Twentse Taalbank
SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP 'l
Jl oes op ' n balken en de put Pnu· ' n ge ci '\\'P{. Eig. : het huis
op de zolder en de put voor de gevel. Dat doet men, als men
met zijn hele gezin uitgaat en het huis aan zijn lot overlaat, dus als men geen inheier neemt, die moet inheun: op huis en vee passen (h enn : hoedèn). Van de been, dat röst. Van do henen, dat rust uit. H e hef ::.ienen dag . Eig.: hij l1 eoft zijn dag; Ilij heeft een goede dag, hetzij dat het werk hem v lot van de hand gaat, hetzij dat het een dag van ee r· en genoegen voor ltem is. H e krrn Pillen en Poothollen. Eig. : hij kan villen en voethouden, dus bij het slachten van een nmd togolijk villen en een voet vasthouden, twee dingen t egelijk. Gezegd van iemand die handig is. H es dat wal ooit op de vioo{/,curen sp öllen . Eig. : heb je dat wel ooit op de viool horen spe len: Heb je zoiets ooit beleefd !' J k ::;al di ok (\)al is in 'n graq•en sloiilen. Eig.: ik zal je ook wel eens in de sloot stoLen. l.k ben tot wederdienst bereid . Der is !tonnig in de bloo111. Eig.: er is honing in de bloem. Er is wat te verdienen, de conjnnctuur' is gunstig. He hef cloor 't mesken IJo, \ ' 1\'C i t in de spin' liggen. Eig. : hij hoeft daar zijn mesje hoven in de spinde (etenskast) liggen. Hij kan daar doen wat hij wil, Irij heeft het daal' zeer goed; hij kan daar geen kwaad doen. He hef de làps op hal(Je )\'iltd sloruL Eig.: hij heeft zijn pet op halve wind staan . Hij heeft de muts op één haartje. hij is in de stemming om el' een vrolijke dag van te maken. He reizt op de kloasters. Eig.: hij reist op de kloo sters. Deze nemen reizigers zonde!' onderdak gastvrij op en verlangen daarvoor geen beloning. Heeft iemand er slag van, een rondreisje te maken dat hem weinig kost, door te logeren bij vrienden en kenneissen, dan "reist hij op de kloosters." V•/ . H. D .
90
Twentse Taalbank
SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE OMGEVING l\IOEILIJKHEDEN DES LEVENS
Door bi-j in 't apteek. Daar ben je zeer duur uit. H e koomp der achter daal. Hij komt daarachter op de grond
terecht. Hij vist achter het net, trekt aan het kortste eind . In beraad en berOI,lW staan. In beraad en berouw staan. Aarzelen wat men toch eigenlijk wel zal doen. B erouw zal ter wille van de alliteratie aan beraad zijn toegevoegd. 'n Boord derof kriegen. De baard er af krijgen. Een schrobbering ontvangen. Betekent hetzelfde als 'n gatmaal kriegen of wat noa 't gat kriegen. Een' de but in 'n zak doon. Iemand zijn botten (beenderen)
in de zak doen. Iemand een geducht pak rammel geven, of maken, dat iemand er bekaaid afkomt. Door he' k ginnen grooten dag van. Daar heb ik niet veellust of vertrouwen in. 'n Diksten èèn koomp noa. Het dikste eind komt nog. Het eindje draagt de last. He is bang veur z ienen eierkoarf. Hij is bang voor zijn hachje. Doe zits nog op gin eilaand. Je zit nog op geen eiland. Je kunt je (vooral geldelijk) nog goed re dden. H e kon nick tut dèn val kommen. Hij kon niet tot die val komen, zijn hoofd niet buigen ; wilde zich niet vernederen. 't V edreet is em der inslagen. 't Verdriet is er bij hem ingeslagen. De zaak verdriet hem, hij heeft geen moed meer om ze te voltooien. Dat hef völ veut in ' l gat. Dat heeft veel voeten in 't gat. Dat heeft veel voeLen in de aarde. As 't rnèn gin vusken wodt. Of: as 't mèn nich op nen fJOssen oetdrèèit. Als het maar niet op een mislukking, een teleurstelling uitdraait. Bij een onhandige spinster kan de draad tot een verward kluwen (dat is een vossen ) in elkander lopen. D1:enm gaank is ginnen doktersgaank. Jouw gang is ge n doktersgang. 't Is zo erg niet, daL je een vergeefse gang do eL. Zik 'l gat oet 'n haken loopen. Zijn acl ttersLe uiL 'L lid Jop n. Ila1'd lopen.
