rug doen. Maak je borst maar nat. Hij heeft een brede rug. Dat kost me een rib uit mijn lijf.
t t t t t
3 1 Maak je borst maar nat. 2 Dat kun je op je buik schrijven. 3 Hij heeft een brede rug. 4 1 2 3 4 5 6 7
rib rug borst lijf buik rug rug
t Iets stiekem doen. t Dat is weer voorbij. t Dat kost veel geld. t Hij kan veel hebben. t Bereid je maar voor. a c b
2 1 2 3 4 5
a c d b e
Iets door de vingers zien. De benen nemen. De handen uit de mouwen steken. Lange tenen hebben. Met het verkeerde been uit bed stappen.
3 1 d 2 b 3 c
4 a 5 e
4 De benen nemen. 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9
– Zich uit de voeten maken.
vingers benen been been handen duimpje tenen duimpje hand
6 Eigen antwoord. 14
Hij is al de hele dag bezig. Iets heel goed kennen. Dat is meteen duidelijk. Ervandoor gaan. Het volhouden.
15
Puzzelmix 3
Taak 13
1
1
h g
h b p r a
g r t o o o u g e l o o e g t e
v i n g v o h v o e b e b e e
h o o f d l ij f e n l e d e m a t e n
Goed gemutst zijn. Ergens met de pet niet bij kunnen. Zich een hoedje schrikken. Ergens geen hoge pet van op hebben. Grijze haren van iets krijgen.
a r e n e i t n g d d f d e r t a r u t o n e n
2 1 2 3 4 5
n g e s i m p j e u w e n d n
hoofd, lijf en ledematen 2 1 Dat is een pak van mijn hart. 2 Ergens de buik van vol hebben. 3 Voet bij stuk houden. 4 Iemand iets op het hart drukken. Zijn hart vasthouden. Iets over het hoofd zien. Zijn hoofd stoten. Met zijn hand over het hart strijken.
16
3 1 3 2 2 3 1
– – – – –
Zeggen dat het belangrijk is. Hij maakt zich zorgen. Iets vergeten. Niemand wil hem helpen. Voor een keer minder streng zijn.
t t t t t
t Heel erg schrikken. t Veel zorgen van iets krijgen. t Een goed humeur hebben. t Iets niet snappen. t Geen vertrouwen in iets hebben.
b d e c a
Ergens met de pet naar gooien. Ergens zijn pet voor afnemen. Iemand in de haren vliegen. Met de pet rondgaan. Iemand een pluim geven.
3 1 c 2 e 3 a
4 b 5 d
4 1 2 3 4
5 pluim 6 pet 7 haren
gemutst pet hoedje pet
5 1 Iemand in de haren vliegen 2 Ergens geen hoge pet van op hebben Rebus 1 betekent: Ruzie met iemand maken. Rebus 2 betekent: Geen vertrouwen in iets hebben. 6 1 elkaar in de haren.
2 grijze haren van. 17
Taak 14
Taak 15
1 Kleren maken de man.
1
– Je wordt beoordeeld op je kleding. De handen uit de mouwen steken. – Hard werken. De mouwen opstropen. – Je klaar maken voor een moeilijk werkje. Iets uit zijn mouw schudden. – Iets met gemak doen. Iemand iets op zijn mouw spelden. – Iemand iets vertellen wat niet waar is. 2 1 2 3 4 5 6
Het naadje van de kous willen weten. Iets op je sloffen kunnen halen. Iemand van de sokken rijden. Iets op je klompen aan voelen komen. De kous op de kop krijgen. 2 De sokken erin zetten. Nu breekt me de klomp. Uit je slof schieten. Iets aan je laars lappen.
k l e r e n
t t t t t
t Iets gemakkelijk kunnen halen. t Iemand omver-rijden. t Weten dat iets gaat gebeuren. t Alles heel precies willen weten. t Bedrogen uitkomen.
– – – –
Ik ga heel snel. Ik ben erg verbaasd. Ik word heel boos. Ik hou er geen rekening mee dat het niet mag. Naast je schoenen lopen. – Ik ben verwaand.
kleren 3 1 2 3 4 4 1 2 3 4 5
b a b a
Kleren maken de man. De broek aan hebben. Ergens een mouw aan passen. Iemand iets op zijn mouw spelden.
3 e n t e o v
kous sokken klomp slof laars schoenen
4 1 2 3 4 5 6
v o e t e n
5 1 Nu breekt me de klomp. 2 De kous op de kop krijgen. 3 Naast zijn schoenen lopen. 6 1 2 3 4 5 6 7
5 broek mouwen mouw hemd broek
2
4 1 5
3 2
voeten 18
19
kous / sok kniekousen / sokken sokken / pantoffels sloffen / slippers schoen/ slof klompen / laarzen klompen / laars
Puzzelmix 4
Puzzelverzamelmix 1
1
1 1 2 3 4 5 6
Rare bokkensprongen maken. Een uiltje knappen. Zich in het hol van de leeuw wagen. Kleine potjes hebben grote oren. Door het oog van de naald kruipen. Een kat in de zak kopen.
2 a b c d e f
2 4 3 5 1 6
p p h a s t e k s o k k e h l b r o s p e l
e a e d
k l e r e n
o u s u i m t e n n
m a k e n
d r s n a a d j e
h o e d j e g r ij z e k l o m p v r a g e n s c h o e n e n kleren maken de man a Je wordt op je kleding beoordeeld. 2 Naast zijn schoenen lopen. Uit zijn slof schieten. 3 1 d 6 2 i 7 3 e 8 4 j 9 5 a 10 Die jas past.
4 het naadje van de kous willen weten
s p a S t
20
3 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel. Van een mug een olifant maken. Met de kippen op stok gaan. De hond in de pot vinden. Voor aap staan. 4 1 2 3 4 5
mondje neus neus neus oog
6 7 8 9
21
ogen oren ogen oren
Puzzelverzamelmix 2
Superpuzzelverzamelmix
1 De … bij elkaar steken.
1 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: 1 de kapper 2 de hotelgast 3 de badmeester 4 de naaister 5 de koopman 6 de boer
t Een … van goud t
t t
hebben.
Ergens met de … niet bij kunnen.
t
t De … op de kop t
Iets aan zijn … lappen.
t
t
krijgen.
Je uit de … maken.
t
t
t
2 Dat ligt voor de hand. Elkaar in de haren vliegen. Goed gemutst zijn. Iemand iets op de mouw spelden. Het hart op de tong dragen.
– – – – –
Dat is meteen duidelijk. Ruzie met elkaar maken. Een goed humeur hebben. Iemand iets wijsmaken. Zeggen wat je denkt. 4 a 3 b 1 c 2
3 1 Hij heeft een brede rug. 2 Iets achter de rug hebben. 3 Hij heeft lange tenen.
4 n a a d j e b e r e n k i p o r e n o g e n r a t
2 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: de tandarts die iemand de mond snoert de oogarts die schele ogen maakt
l a p p e n u i l t j e v i e r n e u s b o r e n h a a l
3 Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Spijt hebben als haren op je hoofd. Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
m u u r s c h r i k h a r t d o d r u g e m u t k a p a k b u i k m o n d t o n g t e n e n h a r e n
5 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De hele dag op de been zijn. Er de buik vol van hebben. Iets achter de rug hebben. Met de pet rondgaan. Iemand van de sokken rijden. Iets op de mouw spelden.
k e n m k k e n s t t
je kent nu veel uitdrukkingen
22
23
24