Twentse Taalbank
'l Was cm owwer de !wand. Dat was hem over de hand. Dat ging hem te na, daardoor werd hij te veel aangedaan. H eeren beçel is knechte aarbeid. Heren bevel is knechten arbeid. - N eie hee~·e n hangt neie hek. Nieuwe heren hangen nieuwe hekken. Nieuwe heren maken nieuwe wetten . Zoa lang blööit de hei nich. Zo lang bloeit de heide niet. Dat duurt niet eeuwig. Wat owwer 't haal kriegcn. Wat over 't haal krijgen . Een schrobbering ontvangen . Moet men hier aan verband met haal = verschuifbare ketelhaak denken? Ook : Wat op de nöä kriegen, wat op de naden, d.i. een pak ransel krijgen. 't Wil der ho alen ! 't Zal er hard waaien. Daar zal een hartig woordje ge zegd worden. H oalen doet het in 't voorj aar, als er een straffe droge Oostenwind waait. H eet ie::,er en möllensteen rnöj liggen loaten. Heet ijzer en molenstenen moet men laten liggen . Zich niet onnodig in moeilijkheden steken. Dat rril door !mep gewwen. Daar zullen er knappen (donderslagen) vallen. Er zullen harde woorden vallen. As 't koomp, is 't çroo genoog. Als 't komt, is 't nog vroeg genoeg. Geen zorgen vóór de tijd. IJ e löt de moodçecren hangen. Hij laat de moedveren hangen. De moodveeren zijn de pronkveren van een haan, kalkoen, pauw of andere vogel. Hij geeft de moed op. 't Was cm ràch noa de mus. 't Was hem niet naar de muts; dat beviel hem niet . Dat is em bi de ribben oploopen. Dat is hem bij de ribben opgelopen. Dat is hem lelijk t egengevallen, hij is van een koude kermis thuisgekomen. Dat geet oet de schrew. Dat gaat buiten de schreef. H e z it op 'm schupstool. Hij zit op de scho pstoel. H e kik oet, of- e in 'n snee hef kakt. Hij zet een gezicht, of hij in de sneeuw heeft gekakt; een benauwd gezicht. No wodt 't op ne anner waag pakt. Nu wordt het op een andere wagen gepakt. Nu worden er andere, doeltreffender, minder aangename maatregelen genomen.
Aj de mèn an wèènd bint, dan köj m et 't gat in de hekkel z itten (of: in de greep z itten). Als je er maar aan gewend bent,
98
• Twentse Taalbank kun je op een hekel of een greep zitten. Alles is maar een kwestie van gewoonte . 't W èèrken is t,Jeu,r de domme n - en nen pokkel t,Jenr de krommen. Het werk is voor de dommen - en een bult voor de krommen. DE JODEN
Door kan ginne oole J örr \vat oet wies wadden. Daar kan geen oude Jood iets uit wijs worden . .lörlden-Hemmelt,Joort. Joden-Hemelvaart. W anneer zal dat gebeuren ? Nooit, want de Joden vieren geen Hemelvaartsdag. 't Geet der of as in de löddenkèèrk. Ze maken een drukte of herrie als de Joden in de synagoge (in de sjoel). Ook: ze gaat 't an as in de J öddenkèèrk, ze maakt 'n oordeelslewwen, een leven als een oordeel. VAN ALLES WAT
H e hef 't op 'n beseftutentoeten lèzen. Hij heeft het op de papieren beschuitzak gelezen . Gezegd van iemand, die oncontroleerbaar nieuws vertelt. Van een echtpaar met een talrijk kroost zegt men : Ze hebt 't beuk' ken t,Jol, en één op 'n beschutentoeten: het trouwboekje, plaats voor 12 kinderen biedend, is vol, en het dertiende is op den hesebutentoeten geregistreerd . Wat zik betweit, dut bedreit zik. Wat tweemaal is gebeurd, dat zal ook driemaal gebeuren . Twei, drei, t,Jeier zijn overigens boers; in het dorp luiden de telwoorden t\vee, dree, t,J eer. H e hef de oolste breew. Hij heeft de oudste brieven (rechten ). Dat dobbelt derwn. Dat dobbelt erom. Dat is nagenoeg gelijk, nagenoeg even mogelijk. Wat met de gek beslaan. Iets met de gekheid beslaan . Zich met een grapje ergens afmaken, een ernstige zaak een humoristische wending geven. W el di wat drit, döt di nich te kot. Wie er voor bedankt je zin t e doen, doet je niet te kort. /J at zal mi in 'n droam nich invallen. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt; droam = droom. in alle grawens te geliek lopen. Jn alle sloten te gelijk lopen. Ove,·nl Le gelijk willen zijn, all s t e ge l:ijk will en opknappon. !Hl
Twentse Taalbank Dat geel met gunsten en goawen. Dat gaat met gunsten en gaven, dus niet volgens recht en billijkheid. De gunst is zoa good as de goaw. De gunst is zo goed als de gaaf. Goede bedoelingen zijn even goed als goede daden. No biw halfbod. Nu zijn we halfweg ons doel. Bijbetekenis: nu zijn we vastgelopen. Maak 't op halfbod = maak 't op de helft. Een wat in 'n hals hangen. Iemand iets wijs maken. 't H emd is nöäger as 'n rok. Het hemd is nader dan de rok. No bi,v op ééne höst. Eig.: nu zijn we op dezelfde horst. Nu zijn wij het eens, nu zijn wij in gelijke omstandigheden. Een höst of horst is een stuk hoog bouwland, door lagere gronden omgeven. Zo liggen er bij Denekamp een JJ ilgenhöst, een Höstakker en een boerderij Hös(t)man. Doe mos nen knup in ' t oor (in ' t hemd) do on. Je moet een knoop in je oor (in je hemd) leggen (om iets niet te vergeten). Doe 't !wapen opk1vam, was 't gewwen doan. Toen het kopen in zwang kwam, was het geven gedaan. Wat nich is, Jean nog kommen. \Vat niet is, kan nog komen. Door is gin kop of gat an. Daar is kop noch staart aan. Dat 't is 't kreunken deroet. Dat is 't kroontje eruit. Dat is 't neusje van de zalm. 't Oag döt vekoapen. 't Oog doet verkopen. He is an 't pilo scheuren. Pilo is een sterke bruine stof voor' werkbroeken, dat een schreeuwend geluid geeft bij 't doorscheuren: hij laat een onwelgevoeglijk geluid horen. Een 'n peppeln achternao metten. Iemand de peppelen (klomp) achterna meten. Iemand de klomp naschoppen. 'n Eenen z ien recht is 'n aander ::.ien onrecht nich. Waar de een recht op heeft, dat mag men de ander niet ontzeggen. Gelijke monniken, gelijke kappen. W el schrif, dee blij. Wie schrijft, die blijft. Za 'k di is wat zeggen? Ja, wat is er? Gekscherend antwoord: Nen stoeten is ginnen weggen! Een stoeten is een wittebrood van gewoon deeg, een weggen is een wittebrood met krenten en sucade erin, met melk en eieren toebereid. Van nen scheet nen dreet (of nen doonderslag) maken. Van een mug een olifant maken.
100
Twentse Taalbank
No bicv schöd-leu. Nu zijn we gescheiden lieden. Wij zijn het eens of wij zijn quitte. A s ne snieder löp, dan röst- e oet. Als een kleermaker loopt, rust hij uit. Gekscherend gezegd, omdat een s1üjder moe wordt van het zittend werk op de sniedersto afel, en een wand eling een verpozing voor hem bet ekent. N e snieder hef mèn ene dèèrm. Een kleermaker heeft maar één darm. Hij behoeft niet veel te eten of kan niet veel eten bij zijn zittende leven. H e CJerdeent ne snieders-dagh uur. Hij verdient een snijdersdagloon: bitter weinig. E en snieders-daghuur was vroeger: nen schillink met de kost; een schillink was een halve mark of 30 cent. Tol Als iemand zegt: To (toe dan, to e nu), dan is het antwoord daarop: To hef gin gat: toe ( = dicht) heeft geen gat. Met 'n toon tuk betalen. Met gesloten zak betalen, dus met gesloten beurzen betalen. Dat doert Clan twaalf uur tut 'n middag. Dat is maar van zeer korte duur. ' n Middag is het middagluiden met de kerkklok, dat geschiedt na klokslag van twaalven, met de "middagklok". Dat wasschet di gin water of. Dat wast je geen water af. Daarvan kun je je niet schoonpraten; daaraan ontkom je niet. Dat is gin butbrekkens wèèrk. Dat is geen werk, waarbij men zijn botten breekt; daarbij behoeft men zich niet bijzonder in t e spannen. 't Mot bi de weg bliewen. Het moet bij de weg blijven. Er is een maat in alle dingen. Nen cveg op CJief Cleerln ma~en . Een weg op vijf vierendelen maken; du s : een grote omweg maken. Dat is mi ééne wiks. Dat is mij één schoensmeer. 't Zelfde als dat is mi één toet-men; dat is 1111: net lees, dat is mij precies hetzelfde (lees = allees = al-een s -· ge lijk) . Dat is em Clan de cvind nich ancvèèitL. Da t. is hem van de wind n if' L aangewaaid; dat he eft een z J' bepaalde oor·zaak gehad . W . 11. Dl
.J~L J )I<:I
N
101